2 AUGUSTUS 2002. - Wet betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-09-2002 en tekstbijwerking tot 28-04-2025)
HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Art. 1-2, 2/1
HOOFDSTUK II. - [Markten en transacties in financiële instrumenten] [1 en gedragsregels]1 <KB 2007-04-27/85, art. 5, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
Afdeling 1. - Gereglementeerde markten.
Art. 3-6, 6bis, 7-13
Afdeling 2.
Art. 14
Afdeling 3.
Art. 15
Afdeling 4.
Art. 16-17, 17bis, 18-20
Afdeling 5. - Effectenmakelaars
Art. 21
Afdeling 5bis. [1 Codificatie van in België uitgegeven financiële instrumenten]1
Art. 21bis
Afdeling 6. [1 Centrale effectenbewaarinstellingen en centrale tegenpartijen - Bepalingen over het toezicht op de financiële en niet-financiële tegenpartijen krachtens Verordeningen 648/2012 en 2015/2365 en bepalingen over effectenafwikkeling krachtens Verordening 909/2014]1.
Art. 22, 22bis, 22ter, 22quater, 23, 23bis, 23ter, 23quater
Afdeling 7. - Transacties in financiële instrumenten en [1 ...]1 gedragsregels.
Onderafdeling 1. [1 - Beroep op een gekwalificeerde tussenpersoon]1
Art. 24
Onderafdeling 2. [1 Marktmisbruik]1
Art. 25, 25bis
Onderafdeling 3. [1 Gedragsregels]1
Art. 26-27, 27bis, 27ter, 27quater, 28, 28bis, 28ter, 28quater, 29, 29bis, 30, 30bis, 30ter, 30quater
Onderafdeling 4. - [1 Voorrecht van de gekwalificeerde tussenpersonen en van de [2 centrale effectenbewaarinstellingen]2 en spelexceptie.]1
Art. 31-32
Afdeling 8. - Toezicht door de [1 FSMA]1. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 33-36, 36bis, 37, 37bis, 37ter, 37quater, 37quinquies, 37sexies, 37septies, 37octies, 37nonies, 37decies, 37undecies
Afdeling 9. - Strafsancties.
Art. 38-40, 40bis, 41-43
Afdeling 10. - Internationale samenwerking inzake bestrijding van marktmisbruik. <Ingevoegd bij KB 2005-08-24/42, art. 9; Inwerkingtreding : 19-09-2005>
Art. 43bis
HOOFDSTUK III. - Commissie voor het Bank- en Financiewezen.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art. 44-45
Art. 45 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 45bis, 45ter, 46, 46bis, 46ter
Afdeling 2. - Organen.
Art. 47-48, 48bis, 49-53
Afdeling 3. - Organisatie.
Art. 54-58
Afdeling 4. - Werking.
Art. 59-69, 69bis, 69ter
Afdeling 5. [1 - Procedureregels voor het opleggen van administratieve geldboetes door de FSMA in de materies als bedoeld in artikel 45 en voor het opleggen van administratieve maatregelen en geldboetes als bedoeld in artikel 59 van de wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren.]1
Art. 70-73
Afdeling 5bis. [1 - Bekendmaking van dwangsommen]1
Art. 73bis
Afdeling 6. - Beroepsgeheim, uitwisseling van informatie en samenwerking met andere autoriteiten.
Art. 74-77, 77bis, 77ter, 77quater, 77quinquies
Afdeling 7. - [1 Onderzoeksbevoegdheden, administratieve geldboetes en maatregelen bij het onwettelijk aanbod of de illegale levering van financiële producten of diensten en strafbepalingen]1
Art. 78, 78bis, 79-85, 85bis, 86, 86bis, 86ter, 87
Afdeling 8. [1 Complianceofficers]1
Art. 87bis
Afdeling 9. [1 Bijstand van revisoren]1
Art. 87ter
Afdeling 10. [1 Rapportering]1 [2 en toegang tot de websites]2
Art. 87quater
Afdeling 11. [1 - Mystery shopping]1
Art. 87quinquies
HOOFDSTUK IV. - [1 Comité voor systeemrisico's en systeemrelevante financiële instellingen.]1 [2 opgeheven]2
Art. 88-106
Afdeling 6. - Beroepsgeheim, uitwisseling van informatie en samenwerking met andere autoriteiten. (Opgeheven door KB 2003-03-25/34, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 109-114
Afdeling 7. - Onderzoeksbevoegdheden en strafbepalingen. (Opgeheven door KB 2003-03-25/34, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 115-116
HOOFDSTUK IV.<Opgeheven bij W 2010-07-02/17, art. 23, 042; Inwerkingtreding : 26-10-2010>
Art. 117, 117bis, 117ter, 118-119
HOOFDSTUK V. - Verhaalmiddelen tegen de beslissingen van de minister, de [1 FSMA]1 en de [2 marktexploitanten]2 [ , tussenkomst van de FSMA voor de strafgerechten en vordering tot staking]. <W 2013-07-31/03, art. 4, 052; Inwerkingtreding : 09-09-2013> <Hoofdstuk hernummerd bij W 2007-05-02/31, art. 49, 028; Inwerkingtreding : 22-06-2007>
Art. 120-128
HOOFDSTUK VI.
HOOFDSTUK VII. - Wijzigings-, opheffings- en diverse bepalingen. <Hoofdstuk hernummerd bij W 2007-05-02/31, art. 49, 028; Inwerkingtreding : 22-06-2007>
Art. 129-149
1934102450 1935070950 1939113051 1945051806 1967111019 1967111021 1975070904 1989011067 1990003737 1991003038 1993003235 1995003337 1995011169 1998003158 1998003441 1999A09646
2002003395 2002003468 2002003557 2002011485 2003003108 2003003188 2003003204 2003003222 2003003223 2003003225 2003003226 2003003227 2003003229 2003003230 2003003239 2003003240 2003003241 2003003297 2003003310 2003003319 2003003380 2003003423 2003003491 2003003493 2003003534 2003003538 2003003546 2003003585 2004003042 2004003058 2004003082 2004003083 2004003151 2004003372 2004003432 2004003433 2004003434 2004003470 2004011135 2004A03058 2004A03151 2004A03432 2004A03470 2005003069 2005003329 2005003512 2005003513 2005003569 2005003599 2005003671 2005003725 2005003726 2005003861 2005003871 2005A03329 2006003162 2006003179 2006003180 2006003199 2006003219 2006003465 2006003481 2006003601 2006003602 2006A03465 2006A03602 2007003036 2007003131 2007003225 2007003240 2007003241 2007003286 2007003294 2007003335 2007003344 2007003375 2007003489 2007003493 2007003508 2007003512 2007003513 2007A03335 2007A03344 2007A03512 2007A03513 2008003114 2008003120 2008003201 2008003274 2008003326 2008003344 2008003398 2008003427 2008003450 2008003503 2008003511 2008003513 2008A03511 2009003063 2009003064 2009003113 2009003114 2009003148 2009003152 2009003160 2009003169 2009003171 2009003195 2009003196 2009003214 2009003245 2009003311 2009003352 2009003374 2009003380 2009003486 2010003065 2010003066 2010003133 2010003166 2010003418 2010003448 2010003516 2010003517 2010003644 2010A03085 2010A03166 2010A03516 2010A03644 2011003075 2011003096 2011003127 2011003220 2011003221 2011003239 2011009022 2011A03075 2012003099 2012003100 2012003104 2012003105 2012003177 2012003205 2012003264 2012003305 2012003373 2012A03099 2012A03100 2012A03205 2013003051 2013003159 2013003172 2013003173 2013003190 2013003191 2013003226 2013003303 2013003329 2013003354 2013011629 2013A03159 2013A03172 2013A03173 2013A03190 2013A03191 2013A03226 2014003145 2014003362 2014011065 2014011142 2014011143 2014011323 2014011329 2014011330 2014018138 2014A03362 2014A11323 2014A11330 2015003265 2015003402 2015A03402 2016003165 2016003314 2016003339 2016011324 2016011432 2016A03314 2016A11324 2016A11432 2017010809 2017010982 2017011974 2017012928 2017013378 2017013584 2017031235 2017032192 2017032193 2017032214 2017040443 2017040989 2017A10809 2017A11974 2017A12928 2017A13378 2017A13584 2017A32193 2018010246 2018010247 2018014014 2018014159 2018030838 2018031644 2018204737 2018A30838 2018A31644 2019011692 2019031165 2019040310 2019A31165 2019A40310 2020042875 2020A42875 2021032944 2021034423 2021043556 2022020493 2022020557 2022020693 2022031231 2022031918 2022042461 2022042933 2022A20557 2022A20693 2022A42461 2023040640 2023047970 2023048342 2023A47970 2023A48326 2023B48326 2024004455 2024005147 2024A04455 2024A05147 2025002457 2025002893 2025002941
HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art.2.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
1° [" financieel instrument " : [26 elke instrument dat tot één van de volgende categorieën behoort, met inbegrip van dergelijke instrumenten die worden uitgegeven door middel van distributed ledger-technologie in de zin van artikel 2, 1), van Verordening 2022/858]26 :
a) effecten, als omschreven in het 31°;
b) geldmarktinstrumenten, als omschreven in het 32°;
c) rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging;
d) opties, futures, swaps, rentetermijn-contracten en andere derivatencontracten die betrekking hebben op effecten, valuta, rentevoeten of rendementen, [14 emissierechten,]14 of andere afgeleide instrumenten, financiële indexen of maatstaven en die kunnen worden afgewikkeld door middel van materiële aflevering of in contanten;
e) opties, futures, swaps, [14 termijncontracten]14 en andere derivatencontracten die betrekking hebben op grondstoffen en in contanten moeten of mogen worden afgewikkeld naar keuze van één van de partijen (tenzij de reden het in gebreke blijven is of een andere gebeurtenis die beëindiging van het contract tot gevolg heeft);
f) opties, futures, swaps en andere derivatencontracten die betrekking hebben op grondstoffen en kunnen worden afgewikkeld door middel van materiële levering, mits zij worden verhandeld op [14 een gereglementeerde markt, een MTF of een OTF, met uitzondering van voor de groothandel bestemde energieproducten die zijn verhandeld op een OTF die door middel van materiële levering moeten worden afgewikkeld]14;
g) andere, niet in f) vermelde opties, futures, swaps, termijncontracten en andere derivatencontracten die betrekking hebben op grondstoffen, die kunnen worden afgewikkeld door middel van materiële levering en niet voor commerciële doeleinden bestemd zijn, en die de kenmerken van andere afgeleide financiële instrumenten hebben [14 ...]14;
h) afgeleide instrumenten voor de overdracht van het kredietrisico;
i) financiële contracten ter verrekening van verschillen ("contracts for differences");
j) opties, futures, swaps, rentetermijncontracten en andere derivatencontracten met betrekking tot klimaatvariabelen, vrachttarieven [14 ...]14, inflatiepercentages of andere officiële economische statistieken, en die contant moeten, of, op verzoek van één der partijen, kunnen worden afgewikkeld (tenzij de reden het in gebreke blijven is of een andere gebeurtenis die beëindiging van het contract tot gevolg heeft), alsmede andere derivatencontracten met betrekking tot activa, rechten, verbintenissen, indices en maatregelen dan die vermeld in het 1° die de kenmerken van andere afgeleide financiële instrumenten bezitten, [14 waarbij inzonderheid in aanmerking wordt genomen of zij op een gereglementeerde markt, een MTF of een OTF worden verhandeld]14;] <KB 2007-04-27/85, art. 2, 1°, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
k) [14 emissierechten;]14
[14 l) andere waarden of rechten aangeduid door de Koning op advies van de FSMA en de Bank, in voorkomend geval voor de toepassing van de bepalingen die Hij aanwijst;]14
2° [11 "geaccepteerde marktpraktijk" : een specifieke marktpraktijk die door de bevoegde autoriteit van een lidstaat in overeenstemming met artikel 13 van Verordening 596/2014 is geaccepteerd;]11
[16 2° /1 "handelsplatform": een handelsplatform als gedefinieerd in artikel 3, 5°, van de wet van 21 november 2017 ;]16
3° [16 "gereglementeerde markt": een gereglementeerde markt als gedefinieerd in artikel 3, 7°, van de wet van 21 november 2017 ;]16
4° [16 "multilaterale handelsfaciliteit (Multilateral trading facility - MTF)": een MTF als gedefinieerd in artikel 3, 10°, van de wet van 21 november 2017 ;]16
5° [16 "Belgische gereglementeerde markt": een Belgische gereglementeerde markt als gedefinieerd in artikel 3, 8°, van de wet van 21 november 2017 ;]16
6° [16 "gereglementeerde markt uit een andere lidstaat": een gereglementeerde markt uit een andere lidstaat, als gedefinieerd in artikel 3, 9°, van de wet van 21 november 2017 ;]16
[16 6° /1 "georganiseerde handelsfaciliteit" of "OTF" ("organised trading facility"): een OTF als gedefinieerd in artikel 3, 13°, van de wet van 21 november 2017 ;]16
7° [16 "marktexploitant": een marktexploitant als gedefinieerd in artikel 3, 3°, van de wet van 21 november 2017 ;]16
8° [16 "systematische internaliseerder": een systematische internaliseerder als gedefinieerd in artikel 3, 29°, van de wet van 21 november 2017 ;]16
9° "financiële tussenpersoon" : elke persoon van wie het gewone bedrijf bestaat in het beroepsmatig verrichten van beleggingsdiensten;
10° "gekwalificeerde tussenpersoon" : elke financiële tussenpersoon die tot één van de volgende categorieën behoort :
a) de kredietinstellingen naar Belgisch recht die zijn ingeschreven op de lijst bedoeld [8 in artikel 14 van de [12 wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen]12;]8
b) de kredietinstellingen waarvan de Staat van herkomst een andere Lidstaat van de Europese Economische Ruimte is en die in België beleggingsdiensten mogen verstrekken overeenkomstig [8 artikel 312 of 313]8 van dezelfde wet;
c) de kredietinstellingen waarvan de Staat van herkomst een derde Staat is en die in België beleggingsdiensten mogen verstrekken overeenkomstig [8 artikel 333]8 van dezelfde wet;
d) [de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht die over een vergunning als beursvennootschap of vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies beschikken;] <KB 2007-04-27/85, art. 2, 7°, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
e) de beleggingsondernemingen waarvan de Staat van herkomst een andere Lidstaat van de Europese Economische Ruimte is en die in België beleggingsdiensten mogen verstrekken krachtens artikel 110 van dezelfde wet, met inbegrip van natuurlijke personen van wie de Staat van herkomst het verstrekken van beleggingsdiensten in de hoedanigheid van natuurlijke persoon toelaat;
f) de beleggingsondernemingen waarvan de Staat van herkomst een derde Staat is en die in België beleggingsdiensten mogen verstrekken krachtens artikel 111 van dezelfde wet;
g) [...] <KB 2007-04-27/85, art. 2, 8°, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
h) de Europese Centrale Bank, de [2 Bank]2 en de andere centrale banken van de Lidstaten van de Europese Economische Ruimte, onverminderd de toepassing van artikel 108 van het Verdrag tot oprichting van de [7 Europese Unie]7;
i) de andere financiële tussenpersonen aangeduid door de Koning op advies van de [[4 FSMA]4], in voorkomend geval voor de toepassing van de bepalingen die Hij aanwijst; <KB 2003-03-25/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
[22 10° /1 "lidstaat": een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER);]22
11° (" lidstaat van herkomst " :
a) in het geval van een beleggingsonderneming :
i) indien de beleggingsonderneming een natuurlijke persoon is, de lidstaat waar deze persoon zijn hoofdkantoor heeft;
ii) indien de beleggingsonderneming een rechtspersoon is, de lidstaat waar haar statutaire zetel is gelegen;
iii) indien de beleggingsonderneming overeenkomstig haar nationale wetgeving geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar haar hoofdkantoor is gelegen;
b) [16 ...]16
12° "derde Staat" : elke Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte;
13° (" lidstaat van ontvangst " : de lidstaat die niet de lidstaat van herkomst is en waar de beleggingsonderneming een bijkantoor heeft of diensten en/of activiteiten verricht [16 ...]16) <KB 2007-04-27/85, art. 2, 10°, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
14° [15 "voorwetenschap": informatie in de zin van artikel 7, leden 1 tot 4, van Verordening 596/2014;]15
15° (" limietorder " : een order om een financieel instrument tegen de opgegeven limietkoers of een betere koers en voor een gespecificeerde omvang te kopen of te verkopen;) <KB 2007-04-27/85, art. 2, 11°, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
16° [9 "centrale tegenpartij" : een centrale tegenpartij als gedefinieerd in artikel 2, punt 1), van Verordering (EU) Nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters;]9
17° [18 ...]18
18° "open raadpleging" : de procedure volgens welke de inhoud van een besluit of een reglement dat de Koning, de minister, (of de [4 FSMA]4 overweegt te nemen, vooraf door de betrokken overheid wordt toegelicht in een consultatieve nota die wordt gepubliceerd op de Internetsite van het Ministerie van Financiën, (of van de [4 FSMA]4, naargelang van het geval, met uitnodiging aan de belanghebbende partijen om hun eventuele commentaar mede te delen binnen de termijn aangegeven in de nota; <KB 2003-03-25/34, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
19° "minister" : behoudens bijzondere bepalingen, de Minister van Financiën (...); <KB 2003-03-25/34, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
20° "[2 Bank]2" : de Nationale Bank van België;
[3 20°bis " de organieke wet van de Bank " : de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België;]3
21° [6 " FSMA " : Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, in het Duits " Autorität Finanzielle Dienste und Märkte " en in het Engels " Financial Services and Markets Authority ";]6
22° [15 "emittent": een uitgevende instelling in de zin van artikel 3, lid 1, punt 21, van Verordening 596/2014;]15
23° [15 spotcontract voor grondstoffen": een spotcontract voor grondstoffen als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt 15, van Verordening 596/2014;]15
24° [15 voor de groothandel bestemd energieproduct": een voor de groothandel bestemd energieproduct in de zin van artikel 2, punt 4, van Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie;]15
25° [14 "emissierecht": een emissierecht bestaande uit eenheden waarvan is vastgesteld dat deze in overeenstemming zijn met de vereisten van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (emissiehandelssysteem);]14
26° " distributiekanalen " : kanalen waarlangs informatie openbaar wordt of kan worden; " informatie die openbaar kan worden " : informatie waartoe een groot aantal personen toegang hebben.) <KB 2005-08-24/42, art. 2, 3°, 016; Inwerkingtreding : 19-09-2005>
[27° " cliënt " : iedere natuurlijke of rechtspersoon voor wie een beleggingsonderneming of kredietinstelling beleggingsdiensten en/of nevendiensten verricht [6 alsook iedere natuurlijke of rechtspersoon die de afnemer is van andere financiële diensten of van financiële producten als bedoeld in de betrokken bepaling]6;
28° " professionele cliënt " : een cliënt die voldoet aan de criteria bepaald door de Koning [3 op advies van de FSMA en de Bank]3;
29° " niet-professionele cliënt " : een cliënt die niet als een professionele cliënt wordt behandeld;
30° " in aanmerking komende tegenpartijen " : door de Koning op advies van de [4 FSMA]4 bepaalde personen;
31° " effecten " : alle categorieën op de kapitaalmarkt verhandelbare waardepapieren, betaalinstrumenten uitgezonderd, zoals :
a) aandelen in vennootschappen en andere met aandelen in vennootschappen, partnerships of andere entiteiten gelijk te stellen waardepapieren, alsmede aandelencertificaten;
b) obligaties en andere schuldinstrumenten, alsmede certificaten betreffende dergelijke effecten;
c) alle andere waardepapieren die het recht verlenen die effecten te verwerven of te verkopen of die aanleiding geven tot een afwikkeling in contanten waarvan het bedrag wordt bepaald op grond van effecten, valuta's, rentevoeten of rendementen, grondstoffenprijzen of andere indexen of maatstaven;
32° " geldmarktinstrumenten " : alle categorieën instrumenten die gewoonlijk op de geldmarkt worden verhandeld, zoals schatkistpapier, depositocertificaten en commercial paper, betaalinstrumenten uitgezonderd;
[16 32/1° "representatieve certificaten" (depositary receipts): representatieve certificaten als gedefinieerd in artikel 3, 18°, van de wet van 21 november 2017 ;]16
33° [16 "bevoegde autoriteit": de FSMA of de autoriteit die elke lidstaat met toepassing van artikel 67 van Richtlijn 2014/65/EU aanwijst, tenzij in de Richtlijn anders is gespecificeerd;]16
34° " kredietinstelling " : iedere instelling [8 bedoeld in Boek II en in de Titels I en II van Boek III van de [12 wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen]12;]8
35° " [10 beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging]10 " : een beheervennootschap in de zin van [5 [10 artikel 3, 12°,]10 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles]5;
[10 35° /1 "beheervennootschap van AICB's" : een beheervennootschap in de zin van artikel 3, 12°, van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders;]10
[14 36° "Richtlijn 2014/65/EU": Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende marken voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU;
37° "Verordening 600/2014": Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012;]14
38° [16 "Gedelegeerde verordening 2017/565: Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 houdende aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn;]16
[16 38/1° Gedelegeerde richtlijn 2017/593: Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2017/593 van de Commissie van 7 april 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het vrijwaren van financiële instrumenten en geldmiddelen die aan cliënten toebehoren, productgovernanceverplichtingen en de regels die van toepassing zijn op het betalen of het ontvangen van provisies, commissies en geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen;]16
[3 39° [6 " financiële producten " : spaar-, beleggings-, of verzekeringsproducten;]6 ]3
[3 40° [6 " financiële diensten " : diensten die verband houden met een of meerdere financiële producten;]6 ]3
[24 40° /1 "virtuele munt": een digitale weergave van waarde die niet door een centrale bank of een overheid wordt uitgegeven of ge-garandeerd, die niet noodzakelijk aan een wettelijk vastgestelde valuta is gekoppeld en die niet de juridische status van valuta of geld heeft, maar die door natuurlijke of rechtspersonen als ruilmiddel wordt aanvaard en die elektronisch kan worden overgedragen, opgeslagen en verhandeld;]24
[1 41° [8 "de wet van 25 april 2014" : [25 de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen]25;]8 ]1
[16 41° /1 "de wet van 21 november 2017 ": de wet van 21 november 2017 over de infrastructuren voor de markten voor financiële instrumenten en houdende omzetting van Richtlijn 2014/65/EU;]16
[25 41° /2 "de wet van 20 juli 2022": de wet van 20 juli 2022 op het statuut van en het toezicht op beursvennootschappen en houdende diverse bepalingen;]25
[6 42° " spaarrekening " : een rekening waarmee gelddeposito's in ontvangst worden genomen door de kredietinstellingen als bedoeld in [20 artikel 28, eerste lid, 1°, van de wet van 11 juli 2018 2018 op de aanbieding aan het publiek en van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt]20, met uitzondering van de betaalrekeningen in de zin van artikel 2, 8°, van de wet van 10 december 2009 betreffende de betalingsdiensten.
43° " ESMA " : de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten (European Securities and Markets Authority) als opgericht door de Europese Verordening nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010;
44° " EBA " : de Europese Bankautoriteit, (European Banking Authority) als opgericht door de Europese Verordening nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010;
45° " EIOPA " : de Europese Autoriteit voor Verzekeringen en Bedrijfspensioenen (European Insurance and Occupational Pensions Authority) als opgericht door de Europese Verordening nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010;]6
[9 46° "Verordering 648/2012" : Verordering (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters;
47° "financiële tegenpartij" : een onderneming als gedefinieerd in artikel 2, punt 8), van Verordering 648/2012 [17 of in artikel 3, punt 3), van Verordening 2015/2365]17;
48° "niet-financiële tegenpartij" : een onderneming als gedefinieerd in artikel 2, punt 9), van Verordering 648/2012 [17 of in artikel 3, punt 4), van Verordening 2015/2365]17;]9
[11 49° "Verordening 596/2014" : verordening (EU) Nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie.]11
[12 [13 50°]13 wet van 25 oktober 2016 : wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies;]12
[13 51° "verordening 1286/2014": verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PRIIP's);
52° "PRIIP": een product zoals gedefinieerd in artikel 4.3 van de verordening 1286/2014.]13
[15 53° "Richtlijn 2014/57/EU": Richtlijn 2014/57/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende strafrechtelijke sancties voor marktmisbruik (richtlijn marktmisbruik);
54° "Richtlijn (EU) 2015/2392": Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2015/2392 van de Commissie van 17 december 2015 bij Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de melding van daadwerkelijke of potentiële inbreuken op deze verordening aan de bevoegde autoriteiten;
55° "Verordening 1031/2010": Verordening (EU) Nr. 1031/2010 van de Commissie van 12 november 2010 inzake de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap;
[19 55° /1 "Verordening 2017/2402": Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot instelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012;]19
56° "terugkoopprogramma": een terugkoopprogramma in de zin van artikel 3, lid 1, punt 17, van Verordening 596/2014;
57° "stabilisatie": stabilisatie in de zin van artikel 3, lid 2, punt d), van Verordening 596/2014;]15
[16 58° "koppelverkoop": het aanbieden van een beleggingsdienst samen met een andere dienst of een ander product als onderdeel van een pakket of als voorwaarde waarvan de overeenkomst of het pakket afhankelijk is gesteld;
59° [23 "landbouwgrondstoffenderivaten": derivatencontracten met betrekking tot producten die zijn opgesomd in artikel 1 van, en bijlage I, delen I tot XX en XXIV/1, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten, alsook met betrekking tot producten die zijn vermeld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten;]23
60° "duurzame drager": ieder hulpmiddel:
a) dat een cliënt in staat stelt om persoonlijk aan hem gerichte informatie op zodanige wijze op te slaan dat deze achteraf gedurende een voor het doel van de informatie toereikende periode kan worden geraadpleegd; en
b) waarmee de opgeslagen informatie ongewijzigd kan worden gereproduceerd.]16
[17 61° "centrale effectenbewaarinstelling" ("contrat") : een centrale effectenbewaarinstelling als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 1), van Verordening (EU) Nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012;]17
[17 62° "Verordening 909/2014" : Verordening (EU) Nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012;]17
[17 63° "afwikkeling" : de voltooiing van een effectentransactie, als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 7), van Verordening 909/2014;]17
[17 64° "afwikkelingssysteem" : een systeem als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 10), van Verordening 909/2014;]17
[17 65° "Verordening 2015/2365" : Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012;]17
[17 66° "instellingen die ondersteuning verlenen aan centrale effectenbewaarinstellingen" : de in artikel 36/26/1, §§ 4 en 5 van de organieke wet van de Bank bedoelde instellingen;]17
[17 67° "depositobanken" : de in artikel 36/26/1, § 6, van de organieke wet van de Bank bedoelde kredietinstellingen;]17
[17 68° "Verordening 2016/679" : Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);]17
[19 69° "Verordening 2016/1011": Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014;
70° "benchmark": een benchmark in de zin van artikel 3, lid 1, 3), van Verordening 2016/1011";
71° "benchmarkbeheerder": een beheerder in de zin van artikel 3, lid 1, 6), van Verordening 2016/1011;
72° "transactieregister": een transactieregister in de zin van artikel 2, 2), van Verordening 648/2012".]19
[21 73° "Verordening 2019/2088": de Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over de duurzaamheid in de financiëledienstensector;]21
[22 73° "Verordening 575/2013": Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012;]22
[21 74° "Verordening 2020/852": de Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088.]21
[22 74° "achtergesteld in aanmerking komend passief": een in aanmerking komend passief dat voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 72bis van Verordening 575/2013, met uitzondering van artikel 72bis, lid 1, punt b), en artikel 72ter, leden 3 tot 5, van die Verordening;]22
[22 75° "aanvullend-tier 1-instrumenten": de instrumenten die voldoen aan de voorwaarden van artikel 52, lid 1, van Verordening 575/2013;]22
[22 76° "tier 2-instrumenten": de instrumenten die voldoen aan de voorwaarden van artikel 63 van Verordening 575/2013;]22
[23 77° "make-whole-clausule": een bepaling die tot doel heeft de belegger te beschermen door ervoor te zorgen dat, in geval van vervroegde aflossing van een obligatie, de emittent aan de houder van de obligatie een bedrag moet betalen dat gelijk is aan de som van de netto contante waarde van de resterende couponbetalingen die tot de vervaldatum worden verwacht, en de hoofdsom van de af te lossen obligatie;
78° "elektronische vorm": elke andere duurzame drager dan papier;
79° "wissel van financiële instrumenten": het verkopen van een financieel instrument en het kopen van een ander financieel instrument of het uitoefenen van een recht om een wijziging aan te brengen met betrekking tot een bestaand financieel instrument;]23
[24 80° "CDZ": Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen als bedoeld in artikel 49 van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;]24
[25 81° "Verordening 2019/1238": Verordening (EU) 2019/1238 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 inzake een pan-Europees persoonlijk pensioenproduct (PEPP);
82° "PEPP": pan-Europees persoonlijk pensioenproduct, zoals gedefinieerd in artikel 2, 2°, van Verordening 2019/1238;
83° "GTM-verordening": Verordening (EU) Nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen;]25
[26 84° Verordening (EU) 2022/858": Verordening (EU) 2022/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende een proefregeling voor marktinfrastructuren op basis van distributed ledger-technologie en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 909/2014 en Richtlijn 2014/65/EU;]26
[27 85° Richtlijn 2013/34/EU: Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad;
86° Gedelegeerde Verordening 2021/2178: Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178 van de Commissie van 6 juli 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad door vaststelling van de inhoud en de presentatie van door aan artikel 19bis of artikel 29bis van Richtlijn 2013/34/EU onderworpen ondernemingen te rapporteren informatie betreffende ecologisch duurzame economische activiteiten en door vaststelling van de methode om aan deze rapportageverplichting te voldoen;
87° duurzaamheidsinformatie: de informatie over duurzaamheidsaspecten die de vennootschappen moeten publiceren overeenkomstig de artikelen 3:6/3, 3:6/4 of 3:6/5, naargelang het geval, 3:6/8 en 3:6/9 of 3:32/2, 3:32/3 et 3:32/6 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, of overeenkomstig de bepalingen van hun nationale wetgeving tot omzetting van de artikelen 19bis, 29bis en 29quinquies van Richtlijn 2013/34/EU;
88° ESAP-verordening: Verordening (EU) 2023/2859 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 tot oprichting van een Europees centraal toegangspunt dat gecentraliseerde toegang biedt tot voor financiële diensten, kapitaalmarkten en duurzaamheid relevante publiek beschikbare informatie;
89° centraal toegangspunt (ESAP): het krachtens de ESAP-verordening vastgesteld Europees centraal toegangspunt;]27
[28 90° Verordening 2022/2554: Verordening (EU) 2022/2554 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 betreffende digitale operationele weerbaarheid voor de financiële sector en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1060/2009, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 909/2014 en (EU) 2016/1011;
91° Verordening 2023/2631: Verordening (EU) 2023/2631 van het Europees Parlement en de Raad van 22 november 2023 betreffende Europese groene obligaties en optionele openbaarmakingen voor obligaties die als ecologisch duurzame obligaties op de markt worden gebracht en voor aan duurzaamheid gekoppelde obligaties.]28
(Voor de toepassing van deze wet worden de volgende begrippen verstaan in dezelfde zin als in de [12 wet van 25 oktober 2016]12 :
1° beleggingsonderneming;
2° beleggingsdiensten en activiteiten;
3° nevendiensten;
4° beleggingsadvies;
5° uitvoering van orders voor rekening van cliënten;
6° handelen voor eigen rekening;
7° market maker;
8° vermogensbeheer;
9° verbonden agent;
10° bijkantoor;
11° gekwalificeerde deelneming;
12° moederonderneming;
13° dochteronderneming;
14° controle;
15° nauwe banden;) <KB 2007-04-27/85, art. 4, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
[16 16° gestructureerd deposito.]16
----------
(1)<W 2010-07-02/17, art. 2, 042; Inwerkingtreding : 26-10-2010>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 198, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<KB 2011-03-03/01, art. 199 en 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(4)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(5)<KB 2012-11-12/05, art. 226, 049; Inwerkingtreding : 10-12-2012>
(6)<W 2013-07-30/16, art. 12, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(7)<KB 2013-11-12/02, art. 38, 2°, 053; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
(8)<W 2014-04-25/09, art. 80, 056; Inwerkingtreding : 07-05-2014>
(9)<W 2014-04-25/64, art. 15, 059; Inwerkingtreding : 07-06-2014>
(10)<W 2014-04-19/62, art. 395, 061; Inwerkingtreding : 27-06-2014>
(11)<W 2016-06-27/04, art. 3, 070; Inwerkingtreding : 03-07-2016>
(12)<W 2016-10-25/04, art. 126, 072; Inwerkingtreding : 28-11-2016>
(13)<W 2017-04-18/03, art. 38, 078; Inwerkingtreding : 31-12-2016>
(14)<W 2017-07-31/10, art. 3,a,b,c,d,e,f,g, 080; Inwerkingtreding : 03-01-2017>
(15)<W 2017-07-31/10, art. 3,h,i,j,k, 080; Inwerkingtreding : 21-08-2017>
(16)<W 2017-11-21/08, art. 101, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
(17)<W 2018-07-30/10, art. 42,2°-42,4°, 088; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
(18)<W 2018-07-30/10, art. 42,1°, 088; Inwerkingtreding : onbepaald en ten laatste op 01-10-2020>
(19)<W 2019-05-02/25, art. 122, 099; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
(20)<W 2018-07-11/06, art. 37, 087; Inwerkingtreding : 21-07-2019>
(21)<W 2021-07-04/04, art. 54, 104; Inwerkingtreding : 23-07-2021>
(22)<W 2021-07-11/08, art. 13, 105; Inwerkingtreding : 23-07-2021>
(23)<W 2022-02-23/09, art. 31, 107; Inwerkingtreding : 28-02-2022>
(24)<W 2022-07-05/06, art. 4, 110; Inwerkingtreding : 29-07-2022>
(25)<W 2023-12-20/08, art. 19, 116; Inwerkingtreding : 25-01-2024>
(26)<W 2023-12-20/08, art. 114, 116; Inwerkingtreding : 25-01-2024>
(27)<W 2024-12-02/07, art. 69, 118; Inwerkingtreding : 30-12-2024>
(28)<W 2025-03-25/05, art. 11, 120; Inwerkingtreding : 08-05-2025>
Art. 2/1. [1 Elke verwijzing naar deze wet, naar de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, of naar een van hun bepalingen, alsook elke verwijzing naar de in deze wet bedoelde Europese richtlijnen of verordeningen, of naar een van hun bepalingen, omvat, in voorkomend geval, ook een verwijzing naar de bepalingen van de gedelegeerde handelingen en van de technische regulerings- of uitvoeringsnormen die de Commissie heeft vastgesteld ter uitvoering van de Europese richtlijnen of verordeningen die door deze wet of door de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen worden omgezet of ten uitvoer gelegd, dan wel door de betrokken verwijzing worden geviseerd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2021-06-27/09, art. 339, 103; Inwerkingtreding : 19-07-2021>
HOOFDSTUK II. - [Markten en transacties in financiële instrumenten] [1 en gedragsregels]1
Afdeling 1. - Gereglementeerde markten.
Art.3.
<Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 102, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
Art.4.
<Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 102, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
Art.5.
<Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 102, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
Art.6.
<Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 102, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
Art. 6bis.
<Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 102, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
Art.7.
<Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 102, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
Art.8.
<Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 102, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
Art.9.
<Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 102, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
Art.10.<W 2007-05-02/31, art. 42, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2008> § 1. [5 ...]5
§ 2. Op advies van de [2 FSMA]2 bepaalt de Koning :
1° de verplichtingen van de in § 3 bedoelde [6 emittenten van effecten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt,]6 en in voorkomend geval van elke andere persoon die zonder toestemming van de emittent de toelating tot de verhandeling op een gereglementeerde markt heeft aangevraagd, op het gebied van informatieverstrekking aan het publiek :
a) periodiek over hun activiteiten en resultaten;
b) [6 onverwijld over rechtstreekse of onrechtstreekse wijzigingen in de rechten verbonden aan de effecten of aan daarvan afgeleide financiële instrumenten;]6
2° [6 de andere verplichtingen van de emittenten of andere personen bedoeld in 1° ten aanzien van de houders van effecten specifiek omwille van de toelating van deze effecten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, inzonderheid met het oog op een gelijke behandeling van de houders die zich in dezelfde omstandigheden bevinden, en om hen toe te laten de rechten verbonden aan de betrokken effecten uit te oefenen;]6
3° de mogelijkheden van de in 1° bedoelde emittenten ten aanzien van de [6 houders van effecten]6 op het vlak van de toezending van informatie langs elektronische weg en, in bijzondere gevallen, de bepaling van de vergaderplaats van de algemene vergadering;
4° [6 de specifieke verplichtingen van de in 1° bedoelde emittenten inzake financiële en aanverwante informatieverstrekking aan het publiek;]6
[10 4° bis de specifieke verplichtingen van de in 1° bedoelde emittenten inzake de aan het publiek te verstrekken duurzaamheidsinformatie;]10
5° de nadere regels en termijnen voor de openbaarmaking, voor de overmaking aan de [2 FSMA]2 en voor de opslag van de in 1° en 2° bedoelde informatie, met inbegrip van de minimumnormen waaraan het of de opslagmechanismen moeten voldoen;
6° onverminderd de artikelen 33 en volgende, de regels inzake het toezicht, inclusief de bevoegdheden en mogelijke maatregelen, van de [2 FSMA]2 op de naleving van [6 het derde, het vierde en het zesde lid]6 [10 , op de met toepassing van dit lid, 1° tot 5°, vastgestelde regels, alsook op de informatieverplichtingen vastgesteld overeenkomstig artikel 8 van Verordening 2020/852 en met name overeenkomstig de specificaties bepaald in Gedelegeerde Verordening 2021/2178]10, en inzonderheid de voorwaarden tegen welke de [2 FSMA]2, wanneer een emittent of andere persoon bedoeld in 1° in gebreke blijft :
a) zelf op kosten van de emittent of van deze andere persoon bepaalde informatie kan bekendmaken; of
b) zelf kan openbaar maken dat de emittent of deze andere persoon niet aan zijn verplichtingen voldoet;
[10 7° de modaliteiten voor de overdracht, door de FSMA aan ESMA, van de informatie die Hij bepaalt, om deze toegankelijk te maken op het centraal toegangspunt (ESAP).]10
De bepalingen vastgesteld ter uitvoering van het eerste lid, 4°, doen geen afbreuk aan de verordenende bevoegdheden toegekend aan de ministers bevoegd voor de Economie, de Justitie en de Middenstand, noch aan de adviesbevoegdheid van de Commissie voor boekhoudkundige normen.
[6 Wanneer hun effecten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt zijn toegelaten,]6 maken [7 emittenten als bedoeld in § 3]7 [7 de informatie bedoeld in het eerste lid en voorwetenschap]7 openbaar in het Nederlands of in het Frans, met naleving van de eventueel geldende Belgische rechtsregels, of, als die regels niet van toepassing zijn, in het Nederlands, in het Frans of in een taal die gangbaar is in internationale financiële kringen.
[6 Wanneer geen effecten van de emittent tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt zijn toegelaten,]6 of wanneer uitsluitend schuldinstrumenten met een nominale waarde per eenheid van ten minste [3 100 000 euro]3 tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, maken emittenten als bedoeld in § 3 [7 de informatie bedoeld in het eerste lid en voorwetenschap]7, in afwijking van het voorgaande lid, openbaar in het Nederlands, in het Frans of in een taal die gangbaar is in internationale financiële kringen.
[3 De in het vorige lid bedoelde afwijking is ook van toepassing op schuldinstrumenten met een nominale waarde per eenheid van ten minste 50 000 euro en die al vóór 31 december 2010 tot de verhandeling op een gereglementeerde markt waren toegelaten, zulks voor de looptijd van deze schuldinstrumenten.]3
[6 Wanneer effecten zonder toestemming van de emittent tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten,]6 rusten de verplichtingen uit hoofde van het derde en het vierde lid niet op de emittent, maar op de persoon die zonder toestemming van de emittent om toelating tot de verhandeling heeft verzocht.
§ 3. [6 De emittenten bedoeld in § 2, eerste lid, 1°, zijn :
1° ingeval het gaat om emittenten van aandelen dan wel om emittenten van schuldinstrumenten met een nominale waarde per eenheid van minder dan 1 000 euro :
a) emittenten met statutaire zetel in België; of
b) emittenten waarvan de statutaire zetel gelegen is in een staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte en die België als lidstaat van herkomst hebben gekozen uit de lidstaten waar hun effecten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten;
2° voor emittenten die niet onder 1° vallen, de emittenten die België als lidstaat van herkomst hebben gekozen uit de lidstaat van de Europese Economische Ruimte waar zij in voorkomend geval hun statutaire zetel hebben en de lidstaten waar hun effecten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, met dien verstande dat de emittent slechts één van die lidstaten als lidstaat van herkomst mag kiezen;
3° emittenten waarvoor België de lidstaat van herkomst is overeenkomstig § 3bis.
Voor een emittent als bedoeld in het eerste lid, 1°, b), die België als lidstaat van herkomst heeft gekozen, blijft België de lidstaat van herkomst, tenzij zijn effecten niet meer tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt zijn toegelaten en hij een andere lidstaat van herkomst heeft gekozen uit de andere lidstaten waar zijn effecten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en deze keuze openbaar heeft gemaakt en langs elektronische weg ter kennis gebracht van de FSMA.
Voor een emittent als bedoeld in het eerste lid, 2°, die België als lidstaat van herkomst heeft gekozen, blijft deze keuze ten minste drie jaar geldig, tenzij :
1° wanneer zijn effecten niet langer tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten; of
2° wanneer zijn effecten in de loop van de periode van drie jaar niet meer tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt zijn toegelaten en hij een andere lidstaat van herkomst heeft gekozen uit de andere lidstaten waar zijn effecten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en, in voorkomend geval, de lidstaat waar de emittent zijn statutaire zetel heeft en deze keuze heeft openbaar gemaakt en ter kennis gebracht van de FSMA; of
3° wanneer de emittent in de loop van de periode van drie jaar onder het toepassingsgebied van het eerste lid, 1°, komt te vallen en ingevolge hiervan een andere lidstaat van herkomst heeft toegewezen gekregen of gekozen en die informatie heeft openbaar gemaakt en langs elektronische weg ter kennis gebracht van de FSMA.]6
[6 § 3bis. Voor emittenten waarvan effecten, al dan niet uitsluitend, zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt die niet tot openbaarmaking van hun lidstaat van herkomst overgaan binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum waarop hun effecten voor het eerst tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, zal, tot op het moment dat zij één enkele lidstaat van herkomst hebben gekozen en deze keuze hebben openbaar gemaakt :
(i) België de lidstaat van herkomst zijn wanneer de effecten uitsluitend tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt zijn toegelaten;
(ii) België één van de lidstaten van herkomst zijn, wanneer de effecten niet uitsluitend tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt zijn toegelaten.]6
§ 4. Voor de toepassing van § 2, vierde lid, en [6 § 3, eerste lid, 1°]6, wordt verstaan onder "schuldinstrumenten" : obligaties en andere verhandelbare schuldinstrumenten, met uitzondering van effecten die met aandelen gelijk te stellen zijn of die door middel van conversie of door uitoefening van de daaraan verbonden rechten recht geven tot het verkrijgen van aandelen of met aandelen gelijk te stellen effecten.
Voor de toepassing van § 2, vierde lid, worden schuldinstrumenten in een andere munteenheid dan de euro gelijkgesteld met schuldinstrumenten met een nominale waarde per eenheid van ten minste [3 100 000 euro]3 wanneer de tegenwaarde van de nominale waarde per eenheid op de uitgiftedatum gelijk is aan ten minste [3 100 000 euro]3.
[3 Voor de toepassing van § 2, vijfde lid, worden schuldinstrumenten in een andere munteenheid dan de euro gelijkgesteld met schuldinstrumenten met een nominale waarde per eenheid van tenminste 50 000 euro wanneer de tegenwaarde van de nominale waarde per eenheid op die uitgiftedatum gelijk is aan ten minste 50 000 euro. ]3
Voor de toepassing van [6 § 3, eerste lid, 1°]6, worden schuldinstrumenten in een andere munteenheid dan de euro gelijkgesteld met schuldinstrumenten met een nominale waarde per eenheid van minder dan 1.000 euro, wanneer de tegenwaarde van de nominale waarde per eenheid op de uitgiftedatum minder dan 1.000 euro is, of nagenoeg gelijk is aan 1.000 euro.
[6 Voor de toepassing van § 3 kan de Koning op advies van de FSMA de procedure vaststellen volgens welke een emittent zijn lidstaat van herkomst openbaar maakt en ter kennis brengt van de toezichthouders van de betrokken lidstaten.]6
[6 Voor doeleinden van het toezicht op de naleving van dit artikel en de besluiten en reglementen genomen ter uitvoering ervan, met inbegrip van het opleggen van maatregelen en sancties voor een inbreuk, worden in de bepalingen van deze wet ook geregistreerde ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid en trusts begrepen onder de verwijzingen naar personen of naar rechtspersonen.]6
§ 5. [6 Op advies van de FSMA kan de Koning voor andere emittenten dan die bedoeld in § 3 waarvan effecten al dan niet uitsluitend zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt :
1° regels bepalen voor de kennisgeving aan de FSMA van de lidstaat van herkomst in de zin van Richtlijn 2004/109/EG;
2° regels bepalen voor de samenwerking van de FSMA met de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst;
3° bepalen onder welke voorwaarden de FSMA bewarende maatregelen kan nemen;
4° bepalen welke bewarende maatregelen de FSMA inzonderheid kan nemen.]6
De informatie betreffende de in het eerste lid bedoelde emittenten wordt openbaar gemaakt in het Nederlands, in het Frans of in een taal die gangbaar is in internationale financiële kringen.
Op advies van de [2 FSMA]2 kan de Koning de regels inzake openbaarmaking en overmaking aan de [2 FSMA]2 vastgesteld voor informatie betreffende de emittenten bedoeld in § 3 geheel of gedeeltelijk toepasselijk maken voor informatie betreffende andere emittenten dan die bedoeld in § 3 [6 waarvan effecten uitsluitend zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt]6 en die moet worden openbaar gemaakt uit hoofde van de nationale wetgeving tot omzetting van Richtlijn 2004/109/EG.
[6 § 5bis. Op advies van de FSMA kan de Koning voor andere emittenten dan die bedoeld in § 3 waarvan de statutaire zetel in België gelegen is maar waarvan effecten uitsluitend tot de verhandeling op een of meer buitenlandse gereglementeerde markten zijn toegelaten, regels bepalen voor de kennisgeving aan de FSMA van de lidstaat van herkomst in de zin van Richtlijn 2004/109/EG.]6
§ 6. Op advies van de [2 FSMA]2 kan de Koning, in voorkomend geval onder de voorwaarden die Hij bepaalt, de toepassing van dit artikel geheel of gedeeltelijk uitbreiden tot en sommige bepalingen van de met toepassing ervan getroffen besluiten geheel of gedeeltelijk toepasselijk maken op emittenten waarvan financiële instrumenten zijn toegelaten tot de verhandeling op een MTF of daarop worden verhandeld. De Koning kan daarbij de regels van dit artikel of van de met toepassing ervan getroffen besluiten aanpassen aan de specificiteit van de betrokken MTF.
De Koning kan bij de uitoefening van deze machtiging, in voorkomend geval, regels bepalen voor bepaalde types van emittenten, voor bepaalde types van MTF's of voor door Hem aangeduide MTF's.
§ 7. Op advies van de [2 FSMA]2 kan de Koning bepalen dat een emittent naar Belgisch recht waarvan minstens een gedeelte van de effecten met stemrecht is toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt, bepaalde inlichtingen, die inzonderheid betrekking hebben op zijn bescherming tegen een openbaar overnamebod, moet bekend maken in zijn jaarverslag bedoeld [10 in de artikelen 3:5 en 3:32 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]10 en dat het bestuursorgaan van de betrokken vennootschap dienaangaande een toelichtend verslag voorlegt aan de jaarlijkse algemene vergadering van aandeelhouders.
§ 8. [4 Het openbaar ministerie stelt de FSMA in kennis van elke dagvaarding die het uitbrengt tot faillietverklaring of in het kader [9 van een procedure van gerechtelijke reorganisatie]9 met betrekking tot een emittent waarvan financiële instrumenten zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgische of buitenlandse gereglementeerde markt.
De griffier van de [8 ondernemingsrechtbank]8 stelt de FSMA zo snel mogelijk en uiterlijk binnen vierentwintig uren in kennis van elke indiening van een verzoekschrift tot aanvraag van de opening van een procedure van gerechtelijke reorganisatie door een emittent als bedoeld in het eerste lid, van elke beslissing tot faillietverklaring die de rechtbank neemt met betrekking tot zo een emittent, van elke beslissing die de voorzitter van de rechtbank met betrekking tot zo een emittent neemt in het kader van artikel [9 XX.32, § 1, van het Wetboek van economisch recht]9 en van elke beslissing die de rechtbank op verslag van de gedelegeerd rechter of op verzoek of dagvaarding van het openbaar ministerie met betrekking tot zo een emittent neemt in het kader [9 van een procedure van gerechtelijke reorganisatie]9.
Het eerste en het tweede lid laten de verplichtingen van de emittenten inzake informatieverstrekking aan het publiek onverlet.]4
----------
(1)<KB 2010-12-19/15, art. 35, 044; Inwerkingtreding : 03-02-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<W 2013-07-17/24, art. 49, 050; Inwerkingtreding : 16-08-2013>
(4)<W 2013-07-30/16, art. 15, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(5)<W 2016-06-27/04, art. 6,a, 070; Inwerkingtreding : 03-07-2016>
(6)<W 2016-06-27/04, art. 6,b-6,r, 070; Inwerkingtreding : 01-10-2016 (KB 2016-09-11/07, art. 27)>
(7)<W 2017-07-31/10, art. 5, 080; Inwerkingtreding : 21-08-2017>
(8)<W 2018-04-15/14, art. 252, 100; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(9)<KB 2022-04-18/12, art. 17, 109; Inwerkingtreding : 11-06-2022>
(10)<W 2024-12-02/07, art. 70, 118; Inwerkingtreding : 30-12-2024>
Art.11. (Opgeheven) <KB 2007-04-27/85, art. 13, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
Art.12.
<Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 102, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
Art.13.
<Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 102, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
Afdeling 2.
Art.14.
<Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 102, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
Afdeling 3.
Art.15.
<Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 102, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
Afdeling 4.
Art.16.
<Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 102, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
Art.17.
<Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 102, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
Art. 17bis.
<Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 102, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
Art.18.
<Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 102, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
Art.19.
<Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 102, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
Art.20.
<Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 102, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
Afdeling 5. - Effectenmakelaars
Art.21.
<Opgeheven bij W 2017-12-05/04, art. 83, 083; Inwerkingtreding : 01-03-2018>
Afdeling 5bis. [1 Codificatie van in België uitgegeven financiële instrumenten]1
----------
(1)
Art. 21bis. [1 De Minister van Financiën duidt de instelling aan die ermee wordt belast de codificatie van de in België uitgegeven financiële instrumenten te verzekeren.
Elke wettelijke of reglementaire bepaling die rechtstreeks of onrechtstreeks verwijst naar de instelling die ermee wordt belast de codificatie van de in België uitgegeven financiële instrumenten te verzekeren, moet worden verstaan als verwijzend naar de in het vorige lid bedoelde instelling. Deze instelling volgt van rechtswege elke andere instelling op waarnaar eventueel wordt verwezen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2009-12-22/16, art. 86, 035; Inwerkingtreding : 10-01-2010>
Afdeling 6. [1 Centrale effectenbewaarinstellingen en centrale tegenpartijen - Bepalingen over het toezicht op de financiële en niet-financiële tegenpartijen krachtens Verordeningen 648/2012 en 2015/2365 en bepalingen over effectenafwikkeling krachtens Verordening 909/2014]1.
----------
(1)
Art.22.[1 § 1. Wanneer de Bank een vergunning verleent aan een centrale tegenpartij overeenkomstig artikel 36/25, § 3, van de organieke wet van de Bank, stelt zij de FSMA in het bezit van de informatie als bedoeld in artikel 17, lid 2, van Verordering 648/2012 die nuttig is voor de uitoefening van haar bevoegdheden, en stelt zij haar in kennis van alle daarin aangebrachte wijzigingen die haar later zouden worden meegedeeld.
§ 2. Het advies van de FSMA als bedoeld in artikel 36/25, § 3, van de organieke wet van de Bank heeft betrekking op :
a) het passend karakter van de organisatie van de centrale tegenpartij, vanuit het oogpunt van de naleving van de regels bedoeld in artikel 45, § 1, eerste lid, 1° en 3°, en § 2;
b) het passend karakter van het integriteitsbeleid van de centrale tegenpartij, vanuit het oogpunt van de naleving van de regels bedoeld in artikel 45, § 1, eerste lid, 1° en 3°, en § 2;
c) de professionele betrouwbaarheid van de natuurlijke personen die lid zijn van het wettelijk bestuursorgaan van de centrale tegenpartij, van het directiecomité of, bij ontstentenis van een directiecomité, van de natuurlijke personen die belast zijn met de effectieve leiding, indien zij voor het eerst voor een dergelijke functie worden voorgedragen bij een financiële onderneming die met toepassing van artikel 36/2 van de wet van 22 februari 1998 onder het toezicht staan van de Bank.
De FSMA verstrekt haar advies uiterlijk binnen een maand na ontvangst van de adviesaanvraag, op grond van de informatie als bedoeld in het eerste paragraaf. Afwezigheid van advies binnen deze termijn geldt als positief advies.
Indien de Bank geen rekening houdt met het advies van de FSMA over de in het eerste lid bedoelde aangelegenheden, wordt dat met de redenen voor de afwijking vermeld in de motivering van de beslissing over de vergunningsaanvraag. Het advies van de FSMA over de punten a) en b) van het eerste lid, wordt bij de kennisgeving van de beslissing over de vergunningsaanvraag gevoegd als bedoeld in artikel 17, lid 2, van Verordering 648/2012.
§ 3. De FSMA neemt deel aan het college als bedoeld in artikel 18 van Verordering 648/2012. Het advies dat binnen het college wordt verstrekt doet geen afbreuk aan de adviesbevoegdheid van de FSMA krachtens artikel 36/25, § 3 van de organieke wet van de Bank.
§ 4. De FSMA is op basis van haar bevoegdheden betrokken bij de toetsing en de evaluatie als bedoeld in artikel 21 van Verordering 648/2012.
§ 5. De FSMA houdt op basis van haar bevoegdheden toezicht op de in België gevestigde centrale tegenpartijen. Onverminderd de bevoegdheden waarover de Bank beschikt krachtens artikel 36/25, § 4, van de organieke wet van de Bank, ziet de FSMA in het bijzonder toe op de naleving door de in België gevestigde centrale tegenpartijen, van artikel 33 van Hoofdstuk I van Titel IV van Verordering 648/2012, van Hoofdstuk II van Titel IV van Verordering 648/2012 en van artikel 48 van Verordering 648/2012, in de mate dat de bescherming van de activa en posities van de clearingleden en van de cliënten betrokken is.
§ 6. Overeenkomstig artikel 29, lid 3, van Verordering 648/2012, stelt een centrale tegenpartij de informatie als bedoeld in lid 1 en 2 van het voornoemde artikel 29 ter beschikking van de FSMA indien deze laatste daarom verzoekt.
§ 7. Wanneer een centrale tegenpartij de Bank in kennis stelt van een wijziging in haar management, overeenkomstig artikel 31, lid 1, van Verordering 648/2012, raadpleegt de Bank de FSMA om haar in staat te stellen de professionele betrouwbaarheid te beoordelen van de leden van het wettelijk bestuursorgaan van de centrale tegenpartij, en van de leden van het directiecomité of, bij ontstentenis van een directiecomité, van de personen die belast zijn met de effectieve leiding, indien zij voor het eerst voor een dergelijke functie worden voorgedragen bij een financiële onderneming die met toepassing van artikel 36/2 van de wet van 22 februari 1998 onder het toezicht staan van de Bank.]1
----------
(1)<Hersteld bij W 2014-04-25/64, art. 17, 059; Inwerkingtreding : 07-06-2014>
Art. 22bis.[1 § 1. De FSMA is bevoegd om toe te zien op de naleving van Titel II van Verordering 648/2012 [3 en van de artikelen 4 en 15 van Verordening 2015/2365]3 door de financiële en niet-financiële tegenpartijen die niet onder het toezicht staan van de Bank krachtens artikel 36/25bis van de organieke wet van de Bank [5 , of van de CDZ krachtens de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen]5.]1
[2 Onverminderd paragrafen 2 en 3 kan de FSMA de bedrijfsrevisoren die in het openbaar register van het Instituut van de bedrijfsrevisoren zijn ingeschreven, om bijstand vragen bij de uitvoering van haar opdracht als bedoeld in het eerste lid [3 in verband met de naleving van Titel II van Verordening 648/2012]3, inclusief bij de identificatie van de niet-financiële tegenpartijen die aan de bepalingen van Verordening 648/2012 zijn onderworpen.]2
[2 § 2. [4 Onverminderd artikel 34, § 1, 1°, c), bezorgen de commissarissen belast met de controle van de jaarrekening van de niet-financiële tegenpartijen die voldoen aan de in het tweede lid bedoelde criteria, haar, op kosten van die ondernemingen, bijzondere verslagen over de naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit Verordening 648/2012.
De FSMA bepaalt bij reglement:
1° de gevallen waarin de verplichting geldt om haar voornoemde bijzondere verslagen te bezorgen;
2° de frequentie waarmee haar die bijzondere verslagen moeten worden bezorgd; en
3° de gevallen waarin die frequentie, in voorkomend geval, kan worden verlaagd of verhoogd, overeenkomstig een risicogebaseerde benadering. Het reglement houdt daarbij onder meer rekening met de omvang van de derivatenactiviteiten van de niet-financiële tegenpartij, het risicoprofiel van die activiteiten, het bestaan van door de commissaris of de FSMA in een vorig boekjaar vastgestelde inbreuken of geformuleerde opmerkingen, de benoeming van een nieuwe commissaris of het feit dat het om een niet-financiële tegenpartij gaat die voor het eerst aan een van voornoemde criteria voldoet, waardoor de verplichting geldt om de FSMA bijzondere verslagen te bezorgen, of waarvan de organisatie een belangrijke verandering heeft ondergaan.]4
De commissarissen bezorgen de leiders van de niet-financiële tegenpartijen de verslagen die zij conform deze paragraaf aan de FSMA overleggen.
De in dit artikel geviseerde reglementen worden genomen conform artikel 64.]2
[2 § 3. De bedrijfsrevisoren die, bij de uitoefening van hun werkzaamheden als commissaris bij niet-financiële tegenpartijen die onder het toezicht van de FSMA staan [6 overeenkomstig de artikelen 3:58 en volgende van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]6, kennis krijgen van beslissingen of feiten die op een overtreding van de bepalingen van Verordening 648/2012 kunnen wijzen, informeren de leiders van de betrokken niet-financiële tegenpartij daarvan op omstandige wijze. Indien de niet-financiële tegenpartij binnen drie maanden na voornoemde informatieverstrekking niet de nodige maatregelen heeft genomen om zich aan de betrokken regels te conformeren, brengen de bedrijfsrevisoren op eigen initiatief de FSMA schriftelijk op de hoogte.
Tegen bedrijfsrevisoren die de FSMA de in het vorige lid bedoelde informatie te goeder trouw hebben verstrekt, kunnen geen burgerrechtelijke, strafrechtelijke of tuchtrechtelijke vorderingen worden ingesteld, noch professionele sancties worden uitgesproken.]2
[3 § 4. Voor de uitoefening van de in paragraaf 1 bedoelde opdracht kan de FSMA :
1° de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 34 en 35 uitoefenen ten aanzien van alle natuurlijke of rechtspersonen;
2° de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 79 tot 85 uitoefenen overeenkomstig de in die artikelen bedoelde modaliteiten;
De bepalingen van de artikelen 36, 36bis en 37 van deze wet zijn van toepassing in geval van niet-naleving van de verplichtingen en verbodsbepalingen die voortvloeien uit Verordening 648/2012 en Verordening 2015/2365, en uit de bepalingen die op grond van of ter uitvoering van die verordeningen zijn vastgesteld, evenals in geval van inbreuk op de door de FSMA krachtens deze verordeningen genomen maatregelen, door de financiële en niet-financiële tegenpartijen die onder het toezicht van de FSMA staan krachtens paragraaf 1.]3
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-25/64, art. 18, 059; Inwerkingtreding : 07-06-2014>
(2)<W 2016-12-25/11, art. 96, 076; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
(3)<W 2018-07-30/10, art. 44, 088; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
(4)<W 2021-07-04/04, art. 66, 104; Inwerkingtreding : 23-07-2021>
(5)<W 2022-07-05/06, art. 5, 110; Inwerkingtreding : 29-07-2022>
(6)<W 2024-12-02/07, art. 71, 118; Inwerkingtreding : 30-12-2024>
Art. 22ter.
<Opgeheven bij W 2018-07-30/10, art. 45, 088; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
Art. 22quater.[1 De FSMA is bevoegd voor de uitvoering van de specifieke toezichtstaken die ESMA kan delegeren overeenkomstig artikel 74 van Verordering 648/2012 [2 en artikel 9, lid 1, van Verordening 2015/2365]2.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-25/64, art. 20, 059; Inwerkingtreding : 07-06-2014>
(2)<W 2018-07-30/10, art. 46, 088; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
Art.23.
<Opgeheven bij W 2018-07-30/10, art. 23, 088; Inwerkingtreding : onbepaald en ten laaste op 20-01-2020>
Art. 23bis.[1 § 1. Onverminderd de bevoegdheden van de Bank krachtens de artikelen 8 en 36/26/1 van de organieke wet van de Bank en de ter uitvoering ervan genomen besluiten, houdt de FSMA toezicht op de in België gevestigde centrale effectenbewaarinstellingen, vanuit het oogpunt van de naleving van de regels bedoeld in artikel 45, § 1, 1°, en vanuit het oogpunt van de naleving van de regels die een loyale, billijke en professionele behandeling van de deelnemers en hun cliënten moeten waarborgen.
Handelend vanuit het oogpunt van deze bevoegdheden, houdt de FSMA toezicht op de naleving door de in België gevestigde centrale effectenbewaarinstellingen van de artikelen 26, lid 3, 29, 32 tot 35, 38, 49 en 53, van Verordening 909/2014.
§ 2. De Bank stelt de gegevens bedoeld in artikel 17, lid 2, van Verordening 909/2014 en de eventuele wijzigingen daarin ter beschikking van de FSMA, om haar in staat te stellen de in paragraaf 1 bedoelde bevoegdheden uit te oefenen.
§ 3. Bij de vergunningverlening aan een centrale effectenbewaarinstelling overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Verordening 909/2014, wint de Bank het advies in van de FSMA.
De Bank wint het advies van de FSMA ook in wanneer zij in kennis wordt gesteld van wijzigingen die van invloed zijn op de naleving van de vergunningsvoorwaarden overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening 909/2014, en wanneer zij overgaat tot de in artikel 22 van Verordening 909/2014 bedoelde toetsing en evaluatie.
Het advies van de FSMA betreft de aspecten die onder haar bevoegdheden vallen zoals bepaalt in de eerste paragraaf, en vanuit dat oogpunt met name het passend karakter van de organisatie van de centrale effectenbewaarinstelling, en de door de centrale effectenbewaarinstelling uitgewerkte beleidslijnen en procedures om zich te conformeren aan Verordening 909/2014.
Het advies van de FSMA betreft ook de professionele betrouwbaarheid van de natuurlijke personen die lid zijn van het wettelijk bestuursorgaan van de centrale effectenbewaarinstelling, van het directiecomité of, bij ontstentenis van een directiecomité, van de natuurlijke personen die belast zijn met de effectieve leiding, indien zij voor het eerst voor een dergelijke functie worden voorgedragen bij een financiële onderneming die, met toepassing van artikel 36/2 van de wet van 22 februari 1998, onder het toezicht van de Bank staat.
§ 4. De Bank raadpleegt de FSMA eveneens, overeenkomstig paragraaf 3 wanneer zij een vergunningsaanvraag ontvangt in verband met een uitbreiding van activiteiten of een uitbesteding van een kerndienst aan een derde overeenkomstig artikel 19 van Verordening 909/2014.
Wanneer de aanvraag tot uitbreiding van activiteiten ertoe strekt een interoperabele koppeling in te stellen, inclusief die met de centrale bewaarinstellingen van derde landen, betreft het advies van de FSMA de risico's die deze koppeling zou kunnen inhouden voor de soepele en ordelijke werking van de financiële markten in de zin van artikel 19, lid 4, van Verordening 909/2014.
§ 5. De FSMA verstrekt haar advies uiterlijk binnen dezelfde termijn als die voorgeschreven door artikel 17, lid 4, van Verordening 909/2014 voor de betrokken autoriteiten. Afwezigheid van advies binnen deze termijn geldt als positief advies.
Indien de Bank geen rekening houdt met het advies van de FSMA, wordt dat met de redenen voor de afwijking vermeld in de motivering van haar beslissing over de vergunningsaanvraag. Met uitzondering van het advies als bedoeld in paragraaf 3, vierde lid, wordt het advies van de FSMA bij de kennisgeving van de beslissing over de vergunningsaanvraag als bedoeld in artikel 17, lid 8, of artikel 19, lid 2, van Verordening 909/2014 gevoegd.
§ 6. De Bank wint het advies van de FSMA ook in, volgens dezelfde modaliteiten als vermeld in de vorige paragrafen, wanneer zij voornemens is om de vergunning van een centrale effectenbewaarinstelling in te trekken overeenkomstig artikel 20 van Verordening 909/2014.
§ 7. Wanneer een centrale effectenbewaarinstelling die ressorteert onder het recht van een andere lidstaat van de EER, voornemens is in België een bijkantoor te openen, of de in de punten 1 en 2 van Afdeling A van de Bijlage bij Verordening 909/2014 bedoelde diensten te verrichten, met betrekking tot financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het Belgisch recht wordt beheerst, stelt de Bank de gegevens bedoeld in artikel 23, lid 3, van Verordening 909/2014 en de eventuele wijzigingen daarin ter beschikking van de FSMA, om haar in staat te stellen de in de vorige paragrafen omschreven bevoegdheden uit te oefenen.
Overeenkomstig artikel 23, lid 6, a), van Verordening 909/2014 wint de Bank het advies van de FSMA in voor de goedkeuring van de in artikel 23, lid 3, e), van diezelfde Verordening bedoelde toelichting.
§ 8. Wanneer een centrale effectenbewaarinstelling die ressorteert onder het recht van een derde Staat, voornemens is in België een bijkantoor te openen, of de in de punten 1 en 2 van Afdeling A van de Bijlage bij Verordening 909/2014 bedoelde diensten te verrichten, met betrekking tot financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het Belgisch recht wordt beheerst, stelt de Bank de gegevens bedoeld in artikel 25, lid 6, van Verordening 909/2014 en de eventuele wijzigingen daarin ter beschikking van de FSMA, om haar in staat te stellen de in de vorige paragrafen omschreven bevoegdheden uit te oefenen.
Overeenkomstig artikel 25, lid 6, derde alinea, van Verordening 909/2014 wint de Bank het advies van de FSMA in voor de evaluatie van de in artikel 25, lid 4, d), van diezelfde Verordening bedoelde bepalingen.
§ 9. De FSMA is bevoegd om toe te zien op de naleving van de artikelen 3, lid 1 en lid 2, eerste alinea, 5, lid 2, en 6, leden 1 en 2, van Titel II van Verordening 909/2014.
Onverminderd de bevoegdheden van de Bank is de FSMA ook bevoegd om toe te zien op de naleving van de artikelen 6, leden 3 en 4, en 7, van Titel II van Verordening 909/2014."
§ 10. Voor de uitoefening van de in dit artikel bedoelde opdrachten, kan de FSMA :
1° de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 34 en 35 uitoefenen ten aanzien van alle natuurlijke of rechtspersonen;
2° de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 79 tot 85 uitoefenen overeenkomstig de in die artikelen bedoelde modaliteiten.
De bepalingen van de artikelen 36, 36bis en 37 van deze wet zijn van toepassing in geval van niet-naleving van de verplichtingen en verbodsbepalingen die voortvloeien uit Verordening 909/2014, en uit de bepalingen die op grond van of ter uitvoering van die verordening zijn vastgesteld, evenals in geval van inbreuk op de door de FSMA krachtens die verordening genomen maatregelen. ]1
----------
(1)<W 2018-07-30/10, art. 48, 088; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
Art. 23ter.[1 Onverminderd de bevoegdheden van de Bank krachtens artikel 36/26/1, §§ 5 en 6, van de organieke wet van de Bank en de ter uitvoering ervan genomen besluiten, houdt de FSMA toezicht op de instellingen die ondersteuning verlenen aan de in België gevestigde centrale effectenbewaarinstellingen en aan de depositobanken, vanuit het oogpunt van haar bevoegdheden als bedoeld in artikel 45, § 1, 1°, en vanuit het oogpunt van de naleving van de regels die een loyale, billijke en professionele behandeling van de deelnemers en hun cliënten moeten waarborgen.
De Bank beslist over de vergunningsaanvragen van de instellingen die ondersteuning verlenen aan de centrale effectenbewaarinstellingen en de depositobanken, op advies van de FSMA.
Op advies van de Bank en de FSMA preciseert de Koning de vergunnings- en bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden voor de instellingen die ondersteuning verlenen aan de centrale effectenbewaarinstellingen en de depositobanken, die onder de bevoegdheid van de FSMA vallen, alsook de draagwijdte van het in het vorige lid bedoelde advies van de FSMA.]1
----------
(1)<W 2018-07-30/10, art. 49, 088; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
Art. 23quater.[1 (oud art. 23bis)]1 § 1. [4 Onverminderd Titel III, IV of V van Verordening 648/2012, hebben de beleggingsondernemingen en kredietinstellingen uit andere lidstaten het recht om in België, rechtstreeks of onrechtstreeks, toegang te krijgen tot [5 afwikkelings]5- en [5 afwikkelingsystemen]5, met inbegrip van centrale tegenpartijsystemen, voor de afhandeling van transacties in financiële instrumenten of het treffen van regelingen daarvoor. De rechtstreekse en onrechtstreekse toegang van deze beleggingsondernemingen en kredietinstellingen tot dergelijke [5 systemen]5 is onderworpen aan dezelfde niet-discriminerende, transparante en objectieve zakelijke criteria als die welke voor Belgische leden of deelnemers gelden, en slaat op alle transacties ongeacht of zij op een in België gevestigd handelsplatform zijn uitgevoerd.]4
§ 2. De Belgische gereglementeerde markt verleent alle leden of deelnemers het recht het systeem aan te wijzen voor de [5 afwikkeling]5 van de op de betrokken gereglementeerde markt verrichte transacties in financiële instrumenten, mits er zodanige koppelingen en voorzieningen tussen het aangewezen [5 afwikkelingsysteem ]5 systeem en enigerlei andere systemen en faciliteiten bestaan dat de efficiënte en economische afwikkeling van de transactie in kwestie gegarandeerd is.
De [2 FSMA]2 mag de gebruikmaking van dergelijk systeem niet verbieden tenzij ze objectieve en aantoonbare redenen heeft om aan te nemen dat de technische voorwaarden voor de vereffening van op de betrokken gereglementeerde markt uitgevoerde transacties via een ander vereffeningsysteem dan datgene dat door de gereglementeerde markt is aangewezen, een goede en ordelijke werking van de financiële markten in gevaar brengen.
Deze beoordeling door de [2 FSMA]2 doet niet af aan de bevoegdheden van de nationale centrale banken als toezichthouders [6 op afwikkelingssystemen]6 of van andere op zulke systemen toezichthoudende autoriteiten. Bij de uitoefening van haar voornoemde bevoegdheden houdt de [2 FSMA]2 op passende wijze rekening met het reeds door andere autoriteiten uitgeoefende toezicht.
[4 ...]4
§ 3. [5 Onverminderd Titel III, IV en V van Verordening 648/2012 is het Belgische beleggingsondernemingen, kredietinstellingen en marktexploitanten die een MTF of een gereglementeerde markt exploiteren toegelaten passende afspraken te maken met afwikkelingssystemen en verrekeningsinstellingen, met inbegrip van centrale tegenpartijsystemen, uit een andere lidstaat met het oog op de afwikkeling en/of de verrekening van sommige of alle transacties die leden of deelnemers door tussenkomst van hun systemen hebben uitgevoerd.
Onverminderd Titel III, IV en V van Verordening 648/2012 mag de FSMA de gebruikmaking van afwikkelingssystemen of het beroep op verrekeningsinstellingen met inbegrip van centrale tegenpartijsystemen uit andere lidstaten niet verbieden, tenzij zij objectieve en aantoonbare redenen heeft om aan te nemen dat zulks noodzakelijk is om de ordelijke werking van die MTF of gereglementeerde markt te handhaven, rekening houdend met de in paragraaf 2 bepaalde voorwaarden voor afwikkelingssystemen.
Bij de uitoefening van deze bevoegdheid houdt de FSMA op passende wijze rekening met het toezicht dat reeds op deze systemen wordt uitgeoefend door de nationale centrale banken als toezichthouders op afwikkelings- en verrekeningssystemen of door andere toezichthoudende autoriteiten die bevoegd zijn voor dergelijke systemen.]5
§ 4. [5Het is Belgische gereglementeerde markten toegestaan om passende afspraken te maken met afwikkelingssystemen of verrekeningsinstellingen, met inbegrip van centrale tegenpartijsystemen, uit een andere lidstaat met het oog op de afwikkeling en/of de verrekening van sommige of alle transacties die marktdeelnemers door tussenkomst van hun systemen hebben uitgevoerd.
De FSMA mag de gebruikmaking van afwikkelingssystemen of het beroep op verrekeningsinstellingen, met inbegrip van centrale tegenpartijsystemen, uit een andere lidstaat niet verbieden, tenzij zij objectieve en aantoonbare redenen heeft om aan te nemen dat dit noodzakelijk is om de ordelijke werking van die gereglementeerde markt te handhaven, rekening houdend met de in paragraaf 2 bepaalde voorwaarden voor afwikkelingssystemen.
Bij de uitoefening van deze bevoegdheid houdt de FSMA op passende wijze rekening met het toezicht dat reeds op deze systemen wordt uitgeoefend door de nationale centrale banken als toezichthouders op afwikkelings- en verrekeningssystemen of door andere toezichthoudende autoriteiten die bevoegd zijn voor dergelijke systemen.
Dit artikel is noch van toepassing op de leden van het Europees Stelsel van Centrale Banken en andere nationale instellingen met een soortgelijke functie, noch op andere overheidsinstellingen die belast zijn met het beheer van de overheidsschuld of bij dat beheer betrokken zijn.]5
----------
(1)<W 2010-06-02/10, art. 6, 040; Inwerkingtreding : 24-06-2010>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<W 2014-04-25/64, art. 21, 059; Inwerkingtreding : 07-06-2014>
(4)<W 2017-11-21/08, art. 103, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
(5)<W 2018-07-30/10, art. 50, 088; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
(6)<W 2019-05-02/25, art. 123, 099; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
Afdeling 7. - Transacties in financiële instrumenten en [1 ...]1 gedragsregels.
----------
(1)
Onderafdeling 1. [1 - Beroep op een gekwalificeerde tussenpersoon]1
----------
(1)
Art.24.De in België gevestigde beleggers moeten voor hun transacties in financiële instrumenten die zijn uitgegeven door ondernemingen en organismen naar Belgisch recht en zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt, een beroep doen op een gekwalificeerde tussenpersoon.
Het eerste lid is niet van toepassing :
1° op occasionele verrichtingen tussen particulieren;
2° op overdrachten van financiële instrumenten waaraan ten minste 10 procent van de stemrechten van de betrokken onderneming of het betrokken organisme zijn verbonden;
3° op overdrachten van stemrechtverlenende financiële instrumenten tussen ondernemingen waartussen nauwe banden bestaan;
4° op verrichtingen tussen compartimenten van eenzelfde instelling voor collectieve belegging bedoeld in boek III van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten.
Op advies van de [1 FSMA]1 kan de Koning de professionele beleggers uit het toepassingsgebied van het eerste lid sluiten, in voorkomend geval onder de voorwaarden en binnen de grenzen die Hij bepaalt.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Onderafdeling 2. [1 Marktmisbruik]1
----------
(1)
Art.25.§ 1. [7 De FSMA staat in voor de taken als bevoegde autoriteit waarvan sprake in de Verordening 596/2014 en ziet toe op de naleving van deze verordening en van de bepalingen genomen op basis of in uitvoering van deze verordening.
Voor de uitoefening van deze opdracht kan de FSMA :
1° de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 34 en 35 uitoefenen;
2° de maatregelen en sancties bedoeld in de artikelen 36 en 36bis opleggen;
3° de bevoegdheden bedoeld in de [8 artikelen 79 tot 85bis]8 uitoefenen overeenkomstig de in die artikelen voorziene modaliteiten;
4° aan iedere natuurlijke persoon die verantwoordelijk wordt gehouden voor een inbreuk op de artikelen 14 tot 20 van Verordening 596/2014, een tijdelijk verbod opleggen om te handelen voor eigen rekening.]7
[10 De bepalingen van de artikelen 36 en 37 zijn van toepassing ingeval de op grond van het tweede lid, 3°, opgelegde verplichtingen of maatregelen niet worden nageleefd.]10
§ 2. [7 In afwijking van artikel 19, lid 3, eerste en tweede alinea, van Verordening 596/2014 worden de overeenkomstig lid 1 van voornoemd artikel gemelde transacties openbaar gemaakt door de FSMA op haar website. Indien emittenten, deelnemers aan een emissierechtenmarkt of andere entiteiten als bedoeld in artikel 19, lid 10, van Verordening 596/2014 er niettemin voor opteren om de aan hen gemelde transacties ook zelf openbaar te maken, moeten ze wel de vereisten naleven van artikel 19, lid 3, eerste en tweede alinea, van Verordening 596/2014.]7
[7 ...]7
[2 [7 § 3.]7 [7 Onverminderd de toepassing van Verordening 596/2014]7 is het eenieder verboden informatie of geruchten te verspreiden, via de media, het internet of om het even welk ander kanaal, die onjuiste of misleidende signalen geven of kunnen geven over de toestand, inzonderheid de financiële toestand, van een kredietinstelling, verzekeringsonderneming, beleggingsonderneming of [9 centrale effectenbewaarinstelling, instelling die ondersteuning verleent aan een dergelijke centrale effectenbewaarinstelling of depositobank]9, die van aard zijn haar financiële stabiliteit in het gedrang te brengen, terwijl de betrokken persoon wist of had moeten weten dat de informatie onjuist of misleidend was. "
Wat de journalisten betreft die in hun beroepshoedanigheid handelen, wordt elke eventuele tekortkoming, met name op het vlak van de verificatie van informatie, beoordeeld in het licht van de voor dat beroep geldende deontologische reglementeringen of verplichtingen.]2
[7 ...]7
----------
(1)<W 2009-12-22/16, art. 89, 035; Inwerkingtreding : 31-12-2009; Inwerkingtreding gewijzigd in : 30-12-2005 bij 2010-12-29/01, art. 46>
(2)<W 2010-06-02/10, art. 10, 040; Inwerkingtreding : 24-06-2010>
(3)<KB 2011-03-03/01, art. 1, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(4)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(5)<W 2013-07-30/16, art. 18, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(6)<W 2014-04-25/09, art. 168, 056; Inwerkingtreding : 07-05-2014>
(7)<W 2016-06-27/04, art. 8, 070; Inwerkingtreding : 03-07-2016>
(8)<W 2017-07-31/10, art. 6, 080; Inwerkingtreding : 21-08-2017>
(9)<W 2018-07-30/10, art. 51, 088; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
(10)<W 2019-05-02/25, art. 124, 099; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
Art. 25bis.
<Opgeheven bij W 2016-06-27/04, art. 9, 070; Inwerkingtreding : 03-07-2016>
Onderafdeling 3. [1 Gedragsregels]1
----------
(1)
Art.26.<KB 2007-04-27/85, art. 21, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2007> Zijn onderworpen aan de door en krachtens [6 de artikelen 27 tot 28bis]6 bepaalde bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden :
1° de Belgische kredietinstellingen en beleggingsondernemingen [1 met uitzondering voor wat de bijkantoren betreft die zij gevestigd hebben in een andere lidstaat van de EER]1 [6 . Artikel 27, § 2, tweede lid, § 3, tweede lid en § 10, is echter wel van toepassing op deze bijkantoren]6;
2° [6 met uitzondering van artikel 27, § 2, tweede lid, § 3, tweede lid en § 10,]6 de in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die onder het recht van een lidstaat van de EER ressorteren, voor hun transacties op het Belgisch grondgebied;
3° de in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van derde landen;
4° [6 met uitzondering van de ondernemingen die ressorteren onder het recht van een derde land dat bij ESMA geregistreerd is conform artikel 46 tot 49 van Verordening 600/2014,]6 de kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van derde landen die rechtsgeldig diensten in België verstrekken, voor hun transacties op het Belgisch grondgebied;
5° de in België gevestigde beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, voor hun beleggingsdiensten als bedoeld in [3 artikel 3, 23° van de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles]3;
[5 6° de in België gevestigde beheervennootschappen van AICB's, voor hun beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 3, 43°, van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders.]5
[7 ...]7
[1 De in het eerste lid vermelde personen [7 ...]7 worden in deze onderafdeling aangeduid als " de gereglementeerde ondernemingen ".]1
Volgens door de Koning op advies van de [2 FSMA]2 nader bepaalde regels, mogen de voornoemde gereglementeerde ondernemingen wanneer zij orders voor rekening van cliënten uitvoeren en/of voor eigen rekening handelen en/of orders ontvangen en doorgeven, transacties met of tussen in aanmerking komende tegenpartijen tot stand brengen of sluiten zonder [9 dat zij ertoe gehouden zijn met betrekking tot deze transacties of met betrekking tot rechtstreeks met deze transacties verband houdende nevendiensten de verplichtingen bepaald door en krachtens de artikelen 27, § 1, § 2, eerste lid, en § 3, eerste lid, en §§ 5 tot 9, 27bis, §§ 1 tot 7, 27ter, §§ 1 tot 3, 5 tot 8, 27quater, § 1, en 28 na te komen]9.
[6 De Koning bepaalt wat moet worden verstaan onder "in aanmerking komende tegenpartijen".
In hun relatie met in aanmerking komende tegenpartijen handelen gereglementeerde ondernemingen op loyale, billijke en professionele wijze en communiceren zij op een wijze die correct, duidelijk en niet misleidend is, rekening houdend met de aard van de in aanmerking komende tegenpartij en haar activiteiten.]6
[6 ...]6
De in [6 artikelen 27 tot 28bis]6 bepaalde regels zijn niet van toepassing op de leden van het Europees Stelsel van Centrale Banken en andere nationale instellingen met een soortgelijke functie, alsmede andere overheidsinstellingen die belast zijn met het beheer van de overheidsschuld of bij dat beheer betrokken zijn.
[6 De artikelen 27 tot 27quater, en het zevende tot negende lid van dit artikel zijn eveneens van toepassing op de gereglementeerde ondernemingen waneer deze verkopen verrichten of of advies verstrekken aan cliënten in verband met gestructureerde deposito's.]6
[8 Voor de toepassing van het eerste lid, 1° en 2° :
- worden de verbonden agenten die in een andere lidstaat van de EER zijn gevestigd en op wie de kredietinstellingen of de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht een beroep doen, gelijkgesteld met een in die andere lidstaat gevestigd bijkantoor;
- worden de verbonden agenten die in België zijn gevestigd en op wie de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen naar het recht van een andere lidstaat van de EER een beroep doen, gelijkgesteld met een in België gevestigd bijkantoor.]8
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 210, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<KB 2012-11-12/05, art. 226, 049; Inwerkingtreding : 10-12-2012>
(4)<W 2013-07-30/16, art. 19, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(5)<W 2014-04-19/62, art. 397, 061; Inwerkingtreding : 27-06-2014>
(6)<W 2017-11-21/08, art. 104, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
(7)<W 2018-12-06/11, art. 4, 093; Inwerkingtreding : 28-12-2018>
(8)<W 2021-06-27/09, art. 340, 103; Inwerkingtreding : 19-07-2021>
(9)<W 2022-02-23/09, art. 32, 107; Inwerkingtreding : 28-02-2022>
Art.27.[1 § 1. Bij het aanbieden of verstrekken van financiële producten of diensten of, in voorkomend geval, nevendiensten, zetten de gereglementeerde ondernemingen zich op loyale, billijke en professionele wijze in voor de belangen van hun cliënten, en op een manier die bevorderlijk is voor de integriteit van de markt. Bij het aanbieden of verstrekken van beleggingsdiensten of, in voorkomend geval, nevendiensten, nemen zij inzonderheid de in de paragrafen 2 tot en met 10 en de artikelen 27bis tot 27quater neergelegde gedragsregels in acht.
§ 2. Gereglementeerde ondernemingen die financiële instrumenten ontwikkelen voor verkoop aan cliënten, zorgen ervoor dat deze zo ontworpen zijn dat zij voldoen aan de wensen van een geïdentificeerde doelgroep van eindcliënten binnen de betrokken categorie van cliënten, en dat de strategie voor de distributie van de financiële instrumenten op de geïdentificeerde doelgroep is afgestemd, en gereglementeerde ondernemingen ondernemen redelijke stappen om ervoor te zorgen dat het financieel instrument wordt gedistribueerd aan de geïdentificeerde doelgroep.
Gereglementeerde ondernemingen die financiële instrumenten ontwikkelen, verstrekken aan alle distributeurs adequate informatie over het financieel instrument en het productgoedkeuringsproces, met inbegrip van de geïdentificeerde doelgroep van het financieel instrument.
§ 3. Gereglementeerde ondernemingen begrijpen de financiële instrumenten die zij aanbieden of aanbevelen, beoordelen of de financiële instrumenten voldoen aan de behoeften van de cliënten aan wie zij beleggingsdiensten aanbieden, waarbij zij rekening houden met de geïdentificeerde doelgroep van eindcliënten als bedoeld in artikel 26/1 van de wet van 25 oktober 2016 en artikel 65/2 van de wet van 25 april 2014, en zorgen ervoor dat de financiële instrumenten uitsluitend worden aangeboden of aanbevolen als dit in het belang van de cliënt is.
Gereglementeerde ondernemingen toetsen ook regelmatig de financiële instrumenten die zij aanbieden of in de handel brengen, waarbij zij rekening houden met alle gebeurtenissen die materiële gevolgen kunnen hebben voor het potentiële risico voor de geïdentificeerde doelgroep, om ten minste te beoordelen of het financieel instrument aan de behoeften van de geïdentificeerde doelgroep blijft beantwoorden, en of de geplande distributiestrategie passend blijft.
[2 § 3/1. De gereglementeerde ondernemingen worden vrijgesteld van de vereisten van paragrafen 2 en 3 indien de beleggingsdienst die zij verlenen, betrekking heeft op obligaties zonder andere ingebedde derivaten dan een make-whole-clausule, of indien de financiële instrumenten uitsluitend onder in aanmerking komende tegenpartijen als bepaald ter uitvoering van artikel 26, achtste lid, worden verhandeld of verspreid.]2
§ 4. Gereglementeerde ondernemingen nemen alle passende maatregelen om belangenconflicten te identificeren en te voorkomen of te beheersen die zich bij het verlenen van beleggingsdiensten en nevendiensten of combinaties daarvan voordoen tussen henzelf, met inbegrip van hun bestuurders, hun effectieve leiders, hun werknemers en hun verbonden agenten, of een persoon die rechtstreeks of onrechtstreeks met hen verbonden is door een zeggenschapsband, en hun cliënten of tussen hun cliënten onderling, waaronder ook de belangenconflicten die worden veroorzaakt door de ontvangst van inducements van derden of door de beloning door en andere aanmoedigingsregelingen van de gereglementeerde ondernemingen zelf.
Indien de organisatorische of administratieve regelingen die een gereglementeerde onderneming heeft getroffen om te voorkomen dat belangenconflicten de belangen van haar cliënten schaden, ontoereikend zijn om redelijkerwijs te mogen aannemen dat het risico dat de belangen van de cliënten worden geschaad, zal worden voorkomen, maakt de gereglementeerde onderneming op heldere wijze de algemene aard en/of de bronnen van de belangenconflicten, alsook de getroffen maatregelen om dit risico te beperken, aan de cliënt bekend alvorens voor zijn rekening zaken te doen.
Die bekendmaking aan de cliënten moet op een duurzame drager worden gedaan.
Zij bevat voldoende details, rekening houdend met de aard van de cliënt, om deze in staat te stellen met kennis van zaken een beslissing te nemen over de dienst in verband waarmee het belangenconflict zich voordoet.
§ 5. Indien een gereglementeerde onderneming aan de cliënt meedeelt dat beleggingsadvies op onafhankelijke basis wordt verstrekt, geldt het volgende:
1° zij beoordeelt een voldoende groot aantal op de markt verkrijgbare financiële instrumenten die voldoende divers moeten zijn wat type en emittenten of productaanbieders betreft, om ervoor te zorgen dat de beleggingsdoelstellingen van de cliënt naar behoren kunnen worden gerealiseerd, en die niet beperkt mogen zijn tot financiële instrumenten die worden uitgegeven of verstrekt:
a) door de gereglementeerde onderneming zelf of door entiteiten die nauwe banden met haar hebben; of
b) door andere entiteiten waarmee de gereglementeerde onderneming in een zodanig nauw juridisch of economisch verband staat, zoals een contractueel verband, dat het risico bestaat dat dit afbreuk doet aan de onafhankelijke basis van het verstrekte advies;
2° met betrekking tot de dienstverlening aan cliënten aanvaardt en behoudt de gereglementeerde onderneming geen provisies, commissies of geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen die worden betaald of verstrekt door een derde partij of een persoon die voor rekening van een derde partij handelt. Kleine niet-geldelijke tegemoetkomingen die de kwaliteit van de aan de cliënt geboden dienst kunnen verhogen en die van zodanige omvang en aard zijn dat zij niet kunnen worden geacht afbreuk te doen aan de voor de gereglementeerde onderneming geldende verplichting om in het belang van de cliënt te handelen, kunnen worden aanvaard op voorwaarde dat zij duidelijk aan de cliënt worden bekendgemaakt.
§ 6. Bij het verrichten van vermogensbeheer aanvaardt en behoudt de gereglementeerde onderneming met betrekking tot de dienstverlening aan cliënten geen provisies, commissies of geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen die worden betaald of verstrekt door een derde partij of een persoon die voor rekening van een derde partij handelt. Kleine niet-geldelijke tegemoetkomingen die de kwaliteit van de aan de cliënt geboden dienst kunnen verhogen en die van zodanige omvang en aard zijn dat zij niet kunnen worden geacht afbreuk te doen aan de voor de gereglementeerde onderneming geldende verplichting om in het belang van de cliënt te handelen, kunnen worden aanvaard op voorwaarde dat zij duidelijk aan de cliënt worden bekendgemaakt.
§ 7. Gereglementeerde ondernemingen voldoen niet aan hun verplichtingen overeenkomstig paragrafen 1 en 4 indien zij een provisie of commissie betalen of ontvangen, dan wel een niet-geldelijke tegemoetkoming betalen of ontvangen in verband met het verlenen van een beleggingsdienst of een nevendienst, aan of van een andere partij dan de cliënt of een persoon die voor rekening van de cliënt handelt, tenzij de betaling of de tegemoetkoming:
1° bedoeld is om de kwaliteit van de aan de cliënt verleende dienst te verbeteren; en
2° geen afbreuk doet aan de voor gereglementeerde ondernemingen geldende verplichting om zich op eerlijke, billijke en professionele wijze in te zetten voor de belangen van haar cliënten.
Vóór het verlenen van de desbetreffende beleggings- of nevendienst moet aan de cliënt op uitvoerige, accurate en begrijpelijke wijze mededeling worden gedaan van het bestaan, de aard en het bedrag van de betaling of de tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid of, wanneer het bedrag niet kan worden achterhaald, van de berekeningswijze van dit bedrag. Indien van toepassing, brengt de gereglementeerde onderneming de cliënt ook op de hoogte van mechanismen voor het doorgeven aan de cliënt van de provisie, de commissie, de geldelijke of de niet-geldelijke tegemoetkoming ontvangen in het kader van het verlenen van de beleggings- of nevendienst.
De betaling of de tegemoetkoming die het verlenen van beleggingsdiensten mogelijk maakt of daarvoor noodzakelijk is, zoals het bewaarloon, de afwikkelings- en beursvergoedingen, de wettelijke heffingen en de juridische kosten, en die naar hun aard niet onverenigbaar zijn met de voor de gereglementeerde onderneming geldende verplichting om zich op eerlijke, billijke en professionele wijze in te zetten voor de belangen van haar cliënten, is niet onderworpen aan de in het eerste lid vermelde vereisten.
De Koning bepaalt, op advies van de FSMA en na open raadpleging, nadere regels ter uitvoering van de in dit paragraaf bedoelde regel, inzonderheid om de uit Richtlijn 2014/65/EU en Gedelegeerde richtlijn 2017/593 voortvloeiende verplichtingen na te leven.
De Koning kan inzonderheid de kleine niet-geldelijke tegemoetkomingen bepalen die de kwaliteit van de aan de cliënt geboden dienst verhogen, en die, rekening houdend met de totale hoeveelheid van door een entiteit of een groep van entiteiten verleende voordelen, van dien aard en omvang zijn dat het onwaarschijnlijk is dat hierdoor afbreuk wordt gedaan aan de naleving door de gereglementeerde onderneming van de voor haar geldende verplichting om in het belang van de cliënt te handelen.
§ 8. Een gereglementeerde onderneming die cliënten beleggingsdiensten verleent, zorgt ervoor dat zij de prestaties van haar personeel niet zodanig beloont of beoordeelt dat er conflicten ontstaan met de voor haar geldende verplichting om in het belang van haar cliënten te handelen. Met name hanteert zij op beloningsgebied, op het gebied van verkoopdoelen of op een ander gebied geen regeling die haar personeel ertoe kan aanzetten een niet-professionele cliënt een bepaald financieel instrument aan te bevelen, terwijl de gereglementeerde onderneming een ander financieel instrument zou kunnen aanbieden dat beter aan de behoeften van de desbetreffende cliënt zou voldoen.
§ 9. Indien een beleggingsdienst samen met een andere dienst of een ander product wordt aangeboden als onderdeel van een pakket of als voorwaarde waarvan de overeenkomst of dat pakket afhankelijk wordt gesteld, deelt de gereglementeerde onderneming aan de cliënt mee of het mogelijk is de verschillende componenten afzonderlijk te kopen en voorziet zij in een apart bewijsstuk van de kosten van elke component.
Indien de kans bestaat dat de risico's die voortvloeien uit een aan een niet-professionele cliënt aangeboden overeenkomst of aangeboden pakket, verschillen van de risico's die aan de verschillende componenten afzonderlijk verbonden zijn, geeft de gereglementeerde onderneming een adequate beschrijving van de verschillende componenten van de overeenkomst of het pakket en van de wijze waarop de interactie ervan de risico's wijzigt.
De Koning kan, op advies van de FSMA, een niet-exhaustieve lijst opstellen van koppelverkopen die een inbreuk kunnen vormen op de wettelijke verplichtingen die voortvloeien uit het Europese recht, met name uit Richtlijn 2005/29/EEG betreffende oneerlijke handelspraktijken.
§ 10. Met niet-professionele cliënten worden door een gereglementeerde onderneming geen financiëlezekerheidsovereenkomsten gesloten die leiden tot overdracht met als doel om huidige of toekomstige, dan wel feitelijke, voorwaardelijke of potentiële verplichtingen van cliënten te waarborgen of op een andere manier af te dekken.]1
[2 § 11. De verstrekking van onderzoek door derden aan gereglementeerde ondernemingen die vermogensbeheerdiensten of andere beleggings- of nevendiensten aan cliënten verlenen, wordt geacht te voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van paragraaf 1 indien:
a) de gereglementeerde onderneming en de verstrekker van het onderzoek vóór de verstrekking van de uitvoerende of de onderzoeksdienst een overeenkomst hebben gesloten waarin het deel van de gecombineerde lasten of gezamenlijke betalingen voor uitvoerende diensten en onderzoek wordt vermeld dat betrekking heeft op onderzoek;
b) de gereglementeerde onderneming haar cliënten informeert over de gezamenlijke betalingen voor uitvoerende diensten en onderzoek aan derde verstrekkers van onderzoek; en
c) het onderzoek waarvoor de gecombineerde lasten gelden of de gezamenlijke betaling wordt verricht, betrekking heeft op emittenten van wie de marktkapitalisatie gedurende de periode van 36 maanden voorafgaand aan de verrichting van het onderzoek niet hoger was dan 1 miljard euro, op basis van de eindejaarskoersen voor de jaren waarin zij genoteerd zijn of waren, of uitgedrukt in eigen vermogen voor de boekjaren waarin zij niet genoteerd zijn of waren.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt "onderzoek" begrepen als onderzoeksmateriaal of -diensten met betrekking tot een of meer financiële instrumenten of andere activa, of emittenten of potentiële emittenten van financiële instrumenten, of als onderzoeksmateriaal of -diensten die nauw verband houden met een specifieke bedrijfssector of markt zodat hiermee wordt bijgedragen tot de opinievorming over financiële instrumenten, activa of emittenten binnen die bedrijfssector of markt.
Onderzoek omvat ook materiaal of diensten die een expliciete of impliciete aanbeveling of suggestie inhouden voor een beleggingsstrategie, en gefundeerd advies bieden over de huidige of toekomstige waarde of prijs van financiële instrumenten of activa; het kan ook analyses en originele inzichten bevatten en tot conclusies komen op basis van nieuwe of bestaande informatie die bruikbaar is voor de inhoudelijke ondersteuning van de beleggingsstrategie, en die van belang is alsook in staat is om waarde toe te voegen aan de beslissingen van de gereglementeerde onderneming namens de cliënten die dit onderzoek vergoeden.]2
----------
(1)<W 2017-11-21/08, art. 105, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
(2)<W 2022-02-23/09, art. 33, 107; Inwerkingtreding : 28-02-2022>
Art. 27bis.[1 § 1. Bij het aanbieden of verstrekken van financiële producten of diensten moet alle door de gereglementeerde onderneming aan cliënten of potentiële cliënten verstrekte informatie, met inbegrip van publicitaire mededelingen, correct, duidelijk en niet misleidend zijn. Publicitaire mededelingen moeten duidelijk als zodanig herkenbaar zijn.
§ 2. Aan de cliënten of potentiële cliënten wordt tijdig passende informatie verstrekt over de gereglementeerde onderneming en haar diensten, de financiële instrumenten en de voorgestelde beleggingsstrategieën, de plaatsen van uitvoering en alle kosten en bijbehorende lasten.
§ 3. Bij het verstrekken van beleggingsadvies moet de gereglementeerde onderneming geruime tijd vóór het advies wordt verstrekt, aan de cliënt laten weten:
1° of het advies al dan niet op onafhankelijke basis wordt verstrekt;
2° of het advies op een brede dan wel beperktere analyse van verschillende soorten financiële instrumenten is gebaseerd en, in het bijzonder, of het gamma beperkt is tot financiële instrumenten die worden uitgegeven of verstrekt door entiteiten die nauwe banden met de gereglementeerde onderneming hebben of er in een ander juridisch of economisch verband mee staan, zoals een contractueel verband, dat zo nauw is dat het risico bestaat dat dit afbreuk doet aan de onafhankelijke basis van het verstrekte advies;
3° of de gereglementeerde onderneming de cliënt een periodieke beoordeling verstrekt van de geschiktheid van de financiële instrumenten die zij hem heeft aanbevolen.
§ 4. De informatie over de financiële instrumenten en de voorgestelde beleggingsstrategieën omvatten passende toelichtingen en waarschuwingen over de risico's die aan beleggingen in deze instrumenten of aan bepaalde beleggingsstrategieën zijn verbonden, en verduidelijken of het financiële instrument bestemd is voor niet-professionele of professionele cliënten, rekening houdend met de geïdentificeerde doelgroep overeenkomstig artikel 27, § 2.
§ 5. De informatie over alle kosten en bijbehorende lasten betreft zowel beleggings- als nevendiensten, waaronder ook de kosten voor advies en, in voorkomend geval, de kosten van de financiële instrumenten die aan de cliënt worden aanbevolen of aangeboden, en de manier waarop de cliënt deze kan betalen, met inbegrip van eventuele betalingen door derden.
De informatie over alle kosten en lasten, met inbegrip van kosten en lasten in verband met de beleggingsdienst en het financiële instrument, die niet het gevolg zijn van de ontwikkeling van onderliggende marktrisico's, worden samengevoegd zodat de cliënt inzicht krijgt in de totale kosten, alsook in het cumulatieve effect op het rendement op de belegging, en omvat, indien de cliënt hierom verzoekt, een puntsgewijze uitsplitsing. Indien van toepassing, wordt dergelijke informatie regelmatig en ten minste jaarlijks aan de cliënt verstrekt, tijdens de looptijd van de belegging.
[2 Indien de overeenkomst tot koop of verkoop van een financieel instrument met behulp van een techniek voor communicatie op afstand wordt gesloten die verhindert dat de informatie over kosten en lasten vooraf wordt verstrekt, mag de gereglementeerde onderneming de informatie over kosten en lasten zonder onnodige vertraging na het sluiten van de transactie verstrekken in elektronische vorm of op papier, indien een niet-professionele cliënt daarom heeft verzocht, mits aan de twee volgende voorwaarden is voldaan:
a) de cliënt heeft ermee ingestemd de informatie zonder onnodige vertraging na het sluiten van de transactie te ontvangen;
b) de gereglementeerde onderneming heeft de cliënt de mogelijkheid geboden het sluiten van de transactie uit te stellen totdat de cliënt de informatie heeft ontvangen.
Naast de vereisten van het vorige lid is de gereglementeerde onderneming verplicht de cliënt de mogelijkheid te bieden de informatie over kosten en lasten vóór het sluiten van de transactie telefonisch te ontvangen.
De vereisten van deze paragraaf zijn niet van toepassing op andere aan professionele cliënten verleende diensten dan beleggingsadvies en vermogensbeheer.]2
§ 6. De in paragrafen 2 tot 5 en in artikel 27, § 7, bedoelde informatie wordt in een begrijpelijke vorm en op zodanige wijze verstrekt dat cliënten of potentiële cliënten redelijkerwijs in staat zijn de aard en de risico's van de aangeboden beleggingsdienst en van de specifiek aangeboden categorie van financieel instrument te begrijpen en derhalve met kennis van zaken beleggingsbeslissingen te nemen. Deze informatie mag in gestandaardiseerde vorm worden verstrekt.
§ 7. Indien een beleggingsdienst wordt aangeboden als onderdeel van een financieel product dat reeds onder andere bepalingen van het recht van de Europese Unie betreffende kredietinstellingen en consumentenkredieten inzake informatievereisten ressorteert, zijn de verplichtingen van paragrafen 1 tot 6 niet eveneens van toepassing op deze dienst.
§ 8. Een gereglementeerde onderneming stelt nieuwe en bestaande cliënten ervan in kennis dat elektronische communicatie of telefoongesprekken tussen de gereglementeerde onderneming en haar cliënten die leiden of kunnen leiden tot transacties, zullen worden opgenomen overeenkomstig artikel 26, § 5, van de wet van 25 oktober 2016 en artikel 64 van de wet van 25 april 2014.
Een dergelijke kennisgeving kan eenmaal worden verstrekt, vóór het verlenen van beleggingsdiensten aan nieuwe en bestaande cliënten.
Een gereglementeerde onderneming verleent geen telefonische beleggingsdiensten aan en verricht geen telefonische beleggingsactiviteiten met betrekking tot het ontvangen, doorgeven of uitvoeren van orders van cliënten die er vooraf niet van in kennis zijn gesteld dat hun elektronische communicatie of telefoongesprekken worden opgenomen.
Gegevens die overeenkomstig artikel 26, § 5, van de wet van 25 oktober 2016 en artikel 64 van de wet van 25 april 2014 zijn opgenomen, worden op verzoek aan de betrokken cliënten verstrekt.]1
[2 § 9. De gereglementeerde ondernemingen verstrekken [3 alle op grond van de bepalingen van de onderafdeling 3 van de afdeling 7 van het Hoofdstuk II van deze wet te verstrekken informatie]3 aan cliënten of potentiële cliënten in elektronische vorm, behalve wanneer de cliënt of potentiële cliënt een niet-professionele cliënt of potentiële niet-professionele cliënt is die heeft verzocht om de informatie op papier te ontvangen, in welk geval die informatie op papier en kosteloos wordt verstrekt.
De gereglementeerde ondernemingen delen niet-professionele cliënten of potentiële niet-professionele cliënten mee dat zij de mogelijkheid hebben de informatie op papier te ontvangen.
De gereglementeerde ondernemingen delen de bestaande niet-professionele cliënten die de op grond van dit artikel te verstrekken informatie op papier ontvangen, mee dat zij die informatie in elektronische vorm zullen ontvangen, ten minste acht weken voordat die informatie in elektronische vorm zal worden verzonden. De gereglementeerde ondernemingen delen die bestaande niet-professionele cliënten mee dat zij de keuze hebben om hetzij de informatie op papier te blijven ontvangen, hetzij over te stappen op informatie in elektronische vorm. De gereglementeerde ondernemingen delen de bestaande niet-professionele cliënten ook mee dat een automatische overstap naar de elektronische vorm zal plaatsvinden indien zij niet binnen die termijn van acht weken hebben verzocht om de informatie op papier te blijven ontvangen. Dit hoeft niet te worden meegedeeld aan de bestaande niet-professionele cliënten die de op grond van dit artikel te verstrekken informatie reeds in elektronische vorm ontvangen.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-11-21/08, art. 106, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
(2)<W 2022-02-23/09, art. 34, 107; Inwerkingtreding : 28-02-2022>
(3)<W 2022-07-20/31, art. 93, 113; Inwerkingtreding : 15-09-2022>
Art. 27ter.[1 § 1. Gereglementeerde ondernemingen waarborgen en tonen op verzoek van de FSMA aan dat de natuurlijke personen die beleggingsadvies of informatie over financiële instrumenten verstrekken, of beleggingsdiensten of nevendiensten aan cliënten verlenen voor rekening van de onderneming, over de nodige kennis en bekwaamheid beschikken om hun verplichtingen overeenkomstig dit artikel, de artikelen 27 en 27bis en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen na te komen. De Koning bepaalt de criteria voor de beoordeling van die kennis en bekwaamheid.
§ 2. Bij het verstrekken van beleggingsadvies of het verrichten van vermogensbeheer, wint de gereglementeerde onderneming bij de cliënt of de potentiële cliënt de nodige informatie in over zijn kennis en ervaring op beleggingsgebied met betrekking tot het specifieke soort product of dienst, zijn financiële situatie, met inbegrip van zijn vermogen om verliezen te dragen, en zijn beleggingsdoelstellingen, met inbegrip van zijn risicotolerantie, teneinde de cliënt of potentiële cliënt de voor hem geschikte beleggingsdiensten en financiële instrumenten te kunnen aanbevelen, of voor hem geschikt vermogensbeheer te verstrekken, die met name stroken met zijn risicotolerantie en zijn vermogen om verliezen te dragen.
Wanneer een gereglementeerde onderneming beleggingsadvies verstrekt waarbij een gebundeld pakket van diensten of producten wordt aanbevolen in de zin van artikel 27, § 9, gaat zij na of de gehele bundel passend is.
[4 Bij het verstrekken van beleggingsadvies of het verrichten van vermogensbeheer waarbij tussen financiële instrumenten wordt gewisseld, winnen de gereglementeerde ondernemingen de nodige informatie in met betrekking tot de investering van de cliënt en analyseren zij de kosten en baten van de wissel van financiële instrumenten. Bij het verstrekken van beleggingsadvies delen de gereglementeerde ondernemingen de cliënt mee of de baten van de wissel van financiële instrumenten al dan niet groter zijn dan de kosten daarvan.
De vereisten van het vorige lid zijn niet van toepassing op diensten die aan professionele cliënten worden verleend, tenzij die cliënten de gereglementeerde onderneming in elektronische vorm of op papier meedelen dat zij gebruik wensen te maken van de rechten waarin deze bepalingen voorzien. De gereglementeerde ondernemingen houden een register bij van dergelijke communicatie met cliënten.]4
§ 3. De gereglementeerde onderneming die andere dan de in paragraaf 2 bedoelde beleggingsdiensten verricht, wint bij de cliënt of de potentiële cliënt informatie in over zijn ervaring en kennis op beleggingsgebied met betrekking tot het specifieke soort van aangeboden of verlangde product of dienst, zodat zij kan beoordelen of het aangeboden product of de te verrichten beleggingsdienst passend is voor de cliënt.
Wanneer een bundel van diensten of producten wordt overwogen overeenkomstig artikel 27, § 9, wordt bij de beoordeling nagegaan of het gehele gebundelde pakket passend is.
Indien de gereglementeerde onderneming op grond van de op grond van het eerste lid ontvangen informatie oordeelt dat het product of de dienst niet passend is voor de cliënt of de potentiële cliënt, waarschuwt zij de cliënt of de potentiële cliënt. Deze waarschuwing mag in gestandaardiseerde vorm worden verstrekt.
Wanneer de cliënt of de potentiële cliënt de in de eerste lid bedoelde informatie over zijn ervaring en kennis niet verstrekt, of wanneer hij onvoldoende informatie over zijn ervaring en kennis verstrekt, waarschuwt de gereglementeerde onderneming hem dat zij om die reden niet kan vaststellen of de aangeboden dienst of het aangeboden product passend voor hem is. Deze waarschuwing mag in gestandaardiseerde vorm worden verstrekt.
§ 4. Gereglementeerde ondernemingen die, via een andere gereglementeerde onderneming, de instructie krijgen om beleggingsdiensten of nevendiensten voor rekening van een cliënt te verlenen, kunnen afgaan op op de cliëntgegevens die hun worden verstrekt door de gereglementeerde ondernemingen die de instructie doorgeven. De gereglementeerde onderneming die de instructie doorgeeft, blijft verantwoordelijk voor de volledigheid en de juistheid van de verstrekte gegevens.
De gereglementeerde onderneming die op deze wijze de instructie krijgt om diensten te verlenen voor rekening van een cliënt, mag ook afgaan op eventuele aanbevelingen met betrekking tot de dienst of de transactie die door een andere beleggingsonderneming aan de cliënt zijn gedaan. De gereglementeerde onderneming die de instructie doorgeeft, blijft verantwoordelijk voor de geschiktheid van de aan de betrokken cliënt verstrekte aanbevelingen of adviezen.
De gereglementeerde onderneming die, via een andere gereglementeerde onderneming, instructies of orders van een cliënt ontvangt, blijft verantwoordelijk voor het op basis van voornoemde gegevens of aanbevelingen verlenen van de dienst of sluiten van de transactie in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van deze wet.
§ 5. Wanneer gereglementeerde ondernemingen beleggingsdiensten verrichten die slechts bestaan in het uitvoeren van orders van cliënten en/of het ontvangen en doorgeven van deze orders, met of zonder nevendiensten, met uitzondering van het verstrekken van kredieten of leningen als bedoeld in artikel 2, 2°, 2, van de wet van 25 oktober 2016, die geen bestaande kredietlimieten van leningen, rekeningen-courant en rekening-courantkredieten van cliënten omvatten, mogen zij die beleggingsdiensten voor hun cliënten verrichten zonder de in paragraaf 3 bedoelde informatie te hoeven inwinnen of de aldaar bedoelde beoordeling te hoeven doen wanneer aan alle hieronder vermelde voorwaarden is voldaan:
1° de diensten houden verband met de volgende financiële instrumenten:
a) tot de handel op een gereglementeerde markt of op een gelijkwaardige markt van een derde land of op een MTF toegelaten aandelen, indien het aandelen in vennootschappen betreft, met uitzondering van rechten van deelneming in AICB en aandelen die een derivaat behelzen;
b) tot de handel op een gereglementeerde markt of op een gelijkwaardige markt van een derde land of op een MTF toegelaten obligaties en andere schuldinstrumenten, met uitzondering van deze die een derivaat behelzen of een structuur hebben die het voor de cliënt moeilijk maakt te begrijpen welk risico eraan verbonden is;
c) geldmarktinstrumenten, met uitzondering van deze die een derivaat behelzen of een structuur hebben die het voor de cliënt moeilijk maakt te begrijpen welk risico eraan verbonden is;
d) aandelen of rechten van deelneming in ICB's die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG als bedoeld in artikel 3, 8°, van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, met uitzondering van de in artikel 36, lid 1, alinea 2, van Verordening (EU) nr. 583/2010 bedoelde gestructureerde ICB's;
e) gestructureerde deposito's, met uitzondering van deposito's met een structuur die het voor de cliënt moeilijk maakt het rendementsrisico of de kosten voor het vervroegd uitstappen in te schatten;
f) andere niet-complexe financiële instrumenten voor de toepassing van deze paragraaf.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een markt van een derde land geacht gelijkwaardig te zijn aan een gereglementeerde markt, indien aan de vereisten en de procedure [3 als bedoeld in artikel 25, lid 4, a), alinea 2, van richtlijn 2014/65/EU]3 is voldaan;
2° de dienst wordt verricht op initiatief van de cliënt of de potentiële cliënt;
3° de cliënt of de potentiële cliënt is er duidelijk van in kennis gesteld dat de gereglementeerde onderneming bij het verrichten van deze dienst niet verplicht is de passendheid van het aangeboden financiële instrument of van de te verrichten of aangeboden dienst te beoordelen en dat hij derhalve niet de bescherming van de toepasselijke gedragsregels geniet; deze waarschuwing mag in gestandaardiseerde vorm worden verstrekt;
4° de gereglementeerde onderneming komt de in artikel 27, § 4, bedoelde belangenconflictenregeling na.
§ 6. De gereglementeerde onderneming legt een dossier aan met de tussen de onderneming en de cliënt overeengekomen documenten, waarin de rechten en plichten van beide partijen worden beschreven, alsook de overige voorwaarden waarop de onderneming diensten voor de cliënt zal verrichten.
De rechten en plichten van beide partijen bij de overeenkomst kunnen worden opgenomen door middel van verwijzing naar andere documenten of wetteksten.
§ 7. De gereglementeerde onderneming verstrekt haar cliënt deugdelijke rapporten over de dienst die zij hem verleent, op een duurzame drager. Deze rapporten bevatten periodieke mededelingen aan cliënten, rekening houdend met het type en de complexiteit van de betrokken financiële instrumenten en de aard van de aan de cliënt verleende dienst, alsook, in voorkomend geval, de kosten van de transacties en de diensten die voor rekening van de cliënt werden verricht of verleend.
Bij het verlenen van beleggingsadvies, verstrekt de gereglementeerde onderneming aan de cliënt, vóór het verrichten van de transactie, een geschiktheidsverklaring op een duurzame drager, waarin het verleende advies wordt gespecificeerd en wordt verduidelijkt hoe dat advies aan de voorkeuren, doelstellingen en andere kenmerken van de niet-professionele cliënt beantwoordt.
Indien de overeenkomst tot aankoop of verkoop van een financieel instrument wordt gesloten door middel van een techniek voor communicatie op afstand die de voorafgaande verstrekking van de geschiktheidsverklaring belet, verstrekt de gereglementeerde onderneming de [2 ...]2 geschiktheidsverklaring op een [2 duurzame gegevensdrager]2 onmiddellijk nadat de cliënt door een overeenkomst is gebonden, indien aan beide onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
1° de cliënt heeft ingestemd met de ontvangst van de geschiktheidsverklaring zonder onnodige vertraging na het sluiten van de transactie; en
2° de gereglementeerde onderneming heeft de cliënt de mogelijkheid geboden de transactie uit te stellen zodat hij de geschiktheidsverklaring vooraf kan ontvangen.
Indien een gereglementeerde onderneming vermogensbeheerdiensten verricht of de cliënt ervan op de hoogte heeft gebracht dat zij een periodieke geschiktheidsbeoordeling zal uitvoeren, bevat het periodieke rapport een bijgewerkte verklaring van de manier waarop de belegging beantwoordt aan de voorkeuren, doelstellingen en andere kenmerken van de niet-professionele cliënt.
[4 De vereisten van deze paragraaf zijn niet van toepassing op diensten die aan professionele cliënten worden verleend, tenzij die cliënten de gereglementeerde onderneming in elektronische vorm of op papier meedelen dat zij gebruik wensen te maken van de rechten waarin deze bepalingen voorzien. De gereglementeerde ondernemingen houden een register bij van dergelijke communicatie met hun cliënten.]4
§ 8. Indien in een hypothecaire kredietovereenkomst, waarvoor de bepalingen over de beoordeling van de kredietwaardigheid van consumenten als vastgesteld in Boek VII van het Wetboek van economisch recht gelden, als absolute voorwaarde wordt gesteld dat aan diezelfde consument een beleggingsdienst wordt verleend in verband met specifiek uitgegeven hypothecaire obligaties die de financiering van de hypothecaire kredietovereenkomst moet veiligstellen en waaraan identieke voorwaarden zijn verbonden als aan die hypothecaire kredietovereenkomst, opdat de lening kan worden terugbetaald, geherfinancierd of afgelost, is deze dienst niet onderworpen aan de in dit artikel gestelde verplichtingen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-11-21/08, art. 107, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
(2)<W 2018-09-20/14, art. 19, 092; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
(3)<W 2021-06-27/09, art. 341, 103; Inwerkingtreding : 19-07-2021>
(4)<W 2022-02-23/09, art. 35, 107; Inwerkingtreding : 28-02-2022>
Art. 27quater. [1 § 1. De gereglementeerde ondernemingen met een vergunning om orders voor rekening van cliënten uit te voeren, passen procedures en regelingen toe die een onmiddellijke, billijke en vlotte uitvoering van orders van cliënten garanderen ten opzichte van orders van andere cliënten of de handelsposities van de gereglementeerde onderneming.
Deze procedures of regelingen moeten een gereglementeerde onderneming in staat stellen om overigens vergelijkbare orders van cliënten in de volgorde van het tijdstip van ontvangst uit te voeren.
§ 2. In het geval van een limietorder van een cliënt inzake tot de handel op een gereglementeerde markt toegelaten, of op een handelsplatform verhandelde aandelen dat niet onmiddellijk wordt uitgevoerd onder de heersende marktomstandigheden, nemen de gereglementeerde ondernemingen, tenzij de cliënt uitdrukkelijk andere instructies geeft, maatregelen om tot een zo spoedig mogelijke uitvoering van dat order bij te dragen, door het bewuste limietorder van de cliënt onmiddellijk op zodanige wijze openbaar te maken dat andere marktdeelnemers er gemakkelijk toegang toe kunnen krijgen.
De gereglementeerde ondernemingen zijn vrijgesteld van de in het eerste lid bedoelde verplichting in het geval van limietorders die van aanzienlijke omvang zijn in verhouding tot de normale marktomvang overeenkomstig artikel 4 van Verordening 600/2014, tenzij de FMSA daarover anders beslist.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-11-21/08, art. 108, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
Art.28.[1 § 1. In het kader van de op haar toepasselijke bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden neemt de gereglementeerde onderneming bij het uitvoeren van orders, overeenkomstig de bepalingen van paragrafen 2 tot 8, alle toereikende maatregelen om het best mogelijke resultaat voor haar cliënten te behalen, rekening houdend met de prijs, de kosten, de snelheid, de waarschijnlijkheid van uitvoering en afwikkeling, de omvang, de aard van het order en alle andere voor de uitvoering van het order relevante aspecten. In geval van een specifieke instructie van de cliënt is de gereglementeerde onderneming evenwel verplicht het order volgens die specifieke instructie uit te voeren.
Wanneer een gereglementeerde onderneming een order voor rekening van een niet-professionele cliënt uitvoert, wordt voor de bepaling van het best mogelijke resultaat uitgegaan van de totale tegenprestatie, die bestaat uit de prijs van het financiële instrument en de uitvoeringskosten, die alle uitgaven omvatten die ten laste komen van de cliënt en rechtstreeks verband houden met de uitvoering van het order, zoals vergoedingen eigen aan de plaats van uitvoering, clearing- en afwikkelingsvergoedingen en alle andere vergoedingen die worden betaald aan derden die bij de uitvoering van het order zijn betrokken.
Om een optimale uitvoering in overeenstemming met het eerste lid te realiseren wanneer er meer dan één concurrerende plaats van uitvoering is om een order voor een financieel instrument uit te voeren, worden de resultaten die voor de cliënt zouden worden behaald bij de uitvoering van het order op elk van de in het uitvoeringsbeleid van de gereglementeerde onderneming genoemde plaatsen van uitvoering die dit order kunnen uitvoeren, geanalyseerd en vergeleken; in deze analyse moet rekening worden gehouden met de eigen provisies van de gereglementeerde onderneming en de kosten voor de uitvoering van het order op elk van de in aanmerking komende plaatsen van uitvoering.
§ 2. Een gereglementeerde onderneming ontvangt geen beloning, korting of niet-geldelijke tegemoetkoming voor de routering van orders van cliënten naar een bepaald handelsplatform of een bepaalde plaats van uitvoering, wat in strijd zou zijn met de vereisten inzake belangenconflicten of inducements zoals bepaald in paragraaf 1, alsook in de artikelen 27 en 27bis van deze wet, artikel 26, § 2, van de wet van 25 oktober 2016 en artikel 42 van de wet van 25 april 2014.
§ 3. Voor financiële instrumenten die onder de handelsverplichting opgenomen in de artikelen 23 en 28 van Verordening 600/2014 vallen, maakt elk handelsplatform en elke beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling en, voor de andere financiële instrumenten, elke plaats van uitvoering ten minste jaarlijks kosteloos gegevens over de kwaliteit van de uitvoering van transacties op de betrokken plaats openbaar, en deelt de gereglementeerde onderneming, na de uitvoering van een transactie voor rekening van een cliënt, aan die cliënt mee waar het order werd uitgevoerd. Die periodieke rapporten bevatten bijzonderheden over de prijs, de kosten, de snelheid en de waarschijnlijkheid van uitvoering met betrekking tot individuele financiële instrumenten.
§ 4. De gereglementeerde onderneming bepaalt en handhaaft doeltreffende regelingen om aan paragraaf 1 te voldoen. Zij bepaalt en past inzonderheid een beleid inzake orderuitvoering toe dat haar in staat stelt om voor de orders van haar cliënten het best mogelijke resultaat te behalen overeenkomstig het bepaalde in voornoemde paragraaf.
§ 5. Het orderuitvoeringsbeleid omvat voor elke klasse van financiële instrumenten, informatie over de verschillende plaatsen waarop de gereglementeerde onderneming de orders van haar cliënten uitvoert en de factoren die de keuze van de plaats van uitvoering beïnvloeden. Het omvat ten minste de plaatsen van uitvoering die de gereglementeerde onderneming in staat stellen om consistent het best mogelijke resultaat voor de uitvoering van orders van cliënten te behalen.
De gereglementeerde onderneming verstrekt haar cliënten deugdelijke informatie over haar orderuitvoeringsbeleid. In die informatie wordt duidelijk, voldoende nauwkeurig en op een voor de cliënten gemakkelijk te begrijpen wijze uitgelegd hoe gereglementeerde ondernemingen de orders voor hun cliënten zullen uitvoeren. De gereglementeerde onderneming verkrijgt vooraf de instemming van haar cliënten met haar orderuitvoeringsbeleid.
Wanneer het orderuitvoeringsbeleid voorziet in de mogelijkheid om orders van cliënten buiten een handelsplatform uit te voeren, brengt de gereglementeerde onderneming met name haar cliënten van deze mogelijkheid op de hoogte. De gereglementeerde onderneming heeft de uitdrukkelijke toestemming van haar cliënten nodig alvorens hun orders buiten een handelsplatform uit te voeren. De gereglementeerde onderneming kan deze toestemming hetzij in de vorm van een algemene overeenkomst, hetzij met betrekking tot afzonderlijke transacties verkrijgen.
§ 6. De gereglementeerde onderneming die orders van cliënten uitvoert, stelt jaarlijks voor elke categorie financiële instrumenten een overzicht op van de belangrijkste vijf plaatsen van uitvoering in termen van handelsvolumes waar zij tijdens het voorgaande jaar orders van cliënten heeft uitgevoerd, en maakt dat overzicht alsook informatie over de kwaliteit van de uitvoering openbaar.
§ 7. De gereglementeerde onderneming die orders van cliënten uitvoert, houdt toezicht op de doeltreffendheid van haar regelingen en beleid voor orderuitvoering om, in voorkomend geval, mogelijke tekortkomingen te achterhalen en recht te zetten. Zij gaat inzonderheid op gezette tijden na of de in het orderuitvoeringsbeleid opgenomen handelsplatformen tot het best mogelijke resultaat voor de cliënt leiden dan wel of zij haar uitvoeringsregelingen moet wijzigen, rekening houdend met, onder andere, de op grond van paragrafen 3 en 6 gepubliceerde informatie. De gereglementeerde onderneming geeft de cliënten met wie zij een doorlopende cliëntenrelatie heeft, kennis van wezenlijke wijzigingen in haar orderuitvoeringsregelingen of haar orderuitvoeringsbeleid.
§ 8. De gereglementeerde onderneming toont haar cliënten desgevraagd aan dat zij hun orders heeft uitgevoerd in overeenstemming met haar orderuitvoeringsbeleid. Zij kan desgevraagd aan de FSMA aantonen dit artikel te hebben nageleefd.]1
----------
(1)<W 2017-11-21/08, art. 109, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
Art. 28bis.[1 De gereglementeerde ondernemingen vereffenen hun transacties in vervangbare financiële instrumenten die tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt zijn toegelaten, onderling langs girale weg.]1
----------
(1)<W 2017-11-21/08, art. 110, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
Art. 28ter.[1 § 1. Met dit artikel worden de kredietinstellingen bedoeld als vermeld in artikel 26, eerste lid, alsook de kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van een lidstaat van de EER en die in het kader van het vrij verrichten van diensten hun werkzaamheden in België mogen uitoefenen.
[2 § 1/1. [3 De artikelen 27, § 1, eerste zin, en 27bis, § 1, zijn van toepassing op de kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van een lidstaat van de EER en die hun werkzaamheden in België mogen uitoefenen in het kader van het vrij verrichten van diensten, ingeval zij spaarrekeningen commercialiseren op het Belgische grondgebied.]3]2
§ 2. Als een kredietinstelling een spaarrekening voorstelt als zijnde een spaardeposito dat in aanmerking komt voor de toepassing van artikel 21, 5°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, moet zij de criteria in acht nemen die zijn vastgesteld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 [3 of, voor de spaardeposito's die zijn ontvangen door kredietinstellingen die in een andere lidstaat van de EER zijn gevestigd, de analoge criteria die zijn vastgesteld door de gelijkwaardige bevoegde autoriteiten van de andere lidstaat]3.
§ 3. Teneinde een loyale, billijke en professionele behandeling van de spaarders te stimuleren, kan de Koning regels uitvaardigen ter bevordering van de transparantie en vergelijkbaarheid van de spaarrekeningen die op het Belgische grondgebied worden gecommercialiseerd. In dit kader kan de Koning met name bepalingen treffen met betrekking tot de omvang van het aanbod van spaarrekeningen die in aanmerking komen voor de toepassing van artikel 21, 5°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, alsook met betrekking tot de voorwaarden die een kredietinstelling mag verbinden aan het aanbieden van een spaarrekening.
§ 4. De Koning kan eveneens regels vaststellen aangaande de inhoud en de voorstellingswijze van reclame en andere documenten en berichten die betrekking hebben op een spaarrekening bij een financiële instelling.
§ 5. Voor de toepassing van dit artikel dient onder " spaarder " te worden verstaan : de houders van een spaarrekening dan wel de natuurlijke of rechtspersonen die een contract wensen aan te gaan voor het openen van een spaarrekening en die geen professionele cliënt zijn in de zin van artikel 2, 28°.]1
----------
(1)<W 2013-07-30/16, art. 21, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(2)<W 2017-11-21/08, art. 111, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
(3)<W 2021-06-27/09, art. 342, 103; Inwerkingtreding : 19-07-2021>
Art. 28quater. [1 De Koning kan, na advies van de FSMA en de BNB, bepalen welke verplichtingen en verbodsbepalingen gelden voor de beleggingsondernemingen die ten aanzien van professionele cliënten, actief zijn in het ontvangen en doorgeven van orders met betrekking tot één of meer financiële instrumenten waarbij deze activiteit gericht is op het met elkaar in contact brengen van deze professionele cliënten waardoor er tussen hen een verrichting tot stand kan komen.
Dit besluit kan inzonderheid de gedragsregels en onverenigbaarheidsregels bepalen die van toepassing zijn op deze ondernemingen evenals de regels voor de administratieve en boekhoudkundige verwerking van deze verrichtingen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-10-25/04, art. 129, 072; Inwerkingtreding : 28-11-2016>
Art.29.Op advies van de [2 FSMA]2 en na open raadpleging kan de Koning : <KB 2003-03-25/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
1° gedragsregels bepalen die de bieders moeten naleven bij de berichtgeving over en de uitvoering van openbare aanbiedingen tot verkoop van of inschrijving op financiële instrumenten in België, al dan niet in combinatie met de toelating van deze instrumenten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt;
2° gedragsregels bepalen die de financiële tussenpersonen moeten in acht nemen wanneer zij tussenkomen in de verrichtingen bedoeld in 1° in de hoedanigheid van lead manager of lid van een syndicaat tot vaste overname of plaatsing;
3° [5 ...]5
(4° volgens de nadere regels die Hij bepaalt, de overdraagbaarheid beperken van financiële instrumenten die zijn verworven buiten het kader van een openbare aanbieding tot verkoop of inschrijving, onder de voorwaarden die Hij vastlegt, en voor een periode die Hij bepaalt en die voorafgaat aan de eerste toelating van die instrumenten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt of een Belgische MTF.) <W 2007-05-02/31, art. 45, 029; Inwerkingtreding : 22-06-2007>
[1 5° regels bepalen die marktdeelnemers moeten naleven bij de handel in financiële instrumenten [5 die zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgisch handelsplatform, of waarvan de toelating tot de verhandeling op dergelijk handelsplatform wordt aangevraagd]5, ter verbetering van de transparantie en de goede werking van de financiële markten, waarbij Hij rekening kan houden met de stand van de harmonisatie van de betrokken reglementering binnen de [4 Europese Unie]4.]1 [3 Deze regels kunnen betrekking hebben op de verhandeling van deze financiële instrumenten zowel op de betrokken markt als daarbuiten alsook op de verhandeling, ongeacht waar deze plaatsvindt, van financiële instrumenten waarvan de waarde afhankelijk is van deze financiële instrumenten of die betrekking hebben op de emittent van deze financiële instrumenten of op een met de emittent verbonden vennootschap. Deze regels kunnen ook betrekking hebben op de posities die verband houden met een of meerdere van voornoemde financiële instrumenten.]3
----------
(1)<W 2010-07-02/17, art. 4, 042; Inwerkingtreding : 26-10-2010>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<W 2013-07-30/16, art. 22, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(4)<KB 2013-11-12/02, art. 38, 2°, 053; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
(5)<W 2016-06-27/04, art. 10, 070; Inwerkingtreding : 03-07-2016>
Art. 29bis.[1 § 1. Onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten bepaald bij reglement, legt de FSMA voor die financiële instrumenten waarvan de onderliggende waarde bestaat uit voedselgrondstoffen en die verhandeld worden op een gereglementeerde markt of een MTF, de regels vast inzake de limieten op posities in financiële instrumenten die een persoon mag bezitten en bepaalt ze afwijkingen op deze regels, in het bijzonder wanneer de betrokken posities werden aangegaan ter dekking. Hierbij kan de FSMA rekening houden met de staat van de vooruitgang van de harmonisatie van de betrokken regelgeving in de Europese Unie.
§ 2. Dit reglement bepaalt eveneens de gevallen waarin de in België gevestigde financiële tussenpersonen en andere bij reglement aangeduide personen de FSMA kennis geven van de posities in instrumenten bedoeld in het eerste lid, met inbegrip van de modaliteiten en de periodiciteit van deze kennisgeving.
§ 3. [2 Voor de toepassing van dit artikel dient onder "voedselgrondstof" te worden verstaan een primaire grondstof, die al dan niet na verdere bewerking, bestemd is voor menselijke consumptie.]2
§ 4. De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op advies van de FSMA de nodige maatregelen treffen ter omzetting van de dwingende bepalingen die voortvloeien uit Europeesrechtelijke regels en die betrekking hebben op de regels inzake van grondstoffen afgeleide financiële instrumenten, inzonderheid op het gebied van definities, positielimieten, rapportering, positiemanagement, productinterventie, toezicht en internationale samenwerking van de FSMA.
De krachtens dit artikel genomen besluiten kunnen de geldende wettelijke bepalingen wijzigen, aanvullen, vervangen, opheffen of coördineren, met inbegrip van het bepalen van de toepasselijke maatregelen, administratieve sancties en straffen bij niet-naleving van de regels.
De krachtens dit artikel genomen besluiten worden van rechtswege opgeheven indien zij niet bij wet worden bekrachtigd binnen vierentwintig maanden na hun inwerkingtreding. De bekrachtiging werkt terug tot op de datum van inwerkingtreding van de koninklijke besluiten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-25/09, art. 169, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<W 2016-06-27/04, art. 11, 070; Inwerkingtreding : 03-07-2016>
Art.30.De [1 FSMA]1 kan : <KB 2003-03-25/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
1° in individuele gevallen, en mits passende, regelmatige en niet nominatieve bekendmaking van het gevolgde afwijkingsbeleid, afwijkingen toestaan van de (voorschriften bepaald door of krachtens de artikelen 26 tot 29), indien zij van oordeel is dat de betrokken bepalingen niet zijn afgestemd op de activiteiten of de toestand van de betrokken financiële tussenpersoon, emittent of bieder en op voorwaarde dat deze tussenpersoon, emittent of bieder passende alternatieve maatregelen neemt die een gelijkwaardige bescherming van de belangen van de beleggers en de marktintegriteit bieden; <KB 2007-04-27/85, art. 25, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
2° bij reglement, op basis van de beste praktijken op de internationale financiële markten, de voorwaarden bepalen waaronder courante marktpraktijken, inzonderheid inzake koersstabilisatie, verrichtingen die ertoe strekken de liquiditeit van een financieel instrument te verzekeren, communicaties met financiële analisten, programma's van inkoop van eigen aandelen en het onderzoek van informatie met het oog op de verwerving van deelnemingen in beursgenoteerde vennootschappen, al dan niet een inbreuk vormen op de (voorschriften bepaald door of krachtens de artikelen 26 tot 29); <KB 2007-04-27/85, art. 25, 2°, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
3° [2 in overeenstemming met artikel 13 van Verordening 596/2014 en de bepalingen genomen op basis of in uitvoering van dit artikel, bij reglement geaccepteerde marktpraktijken vaststellen.]2
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<W 2016-06-27/04, art. 12, 070; Inwerkingtreding : 03-07-2016>
Art. 30bis.[1 [2 Onverminderd de artikelen 39 tot 43 van Verordening 600/2014, op advies van de raad van toezicht]2 en na minstens een maand op voorhand de [3 bijzondere raadgevende commissie Verbruik]3, opgericht bij [3 koninklijk besluit 13 december 2017 houdende oprichting van de bijzondere raadgevende commissie Verbruik binnen de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en tot opheffing van de Commissie voor Milieu-etikettering en milieureclame]3, om advies te hebben verzocht, kan het directiecomité van de FSMA, onverminderd de bevoegdheden van de minister die de Economie onder zijn bevoegdheden heeft, reglementen bepalen die, rekening houdend met de belangen van de afnemers van financiële producten of diensten [4 , of van virtuele munten]4 :
1° een verbod dan wel beperkende voorwaarden opleggen op de commercialisering of bepaalde vormen van commercialisering aan niet-professionele cliënten van financiële producten of van bepaalde categorieën van financiële producten;
[4 1° /1 beperkende voorwaarden opleggen op de commercialisering of bepaalde vormen van commercialisering, aan niet-professionele cliënten, van virtuele munten of van bepaalde categorieën van virtuele munten;]4
2° via de verplichte vermelding van een label of anderszins, de transparantie bevorderen van dergelijke producten, van bepaalde categorieën van dergelijke producten of van de risico's, prijzen, vergoedingen en kosten ervan;
3° een referentie-vragenlijst voor het bepalen van het beleggersprofiel voor afnemers van financiële producten aanbevelen.
Voor doeleinden van dit artikel wordt onder commercialisering verstaan : het voorstellen van het product [4 of van de munt]4, ongeacht de wijze waarop dit gebeurt, om de cliënt of potentiële cliënt aan te zetten tot aankoop van, inschrijving op, toetreding tot, aanvaarding van, ondertekening van of opening van het betrokken product [4 of van de munt]4.
Artikel 64, derde lid, is van toepassing op deze reglementen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-30/16, art. 23, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(2)<W 2017-11-21/08, art. 112, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
(3)<KB 2017-12-13/14, art. 11,5°, 085; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(4)<W 2022-07-05/06, art. 6, 110; Inwerkingtreding : 29-07-2022>
Art. 30ter.[1 § 1. Onverminderd het gemeen recht en niettegenstaande elk andersluidend beding in het nadeel van de afnemer van financiële producten of diensten, wordt, indien een persoon bedoeld in het tweede lid naar aanleiding van een financiële verrichting gedefinieerd in paragraaf 2 een inbreuk pleegt op één of meer bepalingen opgenomen in paragraaf 3 en de betrokken afnemer van financiële producten of diensten ingevolge deze verrichting schade leidt, de betrokken verrichting, behoudens tegenbewijs, geacht het gevolg te zijn van de inbreuk.
De in het eerste lid vernoemde personen zijn :
1° de in artikel 26, eerste lid, bedoelde personen alsook de [3 bemiddelaars in bank- en beleggingsdiensten]3;
2° de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, wat hun beleggingsdiensten betreft die onder artikel 6, lid 3 van Richtlijn 2009/65/EG vallen, die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en in België werkzaam zijn in het kader van het vrij verrichten van diensten;
3° onverminderd het 1° en 2° en uitsluitend ten behoeve van § 3, 3° van het onderhavige artikel, de kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte en hun werkzaamheden in België mogen uitoefenen in het kader van het vrij verrichten van diensten, wanneer zij spaarrekeningen commercialiseren op Belgisch grondgebied;
4° [4 de verzekeringsdistributeurs.]4
§ 2. Voor de toepassing van paragraaf 1 verwijst " verrichting ", naargelang van het geval, naar, in de meest ruime zin van het woord, de aankoop van, de verkoop van, de inschrijving op, de lening van, de uitoefening van, de plaatsing van, de ruil van, de terugbetaling van, het houden van, het aanbieden of verstrekken van een bepaald financieel product of een bepaalde financiële dienst.
§ 3. Het in paragraaf 1 vastgestelde vermoeden is van toepassing ingeval de volgende wettelijke bepalingen worden overtreden :
1° [4 de artikelen 27, § 3, eerste lid, § 4, tweede tot vierde lid, en § 9, 27bis, §§ 1 tot 6, en 27ter, §§ 2, 3, 5, 6 en 7, tweede en derde lid, als gepreciseerd in de artikelen 33, 34, 44 tot 52, 53, §§ 2 en 3, 54 tot 58 van de Gedelegeerde Verordening 2017/565;]4
2° [3 artikel 28ter, § 1/1 van de wet van 2 augustus 2002, uitsluitend wat de verwijzingen in dit artikel betreft naar de bepalingen van artikel 27bis, § 1, [4 als gepreciseerd in artikel 44 van de Gedelegeerde Verordening 2017/565]4, en met uitsluiting van de bepalingen van artikel 27, § 1;]3
3° in geval van een beleggingsonderneming die ressorteert onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en in België werkzaam is zonder er een bijkantoor te vestigen, de wettelijke bepalingen van de lidstaat van herkomst [4 waarmee de artikelen 23, leden 2 en 3, 24, lid 2, alinea 1, leden 3 tot 5 en 11, artikel 25, leden 2 tot 5 en 6, alinea's 2 en 3 van Richtlijn 2014/65/EU worden omgezet, zoals uitgevoerd door de paragraaf 4, 2°, bedoelde bepalingen, als gepreciseerd in de artikelen 33, 34, 44 tot 52, 53, leden 2 en 3, 54 tot 58 van de Gedelegeerde Verordening 2017/565]4;
[4 3° /1 in geval van een verzekeringsdistributeur onder Belgisch recht, van een verzekeringsdistributeur die ressorteert onder het recht van een derde land of van een verzekeringsdistributeur onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die in België werkzaam is via een bijkantoor, de artikelen 258, § 2, 279, § 2, en 280, 281, § 1, i), en § 2, i), 283, §§ 1 tot 6 en §§ 8 tot 11, 284, 286, 288, § 4, 290, 295, §§ 1 tot 3 en 296 van de wet van 4 april 2014;]4
[4 3° /2 in geval van een verzekeringsdistributeur onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die in België werkzaam is zonder er een bijkantoor te vestigen, de wettelijke bepalingen van de lidstaat van herkomst waarmee de artikelen 1, lid 4; 17, lid 2; 18, a), i) en b), i); 19; 20; 24; 28, lid 2; 29, lid 1 en 30, met uitzondering van lid 5, alinea 1, van Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van informatievereisten en gedragsregels die van toepassing zijn op de distributie van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten worden omgezet, alsook de artikelen 258, lid 2, (iv), 280, 283, § 6, 284, § 3, 288, lid 4, en 290 van de wet van 4 april 2014;
3° /3 voor alle in België werkzame verzekeringsdistributeurs, de artikelen 6, § 2, en 9 tot 17 van de gedelegeerde verordening (EU) 2017/2359 van de Commissie van 21 september 2017 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2016/97;]4
4° de door de Koning krachtens paragraaf 4 aangeduide bepalingen.
§ 4. Bij een besluit, vastgesteld na overleg in de ministerraad,
1° geeft de Koning de bepalingen aan van de besluiten en reglementen genomen met toepassing van [3 de artikelen 28ter, 30bis en 45, § 2, van deze wet [4 en van de artikelen 286, § 7, en 290, § 2, van de wet van 4 april 2014]4]3 en van artikel 14 van de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten, waarvan de overtreding door de in § 1, tweede lid, bedoelde personen eveneens leidt tot de toepassing van § 1;
2° [4 kan de Koning de in § 3, 2°, bedoelde bepalingen aanvullen]4 met alle of een deel van de bepalingen van [3 Richtlijn 2014/65/EU en de Gedelegeerde Richtlijn 2017/593]3.
§ 5. Dit artikel is van toepassing voor zover de in paragraaf 2, bedoelde handeling na de inwerkingtreding van deze wet is gesteld.
De schending van de bepalingen bedoeld in paragraaf 3 kan voor de toepassing van dit artikel slechts worden ingeroepen gedurende een periode van vijf jaar vanaf de dag volgend op die waarop de betrokken afnemer van financiële producten en diensten kennis heeft gekregen van de schade of van de verzwaring ervan, en kan in geen geval meer worden ingeroepen na het verstrijken van een periode van twintig jaar vanaf de dag volgend op die waarop de betrokken schending zich heeft voorgedaan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-30/16, art. 64, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(2)<W 2014-04-04/23, art. 333, 055; Inwerkingtreding : 01-11-2014>
(3)<W 2017-11-21/08, art. 113, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
(4)<W 2018-12-06/11, art. 5, 093; Inwerkingtreding : 28-12-2018>
Art. 30quater. [1 Onverminderd de regels die van toepassing zijn op het grondgebied van een andere lidstaat, zijn alle verkopen en andere overdrachten onder levenden, om niet of onder bezwarende titel, aan niet-professionele cliënten, van achtergestelde in aanmerking komende passiva, van aanvullend-tier 1-instrumenten of van tier 2-instrumenten met een minimumdenominatiebedrag van minder dan 100 000 euro, op het Belgisch grondgebied of vanuit België verboden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2021-07-11/08, art. 14, 105; Inwerkingtreding : 23-07-2021>
Onderafdeling 4. - [1 Voorrecht van de gekwalificeerde tussenpersonen en van de [2 centrale effectenbewaarinstellingen]2 en spelexceptie.]1
----------
(1)
Art.31.§ 1. De gekwalificeerde tussenpersonen hebben een voorrecht (van dezelfde rang als dat van de pandhoudende schuldeiser,) op de financiële instrumenten, gelden en deviezen : <W 2004-12-15/39, art. 30, 012; Inwerkingtreding : 01-02-2005>
1° die hun door hun cliënten zijn overhandigd om de dekking te vormen voor de uitvoering van transacties in financiële instrumenten, voor inschrijvingen op financiële instrumenten of voor termijnverrichtingen op deviezen;
2° die zij houden ingevolge de uitvoering van transacties in financiële instrumenten of van termijnverrichtingen op deviezen of ingevolge de hun opgedragen [4 afwikkelingen]4 van transacties in financiële instrumenten, van inschrijvingen op financiële instrumenten of van termijnverrichtingen op deviezen die door hun cliënten rechtstreeks zijn verricht. Dit voorrecht waarborgt elke schuldvordering van de gekwalificeerde tussenpersoon ontstaan naar aanleiding van deze transacties, verrichtingen of vereffeningen bedoeld in het eerste lid, met inbegrip van de schuldvorderingen ontstaan uit leningen of voorschotten.
§ 2. [4 De centrale effectenbewaarinstellingen hebben een voorrecht op de financiële instrumenten, gelden, deviezen en andere rechten die zij op een rekening aanhouden als eigen tegoed van een deelnemer in het afwikkelingssysteem dat zij beheren. Dit voorrecht waarborgt elke vordering van de instelling op de deelnemer die is ontstaan naar aanleiding van de afwikkeling van inschrijvingen op financiële instrumenten of van transacties in financiële instrumenten of termijnverrichtingen op deviezen, met inbegrip van de schuldvorderingen ontstaan uit leningen of voorschotten. Dezelfde instellingen hebben eveneens een voorrecht op de financiële instrumenten, gelden, deviezen en andere rechten die zij op een rekening aanhouden als tegoed van cliënten van een deelnemer in het afwikkelingssysteem dat zij beheren. Dit voorrecht waarborgt uitsluitend de vorderingen van de instelling op de deelnemer die zijn ontstaan naar aanleiding van de afwikkeling van inschrijvingen op financiële instrumenten of van transacties in financiële instrumenten of termijnverrichtingen op deviezen uitgevoerd door de deelnemer voor rekening van cliënten, met inbegrip van de schuldvorderingen ontstaan uit leningen of voorschotten.]4
§ 3. De onderwerping van financiële instrumenten aan het stelsel van vervangbaarheid belet de uitoefening van de voorrechten bedoeld in §§ 1 en 2 niet.
§ 4. Onverminderd de meer specifieke bepalingen eigen aan de gereglementeerde markten die bij of krachtens de wet zijn vastgesteld, zijn de gekwalificeerde tussenpersonen [2 en de [4 centrale effectenbewaarinstellingen]4]2 gemachtigd om, bij gebreke van betaling van de schuldvorderingen gewaarborgd door het door de §§ 1 en 2 bepaalde voorrecht, van rechtswege, zonder ingebrekestelling en zonder voorafgaandelijke gerechtelijke beslissing, over te gaan :
1° tot de tegeldemaking van financiële instrumenten en termijnverrichtingen op deviezen waarop dit voorrecht slaat;
2° tot de schuldvergelijking van iedere schuldvordering op hun cliënten of deelnemers met de op een rekening geplaatste gelden of deviezen die onderworpen zijn aan hetzelfde voorrecht;
3° tot de uitoefening, in de plaats van de titularis, van de andere rechten bedoeld in § 2.
De tegeldemaking van de in het eerste lid, 1°, bedoelde financiële instrumenten en termijnverrichtingen op deviezen dient te gebeuren tegen de meest voordelige prijs en binnen de kortst mogelijke termijnen, rekening houdend met het volume van de transacties of verrichtingen. Het recht van tegeldemaking bedoeld in het eerste lid, 1°, laat eveneens toe tot de sluiting over te gaan van open posities ingevolge de verkoop of aankoop van een optie of futurescontract of ingevolge de uitvoering van een termijnverrichting op deviezen.
De opbrengst van de tegeldemaking van de financiële instrumenten en de termijnverrichtingen op deviezen bedoeld in het eerste lid, 1°, en de opbrengst voortkomend uit de uitoefening van de andere in het eerste lid, 3°, bedoelde rechten worden toegerekend, overeenkomstig artikel [5 5.210]5 van het Burgerlijk Wetboek, op de schuldvordering in hoofdsom, interesten en kosten van de gekwalificeerde tussenpersoon [2 [4 of de centrale effectenbewaarinstelling]4]2 die het voorrecht uitoefent, na uitvoering van de schuldvergelijking bedoeld in het eerste lid, 2°. Het eventuele saldo in het voordeel van de cliënt of de deelnemer wordt zo spoedig mogelijk aan de rechthebbende teruggegeven, onder voorbehoud van elk ander recht dat de gekwalificeerde tussenpersoon [2 of de vereffeningsinstelling]2 op dit saldo kan laten gelden.
De uitoefening van de rechten toegekend aan de gekwalificeerde tussenpersonen of [2 [4 de centrale effectenbewaarinstellingen]4]2 krachtens deze paragraaf wordt niet geschorst door het faillissement, [1 de gerechtelijke reorganisatie]1 of de collectieve schuldenregeling van de cliënt of de deelnemer, noch doordat zich enig ander geval van samenloop tussen zijn schuldeisers voordoet.
§ 5. (Voor het plaatsen van financiële instrumenten door een financiële tussenpersoon op een rekening bij een gekwalificeerde tussenpersoon of bij een instelling als bedoeld in § 1 of § 2, waardoor deze instrumenten worden onderworpen aan het voorrecht van deze tussenpersoon of instelling, is de toestemming van de cliënt vereist als bedoeld in [6 artikel 65, §§ 1 en 2, van de wet van 25 april 2014 en in artikel 69, § 2, eerste en tweede lid van de wet van 20 juli 2022]6). Deze bepaling doet geen afbreuk aan rechten die derden te goeder trouw op de financiële instrumenten hebben verworven. <KB 2007-04-27/85, art. 26, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
----------
(1)<KB 2010-12-19/15, art. 36, 044; Inwerkingtreding : 03-02-2011>
(2)<W 2014-04-25/64, art. 23, 059; Inwerkingtreding : 07-06-2014>
(3)<W 2016-10-25/04, art. 130, 072; Inwerkingtreding : 28-11-2016>
(4)<W 2018-07-30/10, art. 53, 088; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
(5)<W 2022-04-28/25, art. 37, 114; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(6)<W 2023-12-20/08, art. 20, 116; Inwerkingtreding : 25-01-2024>
Art.32.Artikel 1965 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing op de transacties in financiële instrumenten die op een gereglementeerde markt of op enige andere markt voor financiële instrumenten aangeduid door de Koning op advies van de [1 FSMA]1, worden uitgevoerd met tussenkomst van een gekwalificeerde tussenpersoon of met een dergelijke tussenpersoon als tegenpartij, zelfs indien deze transacties worden vereffend door betaling van het prijsverschil. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Afdeling 8. - Toezicht door de [1 FSMA]1.
Art.33.De [[2 FSMA]2] ziet toe op de toepassing van de bepalingen [5 als bedoeld in dit hoofdstuk of in de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen]5]3, [1 onverminderd de bevoegdheden toegekend aan de Bank [4 bij de artikelen 8, 12bis, 36/25 en 36/26 van de organieke wet van de Bank]4]1 [6 en aan de CDZ bij de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen]6. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 212, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<W 2013-07-30/16, art. 24, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(4)<W 2014-04-25/64, art. 24, 059; Inwerkingtreding : 07-06-2014>
(5)<W 2018-07-30/10, art. 54, 088; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
(6)<W 2022-07-05/06, art. 7, 110; Inwerkingtreding : 29-07-2022>
Art.34.<W 2007-05-02/31, art. 46, 029; Inwerkingtreding : 22-06-2007> § 1. Voor de uitvoering van haar toezichtsopdracht bedoeld in artikel 33 of om tegemoet te komen aan verzoeken om samenwerking vanwege bevoegde autoriteiten in de zin van artikel 75, § 1, 3° of 4°, beschikt de [2 FSMA]2
1° ten aanzien van de financiële tussenpersonen [3 of andere aan de betrokken regels onderworpen natuurlijke personen of rechtspersonen]3 , [5 leden van een Belgisch handelsplatform]5, [1 markthouders als bedoeld in artikel 16 van het koninklijk besluit van 20 december 2007 betreffende de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten,]1 [6 marktexploitanten en kredietinstellingen en belegggingsondernemingen die een MTF of een OTF exploiteren]6, [4 centrale tegenpartijen, [7 centrale effectenbewaarinstellingen, instellingen die ondersteuning verlenen aan centrale effectenbewaarinstellingen, depositobanken]7 en emittenten van financiële instrumenten over de volgende bevoegdheden :
a) zij kan zich elke informatie en elk document, in welke vorm ook, doen meedelen, met inbegrip van informatie en documenten die betrekking hebben op de relaties tussen de tussenpersoon en een bepaalde cliënt [5 en bestaande opnames van telefoongesprekken, elektronische communicatie en overzichten van dataverkeer]5;
b) zij kan ter plaatse inspecties en expertises verrichten, ter plaatse kennis nemen en een kopie maken van elk document, gegevensbestand en registratie, en toegang hebben tot elk informaticasysteem;
c) zij kan de commissarissen of de met de controle van de jaarrekeningen [8 of de assurance van de duurzaamheidsinformatie]8 belaste personen van deze entiteiten, op kosten van deze entiteiten, om bijzondere verslagen vragen over de door haar aangegeven onderwerpen; daarnaast kan zij commissarissen of de met de controle van de jaarrekeningen [8 of de assurance van de duurzaamheidsinformatie]8 belaste personen van emittenten van financiële instrumenten, op kosten van deze emittenten, periodieke verslagen vragen over de door haar aangegeven onderwerpen;
d) wanneer deze entiteiten in België gevestigd zijn, kan de [2 FSMA]2 vereisen dat zij haar alle nuttige informatie en documenten bezorgen met betrekking tot ondernemingen die deel uitmaken van dezelfde groep en in het buitenland zijn gevestigd;
2° ten aanzien van de bedrijfsleiding van emittenten van financiële instrumenten, de personen die onder de controle van emittenten van financiële instrumenten staan of die controle uitoefenen over emittenten van financiële instrumenten, de personen die zonder toestemming van een emittent om toelating van zijn financiële instrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt [6 , een MTF of een OTF]6 hebben verzocht, alsook de commissarissen of de met de controle van de jaarrekeningen [8 of de assurance van de duurzaamheidsinformatie]8 van deze emittenten belaste personen, over de bevoegdheid om zich elke informatie en elk document, in welke vorm ook, te doen bezorgen;
3° ten aanzien van emittenten van financiële instrumenten over de bevoegdheid om te bevelen de onder 1°, a), bedoelde informatie aan het publiek openbaar te maken op de wijze en binnen de termijnen die zij bepaalt
§ 2. [6 ...]6
§ 3. De [2 FSMA]2 kan zich elke informatie en elk document, in welke vorm ook, doen meedelen door leden op afstand van een Belgische gereglementeerde markt die in de Europese Economische Ruimte gevestigd zijn, of bij hen ter plaatse inspecties en expertises verrichten. Wanneer zij van deze bevoegdheid gebruik maakt, stelt de [2 FSMA]2 de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst hiervan op de hoogte.
De bevoegde autoriteiten van buitenlandse gereglementeerde markten hebben ten aanzien van in België gevestigde leden op afstand van die markten de bevoegdheid om zich elke informatie en elk document, in welke vorm ook, te doen meedelen, of om bij hen ter plaatse inspecties en expertises te verrichten. Wanneer zij van deze bevoegdheid gebruik maken, stellen zij de [2 FSMA]2 hiervan op de hoogte.
§ 4. Marktondernemingen, beleggingsondernemingen en kredietinstellingen verschaffen de [2 FSMA]2 continue toegang tot de informaticasystemen die de verhandeling van financiële instrumenten mogelijk maken [5 op de handelsplatformen]5 die onder het toezicht van de [2 FSMA]2 ressorteren.
Onverminderd § 1 kan de [2 FSMA]2 [4 centrale tegenpartijen, [7 centrale effectenbewaarinstellingen, instellingen die ondersteuning verlenen aan centrale effectenbewaarinstellingen en depositobanken]7, verzoeken om haar periodiek informatie te verschaffen over transacties in financiële instrumenten die toegelaten zijn tot verhandeling [5 op de handelsplatformen]5 die onder het toezicht van de [2 FSMA]2 ressorteren, ongeacht of deze transacties op de betrokken markt of handelsfaciliteit zijn uitgevoerd of daarbuiten.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 213, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2012 (zie KB 2012-03-19/11, art. 10 eerste lid, 1°) >
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<W 2013-07-30/16, art. 25, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(4)<W 2014-04-25/64, art. 25, 059; Inwerkingtreding : 07-06-2014>
(5)<W 2016-06-27/04, art. 13, 070; Inwerkingtreding : 03-07-2016>
(6)<W 2017-11-21/08, art. 114, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
(7)<W 2018-07-30/10, art. 55, 088; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
(8)<W 2024-12-02/07, art. 72, 118; Inwerkingtreding : 30-12-2024>
Art.35.<W 2007-05-02/31, art. 47, 029; Inwerkingtreding : 22-06-2007> § 1. De [2 FSMA]2 heeft ten aanzien van elke natuurlijke persoon en elke rechtspersoon de bevoegdheid om zich elke informatie en elk document, in welke vorm ook, te doen meedelen en toegang te verkrijgen tot elk document, in welke vorm ook, voor de volgende doeleinden :
1° [1 om haar toezichtsopdracht bedoeld in artikel 33 uit te oefenen, om toe te zien op de naleving van de artikelen 39 en 40, en om te verifiëren [3 of er geen inbreuk is als bedoeld in artikel 86bis]3 ;]1
2° om tegemoet te komen aan verzoeken om samenwerking vanwege bevoegde autoriteiten in de zin van artikel 75, § 1, 3° of 4°.
[3 3° om tegemoet te komen aan verzoeken om informatie vanwege de ESMA, de EIOPA, de EBA en het Europees Comité voor systeemrisico's.]3
[4 Voor de uitoefening van haar toezicht op de bepalingen van Verordening 596/2014 en Verordening 600/2014 en de bepalingen ter omzetting van Richtlijn 2014/65/EU, of wanneer zij daartoe wordt verzocht door een in het eerste lid, 2° of 3°, bedoelde autoriteit, kan de FSMA bij elke natuurlijke persoon en elke rechtspersoon elke informatie en elk document opvragen betreffende de omvang en het doel van een via een grondstoffenderivaat ingenomen positie of aangegaan risico en betreffende enigerlei activa of verplichtingen op de onderliggende markt, en verslagen opvragen over deze transacties.]4
[5 Voor de uitoefening van haar toezicht op de naleving van de bepalingen van Verordening 2016/1011 of wanneer zij een verzoek ontvangt van een autoriteit als bedoeld in het eerste lid, 2° of 3°, kan de FSMA van de contribuanten die actief zijn op de betrokken spotmarkten inlichtingen vorderen over de grondstoffenbenchmarks, indien van toepassing overeenkomstig genormaliseerde indelingen en verslagen van transacties. De FSMA kan ook directe toegang vorderen tot de systemen van de betrokken marktexploitanten.]5
§ 2. De [2 FSMA]2 kan de gerechtelijke overheden verzoeken alle informatie en documenten te verzamelen die nuttig worden geacht voor de in § 1 bedoelde doeleinden. De gerechtelijke overheden delen deze informatie en documenten mee aan de [2 FSMA]2, met dien verstande dat de informatie en documenten met betrekking tot hangende gerechtelijke procedures niet kunnen worden meegedeeld zonder de uitdrukkelijke toestemming van de procureur-generaal.
De bevoegde procureur-generaal kan weigeren om gevolg te geven aan het in het eerste lid bedoelde verzoek wanneer reeds een gerechtelijke procedure is ingesteld wegens dezelfde feiten en tegen dezelfde personen of wanneer zij reeds definitief wegens dezelfde feiten werden veroordeeld.
§ 3. De financiële tussenpersonen mogen geen verrichtingen in financiële instrumenten uitvoeren voor rekening van of op verzoek van een persoon zonder deze erover te hebben ingelicht dat zij pas kunnen tussenkomen als zij toestemming hebben om de identiteit van die persoon kenbaar te maken aan de [2 FSMA]2 en aan de bevoegde autoriteiten van de buitenlandse gereglementeerde markten waarvan zij lid op afstand zijn.
----------
(1)<W 2010-07-02/17, art. 5, 042; Inwerkingtreding : 26-10-2010>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<W 2013-07-30/16, art. 26, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(4)<W 2016-06-27/04, art. 14, 070; Inwerkingtreding : 03-07-2016>
(5)<W 2019-05-02/25, art. 125, 099; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
Art.36.§ 1. [5 Wanneer de FSMA een inbreuk vaststelt op de bepalingen bedoeld in dit hoofdstuk of de besluiten en reglementen genomen ter uitvoering ervan, kan zij de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon bevelen om, binnen de termijn die zij bepaalt, de vastgestelde toestand te verhelpen alsook, desgevallend, om af te zien van herhaling van de gedraging die een inbreuk vormt. De FSMA kan ook elke natuurlijke of rechtspersoon die onjuiste of misleidende informatie heeft gepubliceerd of verspreid, bevelen om een rechtzetting te publiceren.]5
Onverminderd de overige maatregelen bepaald door de wet, kan de [[2 FSMA]2], indien de persoon tot wie zij een bevel heeft gericht met toepassing van het eerste lid, in gebreke blijft bij afloop van de hem opgelegde termijn, en op voorwaarde dat die persoon zijn middelen heeft kunnen laten gelden : <KB 2003-03-25/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
1° [5 een waarschuwing bekendmaken waarin de verantwoordelijke persoon en de aard van de inbreuk worden genoemd of een rechtzetting publiceren van de onjuiste of misleidende openbaar gemaakte informatie;]5
2° [5 de betaling van een dwangsom opleggen die per kalenderdag dat het bevel niet wordt nageleefd niet meer mag bedragen dan 50 000 euro, noch in het totaal 2 500 000 euro mag overschrijden;]5
3° [8 ...]8
In spoedeisende gevallen kan de [[2 FSMA]2] de maatregelen bedoeld in het tweede lid, 1° [8 ...]8, nemen zonder voorafgaand bevel met toepassing van het eerste lid, mits de persoon zijn middelen heeft kunnen laten gelden. [5 Ook wanneer er geen duidelijk identificeerbare voor de inbreuk of de publicatie of verspreiding van onjuiste of misleidende informatie verantwoordelijke persoon is, kan de FSMA zonder voorafgaand bevel een waarschuwing bekendmaken waarin desgevallend de aard van de inbreuk wordt genoemd of een rechtzetting publiceren van de onjuiste of misleidende openbaar gemaakte informatie.]5 <KB 2003-03-25/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
[6 De FSMA kan de persoon aan wie zij een bevel richt met toepassing van het eerste lid, bovendien verbieden om een financieel product op het Belgisch grondgebied te commercialiseren of te commercialiseren onder bepaalde vormen, of kan de persoon bevelen om de commercialisering of bepaalde vormen van de commercialisering van het betrokken financieel product op het Belgisch grondgebied op te schorten zolang de betrokken wettelijke of reglementaire bepalingen niet zijn nageleefd. Het verbod of bevel tot opschorting van de commercialisering kan zich uitstrekken tot de commercialisering via alle of een deel van de personen op wie de persoon, aan wie de FSMA het bevel richt, een beroep doet voor de commercialisering. De persoon aan wie het bevel is gericht, moet dit verbod of deze opschorting van de commercialisering onmiddellijk meedelen aan alle personen op wie hij een beroep doet voor de commercialisering van het betrokken financieel product op het Belgisch grondgebied en tot wie het verbod of de opschorting van de commercialisering zich uitstrekt. In het belang van de afnemers van financiële producten en diensten kan de FSMA deze beslissing openbaar maken. Het verbod of de opschorting van de commercialisering wordt door de FSMA opgeheven wanneer vaststaat dat de betrokken wettelijke of reglementaire bepalingen zijn nageleefd.]6
§ 2. [5 Onverminderd de overige maatregelen bepaald door de wet, kan de FSMA, indien zij overeenkomstig de artikelen 70 tot 72 een inbreuk vaststelt op de bepalingen bedoeld in dit hoofdstuk of de besluiten of reglementen genomen ter uitvoering ervan, aan de overtreder een administratieve geldboete opleggen die niet meer mag bedragen dan 2 500 000 euro voor hetzelfde feit of geheel van feiten. Wanneer de inbreuk voor de overtreder winst heeft opgeleverd of hem heeft toegelaten verlies te vermijden, mag dit maximum worden verhoogd tot het drievoud van deze winst of dit verlies.
In afwijking van het eerste lid, gelden volgende maximumbedragen :
1° in geval van een inbreuk op de bepalingen van artikel 10, § 2, § 5, § 5bis, § 6 of § 7, of de besluiten of reglementen genomen ter uitvoering ervan : voor natuurlijke personen, 2 000 000 euro, en, voor rechtspersonen, 10 000 000 euro of, indien dit hoger is, vijf procent van de totale jaaromzet. Wanneer de inbreuk voor de overtreder winst heeft opgeleverd of hem heeft toegelaten verlies te vermijden, mag dit maximum worden verhoogd tot het tweevoud van het bedrag van deze winst of dit verlies;
2° in geval van een inbreuk op de artikelen 14 of 15 van de Verordening 596/2014, of de bepalingen genomen op basis of in uitvoering ervan : voor natuurlijke personen, 5 000 000 euro, en, voor rechtspersonen, 15 000 000 euro of, indien dit hoger is, vijftien procent van de totale jaaromzet. Wanneer de inbreuk voor de overtreder winst heeft opgeleverd of hem heeft toegelaten verlies te vermijden, mag dit maximum worden verhoogd tot het drievoud van het bedrag van deze winst of dit verlies;
3° in geval van een inbreuk op de artikelen 16 of 17 van de Verordening 596/2014, of de bepalingen genomen op basis of in uitvoering ervan : voor natuurlijke personen, 1 000 000 euro, en, voor rechtspersonen, 2 500 000 euro of, indien dit hoger is, twee procent van de totale jaaromzet. Wanneer de inbreuk voor de overtreder winst heeft opgeleverd of hem heeft toegelaten verlies te vermijden, mag dit maximum worden verhoogd tot het drievoud van het bedrag van deze winst of dit verlies;
4° in geval van een inbreuk op de artikelen 18, 19 of 20 van de Verordening 596/2014, of de bepalingen genomen op basis of in uitvoering ervan : voor natuurlijke personen, 500 000 euro en, voor rechtspersonen, 1 000 000 euro. Wanneer de inbreuk voor de overtreder winst heeft opgeleverd of hem heeft toegelaten verlies te vermijden, mag dit maximum worden verhoogd tot het drievoud van het bedrag van deze winst of dit verlies;
[6 5° in geval van een inbreuk op de verordening 1286/2014 of de bepalingen genomen op basis of ter uitvoering ervan of op artikel 37sexies, §§ 2 en 3, of de bepalingen genomen op basis of ter uitvoering ervan: voor natuurlijke personen, 700.000 euro, en, voor rechtspersonen, 5.000.000 euro of, indien dit hoger is, drie procent van de totale jaaromzet. Wanneer de inbreuk voor de overtreder winst heeft opgeleverd of hem heeft toegelaten verlies te vermijden, mag dit maximum worden verhoogd tot het tweevoud van het bedrag van deze winst of dit verlies;]6
[8 6° in geval van een inbreuk op de bepalingen van Verordening 600/2014, op de bepalingen van deze wet tot omzetting van Richtlijn 2014/65/EU of op de bepalingen genomen op basis of ter uitvoering van deze verordening of deze bepalingen: voor natuurlijke personen 5 000 000 euro, en voor rechtspersonen 5 000 000 euro of, indien dit hoger is, tien procent van de totale jaaromzet. Wanneer de inbreuk voor de overtreder winst heeft opgeleverd of hem heeft toegelaten verlies te vermijden, mag dit maximum worden verhoogd tot het tweevoud van het bedrag van deze winst of dit verlies.]8
[9 7° in geval van een inbreuk op de bepalingen van Verordening 909/2014 of op de bepalingen genomen op basis of ter uitvoering ervan : voor natuurlijke personen, 5 000 000 euro, en, voor rechtspersonen, 20 000 000 euro of, indien dit hoger is, tien procent van de totale jaaromzet. Wanneer de inbreuk voor de overtreder winst heeft opgeleverd of hem heeft toegelaten verlies te vermijden, mag dit maximum worden verhoogd tot het dubbele van het bedrag van deze winst of dit verlies;]9
[9 8° in geval van een inbreuk op de artikelen 4 en 15 van Verordening 2015/2365 of op de bepalingen genomen op basis of ter uitvoering ervan : voor natuurlijke personen, 5 000 000 euro, en, voor rechtspersonen, 5 000 000 euro in geval van een inbreuk op artikel 4 van de Verordening en 15 000 000 euro in geval van een inbreuk op artikel 15 van de Verordening, of, indien dit hoger is, tien procent van de totale jaaromzet. Wanneer de inbreuk voor de overtreder winst heeft opgeleverd of hem heeft toegelaten verlies te vermijden, mag dit maximum worden verhoogd tot het drievoud van het bedrag van deze winst of dit verlies;]9
[10 9° in geval van een inbreuk op de artikelen 4 tot 10, 11, lid 1, punten a), b), c) of e), lid 2 of lid 3, 12 tot 16, 21, 23 tot 29 of 34 van Verordening 2016/1011 of op de bepalingen die op basis of ter uitvoering van die artikelen zijn genomen: voor natuurlijke personen, 500 000 euro, en, voor rechtspersonen, 1 000 000 euro, of, indien dit hoger is, tien procent van de totale jaaromzet. Wanneer de inbreuk voor de overtreder winst heeft opgeleverd of hem heeft toegelaten verlies te vermijden, mag dit maximum worden verhoogd tot het drievoud van het bedrag van deze winst of dit verlies;
10° in geval van een inbreuk op artikel 11, lid 1, punt d), of lid 4, van Verordening 2016/1011 of op de bepalingen die op grond of ter uitvoering van dat artikel zijn genomen: voor natuurlijke personen, 100 000 euro, en, voor rechtspersonen, 250 000 euro, of, indien dit hoger is, twee procent van de totale jaaromzet. Wanneer de inbreuk voor de overtreder winst heeft opgeleverd of hem heeft toegelaten verlies te vermijden, mag dit maximum worden verhoogd tot het drievoud van het bedrag van deze winst of dit verlies;
"11° in geval van een inbreuk op de artikelen 5 tot 9 of 17 tot 28 van Verordening 2017/2402, of de op grond of ter uitvoering van deze artikelen genomen bepalingen: voor natuurlijke personen 5 000 000 euro en voor rechtspersonen 5 000 000 euro of tien procent van de totale nettojaaromzet. Wanneer de inbreuk voor de overtreder winst heeft opgeleverd of hem heeft toegelaten verlies te vermijden, mag dit maximum worden verhoogd tot het tweevoud van het bedrag van deze winst of dit verlies;]10
[11 12° in geval van een inbreuk op de bepalingen van Verordening 2019/1238 waarvoor de FSMA als bevoegde autoriteit is aangesteld overeenkomstig artikel 37nonies, of op de bepalingen genomen op grond of ter uitvoering ervan: voor natuurlijke personen, 700.000 euro, en, voor rechtspersonen, 5.000.000 euro of tien procent van de totale nettojaaromzet. Wanneer de inbreuk de overtreder winst heeft opgeleverd of hem heeft toegelaten verlies te vermijden, mag dit maximum worden verhoogd tot het dubbele van het bedrag van deze winst of dit verlies.]11
Voor de toepassing van het tweede lid wordt de totale jaaromzet bepaald op grond van de meest recente door de raad van bestuur of het bestuursorgaan opgestelde jaarrekening. Indien de betrokken rechtspersoon geen omzet realiseert, wordt onder totale jaaromzet begrepen de met omzet corresponderende soort inkomsten, hetzij overeenkomstig de toepasselijke Europese jaarrekeningenrichtlijnen hetzij, indien die niet van toepassing zijn op de betrokken rechtspersoon, overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat waar de rechtspersoon gevestigd is. Indien de rechtspersoon een moederonderneming is of een dochteronderneming van een moederonderneming die een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen, dan wordt onder totale jaaromzet begrepen de totale jaaromzet op grond van de meest recente door de raad van bestuur of het bestuursorgaan van de uiteindelijke moederonderneming opgestelde geconsolideerde jaarrekening.
In geval van een inbreuk op de bepalingen bedoeld in [10 het tweede lid, 1°, 6°, 7°, 8°, 9°, 10° of 11°]10, kan de FSMA, als de overtreder een rechtspersoon is, ook een administratieve geldboete opleggen aan een of meer leden van het leidinggevende, bestuurs- of toezichthoudende orgaan en aan elke andere persoon belast met de effectieve leiding van de rechtspersoon.]5
[6 Wanneer de FSMA een of meerdere bestuursrechtelijke sancties of maatregelen heeft opgelegd in geval van een inbreuk op de artikelen van de verordening 1286/2014 of de bepalingen genomen op basis of ter uitvoering ervan of op artikel 37sexies, §§ 2 en 3, of de bepalingen genomen op basis of ter uitvoering ervan, kan zij tot de betrokken retailbelegger een directe mededeling richten waarin hem informatie over de bestuursrechtelijke sanctie of maatregel wordt gegeven en hem wordt meegedeeld waar klachten of schadevorderingen kunnen worden ingediend, dan wel de persoon die het PRIIP ontwikkelt, verkoopt of er advies over geeft, ertoe verplichten om die directe mededeling tot de betrokken retailbelegger te richten.]6
[7 In geval van een inbreuk op de bepalingen bedoeld in het tweede lid, 2°, in hoofde van een rechtspersoon, kan de FSMA op cumulatieve wijze een administratieve geldboete opleggen aan de rechtspersoon en aan de natuurlijke persoon die de inbreuk heeft gepleegd voor rekening van de rechtspersoon en aan elke andere natuurlijke persoon als bedoeld in artikel 8, lid 5, of in artikel 12, lid 4, van Verordening 596/2014.]7
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 214, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<W 2013-07-30/16, art. 27, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(4)<W 2014-04-04/23, art. 334, 055; Inwerkingtreding : 10-05-2014>
(5)<W 2016-06-27/04, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 03-07-2016>
(6)<W 2017-04-18/03, art. 39, 078; Inwerkingtreding : 31-12-2016>
(7)<W 2017-07-31/10, art. 7, 080; Inwerkingtreding : 21-08-2017>
(8)<W 2017-11-21/08, art. 115, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
(9)<W 2018-07-30/10, art. 56, 088; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
(10)<W 2019-05-02/25, art. 126, 099; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
(11)<W 2023-12-20/08, art. 21, 116; Inwerkingtreding : 25-01-2024>
Art. 36bis.[1 § 1. Wanneer de FSMA vaststelt dat een gereglementeerde onderneming bedoeld in [4 artikel 26, eerste lid, 1°, 3°, 5° en 6°]4, [3 ...]3 een verzekeringsonderneming [7 , een centrale effectenbewaarinstelling, een instelling die ondersteuning verleent aan een centrale effectenbewaarinstelling, een depositobank]7 [8 , een benchmarkbeheerder]8 [3 of een centrale tegenpartij]3 de regels bedoeld in artikel 45, § 1, eerste lid, 3°, of § 2, ernstig overtreedt waardoor de belangen van de betrokkenen [5 of de ordelijke werking van de financiële markten]5 worden geschaad of wanneer de organisatie van de onderneming ernstige leemten vertoont waardoor de naleving van deze regels niet kan worden verzekerd, kan de FSMA, onverminderd artikel 36, de termijn vaststellen waarbinnen deze toestand moet worden verholpen.
Indien de in het eerste lid bedoelde onderneming een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming [3 , een centrale tegenpartij]3 of een beursvennootschap is, stelt de FSMA de Bank in kennis van de feiten die in hoofde van de betrokken onderneming zijn vastgesteld.
§ 2. Indien de toestand na afloop van deze termijn niet is verholpen, kan de FSMA :
1° voor de termijn die zij bepaalt, de rechtstreekse of onrechtstreekse uitoefening van het bedrijf van de onderneming geheel of ten dele schorsen dan wel verbieden. In het bijzonder kan zij de onderneming verbieden nog langer bepaalde beleggingsdiensten, bankdiensten [3 , centrale tegenpartijdiensten]3 [7 , diensten van een centrale effectenbewaarinstelling, van een instelling die ondersteuning verleent aan een centrale effectenbewaarinstelling, of van een depositobank]7 [8 , benchmarkbeheerdiensten]8 of verzekeringsdiensten aan haar cliënteel aan te bieden, dan wel deze diensten nog langer betrekking te laten hebben op [2 bepaalde categorieën van financiële producten]2.
De leden van de bestuurs- en beleidsorganen en de personen die instaan voor het beleid, die handelingen stellen of beslissingen nemen ondanks de schorsing of het verbod, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het nadeel dat hieruit voor de onderneming of voor derden voortvloeit.
Indien de FSMA de schorsing of het verbod in het Belgisch Staatsblad heeft bekendgemaakt, zijn alle hiermee strijdige handelingen en beslissingen nietig.
2° de vervanging gelasten van de betrokken bestuurders of zaakvoerders van de onderneming binnen de termijn die zij, wat de kredietinstellingen, beursvennootschappen [3 , centrale tegenpartijen]3 [7 een centrale tegenpartij" en de woorden "of een beursvennootschap]7 en verzekeringsondernemingen betreft, bepaalt na raadpleging van de Bank. De FSMA maakt haar beslissing bekend in het Belgisch Staatsblad.
3° ingeval een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming [3 , een centrale tegenpartij]3 [7 , centrale effectenbewaarinstelling, instelling die ondersteuning verleent aan een centrale effectenbewaarinstelling, depositobank]7 of een beursvennootschap de regels bedoeld in artikel 45, § 1, eerste lid, 3°, of § 2, op ernstige en stelselmatige wijze overtreedt, de Bank verzoeken om de vergunning te herroepen [5 of om de Europese Centrale Bank overeenkomstig artikel 236, § 6, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, te verzoeken de vergunning te herroepen,]5 of, indien het een andere onderneming betreft die onder haar toezicht staat, de vergunning [8 of, indien het een geregistreerd benchmarkbeheerder betreft, de registratie]8 zelf herroepen.
§ 3. Alvorens ten aanzien van een kredietinstelling, beursvennootschap [3 , centrale tegenpartij]3 of verzekeringsonderneming maatregelen te treffen met toepassing van § 2, 1° en 2°, stelt de FSMA de Bank in kennis van de maatregelen die zij voornemens is te treffen.
Vanaf de ontvangst van deze kennisgeving beschikt de Bank over een termijn van tien dagen om zich te verzetten tegen de voorgenomen maatregelen. De Bank kan zich enkel tegen de voorgenomen maatregelen verzetten indien deze van aard zijn de stabiliteit van het financiële stelsel in het gedrang te brengen of indien de FSMA zich voorneemt het bedrijf van de onderneming geheel te schorsen dan wel te verbieden. Na verloop van de termijn van tien dagen wordt de Bank geacht zich niet tegen de voorgenomen maatregelen te verzetten.
De Bank motiveert de beslissing waarbij zij zich verzet tegen de voorgenomen maatregelen en deelt deze mee aan de FSMA met alle dienstige middelen. De Bank bepaalt de termijn gedurende dewelke de voorgenomen maatregelen niet kunnen worden uitgevoerd, zonder dat deze termijn meer dan 30 dagen mag bedragen. Deze termijn kan worden verlengd mits akkoord van de FSMA.
Bij gebrek aan een akkoord tussen de Bank en de FSMA stelt de Bank de FSMA voor het verstrijken van de termijn in kennis van het opstarten van de arbitrageprocedure bedoeld in § 4.
Indien de Bank geen gebruik maakt van de mogelijkheid voorzien in het tweede of vierde lid of indien het arbitragecollege beslist dat de door de FSMA voorgenomen maatregelen de financiële stabiliteit niet in het gedrang brengen, kan de FSMA de betrokken maatregelen treffen in toepassing van § 2.
§ 4. De Bank stelt de arbitrageprocedure in werking door de FSMA hiervan formeel in kennis te stellen. In de kennisgeving vermeldt zij de persoon die zij aanduidt om te zetelen in het arbitragecollege.
Binnen de vijf werkdagen na ontvangst van deze kennisgeving brengt de FSMA de Bank en de door de Bank aangeduide persoon op haar beurt op de hoogte van de persoon die zij aanduidt om te zetelen in het arbitragecollege.
Beide aangeduide personen kiezen gezamenlijk binnen de vijf werkdagen een derde persoon om te zetelen in het arbitragecollege. Zij brengen de Bank en de FSMA hiervan op de hoogte.
De leden van het arbitragecollege bezitten de nodige kennis en ervaring, zowel wat het prudentiële toezicht betreft als wat de regels bedoeld in artikel 45, § 1, eerste lid, 3°, en § 2, betreft. Zij mogen niet in een situatie verkeren waarbij zij een persoonlijk of vermogensrechtelijk belang hebben in de betrokken onderneming.
Zij mogen geen personeelslid of lid van een orgaan van de Bank of de FSMA zijn.
Binnen de twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving bedoeld in het derde lid kunnen de Bank en de FSMA een aangeduid lid van het arbitragecollege wraken voor zover er ernstige aanwijzingen zijn dat de betrokken persoon niet aan de bovenvermelde voorwaarden beantwoordt.
In dergelijk geval wordt er binnen de vijf werkdagen een nieuw lid aangeduid volgens de bovenvermelde procedure.
Het arbitragecollege beslist binnen de maand nadat het volledig samengesteld is.
De beslissingen van het arbitragecollege zijn bindend en niet vatbaar voor beroep.
De kosten van de arbitrageprocedure maken deel uit van de werkingskosten van de Bank en de FSMA, telkens ten belope van de helft.
De modaliteiten, de werking, de vergoedingen van de leden, en de procedures van het arbitragecollege worden bepaald in een protocol dat door de Bank en de FSMA daartoe wordt afgesloten.
Artikel 74 is van toepassing op de arbiters wat de informatie betreft waarvan zij kennis hebben genomen in het kader van hun opdracht.
§ 5. De Bank kan maar weigeren gevolg te geven aan het conform § 2, 3° geformuleerde verzoek van de FSMA om [5 de vergunning te herroepen of de Europese Centrale Bank te verzoeken de vergunning te herroepen]5, indien die herroeping de stabiliteit van het financiële stelsel in het gedrang kan brengen. De Bank motiveert haar beslissing om geen gevolg te geven aan het verzoek van de FSMA en brengt die beslissing ter kennis van de FSMA binnen vijf dagen. De FSMA kan bij de Minister beroep aantekenen tegen de beslissing van de Bank binnen een termijn van vijftien dagen volgend op de ontvangst ervan. Zij stelt de Bank hiervan in kennis. De Minister beslist binnen een maand te rekenen vanaf de ontvangst van het dossier. Hij brengt zijn gemotiveerde beslissing ter kennis van de FSMA en de Bank, binnen een termijn van acht dagen.]1
[6 § 6. Als deze maatregelen zijn genomen ingevolge een overtreding van de verplichtingen die zijn opgelegd door Verordening 600/2014, door deze wet voor de omzetting van Richtlijn 2014/65/EU, of door bepalingen die zijn genomen op grond van of ter uitvoering van deze verordening of deze bepalingen, publiceert de FSMA de genomen maatregelen als bedoeld in paragraaf 2 conform artikel 72, § 3, vierde tot zevende lid, van deze wet.
[8 ...]8]6
[9 § 7. Dit artikel is ook van toepassing wanneer een verzekeringstussenpersoon als bedoeld in artikel 68 van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I) de regels als bedoeld in artikel 45, § 1, eerste lid, 3°, of § 2, waarop de FSMA-toezicht houdt, ernstig overtreedt en zo de ordelijke werking van de financiële markten schaadt. In dat geval worden de verwijzingen naar de herroeping van de vergunning in § 2, 3°, en in § 5, geacht te verwijzen naar de schrapping van de inschrijving.
Voor de toepassing van dit artikel op de maatschappijen van onderlinge bijstand als bedoeld in de artikelen 43bis, § 5, en 70, §§ 6 en 7, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, en op de verzekerings-tussenpersonen als bedoeld in het vorige lid, dient "CDZ" te worden gelezen in plaats van "Bank"]9
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2011-03-03/01, art. 215 en 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<W 2014-04-04/23, art. 335, 055; Inwerkingtreding : 10-05-2014>
(3)<W 2014-04-25/64, art. 26, 059; Inwerkingtreding : 07-06-2014>
(4)<W 2016-12-25/11, art. 93, 076; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(5)<W 2017-07-31/10, art. 8, 080; Inwerkingtreding : 21-08-2017>
(6)<W 2017-11-21/08, art. 116, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
(7)<W 2018-07-30/10, art. 57, 088; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
(8)<W 2019-05-02/25, art. 127, 099; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
(9)<W 2022-07-05/06, art. 8, 110; Inwerkingtreding : 29-07-2022>
Art.37. De dwangsommen en geldboeten opgelegd met toepassing van artikel 36, §§ 1 of 2, worden ten voordele van de Schatkist geïnd door de administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen.
Art. 37bis.[1 De FSMA oefent de taken uit die Verordening 600/2014 toevertrouwt aan de bevoegde overheid en waakt over de naleving van deze Verordening en de op grond of ter uitvoering ervan genomen bepalingen.
Voor de uitoefening van deze opdracht kan de FSMA:
1° de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 34 en 35 uitoefenen;
2° de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 79 tot 85bis uitoefenen overeenkomstig de in die artikelen voorziene modaliteiten.
De FSMA kan ook het in de markt brengen of de verkoop van financiële instrumenten of gestructureerde deposito's schorsen of de maatregelen nemen als vastgelegd in artikel 42 van Verordening 600/2014 als voldaan is aan de voorwaarden van dat artikel.
De artikelen 36 en 37 zijn van toepassing bij inbreuken op de verplichtingen en verbodsbepalingen die voortvloeien uit deze verordening en uit de bepalingen genomen op basis of ter uitvoering van deze verordening, evenals bij inbreuken op de maatregelen [2 genomen door de FSMA, ESMA, EIOPA of EBA krachtens deze verordening]2 of haar uitvoeringsbepalingen.]1 [2 De bepalingen van de artikelen 36 en 37 zijn ook van toepassing ingeval de op grond van het tweede lid, 2°, opgelegde verplichtingen of maatregelen niet worden nageleefd.]2
----------
(1)<W 2017-11-21/08, art. 117, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
(2)<W 2019-05-02/25, art. 128, 099; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
Art. 37ter.[1 De FSMA staat in voor de taken als bevoegde autoriteit waarvan sprake in de Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 betreffende short selling en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps en ziet toe op de naleving van deze verordening en van de bepalingen genomen op basis of in uitvoering van deze verordening.
De krachtens de artikelen 5 tot 8 van de verordening aan de FSMA te verrichten meldingen gebeuren op de door de FSMA bepaalde en op haar website bekendgemaakte wijze.
De FSMA kan de maatregelen nemen en de bevoegdheden uitoefenen waarin deze verordening, inzonderheid in de artikelen 13.3, 14.2, 17, 18 tot 23 en 37, voorziet voor de bevoegde autoriteit. Wanneer deze maatregelen of bevoegheden betrekking hebben op overheidsschuldinstrumenten, handelt de FSMA evenwel op eensluidend advies van de Minister die binnen de betrokken overheid bevoegd is voor financiën of van het Agentschap van de Schuld of de andere voor de betrokken overheidsschuldinstrumenten bevoegde administratie.
Voor de uitoefening van deze opdracht kan de FSMA :
1° [2 de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 34 en 35 uitoefenen ten aanzien van alle natuurlijke of rechtspersonen;]2
2° [2 de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 79 tot 85bis uitoefenen overeenkomstig de nadere bepalingen in die artikelen]2.
Onverminderd het vierde lid, heeft de FSMA in individuele gevallen de bevoegdheid om van een natuurlijke of rechtspersoon die een kredietverzuimswaptransactie aangaat, te eisen om het volgende te verstrekken :
1° een toelichting van het doel van de transactie, en meer bepaald of het oogmerk risicoafdekking, dan wel een ander oogmerk, is;
2° de gegevens ter staving van het onderliggende risico indien de transactie op risicoafdekking gericht is.
De artikelen 36 en 37 zijn van toepassing bij inbreuken op de verplichtingen en verbodsbepalingen die voortvloeien uit deze verordening en uit de bepalingen genomen op basis of in uitvoering van deze verordening, evenals bij inbreuken op de maatregelen genomen door de FSMA krachtens deze verordening.]1 [2 De bepalingen van de artikelen 36 en 37 zijn ook van toepassing ingeval de op grond van het vierde lid, 2°, opgelegde verplichtingen of maatregelen niet worden nageleefd.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-30/16, art. 28, 051; Inwerkingtreding : 01-11-2012>
(2)<W 2019-05-02/25, art. 129, 099; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
Art. 37quater. [1 De FSMA neemt de taken waar die aan de bevoegde autoriteiten zijn opgedragen door Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-30/16, art. 29, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
Art. 37quinquies.[1 De FSMA staat in voor de taken die aan de bevoegde autoriteit worden toevertrouwd door Verordening 2016/1011 en ziet toe op de naleving van die Verordening en van de op basis of ter uitvoering ervan genomen bepalingen.
Voor de uitoefening van deze taken kan de FSMA:
1° de in de artikelen 34 en 35 bedoelde bevoegdheden uitoefenen ten aanzien van alle natuurlijke of rechtspersonen;
2° de in de artikelen 79 tot 85bis bedoelde bevoegdheden uitoefenen overeenkomstig de nadere bepalingen in die artikelen;
3° de natuurlijke personen die verantwoordelijk worden gehouden voor een inbreuk op de bepalingen van Verordening 2016/1011 tijdelijk verbieden om leidinggevende functies uit te oefenen bij benchmarkbeheerders of onder toezicht staande contribuanten in de zin van deze Verordening.
De FSMA kan ook alle noodzakelijke maatregelen nemen om te waarborgen dat het publiek juist wordt geïnformeerd over de het aanbieden van benchmarks, inclusief het opdragen van een verklaring tot correctie of het corrigeren van vorige input voor of cijfers van de benchmark aan de relevante benchmarkbeheerder of de persoon die de benchmark heeft bekendgemaakt of verspreid, of aan beide.
De artikelen 36 en 37 zijn van toepassing ingeval de in het eerste lid bedoelde Verordening, de op basis of ter uitvoering van die Verordening genomen bepalingen, alsook de krachtens die Verordening of haar uitvoeringsbepalingen door de FSMA genomen maatregelen niet worden nageleefd. De bepalingen van de artikelen 36 en 37 zijn ook van toepassing ingeval de op grond van het tweede lid, 2°, opgelegde verplichtingen of maatregelen niet worden nageleefd.]1
----------
(1)<W 2019-05-02/25, art. 130, 099; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
Art. 37sexies.[1 § 1. De FSMA staat in voor de taken als bevoegde autoriteit waarvan sprake in de verordening 1286/2014 en ziet toe op de naleving van deze verordening en van de bepalingen genomen op basis of ter uitvoering van deze verordening.
§ 2. Ingeval de PRIIP wordt verhandeld in België, verstrekt de PRIIP-ontwikkelaar of de persoon die de PRIIP verkoopt, het essentiële-informatiedocument vooraf aan de FSMA. De Koning kan, op advies van de FSMA, regels vaststellen die ertoe strekken om te verduidelijken wie verplicht is om tot die verstrekking over te gaan, met name wanneer de verplichting om het essentiële-informatiedocument te verstrekken op verschillende personen kan rusten, alsook binnen welke termijn en volgens welke modaliteiten dat dient te gebeuren. De Koning kan in het bijzonder een specifieke termijn voorzien voor de PRIIP's waarvan de verhandeling in België lopende is op de datum waarop de verordening 1286/2014 van toepassing wordt.
De verplichting opgenomen in het eerste lid is niet van toepassing indien de verhandeling betrekking heeft op:
1° een financieel instrument als bedoeld in artikel 2, eerste lid, 1°, d), e), f), g), h), i) of j), dat toegelaten is tot de verhandeling op een gereglementeerde markt of een multilaterale handelsfaciliteit;
2° [3 een beleggingsinstrument als bedoeld in artikel 3 van de wet van 11 juli 2018 op de aanbieding aan het publiek van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, waarvan de aanbieding
a) alleen tot gekwalificeerde beleggers is gericht;
b) aan minder dan 150 natuurlijke of rechtspersonen in België is gericht die geen gekwalificeerde beleggers zijn;
c) betrekking heeft op beleggingsinstrumenten met een nominale waarde per eenheid van ten minste 100 000 euro;
d) is gericht aan beleggers die bij elke afzonderlijke aanbieding effecten aankopen voor een totale tegenwaarde van ten minste 100 000 euro per belegger;]3
3° [3 een beleggingsinstrument als bedoeld in artikel 3 van de wet van 11 juli 2018 op de aanbieding van beleggingsinstrumenten aan het publiek en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, dat door de werkgever of een met hem verbonden onderneming aan de voormalige of huidige bestuurders of werknemers aan het publiek wordt aangeboden als bedoeld in artikel 4, 2°, van dezelfde wet;]3
4° [3 een effect als bedoeld in artikel 2, a), van Verordening 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten en tot intrekking van richtlijn 2003/71/EG, dat enkel vanaf de toelating tot de verhandeling op een gereglementeerde markt of een multilaterale handelsfaciliteit aan het publiek wordt aangeboden in België in de zin van artikel 4, 2°, van de wet van 11 juli 2018 op de aanbieding aan het publiek van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt.]3
Op advies van de FSMA kan de Koning bijkomende uitzonderingen bepalen waarin de verplichting opgenomen in het eerste lid niet moet nageleefd worden, rekening houdend met de evolutie van de financiële markten, de evolutie van de internationale regelgeving of de verworven ervaring bij de tenuitvoerlegging van de verordening 1286/2014.
§ 3. Om de transparantie van de financiële producten te bevorderen, kan de Koning, op advies van de FSMA, een soortgelijke regeling als de door verordening 1286/2014 en dit artikel ingevoerde regeling vaststellen voor financiële producten die niet door die verordening worden bedoeld, met name met betrekking tot de aard, de kenmerken, de risico's, de prestaties, en de kosten en lasten van de financiële producten.
§ 4. Voor het toezicht op de naleving van de bepalingen van of bedoeld in de paragrafen 1 tot en met 3 kan de FSMA:
1° de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 34, § 1, en 35 uitoefenen ten aanzien van iedere natuurlijke en rechtspersoon;
2° [2 de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 79 tot 85bis uitoefenen overeenkomstig de in de nadere bepalingen in die artikelen.]2
De artikelen 36 [2 ...]2 en 37 zijn van toepassing bij inbreuken op de in de eerste paragraaf vermelde verordening, de bepalingen genomen op basis of ter uitvoering van deze verordening of op maatregelen genomen door de FSMA krachtens deze verordening of haar uitvoeringsbepalingen. Zij zijn ook van toepassing bij inbreuken op paragrafen 2 en 3 en op de maatregelen genomen op basis of ter uitvoering van deze paragrafen.]1 [2 De bepalingen van de artikelen 36 en 37 zijn ook van toepassing ingeval de op grond van het eerste lid, 2°, opgelegde verplichtingen of maatregelen niet worden nageleefd.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-04-18/03, art. 40, 078; Inwerkingtreding : 31-12-2016>
(2)<W 2019-05-02/25, art. 131, 099; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
(3)<W 2018-07-11/06, art. 38, 087; Inwerkingtreding : 21-07-2019>
Art. 37septies.[1 § 1. De FSMA oefent de volgende taken uit die Verordening 2017/2402 aan de bevoegde autoriteit toevertrouwt:
1° de taken als bedoeld in artikel 29, lid 1, 2 en 3, van Verordening 2017/2402, met betrekking tot de beheerders van AICB's, de instellingen voor collectieve belegging en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening en de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies;
2° de taken als bedoeld in artikel 29, lid 4 en 5, van Verordening 2017/2402, met uitzondering van deze die betrekking heeft op het toezicht op de naleving van artikel 28 van voormelde verordening, voor wat betreft:
a) de entiteiten die onder haar bevoegdheid vallen conform artikel 45, § 1, eerste lid, 2°, met uitzondering van de entiteiten die ook onder de prudentiële toezichtsbevoegdheid vallen van de Bank conform artikel 36/2, § 3, 2°, a), van de organieke wet van de Bank, of van de Europese Centrale Bank conform de GTM-Verordening;
b) de entiteiten die genoteerde vennootschappen zijn in de zin van artikel 1:11 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, met uitzondering van de entiteiten die onder de toezichtsbevoegdheid vallen van de Bank conform artikel 36/2, § 3, 2°, van de organieke wet van de Bank, of van de Europese Centrale Bank conform de GTM-Verordening;
c) de entiteiten die niet bedoeld zijn in de bepaling onder a), b) of onder artikel 36/2, § 3, 2°, van de organieke wet van de Bank maar die deel uitmaken van de consolidatiekring van de onder a) bedoelde entiteiten;
3° de taken als bedoeld in artikel 29, lid 5, van Verordening 2017/2402, om toe te zien op de naleving van artikel 28 van diezelfde Verordening;
4° het toezicht op de naleving van artikel 3 van Verordening 2017/2402;
5° het toezicht op de naleving door de initiators van hun verplichtingen uit hoofde van hoofdstuk II en de artikelen 18 en 19 van verordening 2023/2631.";
§ 1/1. Voor de uitoefening van de in paragraaf 1 bedoelde taken kan de FSMA:
1° de in de artikelen 34 en 35 bedoelde bevoegdheden uitoefenen;
2° de in de artikelen 79 tot 85bis bedoelde bevoegdheden uitoefenen conform de regels vervat in die artikelen.";
§ 2. De artikelen 36 en 37 zijn van toepassing wanneer een entiteit die, conform paragraaf 1, onder het toezicht van de FSMA staat, een inbreuk pleegt op de verplichtingen en verbodsbepalingen die voortvloeien uit Verordening 2017/2402 of uit de op grond of ter uitvoering van die artikelen genomen bepalingen, die op haar van toepassing zijn, alsook wanneer een inbreuk wordt gepleegd op de maatregelen die de FSMA krachtens die Verordening of haar uitvoeringsbepalingen heeft genomen. De bepalingen van de artikelen 36 en 37 zijn ook van toepassing bij niet-naleving van de krachtens paragraaf 1/1 opgelegde verplichtingen of maatregelen.]1
----------
(1)<W 2025-03-25/05, art. 12, 120; Inwerkingtreding : 08-05-2025>
Art. 37octies.[1 De FSMA oefent de taken uit die Verordening 2019/2088 en Verordening 2020/852 aan de bevoegde overheid toevertrouwen. In die hoedanigheid ziet zij toe op de naleving van de bepalingen van Verordening 2019/2088 en van de artikelen 5 tot en met 7 van Verordening 2020/852, alsook van de op grond van of krachtens deze Verordeningen en bepalingen vastgestelde bepalingen, door de financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs die, overeenkomstig artikel 45, aan haar toezicht zijn onderworpen.
[2 De FSMA is ook bevoegd voor het toezicht op de naleving van artikel 8 van Verordening 2020/852 door de in artikel 10, § 2, eerste lid, 1°, bedoelde emittenten.]2
Voor de uitoefening van deze opdracht kan de FSMA:
1° de in de artikelen 34 en 35 bedoelde bevoegdheden uitoefenen;
2° de in de artikelen 79 tot 85bis bedoelde bevoegdheden uitoefenen overeenkomstig de in die artikelen voorziene modaliteiten.
De artikelen 36 en 37 zijn van toepassing bij inbreuken op de verplichtingen en verbodsbepalingen die voortvloeien uit voornoemde Verordeningen en uit de bepalingen genomen op basis of ter uitvoering van die Verordeningen, alsook bij inbreuken op de verplichtingen of maatregelen die krachtens het tweede lid, 2°, zijn opgelegd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2021-07-04/04, art. 55, 104; Inwerkingtreding : 23-07-2021>
(2)<W 2024-12-02/07, art. 73, 118; Inwerkingtreding : 30-12-2024>
Art. 37nonies. [1 § 1. De FSMA oefent de taken uit die Verordening 2019/1238 aan de bevoegde overheid toevertrouwt, en ziet toe op de naleving van die Verordening en van de op grond van of krachtens die Verordening vastgestelde bepalingen.
§ 2. Voor de uitoefening van deze opdrachten kan de FSMA:
1° de in de artikelen 34 en 35 bedoelde bevoegdheden uitoefenen;
2° de in de artikelen 79 tot 85bis bedoelde bevoegdheden uitoefenen overeenkomstig de in die artikelen voorziene nadere regels.
De artikelen 36 en 37 zijn van toepassing bij inbreuken op de bepalingen van de in paragraaf 1 bedoelde Verordening, op de bepalingen die op grond van of krachtens die Verordening zijn vastgesteld, of op de maatregelen die de FSMA krachtens die Verordening of de uitvoeringsbepalingen ervan heeft genomen. Zij zijn ook van toepassing bij niet-naleving van de verplichtingen of de maatregelen die krachtens het eerste lid, 2°, zijn opgelegd.".
§ 3. De FSMA oefent haar in paragraaf 1 gedefinieerde toezichtsbevoegdheden op eensluidend advies van de Bank uit.
De in het eerste lid bedoelde eensluidende adviezen van de Bank hebben betrekking op de naleving van de bepalingen van Verordening 2019/1238, vanuit het oogpunt van de prudentiële toezichtsbevoegdheden van de Bank conform artikel 36/2 van de organieke wet van de Bank, of die van de Europese Centrale Bank conform de GTM-verordening.
§ 4. De FSMA spreekt zich, op eensluidend advies van de Bank, uit over de registratieaanvraag van een PEPP ingediend door een in artikel 6, lid 1, a), b) of d), van Verordening 2019/1238 bedoelde kredietinstelling, verzekeringsonderneming of beursvennootschap.
Het eensluidend advies van de Bank heeft in dit geval betrekking op de conformiteit van de registratieaanvraag met de bepalingen van Verordening 2019/1238, vanuit het oogpunt van de prudentiële toezichtsbevoegdheden van de Bank conform artikel 36/2 van de organieke wet van de Bank, of die van de Europese Centrale Bank conform de GTM-verordening.
De FSMA bezorgt de Bank de registratieaanvraag en de elementen van die aanvraag, bedoeld in artikel 6, lid 2, van Verordening 2019/1238, die onder de prudentiële toezichtsbevoegdheden van de Bank vallen conform artikel 36/2 van de organieke wet van de Bank, of die van de Europese Centrale Bank conform de GTM-verordening. De Bank verwittigt de FSMA binnen een termijn van maximum 5 dagen als zij vaststelt dat de registratieaanvraag niet volledig is.
De Bank bezorgt de FSMA haar eensluidend advies binnen een maand vanaf de ontvangst van de volledige registratieaanvraag.
Als binnen voornoemde termijn van een maand geen eensluidend advies wordt verstrekt, wordt dat beschouwd als een advies tot weigering van de registratie van het betrokken PEPP.
Vóór voornoemde termijn van een maand verstrijkt, kan de Bank de FSMA er van op de hoogte brengen dat zij haar advies uiterlijk binnen 15 dagen na het verstrijken van voornoemde termijn zal verstrekken.
De FSMA volgt het eensluidend advies van de Bank en vermeldt dat in haar beslissing over de registratieaanvraag. Het advies van de Bank wordt gevoegd bij de kennisgeving van de beslissing van de FSMA aan EIOPA en aan de PEPP-aanbieder die de aanvraag heeft ingediend.
De FSMA brengt alle latere wijzigingen van de in het derde lid bedoelde elementen ter kennis van de Bank. In voorkomend geval, bezorgt de Bank de FSMA een nieuw eensluidend advies over de conformiteit van de in die documenten aangebrachte wijzigingen met de bepalingen van Verordening 2019/1238, volgens de regels bepaald in het tweede tot zesde lid. De FSMA volgt het eensluidend advies van de Bank.
§ 5. De in artikel 40, lid 1 tot 5, van Verordening 2019/1238 bedoelde informatie aan de bevoegde nationale autoriteiten wordt aan de Bank verstrekt wanneer de betrokken PEPP-aanbieders kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen of beursvennootschappen zijn als bedoeld in artikel 6, lid 1, a), b) of d), van Verordening 2019/1238. De Bank controleert dat alle vereiste informatie haar conform voornoemd artikel 40, lid 1 tot 5 is verstrekt. De Bank verstrekt de in artikel 40, lid 5, van Verordening 2019/1238 bedoelde informatie aan de FSMA. De FSMA verstrekt die informatie aan EIOPA overeenkomstig artikel 40, lid 5, alinea 2, van Verordening 2019/1238. De overige informatie die aan de Bank wordt verstrekt, wordt ter beschikking gesteld van de FSMA, als zij daarom verzoekt.
Met uitzondering van de informatie die moet worden verstrekt door de in het eerste lid bedoelde kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beursvennootschappen die vallen onder het prudentieel toezicht van de Bank conform artikel 36/2 van de organieke wet van de Bank, of dat van de Europese Centrale Bank conform de GTM-verordening, kan de FSMA, bij reglement bedoeld in artikel 64, de aard, de reikwijdte en het model van de in artikel 40, lid 1, van Verordening 2019/1238 bedoelde informatie vaststellen die zij voornemens is van de PEPP-aanbieders te eisen met van tevoren bepaalde tussenpozen, in van tevoren bepaalde gevallen of bij onderzoeken naar de situatie van een PEPP-aanbieder.
Voor de informatie die moet worden verstrekt door de in het eerste lid bedoelde kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beursvennootschappen die vallen onder het prudentieel toezicht van de Bank conform artikel 36/2 van de organieke wet van de Bank, of dat van de Europese Centrale Bank conform de GTM-verordening, kunnen die modaliteiten worden verduidelijkt bij door een de Bank vastgesteld reglement conform artikel 12bis, § 2, van de organieke wet van de Bank.
De FSMA en de Bank plegen onderling overleg bij de opstelling van de in de vorige twee leden bedoelde reglementen.
§ 6. De FSMA haalt, op vraag van de Bank, de registratie door van een PEPP die wordt aangeboden door een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming of een beursvennootschap bedoeld in artikel 6, lid 1, a), b) of d), van Verordening 2019/1238, als de Bank van oordeel is dat aan de voorwaarden van artikel 8, lid 1, van Verordening 2019/1238 is voldaan met betrekking tot de aspecten die vallen onder het prudentieel toezicht van de Bank overeenkomstig artikel 36/2 van de organieke wet van de Bank, of dat van de Europese Centrale Bank conform de GTM-verordening.
Wanneer EIOPA de FSMA, overeenkomstig artikel 8, lid 6, van Verordening 2019/1238, vraagt om na te gaan of er sprake is van omstandigheden die de doorhaling rechtvaardigen van de registratie van een PEPP die wordt aangeboden door een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming of een beursvennootschap als bedoeld in artikel 6, lid 1, a), b) of d), van Verordening 2019/1238, dient de FSMA haar bevindingen in bij EIOPA, op eensluidend advies van de Bank in verband met de aspecten die vallen onder het prudentieel toezicht van de Bank overeenkomstig artikel 36/2 van de organieke wet van de Bank, of dat van de Europese Centrale Bank conform de GTM-verordening.
§ 7. De FSMA kan de bevoegdheden uitoefenen waarin, krachtens artikel 63 van Verordening 2019/1238, voor de bevoegde autoriteiten wordt voorzien.
Op vraag van de Bank verbiedt of beperkt de FSMA het op de markt brengen of distribueren van een PEPP overeenkomstig artikel 63, eerste lid, a), van Verordening 2019/1238, als er volgens de Bank redelijke gronden zijn om aan te nemen dat het PEPP een risico vormt voor de stabiliteit van het Belgische financiële stelsel of een deel daarvan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2023-12-20/08, art. 22, 116; Inwerkingtreding : 25-01-2024>
Art. 37decies. [1 § 1. De FSMA oefent de taken uit die de Verordening 2022/858 aan de bevoegde autoriteit toevertrouwt, in de mate en volgens de bepalingen van de artikelen 96 tot 113 van de wet van ... houdende diverse financiële bepalingen.
In die hoedanigheid ziet zij toe op de naleving van de Verordening 2022/858 en van de op grond van of krachtens die Verordening vastgestelde bepalingen.
§ 2. Voor de uitoefening van deze opdrachten kan de FSMA:
1° de in de artikelen 34 en 35 bedoelde bevoegdheden uitoefenen;
2° de in de artikelen 79 tot 85bis bedoelde bevoegdheden uitoefenen overeenkomstig de in die artikelen voorziene modaliteiten.
De artikelen 36, 36bis en 37 zijn van toepassing bij inbreuken op de bepalingen van Verordening 2022/858, op de bepalingen die op grond van of krachtens die Verordening zijn vastgesteld, of op de maatregelen die de FSMA krachtens die Verordening of de uitvoeringsbepalingen ervan heeft genomen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2023-12-20/08, art. 115, 116; Inwerkingtreding : 25-01-2024>
Art.37undecies. [1 § 1. Conform artikel 46 van Verordening 2022/2554 staat de FSMA als bevoegde autoriteit in voor de taken waarvan sprake in die Verordening, en dit ten aanzien van:
1° de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies;
2° de handelsplatformen en hun exploitanten;
3° de aanbieders van datarapporteringsdiensten in het geval als bedoeld in de gedelegeerde handelingen die de Commissie krachtens artikel 2, lid 3, van Verordening 600/2014 heeft vastgesteld;
4° de door de FSMA erkende beheerders van AICB's;
5° de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de beleggingsvennootschappen die geen beheervennootschap hebben aangesteld;
6° de verzekeringstussenpersonen, de herverzekeringstussenpersonen en de nevenverzekeringstussenpersonen die verplicht bij de FSMA moeten zijn ingeschreven;
7° de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening;
8° de crowdfundingdienstverleners.
In die hoedanigheid ziet zij toe op de naleving van de bepalingen van Verordening 2022/2554, en van de op grond van of ter uitvoering van die Verordening vastgestelde bepalingen.
§ 2. De bepalingen van paragraaf 1 zijn van toepassing onverminderd de bevoegdheden van de Bank indien een van de betrokken instellingen een ander statuut heeft op grond waarvan zij ook aan het toezicht van de Bank is onderworpen.
Wanneer een in paragraaf 1 bedoelde instelling echter een ander statuut heeft op grond waarvan zij ook aan het toezicht van de Bank is onderworpen, is laatstgenoemde belast met de uitoefening van de in artikel 19, paragraaf 1, tweede lid, van Verordening 2022/2554 bedoelde functies en taken.
§ 3. Voor de uitoefening van haar taken beschikt de FSMA over de bevoegdheden die haar, met betrekking tot de in paragraaf 1 bedoelde personen, zijn toevertrouwd krachtens de bijzondere wetgevingen waaraan deze zijn onderworpen, en krachtens de bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 79 tot 86.
Artikelen 36 en 37 zijn van toepassing in geval van een inbreuk op de krachtens de artikelen 79 tot 86 opgelegde verplichtingen of maatregelen.
§ 4. De FSMA bezorgt onverwijld aan het nationale CSIRT bedoeld in artikel 8, 45°, van de wet van 26 april 2024 tot vaststelling van een kader voor de cyberbeveiliging van netwerk- en informatiesystemen van algemeen belang voor de openbare veiligheid, de in artikel 19, lid 4, van Verordening 2022/2554 bedoelde kennisgevingen en verslagen die zij van in artikel 3, § 1 of § 3, van voornoemde wet bedoelde entiteiten ontvangt.
De FSMA kan in voorkomend geval ook andere informatie die zij in verband met de uitvoering van Verordening 2022/2554 ontvangt, aan het nationale CSIRT bezorgen.
De FSMA kan een protocol sluiten met de Bank, en het nationale CSIRT, met het oog op de uitvoering van Verordening 2022/2554 en in het bijzonder om de praktische modaliteiten voor deze uitwisseling van informatie vast te stellen.
§ 5. Voor zover dit strikt noodzakelijk is voor de uitoefening van de bevoegdheden bedoeld in paragraaf 1 en mits akkoord van de Bank, kan de FSMA haar verzoeken om in haar naam en voor haar rekening één of meer van de bevoegdheden bedoeld in paragraaf 3 uit te oefenen ten aanzien van één van de entiteiten bedoeld in paragraaf 1.
De FSMA behoudt haar hoedanigheid van bevoegde autoriteit ondanks het gebruik van dit mechanisme.
De gevallen waarin gebruik kan worden gemaakt van het in lid 1 bedoelde mechanisme en de modaliteiten daarvoor, met inbegrip van de vaststelling van de vergoeding van de kosten en uitgaven van de Bank, worden bepaald door een protocol dat wordt gesloten tussen de FSMA en de Bank.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2025-03-25/05, art. 13, 120; Inwerkingtreding : 08-05-2025>
Afdeling 9. - Strafsancties.
Art.38. Worden schuldig bevonden aan oplichting en gestraft met de straffen bepaald in artikel 496 van het Strafwetboek, zij die, door misbruik te maken van de zwakheid of onwetendheid van anderen, transacties in financiële instrumenten uitvoeren tegen een prijs of onder voorwaarden die klaarblijkelijk niet in verhouding staan tot de reële waarde van deze instrumenten.
Art.39.[1 § 1. Worden gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot vier jaar en met een geldboete van 300 euro tot 10.000 euro, zij die opzettelijk:
1° een transactie zijn aangegaan, een handelsorder hebben geplaatst, of elke andere gedraging hebben gesteld, die:
a) daadwerkelijk of waarschijnlijk onjuiste of misleidende signalen geeft met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de koers van een financieel instrument of een eraan gerelateerd spotcontract voor grondstoffen; of
b) de koers van een of meer financiële instrumenten of een eraan gerelateerd spotcontract voor grondstoffen daadwerkelijk of waarschijnlijk op een abnormaal of kunstmatig niveau houdt,
tenzij de persoon die de transactie is aangegaan, het handelsorder heeft geplaatst of de andere gedraging heeft gesteld, aantoont dat de transactie, het handelsorder of de gedraging om rechtmatige redenen werd verricht en in overeenstemming is met een geaccepteerde marktpraktijk op het desbetreffende handelsplatform;
2° een transactie zijn aangegaan, een order hebben geplaatst, een activiteit hebben uitgeoefend of elke andere gedraging hebben gesteld, met gevolgen of waarschijnlijke gevolgen voor de koers van een of meer financiële instrumenten of een eraan gerelateerd spotcontract voor grondstoffen, waarbij gebruik wordt gemaakt van een kunstgreep of enigerlei andere vorm van bedrog of misleiding;
3° informatie, met inbegrip van geruchten, hebben verspreid, via de media, met inbegrip van het internet, of via andere kanalen, die:
a) daadwerkelijk of waarschijnlijk onjuiste of misleidende signalen geeft met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de koers van een financieel instrument of een eraan gerelateerd spotcontract voor grondstoffen; of
b) de koers van één of meer financiële instrumenten of een eraan gerelateerd spotcontract voor grondstoffen daadwerkelijk of waarschijnlijk op een abnormaal of kunstmatig niveau houdt.
De overtreder kan bovendien worden veroordeeld tot betaling van een som die overeenstemt met maximum het drievoud van het bedrag van het vermogensvoordeel dat hij rechtstreeks of onrechtstreeks uit de overtreding heeft behaald. Deze som wordt geïnd als een geldboete.
§ 2. Paragraaf 1 is van toepassing op de in dezelfde paragraaf bedoelde handelingen die betrekking hebben op:
1° financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt of waarvoor toelating tot de handel op een gereglementeerde markt is aangevraagd;
2° financiële instrumenten die worden verhandeld op een MTF, die zijn toegelaten tot de handel op een MTF of waarvoor toelating tot de handel op een MTF is aangevraagd;
3° financiële instrumenten die worden verhandeld op een OTF;
4° niet onder de bepalingen onder 1°, 2° of 3°, vallende financiële instrumenten waarvan de koers of de waarde afhankelijk is van, of van invloed is op, de koers of de waarde van een financieel instrument bedoeld in de bepalingen onder 1°, 2° of 3°, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, kredietverzuimswaps en financiële contracten ter verrekening van verschillen;
5° spotcontracten voor grondstoffen die geen voor de groothandel bestemde energieproducten zijn, waarbij de transactie, order of gedraging een effect heeft op de koers of de waarde van een financieel instrument zoals bedoeld in de bepalingen onder 1° tot 4° ;
6° soorten financiële instrumenten, waaronder afgeleide contracten of afgeleide instrumenten voor de overdracht van kredietrisico, waarbij de transactie, order of gedraging een effect heeft op de koers of de waarde van spotcontracten voor grondstoffen waarvan de koers of de waarde afhankelijk is van de koers of de waarde van die financiële instrumenten,
ongeacht of de betrokken transacties, orders of gedragingen plaatsvinden op een handelsplatform of daarbuiten.
Dit artikel is ook van toepassing op gedragingen of transacties, met inbegrip van biedingen, met betrekking tot het veilen van emissierechten of andere op emissierechten gebaseerde veilingproducten op een veilingplatform dat is toegelaten als een gereglementeerde markt, ook indien de geveilde producten geen financiële instrumenten zijn uit hoofde van Verordening 1031/2010. De regels uit dit artikel die betrekking hebben op orders zijn van toepassing op biedingen gedaan in het kader van dergelijke veilingen.
§ 3. Worden gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot vier jaar en met een geldboete van 300 euro tot 10 000 euro, zij die opzettelijk onjuiste of misleidende informatie doorgeven, opzettelijk onjuiste of misleidende inputgegevens verstrekken of opzettelijk enige andere gedraging stellen waarmee de berekening van een benchmark wordt gemanipuleerd.
De overtreder kan bovendien worden veroordeeld tot betaling van een som die overeenstemt met maximum het drievoud van het bedrag van het vermogensvoordeel dat hij rechtstreeks of onrechtstreeks uit de overtreding heeft behaald. Deze som wordt geïnd als een geldboete.
Voor de toepassing van deze paragraaf dient onder "benchmark" te worden verstaan: een benchmark in de zin van artikel 3, lid 1, punt 29, van Verordening 596/2014.
§ 4. De in de paragrafen 1 en 3 vastgestelde verbodsbepalingen gelden niet voor:
1° handel in eigen aandelen in het kader van terugkoopprogramma's, indien die handel plaatsvindt overeenkomstig artikel 5, leden 1 tot 3, van Verordening 596/2014;
2° handel in effecten of daarmee verbonden instrumenten als bedoeld in artikel 3, lid 2, punten a) en b), van Verordening 596/2014, voor de stabilisatie van effecten, indien die handel plaatsvindt overeenkomstig artikel 5, leden 4 en 5, van die verordening;
3° transacties, orders en gedragingen die beleidsmatig worden uitgevoerd in het kader van het monetair beleid, het wisselkoersbeleid of het beheer van de overheidsschuld, overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening 596/2014, transacties, orders en gedragingen overeenkomstig artikel 6, lid 2, van die verordening, activiteiten in het kader van het klimaatbeleid van de Europese Unie overeenkomstig artikel 6, lid 3, van die verordening, of activiteiten in het kader van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid van de Europese Unie overeenkomstig artikel 6, lid 4, van die verordening.]1
----------
(1)<W 2017-07-31/10, art. 9, 080; Inwerkingtreding : 21-08-2017>
Art.40.[1 § 1. Aan de personen die over voorwetenschap beschikken:
1° wegens hun hoedanigheid van lid van een bestuurs-, leidinggevend of toezichtsorgaan van de emittent van het betrokken financieel instrument of van de deelnemer aan de emissierechtenmarkt;
2° wegens hun deelneming in het kapitaal van de emittent of de deelnemer aan de emissierechtenmarkt;
3° wegens hun toegang tot de informatie door hun werk, beroep of functies;
4° wegens hun betrokkenheid bij criminele activiteiten; of
5° onder andere omstandigheden dan die bedoeld in de bepalingen onder 1°, 2°, 3° en 4°, terwijl zij weten of zouden moeten weten dat het voorwetenschap betreft,
is het verboden opzettelijk gebruik te maken van deze voorwetenschap door, voor eigen of voor andermans rekening, rechtstreeks of onrechtstreeks:
a) het financieel instrument waarop deze voorwetenschap betrekking heeft te verwerven of te vervreemden;
b) een order met betrekking tot het financieel instrument waarop deze voorwetenschap betrekking heeft, dat werd geplaatst voordat de betrokken persoon over de voorwetenschap beschikte, te annuleren of aan te passen.
Het enkele feit dat een persoon beschikt over voorwetenschap is niet voldoende om te veronderstellen dat die persoon die informatie heeft gebruikt en zich derhalve heeft ingelaten met een door dit artikel verboden gedraging, indien zijn gedragingen zijn aan te merken als legitiem overeenkomstig artikel 9 van Verordening 596/2014.
§ 2. Het is de personen die zijn onderworpen aan de in paragraaf 1 vastgestelde verbodsbepaling verboden:
1° om opzettelijk de voorwetenschap aan iemand anders mede te delen, tenzij de mededeling gebeurt binnen het kader van de normale uitoefening van zijn werk, beroep of functie, met inbegrip van de mededeling die is aan te merken als een marktpeiling die wordt verricht met inachtneming van artikel 11, leden 1 tot 8, van Verordening 596/2014;
2° om opzettelijk op grond van de voorwetenschap iemand anders aan te bevelen of ertoe aan te zetten om de financiële instrumenten waarop deze voorwetenschap betrekking heeft te verwerven of te vervreemden, of om een order met betrekking tot het financiële instrument waarop deze voorwetenschap betrekking heeft te annuleren of aan te passen.
§ 3. Het is elke persoon verboden opzettelijk gebruik te maken van aanbevelingen of aansporingen om financiële instrumenten te verwerven of te vervreemden of om een order met betrekking tot financiële instrumenten te annuleren of aan te passen, indien hij of zij weet of zou moeten weten dat die aanbeveling of aansporing op voorwetenschap is gebaseerd.
Het is elke persoon verboden opzettelijk aanbevelingen of aansporingen om financiële instrumenten te verwerven of te vervreemden of om een order met betrekking tot financiële instrumenten te annuleren of aan te passen, aan enige andere persoon door te geven, indien hij of zij weet of zou moeten weten dat die aanbeveling of aansporing op voorwetenschap is gebaseerd.
§ 4. De in de paragrafen 1, 2 en 3 vastgestelde verbodsbepalingen zijn van toepassing op de in dezelfde paragrafen bedoelde handelingen die betrekking hebben op:
1° financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt of waarvoor toelating tot de handel op een gereglementeerde markt is aangevraagd;
2° financiële instrumenten die worden verhandeld op een MTF, die zijn toegelaten tot de handel op een MTF of waarvoor toelating tot de handel op een MTF is aangevraagd;
3° financiële instrumenten die worden verhandeld op een OTF;
4° niet onder de bepalingen onder 1°, 2° of 3°, vallende financiële instrumenten waarvan de koers of de waarde afhankelijk is van, of van invloed is op, de koers of de waarde van een financieel instrument bedoeld in de bepalingen onder 1°, 2° of 3°, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, kredietverzuimswaps en financiële contracten ter verrekening van verschillen,
ongeacht of de betrokken transacties, orders of gedragingen plaatsvinden op een handelsplatform of daarbuiten.
Dit artikel is ook van toepassing op gedragingen of transacties, met inbegrip van biedingen, met betrekking tot het veilen van emissierechten of andere op emissierechten gebaseerde veilingproducten op een veilingplatform dat is toegelaten als een gereglementeerde markt, ook indien de geveilde producten geen financiële instrumenten zijn uit hoofde van Verordening 1031/2010. De regels uit dit artikel die betrekking hebben op orders zijn van toepassing op biedingen gedaan in het kader van dergelijke veilingen.
§ 5. De in paragrafen 1, 2 en 3 vastgestelde verbodsbepalingen gelden niet voor:
1° handel in eigen aandelen in het kader van terugkoopprogramma's, indien die handel plaatsvindt overeenkomstig artikel 5, leden 1 tot 3, van Verordening 596/2014;
2° handel in effecten of daarmee verbonden instrumenten als bedoeld in artikel 3, lid 2, punten a) en b), van Verordening 596/2014, voor de stabilisatie van effecten, indien die handel plaatsvindt overeenkomstig artikel 5, leden 4 en 5, van die verordening;
3° transacties, orders en gedragingen die beleidsmatig worden uitgevoerd in het kader van het monetair beleid, het wisselkoersbeleid of het beheer van de overheidsschuld, overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening 596/2014, transacties, orders en gedragingen overeenkomstig artikel 6, lid 2, van die verordening, activiteiten in het kader van het klimaatbeleid van de Europese Unie overeenkomstig artikel 6, lid 3, van die verordening, of activiteiten in het kader van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid van de Europese Unie overeenkomstig artikel 6, lid 4, van die verordening.
§ 6. Worden gestraft met een gevangenisstraf van drie maanden tot vier jaar en met een geldboete van 50 euro tot 10.000 euro, de personen die de paragrafen 1, 2, 2°, of 3, eerste lid, overtreden. Worden gestraft met een gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en met een geldboete van 50 euro tot 10.000 euro, de personen die de paragrafen 2, 1°, of 3, tweede lid, overtreden.
De overtreder kan bovendien worden veroordeeld tot betaling van een som die overeenstemt met maximum het drievoud van het bedrag van het vermogensvoordeel dat hij rechtstreeks of onrechtstreeks uit de overtreding heeft behaald. Deze som wordt geïnd als een geldboete.]1
----------
(1)<W 2017-07-31/10, art. 10, 080; Inwerkingtreding : 21-08-2017>
Art. 40bis.[1 § 1. De gerechtelijke overheden kunnen van de FSMA alle nuttige informatie of documenten vereisen voor de opsporing of vervolging van een inbreuk op de artikelen 39 of 40.
Zij kunnen in elke stand van de procedure het advies van de FSMA vragen. Dit advies wordt verstrekt binnen 45 dagen, behalve in geval van verlenging van deze termijn door de gerechtelijke overheid die erom heeft verzocht. Het ontbreken van het advies binnen deze eventueel verlengde termijn tast de geldigheid van de procedure niet aan. Een kopie van het verzoek om advies en een kopie van het verstrekte advies worden bij het dossier van de procedure gevoegd.
§ 2. Onverminderd artikel 25 van Verordening 596/2014, werkt de FSMA desgevallend samen met de overige bevoegde autoriteiten van de Europese Economische Ruimte, aangeduid krachtens artikel 22 van die verordening, voor de doeleinden van een strafrechtelijk onderzoek of strafrechtelijke procedure inzake marktmanipulatie of misbruik van voorwetenschap. Te dien einde deelt de FSMA aan deze autoriteiten alle vereiste informatie mee, met inbegrip van informatie betreffende handelingen die verboden zijn door het recht van de Staat van de autoriteit die de aanvraag indient, zelfs indien die handelingen niet naar Belgisch recht zijn verboden.
Onverminderd artikel 26 van Verordening 596/2014, kan de FSMA met de bevoegde autoriteiten van derde Staten vertrouwelijke informatie uitwisselen en samenwerkingsakkoorden afsluiten voor doeleinden van een strafrechtelijk onderzoek of strafrechtelijke procedure inzake marktmanipulatie of misbruik van voorwetenschap, zelfs indien die handelingen niet naar Belgisch recht zijn verboden, op voorwaarde dat die autoriteiten gebonden zijn aan een gelijkwaardig beroepsgeheim als bedoeld in artikel 74.
Wanneer de FSMA een verzoek tot informatie ontvangt van een buitenlandse autoriteit bedoeld in het eerste en tweede lid,
1° verzamelen de ondervraagde gerechtelijke overheden op verzoek van de FSMA alle informatie en documenten die nuttig worden geacht voor de opstelling van haar antwoord, en delen zij deze mee aan de FSMA, met dien verstande dat de informatie en documenten met betrekking tot gerechtelijke procedures niet kunnen worden meegedeeld zonder de uitdrukkelijke toestemming van de procureur-generaal;
2° bezorgt de Cel voor financiële informatieverwerking aan de FSMA, op haar bijzonder gemotiveerd verzoek, alle informatie en documenten die nuttig worden geacht voor de opstelling van haar antwoord, met betrekking tot de informatie die aan de Cel wordt bezorgd door de instellingen en personen bedoeld in [2 artikel 5, § 1, 1° tot en met 32°, en § 3, eerste lid, van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, krachtens boek II, titel 4, hoofdstuk 2, afdeling 1 en boek IV, titel 3, hoofdstuk 2, van dezelfde wet]2.
De gerechtelijke overheden, de Cel voor financiële informatieverwerking en de FSMA kunnen weigeren om gevolg te geven aan een verzoek om informatie wanneer de mededeling ervan de veiligheid van België, en in het bijzonder de bestrijding van terrorisme en andere vormen van ernstige criminaliteit, of de eigen onderzoek- of handhavingsactiviteiten of een strafrechtelijk onderzoek, negatief kunnen beïnvloeden. De bevoegde procureur-generaal en de FSMA kunnen eveneens weigeren om gevolg te geven aan een verzoek om informatie wanneer in België voor dezelfde feiten en tegen dezelfde personen reeds een gerechtelijke procedure is ingeleid of een definitieve uitspraak is gedaan.
Onverminderd de verplichtingen die op de FSMA rusten in gerechtelijke procedures van strafrechtelijke aard, mag zij de informatie die zij ontvangt van de autoriteiten bedoeld in het eerste en tweede lid, enkel gebruiken voor haar toezicht op de naleving van de bepalingen inzake marktmanipulatie en misbruik van voorwetenschap en in het kader van de administratieve of gerechtelijke procedures die daarop betrekking hebben. Wanneer de autoriteit die informatie heeft verstrekt, er evenwel in toestemt, mag de FSMA deze informatie voor andere doeleinden gebruiken of overleggen aan de bevoegde autoriteiten van andere Staten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-07-31/10, art. 11, 080; Inwerkingtreding : 21-08-2017>
(2)<W 2017-09-18/06, art. 166, 081; Inwerkingtreding : 16-10-2017>
Art.41.Worden gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot één jaar en een geldboete van 50 euro tot 10.000 euro of met één van deze straffen alleen :
1° [2 ...]2
2° zij die inbreuk plegen op de bepalingen die zijn vastgesteld met toepassing van de artikelen [4 ...]4 22 en 23 en door de Koning in de betrokken besluiten zijn aangeduid;
3° zij die de onderzoeken en expertises van de [[3 FSMA]3] krachtens dit hoofdstuk verhinderen of haar bewust onjuiste of onvolledige informatie verstrekken; <KB 2003-03-25/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
4° [4 ...]4
[1 5° zij die informatie of geruchten verspreiden, via de media, het internet of om het even welk ander kanaal, die onjuiste of misleidende signalen geven of kunnen geven over de toestand, inzonderheid de financiële toestand, van een kredietinstelling, verzekeringsonderneming, beleggingsonderneming of [5 centrale effectenbewaarinstelling, instelling die ondersteuning verleent aan een centrale effectenbewaarinstelling of depositobank]5, die van aard zijn haar financiële stabiliteit in het gedrang te brengen, terwijl zij wisten of hadden moeten weten dat de informatie onjuist of misleidend was.]1
----------
(1)<W 2010-06-02/10, art. 11, 040; Inwerkingtreding : 24-06-2010>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 216, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(4)<W 2017-11-21/08, art. 118, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
(5)<W 2018-07-30/10, art. 58, 088; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
Art.42.
<Opgeheven bij W 2017-11-21/08, art. 119, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
Art.43.De bepalingen van boek I van het Strafwetboek zijn, zonder uitzondering van hoofdstuk VII en van artikel 85, van toepassing op de inbreuken bedoeld in de artikelen 38 tot 42.
[1 Poging tot het plegen van een inbreuk bedoeld in de artikelen 39 en 40 wordt gestraft zoals het misdrijf zelf.]1
----------
(1)<W 2017-07-31/10, art. 12, 080; Inwerkingtreding : 21-08-2017>
Afdeling 10. - Internationale samenwerking inzake bestrijding van marktmisbruik.
Art. 43bis. (Opgeheven) <KB 2007-04-27/85, art. 28, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
HOOFDSTUK III. - Commissie voor het Bank- en Financiewezen.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art.44.De [1 FSMA]1 is een autonome instelling met rechtspersoonlijkheid en met zetel in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.45.[1 § 1. De FSMA heeft als opdracht, overeenkomstig deze wet en de bijzondere wetten die op haar van toepassing zijn :
1° [23 toe te zien op de naleving van de regels die de bescherming van de belangen van de belegger beogen bij verrichtingen in financiële instrumenten en andere beleggingsinstrumenten, en op de naleving van de regels die de goede werking, de integriteit en de transparantie van de markten voor financiële instrumenten en andere beleggingsinstrumenten moeten waarborgen, en meer in het bijzonder van de regels bedoeld in hoofdstuk II, de bepalingen van de wet van 21 november 2017 over de infrastructuren voor de markten voor financiële instrumenten en houdende omzetting van richtlijn 2014/65/EU en de besluiten en reglementen genomen ter uitvoering van al het voorgaande]23;
2° het toezicht te verzekeren op :
a. [23 de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies bedoeld in de wet van 25 oktober 2016, de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, de beheerders van AICB's bedoeld in de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, en de wisselkantoren bedoeld in de wet van 25 oktober 2016 en haar uitvoeringsbesluiten]23;
b. de instellingen voor collectieve belegging [23 bedoeld in de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, en in de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders]23;
c. [14 ...]14;
d. [2 de ondernemingen en de verrichtingen bedoeld in de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet;]2
[6 ...]6
e. [28 de verzekerings-, nevenverzeke-rings- en herverzekeringstussenpersonen]28 bedoeld in [8 de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen]8 [26 , met uitzondering van de verzekeringstussenpersonen als bedoeld in artikel 68 van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I)]26;
f. de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten bedoeld in de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten;
g. [3 ...]3;
[13 h. de gereglementeerde vastgoedvennootschappen [23 bedoeld in de wet van 12 mei 2014 betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschappen]23;]13
[10 [18 i.]18 de onafhankelijk financieel planners als bedoeld in de wet van 25 april 2014 inzake het statuut van en het toezicht op de onafhankelijk financieel planners en inzake het verstrekken van raad over financiële planning door gereglementeerde ondernemingen]10
[14 [18 j.]18 de kredietgevers en de kredietbemiddelaars bedoeld in boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, van het Wetboek van economisch recht;]14
[18 k. [25 crowdfundingdienstverleners als bedoeld in Verordening (EU) 2020/1503 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 betreffende Europese crowdfundingdienstverleners voor bedrijven en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1129 en Richtlijn (EU) 2019/1937;]25]18
[19 l. de aanbieders van datarapporteringsdiensten als bedoeld in de wet van 21 november 2017 en houdende omzetting van Richtlijn 2014/65/EU;]19
[23 m. de benchmarkbeheerders bedoeld in Verordening (EU) 2016/1011]23;
[24 n. de aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta en de aanbieders van bewaarportemonnees als bedoeld in artikel 5, § 1, eerste lid, 14° /1 en 14° /2, van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, en in het ter uitvoering van artikel 5, § 1, tweede lid, van dezelfde wet genomen besluit;]24
[30 o. de kredietservicers bedoeld in de wet van 20 december 2024 tot omzetting van Richtlijn (EU) 2021/2167 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2021 inzake kredietservicers en kredietkopers en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU;]30
3° [23 toe te zien op de naleving door de kredietinstellingen, de verzekeringsondernemingen, de herverzekeringsondernemingen, de beursvennootschappen, de centrale tegenpartijen, de transactieregisters, de centrale effectenbewaarinstellingen, de instellingen die ondersteuning verlenen aan centrale effectenbewaarinstellingen, [26 de depositobanken en de verze-keringstussenpersonen als bedoeld in artikel 68 van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I)]26, van de volgende bepalingen en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, voor zover die op hen van toepassing zijn:]23
a.[23 de regels bedoeld in hoofdstuk II;]23
b. de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst;
c. [8 de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen [23 ...]23;]8
d. de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten;
e. [8 ...]8;
f. [15 artikel 42 van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen,]15 [19 de artikelen 21, 41 tot 42/2,, 64, 65 § 3, 65/2 en 65/3, evenals artikel 66 voor wat betreft het verstrekken van beleggingsdiensten en het verrichten van beleggingsactiviteiten, van de wet van 25 april 2014, [29 de artikelen 17, 37, 38, 39, 40, 68, 69, § 2, derde lid, 71, 72, evenals artikel 73 voor wat betreft het verstrekken van beleggingsdiensten en het verrichten van beleggingsactiviteiten, van de wet van 20 juli 2022]29]19, vanuit het oogpunt van de naleving van de regels die een loyale, billijke en professionele behandeling van de belanghebbende partijen moeten waarborgen;
g. [17 de artikelen 65, §§ 1 en 2, en 528, eerste lid van de wet van 25 april 2014, voor zover dit laatste artikel het voormelde artikel 65, §§ 1 en 2, van toepassing verklaart op de beursvennootschappen;]17
[5 h) [23 in de bepalingen bedoeld in artikel 16, § 7,]23 van de wet van 13 november 2011 betreffende de vergoeding van de lichamelijke en morele schade ingevolge een technologisch ongeval;]5
[10 i. de wet van 25 april 2014 inzake het statuut van en het toezicht op de onafhankelijk financieel planners en inzake het verstrekken van raad over financiële planning door gereglementeerde ondernemingen;]10
[16 j. Artikel 383 van de wet van 25 april 2014;]16
[18 k. Titel II van de wet van 18 december 2016 tot regeliing van de erkennning en de afbakening van crowdfunding en houdende diverse bepalingen inzake financiën;]18
4° [23 toe te zien op de naleving van de volgende bepalingen en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen:]23
a. Titel II, hoofdstuk 1, afdeling 4 van de programmawet (I) van 24 december 2002 betreffende de aanvullende pensioenen voor zelfstandigen;
b. de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid;
[20 c. titel 4 van de wet van 15 mei 2014 houdende diverse bepalingen [23 , wat het aanvullend pensioen voor bedrijfsleiders betreft]23;
d. [23 titel II]23 van de wet van 18 februari 2018 houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen en tot instelling van een aanvullend pensioen voor de zelfstandigen actief als [23 natuurlijk persoon]23, voor de meewerkende echtgenoten en voor de zelfstandige helpers;]20
[22 e. [26 ...]26]22
[23 e. [26 ...]26]23
[26 f. artikel 12 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, in de mate dat artikel 32 van die wet voorziet in de bevoegdheid van de FSMA, en artikel 12 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen, in de mate dat artikel 38 van die wet voorziet in de bevoegdheid van de FSMA.]26
[23 4° /1 toe te zien op de naleving van de volgende bepalingen en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen:
a. de bepalingen bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet van 21 december 2013 betreffende diverse bepalingen inzake de financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen;
b. de bepalingen bedoeld in artikel 17, § 1, van de wet van 26 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake de thematische volksleningen;]23
[30 4° /2. toe te zien op de naleving van de bepalingen van de wet van 20 december 2024 tot omzetting van Richtlijn (EU) 2021/2167 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2021 inzake kredietservicers en kredietkopers en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU, en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen;]30
5° bij te dragen tot de naleving van de regels bedoeld om de [6 afnemers van financiële producten of diensten en kredietnemers]6 te beschermen tegen het onwettelijk aanbod of de illegale levering van financiële producten of [6 diensten of van kredieten]6 [17 en tegen het onrechtmatige gebruik van benamingen die zijn voorbehouden aan ondernemingen die door de FSMA of de Bank zijn vergund, ingeschreven of geregistreerd]17;
6° bij te dragen tot de financiële vorming [23 ...]23;
[7 7° bij te dragen tot de naleving van de bepalingen van boek VI van het Wetboek economisch recht [23 en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen]23 die betrekking hebben op financiële diensten als bedoeld in boek I van hetzelfde Wetboek door de ondernemingen die onder haar toezicht staan of waarvan de verrichtingen of producten onder haar toezicht staan.]7
Op advies van de Bank en de FSMA, en om met name rekening te houden met de stand van de Europese reglementering ter zake, kan de Koning voor de uitvoering van de bepalingen bedoeld in het eerste lid, 3°, en voor het toezicht door de FSMA op de naleving van die bepalingen door de instellingen of personen bedoeld in het eerste lid, 2° of 3°, een onderscheid maken tussen professionele en niet-professionele belanghebbende partijen of tussen sommige categorieën van professionele belanghebbende partijen onderling.
[26 In afwijking van het eerste lid, behoort het toezicht op de naleving van de regels als bedoeld in het eerste lid, 3°, en in § 2, door de maatschappijen van onderlinge bijstand als bedoeld in de artikelen 43bis, § 5, en 70, §§ 6 en 7, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, en door de verzekeringstussenpersonen als bedoeld in artikel 68 van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I), tot de bevoegdheid van de CDZ, wanneer de betrokken bepalingen verband houden met hun statuut van maatschappij van onderlinge bijstand of van verzekeringstussenpersoon, naargelang het geval.]26
[23 De FSMA heeft eveneens als opdracht, in de mate waarin de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten hierin voorziet, toe te zien op de naleving door de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 85, § 1, 4°, van dezelfde wet, van de wettelijke en reglementaire of Europeesrechtelijke bepalingen die strekken tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, evenals van de financiering van de proliferatie van massavernietigingswapens.]23
§ 2. Teneinde de loyale, billijke en professionele behandeling van de belanghebbende partijen te bevorderen kan de Koning, op advies van de FSMA en de Bank, voor de instellingen en personen bedoeld in § 1, eerste lid, 2° en 3°, de regels bedoeld in § 1, eerste lid, 3°, uitbreiden met bepalingen die betrekking hebben op :
- de informatieverplichtingen aan de belanghebbende partijen;
- de contractuele verplichtingen en voorwaarden;
- de verplichting de belangen van de cliënten optimaal te verzorgen (zorgplicht);
- regelingen inzake de voordelen die verband houden met de verstrekte diensten;
- het verstrekken van diensten via internet;
- de publiciteitsregels;
- de klachtenbehandeling;
- [6 transparantie, via de verplichte vermelding van een label of anderszins, over risico's, prijzen]6, vergoedingen en kosten;
- toegankelijkheid van de verstrekte diensten.
Hij kan inzonderheid verschillende regels bepalen naargelang het gaat om professionele of niet-professionele belanghebbende partijen of tussen sommige categorieën van professionele belanghebbende partijen onderling.
[26 Naast de in het eerste lid voorgeschreven adviezen, worden de ter uitvoering van het eerste lid genomen bepalingen door de Koning ook vastgesteld op advies van de CDZ, voor zover zij van toepassing zijn op de maatschappijen van onderlinge bijstand als bedoeld in de artikelen 43bis, § 5, en 70, §§ 6 en 7, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, en/of op de verzekeringstussenpersonen als bedoeld in artikel 68 van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I). In dat geval wordt het advies van de CDZ uitsluitend uitgebracht vanuit het oogpunt van de naleving van de betrokken bepalingen door voornoemde maatschappijen van onderlinge bijstand en verzekeringstussenpersonen.]26
§ 3. Voor de toepassing van dit artikel worden met " belanghebbende partijen " bedoeld, de cliënten en potentiële cliënten van de betrokken ondernemingen, de verzekeringsnemers, de verzekerden en de begunstigden van de bij de verzekeringsondernemingen afgesloten verzekeringsovereenkomsten.
§ 4. De bepalingen van de artikelen 36 en 37 zijn van toepassing ingeval de in § 1, eerste lid, 3°, f en g, vermelde regels of de krachtens § 2 opgelegde verplichtingen niet worden nageleefd.]1
[4 § 5. Bij de uitoefening van haar taken houdt de FSMA in de hoedanigheid van bevoegde prudentiële autoriteit rekening met de convergentie van de toezichtinstrumenten en -praktijken bij de toepassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die overeenkomstig de toepasselijke Europese richtlijnen zijn vastgesteld.
Daartoe dient zij :
a) deel te nemen aan de werkzaamheden van de Europese Bankautoriteit;
b) zich te houden aan de richtsnoeren, aanbevelingen, normen en andere door de Europese Bankautoriteit vastgestelde maatregelen en als zij dat niet doet daarvoor de redenen aan te voeren.
De FSMA neemt in haar hoedanigheid van bevoegde prudentiële autoriteit bij de uitoefening van haar algemene taken naar behoren de mogelijke gevolgen in overweging die haar besluiten, met name in noodsituaties, kunnen hebben voor de stabiliteit van het financiële stelsel van alle andere betrokken lidstaten, uitgaande van de op het desbetreffende tijdstip beschikbare informatie.]4
[27 § 6. Op verzoek van de FSMA en naargelang het voorwerp van de betrokken cyberbeveiligingscertificeringsregeling kan de Koning, op voorwaarde dat eerstgenoemde over de daarvoor vereiste expertise beschikt, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de opdrachten bedoeld in de hoofdstukken 5 en 6, met uitzondering van artikel 21 en 22, van de wet van 20 juli 2022 inzake de certificering van de cyberbeveiliging van informatie- en communicatietechnologie en tot aanwijzing van een nationale cyberbeveiligingscertificeringsautoriteit volledig of gedeeltelijk aan de FSMA toevertrouwen. In dat geval vraagt de Koning het advies van en overlegt Hij vooraf met de autoriteit bedoeld in artikel 5, § 1, van voornoemde wet en de FSMA. De FSMA vervult die toezichtsopdrachten enkel ten aanzien van entiteiten waarop zij toezicht uitoefent krachtens paragraaf 1, 2°, en de bijzondere wetten die het toezicht op de financiële instellingen regelen.]27
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 217 en 331, 045; Inwerkingtreding : 15-12-2015>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 217, 045; Inwerkingtreding : onbepaald >
(3)<KB 2011-03-03/01, art. 302, 045; Inwerkingtreding : onbepaald , zichzelf opgeheven bij art. 53, 7° van W 2014-04-19/39; Inwerkingtreding : 29-05-2014 >
(4)<W 2011-07-28/10, art. 27, 046; Inwerkingtreding : 31-08-2011>
(5)<W 2011-11-13/17, art. 21, 047; Inwerkingtreding : 01-11-2012>
(6)<W 2013-07-30/16, art. 32, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(7)<W 2013-12-21/23, art. 7, 054; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
(8)<W 2014-04-04/23, art. 336, 055; Inwerkingtreding : 01-11-2014>
(9)<W 2014-04-25/09, art. 84, 056; Inwerkingtreding : 07-05-2014>
(10)<W 2014-04-25/59, art. 45, 058; Inwerkingtreding : 01-11-2014>
(11)<W 2014-04-25/64, art. 27, 059; Inwerkingtreding : 07-06-2014>
(12)<W 2014-04-19/62, art. 399, 061; Inwerkingtreding : 27-06-2014>
(13)<W 2014-05-12/18, art. 81, 062; Inwerkingtreding: 16-07-2014 (KB 2014-07-13/01, art. 33)>
(14)<W 2014-04-19/39, art. 34, 063; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)>
(15)<W 2016-03-13/07, art. 707, 067; Inwerkingtreding : 23-03-2016; zie ook art. 756>
(16)<W 2016-04-22/02, art. 33, 069; Inwerkingtreding : 12-05-2016>
(17)<W 2016-10-25/04, art. 131, 072; Inwerkingtreding : 28-11-2016>
(18)<W 2016-12-18/01, art. 39, 075; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
(19)<W 2017-11-21/08, art. 120, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
(20)<W 2018-02-18/07, art. 25, 086; Inwerkingtreding : 30-06-2018>
(21)<W 2018-07-30/10, art. 59, 088; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
(22)<W 2018-12-06/23, art. 27, 096; Inwerkingtreding : 27-03-2019>
(23)<W 2019-05-02/25, art. 133, 099; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
(24)<W 2021-07-04/04, art. 67, 104; Inwerkingtreding : onbepaald , op de dag van inwerkingtreding van het besluit genomen ter uitvoering van artikel 5, § 1, tweede lid, van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten.>
(25)<W 2022-02-23/09, art. 2, 107; Inwerkingtreding : 04-04-2022>
(26)<W 2022-07-05/06, art. 9, 110; Inwerkingtreding : 29-07-2022>
(27)<W 2022-07-20/11, art. 41, 111; Inwerkingtreding : 05-08-2022>
(28)<W 2022-07-20/31, art. 94, 113; Inwerkingtreding : 15-09-2022>
(29)<W 2023-12-20/08, art. 23, 116; Inwerkingtreding : 25-01-2024>
(30)<W 2024-12-20/49, art. 33, 119; Inwerkingtreding : 24-01-2025>
Art. 45 TOEKOMSTIG RECHT. [1 § 1. De FSMA heeft als opdracht, overeenkomstig deze wet en de bijzondere wetten die op haar van toepassing zijn :
1° [23 toe te zien op de naleving van de regels die de bescherming van de belangen van de belegger beogen bij verrichtingen in financiële instrumenten en andere beleggingsinstrumenten, en op de naleving van de regels die de goede werking, de integriteit en de transparantie van de markten voor financiële instrumenten en andere beleggingsinstrumenten moeten waarborgen, en meer in het bijzonder van de regels bedoeld in hoofdstuk II, de bepalingen van de wet van 21 november 2017 over de infrastructuren voor de markten voor financiële instrumenten en houdende omzetting van richtlijn 2014/65/EU en de besluiten en reglementen genomen ter uitvoering van al het voorgaande]23;
2° het toezicht te verzekeren op :
a. [23 de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies bedoeld in de wet van 25 oktober 2016, de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, de beheerders van AICB's bedoeld in de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, en de wisselkantoren bedoeld in de wet van 25 oktober 2016 en haar uitvoeringsbesluiten]23;
b. de instellingen voor collectieve belegging [23 bedoeld in de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, en in de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders]23;
c. [14 ...]14;
d. [2 de ondernemingen en de verrichtingen bedoeld in de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet;]2
[6 ...]6
e. [29 de verzekerings-, nevenverzeke-rings- en herverzekeringstussenpersonen]29 bedoeld in [8 de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen]8 [27 , met uitzondering van de verzekeringstussenpersonen als bedoeld in artikel 68 van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I)]27;
f. de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten bedoeld in de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten;
g. [3 ...]3;
[13 h. de gereglementeerde vastgoedvennootschappen [23 bedoeld in de wet van 12 mei 2014 betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschappen]23;]13
[10 [18 i.]18 de onafhankelijk financieel planners als bedoeld in de wet van 25 april 2014 inzake het statuut van en het toezicht op de onafhankelijk financieel planners en inzake het verstrekken van raad over financiële planning door gereglementeerde ondernemingen]10
[14 [18 j.]18 de kredietgevers en de kredietbemiddelaars bedoeld in boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, van het Wetboek van economisch recht;]14
[18 k. [26 crowdfundingdienstverleners als bedoeld in Verordening (EU) 2020/1503 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 betreffende Europese crowdfundingdienstverleners voor bedrijven en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1129 en Richtlijn (EU) 2019/1937;]26]18
[19 l. [24 ...]24]19
[23 m. de benchmarkbeheerders bedoeld in Verordening (EU) 2016/1011]23;
[25 n. de aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta en de aanbieders van bewaarportemonnees als bedoeld in artikel 5, § 1, eerste lid, 14° /1 en 14° /2, van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, en in het ter uitvoering van artikel 5, § 1, tweede lid, van dezelfde wet genomen besluit;]25
[31 o. de kredietservicers bedoeld in de wet van 20 december 2024 tot omzetting van Richtlijn (EU) 2021/2167 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2021 inzake kredietservicers en kredietkopers en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU;]31
3° [23 toe te zien op de naleving door de kredietinstellingen, de verzekeringsondernemingen, de herverzekeringsondernemingen, de beursvennootschappen, de centrale tegenpartijen, de transactieregisters, de centrale effectenbewaarinstellingen, de instellingen die ondersteuning verlenen aan centrale effectenbewaarinstellingen, [27 de depositobanken en de verze-keringstussenpersonen als bedoeld in artikel 68 van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I)]27, van de volgende bepalingen en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, voor zover die op hen van toepassing zijn:]23
a.[23 de regels bedoeld in hoofdstuk II;]23
b. de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst;
c. [8 de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen [23 ...]23;]8
d. de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten;
e. [8 ...]8;
f. [15 artikel 42 van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen,]15 [19 de artikelen 21, 41 tot 42/2,, 64, 65 § 3, 65/2 en 65/3, evenals artikel 66 voor wat betreft het verstrekken van beleggingsdiensten en het verrichten van beleggingsactiviteiten, van de wet van 25 april 2014, [30 de artikelen 17, 37, 38, 39, 40, 68, 69, § 2, derde lid, 71, 72, evenals artikel 73 voor wat betreft het verstrekken van beleggingsdiensten en het verrichten van beleggingsactiviteiten, van de wet van 20 juli 2022]30]19, vanuit het oogpunt van de naleving van de regels die een loyale, billijke en professionele behandeling van de belanghebbende partijen moeten waarborgen;
g. [17 de artikelen 65, §§ 1 en 2, en 528, eerste lid van de wet van 25 april 2014, voor zover dit laatste artikel het voormelde artikel 65, §§ 1 en 2, van toepassing verklaart op de beursvennootschappen;]17
[5 h) [23 in de bepalingen bedoeld in artikel 16, § 7,]23 van de wet van 13 november 2011 betreffende de vergoeding van de lichamelijke en morele schade ingevolge een technologisch ongeval;]5
[10 i. de wet van 25 april 2014 inzake het statuut van en het toezicht op de onafhankelijk financieel planners en inzake het verstrekken van raad over financiële planning door gereglementeerde ondernemingen;]10
[16 j. Artikel 383 van de wet van 25 april 2014;]16
[18 k. Titel II van de wet van 18 december 2016 tot regeliing van de erkennning en de afbakening van crowdfunding en houdende diverse bepalingen inzake financiën;]18
4° [23 toe te zien op de naleving van de volgende bepalingen en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen:]23
a. Titel II, hoofdstuk 1, afdeling 4 van de programmawet (I) van 24 december 2002 betreffende de aanvullende pensioenen voor zelfstandigen;
b. de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid;
[20 c. titel 4 van de wet van 15 mei 2014 houdende diverse bepalingen [23 , wat het aanvullend pensioen voor bedrijfsleiders betreft]23;
d. [23 titel II]23 van de wet van 18 februari 2018 houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen en tot instelling van een aanvullend pensioen voor de zelfstandigen actief als [23 natuurlijk persoon]23, voor de meewerkende echtgenoten en voor de zelfstandige helpers;]20
[22 e. [27 ...]27]22
[23 e. [27 ...]27]23
[27 f. artikel 12 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, in de mate dat artikel 32 van die wet voorziet in de bevoegdheid van de FSMA, en artikel 12 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen, in de mate dat artikel 38 van die wet voorziet in de bevoegdheid van de FSMA.]27
[23 4° /1 toe te zien op de naleving van de volgende bepalingen en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen:
a. de bepalingen bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet van 21 december 2013 betreffende diverse bepalingen inzake de financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen;
b. de bepalingen bedoeld in artikel 17, § 1, van de wet van 26 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake de thematische volksleningen;]23
[31 4° /2. toe te zien op de naleving van de bepalingen van de wet van 20 december 2024 tot omzetting van Richtlijn (EU) 2021/2167 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2021 inzake kredietservicers en kredietkopers en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU, en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen;]31
5° bij te dragen tot de naleving van de regels bedoeld om de [6 afnemers van financiële producten of diensten en kredietnemers]6 te beschermen tegen het onwettelijk aanbod of de illegale levering van financiële producten of [6 diensten of van kredieten]6 [17 en tegen het onrechtmatige gebruik van benamingen die zijn voorbehouden aan ondernemingen die door de FSMA of de Bank zijn vergund, ingeschreven of geregistreerd]17;
6° bij te dragen tot de financiële vorming [23 ...]23;
[7 7° bij te dragen tot de naleving van de bepalingen van boek VI van het Wetboek economisch recht [23 en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen]23 die betrekking hebben op financiële diensten als bedoeld in boek I van hetzelfde Wetboek door de ondernemingen die onder haar toezicht staan of waarvan de verrichtingen of producten onder haar toezicht staan.]7
Op advies van de Bank en de FSMA, en om met name rekening te houden met de stand van de Europese reglementering ter zake, kan de Koning voor de uitvoering van de bepalingen bedoeld in het eerste lid, 3°, en voor het toezicht door de FSMA op de naleving van die bepalingen door de instellingen of personen bedoeld in het eerste lid, 2° of 3°, een onderscheid maken tussen professionele en niet-professionele belanghebbende partijen of tussen sommige categorieën van professionele belanghebbende partijen onderling.
[27 In afwijking van het eerste lid, behoort het toezicht op de naleving van de regels als bedoeld in het eerste lid, 3°, en in § 2, door de maatschappijen van onderlinge bijstand als bedoeld in de artikelen 43bis, § 5, en 70, §§ 6 en 7, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, en door de verzekeringstussenpersonen als bedoeld in artikel 68 van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I), tot de bevoegdheid van de CDZ, wanneer de betrokken bepalingen verband houden met hun statuut van maatschappij van onderlinge bijstand of van verzekeringstussenpersoon, naargelang het geval.]27
[23 De FSMA heeft eveneens als opdracht, in de mate waarin de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten hierin voorziet, toe te zien op de naleving door de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 85, § 1, 4°, van dezelfde wet, van de wettelijke en reglementaire of Europeesrechtelijke bepalingen die strekken tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, evenals van de financiering van de proliferatie van massavernietigingswapens.]23
§ 2. Teneinde de loyale, billijke en professionele behandeling van de belanghebbende partijen te bevorderen kan de Koning, op advies van de FSMA en de Bank, voor de instellingen en personen bedoeld in § 1, eerste lid, 2° en 3°, de regels bedoeld in § 1, eerste lid, 3°, uitbreiden met bepalingen die betrekking hebben op :
- de informatieverplichtingen aan de belanghebbende partijen;
- de contractuele verplichtingen en voorwaarden;
- de verplichting de belangen van de cliënten optimaal te verzorgen (zorgplicht);
- regelingen inzake de voordelen die verband houden met de verstrekte diensten;
- het verstrekken van diensten via internet;
- de publiciteitsregels;
- de klachtenbehandeling;
- [6 transparantie, via de verplichte vermelding van een label of anderszins, over risico's, prijzen]6, vergoedingen en kosten;
- toegankelijkheid van de verstrekte diensten.
Hij kan inzonderheid verschillende regels bepalen naargelang het gaat om professionele of niet-professionele belanghebbende partijen of tussen sommige categorieën van professionele belanghebbende partijen onderling.
[27 Naast de in het eerste lid voorgeschreven adviezen, worden de ter uitvoering van het eerste lid genomen bepalingen door de Koning ook vastgesteld op advies van de CDZ, voor zover zij van toepassing zijn op de maatschappijen van onderlinge bijstand als bedoeld in de artikelen 43bis, § 5, en 70, §§ 6 en 7, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, en/of op de verzekeringstussenpersonen als bedoeld in artikel 68 van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I). In dat geval wordt het advies van de CDZ uitsluitend uitgebracht vanuit het oogpunt van de naleving van de betrokken bepalingen door voornoemde maatschappijen van onderlinge bijstand en verzekeringstussenpersonen.]27
§ 3. Voor de toepassing van dit artikel worden met " belanghebbende partijen " bedoeld, de cliënten en potentiële cliënten van de betrokken ondernemingen, de verzekeringsnemers, de verzekerden en de begunstigden van de bij de verzekeringsondernemingen afgesloten verzekeringsovereenkomsten.
§ 4. De bepalingen van de artikelen 36 en 37 zijn van toepassing ingeval de in § 1, eerste lid, 3°, f en g, vermelde regels of de krachtens § 2 opgelegde verplichtingen niet worden nageleefd.]1
[4 § 5. Bij de uitoefening van haar taken houdt de FSMA in de hoedanigheid van bevoegde prudentiële autoriteit rekening met de convergentie van de toezichtinstrumenten en -praktijken bij de toepassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die overeenkomstig de toepasselijke Europese richtlijnen zijn vastgesteld.
Daartoe dient zij :
a) deel te nemen aan de werkzaamheden van de Europese Bankautoriteit;
b) zich te houden aan de richtsnoeren, aanbevelingen, normen en andere door de Europese Bankautoriteit vastgestelde maatregelen en als zij dat niet doet daarvoor de redenen aan te voeren.
De FSMA neemt in haar hoedanigheid van bevoegde prudentiële autoriteit bij de uitoefening van haar algemene taken naar behoren de mogelijke gevolgen in overweging die haar besluiten, met name in noodsituaties, kunnen hebben voor de stabiliteit van het financiële stelsel van alle andere betrokken lidstaten, uitgaande van de op het desbetreffende tijdstip beschikbare informatie.]4
[28 § 6. Op verzoek van de FSMA en naargelang het voorwerp van de betrokken cyberbeveiligingscertificeringsregeling kan de Koning, op voorwaarde dat eerstgenoemde over de daarvoor vereiste expertise beschikt, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de opdrachten bedoeld in de hoofdstukken 5 en 6, met uitzondering van artikel 21 en 22, van de wet van 20 juli 2022 inzake de certificering van de cyberbeveiliging van informatie- en communicatietechnologie en tot aanwijzing van een nationale cyberbeveiligingscertificeringsautoriteit volledig of gedeeltelijk aan de FSMA toevertrouwen. In dat geval vraagt de Koning het advies van en overlegt Hij vooraf met de autoriteit bedoeld in artikel 5, § 1, van voornoemde wet en de FSMA. De FSMA vervult die toezichtsopdrachten enkel ten aanzien van entiteiten waarop zij toezicht uitoefent krachtens paragraaf 1, 2°, en de bijzondere wetten die het toezicht op de financiële instellingen regelen.]28
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 217 en 331, 045; Inwerkingtreding : 15-12-2015>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 217, 045; Inwerkingtreding : onbepaald >
(3)<KB 2011-03-03/01, art. 302, 045; Inwerkingtreding : onbepaald , zichzelf opgeheven bij art. 53, 7° van W 2014-04-19/39; Inwerkingtreding : 29-05-2014 >
(4)<W 2011-07-28/10, art. 27, 046; Inwerkingtreding : 31-08-2011>
(5)<W 2011-11-13/17, art. 21, 047; Inwerkingtreding : 01-11-2012>
(6)<W 2013-07-30/16, art. 32, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(7)<W 2013-12-21/23, art. 7, 054; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
(8)<W 2014-04-04/23, art. 336, 055; Inwerkingtreding : 01-11-2014>
(9)<W 2014-04-25/09, art. 84, 056; Inwerkingtreding : 07-05-2014>
(10)<W 2014-04-25/59, art. 45, 058; Inwerkingtreding : 01-11-2014>
(11)<W 2014-04-25/64, art. 27, 059; Inwerkingtreding : 07-06-2014>
(12)<W 2014-04-19/62, art. 399, 061; Inwerkingtreding : 27-06-2014>
(13)<W 2014-05-12/18, art. 81, 062; Inwerkingtreding: 16-07-2014 (KB 2014-07-13/01, art. 33)>
(14)<W 2014-04-19/39, art. 34, 063; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)>
(15)<W 2016-03-13/07, art. 707, 067; Inwerkingtreding : 23-03-2016; zie ook art. 756>
(16)<W 2016-04-22/02, art. 33, 069; Inwerkingtreding : 12-05-2016>
(17)<W 2016-10-25/04, art. 131, 072; Inwerkingtreding : 28-11-2016>
(18)<W 2016-12-18/01, art. 39, 075; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
(19)<W 2017-11-21/08, art. 120, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
(20)<W 2018-02-18/07, art. 25, 086; Inwerkingtreding : 30-06-2018>
(21)<W 2018-07-30/10, art. 59, 088; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
(22)<W 2018-12-06/23, art. 27, 096; Inwerkingtreding : 27-03-2019>
(23)<W 2019-05-02/25, art. 133, 099; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
(24)<W 2021-07-04/04, art. 44, 104; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(25)<W 2021-07-04/04, art. 67, 104; Inwerkingtreding : onbepaald ; op de dag van inwerkingtreding van het besluit genomen ter uitvoering van artikel 5, § 1, tweede lid, van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten.>
(26)<W 2022-02-23/09, art. 2, 107; Inwerkingtreding : 04-04-2022>
(27)<W 2022-07-05/06, art. 9, 110; Inwerkingtreding : 29-07-2022>
(28)<W 2022-07-20/11, art. 41, 111; Inwerkingtreding : 05-08-2022>
(29)<W 2022-07-20/31, art. 94, 113; Inwerkingtreding : 15-09-2022>
(30)<W 2023-12-20/08, art. 23, 116; Inwerkingtreding : 25-01-2024>
(31)<W 2024-12-20/49, art. 33, 119; Inwerkingtreding : 24-01-2025>
Art. 45bis.[1 De FSMA en de Bank kunnen modaliteiten van samenwerking afspreken in de domeinen die zij bepalen.]1
[2 De FSMA en de Bank spreken in het bijzonder de modaliteiten van samenwerking af met betrekking tot het toezicht op de centrale tegenpartijen, de centrale effectenbewaarinstellingen, de instellingen die ondersteuning verlenen aan centrale effectenbewaarinstellingen en de depositobanken. Die modaliteiten hebben met name betrekking op de samenwerkingsakkoorden die de Bank conform artikel 24 van Verordening 909/2014 heeft gesloten.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2011-03-03/01, art. 218 en 331, 045; Inwerkingtreding : onbepaald , door de Koning te bepalen uiterlijk op 31-12-2015>
(2)<W 2018-07-30/10, art. 60, 088; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
Art. 45ter. [1 Onverminderd de uitoefening van haar bevoegdheden tegen de instellingen en personen bedoeld in artikel 45, § 1, eerste lid, 2° en 3°, kan de FSMA minstens éénmaal per jaar de externe diensten voor klachtenbehandeling verzoeken om de FSMA in de door haar bepaalde domeinen geanonimiseerde en samengevoegde gegevens te bezorgen over de aard van de meest voorkomende klachten en de gevolgen die die diensten daaraan hebben verleend. De externe diensten voor klachtenbehandeling geven hieraan het nodige gevolg.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-30/16, art. 33, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
Art.46.De [1 FSMA]1 is niet bevoegd inzake belastingaangelegenheden. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
[2 Wanneer zij evenwel over concrete elementen beschikt met betrekking tot bijzondere mechanismen bij een door haar vergunde vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, beleggingsvennootschap, beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, of beheerder van alternatieve instellingen voor collectieve belegging, doet zij daarvan aangifte bij het gerecht.
Onder "bijzonder mechanisme" wordt een procedé verstaan dat aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet:
1° het heeft als doel of gevolg fiscale fraude door derden mogelijk te maken of te bevorderen;
2° het initiatief ertoe wordt door de onderneming zelf genomen of de onderneming neemt er duidelijk actief aan deel, of het is het gevolg van een grove nalatigheid van de onderneming;
3° het bestaat uit een reeks gedragingen of onthoudingen;
4° het heeft een bijzonder karakter, wat betekent dat de onderneming weet of zou moeten weten dat het mechanisme afwijkt van de normen en de normale praktijken inzake financiële verrichtingen.]2
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<W 2021-06-02/03, art. 7, 102; Inwerkingtreding : 28-06-2021>
Art. 46bis. [1 § 1. Onverminderd de uitzonderingen bedoelde in de artikelen 14, lid 5, met name punten c) en d), 17, lid 3, punt b), 18, lid 2, en 20, lid 3, van Verordening 2016/679, wordt, teneinde de doelstellingen te waarborgen van artikel 23, lid 1, punten d), e), g) en h), van de voornoemde verordening, de uitoefening van de rechten bedoeld in de artikelen 12 (transparante informatie, communicatie en nadere regels voor de uitoefening van de rechten van de betrokkene), 13 (te verstrekken informatie wanneer persoonsgegevens bij de betrokkene worden verzameld), 15 (recht van inzage), 16 (recht op rectificatie), 19 (kennisgevingsplicht inzake rectificatie of wissing van persoonsgegevens of verwerkingsbeperking), 21 (recht van bezwaar) en 34 (mededeling van een inbreuk in verband met persoonsgegevens aan de betrokkene) van deze verordening volledig beperkt voor verwerkingen van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 4, lid 1, van dezelfde verordening die de FSMA uitvoert als verwerkingsverantwoordelijke die belast is met taken van algemeen belang, met taken die betrekking hebben op de voorkoming en de opsporing van strafbare feiten, alsook met taken op het gebied van toezicht, inspectie of regelgeving die verband houden met de uitoefening van het openbaar gezag :
1° met het oog op de uitoefening van de opdrachten die worden opgesomd in artikel 45, § 1, van deze wet, of van enige andere opdracht die aan de FSMA wordt toegekend op grond van een andere bepaling van nationaal of Europees recht, wanneer die gegevens niet bij de betrokkene zijn verkregen;
2° in het kader van de uitoefening van haar bevoegdheden als bedoeld in artikel 87quinquies van deze wet, wanneer die gegevens bij de betrokkene zijn verkregen op de voorwaarden bepaald in voornoemd artikel;
3° in het kader van de procedures voor het opleggen van administratieve geldboetes door de FSMA in de materies als bedoeld in artikel 45 van deze wet en voor het opleggen van administratieve maatregelen en geldboetes als bedoeld in artikel 59 van de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren, die conform afdeling 5 van hoofdstuk III van deze wet worden uitgevoerd, voor zover de desbetreffende persoonsgegevens verband houden met het voorwerp van het onderzoek of de controle.
De in het eerste lid, 1° en 2° bedoelde afwijkingen gelden zolang de betrokkene in voorkomend geval geen wettelijke toegang heeft verkregen tot het hem betreffend administratief dossier dat wordt bijgehouden door de FSMA en dat de desbetreffende persoonsgegevens bevat.
§ 2. Artikel 5 van Verordening 2016/679 is niet van toepassing op de verwerkingen van persoonsgegevens door de FSMA in dezelfde gevallen als die waarvan sprake in paragraaf 1, voor zover de bepalingen van dit artikel overeenstemmen met de rechten en verplichtingen als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 22 van Verordening 2016/679. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/10, art. 61, 088; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
Art. 46ter. [1 Voor zover de FSMA de hoedanigheid heeft van administratieve overheid in de zin van artikel 22quinquies van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen, is zij gerechtigd om persoonsgegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten te verwerken indien dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de opdrachten die zij op grond van voornoemde wet van 11 december 1998 heeft.
De artikelen 12 tot en met 22 en artikel 34 van de Verordening zijn niet van toepassing op deze en andere verwerkingen van persoonsgegevens die de FSMA in deze hoedanigheid uitvoert indien die verwerkingen noodzakelijk zijn voor de uitoefening van deze opdrachten.
Artikel 5 van de Verordening is evenmin van toepassing op deze verwerkingen van persoonsgegevens, voor zover de bepalingen van dit artikel overeenstemmen met de rechten en verplichtingen bedoeld in de artikelen 12 tot en met 22 van de Verordening. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/10, art. 62, 088; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
Afdeling 2. - Organen.
Art.47.De organen van de [[2 FSMA]2] zijn de raad van toezicht, [1 de sanctiecommissie,]1 [3 het directiecomité en de voorzitter van het directiecomité]3. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004> <W 2007-04-27/35, art. 162, 027; Inwerkingtreding : 25-04-2007>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 219, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<W 2014-04-25/09, art. 178, 056; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
Art.48.[1 § 1. De opdrachten van de raad van toezicht zijn de volgende :
1° van gedachten wisselen betreffende algemene aangelegenheden inzake de bevoegdheden opgedragen aan de FSMA, het toezicht op de ondernemingen die onder haar toezicht staan en de ontwikkelingen op het gebied van het toezicht op de Belgische, Europese en internationale financiële markten;
2° adviezen geven aan het directiecomité aangaande de algemene prioriteiten inzake het toezichtsbeleid van de FSMA [3 en het plan inzake het toezicht bedoeld in artikel 49, § 2 bespreken;]3
3° adviezen verstrekken aan het directiecomité inzake alle aangelegenheden betreffende de voorbereiding en uitvoering van zijn beleid en in verband met alle voorstellen betreffende de toezichtsdomeinen die aan de FSMA zijn toevertrouwd;
4° op voorstel van het directiecomité en [3 na advies]3 van het auditcomité als bedoeld in [3 paragraaf 1bis]3, de jaarlijkse begroting, de jaarrekening en het deel van het jaarverslag dat de raad van toezicht aanbelangt, goedkeuren;
5° aan de Koning, op voorstel van het directiecomité, de algemene regels voorstellen inzake de financiering van de activiteit van de FSMA ten laste van de ondernemingen onderworpen aan haar controle en door retributies ontvangen voor het onderzoek van dossiers betreffende verrichtingen of producten die onder haar toezicht staan;
[3 5° bis advies verstrekken over de ontwerpen van reglementen voorgelegd door het directiecomité met toepassing van artikel 49, § 3;]3
6° een advies geven aan de Koning voorafgaand aan de benoemingen bedoeld in de artikelen 49, § 6, 50, § 2 en 51, § 3;
7° [3 algemeen toezicht uitoefenen op het integer, wetsconform, doelmatig en doeltreffend functioneren van de FSMA.]3
[3 § 1, L2 wordt § 1bis]3
[3 ...]3
[3 ...]3
[3 ...]3
[3 ...]3 ]1
[3 § 1bis. (vroeger § 1, L2) Teneinde de toezichtsopdrachten bedoeld in de eerste paragraaf, in het bijzonder 4° en 7°, uit te oefenen, richt de raad in zijn midden een auditcomité op. Het auditcomité bestaat uit vier leden die gekozen worden uit de leden die geen deelneming [4 in de zin van artikel 1:22 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]4 mogen bezitten in een onderneming die onder het permanente toezicht van de FSMA staat, noch een functie of een mandaat mogen uitoefenen in een onderneming die onder het permanente toezicht van de FSMA staat of in een beroepsvereniging die de ondernemingen vertegenwoordigt die onder het toezicht van de FSMA staan. Het comité telt evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden. Het auditcomité kiest uit zijn leden een voorzitter.]3
[3 § 1ter. Het auditcomité bedoeld in § 1bis heeft volgende specifieke bevoegdheden :
1° het keurt het functieprofiel, de keuze, de aanname, de functiewijziging en het ontslag van het hoofd van de dienst interne audit goed en het neemt deel aan de selectiegesprekken met de kandidaten;
2° het formuleert aanbevelingen aan het directiecomité over de rol en het functioneren van de dienst interne audit, keurt het charter van de interne audit goed alsook de onderzoeksplanning van de dienst interne audit;
3° het bespreekt de rapporten van de dienst interne audit over de gevoerde onderzoeken, de opvolging van de aanbevelingen en de activiteitenverslagen van de dienst interne audit;
4° het neemt deel aan de jaarlijkse evaluatie van de interne auditors;
5° het ziet toe op het bestaan van de directe rapportagelijn van de dienst interne audit naar het directiecomité;
6° het onderzoekt het budget en de jaarrekening in ontwerpvorm zoals opgesteld door het directiecomité alvorens ze door de raad worden goedgekeurd. Het brengt daarover advies uit bij de raad.
Het hoofd interne audit en de bedrijfsrevisor hebben rechtstreekse toegang tot de voorzitter van het auditcomité.
Het auditcomité brengt jaarlijks verslag uit bij de raad van toezicht over zijn werkzaamheden, op zodanige wijze dat individuele natuurlijke of rechtspersonen niet kunnen worden geïdentificeerd. De informatie met betrekking tot individuele natuurlijke of rechtspersonen waartoe het auditcomité uit hoofde van de uitoefening van zijn taken toegang toe heeft valt ook ten aanzien van de andere leden van de raad van toezicht onder het beroepsgeheim bedoeld in artikel 74.]3
[3 § 1quater. De raad van toezicht deelt het directiecomité elke nuttige aanbeveling mee, wat de aangelegenheden bedoeld in de eerste paragraaf, 7° betreft, in voorkomend geval op voorstel van het auditcomité. Het directiecomité brengt bij de raad verslag uit over het gevolg dat het aan de aanbevelingen verleent.]3
[2 § 2. De raad is samengesteld uit tien tot veertien leden die geen deel uitmaken van het directiecomité, noch van het personeel van de FSMA. De leden worden door de Koning benoemd, op gezamenlijke voordracht van de minister bevoegd voor Financiën, de minister bevoegd voor Economie en de Minister bevoegd voor consumentenbescherming, voor een hernieuwbare termijn van zes jaar. In de loop van hun mandaat mogen de voorzitter van de raad van toezicht en tenminste de helft van de overige leden noch, in een onderneming onderworpen aan het permanente toezicht van de FSMA, een deelneming aanhouden [4 in de zin van artikel 1:22 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]4, noch een functie of mandaat uitoefenen in een onderneming onderworpen aan het permanente toezicht van de FSMA of in een professionele vereniging die de ondernemingen onderworpen aan het toezicht van de FSMA vertegenwoordigt. Indien een mandaat als lid om onverschillig welke reden openvalt, wordt overgegaan tot de vervanging van dat lid voor de verdere duur van het mandaat. Bij gebreke aan herbenoeming van voldoende leden opdat de raad geldig zou zijn samengesteld, blijven de leden in functie tot de raad voor het eerst in zijn nieuwe samenstelling bijeenkomt.
De raad telt evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden.
Tijdens de vijf jaar die hun benoeming voorafgaan, mogen de leden van de raad van toezicht geen deel hebben uitgemaakt van een ander orgaan van de FSMA dan de raad van toezicht, of van haar personeel.]2
[1 § 3. De raad komt bijeen telkens wanneer de voorzitter van de raad van toezicht of [3 ten minste drie van zijn leden]3 het noodzakelijk achten en ten minste vier maal per jaar. De voorzitter van de raad van toezicht stelt de agenda van de vergaderingen op. De raad kan enkel geldig beslissen indien de meerderheid van zijn leden aanwezig is. De beslissingen worden genomen met meerderheid van de uitgebrachte stemmen. [3 Ingeval van staking van stemmen over een bepaald agendapunt, wordt het betreffende voorstel van beslissing geacht niet te zijn aangenomen.]3
[3 Tenzij de voorzitter van de raad daar met betrekking tot een concreet agendapunt anders over beslist, wonen de leden van het directiecomité de vergaderingen van de raad bij, zonder evenwel deel te nemen aan de beraadslaging.]3
§ 4. De Koning bepaalt het bedrag van het presentiegeld toegekend aan de leden en aan de voorzitter van de raad.]1
[2 § 5. De voorzitter van de raad van toezicht wordt verkozen uit en door de leden van de raad van toezicht.]2
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 220 en 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 220 en 331, 045; Inwerkingtreding : 03-03-2011>
(3)<W 2014-04-25/09, art. 179, 056; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
(4)<W 2024-12-02/07, art. 74, 118; Inwerkingtreding : 30-12-2024>
Art. 48bis.[1 § 1. [4 De sanctiecommissie oordeelt over het opleggen van de administratieve geldboetes door de FSMA in de materies als bedoeld in artikel 45 en over het opleggen van administratieve maatregelen en geldboetes als bedoeld in artikel 59 van de wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren.
Deze sanctiecommissie bestaat uit 12 leden, aangeduid door de Koning:
1° twee staatsraden of erestaatsraden, aangeduid op voordracht van de eerste voorzitter van de Raad van State;
2° twee raadsheren bij het Hof van Cassatie of ereraadsheren bij het Hof van Cassatie aangeduid op voordracht van de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie;
3° twee magistraten die geen raadsheren bij het Hof van Cassatie of bij het hof van beroep van Brussel zijn;
4° vier andere leden met passende deskundigheid op het vlak van de financiële diensten en markten, en
5° twee andere leden met passende deskundigheid op het vlak van de wettelijke controle van de jaarrekening die geen beroepsbeoefenaars zijn in de zin van artikel 3, 28°, van de wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren.]4
[4 § 1bis. De sanctiecommissie bestaat uit twee kamers.
De kamer die bevoegd is om te beslissen over het opleggen van administratieve geldboetes door de FSMA in de materies als bedoeld in artikel 45, is samengesteld uit leden als bedoeld in paragraaf 1, 1°, 2°, 3° en 4°.
De kamer die bevoegd is om te beslissen over het opleggen van administratieve maatregelen en geldboetes als bedoeld in artikel 59 van de wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren, is samengesteld uit leden als bedoeld in paragraaf 1, 1°, 2°, 3° en 5°. De leden als bedoeld in paragraaf 1, 4°, kunnen als plaatsvervanger zetelen.]4
§ 2. De voorzitter wordt door de leden van de sanctiecommissie gekozen uit de in de bepalingen onder 1°, 2° en 3° vermelde personen.
[4 ...]4
§ 3. Tijdens de vijf jaar die hun benoeming voorafgaan, mogen de leden van de sanctiecommissie geen deel hebben uitgemaakt van een ander orgaan van de [3 FSMA]3 dan de raad van toezicht, of van haar personeel, of van het CSRSFI.
[4 Tijdens hun mandaat mogen de in paragraaf 1, 1°, 2°, 3° en 4°, bedoelde leden geen enkele functie of geen enkel mandaat uitoefenen in een aan het permanente toezicht van de FSMA of het College onderworpen onderneming of in een beroepsvereniging die de aan het toezicht van de FSMA of het College onderworpen ondernemingen of personen vertegenwoordigt, noch diensten verstrekken ten gunste van een beroepsvereniging die aan het toezicht van de FSMA of het College onderworpen ondernemingen vertegenwoordigt. Tijdens hun mandaat mogen de in paragraaf 1, 5°, bedoelde leden geen enkele functie of geen enkel mandaat uitoefenen in een organisatie van openbaar belang of in een aan het toezicht van het College onderworpen onderneming of in een beroepsvereniging die de organisaties van openbaar belang of de aan het toezicht van het College onderworpen ondernemingen of personen vertegenwoordigt, noch diensten verstrekken ten gunste van een beroepsvereniging die de organisaties van openbaar belang of de aan het toezicht van het College onderworpen ondernemingen vertegenwoordigt.]4
Het mandaat van de leden van de sanctiecommissie heeft een duur van zes jaar en is hernieuwbaar. Bij gebreke van herbenoeming blijven de leden in functie tot de sanctiecommissie voor het eerst in haar nieuwe samenstelling bijeenkomt.
Indien een zetel van een lid van de sanctiecommissie om welke reden ook openvalt, wordt overgegaan tot de vervanging van dat lid voor de verdere duur van het mandaat.
De sanctiecommissie wordt om de drie jaar voor de helft hernieuwd volgens door de Koning vastgestelde regels. Het mandaat begint te lopen vanaf de datum van de eerste vergadering van de commissie.
[4 De sanctiecommissie of een van haar kamers kan geldig beslissen als twee van haar leden en haar voorzitter aanwezig zijn.]4 Wanneer haar voorzitter verhinderd is, kan zij geldig beslissen als drie van haar leden aanwezig zijn. De leden van de sanctiecommissie kunnen niet beraadslagen in een aangelegenheid waarin zij een persoonlijk belang hebben dat hun oordeel zou kunnen beïnvloeden.
De Koning bepaalt het bedrag van de vergoeding die wordt toegekend aan de leden van de sanctiecommissie, op basis van de dossiers waarover zij zullen hebben beraadslaagd. Hij bepaalt eveneens de bezoldiging van de voorzitter van de sanctiecommissie.
De sanctiecommissie legt in een reglement van inwendige orde de [2 procedureregels en de deontologische regels vast voor]2 de behandeling van de sanctiedossiers en legt dit ter goedkeuring aan de Koning voor.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2010-07-02/17, art. 8, 042; Inwerkingtreding : 15-07-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 221, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(4)<W 2016-12-07/02, art. 88, 074; Inwerkingtreding : 31-12-2016>
Art.49.[1 § 1. Het directiecomité staat in voor het beheer en het bestuur van de FSMA en bepaalt de oriëntatie van haar beleid. Het benoemt en ontslaat de personeelsleden en bepaalt hun bezoldiging alsook alle andere voordelen. Het neemt beslissingen in alle aangelegenheden die niet uitdrukkelijk door de wet aan een ander orgaan zijn voorbehouden.
§ 2. Het directiecomité bepaalt de oriëntaties en de algemene prioriteiten inzake het toezichtsbeleid, stelt een jaarlijks plan inzake het toezicht op en bepaalt de maatregelen die kunnen worden genomen ten aanzien van elke sector die onder het toezicht van de FSMA staat.
[5 Tenzij het slechts over een gebonden bevoegdheid beschikt, houdt het directiecomité bij het bepalen van het type en desgevallend de hoogte van de maatregelen en sancties voor een inbreuk op de toepasselijke regels rekening met alle relevante omstandigheden.]5
§ 3. Op advies van de raad van toezicht, bepaalt het directiecomité de reglementen zoals bedoeld in artikel 64. Het directiecomité bepaalt, in omzendbrieven, aanbevelingen of gedragsregels, alle maatregelen ter verduidelijking van de toepassing van de wettelijke of reglementaire bepalingen waarvan de FSMA de toepassing controleert.
[3 ...]3
§ 4. De verschillende overheden die een wettelijke of reglementaire macht uitoefenen, kunnen het advies vragen van de FSMA voor elk ontwerp van wetgevende of reglementaire akte die de toezichtsopdrachten betreft waarmee de FSMA belast is of zou worden.
§ 5. Het directiecomité neemt kennis van de ontwikkelingen en algemene vragen op economisch, systemisch of structureel vlak die invloed kunnen hebben op de bevoegdheidsdomeinen van de FSMA en van alle vragen betreffende de toepassing van de wetgeving of de reglementering in de bevoegdheidsdomeinen van de FSMA.]1
[2 § 6. Het directiecomité bestaat, naast de voorzitter, uit drie leden.
De leden van het directiecomité tellen samen evenveel Nederlandstaligen als Franstaligen.
De leden van het directiecomité worden door de Koning benoemd, op advies van de raad van toezicht, op gezamenlijk voorstel van de Minister bevoegd voor Financiën en de Minister bevoegd voor consumentenbescherming, voor een hernieuwbare termijn van zes jaar en ontvangen ten laste van de FSMA een bezoldiging en een pensioen, waarvan de bedragen worden bepaald door de Koning.
Bij gebreke aan herbenoeming blijven de leden in functie tot het directiecomité voor het eerst in zijn nieuwe samenstelling bijeenkomt.
Indien een mandaat als lid om onverschillig welke reden openvalt, wordt overgegaan tot de vervanging van dat lid voor de verdere duur van het mandaat.
De leden van het directiecomité moeten Belg zijn.
Op gezamenlijke voordracht van de minister bevoegd voor Financiën, de minister bevoegd voor Economie en de Minister bevoegd voor consumentenbescherming en op advies van de raad van toezicht stelt de Koning onder de leden van het directiecomité een ondervoorzitter van het directiecomité aan die tot de andere taalgroep behoort dan de voorzitter van het directiecomité.
Het directiecomité wijst uit zijn midden of onder de personeelsleden een vertegenwoordiger aan die met raadgevende stem zitting heeft [6 in het beheerscomité voor de arbeidsongevallen en in bepaalde technische comités van Fedris]6. Evenzo wijst [7 het beheerscomité voor de arbeidsongevallen]7 een vertegenwoordiger aan die zitting heeft in één van de adviescomités als bedoeld in artikel 69 die belast zijn met de behandeling van dossiers die betrekking hebben op de arbeidsongevallenverzekering.]2
[1 § 7. [4 Het directiecomité komt bijeen telkens wanneer de voorzitter van het directiecomité dit noodzakelijk acht dan wel een lid daartoe een gemotiveerd verzoek formuleert en ten minste twaalfmaal per kwartaal.
Het directiecomité kan slechts geldig beslissen indien ten minste twee leden aanwezig zijn.
Het directiecomité beslist bij eenparigheid. Indien geen eenparigheid wordt bereikt, komen de beslissingen tot stand met meerderheid van de aanwezige leden. Ingeval van staking van stemmen over een bepaald agendapunt, wordt het betreffende voorstel van beslissing geacht niet te zijn aangenomen.
Er worden notulen opgemaakt van de beraadslagingen van het directiecomité. De notulen worden ondertekend door alle aanwezige leden. In geval van meningsverschil hebben de leden van het directiecomité het recht hun stem, in voorkomend geval met de redenen ter staving, of hun mening in de notulen te laten opnemen.]4
§ 8. In spoedeisende gevallen kan het directiecomité aan een of meerdere van zijn leden de bevoegdheid delegeren om te beslissen tot toepassing van artikel 7, § 3, van deze wet, van artikel 7 van het koninklijk besluit van 27 april 2007 op de openbare overnamebiedingen en van artikel 7 van het koninklijk besluit van 27 april 2007 op de openbare uitkoopbiedingen.
De beslissingen genomen op grond van bevoegdheden opgedragen met toepassing van deze paragraaf maken het voorwerp uit van een mededeling aan het directiecomité uiterlijk op zijn eerstvolgende gewone vergadering.
§ 9. Het directiecomité gaat minstens eenmaal per jaar over tot open raadpleging over de kwaliteit van de informatie die wordt verstrekt door alle of sommige van de instellingen en ondernemingen waarop alle of sommige van de in artikel 45, § 1, eerste lid, [3 1°, 2° of 3°]3, bedoelde regels over de bescherming van de belangen van de beleggers [3 en andere afnemers van financiële producten of diensten]3 van toepassing zijn. Deze raadpleging vindt plaats overeenkomstig artikel 64, tweede lid.]1
[3 Met het oog op het uitwerken van haar actieplan voor de uitoefening van de opdracht bedoeld in artikel 45, § 1, eerste lid, 6°, gaat het directiecomité eveneens over tot een openbare raadpleging die plaatsvindt overeenkomstig artikel 64, tweede lid, dan wel tot een meer gerichte raadpleging van de vertegenwoordigers van de voornaamste betrokken partijen.]3
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 222 en 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 222 en 331, 045; Inwerkingtreding : 03-03-2011, zie nauwkeurigheden bij KB 2011-03-03/01, art. 351>
(3)<W 2013-07-30/16, art. 34, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(4)<W 2014-04-25/09, art. 180, 056; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
(5)<W 2016-06-27/04, art. 16, 070; Inwerkingtreding : 03-07-2016>
(6)<KB 2018-09-06/13, art. 24, 091; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(7)<KB 2018-09-06/13, art. 25, 091; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.50.§ 1. [De voorzitter van het directiecomité leidt de [3 FSMA]3. Hij zit het directiecomité voor. In geval van verhindering wordt hij vervangen door de ondervoorzitter.] <W 2007-04-27/35, art. 165, 1°, 027; Inwerkingtreding : 25-04-2007>
§ 2. [2 De voorzitter van het directiecomité wordt benoemd door de Koning, op advies van de raad van toezicht, en op gezamenlijke voodracht van de Minister bevoegd voor Financiën, de Minister bevoegd voor Economie en de Minister bevoegd voor consumentenbescherming, voor een hernieuwbare termijn van zes jaar.]2
De Koning bepaalt de bezoldiging van de [voorzitter van het directiecomité] alsook zijn pensioen. <W 2007-04-27/35, art. 165, 2°, 027; Inwerkingtreding : 25-04-2007>
[1 § 3. De voorzitter van het directiecomité coördineert de samenwerking van de [3 FSMA]3 met andere overheidsinstellingen en -instanties, onverminderd hoofdstuk IV. Hij brengt hierover geregeld verslag uit bij het directiecomité.]1
----------
(1)<W 2010-07-02/17, art. 10, 042; Inwerkingtreding : 26-10-2010>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 223, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.51.
<Opgeheven bij W 2014-04-25/09, art. 181, 056; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
Art.52.[1 Het mandaat [2 van de leden van de raad van toezicht, van de voorzitter en de leden van het directiecomité]2 [3 ...]3 loopt af wanneer zij de volle leeftijd van vijfenzestig jaar bereiken.]1
----------
(1)<W 2010-07-02/17, art. 12, 042; Inwerkingtreding : 01-08-2010>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 225, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<W 2014-04-25/09, art. 182, 056; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
Art.53.[1 De leden van de Wetgevende Kamers, het Europees Parlement, de Gemeenschaps- en Gewestparlementen, de personen die de hoedanigheid hebben van minister of staatssecretaris of van lid van een regering van een gemeenschap of gewest, en de leden van de kabinetten van een lid van de federale regering of van een regering van een gemeenschap of gewest mogen niet de functies van voorzitter van het directiecomité [3 ...]3 lid van de raad van toezicht, lid van de sanctiecommissie of lid van het directiecomité van de FSMA vervullen. Deze laatste functies nemen van rechtswege een einde wanneer de titularis ervan de eed aflegt voor de uitoefening van de eerstgenoemde functies of dergelijke functies uitoefent.
De voorzitter van het directiecomité [3 en]3 de leden van het directiecomité [3 ...]3 mogen geen enkele functie uitoefenen, noch persoonlijk, noch via een rechtspersoon, in een onderneming die onder het permanente toezicht van de FSMA staat of waarvan de verrichtingen zijn onderworpen aan haar toezicht.
De verbodsbepalingen vastgesteld in [2 het tweede lid]2 blijven geldig tot één jaar na beëindiging van het mandaat. Gedurende deze periode en zolang zij tijdens deze periode geen andere voltijdse functie uitoefenen, ontvangen de voorzitter [3 en]3 de leden van het directiecomité [3 ...]3 een jaarlijkse bezoldiging die gelijk is aan de jaarlijkse bezoldiging die zij in het kader van hun mandaat ontvingen.
De raad van toezicht kan, op advies van het directiecomité, afwijken van de voorziene verbodsbepaling voor de betrokken periode na de beëindiging van het mandaat wanneer hij de afwezigheid van een betekenisvolle invloed van de voorgenomen activiteit op de onafhankelijkheid van de persoon in kwestie vaststelt.]1
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 226 en 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<W 2013-07-30/16, art. 35, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(3)<W 2014-04-25/09, art. 183, 056; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
Afdeling 3. - Organisatie.
Art.54.[1 § 1. De FSMA is georganiseerd in diensten, volgens een organogram dat is vastgesteld door het directiecomité. Het organigram weerspiegelt de verschillende bevoegdheidsdomeinen van de FSMA zoals bepaald in artikel 45 alsook de transversale ondersteunende diensten.
§ 2. De voorzitter en de leden van het directiecomité nemen, onder het collegiale gezag van het directiecomité, de leiding waar van één of meerdere diensten van de FSMA.
Iedere dienst rapporteert aan het lid van het directiecomité dat gelast is met de leiding ervan. De interne auditor rapporteert rechtstreeks en gelijktijdig aan het directiecomité en de voorzitter van het auditcomité.]1
----------
(1)<W 2014-04-25/09, art. 184, 056; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
Art.55.Het personeel van de [[2 FSMA]2] kan worden aangeworven en tewerkgesteld krachtens arbeidsovereenkomsten die worden beheerst door de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. <KB 2003-03-25/34, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
[1 lid 2 opgeheven]1
[1 Het directiecomité stelt het administratief en geldelijk statuut vast van het statutair personeel]1
[Te dien einde maakt het de bepalingen van het administratief en geldelijk statuut die op dat personeel van toepassing waren op 31 december 2003, alsook de latere wijzigingen ervan, toepasselijk, in voorkomend geval door erin de voor de toepassing ervan onontbeerlijke wijzigingen aan te brengen, en rekening houdend met de op het gehele personeel van de [2 FSMA]2 toepasselijke bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten, voor zover deze niet minder gunstig zijn dan die welke vervat zijn in dat statuut.
Het stelt de minister in kennis van de genomen bepalingen; deze beschikt over een termijn van één maand om er zich tegen te verzetten.
De wettelijke en reglementaire bepalingen van het administratief en geldelijk statuut, van toepassing op 31 december 2003, alsook de latere wijzigingen ervan, blijven van toepassing tot op de datum van inwerkingtreding van de bepalingen die overeenkomstig het derde lid zijn vastgesteld.] <W 2005-02-14/36, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 14-03-2005>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 228, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.56.De werkingskosten van de [[3 FSMA]3] worden gedragen door de ondernemingen die onder haar toezicht staan of [2 waarvan de verrichtingen of de producten onder haar toezicht staan]2, binnen de grenzen en volgens de nadere regels vastgesteld door de Koning. [2 Deze kosten omvatten de kosten met betrekking tot de adviezen, expertises en opdrachten die zijn toevertrouwd aan de FSMA, evenals de kosten van de verschillende raadgevende commissies die door de wet zijn opgericht in de bevoegdheidsdomeinen van de FSMA]2 [1 alsook zijn jaarlijkse bijdrage en, desgevallend, de verhoging van deze bijdrage aan [4 de FOD Economie bedoeld in artikel 20, § 1]4 van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen]1.
De [[3 FSMA]3] kan de administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen belasten met de inning van de onbetaalde vergoedingen.
[De kredieten, ongeacht hun vorm, die worden toegekend voor de aankoop van het gebouw waar de [3 FSMA]3 haar hoofdzetel zal vestigen, vallen onder de staatswaarborg voor het bedrag van het kapitaal en van de interesten, inclusief de eventuele verwijlinteresten.] <W 2004-11-19/40, art. 14, 010; Inwerkingtreding : 07-01-2005>
----------
(1)<W 2009-12-23/04, art. 189, 036; Inwerkingtreding : 30-12-2009>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 229 en 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(4)<W 2015-12-26/03, art. 65, 066; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art.57.De [1 FSMA]1 voert haar boekhouding en stelt een jaarrekening op overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk I van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding van de ondernemingen, op dezelfde wijze als de openbare instellingen bedoeld in artikel 1, eerste lid, 3°, van deze wet (,onverminderd de vereiste wijzigingen ingevolge de specifieke aard van haar activiteiten, haar bevoegdheden en haar statuut, die door de Koning worden vastgesteld op advies van de [1 FSMA]1). <KB 2003-03-25/34, art. 1, 002 et 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004> <KB 2003-03-25/34, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2002>
De controle op de rekeningen van de [1 FSMA]1 wordt gedaan door één of meer bedrijfsrevisoren die voor een hernieuwbare termijn van drie jaar door de raad van toezicht worden benoemd en op voorwaarde dat ze niet zouden zijn ingeschreven op de lijst van de door de [1 FSMA]1 erkende revisoren en dat ze geen functie zouden uitoefenen bij een onderneming die aan haar toezicht is onderworpen. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
De revisoren controleren en certificeren elk gegeven vermeld in de reglementering over het dekken van de werkingskosten van de [1 FSMA]1 zoals bedoeld in artikel 56 van deze wet. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
De opdracht van deze revisoren ten aanzien van de ondernemingsraad alsook de voordracht, de benoeming, de hernieuwing, de herroeping en het ontslag van deze revisoren worden geregeld door [2 de artikelen 3:83 tot 3:92 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]2 en door de bepalingen vastgesteld met toepassing van [2 artikel 3:95 van hetzelfde Wetboek]2.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<W 2024-12-02/07, art. 75, 118; Inwerkingtreding : 30-12-2024>
Art.58.De [1 FSMA]1 wordt met de Staat gelijkgesteld voor de toepassing van belastingen, taksen, rechten en retributies van de Staat, de provincies, de gemeenten en de agglomeraties van gemeenten. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Afdeling 4. - Werking.
Art.59.[1 Op voorstel van het directiecomité stelt de raad van toezicht het inrichtingsreglement van de FSMA vast. Dit reglement bevat de essentiële regels betreffende de werking van de organen.]1
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 230 en 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.60.[1 Het directiecomité kan beslissen via een schriftelijk procedure of door middel van een telecommunicatiemiddel dat geza-menlijke beraadslaging toelaat, volgens de nadere regels bepaald in het inrichtingsreglement van de FSMA.]1
----------
(1)<W 2022-07-05/06, art. 10, 110; Inwerkingtreding : 29-07-2022>
Art.61.[1 § 1. Jegens derden en in rechte wordt de FSMA vertegenwoordigd door de voorzitter van het directiecomité en, in zijn afwezigheid, door de ondervoorzitter of twee leden van het directiecomité die gezamenlijk optreden.
Het directiecomité kan bijzondere en beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheden opdragen aan één of meer van zijn leden, al dan niet bijgestaan door een lid van het personeel van de FSMA. Deze bevoegdheidsopdrachten worden bekendgemaakt op de website van de FSMA of op elke andere geschikte wijze.
§ 2. Behalve voor de vaststelling van reglementen, kan het directiecomité, al dan niet in het kader van de behandeling van individuele dossiers, aan één van zijn leden de bevoegdheid opdragen om elke beslissing te nemen in materies van ondergeschikt belang of die betrekking hebben op details.
Elke bevoegdheidsopdracht kan op elk ogenblik door het directiecomité worden herzien of ingetrokken. Het inrichtingsreglement van de FSMA bepaalt de gevallen nader waarin een bevoegdheidsopdracht kan worden toegekend en regelt de publiciteit die aan deze opdrachten dient te worden gegeven.]1
[2 § 3. Het directiecomité kan aan één of meer van zijn leden of aan één of meer van de door hem aangeduide personeelsleden de bevoegdheid opdragen om de FSMA te vertegenwoordigen binnen door of krachtens Europese wetgeving opgerichte colleges, comités of andere groepen waaraan de FSMA verplicht deelneemt en om, binnen de grenzen bepaald door het directiecomité, te beslissen over de voor de FSMA binnen de betrokken colleges, comités of andere groepen te nemen beslissing of uit te brengen stem. Deze bevoegdheidsopdrachten kunnen op elk ogenblik door het directiecomité worden herzien of ingetrokken.]2
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 231 en 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<W 2014-04-25/64, art. 28, 059; Inwerkingtreding : 07-06-2014>
Art.62.De (voorzitter van het directiecomité) [2 en]2 de leden van het directiecomité [2 ...]2 kunnen niet beraadslagen in een aangelegenheid waarin zij een persoonlijk belang van vermogensrechtelijke of familiale aard hebben dat hun oordeel zou kunnen beïnvloeden. De draagwijdte van dit verbod wordt nader bepaald in het inrichtingsreglement van de [1 FSMA]1. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004> <W 2007-04-27/35, art. 171, 1°, 027; Inwerkingtreding : 25-04-2007>
De personen bedoeld in het vorige lid alsmede de personeelsleden van de [1 FSMA]1 dienen de deontologische code die door de raad van toezicht, op voorstel van het directiecomité, wordt vastgesteld, na te leven.
In overleg met de raad van toezicht treft de (voorzitter van het directiecomité) de gepaste maatregelen teneinde de eerbiediging van de verplichtingen en verbodsbepalingen die uit dit artikel voortvloeien te verzekeren. <W 2007-04-27/35, art. 171, 2°, 027; Inwerkingtreding : 25-04-2007>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<W 2014-04-25/09, art. 185, 056; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
Art.63.§ 1. In de gevallen bepaald door de wet die de betrokken opdracht regelt, of door de Koning, kan de [1 FSMA]1 een voorafgaand schriftelijk akkoord geven betreffende het feit of de feiten die door deze wet of door de Koning nader worden omschreven. De [1 FSMA]1 kan haar akkoord afhankelijk stellen van de voorwaarden die zij geschikt acht. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
§ 2. Het akkoord bedoeld in § 1 bindt de [1 FSMA]1 behalve : <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
1° indien blijkt dat de verrichtingen die het beoogt, op onvolledige of onjuiste wijze zijn beschreven in de aanvraag tot akkoord;
2° indien deze verrichtingen niet worden uitgevoerd op de manier voorgesteld aan de [1 FSMA]1; <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
3° indien het effect van deze verrichtingen wordt gewijzigd door één of meer andere latere verrichtingen waaruit blijkt dat de verrichtingen beoogd in het akkoord niet langer beantwoorden aan de beschrijving die eraan werd gegeven bij de aanvraag tot akkoord;
4° in voorkomend geval, indien niet of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden waarvan het akkoord afhankelijk is gesteld.
§ 3. Op advies van de [1 FSMA]1 bepaalt de Koning de nadere regels voor de toepassing van dit artikel. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.64.In de aangelegenheden waarvoor zij bevoegd is, kan de [1 FSMA]1 reglementen vaststellen ter aanvulling van de betrokken wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende technische punten. De reglementen worden krachtens artikel 49, § 3, vastgesteld. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
(Zonder afbreuk te doen aan de raadpleging waarin in andere wetten of reglementen is voorzien, kan de [1 FSMA]1 overeenkomstig de procedure van de open raadpleging) de inhoud van elk reglement dat zij overweegt vast te stellen, toelichten in een consultatienota en deze bekendmaken op haar website voor eventuele opmerkingen van belanghebbende partijen. <KB 2003-03-25/34, art. 1 en 13, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
De reglementen van de [1 FSMA]1 hebben slechts uitwerking na goedkeuring door de Koning en bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. De Koning kan deze reglementen wijzigen of, in de plaats van de [1 FSMA]1, optreden indien deze in gebreke blijft die reglementen vast te stellen. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.65.De [1 FSMA]1 publiceert elk jaar een verslag over haar activiteiten en maakt deze over aan de voorzitters van de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat. [2 Onverminderd het tweede lid, wordt de voorzitter van de FSMA, of in voorkomend geval het voltallige directiecomité van de FSMA, elk jaar gehoord door de bevoegde commissie van de Kamer van volksvertegenwoordigers in de maand die volgt op de publicatie van het verslag van de activiteiten van de FSMA.]2 <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
De voorzitter van de [1 FSMA]1 [2 , of in voorkomend geval het voltallige directiecomité van de FSMA,]2 kan worden gehoord door de bevoegde commissies van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat, op hun verzoek of op eigen initiatief. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<W 2013-07-30/16, art. 37, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
Art.66.De [1 FSMA]1 maakt een website en werkt deze bij. De website bevat alle reglementen, handelingen en beslissingen die moeten worden bekendgemaakt, alsook alle andere gegevens waarvan de [1 FSMA]1 de verspreiding aangewezen acht in het belang van haar wettelijke opdrachten. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Onverminderd de wijze van bekendmaking die door de toepasselijke wettelijke of reglementaire bepalingen wordt voorgeschreven, bepaalt de [1 FSMA]1 de eventuele andere wijzen van bekendmaking van de reglementen, beslissingen, berichten, verslagen en andere handelingen die zij openbaar maakt. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.67.Alle kennisgevingen die de [1 FSMA]1 of de minister per aangetekende brief of brief met ontvangstbewijs moeten doen krachtens de wetten en reglementen waarvan de [1 FSMA]1 op de toepassing toeziet, mogen bij deurwaardersexploot geschieden of elk ander door de Koning bepaald procédé. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.68.De [1 FSMA]1 voert haar opdrachten uitsluitend in het algemeen belang uit. De [1 FSMA]1, de leden van haar organen en haar personeelsleden zijn niet burgerlijk aansprakelijk voor hun beslissingen, handelingen of gedragingen in de uitoefening van de wettelijke opdrachten van de [1 FSMA]1 behalve in geval van bedrog of zware fout. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.69.[1 Het directiecomité kan adviescomités oprichten waarvan het de opdrachten, de samenstelling en de werking bepaalt.]1
De adviezen van de adviescomités worden aan de [[2 FSMA]2] gericht. Het directiecomité kan ze bekendmaken. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 232, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art. 69bis.[1 De FSMA ziet toe op de naleving door de instellingen en personen bedoeld in artikel 45, § 1, eerste lid, 2°, van de bepalingen van hoofdstuk 3 en artikel 22 van de wet van 28 november 2022 betreffende de bescherming van melders van inbreuken op het Unie- of nationale recht vastgesteld binnen een juridische entiteit in de private sector.
De artikelen 36, 36bis en 37 zijn van toepassing indien de in het eerste lid bedoelde instellingen en personen deze bepalingen niet naleven.]1
----------
(1)<W 2022-11-28/02, art. 36, 115; Inwerkingtreding : 15-02-2023>
Art. 69ter.
<Opgeheven bij W 2022-11-28/02, art. 37, 115; Inwerkingtreding : 15-02-2023>
Afdeling 5. [1 - Procedureregels voor het opleggen van administratieve geldboetes door de FSMA in de materies als bedoeld in artikel 45 en voor het opleggen van administratieve maatregelen en geldboetes als bedoeld in artikel 59 van de wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren.]1
----------
(1)
Art.70.[1 § 1. [2 Indien de FSMA in de uitoefening van haar wettelijke opdrachten ernstige aanwijzingen vaststelt van het bestaan van een praktijk die aanleiding kan geven tot een administratieve sanctie of indien zij als gevolg van een klacht van een dergelijke praktijk in kennis wordt gesteld, kan het directiecomité de auditeur of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, gelasten met het onderzoek van het dossier.]2
[2 § 1bis. Voor de uitoefening van hun opdracht kunnen de auditeur en de adjunct-auditeur alle onderzoeksbevoegdheden uitoefenen die aan de FSMA zijn toevertrouwd door de wettelijke en reglementaire bepalingen die de betrokken materie regelen. De personeelsleden die hen bijstaan bij het voeren van elk onderzoek ontvangen voor het vervullen van die taak enkel van hen instructies.
De auditeur en de adjunct-auditeur voeren hun opdracht uit met inachtneming van de rechten van verdediging.]2
§ 2. Nadat het onderzoek is afgerond, wordt een onderzoeksverslag opgesteld dat aanduidt of de vastgestelde feiten een inbreuk kunnen vormen die aanleiding kan geven tot de oplegging van een administratieve geldboete, dan wel of zij een strafrechtelijke inbreuk kunnen vormen. De auditeur [2 of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur,]2 stuurt een kopie van het relaas der feiten aan de betrokken partijen die over een termijn van een maand beschikken om hun opmerkingen kenbaar te maken. [2 De partijen kunnen de auditeur of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, tevens verzoeken bijkomende onderzoeksdaden te stellen. Als de auditeur of de adjunct-auditeur menen geen gevolg te moeten verlenen aan zulk verzoek vermelden zij de reden daartoe in het onderzoeksverslag.]2 De auditeur [2 of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur]2 brengt het directiecomité op de hoogte van het definitief verslag.]1
[2 § 3. Het directiecomité duidt de auditeur en de adjunct-auditeur aan onder de personeelsleden van de FSMA. De functie van auditeur is een voltijdse functie.]2
----------
(1)<W 2010-07-02/17, art. 16, 042; Inwerkingtreding : 15-07-2011>
(2)<W 2014-04-25/09, art. 186, 056; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
Art.71.[1 § 1. [3 Het directiecomité beslist over de gevolgen dat het aan het onderzoeksverslag verleent. Het kan de auditeur of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, om toelichting bij het verslag verzoeken. Het kan hen tevens om bijkomende onderzoeksdaden verzoeken.]3
§ 2. Indien het directiecomité beslist om een procedure in te stellen die kan leiden tot de oplegging van een administratieve geldboete, stelt het de betrokken partijen in kennis van de grieven en legt het hen het onderzoeksverslag over.
Het directiecomité maakt de kennisgeving van de grieven over aan de voorzitter van de sanctiecommissie.
§ 3. Het directiecomité kan, voordat de grieven ter kennis worden gebracht, een minnelijke schikking aanvaarden voor zover de betrokken personen hebben meegewerkt aan het onderzoek en zij voorafgaandelijk met die minnelijke schikking hebben ingestemd. Alle minnelijke schikkingen worden gepubliceerd op de website van de [2 FSMA]2. Deze publicatie kan niet-nominatief zijn. Bedragen die in het kader van minnelijke schikkingen worden betaald, worden ten voordele van de Schatkist geïnd door de administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen.
§ 4. Indien het directiecomité beslist een dossier zonder gevolg te klasseren, geeft het de betrokken personen kennis van deze beslissing. Het directiecomité kan deze beslissing openbaar maken.
§ 5. In de in paragraaf 2 bedoelde gevallen, maakt het directiecomité, indien één van de in een kennisgeving vermelde grieven een strafrechtelijke inbreuk kan uitmaken, deze kennisgeving over aan de procureur des Konings. Het directiecomité kan beslissen om deze beslissing openbaar te maken.
Wanneer de procureur des Konings beslist een strafvordering in te stellen met betrekking tot de feiten waarop de kennisgeving van de grieven betrekking heeft, stelt hij de [2 FSMA]2 daar onverwijld van in kennis. De procureur des Konings kan aan de [2 FSMA]2 ambtshalve of op verzoek van deze laatste, een kopie bezorgen van alle stukken die verband houden met de procedure met betrekking tot de feiten die zijn overgemaakt.
Tegen de beslissing van het directiecomité om een kennisgeving van de grieven over te leggen aan de procureur des Konings, of om deze beslissing openbaar te maken, of om een minnelijke schikking te aanvaarden, kan geen beroep worden aangetekend.
§ 6. [3 ...]3 ]1
----------
(1)<W 2010-07-02/17, art. 17, 042; Inwerkingtreding : 15-07-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<W 2014-04-25/09, art. 187, 056; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
Art.72.[1 § 1. De personen aan wie de grieven ter kennis werden gebracht, beschikken over een termijn van twee maanden om hun opmerkingen met betrekking tot de grieven, schriftelijk over te leggen aan de voorzitter van de sanctiecommissie. In bijzondere omstandigheden kan de voorzitter van de sanctiecommissie deze termijn verlengen.
§ 2. Deze personen kunnen bij de sanctiecommissie een kopie verkrijgen van de dossierstukken. Zij kunnen zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat naar hun keuze.
Zij kunnen tevens vragen om een lid van de sanctiecommissie te wraken indien zij twijfels hebben over zijn onpartijdigheid.
[4 § 2bis. [7 Indien zij dat vanuit het oogpunt van het recht op een eerlijk proces noodzakelijk acht, kan de sanctiecommissie het directiecomité voor de materies als bedoeld in artikel 45 of het College voor de materies als bedoeld in artikel 59 van de wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren, verzoeken bijkomende onderzoeksdaden te laten stellen.]7]4
§ 3. De sanctiecommissie kan aan de betrokken personen een administratieve geldboete opleggen na een procedure op tegenspraak. [6 [7 Bij het bepalen van de administratieve maatregelen en geldboetes als bedoeld in artikel 59 van de wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren, of van het bedrag van de door de FSMA opgelegde administratieve geldboete in de materies als bedoeld in artikel 45, houdt de sanctiecommissie rekening met alle relevante omstandigheden, waaronder, in voorkomend geval:]7
1° de ernst en de duur van de inbreuk;
2° de mate van verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon;
3° zijn financiële draagkracht;
4° de omvang van de winst die is behaald of het verlies dat is vermeden, voor zover dat kan worden bepaald;
5° het vermogensnadeel voor derden dat is veroorzaakt door de inbreuk, voor zover dat kan worden bepaald;
6° de mate waarin de verantwoordelijke persoon zijn medewerking verleent aan de FSMA;
7° eerdere inbreuken van de verantwoordelijke persoon;
8° de maatregelen die na de inbreuk door de verantwoordelijke persoon werden genomen ter voorkoming van herhaling van de inbreuk;]6
[8 9° de impact van de inbreuk op de belangen van de retailbeleggers;]8
[12 10° in geval van een inbreuk op de bepalingen van Verordening (EU) 2016/1011, het cruciale karakter van de benchmark voor de financiële stabiliteit en de reële economie;]12
[13 11° [14 in geval van een inbreuk op de bepalingen van de wet van 25 oktober 2016 die de Richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende het prudentiële toezicht op beleggingsondernemingen omzetten, of van de Verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement et de Raad van 27 november 2019 betreffende prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen, of van de wet van 20 december 2024 tot omzetting van Richtlijn (EU) 2021/2167 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2021 inzake kredietservicers en kredietkopers en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU, de daadwerkelijke of potentiële systemische effecten van de inbreuk.]14]13
[7 De sanctiecommissie beslist bij gemotiveerde beslissing. Er kunnen geen sancties worden uitgesproken zonder dat de betrokken persoon of zijn vertegenwoordiger is gehoord, of, bij ontstentenis, behoorlijk is opgeroepen. Het directiecomité voor de materies als bedoeld in artikel 45 of het College voor de materies als bedoeld in artikel 59 van de wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren, wordt tijdens de hoorzitting vertegenwoordigd door een persoon naar keuze en kan zijn opmerkingen kenbaar maken.]7
De beslissing van de sanctiecommissie wordt per aangetekende brief betekend aan de betrokken personen. De kennisgevingsbrief vermeldt de rechtsmiddelen, de bevoegde instanties om er kennis van te nemen, alsook de vorm en termijnen die moeten worden geëerbiedigd; zo niet, gaat de verjaringstermijn voor het instellen van beroep niet in. [5 De betrokken personen worden indien mogelijk bovendien op de hoogte gebracht van de beslissing van de sanctiecommissie per fax of langs elektronische weg of tegen afgifte van een ontvangstbewijs.]5
[6 Onmiddellijk nadat de betrokken personen op de hoogte zijn gebracht van de beslissing, maakt de sanctiecommissie deze beslissing nominaal bekend op de website van de FSMA. De bekendmaking mag ook bij uittreksel gebeuren, maar bevat minstens informatie over het type en de aard van de overtreding en de identiteit van de overtreder.]6
[6 Indien echter de bekendmaking van de identiteit van de rechtspersonen of van de persoonsgegevens van natuurlijke personen door de sanctiecommissie wordt beschouwd als onevenredig, na een beoordeling per geval van de evenredigheid van de bekendmaking van dergelijke gegevens, of indien de bekendmaking een lopend onderzoek of de stabiliteit van het financieel systeem of van de financiële markten in gevaar zou brengen, handelt de sanctiecommissie als volgt :
1° uitstel van de bekendmaking totdat de redenen voor het niet-bekendmaken niet langer aanwezig zijn;
2° anonieme bekendmaking, indien een dergelijke anonieme bekendmaking een doeltreffende bescherming van de betrokken persoonsgegevens waarborgt; in dat geval kan de bekendmaking van relevante gegevens worden uitgesteld gedurende een redelijke tijdsperiode indien mag worden verwacht dat de redenen voor de anonieme bekendmaking binnen die periode zullen ophouden te bestaan;
3° niet-bekendmaking indien de hierboven onder 1° en 2° vermelde opties als onvoldoende worden beschouwd :
a) om te waarborgen dat de stabiliteit van het financieel systeem of van de financiële markten niet in gevaar wordt gebracht; of
b) om de evenredigheid te waarborgen van de bekendmaking in geval van een beslissing die wordt geacht van geringere betekenis te zijn.
Elke beslissing die overeenkomstig de twee vorige leden wordt bekendgemaakt, blijft gedurende een periode van ten minste vijf jaar na de bekendmaking op de website van de FSMA staan. Persoonsgegevens die in de bekendmaking zijn opgenomen worden evenwel slechts op de website vermeld zolang als noodzakelijk, in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving betreffende de bescherming van persoonsgegevens. De beslissing van de sanctiecommissie bepaalt deze duur.
Indien een beroep is ingesteld tegen de sanctiebeslissing, wordt informatie met die strekking opgenomen in de bekendmaking of wordt, als het beroep op een later tijdstip wordt ingesteld, die informatie toegevoegd aan de oorspronkelijke bekendmaking. Latere informatie over de uitkomst van het beroep, met inbegrip van een beslissing tot vernietiging van de sanctiebeslissing, wordt eveneens bekendgemaakt.]6
De beslissingen van de sanctiecommissie worden meegedeeld aan de voorzitter van het directiecomité die de leden van dit comité hiervan op de hoogte brengt. In geval van beroep tegen de beslissingen van de sanctiecommissie, wordt de [2 FSMA]2 vertegenwoordigd door de voorzitter van het directiecomité en, in zijn afwezigheid, door de ondervoorzitter of twee leden van het directiecomité die gezamenlijk optreden.]1
[7 In afwijking van het vorige lid worden de beslissingen van de sanctiecommissie genomen op basis van artikel 59 van de wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren, meegedeeld aan de voorzitter van het Comité van het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren, die de leden van dit Comité hiervan op de hoogte brengt. In geval van beroep tegen de beslissingen van de sanctiecommissie genomen op basis van artikel 59 van de wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren, wordt de FSMA vertegenwoordigd door de voorzitter van het Comité van het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren of door twee leden van het Comité van het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren.]7
[12 ...]12
----------
(1)<W 2010-07-02/17, art. 18, 042; Inwerkingtreding : 15-07-2011>
(3)<W 2013-07-30/16, art. 38, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(4)<W 2014-04-25/09, art. 188, 056; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
(5)<W 2014-04-25/59, art. 46, 058; Inwerkingtreding : 06-06-2014>
(6)<W 2016-06-27/04, art. 17, 070; Inwerkingtreding : 03-07-2016>
(7)<W 2016-12-07/02, art. 90, 074; Inwerkingtreding : 31-12-2016>
(8)<W 2017-04-18/03, art. 41, 078; Inwerkingtreding : 31-12-2016>
(9)<W 2017-07-31/10, art. 15, 080; Inwerkingtreding : 21-08-2017>
(10)<W 2017-11-21/08, art. 121, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
(11)<W 2018-07-30/10, art. 63, 088; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
(12)<W 2019-05-02/25, art. 134, 099; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
(13)<W 2022-07-20/31, art. 95, 113; Inwerkingtreding : 15-09-2022>
(14)<W 2024-12-20/49, art. 34, 119; Inwerkingtreding : 24-01-2025>
Art.73.[1 De FSMA en het College van Procureurs-generaal kunnen een protocol afsluiten over de werkafspraken tussen de FSMA en het openbaar ministerie in dossiers die betrekking hebben op feiten waarvoor de wetgeving zowel in de mogelijkheid van een administratieve boete als in de mogelijkheid van een strafsanctie voorziet. Dit protocol wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.]1
----------
(1)<W 2017-07-31/10, art. 16, 080; Inwerkingtreding : 21-08-2017>
Afdeling 5bis. [1 - Bekendmaking van dwangsommen]1
----------
(1)
Art. 73bis.[1 Wanneer een dwangsom die door de FSMA is opgelegd op grond van deze wet of van de andere wettelijke of reglementaire bepalingen die de opdrachten regelen van de FSMA wordt verbeurd, maakt de FSMA haar beslissing tot oplegging van de dwangsom en de redenen hiervan, alsook de verbeuring van de dwangsom bekend op haar website op de overeenkomstige wijze en onder de overeenkomstige voorwaarden bepaald in artikel 72, § 3, vierde tot zevende lid.]1
----------
(1)<W 2016-06-27/04, art. 18, 070; Inwerkingtreding : 03-07-2016>
Afdeling 6. - Beroepsgeheim, uitwisseling van informatie en samenwerking met andere autoriteiten.
Art.74.De [3 FSMA]3, de (voorzitter van het directiecomité), de leden van het directiecomité, [2 ...]2 de leden van de raad van toezicht, [1 de leden van de sanctiecommissie]1 [4 ...]4 en de personeelsleden van de [3 FSMA]3, alsook de personen die de voornoemde functies voorheen hebben uitgeoefend, zijn gebonden door het beroepsgeheim en mogen de vertrouwelijke informatie waarvan zij kennis hebben gekregen bij de uitoefening van hun taken, niet onthullen, aan welke persoon of autoriteit ook. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004> <W 2007-04-27/35, art. 177, 027; Inwerkingtreding : 25-04-2007>
Onverminderd het eerste lid, [5 en onverminderd de toepassing van meer restrictieve bepalingen van het recht van de Europese Unie die rechtstreeks van toepassing zijn]5 mag de [[3 FSMA]3] vertrouwelijke informatie meedelen : <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
1° ingeval de mededeling van dergelijke informatie wordt voorgeschreven of toegestaan door of krachtens deze wet en de wetten die de opdrachten van de [[3 FSMA]3] regelen; <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
2° tijdens een getuigenis in rechte in strafzaken;
3° voor de aangifte van strafrechtelijke misdrijven bij de gerechtelijke autoriteiten, met dien verstande dat artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering niet van toepassing is op de personen bedoeld in het eerste lid;
4° in het kader van administratieve of gerechtelijke beroepsprocedures tegen de handelingen of beslissingen van de [[3 FSMA]3] en in elk ander rechtsgeding waarbij de [[3 FSMA]3] partij is; <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
5° in beknopte of samengevoegde vorm zodat individuele natuurlijke of rechtspersonen niet kunnen worden geïdentificeerd.
[1 De [3 FSMA]3 kan de beslissing om bij de gerechtelijke overheden aangifte te doen van strafrechtelijke misdrijven, openbaar maken.]1
----------
(1)<W 2010-07-02/17, art. 20, 042; Inwerkingtreding : 15-07-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 233, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(4)<W 2014-04-25/09, art. 189, 056; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
(5)<W 2018-07-30/10, art. 64, 088; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
Art.75.§ 1. In afwijking van artikel 74, eerste lid, [18 en binnen de grenzen van het recht van de Europese Unie]18 mag de [[9 FSMA]9] vertrouwelijke informatie meedelen : <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
1° aan de Europese Centrale Bank, aan de [6 Bank]6 en aan de andere centrale banken en instellingen met een gelijkaardige opdracht als monetaire overheid, alsook aan andere overheidsinstanties die belast zijn met het toezicht op de [1 betalings- en afwikkelingssystemen]1;
[10 aan de Europese Centrale Bank, aan de Bank en aan de andere centrale banken en instellingen met een soortgelijke taak in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit als deze gegevens van belang zijn voor de uitoefening van hun respectieve wettelijke taken, waaronder het voeren van monetair beleid en de daarmee samenhangende beschikbaarstelling van liquide middelen, de uitoefening van toezicht op betalings-, clearing- en afwikkelingssystemen en de waarborging van de stabiliteit van het financiële stelsel, alsook aan andere overheidsinstanties die belast zijn met het toezicht op de betalingssystemen.
Wanneer zich een noodsituatie voordoet, waaronder ongunstige ontwikkelingen op de financiële markten, die de liquiditeit van de markt en de stabiliteit van het financiële stelsel kan ondermijnen in een van de lidstaten waar aan entiteiten van een groep met beleggingsondernemingen vergunning is verleend of significante bijkantoren zijn gevestigd in de zin van [15 artikel 59, §§ 6 en 7, van de wet van 25 oktober 2016]15, kan de FSMA gegevens overzenden aan centrale banken van het Europees stelsel van centrale banken als deze gegevens van belang zijn voor de uitoefening van hun wettelijke taken, waaronder het voeren van monetair beleid en de daarmee samenhangende beschikbaarstelling van liquide middelen, de uitoefening van toezicht op betalings-, clearing- en effectenafwikkelingssystemen en de waarborging van de stabiliteit van het financiële stelsel.
In een noodsituatie zoals hierboven bedoeld, kan de FSMA gegevens meedelen die van belang zijn voor de centrale overheidsdiensten in alle betrokken lidstaten die bevoegd zijn voor de wetgeving inzake toezicht op de kredietinstellingen, financiële instellingen, beleggingsdiensten en verzekeringsmaatschappijen;]10
[11 1° bis aan de Bank , aan de Europese Centrale Bank met betrekking tot de taken die haar zijn opgedragen door Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, en aan de andere leden van het ESCB;]11
2° [16 aan het Federaal Agentschap van de Schuld;]16
3° [18 ...]18 aan de bevoegde autoriteiten van andere Lidstaten van de Europese Economische Ruimte die één of meer bevoegdheden uitoefenen die vergelijkbaar zijn met die als bedoeld in artikel 45;
4° [18 ...]18 aan de bevoegde autoriteiten van derde Staten die één of meer bevoegdheden uitoefenen die vergelijkbaar zijn met die als bedoeld in artikel 45 en waarmee de [[9 FSMA]9] een samenwerkingsovereenkomst voor de uitwisseling van informatie heeft gesloten; <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
5° [14 [18 ...]18, aan het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) en de nationale regulerende instanties bedoeld in artikel 2, punt 10, van Verordening 1227/2011, en, voor Verordening 596/2014, aan de Europese Commissie en de overige instanties bedoeld in artikel 25 van die verordening;]14
6° [4 aan de Belgische instellingen of aan instellingen van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte die een beschermingsregeling voor deposito's, beleggers of levensverzekeringen beheren;]4
7° [18 aan de centrale tegenpartijen of de centrale effectenbewaarinstellingen die gemachtigd zijn om verrekenings- of afwikkelingsdiensten te verstrekken voor transacties in financiële instrumenten verricht op een Belgische georganiseerde markt, als de FSMA van oordeel is dat de mededeling van de betrokken informatie noodzakelijk is om de regelmatige werking van die instellingen te vrijwaren voor tekortkomingen, zelfs potentiële, van marktdeelnemers op de betrokken markt]18;
8° [18 ...]18, aan de [16 marktexploitanten]16 voor de goede werking van, de controle van en het toezicht op de markten die zij inrichten;
9° tijdens burgerrechtelijke of handelsrechtelijke procedures, aan de autoriteiten en gerechtelijke mandatarissen die betrokken zijn bij procedures van faillissement of [5 gerechtelijke reorganisatie]5 of bij analoge collectieve procedures betreffende ondernemingen die onder het toezicht van de [9 FSMA]9 staan of waarvan de verrichtingen onder haar toezicht staan, met uitzondering van de vertrouwelijke informatie over het aandeel van derden in pogingen om de instelling te redden vóór de betrokken procedures werden ingesteld; <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
10° aan de commissarissen, de bedrijfsrevisoren en de andere personen die belast zijn met de wettelijke controle van de rekeningen [30 of de assurance van de duurzaamheidsinformatie]30 van de ondernemingen die onder het toezicht van de [9 FSMA]9] vallen, van de rekeningen van andere Belgische financiële instellingen of van gelijkaardige buitenlandse ondernemingen; <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
11° aan de sekwesters, voor de uitoefening van hun opdracht als bedoeld in de wetten tot regeling van de opdrachten die aan de [[9 FSMA]9] zijn toevertrouwd; <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
12° [19 aan het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren en aan de autoriteiten van lidstaten of derde landen die toezicht houden op de personen die belast zijn met de wettelijke controle op de jaarrekening van de ondernemingen die onder het toezicht van de FSMA staan;]19
13° aan [11 de Federale Overheidsdienst Economie; K.M.O., Middenstand en Energie]11 in het kader van het toezicht op het consumentenkrediet [1 [13 , op het hypothecair krediet]13 [11 op de marktpraktijken en op de betalingsdiensten]11 ]1, aan de bevoegde autoriteiten van andere Lidstaten van de Europese Economische Ruimte die een vergelijkbare bevoegdheid uitoefenen, alsook aan de bevoegde autoriteiten van derde Staten die een vergelijkbare bevoegdheid uitoefenen en waarmee de [[9 FSMA]9] een samenwerkingsovereenkomst voor de uitwisseling van informatie heeft gesloten; <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
14° [11 aan de Belgische Mededingingsautoriteit;]11
15° [22 [23 ...]23 aan de autoriteiten bedoeld in [29 artikel 15 van de wet van 26 april 2024 tot vaststelling van een kader voor de cyberbeveiliging van netwerk- en informatiesystemen van algemeen belang voor de openbare veiligheid]29 voor de uitvoering van de bepalingen van deze wet en van de wet van 1 juli 2011 betreffende de beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren;]22
16° [23 aan de Algemene Administratie van de Thesaurie als een dergelijke mededeling is voorgeschreven door het recht van de Europese Unie of door een wettelijke of reglementaire bepaling over financiële sancties (met name de bindende bepalingen betreffende financiële embargo's als gedefinieerd in artikel 4, 6° van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten) of als de Algemene Administratie van de Thesaurie optreedt in de hoedanigheid van toezichthouder die zorgt voor de naleving van Verordening (EG) nr. 2271/96 van de Raad van 22 november 1996 tot bescherming tegen de gevolgen van de extraterritoriale toepassing van rechtsregels uitgevaardigd door een derde land en daarop gebaseerde of daaruit voortvloeiende handelingen;]23
[17° [18 ...]18, aan de van de ondernemingen onafhankelijke actuarissen die krachtens de wet een opdracht vervullen waarbij zij controle uitoefenen op die ondernemingen, alsook aan de instanties die met het toezicht op die actuarissen zijn belast;
18° [20 aan Fedris;]20
[2 19° [25 aan de CDZ in zijn hoedanigheid van toezichthouder op de maatschappijen van onderlinge bijstand als bedoeld in de artikelen 43bis, § 5, en 70, §§ 6 en 7, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, en op de verzekeringstussenpersonen als bedoeld in artikel 68 van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I), alsook op hun activiteiten;]25]2
[7 19° ...]7
20° [16 ...]16
[11 21° [18 ...]18, aan de ESMA, de EIOPA en de EBA en aan het Europees Comité voor systeemrisico's.]11
[16 22° binnen de grenzen van de Europese verordeningen en richtlijnen, aan de autoriteiten die toezicht houden op personen die actief zijn op markten voor emissierechten;
23° binnen de grenzen van de Europese verordeningen en richtlijnen, aan de autoriteiten die toezicht houden op personen die actief zijn op markten voor landbouwgrondstoffenderivaten.]16
[18 24° aan de Belgische Gegevensbeschermingsautoriteit.]18
[28 24° /1 aan de Cel voor financiële informatieverwerking bedoeld in artikel 76 van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten;]28
[21 25° tijdens procedures tot vereffening van een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening of van een pensioenregeling in de zin van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, aan de autoriteiten en personen die betrokken zijn bij die procedures, alsook aan de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op die autoriteiten en personen;]21
[24 26° aan de personen die bij de FSMA een klacht hebben ingediend met toepassing van artikel 38 van Verordening 2020/1503 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 betreffende Europese crowdfundingdienstverleners voor bedrijven en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1129 en Richtlijn (EU) 2019/1937, alsook aan de crowdfundingdienstverleners, [28 aan de personen die, met toepassing van artikel 50 van Verordening 2019/1238, een klacht bij de FSMA hebben ingediend, en aan de PEPP-aanbieders en -distributeurs in de zin van voornoemde Verordening]28 voor zover nodig voor de behandeling van die klacht;]24
[26 27° aan de autoriteit bedoeld in artikel 5, § 1, van de wet van 20 juli 2022 inzake de certificering van de cyberbeveiliging van informatie- en communicatietechnologie en tot aanwijzing van een nationale cyberbeveiligingscertificeringsautoriteit of aan de door de Koning aangewezen overheden krachtens artikel 5, § 2, van dezelfde wet;]26
[28 27° /1 aan de Europese Commissie, in het kader van het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies conform artikel 45, § 1, 2°, a), wanneer die informatie noodzakelijk is voor de uitoefening van haar bevoegdheden.]28
§ 2. De [9 FSMA]9] mag enkel vertrouwelijke informatie overeenkomstig § 1 meedelen op voorwaarde dat de autoriteiten of instellingen die er de geadresseerde van zijn, die informatie gebruiken voor de uitvoering van hun opdrachten, en dat zij, wat die informatie betreft, aan een gelijkwaardig beroepsgeheim gebonden zijn als bedoeld in artikel 74. [21 Bovendien mag de volgende informatie enkel met de uitdrukkelijke instemming van de autoriteit van wie ze afkomstig is worden doorgegeven en, in voorkomend geval, enkel voor de doeleinden waarmee die autoriteit heeft ingestemd:
1° de informatie afkomstig van een autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, in de gevallen als bedoeld in 7°, 9°, 10°, 12°, en 17 van § 1;
2° de informatie afkomstig van een autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en doorgegeven aan de autoriteiten of organismen van derde Staten in de gevallen als bedoeld in de bepalingen onder 4° en 13° van § 1;
3° de informatie doorgegeven door de FSMA in het kader van haar bevoegdheden, als bedoeld in artikel 45, § 1, eerste lid, 2°, g), afkomstig van autoriteiten en personen bedoeld in 3°, 9°, 10°, 12° en 17°, in de gevallen bedoeld in 1bis, 13° en 19° van paragraaf 1.]21 [21 Bovendien mag de FSMA informatie welke is verkregen naar aanleiding van een verificatie ter plaatse in een andere lidstaat in het kader van haar bevoegdheden als bedoeld in artikel 45, § 1, eerste lid, 2°, g),, alleen worden doorgegeven met de uitdrukkelijke instemming van de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de verificatie ter plaatse is verricht en, in voorkomend geval, enkel voor de doeleinden waarmee die autoriteit heeft ingestemd.]21
§ 3. De [[9 FSMA]9] mag de vertrouwelijke informatie als bedoeld in artikel 74, eerste lid, of de vertrouwelijke informatie die zij van de in § 1 bedoelde autoriteiten en instellingen heeft ontvangen, gebruiken voor de uitvoering [28 van al haar wettelijke opdrachten]28. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
§ 4. Onverminderd de strengere bepalingen van de bijzondere wetten die op hen van toepassing zijn, zijn de in § 1 bedoelde Belgische autoriteiten en instellingen, wat de vertrouwelijke informatie betreft die zij van de [[9 FSMA]9] ontvangen met toepassing van § 1, gebonden door het beroepsgeheim als bedoeld in artikel 74. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
[18 § 5. Dit artikel is van toepassing onverminderd de meer restrictieve bepalingen van het recht van de Europese Unie inzake het beroepsgeheim [23 of de bijzondere wetten waarin de opdracht van de FSMA is vastgelegd]23.]18
----------
(1)<W 2009-12-21/18, art. 53, 037; Inwerkingtreding : 01-11-2009>
(2)<W 2010-04-26/07, art. 53, 039; Inwerkingtreding : 01-03-2010>
(3)<W 2010-07-02/17, art. 21, 042; Inwerkingtreding : 26-10-2010>
(4)<W 2010-12-29/01, art. 63, 043; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
(5)<KB 2010-12-19/15, art. 37, 044; Inwerkingtreding : 03-02-2011>
(6)<KB 2011-03-03/01, art. 1, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(7)<KB 2011-03-03/01, art. 234, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(8)<KB 2011-03-03/01, art. 234, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2012 (zie KB 2012-03-19/11, art. 10 eerste lid, 1°)>
(9)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(10)<W 2011-07-28/10, art. 28, 046; Inwerkingtreding : 31-08-2011>
(11)<W 2013-07-30/16, art. 41, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(12)<W 2014-04-25/64, art. 29, 059; Inwerkingtreding : 07-06-2014>
(13)<W 2014-04-19/39, art. 35, 063; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (KB 2014-04-19/40, art. 2>
(14)<W 2016-06-27/04, art. 19, 070; Inwerkingtreding : 03-07-2016>
(15)<W 2016-10-25/04, art. 132, 072; Inwerkingtreding : 28-11-2016>
(16)<W 2017-11-21/08, art. 122, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
(17)<W 2017-12-05/04, art. 84, 083; Inwerkingtreding : 01-03-2018>
(18)<W 2018-07-30/10, art. 65, 088; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
(19)<W 2018-07-30/47, art. 63, 089; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
(20)<KB 2018-09-06/13, art. 26, 091; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(21)<W 2019-01-11/05, art. 157, 094; Inwerkingtreding : 13-01-2019>
(22)<W 2019-04-07/15, art. 92, 097; Inwerkingtreding : 03-05-2019>
(23)<W 2020-07-20/12, art. 23, 101; Inwerkingtreding : 15-08-2020>
(24)<W 2022-02-23/09, art. 3, 107; Inwerkingtreding : 04-04-2022>
(25)<W 2022-07-05/06, art. 12, 110; Inwerkingtreding : 29-07-2022>
(26)<W 2022-07-20/11, art. 42, 111; Inwerkingtreding : 05-08-2022>
(27)<W 2022-07-20/31, art. 96, 113; Inwerkingtreding : 15-09-2022>
(28)<W 2023-12-20/08, art. 24, 116; Inwerkingtreding : 25-01-2024>
(29)<W 2024-04-26/19, art. 81, 117; Inwerkingtreding : 18-10-2024>
(30)<W 2024-12-02/07, art. 76, 118; Inwerkingtreding : 30-12-2024>
Art.76.[5 Artikel 74 is van toepassing op de erkende commissarissen, de bedrijfsrevisoren, de personen belast met de controle van de jaarrekeningen of de assurance van de duurzaamheidsinformatie, en de verschillende deskundigen, wat de informatie betreft waarvan zij kennis hebben gekregen in het kader van de verificaties, expertises of verslagen die de FSMA hen, in het kader van haar wettelijke opdrachten, heeft gelast uit te voeren dan wel voor te leggen, of in het kader van elke andere opdracht bij een onderneming of een persoon onder het toezicht van de FSMA, overeenkomstig de wettelijke of reglementaire bepalingen op de naleving waarvan de FSMA toeziet.]5
[4 In het kader van hun verplichting om op eigen initiatief verslag uit te brengen bij de toezichthouder zodra zij kennis krijgen van be-slissingen of feiten die kunnen wijzen op een overtreding van de sectorale toezichtwetten, dienen de erkende commissarissen werkzaam bij ondernemingen waarop de FSMA toezicht uitoefent, aan de FSMA een melding te doen wanneer ze bij de uitvoering van hun opdrachten over concrete elementen beschikken met betrekking tot bijzondere mechanismen in de zin van artikel 46.]4
Het eerste lid en [3 artikel 86, § 1, eerste lid van de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren]3 zijn niet van toepassing op de mededeling van informatie aan de [1 FSMA]1 die is voorgeschreven of toegestaan door de wettelijke of reglementaire bepalingen die de opdrachten van de [1 FSMA]1 regelen. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<W 2012-08-03/47, art. 293, 048; Inwerkingtreding : 19-10-2012>
(3)<W 2019-01-11/05, art. 158, 094; Inwerkingtreding : 13-01-2019>
(4)<W 2021-06-02/03, art. 8, 102; Inwerkingtreding : 28-06-2021>
(5)<W 2024-12-02/07, art. 77, 118; Inwerkingtreding : 30-12-2024>
Art.77.§ 1. [2 Onverminderd de artikelen 74 tot 76 en de bepalingen in bijzondere wetten [3 of Europese verordeningen]3 werkt de FSMA samen met de [3 bevoegde autoriteiten van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte en van derde Staten]3 die één of meer bevoegdheden uitoefenen die vergelijkbaar zijn met deze bedoeld in artikel 45, alsook met de ESMA, de EBA [3 , de EIOPA en het Europees Comité voor systeemrisico's binnen de grenzen]3 van de Europese verordeningen en richtlijnen. Als zij samenwerkingsovereenkomsten afsluit met andere bevoegde autoriteiten, stelt zij de ESMA, de EBA en de EIOPA, naargelang het geval, hiervan in kennis.
[3 Voor doeleinden van de samenwerking met de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte en van derde Staten en met de ESMA, de EBA, de EIOPA en het Europees Comité voor systeemrisico's, beschikt de FSMA over de bevoegdheden die haar bij wet of krachtens een wet zijn toegekend, zelfs indien de betreffende handelingen of praktijken geen schending van de Belgische regelgeving inhouden.]3
Indien een bevoegde autoriteit uit de Europese Economische Ruimte binnen een redelijke termijn geen gevolg geeft aan een verzoek om informatie, samenwerking, het instellen van een onderzoek of het verrichten van controle ter plaatse, waaronder een verzoek om toestemming voor personeelsleden van de FSMA om de personeelsleden van de buitenlandse autoriteit te vergezellen, of indien een bevoegde autoriteit uit de Europese Economische Ruimte een dergelijk verzoek afwijst, kan de FSMA deze afwijzing of dit verzuim verwijzen naar de ESMA, de EBA of de EIOPA, naargelang het geval, opdat zij kunnen gebruikmaken van de actiemiddelen waarin respectievelijk is voorzien door de Europese Verordeningen nr. 1095/2010, nr. 1093/2010 of nr. 1094/2010.
De FSMA kan inzonderheid naar de ESMA de gevallen van verzuim of afwijzing van een verzoek verwijzen die gebaseerd zijn op artikel 34, § 3, en artikel 77bis met het oog op de toepassing van de bindende bemiddeling waarin artikel 19 van de Europese Verordening nr. 1095/2010 voorziet.]2
§ 2. Onverminderd de verplichtingen die voor België voortvloeien uit het recht van [5 de Europese Unie]5, kan de [1 FSMA]1, op basis van wederkerigheid, met de bevoegde autoriteiten waarvan sprake in § 1 overeenkomsten sluiten teneinde vast te stellen hoe de samenwerking wordt opgevat, met inbegrip van de wijze waarop de controletaken desgevallend worden verdeeld, van de aanduiding van een bevoegde autoriteit als controlecoördinator en van de wijze van toezicht via inspecties ter plaatse, of anderszins welke samenwerkingsprocedures gelden alsook hoe het inwinnen en uitwisselen van informatie wordt georganiseerd. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
[3 De FSMA verstrekt informatie en verleent bijstand aan de autoriteit die daartoe een verzoek doet op grond van een in het eerste lid bedoelde overeenkomst en verstrekt de bevoegde autoriteit waarmee ze een in het eerste lid bedoelde overeenkomst heeft gesloten uit eigen beweging alle informatie waarvan zij oordeelt dat deze nuttig kan zijn voor deze autoriteit bij een onderzoek naar mogelijke schendingen en het toezicht op en de handhaving van de naleving van de relevante regelgeving van toepassing in de Staat van deze autoriteit.
Onverminderd de verplichtingen en weigeringsgronden die voortvloeien uit de Europese regelgeving en onverminderd de ruimere weigeringsgronden die desgevallend zijn voorzien in de betrokken overeenkomst, kan de FSMA weigeren om gevolg te geven aan een verzoek tot informatie of bijstand op grond van een in het eerste lid bedoelde overeenkomst indien:
- voor dezelfde feiten en tegen dezelfde personen in België reeds een gerechtelijke procedure is ingeleid of een definitieve uitspraak is gedaan;
- gevolg geven aan het verzoek de veiligheid van België, en in het bijzonder de bestrijding van terrorisme en andere vormen van ernstige criminaliteit, negatief zou kunnen beïnvloeden.
In dit geval overlegt zij met de verzoekende autoriteit en stelt zij deze schriftelijk in kennis van de weigering, met opgave van de redenen hiervoor.
De informatie die in het kader van de samenwerking wordt uitgewisseld valt onder het bij artikel 74 opgelegde beroepsgeheim. Indien de FSMA informatie verstrekt in het kader van de samenwerking, kan zij aangeven dat die informatie alleen mag worden doorgegeven met haar uitdrukkelijke toestemming of voor de doeleinden waarmee zij heeft ingestemd. Zo ook moet de FSMA, wanneer zij informatie ontvangt in het kader van de samenwerking, in afwijking van artikel 75, de beperkingen naleven die zouden zijn opgelegd door de buitenlandse autoriteit, wat de mogelijkheid betreft om de aldus ontvangen informatie door te geven.]3
(In het kader van de samenwerkingsovereenkomsten die zijn afgesloten met de in § 1 bedoelde autoriteiten, is de [1 FSMA]1 gemachtigd om, wat de in artikel 77bis, § 1 [3 ...]3 bedoelde bevoegdheden betreft, een vrijstelling te verlenen van de naleving van de wettelijke of reglementaire bepalingen, mits de voorwaarden worden nageleefd die zij vaststelt, inzonderheid voor een gelijkwaardige bescherming van de beleggers.) <KB 2007-04-27/85, art. 29, 1°, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
§ 3. Onverminderd de verplichtingen die voor België voortvloeien uit het recht van [5 de Europese Unie]5, kan de [1 FSMA]1, in het kader van het toezicht overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II, met de in § 1 bedoelde bevoegde autoriteiten samenwerkingsovereenkomsten sluiten teneinde inzonderheid : <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
1° gemeenschappelijke minimumcriteria overeen te komen voor de toegang van financiële tussenpersonen, andere dan deze bedoeld in artikel 2, 10°, a), b), d), e) en g), tot gereguleerde activiteiten en financiële markten;
2° een gemeenschappelijke benadering te bepalen ten aanzien van de inhoud, de vorm en de verspreiding van prospectussen of andere informatiedocumenten die zijn vereist voor de toelating van financiële instrumenten tot de verhandeling op gereglementeerde markten of voor de openbare aanbiedingen tot inschrijving, verkoop, aankoop of omruiling van financiële instrumenten;
3° het toezicht te organiseren op grensoverschrijdende marktmisbruiken en op misbruiken in financiële aangelegenheden via het internet.
(§ 4. In het kader van haar opdrachten als bedoeld in artikel 77bis, § 1, [3 ...]3 treft de [1 FSMA]1 evenredige samenwerkingsregelingen met de andere betrokken marktautoriteiten van [4 handelsplatformen]4, met name via evenredige samenwerkingsovereenkomsten, wanneer de werkzaamheden van een [4 handelsplatform]4 die in een andere lidstaat voorzieningen heeft geïnstalleerd, in die lidstaat van aanzienlijk belang zijn geworden, in de zin van [4 artikel 90 van de Gedelegeerde Verordening 2017/565]4, voor de werking van de effectenmarkten en de bescherming van de beleggers, gelet op de toestand van de effectenmarkten in de lidstaat van ontvangst.) <KB 2007-04-27/85, art. 29, 2°, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
[3 § 5. Voor de doeleinden van Verordening 596/2014, gebeurt de samenwerking overeenkomstig de artikelen 24 tot 29 van die verordening en de uitvoeringsnormen ervan.]3
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<W 2013-07-30/16, art. 42, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(3)<W 2017-07-31/10, art. 17, 080; Inwerkingtreding : 21-08-2017>
(4)<W 2017-11-21/08, art. 123, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
(5)<W 2020-07-20/12, art. 24, 101; Inwerkingtreding : 15-08-2020>
Art. 77bis.<Ingevoegd bij KB 2007-04-27/85, art. 30; Inwerkingtreding : 01-11-2007> § 1. [4 Onverminderd de relevante bepalingen van afdeling 7 van hoofdstuk III van deze wet, zijn de volgende bepalingen van toepassing [5 in het kader van de bevoegdheden als bedoeld in artikel 45, wat de wederzijdse samenwerking betreft tussen de FSMA en de overige bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 4, lid 1, 26), van Richtlijn 2014/65/EU en in artikel 3, lid 1, 36), van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG, teneinde de verplichtingen na te leven die voortvloeien uit de voormelde Richtlijn 2014/65/EU of uit Verordening 600/2014]5:]4
1° Telkens wanneer dat noodzakelijk is voor het vervullen van hun taken, werkt de [2 FSMA]2 samen met de andere bevoegde autoriteiten, en maakt daarbij gebruik van de bevoegdheden die haar zijn verleend, hetzij krachtens de voornoemde Richtlijnen, hetzij ingevolge de nationale wetgeving. De [2 FSMA]2 beschikt hiertoe inzonderheid over de bevoegdheden die haar bij deze wet zijn toegekend. De [2 FSMA]2 verleent bijstand aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten. Zij wisselt met de andere bevoegde autoriteiten inzonderheid informatie uit en werkt met hen samen bij onderzoeks- of toezichtsactiviteiten, inclusief voor een inspectie ter plaatse, ook al houden de aldus onderzochte of geverifieerde praktijken geen schending van Belgische regelgeving in. [5 De FSMA werkt eveneens samen met andere bevoegde autoriteiten teneinde de inning van de geldboetes te vergemakkelijken.]5
2° De [2 FSMA]2 verstrekt onmiddellijk alle informatie die voor het in het 1° genoemde doel noodzakelijk is. Daartoe neemt de [2 FSMA]2, naast de passende organisatorische maatregelen voor een vlotte samenwerking als bedoeld in het 1°, onverwijld alle nodige maatregelen om de gevraagde informatie te verzamelen.
[4 ...]4
Indien [4 ...]4 een verzoek wordt gericht aan de [2 FSMA]2 om een inspectie ter plaatste te verrichten of een onderzoek uit te voeren, geeft zij hier, binnen haar bevoegdheden, gevolg aan
- door de inspectie of het onderzoek zelf te verrichten;
- door de autoriteit die het verzoek heeft ingediend dan wel revisoren of deskundigen toe te staan de inspectie of het onderzoek zelf te verrichten.
3° De informatie die in het kader van de samenwerking wordt uitgewisseld, valt onder de bij artikel 74 opgelegde beroepsgeheim. Indien de [2 FSMA]2 informatie verstrekt in het kader van de samenwerking, kan zij aangeven dat die informatie alleen mag worden doorgegeven met haar uitdrukkelijke toestemming of voor de doeleinden waarmee zij heeft ingestemd. Zo ook moet de [2 FSMA]2, wanneer zij informatie ontvangt, in afwijking van artikel 75, de beperkingen naleven die zouden zijn opgelegd door de buitenlandse autoriteit, wat de mogelijkheid betreft om de aldus ontvangen informatie door te geven.
4° [3 Wanneer [5 de FSMA ernstige redenen heeft om te vermoeden]5 dat er op het grondgebied van een andere lidstaat handelingen worden of zijn uitgevoerd die strijdig zijn met de bepalingen [5 van de voornoemde richtlijnen of verordeningen]5, dan wel dat bepaalde handelingen van invloed zijn op financiële instrumenten die verhandeld worden op een gereglementeerde markt in een andere lidstaat, geeft zij hiervan zo specifiek mogelijk kennis aan de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat en aan de ESMA. Indien de FSMA er door een autoriteit van een andere lidstaat van in kennis wordt gesteld dat er in België gelijkaardige handelingen worden verricht, neemt zij de nodige maatregelen en brengt zij de kennisgevende autoriteit en de ESMA op de hoogte van het resultaat van deze maatregelen, alsmede, voor zover mogelijk, van belangrijke tussentijdse ontwikkelingen. [4 ...]4]3
§ 2. Bij de tenuitvoerlegging van § 1 kan de [2 FSMA]2 weigeren om gevolg te geven aan een verzoek om inlichtingen, onderzoek, inspectie ter plaatse of toezicht indien :
[5 ...]5
- indien voor dezelfde feiten en tegen dezelfde personen reeds een gerechtelijke procedure is ingeleid in België, dan wel
- indien jegens deze personen voor dezelfde feiten reeds een onherroepelijke uitspraak is gedaan in België.
[3 In dit geval stelt zij de verzoekende bevoegde autoriteit en de ESMA daarvan in kennis, waarbij zij zo gedetailleerd mogelijke informatie verstrekt over de procedure of uitspraak in kwestie.]3
§ 3. [3 [4 Voor doeleinden van de samenwerking tussen autoriteiten bedoeld in artikel 100 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen en in de artikelen 346 tot 349 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders,]4
1° kan de FSMA, onverminderd artikel 226 van het EG-Verdrag, wanneer haar verzoek om inlichtingen niet binnen een redelijke termijn wordt gehonoreerd of wordt afgewezen, dit verzuim onder de aandacht brengen van de ESMA opdat zij kan gebruikmaken van de actiemiddelen waarin is voorzien door de Europese Verordeningen nr. 1095/2010;
2° [4 ...]4
3° kan de FSMA verzoeken dat een onderzoek wordt verricht door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat op het grondgebied van die lidstaat. Verder kan zij verzoeken dat aan een aantal leden van haar personeel toestemming wordt verleend om de leden van het personeel van de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat gedurende het onderzoek te vergezellen.
Een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat kan verzoeken dat een onderzoek wordt verricht door de FSMA in België. Zij kan tevens verzoeken dat aan een aantal leden van haar personeel toestemming wordt verleend om de leden van het personeel van de FSMA gedurende het onderzoek te vergezellen.
Het onderzoek wordt evenwel verricht onder de eindverantwoordelijkheid van de lidstaat op het grondgebied waarvan het onderzoek plaatsvindt.
De FSMA kan een verzoek om een onderzoek als bedoeld in het tweede lid van de hand wijzen wanneer een dergelijk onderzoek gevaar zou kunnen opleveren voor de soevereiniteit, de veiligheid of de openbare orde van België, of indien voor dezelfde feiten en tegen dezelfde personen reeds een gerechtelijke procedure is ingeleid in België, of indien jegens deze personen voor dezelfde feiten reeds een onherroepelijke uitspraak is gedaan in België. In dat geval stelt zij de verzoekende bevoegde autoriteit en de ESMA hiervan in kennis, waarbij zij zo gedetailleerd mogelijke informatie verstrekt over de procedure of uitspraak in kwestie.
Onverminderd het bepaalde in artikel 226 van het EG-Verdrag kan de FSMA, wanneer haar verzoek om een onderzoek of haar verzoek dat leden van haar personeel leden van het personeel van de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat vergezellen, niet binnen een redelijke termijn wordt gehonoreerd, of wordt afgewezen, dit verzuim laten vaststellen door de ESMA opdat zij kan gebruikmaken van de actiemiddelen waarin is voorzien door de Europese Verordeningen nr. 1095/2010.]3
§ 4. Wat de in § 1 [4 ...]4 bedoelde bevoegdheden betreft, mag de [2 FSMA]2, onverminderd de op haar rustende verplichtingen in gerechtelijke procedures van strafrechtelijke aard, de informatie die zij van een bevoegde autoriteit ontvangt enkel gebruiken om toezicht uit te oefenen op de naleving van de voorwaarden voor de toegang tot de werkzaamheden van de beleggingsondernemingen en de kredietinstellingen, alsook om het toezicht te vergemakkelijken, op individuele of geconsolideerde basis, op de naleving van de voorwaarden voor de uitoefening van deze activiteit, om zich te vergewissen van de goede werking van de verhandelingssystemen, om sancties op te leggen, in het kader van een administratieve beroepsprocedure of van een rechtsvordering ingesteld tegen een beslissing van de [2 FSMA]2, en in het kader van het buitengerechtelijk mechanisme voor de behandeling van de klachten van beleggers. Wanneer de bevoegde autoriteit die de informatie heeft verstrekt er evenwel in toestemt, mag de [2 FSMA]2 deze informatie voor andere doeleinden gebruiken of doorgeven aan de bevoegde autoriteiten van andere Staten.
§ 5. [5 Wat de in § 1, [6 ...]6 bedoelde bevoegdheden betreft aangaande de emissierechten, werkt de FSMA samen met de overheidsinstellingen die bevoegd zijn voor het toezicht op spotmarkten en veilingen, alsook met de bevoegde autoriteiten, registeradministrateurs en andere overheidsinstellingen belast met het nalevingstoezicht op grond van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad, teneinde zich een totaalbeeld te kunnen vormen van de markten voor emissierechten.
Wat de landbouwgrondstoffenderivaten betreft, werkt de FSMA samen met de overheidsinstellingen die bevoegd zijn voor het toezicht, het beheer en de regulering van de fysieke landbouwmarkten conform Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten.]5
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 235, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<W 2013-07-30/16, art. 43, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(4)<W 2017-07-31/10, art. 18, 080; Inwerkingtreding : 21-08-2017>
(5)<W 2017-11-21/08, art. 124, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
(6)<W 2020-07-20/12, art. 25, 101; Inwerkingtreding : 15-08-2020>
Art. 77ter.<Ingevoegd bij KB 2007-04-27/85, art. 31; Inwerkingtreding : 01-11-2007> De Minister stelt de autoriteit aan die als contactpunt fungeert om ter uitvoering van artikel 77bis, § 1 [2 ...]2 verzoeken om uitwisseling van gegevens of verzoeken om samenwerking in ontvangst te nemen.
[1 De minister stelt de Europese Commissie, de ESMA en de andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte hiervan in kennis.]1
----------
(1)<W 2013-07-30/16, art. 44, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(2)<W 2017-07-31/10, art. 19, 080; Inwerkingtreding : 21-08-2017>
Art. 77quater.[1 [4 Onverminderd de artikelen 74 tot 76 en de bepalingen in bijzondere wetten, kunnen de FSMA en de CDZ modaliteiten van samenwerking afspreken in de domeinen die zij bepalen.]4 [2 De samenwerkingsovereenkomsten regelen]2 onder meer de uitwisseling van informatie en de eenvormige toepassing van de betrokken wetgeving.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2010-04-26/07, art. 54, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 236 en 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<W 2020-07-20/12, art. 26, 101; Inwerkingtreding : 15-08-2020>
(4)<W 2022-07-05/06, art. 13, 110; Inwerkingtreding : 29-07-2022>
Art. 77quinquies. [1 § 1. De FSMA stelt ESMA in kennis van de volgende beslissingen over een inbreuk op de bepalingen tot omzetting van richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's), op de bepalingen tot omzetting van richtlijn 2014/65/EU, op de bepalingen van Verordening 600/2014, of op de bepalingen genomen op basis of ter uitvoering van deze bepalingen of deze Verordening, met inbegrip van elk beroep tegen deze beslissingen en de afloop daarvan:
- de maatregelen die zij openbaar maakt;
- de minnelijke schikkingen die zij aanvaardt;
- de beslissingen van de sanctiecommissie waarbij een inbreuk wordt vastgesteld.
De FSMA verstrekt ESMA tevens jaarlijks geaggregeerde informatie over de in het vorige lid bedoelde beslissingen en over de niet openbaar gemaakte maatregelen die zij heeft genomen in geval van een in het vorige lid bedoelde inbreuk, alsook over dergelijke beslissingen over een inbreuk op de bepalingen tot omzetting van richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 of op de bepalingen genomen op basis of ter uitvoering van deze bepalingen.
§ 2. De FSMA stelt EIOPA in kennis van de volgende beslissingen over een inbreuk op de bepalingen tot omzetting van richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (herschikking) of op de bepalingen genomen op basis of ter uitvoering van deze bepalingen, met inbegrip van elk beroep tegen deze beslissingen en de afloop daarvan:
- de maatregelen die zij neemt;
- de minnelijke schikkingen die zij aanvaardt;
- de beslissingen van de sanctiecommissie waarbij een inbreuk wordt vastgesteld.
De FSMA verstrekt EIOPA tevens jaarlijks geaggregeerde informatie over de in het vorige lid bedoelde beslissingen.
§ 3. De FSMA leeft daarnaast de verplichtingen na die in de Europese Verordeningen waarvoor zij als bevoegde autoriteit is aangeduid, zijn vermeld om ESMA, EIOPA of EBA kennis te geven van beslissingen over een inbreuk op de bepalingen van deze Verordeningen of op de bepalingen genomen op basis of ter uitvoering van deze Verordeningen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-05-02/25, art. 135, 099; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
Afdeling 7. - [1 Onderzoeksbevoegdheden, administratieve geldboetes en maatregelen bij het onwettelijk aanbod of de illegale levering van financiële producten of diensten en strafbepalingen]1
----------
(1)
Art.78.Onverminderd de onderzoeksbevoegdheden die haar worden toegekend door de wettelijke en reglementaire bepalingen die haar opdrachten regelen, kan de [1 FSMA]1, teneinde te verifiëren of een verrichting of een activiteit wordt beoogd door de wetten en reglementen waarvan zij op de toepassing dient toe te zien, alle nodige informatie vereisen van degenen die de verrichting uitvoeren of de betrokken activiteit uitoefenen en van alle derden die de uitvoering of uitoefening ervan mogelijk maken. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
De [1 FSMA]1 heeft dezelfde onderzoeksbevoegdheid teneinde te verifiëren, binnen het kader van een samenwerkingsakkoord gesloten met een buitenlandse autoriteit en wat de concrete punten betreft die zijn aangegeven in de schriftelijke aanvraag van deze autoriteit, of een verrichting of een activiteit die in België is uitgevoerd of uitgeoefend wordt beoogd door de wetten en reglementen waarvan deze buitenlandse autoriteit op de toepassing dient toe te zien. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
[3 De FSMA heeft ten aanzien van elke natuurlijke persoon en elke rechtspersoon de bevoegdheid om zich elke informatie te doen meedelen die zij nodig heeft voor de uitoefening van haar wettelijke opdrachten, om de ontwikkelingen op Belgisch, Europees en internationaal niveau in de betrokken domeinen op te volgen, en om de oriëntaties van haar toezichtsbeleid ter zake te bepalen.]3
[2 ...]3
De [1 FSMA]1 kan in de boeken en documenten van de belanghebbenden de juistheid van de informatie die haar werd meegedeeld, nagaan of laten nagaan. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
[2 ...]2
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<W 2013-07-30/16, art. 46, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(3)<W 2018-07-30/10, art. 66, 088; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
Art. 78bis. [1 Wanneer deze wet of de andere wettelijke of reglementaire bepalingen die de opdrachten van de FSMA regelen aan de FSMA de bevoegdheid toekennen om zich informatie of documenten te doen meedelen, zijn de betrokken personen of ondernemingen verplicht om deze informatie of documenten aan de FSMA over te maken binnen de termijn en in de vorm bepaald door de FSMA. Onverminderd de toepassing van bijzondere bepalingen in de betrokken wetgeving, zijn de artikelen 36 en 37 van toepassing ingeval deze verplichting niet wordt nageleefd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-30/16, art. 47, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
Art.79.<Nieuw artikel 79 ingevoegd bij W 2007-05-02/31, art. 48; Inwerkingtreding : 22-06-2007> Voor de in [2 artikel 35, § 1, eerste lid]2, bedoelde doeleinden beschikt de [1 FSMA]1 over de bevoegdheid om iedere persoon op te roepen en te verhoren, volgens de hierna bepaalde regels.
De oproeping voor een verhoor door de [1 FSMA]1 geschiedt hetzij door gewone kennisgeving, hetzij door een ter post aangetekende brief, hetzij door een dagvaarding.
Eenieder die met toepassing van het eerste lid wordt opgeroepen is gehouden om te verschijnen.
Bij het verhoren van personen, ongeacht in welke hoedanigheid zij worden verhoord, neemt de [1 FSMA]1 ten minste de volgende regels in acht :
1° het verhoor begint met de mededeling aan de ondervraagde persoon dat :
a) hij kan vragen dat alle vragen die hem worden gesteld en alle antwoorden die hij geeft, worden genoteerd in de gebruikte bewoordingen;
b) hij kan vragen dat een bepaalde onderzoekshandeling wordt verricht of een bepaald verhoor wordt afgenomen;
c) zijn verklaringen als bewijs in rechte kunnen worden gebruikt;
2° eenieder die ondervraagd wordt, mag gebruik maken van de documenten in zijn bezit, zonder dat daardoor het verhoor wordt uitgesteld. Hij mag, tijdens de ondervraging of later, eisen dat deze documenten bij het proces-verbaal van het verhoor worden gevoegd;
3° aan het einde van het verhoor geeft de ondervrager de ondervraagde persoon het proces-verbaal van zijn verhoor te lezen, tenzij hij vraagt dat het hem wordt voorgelezen. Er wordt hem gevraagd of hij zijn verklaringen wil verbeteren of daaraan iets wil toevoegen;
4° indien de ondervraagde persoon zich in een andere taal dan die van de procedure wenst uit te drukken, worden zijn verklaringen genoteerd in zijn taal, ofwel wordt hem gevraagd zelf zijn verklaring te noteren;
5° er wordt de ondervraagde persoon meegedeeld dat hij kosteloos een kopie van de tekst van zijn verhoor kan verkrijgen, die hem, desgevraagd, onmiddellijk of binnen een maand wordt overhandigd of verstuurd.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<W 2017-07-31/10, art. 20, 080; Inwerkingtreding : 21-08-2017>
Art.80.<hersteld bij W 2007-05-02/31, art. 50, 029; Inwerkingtreding : 22-06-2007> [3 Voor de in artikel 35, § 1, eerste lid, bedoelde doeleinden kan de auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur in geval van hoogdringendheid en buiten een woning, bij gemotiveerde beslissing de voorlopige inbeslagneming bevelen van:
1° ) documenten en gegevens die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen;
2° ) gelden, waarden, titels of rechten die hetzij het voorwerp van de onderzochte inbreuk uitmaken of tot het plegen van de inbreuk bestemd waren of gediend hebben, op voorwaarde dat ze eigendom zijn van de persoon die het voorwerp uitmaakt van een onderzoek, hetzij een vermogensvoordeel vormen dat rechtstreeks uit de inbreuk is verkregen of er het equivalent van uitmaken.]3
De maatregel bedoeld in het vorige lid, kan worden bevolen voor een tijdsduur die 48 uur niet mag overschrijden.
Deze termijn kan niet worden hernieuwd.
Voor de uitvoering van dit bevel [2 kunnen de auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, en de door hen aangeduide personeelsleden]2 , indien nodig, de bijstand vorderen van de openbare macht.
[3 Wanneer de auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, in een informaticasysteem opgeslagen gegevens aantreft die nuttig zijn voor dezelfde doeleinden als de inbeslagneming, maar de inbeslagneming van de drager daarvan niet wenselijk is, kunnen deze gegevens, evenals de gegevens noodzakelijk om deze te kunnen verstaan, worden gekopieerd op dragers, die toebehoren aan de FSMA. In geval van dringendheid of om technische redenen, kan gebruik gemaakt worden van dragers die ter beschikking staan van personen die gerechtigd zijn om het informaticasysteem te gebruiken.]3
Van de uitvoering van de inbeslagneming wordt procesverbaal opgesteld waaraan een inventaris wordt gehecht waarin alle in beslag genomen zaken worden vermeld.
Voor zover als mogelijk worden die zaken geïndividualiseerd.
Het proces-verbaal wordt ter ondertekening aan de beslagene of de derde-beslagene aangeboden, die er kosteloos een kopie van ontvangen.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<W 2014-04-25/09, art. 190, 056; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
(3)<W 2017-07-31/10, art. 21, 080; Inwerkingtreding : 21-08-2017>
Art.81.<hersteld bij W 2007-05-02/31, art. 51, 029; Inwerkingtreding : 22-06-2007> § 1. Voor de in [2 artikel 35, § 1, eerste lid]2, bedoelde doeleinden [3 en mits de voorafgaandelijke toestemming van een onderzoeksrechter]3, [1 kan de auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur,]1 bij een gemotiveerde en schriftelijke beslissing, [2 van de actoren bedoeld in het tweede lid]2 vorderen :
1° [2 de abonnee of de gewoonlijke gebruiker [3 van een in het tweede lid, 2°, bedoelde dienst, of van het gebruikte elektronische communicatiemiddel]3]2 te identificeren [2 , met name door zijn naam en adres mee te delen]2;
2° de identificatiegegevens mee te delen met betrekking tot [3 de in het tweede lid, 2°, bedoelde diensten]3 waarop een bepaald persoon geabonneerd is of die door een bepaald persoon gewoonlijk worden gebruikt [2 , met inbegrip van het soort dienst en de duur ervan]2.
[2 Hiertoe kan hij de medewerking vorderen van:
1° de operator van een elektronisch communicatie-netwerk;
2° iedereen die binnen het Belgisch grondgebied, op welke wijze ook, een dienst beschikbaar stelt of aanbiedt, die bestaat in het overbrengen van signalen via elektronische communicatienetwerken, of er in bestaat gebruikers toe te laten via een elektronisch communicatienetwerk informatie te verkrijgen of te ontvangen of te verspreiden. Hieronder wordt ook de verstrekker van een elektronische communicatiedienst begrepen.]2
De [1 auditeur, of in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur]1 doet in zijn beslissing [4 bedoeld in het eerste lid]4 opgave van de feitelijke omstandigheden die de maatregel rechtvaardigen en hij houdt rekening met het evenredigheids- en subsidiariteitsbeginsel bij de motivering van zijn beslissing.
[4 Met het oog op de identificatie van de abonnee of de gewoonlijke gebruiker van een in het tweede lid, 2°, bedoelde dienst, kan de auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, ook de medewerking vorderen van:
- de personen of instellingen bedoeld in artikel 5, § 1, eerste lid, 3° tot 22°, van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, op basis van de referentie van een elektronische banktransactie die voorafgaandelijk meegedeeld is door een van de actoren bedoeld in het tweede lid, in toepassing van het eerste lid;
- de gesloten centra of woonunits bedoeld in de artikelen 74/8 en 74/9 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, op basis van de contactgegevens van het centrum of de woonunit waar de intekening door de abonnee op een mobiele elektronische communicatiedienst heeft plaatsgevonden, die voorafgaandelijk meegedeeld zijn door een van de actoren bedoeld in het tweede lid, in toepassing van het eerste lid;
- andere rechtspersonen die de abonnee zijn van een van de actoren bedoeld in het tweede lid, of die zich in naam en voor rekening van natuurlijke personen abonneren op een elektronische communicatiedienst, op basis van gegevens die voorafgaand meegedeeld zijn door een van de actoren bedoeld in het tweede lid, in toepassing van het eerste lid.]4
[3 § 1bis. Voor inbreuken op de artikelen 14 of 15 van de Verordening 596/2014, of de bepalingen genomen op basis of in uitvoering ervan, kan de auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, de in paragraaf 1, tweede lid, bedoelde actoren bevelen om de gegevens bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, die riskeren te worden verwijderd of anoniem gemaakt, te bewaren totdat hij de toestemming van een onderzoeksrechter heeft bekomen om de mededeling van deze gegevens te vorderen.
Paragrafen 1, derde lid, en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op het in het eerste lid bedoelde bevel.
De in paragraaf 1, tweede lid, bedoelde actoren zorgen ervoor dat de integriteit, de kwaliteit en de beschikbaarheid van de gegevens gewaarborgd is en dat de gegevens op een veilige manier bewaard worden.
De auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, verzoekt onverwijld de voorafgaande toestemming van een onderzoeksrechter om de mededeling te vorderen van de in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde gegevens die het voorwerp uitmaken van een in het eerste lid bedoeld bevel tot bewaring en bezorgt dit bevel aan de onderzoeksrechter. Wanneer de onderzoeksrechter de toestemming weigert om de mededeling te vorderen van de gegevens waarop het bevel tot bewaring betrekking heeft of oordeelt dat dit bevel niet wettig of niet gerechtvaardigd was, vervalt het bevel. In dat geval brengt de auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, de bestemmeling van het bevel tot bewaring er onverwijld van op de hoogte dat het vervallen is.]3
§ 2. [2 De actoren bedoeld in § 1, tweede lid, delen]2 na ontvangst van de in § 1, eerste lid, bedoelde vordering, onverwijld aan de [1 auditeur, of in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur]1 de schatting van de kostprijs mee van de gevraagde inlichtingen en van de termijn die nodig is om de informatie te verzamelen.
Na ontvangst van de bevestiging van de vordering van de [1 auditeur, of in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur]1 verschaffen [4 de actoren bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, en de personen en instellingen bedoeld in paragraaf 1, vierde lid,]4 de gevraagde gegevens binnen een door de auditeur bepaalde termijn.
§ 3. Iedere persoon die uit hoofde van zijn bediening kennis krijgt van een vordering als bedoeld in § 1, of daaraan zijn medewerking verleent, is tot geheimhouding verplicht. Iedere schending van het geheim wordt gestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek
----------
(1)<W 2014-04-25/09, art. 191, 056; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
(2)<W 2017-07-31/10, art. 22, 080; Inwerkingtreding : 21-08-2017>
(3)<W 2022-07-05/06, art. 14, 110; Inwerkingtreding : 29-07-2022>
(4)<W 2022-07-20/14, art. 40, 112; Inwerkingtreding : 18-08-2022>
Art.82.<hersteld bij W 2007-05-02/31, art. 52, 029; Inwerkingtreding : 22-06-2007> Voor de in [3 artikel 35, § 1, eerste lid]3, bedoelde doeleinden, [2 kan de auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur,]2 mits voorafgaande toestemming van een onderzoeksrechter :
1° [3 buiten een woning, volgens de regels bepaald bij artikel 83, de inbeslagneming bevelen van:
a) documenten en gegevens die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen;
b) gelden, waarden, titels of rechten die hetzij het voorwerp van de onderzochte inbreuk uitmaken of tot het plegen van de inbreuk bestemd waren of gediend hebben, op voorwaarde dat ze eigendom zijn van de persoon die het voorwerp uitmaakt van een onderzoek, hetzij een vermogensvoordeel vormen dat rechtstreeks uit de inbreuk is verkregen of er het equivalent van uitmaken;]3
2° de mededeling vorderen van [3 verkeersgegevens van elektronische communicatiemiddelen]3, evenals van de oorsprong of de bestemming van [3 elektronische communicatie]3, volgens de regels bepaald bij artikel 84;
3° een tijdelijk verbod op de beroepsuitoefening opleggen, volgens de regels bepaald bij artikel 85.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<W 2014-04-25/09, art. 192, 056; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
(3)<W 2017-07-31/10, art. 23, 080; Inwerkingtreding : 21-08-2017>
Art.83.<hersteld bij W 2007-05-02/31, art. 53, 029; Inwerkingtreding : 22-06-2007> § 1. Voor de doeleinden bedoeld in artikel 82, 1°, en mits de voorafgaandelijke toestemming van een onderzoeksrechter, kan de [2 auditeur of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur]2, bij een gemotiveerde beslissing, buiten een [4 woning]4 de inbeslagneming bevelen van de zaken bedoeld in artikel 82, 1°.
De [2 auditeur of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur]2 doet in zijn beslissing opgave van de feitelijke omstandigheden die de maatregel rechtvaardigen en hij houdt rekening met het evenredigheids- en subsidiariteitsbeginsel bij de motivering van zijn beslissing.
Voor de uitvoering van dit bevel kunnen [2 de auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, en de door hen aangeduide personeelsleden]2, indien nodig, de bijstand vorderen van de openbare macht.
De bepalingen van artikel 80, [1 vijfde tot [4 achtste]4 lid]1, zijn van toepassing op deze onderzoekshandeling.
§ 2. De maatregel van inbeslagneming door de [2 auditeur of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur]2 vervalt van rechtswege, hetzij vanaf het verstrijken van de in artikel 121, § 2, tweede lid, bedoelde termijn van beroep tegen de beslissing van [1 de sanctiecommissie]1, hetzij de dag volgend op het arrest van het [3 Marktenhof]3 uitgesproken met toepassing van artikel 121, § 1, eerste lid, 4°.
In afwijking van het eerste lid, vervalt de inbeslagneming wat de zaken betreft die in de beslissing van [1 de sanctiecommissie]1 of, in voorkomend geval, van het [3 Marktenhof]3 worden aangemerkt als een vermogensvoordeel dat rechtstreeks uit de inbreuk is verkregen of als het equivalent ervan, slechts op het ogenblik waarop de geldboete die [1 ...]1 werd opgelegd, integraal werd betaald.
----------
(1)<W 2013-07-30/16, art. 48, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(2)<W 2014-04-25/09, art. 193, 056; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
(3)<W 2016-12-25/14, art. 111, 077; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(4)<W 2017-07-31/10, art. 24, 080; Inwerkingtreding : 21-08-2017>
Art.84.<hersteld bij W 2007-05-02/31, art. 54, 029; Inwerkingtreding : 22-06-2007> § 1. Voor de doeleinden bedoeld in artikel 82, 2°, en mits de voorafgaandelijke toestemming van een onderzoeksrechter, kan de [1 auditeur of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur]1, wanneer hij van oordeel is dat er omstandigheden zijn die het doen opsporen van [2 elektronische communicatie]2 of het lokaliseren van de oorsprong of de bestemming van [2 elektronische communicatie]2 noodzakelijk maken om de waarheid aan de dag te brengen [2 ...]2 :
1° de [2 verkeersgegevens]2 doen opsporen van [2 elektronische communicatiemiddelen]2 van waaruit of waarnaar [2 elektronische communicaties]2 werden gedaan;
2° de oorsprong of de bestemming van telecommunicatie laten lokaliseren [2 , met inbegrip van de telefoonnummers en netwerkadressen]2;
[2 3° de betalingsdetails van de elektronische communicatiediensten opvragen.]2
[2 Hiertoe kan hij de medewerking vorderen van:
1° de operator van een elektronisch communicatienetwerk;
2° iedereen die binnen het Belgisch grondgebied, op welke wijze ook, een dienst beschikbaar stelt of aanbiedt, die bestaat in het overbrengen van signalen via elektronische communicatienetwerken, of er in bestaat gebruikers toe te laten via een elektronisch communicatienetwerk informatie te verkrijgen of te ontvangen of te verspreiden. Hieronder wordt ook de verstrekker van een elektronische communicatiedienst begrepen.]2
In de gevallen bedoeld in het eerste lid wordt voor ieder [2 elektronisch communicatiemiddel]2 waarvan de [2 verkeersgegevens]2 worden opgespoord of waarvan de oorsprong of de bestemming van de [2 elektronische communicatie]2 wordt gelokaliseerd, de dag, het uur, de duur, en, indien nodig, de plaats van de [2 elektronische communicatie]2 vastgesteld en opgenomen in een proces-verbaal.
De [1 auditeur of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur]1 doet in zijn beslissing opgave van de feitelijke omstandigheden die de maatregel rechtvaardigen en hij houdt rekening met het evenredigheids- en subsidiariteitsbeginsel bij de motivering van zijn beslissing.
[2 Hij vermeldt ook de periode in het verleden waarover de vordering zich uitstrekt overeenkomstig paragraaf 1bis.]2
[2 § 1bis. De gegevens bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, kunnen worden opgevraagd voor een periode van twaalf maanden voorafgaand aan de beslissing van de auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, voor inbreuken op de artikelen 14 of 15 van de Verordening 596/2014, of de bepalingen genomen op basis of in uitvoering ervan, en voor een periode van zes maanden voor de overige inbreuken waarvoor de auditeur deze gegevens kan opvragen.
[3 § 1bis/1. Voor inbreuken op de artikelen 14 of 15 van de Verordening 596/2014, of de bepalingen genomen op basis of in uitvoering ervan, kan de auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, de in paragraaf 1, tweede lid, bedoelde actoren bevelen om de gegevens bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, die riskeren te worden verwijderd of anoniem gemaakt, te bewaren totdat hij de toestemming van een onderzoeksrechter heeft bekomen om de mededeling van deze gegevens te vorderen.
Paragrafen 1, vierde en vijfde lid, en 3, zijn van overeenkomstige toepassing op het in het eerste lid bedoelde bevel.
De in paragraaf 1, tweede lid, bedoelde actoren zorgen ervoor dat de integriteit, de kwaliteit en de beschikbaarheid van de gegevens gewaarborgd is en dat de gegevens op een veilige manier bewaard worden.
De auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, verzoekt onverwijld de voorafgaande toestemming van een onderzoeksrechter om de mededeling te vorderen van de in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde gegevens die het voorwerp uitmaken van een in het eerste lid bedoeld bevel tot bewaring en bezorgt dit bevel aan de onderzoeksrechter. Wanneer de onderzoeksrechter de toestemming weigert om de mededeling te vorderen van de gegevens waarop het bevel tot bewaring betrekking heeft of oordeelt dat dit bevel niet wettig of niet gerechtvaardigd was, vervalt het bevel. In dat geval brengt de auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, de bestemmeling van het bevel tot bewaring er onverwijld van op de hoogte dat het vervallen is.]3
§ 1ter. De maatregel kan alleen betrekking hebben op de elektronische communicatiemiddelen van een advocaat of een arts, indien deze er zelf van verdacht wordt een inbreuk te hebben gepleegd waarvoor de auditeur de gegevens bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, kan opvragen, of indien precieze feiten doen vermoeden dat derden die ervan verdacht worden dergelijke inbreuk te hebben gepleegd, gebruik maken van diens elektronische communicatiemiddelen.
De maatregel mag niet ten uitvoer worden gelegd, zonder dat, naar gelang het geval, de stafhouder of de vertegenwoordiger van de provinciale orde van geneesheren ervan op de hoogte is. Diezelfden zullen door de auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, in kennis worden gesteld van hetgeen volgens hem onder het beroepsgeheim valt. Deze gegevens worden niet gebruikt.]2
§ 2. [2 De actoren bedoeld in § 1, tweede lid, delen]2, na ontvangst van de in § 1 bedoelde vordering, onverwijld aan de [1 auditeur of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur]1 de schatting van de kostprijs mee van de gevraagde inlichtingen en van de termijn die nodig is om de informatie te verzamelen.
Na ontvangst van de bevestiging van de vordering van de [1 auditeur of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur]1 verschaffen de in het eerste lid bedoelde [2 actoren]2, de gevraagde gegevens binnen een door de [1 auditeur of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur]1 bepaalde termijn.
§ 3. Iedere persoon die uit hoofde van zijn bediening kennis krijgt van de maatregel of daaraan zijn medewerking verleent, is tot geheimhouding verplicht. Iedere schending van het geheim wordt gestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.
----------
(1)<W 2014-04-25/09, art. 194, 056; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
(2)<W 2017-07-31/10, art. 25, 080; Inwerkingtreding : 21-08-2017>
(3)<W 2022-07-20/14, art. 41, 112; Inwerkingtreding : 18-08-2022>
Art.85.<hersteld bij W 2007-05-02/31, art. 55, 029; Inwerkingtreding : 22-06-2007> [1 ...]1 Voor de doeleinden bedoeld in artikel 82, 3°, en mits de voorafgaandelijke toestemming van een onderzoeksrechter kan de [1 auditeur of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur]1 bij gemotiveerde beslissing een natuurlijke persoon of rechtspersoon, in wiens hoofde manifeste aanwijzingen bestaan dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan een inbreuk [2 op de bepalingen van Verordening 596/2014 [3 of van de Europese Verordeningen als bedoeld in artikelen 37bis, 37ter, 37quinquies tot 37septies]3 of op de bepalingen ter omzetting van Richtlijn 2014/65/EU of op de artikelen 39 of 40]2, het tijdelijk verbod opleggen om de beroepsactiviteiten die een risico inhouden op een nieuwe inbreuk op één van die bepalingen en die in de beslissing nader worden gepreciseerd, uit te oefenen.
Het verbod kan uitsluitend betrekking hebben op de natuurlijke personen en rechtspersonen en op de nauwkeurig omschreven beroepsactiviteiten die in de beslissing van de [1 auditeur of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur]1 worden aangewezen.
De [1 auditeur of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur]1 doet in zijn beslissing opgave van de feitelijke omstandigheden die de maatregel rechtvaardigen en hij houdt rekening met het evenredigheids- en subsidiariteitsbeginsel bij de motivering van zijn beslissing.
Het verbod geldt voor een termijn van drie maanden die éénmaal hernieuwbaar is volgens dezelfde procedure.
Het verbod gaat slechts in vanaf het ogenblik waarop de beslissing aan de betrokkene werd betekend door de [1 auditeur of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur]1.
----------
(1)<W 2014-04-25/09, art. 195, 056; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
(2)<W 2017-07-31/10, art. 26, 080; Inwerkingtreding : 21-08-2017>
(3)<W 2019-05-02/25, art. 136, 099; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
Art. 85bis. [1 Voor de in artikel 35, § 1, eerste lid, bedoelde doeleinden, kan de auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, de onderzoeksrechter verzoeken om, tussen vijf uur `s morgens en negen uur `s avonds, een huiszoeking uit te voeren in een woning, en de documenten, gegevens, gelden, waarden, titels en rechten bedoeld in artikel 82, 1°, in beslag te nemen, met toepassing van de regels bepaald in het Wetboek van Strafvordering.
De onderzoeksrechter kan de huiszoeking uitvoeren in aanwezigheid van de auditeur of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, en van de personeelsleden van de FSMA die de auditeur bijstaan bij het voeren van het onderzoek.
Indien de onderzoeksrechter overgaat tot inbeslagneming van de zaken bedoeld in artikel 82, 1°, is artikel 83, § 2, overeenkomstig van toepassing. Eenieder die geschaad wordt door deze onderzoekshandeling kan volgens de regels bepaald in artikel 61quater van het Wetboek van Strafvordering aan de onderzoeksrechter de opheffing ervan vragen en hoger beroep instellen tegen de beschikking van de onderzoeksrechter. De auditeur van de FSMA wordt door de griffie op de hoogte gesteld van het feit dat er een verzoek tot opheffing van de onderzoekshandeling werd ingediend, van de beschikking van de onderzoeksrechter, van het feit dat hoger beroep werd ingesteld tegen de beschikking van de onderzoeksrechter en van de uitspraak van de kamer van inbeschuldigingstelling.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-07-31/10, art. 27, 080; Inwerkingtreding : 21-08-2017>
Art.86. <hersteld bij W 2007-05-02/31, art. 56, 029; Inwerkingtreding : 22-06-2007> De bepalingen van de artikelen 36 en 37 zijn van toepassing ingeval de op grond van de artikelen 79 tot en met 85 opgelegde verplichtingen of maatregelen niet worden nageleefd.
Art. 86bis.[1 § 1. In het kader van het toezicht bedoeld in artikel 45, § 1, eerste lid, 5°, kan de FSMA een administratieve boete opleggen die voor hetzelfde feit of geheel van feiten niet meer mag bedragen dan 2.500.000 euro aan eenieder die :
1° in of vanuit België het bedrijf of de werkzaamheid uitoefent van een verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming, kredietinstelling, beleggingsonderneming, beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging [2 , beheerder van AICB]2, instelling voor bedrijfspensioenvoorziening, [3 kredietgever, kredietbemiddelaar]3, wisselkantoor, [8 verzekeringstussenpersoon, nevenverzekeringstussenpersoon die niet is vrijgesteld krachtens artikel 258 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen, of herverzekeringstussenpersoon]8, tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten, onafhankelijk vermogensadviseur of enige andere gereglementeerde activiteit vermeld in artikel 45, § 1, eerste lid, 2° of 3°, zonder daarvoor een toelating of vergunning te bezitten of zonder daartoe te zijn ingeschreven of geregistreerd overeenkomstig de toepasselijke wettelijke of reglementaire bepalingen of wanneer afstand is gedaan van die toelating, vergunning, inschrijving of registratie of die toelating, vergunning, inschrijving of registratie is ingetrokken, herroepen, geschorst of geschrapt;
2° zich niet conformeert aan [4 artikel 102 of aan artikel 103 van de wet van 25 oktober 2016]4;
3° [9 betalingsdiensten in België aanbiedt of de activiteit van uitgifte van elektronisch geld in België verricht zonder te beantwoorden aan het bepaalde bij de artikelen 5, 120, 124, 127, 144, 163, 218 (dat verwijst naar artikel 120), 219 (dat verwijst naar artikel 124) of 220 (dat verwijst naar artikel 127) van de wet van 11 maart 2018 betreffende het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen]9;
4° [2 openbaar rechten van deelneming aanbiedt van een Belgische of buitenlandse instelling voor collectieve belegging, terwijl die niet is ingeschreven of vergund overeenkomstig, naargelang van het geval, de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen of de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, of terwijl de inschrijving of de vergunning is ingetrokken of herroepen, of met miskenning van een schorsings- of verbodsmaatregel als bedoeld in diezelfde wetten;]2
[2 4° /1 [5 ...]5 rechten van deelneming in AICB's naar Belgisch of buitenlands recht verhandelt, terwijl de betrokken instelling niet wordt beheerd door een beheerder die is vergund of ingeschreven conform de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders of conform de geldende wet in zijn lidstaat van herkomst;]2
[5 4° /2 met overtreding van artikel 180/1 van de wet van 19 april 2014, rechten van deelneming in AICB's verhandelt aan het publiek;]5
5° zich niet conformeert aan [6 artikel 28 van de wet van 11 juli 2018]6 op de openbare aanbiedingen van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt.
[4 6° in België openbaar gebruik maakt van benamingen of titels voert die krachtens de wettelijke of reglementaire bepalingen zijn voorbehouden aan ondernemingen die door de FSMA of de Bank zijn vergund, ingeschreven of geregistreerd, zonder zelf te zijn vergund, ingeschreven of geregistreerd conform de geldende wettelijke of reglementaire bepalingen of na afstand te hebben gedaan van deze vergunning, inschrijving of registratie, dan wel nadat die vergunning, inschrijving of registratie werd ingetrokken, geschrapt of herroepen;]4
[10 7° een inbreuk pleegt op artikel 5, § 1, derde lid van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten.]10
Indien dezelfde feiten of gedragingen aanleiding kunnen geven tot het opleggen van een geldboete door de FSMA of door de Bank op grond van zowel het eerste lid als op grond van de betrokken wetgeving, kan enkel toepassing worden gemaakt van het eerste lid.
§ 2. De FSMA kan de in paragraaf 1 bedoelde personen bevelen om onmiddellijk dan wel binnen de door haar gestelde termijn een einde te maken aan de betrokken activiteit of om zich binnen de door haar gestelde termijn te voegen naar de bepalingen van de betrokken wetgeving.
[7 De FSMA kan op zijn website zijn beslissing om een bevel uit te spreken, overeenkomstig het eerste lid, met naam genoemd openbaar maken, evenals de redenen van deze beslissing.]7
De FSMA kan eenieder die zijn middelen heeft kunnen laten gelden en die zich binnen de door haar bepaalde termijn niet voegt naar een tot hem krachtens het eerste lid gericht bevel, een dwangsom opleggen die per kalenderdag niet meer mag bedragen dan 50.000 euro, noch in het totaal 2.500.000 euro mag overschrijden.
§ 3. Artikel 37 is van toepassing op de geldboeten en dwangsommen opgelegd met toepassing van de paragrafen 1 en 2.
§ 4. Indien zij het bestaan vaststelt van activiteiten als bedoeld in de eerste paragraaf of gegronde redenen heeft om aan te nemen dat dit het geval is, kan de FSMA een waarschuwing publiceren. In het belang van de afnemers van financiële producten of diensten kan de FSMA daarbij ook melding maken van de feiten of omstandigheden die tot die waarschuwing hebben geleid.
De FSMA kan ook de waarschuwingen publiceren die buitenlandse toezichthouders in gelijkaardige materies bekendmaken.
§ 5. Indien de FSMA krachtens dit artikel optreedt tegen iemand die het bedrijf uitoefent van een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening in de omstandigheden beschreven in § 1, eerste lid, 1°, kan zij de krachtens de voorgaande paragrafen genomen beslissingen die ze kan of moet bekendmaken tevens ter kennis brengen van de personen en organisaties bedoeld in artikel 149, § 2, van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-30/16, art. 49, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(2)<W 2014-04-19/62, art. 400, 061; Inwerkingtreding : 27-06-2014>
(3)<W 2014-04-19/39, art. 36, 063; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (KB 2014-04-19/40, art. 3; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 2)>
(4)<W 2016-10-25/04, art. 133, 072; Inwerkingtreding : 28-11-2016>
(5)<W 2016-12-25/11, art. 94, 076; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(6)<W 2018-07-11/06, art. 39, 087; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
(7)<W 2018-07-30/47, art. 64, 089; Inwerkingtreding : 15-09-2018>
(8)<W 2018-12-06/11, art. 6, 093; Inwerkingtreding : 28-12-2018>
(9)<W 2019-05-02/25, art. 137, 099; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
(10)<W 2022-07-20/31, art. 97, 113; Inwerkingtreding : 15-09-2022>
Art. 86ter.[1 § 1. Onverminderd het gemeen recht inzake burgerlijke aansprakelijkheid en niettegenstaande elk andersluidend beding in het nadeel van de belegger, de deposant of de verzekerde verklaart de rechter
1° de inschrijving op [3 rechten van deelneming]3 van Belgische of buitenlandse openbare instellingen voor collectieve belegging nietig, indien de betrokken instelling voor collectieve belegging niet over de door de toepasselijke wettelijke of reglementaire bepalingen vereiste vergunning of inschrijving beschikte, of indien zij afstand had gedaan van die vergunning of inschrijving, of indien die vergunning of inschrijving was ingetrokken, geschrapt, herroepen of geschorst;
2° de inschrijving op [3 rechten van deelneming]3 van Belgische of buitenlandse openbare instellingen voor collectieve belegging nietig, indien de betrokken beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging niet over de door de toepasselijke wettelijke of reglementaire bepalingen vereiste vergunning beschikte, of indien zij afstand had gedaan van die vergunning, of indien die vergunning was ingetrokken, geschrapt, herroepen of geschorst;
[3 2° /1 de inschrijving op rechten van deelneming van Belgische of buitenlandse AICB's nietig, indien de beheerder van de betrokken AICB's niet over de door de toepasselijke wettelijke of reglementaire bepalingen vereiste vergunning beschikte, of indien zij afstand had gedaan van die vergunning, of indien die vergunning was ingetrokken, geschrapt, herroepen of geschorst;]3
3° elke overeenkomst gesloten in strijd met [6 artikel 28 van de wet van 11 juli 2018]6 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt nietig;
4° elke overeenkomst met betrekking tot het aanbieden of verstrekken van [7 beleggingsdiensten en -activiteiten of financiële producten]7 nietig, indien die werd gesloten terwijl de betrokken dienstverlener niet over de door de toepasselijke wettelijke of reglementaire bepalingen vereiste vergunning beschikte, of indien hij afstand had gedaan van die vergunning, of indien die vergunning was ingetrokken, geschrapt, herroepen of geschorst;
5° [2 ...]2
6° elke levensverzekeringsovereenkomst van tak 21, 23 of 26 nietig, indien die werd gesloten terwijl de betrokken [5 verzekerings-, nevenverzekerings- of herverzekeringstussen-persoon]5 niet over de door de toepasselijke wettelijke of reglementaire bepalingen vereiste vergunning beschikte, of indien hij afstand had gedaan van die vergunning, of indien die vergunning was ingetrokken, geschrapt, herroepen of geschorst, of nadat die vergunning ambtshalve was vervallen;
7° elke overeenkomst met betrekking tot het aanbieden of verstrekken van financiële producten of diensten nietig, indien bij de sluiting ervan een beroep werd gedaan op een persoon die de activiteit van bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten uitoefende zonder over de door de toepasselijke wettelijke of reglementaire bepalingen vereiste vergunning te beschikken, of die afstand had gedaan van die vergunning, of van wie de vergunning was ingetrokken, geschrapt, herroepen of geschorst, of nadat die vergunning ambtshalve was vervallen.
Niettegenstaande elk andersluidend beding in het nadeel van de belegger, de deposant of de verzekerde, en onverminderd paragraaf 3, wordt de schade veroorzaakt door de aankoop van of de inschrijving op het betrokken financieel product of het sluiten van de betrokken overeenkomst geacht het gevolg te zijn van de betrokken overtreding als bedoeld in het eerste lid.
Het in het vorige lid bedoelde vermelde vermoeden zal ook kunnen worden ingeroepen ten aanzien van de gereglementeerde onderneming die in België werkzaam is en een beroep heeft gedaan op een tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten of op [5 een verzekerings-, nevenverzekerings- of herverzekeringstussenpersoon]5 die zich in één van de in het eerste lid, 6° of 7°, bedoelde gevallen bevindt.
§ 2. [4 ...]4.
§ 3. De bepalingen [4 van paragraaf 1]4 zijn niet van toepassing indien de betrokken onderneming of betrokken persoon over de in haar/zijn lidstaat van herkomst bij wet vereiste vergunning, inschrijving of toelating beschikt, en zij/hij haar/zijn activiteiten in België verricht via de vestiging van een bijkantoor of in het kader van het vrij verrichten van diensten zonder dat de ter zake door de toepasselijke Europese richtlijnen opgelegde formaliteiten zijn vervuld.
§ 4. Bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, breidt de Koning de toepassing van het geheel of een deel van dit artikel uit naar schendingen van de bepalingen van de besluiten getroffen met toepassing van artikel 28ter, 30bis en 45, § 2, indien en in de mate dat deze besluiten een voorafgaande goedkeuring opleggen van documenten bestemd voor de afnemers van financiële producten en diensten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-30/16, art. 65, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(2)<W 2014-04-04/23, art. 347, 055; Inwerkingtreding : 01-11-2014>
(3)<W 2014-04-19/62, art. 401, 061; Inwerkingtreding : 27-06-2014>
(4)<W 2014-04-19/39, art. 37, 063; Inwerkingtreding : 01-04-2015 (KB 2014-04-19/40, art. 2>
(5)<W 2018-12-06/11, art. 7, 093; Inwerkingtreding : 28-12-2018>
(6)<W 2018-07-11/06, art. 40, 087; Inwerkingtreding : 21-07-2019>
(7)<W 2022-02-23/09, art. 4, 107; Inwerkingtreding : 04-04-2022>
Art.87.(oud art. 79) § 1. Worden gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot een jaar en een geldboete van 250 EUR tot 2.500.000 EUR of met één van deze straffen alleen : <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
1° zij die de onderzoeken en expertises van de [1 FSMA]1 krachtens dit hoofdstuk verhinderen of haar bewust onjuiste of onvolledige informatie verstrekken; <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
2° zij die bewust, door verklaringen of anderszins, doen of laten uitschijnen dat de verrichting of verrichtingen die zij uitvoeren of voornemens zijn uit te voeren worden verricht onder de voorwaarden bepaald in de wetten en reglementen waarvan de [1 FSMA]1 op de toepassing toeziet, terwijl deze wetten en reglementen niet op hen van toepassing zijn of niet werden geëerbiedigd; <KB 2003-03-25/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
[2 3° zij die geen gevolg geven aan een bevel dat met toepassing van artikel 36 of artikel 86bis tot hen was gericht;
4° zij die de beschikkingen niet naleven van een vonnis of arrest dat is gewezen ingevolge een vordering tot staking gegrond op artikel 125.]2
§ 2. De inbreuken op de artikelen 74, 75, § 4, en 76, eerste lid, worden gestraft met de straffen bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek.
[2 § 2bis. Elk gebruik door de partij die het voorwerp is van het onderzoek van de auditeur als bedoeld in artikel 70 van de over het onderzoek of de gegevens die het voorwerp uitmaken van het onderzoek verkregen inlichtingen dat tot doel en tot gevolg heeft het verloop van het onderzoek te hinderen of inbreuk te maken op het privéleven, de fysieke of morele integriteit of de goederen van een in het dossier genoemde persoon, wordt gestraft met de straffen bepaald in artikel 460ter van het Strafwetboek.
Elke andere persoon die zijn medewerking dient te verlenen of verleent aan het onderzoek van de auditeur als bedoeld in artikel 70 is tot geheimhouding verplicht. Hij die dit geheim schendt, wordt gestraft met de straffen bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek.]2
§ 3. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek zijn, zonder uitzondering van hoofdstuk VII en van artikel 85, van toepassing op de inbreuken bedoeld in [2 §§ 1, 2 en 2bis]2.
[3 § 4. Wanneer de feiten voorgelegd aan de rechtbank het voorwerp zijn van een vordering tot staking gegrond op artikel 125, kan er niet beslist worden over de strafvordering dan nadat een in kracht van gewijsde gegane beslissing is genomen betreffende de vordering tot staking.]3
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<W 2013-07-30/16, art. 50, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(3)<W 2013-07-31/03, art. 3, 052; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
Afdeling 8. [1 Complianceofficers]1
----------
(1)
Art. 87bis.[1 § 1. [4 De beleggingsondernemingen, beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging en instellingen voor collectieve belegging die geen beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging in de zin van de artikelen 35 of 44 van de wet van 3 augustus 2012 hebben aangeduid, beheerders die openbare AICB's beheren, kredietinstellingen en verzekeringsondernemingen naar Belgisch recht en de in België gevestigde bijkantoren van dergelijke instellingen die ressorteren onder het recht van derde landen stellen voor de naleving van de volgende bepalingen die op hen van toepassing zijn, één of meer complianceofficers aan die de vereiste professionele betrouwbaarheid en passende kennis en ervaring bezitten :
a) artikel 45, § 1, eerste lid, 3°, en § 2;
b) de artikelen 82, 83, 218, 219 en 220 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, alsook, vanuit het oogpunt van de naleving van de regels die een loyale, billijke en professionele behandeling van de belanghebbende partijen moeten waarborgen, de artikelen 41 en 201 van dezelfde wet;
c) de artikelen 37, 38, 39, 44 tot 46, 245 en 330 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, alsook, vanuit het oogpunt van de naleving van de regels die een loyale, billijke en professionele behandeling van de belanghebbende partijen moeten waarborgen, de artikelen 26 tot 28, 36, 47, 208 en 319 van dezelfde wet.]4
Deze personen voeren de volgende opdrachten uit onder de verantwoordelijkheid van de effectieve leiding :
a) [4 de controle op en de evaluatie van de aangepastheid en de efficiëntie van het beleid, de procedures en de maatregelen die de naleving, door de betrokken onderneming en de betrokken personen, van de in het eerste lid bedoelde bepalingen beogen;]4
b) het adviseren en het bijstaan van de relevante personen opdat deze hun bovenvermelde verplichtingen zouden nakomen.
De betrokken ondernemingen brengen de FSMA onverwijld op de hoogte van de in het eerste lid bedoelde aanstelling alsook van de wijzigingen in de functie van een complianceofficer.
§ 2. De complianceofficers die binnen de betrokken ondernemingen belast zijn met de in § 1 bedoelde opdrachten dienen door de FSMA te worden erkend. De betrokken ondernemingen dienen daartoe een aanvraag tot erkenning in bij de FSMA.
Bij reglement zoals bedoeld in artikel 64 bepaalt de FSMA :
- de vereisten inzake kennis, ervaring, vorming en professionele eerbaarheid;
- de modaliteiten van de erkenningprocedure.
De FSMA publiceert op haar website een lijst met de complianceofficersdie door haar erkend zijn bij de betrokken ondernemingen.
§ 3. In geval een complianceofficer niet langer beantwoordt aan de erkenningsvoorwaarden kan de FSMA overgaan tot het herroepen van de erkenning op grond van een gemotiveerde beslissing en na de betrokkene te hebben gehoord.
De FSMA kan beslissen deze herroeping publiek te maken door publicatie ervan op haar website.
§ 4. De bepalingen van de artikelen 36 en 37 zijn van toepassing ingeval de in dit artikel opgelegde verplichtingen niet worden nageleefd.]1
[3 § 5. In afwijking van de paragrafen 1, derde lid, 2, eerste en derde lid, 3 en 4, zijn de toepassing van en het toezicht op de naleving van het onderhavige artikel door de maatschappijen van onderlinge bijstand [5 als bedoeld in de artikelen 43bis, § 5, en 70, §§ 6 en 7, van de wet van 6 augustus 1990]5 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, opgedragen aan de [5 CDZ]5.
Voor het uitoefenen van deze bevoegdheden past de [5 CDZ]5 de bepalingen toe van het reglement dat door de FSMA is vastgesteld ter uitvoering van § 2, tweede lid. De bepalingen van dit reglement die op de maatschappijen van onderlinge bijstand van toepassing zijn, worden genomen op advies van de [5 CDZ]5. Wanneer de [5 CDZ]5 toepassing maakt van de bepalingen van dit reglement, dient " [5 CDZ]5 " te worden gelezen in plaats van " FSMA ".]3
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2011-03-03/01, art. 238 en 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<W 2012-08-03/47, art. 294, 048; Inwerkingtreding : 19-10-2012>
(3)<W 2013-07-30/16, art. 51, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(4)<W 2014-04-19/62, art. 402, 061; Inwerkingtreding : 27-06-2014>
(5)<W 2022-07-05/06, art. 15, 110; Inwerkingtreding : 29-07-2022>
Afdeling 9. [1 Bijstand van revisoren]1
----------
(1)
Art. 87ter.[1 § 1. De FSMA kan in het kader van de haar in artikel 45 toegewezen opdrachten een daartoe door haar erkend revisor de opdracht geven om met betrekking tot de domeinen die onder haar bevoegdheid vallen een verslag uit te brengen over :
- de aangepastheid van de organisatie van de in artikel 45, § 1, 2° en 3° bedoelde ondernemingen en personen, in het licht van de regels bedoeld in artikel 45, § 1, eerste lid, 3°, en § 2;
- de naleving door de betrokken ondernemingen en personen van de regels bedoeld in artikel 45, § 1, eerste lid, 3°, en § 2.
De erkende revisor beschikt daartoe over de volgende bevoegdheden :
a) hij kan zich elke informatie en elk document, in welke vorm ook, doen meedelen, met inbegrip van informatie en documenten die betrekking hebben op de relaties tussen de onderneming en een bepaalde cliënt;
b) hij kan ter plaatse inspecties en expertises verrichten, ter plaatse kennis nemen en een kopie maken van elk document, gegevensbestand en registratie, en toegang hebben tot elk informaticasysteem.
[2 ...]2
§ 2. De FSMA legt bij reglement bedoeld in artikel 64 de regels vast voor de erkenning van en samenwerking met de revisoren.
Het erkenningsreglement wordt uitgevaardigd na raadpleging van de erkende revisoren via hun representatieve beroepsvereniging.
Het Instituut der Bedrijfsrevisoren brengt de FSMA op de hoogte telkens als een tuchtprocedure wordt ingeleid tegen een erkende revisor wegens een tekortkoming in de uitoefening van zijn taak bij een onderneming alsook telkens als een tuchtmaatregel wordt genomen tegen een erkende revisor, met opgave van de motivering.
De FSMA kan de erkenning van de betrokken revisor steeds herroepen bij beslissing die is gemotiveerd door redenen die verband houden met zijn statuut of zijn opdracht als erkende revisor, zoals bepaald door of krachtens deze wet. Met deze herroeping eindigt de opdracht van de erkende revisor.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2011-03-03/01, art. 240 en 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<W 2013-07-30/16, art. 52, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
Afdeling 10. [1 Rapportering]1 [2 en toegang tot de websites]2
----------
(1)
Art. 87quater.[2 § 1.]2 [1 Bij reglement zoals bedoeld in artikel 64 kan de FSMA ten aanzien van de instellingen bedoeld in artikel 45, § 1, eerste lid, 2° en 3°, de regels vastleggen inzake de verslaggeving die periodiek aan de FSMA moet worden overgemaakt in verband met de activiteiten en diensten onder haar toezicht. De FSMA kan daarbij een onderscheid maken tussen de categorieën van instellingen.
Deze reglementen worden genomen na raadpleging van de betrokken instellingen via hun beroepsverenigingen.]1
[2 § 2. De instellingen bedoeld in artikel 45, § 1, eerste lid, 2° en 3°, verschaffen de FSMA uiterlijk binnen de tien bankwerkdagen volgend op haar verzoek een permanente toegang tot de onderdelen van hun websites die voor hun cliënten zijn voorbehouden, zonder daarbij evenwel toegang te verschaffen tot de individuele gegevens van hun cliënten.
§ 3. De bepalingen van de artikelen 36 en 37 zijn van toepassing indien de door of krachtens dit artikel opgelegde verplichtingen niet worden nageleefd.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2011-03-03/01, art. 242 en 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<W 2013-07-30/16, art. 54, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
Afdeling 11. [1 - Mystery shopping]1
----------
(1)
Art. 87quinquies. [1 Voor de uitoefening van haar toezicht op de naleving van de regels bedoeld in artikel 45, § 1, eerste lid, 3°, en § 2, kan de FSMA de ondernemingen en personen bedoeld in artikel 45, § 1, eerste lid, 2° en 3°, alsook hun effectieve leiders en werknemers, de zelfstandige agenten die voor hen optreden en de medewerkers van die laatsten, laten benaderen door haar personeelsleden of door daartoe door de FSMA aangestelde derden die zich voordoen als cliënten of potentiële cliënten, zonder dat zij hun hoedanigheid van personeelslid van de FSMA of van door de FSMA aangestelde derde moeten meedelen en zonder dat zij moeten meedelen dat de bij die gelegenheden verkregen informatie door de FSMA kan worden aangewend voor de uitoefening van haar toezicht.
In het kader van de haar in artikel 45, § 1, eerste lid, 5°, toegewezen opdracht kan de FSMA de bevoegdheid vermeld in het eerste lid ook uitoefenen ten aanzien van degenen die de betrokken verrichting of activiteit uitoefenen of van wie wordt vermoed dat ze die verrichting of activiteit uitoefenen en hun medewerkers.
Op advies van de FSMA kan de Koning de bevoegdheid van de FSMA vermeld in het eerste lid uitbreiden tot het toezicht op de naleving van de andere regels die Hij daartoe aanduidt, voor zover het gaat om regels die moeten worden toegepast in de rechtstreekse relatie met de cliënten of potentiële cliënten en waarop de FSMA toeziet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-30/16, art. 56, 051; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
HOOFDSTUK IV. - [1 Comité voor systeemrisico's en systeemrelevante financiële instellingen.]1 [2 opgeheven]2
----------
(1)
Art.88.
<Opgeheven bij KB 2011-03-03/01, art. 243, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.89.
<Opgeheven bij KB 2011-03-03/01, art. 243, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.90.
<Opgeheven bij KB 2011-03-03/01, art. 242, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.91.
<Opgeheven bij KB 2011-03-03/01, art. 243, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.92.
<Opgeheven bij KB 2011-03-03/01, art. 243, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.93.
<Opgeheven bij KB 2011-03-03/01, art. 243, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.94.
<Opgeheven bij KB 2011-03-03/01, art. 243, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.95.
<Opgeheven bij KB 2011-03-03/01, art. 243, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.96.
<Opgeheven bij KB 2011-03-03/01, art. 243, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.97.
<Opgeheven bij KB 2011-03-03/01, art. 243, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.98.
<Opgeheven bij KB 2011-03-03/01, art. 243, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.99.
<Opgeheven bij KB 2011-03-03/01, art. 243, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.100.
<Opgeheven bij KB 2011-03-03/01, art. 243, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.101.
<Opgeheven bij KB 2011-03-03/01, art. 243, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.102.
<Opgeheven bij KB 2011-03-03/01, art. 243, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.103.
<Opgeheven bij KB 2011-03-03/01, art. 243, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.104.
<Opgeheven bij KB 2011-03-03/01, art. 243, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.105.
<Opgeheven bij KB 2011-03-03/01, art. 243, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.106.
<Opgeheven bij KB 2011-03-03/01, art. 243, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Afdeling 6. - Beroepsgeheim, uitwisseling van informatie en samenwerking met andere autoriteiten. (Opgeheven door KB 2003-03-25/34, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.109. (Opgeheven ) <KB 2003-03-25/34, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.110. (Opgeheven) <KB 2003-03-25/34, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.111. (Opgeheven) <KB 2003-03-25/34, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.112. (Opgeheven) <KB 2003-03-25/34, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.113. (Opgeheven) <KB 2003-03-25/34, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.114. (Opgeheven) <KB 2003-03-25/34, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Afdeling 7. - Onderzoeksbevoegdheden en strafbepalingen. (Opgeheven door KB 2003-03-25/34, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.115. (Opgeheven) <KB 2003-03-25/34, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.116. (Opgeheven) <KB 2003-03-25/34, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
HOOFDSTUK IV.
Art.117.<Opgeheven bij W 2010-07-02/17, art. 23, 042; Inwerkingtreding : 26-10-2010>
Art. 117bis.
<Opgeheven bij W 2010-07-02/17, art. 23, 042; Inwerkingtreding : 26-10-2010>
Art. 117ter.
<Opgeheven bij W 2010-07-02/17, art. 23, 042; Inwerkingtreding : 26-10-2010>
Art.118.
<Opgeheven bij W 2010-07-02/17, art. 23, 042; Inwerkingtreding : 26-10-2010>
Art.119.
<Opgeheven bij W 2010-07-02/17, art. 23, 042; Inwerkingtreding : 26-10-2010>
HOOFDSTUK V. - Verhaalmiddelen tegen de beslissingen van de minister, de [1 FSMA]1 en de [2 marktexploitanten]2 [ , tussenkomst van de FSMA voor de strafgerechten en vordering tot staking].
Art.120.<Ingevoegd bij W 2002-08-02/65, art. 2; Inwerkingtreding : onbepaald > § 1. Ondernemingen die om erkenning of handhaving van de hoedanigheid van Belgische gereglementeerde markt verzoeken, alsook de [1 FSMA]1 kunnen, beroep instellen bij het [2 Marktenhof]2 tegen de beslissingen die de minister neemt op grond van [3 artikel 7, § 1, en de artikelen 80 en 81, § 1, 4°, van de wet van 21 november 2017 of wanneer de minister geen uitspraak heeft gedaan binnen de krachtens artikel 7, § 1, vijfde lid, vastgestelde termijnen]3. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
[3 Daarnaast kunnen marktexploitanten bij het Marktenhof beroep instellen tegen beslissingen die de FSMA genomen heeft krachtens artikel 81, § 1, 2° en 3°, van de wet van 21 november 2017 .]3
§ 2. Het beroep als bedoeld in § 1 moet, op straffe van verval, worden ingesteld binnen 30 dagen na de kennisgeving van de beslissing of na afloop van de vastgestelde termijn.
§ 3. Het beroep als bedoeld in § 1 moet, op straffe van niet-ontvankelijkheid die ambtshalve wordt uitgesproken, worden ingesteld bij ondertekend verzoekschrift ingediend ter griffie van het hof van beroep te Brussel in zoveel exemplaren als er partijen zijn.
Op straffe van niet-ontvankelijkheid, bevat het verzoekschrift :
1° de vermelding van de dag, de maand en het jaar;
2° indien de verzoeker een natuurlijke persoon is, zijn naam, voornamen en woonplaats; indien de verzoeker een rechtspersoon is, zijn naam, zijn rechtsvorm, zijn maatschappelijke zetel en het orgaan dat hem vertegenwoordigt;
3° de vermelding van de beslissing waarop het beroep betrekking heeft;
4° de uiteenzetting van de middelen;
5° de aanduiding van de plaats, de dag en het uur van de verschijning vastgesteld door de griffie van het hof van beroep;
6° de inventaris van de verantwoordingsstukken die samen met het verzoekschrift ter griffie zijn neergelegd.
Het verzoekschrift wordt door de griffie van het hof van beroep te Brussel ter kennis gebracht van alle partijen die door verzoeker in het geding zijn opgeroepen.
Op ieder ogenblik, kan het [2 Marktenhof]2 ambtshalve alle andere partijen, wier toestand beïnvloed dreigt te worden door de beslissing over het beroep, in het geding oproepen.
Het [2 Marktenhof]2 stelt de termijn vast waarbinnen de partijen elkaar hun schriftelijke opmerkingen moeten overleggen en een kopie ervan ter griffie moeten neerleggen. Het hof bepaalt eveneens de datum van de debatten.
Elk van de partijen kan haar schriftelijke opmerkingen neerleggen bij de griffie van het hof van beroep te Brussel en ter plaatse het dossier op de griffie raadplegen. Het [2 Marktenhof]2 bepaalt de termijn waarbinnen die opmerkingen moeten worden overgelegd. Ze worden door de griffie ter kennis gebracht van de partijen.
§ 4. De griffie van het hof van beroep te Brussel vraagt, binnen vijf dagen na de inschrijving van de zaak op de rol, de toezending van het dossier met de stukken aan het secretariaat van de minister. Binnen vijf dagen na de ontvangst van de vraag moet het dossier worden toegezonden.
§ 5. Behoudens in behoorlijk gemotiveerde omstandigheden, beslist het [2 Marktenhof]2 binnen een termijn van 60 dagen na de neerlegging van het in § 3 bedoelde verzoekschrift.
§ 6. Het beroep als bedoeld in § 1 heeft geen opschortende werking. Wanneer een dergelijk beroep is ingesteld, kan het [2 Marktenhof]2 evenwel, alvorens recht te spreken, de opschorting bevelen van de uitvoering van de beslissing van de minister als de aanvrager ernstige middelen inroept die de herziening van de beslissing kunnen rechtvaardigen en als de onmiddellijke uitvoering ervan een ernstig en moeilijk te herstellen nadeel dreigt te berokkenen. Het Hof doet onverwijld uitspraak over de vraag tot opschorting.
(NOTA : inwerkingtreding van artikel 120 vastgesteld op 01-06-2003 door KB 2003-04-04/53, art. 1, inzake de verhaalmiddelen tegen de beslissingen van de Minister, de [1 FSMA]1, de CDV en de marktondernemingen, alsook inzake de tussenkomst van de [1 FSMA]1 en van de CDV voor de strafgerechten) <KB 2003-03-25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<W 2016-12-25/14, art. 111, 077; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(3)<W 2017-11-21/08, art. 126, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
Art.121.<Ingevoegd bij W 2002-08-02/65, art. 2; Inwerkingtreding : onbepaald > § 1. In de volgende gevallen kan bij het [16 Marktenhof]16 beroep worden ingesteld tegen de beslissingen van de [[5 FSMA]5] : <KB 2003-03-25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
1° [25 elke beslissing waartegen beroep kan worden ingesteld en die is genomen met toepassing van de bepalingen van de wet van 11 juli 2018 op de aanbieding aan het publiek van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en haar uitvoerings-besluiten, of van Verordening 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten en tot intrekking van richtlijn 2003/71/EG, en de ter uitvoering ervan genomen gedelegeerde handelingen [28 of van Verordening (EU) 2023/2631 van het Europees Parlement en de Raad van 22 november 2023 betreffende Europese groene obligaties en optionele openbaarmakingen voor obligaties die als ecologisch duurzame obligaties op de markt worden gebracht en voor aan duurzaamheid gekoppelde obligaties en de ter uitvoering ervan genomen gedelegeerde handelingen]28;]25
2° [elke beslissing, vatbaar voor beroep, die genomen is met toepassing van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen en haar uitvoeringsbesluiten;] <W 2007-04-01/46, art. 3, 2°, 025; Inwerkingtreding : 06-05-2007>
3° [elke beslissing die is genomen met toepassing van artikel 10 van deze wet en van de uitvoeringsmaatregelen daarvan, en elke beslissing die genomen is met toepassing van artikel 34, § 2, van deze wet of met toepassing van artikel 23, § 2, 7° en 8°, van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen;] <W 2007-05-23/32, art. 4, 1°, 030; Inwerkingtreding : 22-06-2007>
4° elke beslissing waarbij een dwangsom of een administratieve geldboete wordt opgelegd en die is genomen met toepassing van artikel 36, § 1, tweede lid, 2°, of § 2, van deze wet, [de artikelen 36, § 4, of 37 van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen], [17 boek IV, titel 3, hoofdstuk 1, en artikel 79, §§ 1 tot en met 3, van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten]17, [4 artikel 58quater, § 2, van de programmawet (I) van 24 december 2002]4, [13 artikel 69, § 1, tweede lid, of § 2, van de wet van 25 oktober 2016]13, [20 de artikelen 314, § 1, 1°, 315, § 1, 1°, en 319, §§ 1 en 2 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen]20 [4 artikel 49quater, § 2, van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid,]4 [21 artikel 150 van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening,]21 [12 ...]12 [9 de artikelen 110, 115, 151, 155, § 3, 165, § 1, eerste lid en § 2, 166, § 3 en 255 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen]9 [9 , de artikelen 362 en 365 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders]9 [2 , artikel 22, § 1, of artikel 23, § 1, van de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten,]2 [4 ...]4 [7 artikel 38 of 39 van de wet van 25 april 2014 inzake het statuut van en het toezicht op de onafhankelijk financieel planners en inzake het verstrekken van raad over financiële planning door gereglementeerde ondernemingen]7 [10 de artikelen XV. 31/3 of XV.66 van boek XV van het Wetboek van economisch recht]10 [18 artikel 79 van de wet van 21 november 2017]18 [15 , [26 artikel 8, §§ 2 en 3, van de wet van 18 december 2016 tot regeling van de erkenning en de afbakening van crowdfunding en houdende diverse bepalingen inzake financiën]26]15 [19 , [23 artikel 46, §§ 2 en 3, van de wet van 15 mei 2014]23 houdende diverse bepalingen, [23 artikel 14, §§ 2 en 3, van de wet van 18 februari 2018]23 houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen en tot instelling van een aanvullend pensioen voor de zelfstandigen actief als natuurlijke persoon, voor de meewerkende echtgenoten en voor de zelfstandige helpers]19 [22 , van artikel 18, §§ 2 en 3, van de wet van 6 december 2018 tot instelling van een vrij aanvullend pensioen voor de werknemers en houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen]22 [27 , van artikel 30 van de wet van 20 december 2024 tot omzetting van Richtlijn (EU) 2021/2167 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2021 inzake kredietservicers en kredietkopers en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU]27 alsook met toepassing van elke andere wetsbepaling die de [[5 FSMA]5] de bevoegdheid zou verlenen een dwangsom of een administratieve boete op te leggen. <KB 2003-03-25/34, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004> <W 2004-07-22/40, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 09-03-2005> <W 2006-02-22/38, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 15-03-2006> <W 2007-04-01/46, art. 3, 3°, 025; Inwerkingtreding : 06-05-2007>
[14 4bis°. tegen de beslissingen van de FSMA genomen met toepassing van artikel 59, § 1, 8°, van de wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren, en tegen de beslissingen van de FSMA genomen met toepassing van artikel 59, § 1, 1° tot 7°, van de [24 wet van 7 december 2016 tot organisatie]24 van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren, wanneer die maatregelen tegelijkertijd, voor dezelfde feiten en aan dezelfde personen worden opgelegd als een administratieve geldboete als bedoeld in artikel 59, § 1, 8°, van de wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren;]14
[5° elke beslissing waartegen beroep kan worden ingesteld en die is genomen met toepassing van [6 de artikelen 68, 69, tweede lid, 155, § 1, derde lid, 165, § 1, eerste lid en [9 166, § 1 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen]9]6 [9 en van de artikelen 232, 233, tweede lid en 267, eerste lid van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders]9.] <W 2004-07-22/40, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 09-03-2005>
Wanneer de [[5 FSMA]5] uitspraak moet doen en er nog geen beslissing is gevallen na afloop van een termijn van 45 dagen, die aanvangt met de haar door een belanghebbende ter kennis gebrachte aanmaning tot uitspraak, wordt het stilzwijgen van de [[5 FSMA]5] als een afwijzingsbeslissing beschouwd waartegen beroep kan worden ingesteld. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de bijzondere bepalingen die een andere termijn opleggen of die andere gevolgen verbinden aan het stilzwijgen van de [[5 FSMA]5]. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
[6° elke beslissing die is genomen met toepassing van artikel 82, 1° en 3°, van deze wet.] <W 2007-05-23/32, art. 4,2°, 030; Inwerkingtreding : 22-06-2007>
§ 2. Onverminderd de strengere bijzondere bepalingen bepaald door of krachtens de wet, kan beroep worden ingesteld zoals bedoeld in § 1 door de bij de procedure voor de [[5 FSMA]5] betrokken partijen alsook door elke persoon die kan aantonen een belang te hebben. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
[14 Onverminderd de bijzondere voorschriften bepaald door of krachtens de wet, bedraagt de beroepstermijn, op straffe van nietigheid, 15 dagen voor het beroep als bedoeld in § 1, 1° tot 3°. Die termijn bedraagt 30 dagen voor het beroep als bedoeld in § 1, 4° en 4bis°.]14
De termijn voor het instellen van beroep vangt, voor de personen die deze kennisgeving ontvangen hebben, aan met de kennisgeving van de betwiste beslissingen, voor alle andere belanghebbende personen, op de datum waarop deze beslissing is gepubliceerd of hen bekend werd. Wanneer de [[5 FSMA]5] geen uitspraak heeft gedaan binnen de door of krachtens de wet vastgestelde termijn, vangt de termijn aan na afloop van die termijn.
[3 Vierde en vijfde lid opgeheven.]3
§ 3. Artikel 120, § 3, is van toepassing op het beroep als bedoeld in § 1.
§ 4. De griffie van het hof van beroep te Brussel vraagt aan de [5 FSMA]5, binnen 5 dagen na de inschrijving van de zaak op de rol, de toezending van het dossier met de stukken. Binnen 5 dagen na de ontvangst van de vraag moet het dossier worden toegezonden. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
§ 5. Behoudens in behoorlijk gemotiveerde omstandigheden, beslist het [16 Marktenhof]16 te Brussel binnen een termijn van 60 dagen na het indienen van de vraag over het beroep als bedoeld in § 1, 1° tot 3°.
§ 6. [14 Het beroep bedoeld in § 1, 4° en 4bis°, schort de beslissing op waarop het beroep betrekking heeft. Het opschortende karakter van het beroep is beperkt tot de inning van de dwangsom of de boete. Het opschortende karakter belet niet dat de dwangsom verbeurt en staat de bekendmaking overeenkomstig de toepasselijke wettelijke bepalingen niet in de weg. Het beroep als bedoeld in § 1, 1°, 2°, 3° en 6°, schort de beslissing waarop het beroep betrekking heeft, niet op, tenzij daarop door of krachtens de wet in uitzonderingen wordt voorzien. Het [16 Marktenhof]16 kan evenwel, alvorens recht te spreken, de opschorting bevelen van de uitvoering van de beslissing waarop het beroep betrekking heeft, als de aanvrager ernstige middelen inroept die de herziening van de beslissing kunnen rechtvaardigen en als de onmiddellijke uitvoering ervan een ernstig en moeilijk te herstellen nadeel dreigt te berokkenen. Het hof doet onverwijld uitspraak over de vraag tot opschorting.]14
(NOTA : inwerkingtreding van artikel 121 vastgesteld op 01-06-2003 door KB 2003-04-04/53, art. 1, inzake de verhaalmiddelen tegen de beslissingen van de Minister, de [[5 FSMA]5], de CDV en de marktondernemingen, alsook inzake de tussenkomst van de [[5 FSMA]5] en van de CDV voor de strafgerechten) <KB 2003-03-25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<W 2009-02-16/37, art. 2, 031; Inwerkingtreding : 26-03-2009>
(2)<W 2009-12-22/27, art. 2, 038; Inwerkingtreding : 01-11-2009>
(3)<W 2010-07-02/17, art. 238, 042; Inwerkingtreding : 26-10-2010>
(4)<KB 2011-03-03/01, art. 244, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(5)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(6)<KB 2012-11-12/05, art. 226, 049; Inwerkingtreding : 10-12-2012>
(7)<W 2014-04-24/51, art. 2, 057; Inwerkingtreding : 01-11-2014>
(8)<W 2014-04-25/59, art. 48, 058; Inwerkingtreding : 06-06-2014>
(9)<W 2014-04-10/79, art. 6, 060; Inwerkingtreding : 27-06-2014>
(10)<W 2014-04-19/38, art. 2, 064; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (KB 2014-04-19/40, art. 4; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 3)>
(11)<W 2016-03-13/07, art. 708, 067; Inwerkingtreding : 23-03-2016; zie ook art. 756>
(12)<W 2016-06-29/01, art. 58, 071; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
(13)<W 2016-10-25/04, art. 134, 072; Inwerkingtreding : 28-11-2016>
(14)<W 2016-12-07/02, art. 91, 074; Inwerkingtreding : 31-12-2016>
(15)<W 2016-12-18/01, art. 40, 075; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
(16)<W 2016-12-25/14, art. 111, 077; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(17)<W 2017-09-18/06, art. 167, 081; Inwerkingtreding : 16-10-2017>
(18)<W 2017-11-21/08, art. 127, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
(19)<W 2018-02-18/07, art. 26, 086; Inwerkingtreding : 30-06-2018>
(20)<W 2018-12-06/11, art. 8, 093; Inwerkingtreding : 28-12-2018>
(21)<W 2019-01-11/05, art. 159, 094; Inwerkingtreding : 13-01-2019>
(22)<W 2018-12-06/23, art. 28, 096; Inwerkingtreding : 27-03-2019>
(23)<W 2018-12-06/23, art. 42, 096; Inwerkingtreding : 27-03-2019>
(24)<W 2019-05-02/25, art. 138, 099; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
(25)<W 2018-07-11/06, art. 41, 087; Inwerkingtreding : 21-07-2019>
(26)<W 2022-02-23/09, art. 5, 107; Inwerkingtreding : 04-04-2022>
(27)<W 2024-12-20/49, art. 35, 119; Inwerkingtreding : 24-01-2025>
(28)<W 2025-03-25/05, art. 14, 120; Inwerkingtreding : 08-05-2025>
Art.122.<Ingevoegd bij W 2002-08-02/65, art. 2; Inwerkingtreding : onbepaald > Bij de Raad van State kan, volgens een versnelde procedure zoals vastgesteld door de Koning, beroep worden ingesteld :
1° [4 ...]4;
2° door de beleggingsinstelling, tegen de weigeringen tot erkenning of aanvaarding waartoe door de [[6 FSMA]6] is beslist krachtens artikel 120, § 2, 1°, 2° en 3°, van de voormelde wet van 4 december 1990; <KB 2003-03-25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
3° door de beleggingsinstelling, tegen de beslissingen die de [[6 FSMA]6] heeft genomen krachtens artikel 134, tweede lid, 2° en 5°, artikel 139 en artikel 141, § 3, van de voormelde wet van 4 december 1990. Het beroep schorst de uitvoering van de beslissing tenzij de [[6 FSMA]6] hier anders over beslist indien er ernstig gevaar dreigt voor de schuldeisers of de deelnemers; <KB 2003-03-25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
4° [4 ...]4;
5° [4 ...]4;
6° [4 ...]4;
7° door de aanvrager, tegen de beslissingen inzake vergunning die de [[6 FSMA]6] heeft genomen [14 krachtens de artikelen 18 en 19 van de wet van 25 oktober 2016. Een zelfde beroep kan worden ingesteld door de aanvrager indien de FSMA geen uitspraak heeft gedaan binnen de bij het eerste lid van het voormelde artikel 18 vastgestelde termijnen]14. In dit laatste geval wordt het beroep behandeld als was de aanvraag verworpen; <KB 2003-03-25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
8° [4 door de beleggingsonderneming, tegen de beslissingen die de FSMA heeft genomen [14 krachtens artikel 64, § 1, eerste lid, 1° tot 6° van de wet van 25 oktober 2016]14 of van de besluiten die ernaar verwijzen. Het beroep schorst de beslissing en haar bekendmaking, tenzij de FSMA haar beslissing, bij ernstig gevaar voor de beleggers, uitvoerbaar heeft verklaard niettegenstaande elk beroep;]4
9° [4 ...]4;
10° door de aanvrager van een registratie en door de betrokken vennootschap, tegen de beslissingen van de [[6 FSMA]6] om de registratie te weigeren, te schorsen of te herroepen [14 krachtens artikel 103 van de wet van 25 oktober 2016]14 en van zijn uitvoeringsmaatregelen. Het beroep schorst de beslissing op tenzij de [[6 FSMA]6], om zwaarwichtige redenen, haar beslissing uitvoerbaar niettegenstaande hoger beroep zou hebben verklaard; <KB 2003-03-25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
[4 11° ...]4;
12° [12 door de verzekeringsonderneming, tegen de beslissingen tot uitbreiding van het verzoek om inlichtingen die de FSMA heeft genomen krachtens [22 artikel 304, § 3, van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen]22;]12
[13 12° /1 door de verzekeringsonderneming, tegen de beslissingen die de FSMA heeft genomen krachtens [22 artikel 307, § 2, van voormelde wet van 4 april 2014]22;]13
13° [4 ...]4
14° [4 ...]4;
15° [4 ...]4;
16° [4 ...]4;
17° [11 ...]11;
18° [11 ...]11;
19° [22 door de verzekerings-, nevenverzekerings- of herverzekeringstussenpersonen]22, tegen de beslissingen tot inschrijving of tot weigering van inschrijving in een categorie van het [22 register van de verzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen of van het register van de herverzekeringstussenpersonen]22, [tot schrapping, tot verbod van activiteiten, tot schorsing, tot wijziging van de inschrijving en tot waarschuwing, alsook tegen de beslissingen tot gevolg hebbende het verlies van rechtswege van inschrijving,] die de [6 FSMA]6 heeft genomen krachtens [22 artikelen 259, 268 en 311 van voormelde wet van 4 april 2014]22 <KB 2003-03-25/34, art. 21, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004> <W 2006-02-22/38, art. 4, 1° tot 4°, 018; Inwerkingtreding : 15-03-2006>
[4 20° ...]4;
[7 21° door de aanvrager, tegen de weigering tot inschrijving waartoe de FSMA heeft beslist krachtens artikel 32 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, of wanneer de FSMA zich niet heeft uitgesproken binnen een termijn van drie maanden na indiening van een volledig dossier. In dit laatste geval wordt het verzoek om inschrijving geacht te zijn verworpen. De beleggingsinstelling kan eenzelfde beroep instellen tegen de weigering tot inschrijving waartoe de FSMA heeft beslist krachtens artikel 162, § 2, tweede lid, van de voormelde wet van 3 augustus 2012;
22° door de instelling voor collectieve belegging, tegen de weigeringen tot het verlenen van een vergunning, de weigeringen tot goedkeuring of de weigeringen tot aanvaarding waartoe door de FSMA is beslist krachtens de artikelen 34, 36, eerste lid, 45, eerste lid, 47, tweede lid of 51, vierde lid, van de voormelde wet van 3 augustus 2012, of wanneer de FSMA zich niet heeft uitgesproken binnen een termijn van drie maanden na de indiening van een volledig dossier. In dit laatste geval wordt het verzoek om vergunning, goedkeuring of aanvaarding geacht te zijn verworpen;
23° door de instelling voor collectieve belegging, tegen de beslissingen die de FSMA heeft genomen krachtens artikel 111, § 1, tweede lid, 3° en 6°, artikel 157 en artikel 164 van de voormelde wet van 3 augustus 2012. Het beroep schorst de uitvoering van de beslissing tenzij de FSMA hier anders over beslist indien er ernstig gevaar dreigt voor de schuldeisers of de deelnemers;
24° door de aanvrager, tegen de beslissingen inzake vergunning die de FSMA heeft genomen krachtens de artikelen 191 en 192 van de voormelde wet van 3 augustus 2012. Eenzelfde beroep kan worden ingesteld door de aanvrager indien de FSMA geen uitspraak heeft gedaan binnen de bij het eerste lid van het voormelde artikel 191 vastgestelde termijnen. In dit laatste geval wordt het beroep behandeld als was de aanvraag verworpen;
25° door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, tegen de beslissingen die de FSMA heeft genomen krachtens het derde lid van artikel 227 van de voormelde wet van 3 augustus 2012;]7
[4 26° [9 door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, tegen de beslissingen die de FSMA heeft genomen krachtens artikel 250, § 1, tweede lid, 1°, 1°, 2°, 3°, 4° en 5°, van voormelde wet van 3 augustus 2012 of van de besluiten die ernaar verwijzen. Eenzelfde beroep kan worden ingesteld tegen de beslissingen die de FSMA heeft genomen krachtens § 1, 1°, van het voormelde artikel 197, of van de besluiten die ernaar verwijzen, indien de FSMA de beheervennootschap ter kennis heeft gebracht dat zij deze beslissingen zal bekendmaken. Het beroep schorst de beslissing en haar bekendmaking, tenzij de FSMA haar beslissing, bij ernstig gevaar voor de beleggers, uitvoerbaar heeft verklaard niettegenstaande elk beroep;]9]4
[9 26° /1 door de aanvrager, tegen de weigering tot inschrijving waartoe de FSMA heeft beslist krachtens artikel 199 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, of wanneer de FSMA zich niet heeft uitgesproken binnen de in het voormelde artikel 199 vastgestelde termijnen. In dit laatste geval wordt het verzoek om inschrijving geacht te zijn verworpen. De beleggingsinstelling kan eenzelfde beroep instellen tegen de weigering tot inschrijving waartoe de FSMA heeft beslist krachtens artikel 259, § 2, tweede lid van de voormelde wet van 19 april 2014;
26° /2 door de AICB, tegen de weigeringen tot het verlenen van een vergunning, de weigeringen tot goedkeuring of de weigeringen tot aanvaarding waartoe door de FSMA is beslist krachtens de artikelen 201, 203, eerste lid, 211, eerste lid of 213, tweede lid, van de wet van 19 april 2014, of wanneer de FSMA zich niet heeft uitgesproken binnen een termijn van drie maanden na de indiening van een volledig dossier. In dit laatste geval wordt het verzoek om vergunning, goedkeuring of aanvaarding geacht te zijn verworpen;
26° /3 door de AICB, tegen de beslissingen die de FSMA heeft genomen krachtens artikel 360, § 1, tweede lid, 1°, iii) en vi) van de voormelde wet van 19 april 2014. Het beroep schorst de uitvoering van de beslissing tenzij de FSMA hier anders over beslist indien er ernstig gevaar dreigt voor de schuldeisers of de deelnemers;
26° /4 door de aanvrager, tegen de beslissingen inzake vergunning die de FSMA heeft genomen krachtens de artikelen 16, 137, § 2, tweede lid, 139, § 1 en 140, §§ 1 en 2 van de voormelde wet van 19 april 2014. Eenzelfde beroep kan worden ingesteld door de aanvrager indien de FSMA geen uitspraak heeft gedaan binnen de bij het eerste lid van het voormelde artikel 16, § 1er, eerste lid vastgestelde termijnen. In dit laatste geval wordt het beroep behandeld als was de aanvraag verworpen;
26° /5 door de aanvrager, tegen de beslissingen inzake vergunning die de FSMA heeft genomen krachtens de artikelen 310 ou 334 van de voormelde wet van 19 april 2014. Eenzelfde beroep kan worden ingesteld door de aanvrager indien de FSMA geen uitspraak heeft gedaan binnen de bij het eerste lid van het voormelde artikel 310 vastgestelde termijnen. In dit laatste geval wordt het beroep behandeld als was de aanvraag verworpen;
26° /6 door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, tegen de beslissingen die de FSMA heeft genomen krachtens artikel 360, § 1, tweede lid, 2°, ii), iii), iv), v) van voormelde wet van 19 april 2014 of van de besluiten die ernaar verwijzen. Eenzelfde beroep kan worden ingesteld tegen de beslissingen die de FSMA heeft genomen krachtens voormelde artikel 360, § 1, tweede lid, 1°, of van de besluiten die ernaar verwijzen, indien de FSMA de beheervennootschap ter kennis heeft gebracht dat zij deze beslissingen zal bekendmaken. Het beroep schorst de beslissing en haar bekendmaking, tenzij de FSMA haar beslissing, bij ernstig gevaar voor de beleggers, uitvoerbaar heeft verklaard niettegenstaande elk beroep;]9
[27° door de instelling en de rechtspersoon bedoeld in artikel [4 58quater, § 1]4 van de programmawet (I) van 24 december 2002 tegen de maatregelen die de [6 FSMA]6 heeft genomen krachtens ditzelfde artikel;
28° door de instelling, de inrichter en de rechtspersoon bedoeld in artikel [4 49quater, § 1]4 van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, tegen de maatregelen die de [6 FSMA]6 heeft genomen krachtens ditzelfde artikel;] <W 2006-10-27/37, art. 186, 2°, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
29° door de aanvrager van een [19 vergunning]19, tegen de beslissingen tot weigering van [19 vergunning]19 die de [6 FSMA]6 heeft genomen krachtens artikel 56 van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening. [19 Eenzelfde beroep kan worden ingesteld indien de FSMA geen uitspraak heeft gedaan binnen de bij het tweede lid van het voormelde artikel 56 vastgestelde termijnen. In dit laatste geval wordt het beroep behandeld als was de aanvraag verworpen]19;
30° [19 door de instelling voor bedrijfspensioenvoorziening, tegen de beslissingen die de FSMA heeft genomen krachtens artikel 65, tweede lid van de voornoemde wet van 27 oktober 2006. Eenzelfde beroep kan worden ingesteld indien de FSMA geen uitspraak heeft gedaan binnen de bij het tweede lid van het voormelde artikel 65 vastgestelde termijn. In dit laatste geval wordt het beroep behandeld als was de aanvraag verworpen;]19
[19 30/1° door de instelling voor bedrijfspensioenvoorziening, tegen de beslissingen tot weigering van de goedkeuring van de overdracht die de FSMA heeft genomen krachtens artikel 69/4, vijfde lid van de voornoemde wet van 27 oktober 2006. Eenzelfde beroep kan worden ingesteld indien de FSMA geen uitspraak heeft gedaan binnen de bij het vijfde lid van het voormelde artikel 69/4 vastgestelde termijn. In dit laatste geval wordt het beroep behandeld als was de aanvraag tot goedkeuring verworpen;]19
31° [19 door de instelling voor bedrijfspensioenvoorziening, tegen de maatregelen die de FSMA heeft genomen krachtens de artikelen 110 tot 120, 123, tweede lid, 1° tot 6° en 124 tot 127 van de voornoemde wet van 27 oktober 2006;]19
32° door de instelling voor bedrijfspensioenvoorziening, tegen de beslissingen tot intrekking van de toelating die de [6 FSMA]6 heeft genomen krachtens [19 artikel 123, tweede lid, 7°, en 130]19 van de voornoemde wet van 27 oktober 2006;
[19 32/1° door de instelling voor bedrijfspensioenvoorziening, tegen de beslissingen tot weigering van de toestemming voor een overdracht die de FSMA heeft genomen krachtens artikel 146, § 1, vierde lid van de voornoemde wet van 27 oktober 2006. Eenzelfde beroep kan worden ingesteld indien de FSMA geen uitspraak heeft gedaan binnen de bij het vierde lid van het voormelde artikel 146, § 1 vastgestelde termijn. In dit laatste geval wordt het beroep behandeld als was de aanvraag tot voorafgaande toestemming verworpen;]19
33° door de instelling voor bedrijfspensioenvoorziening, tegen de beslissingen die de [6 FSMA]6 heeft genomen krachtens [19 de artikelen 148 en 149, § 2]19 van de voornoemde wet van 27 oktober 2006;] <W 2006-10-27/37, art. 186, 2°, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
[4 34° ...]4;
[4 35° ...]4;
[4 36° ...]4;
[4 37° ...]4;
[4 38° ...]4;
[2 39° door de tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten tegen de beslissingen tot inschrij-ving of tot weigering van inschrijving in een categorie van het register van de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten, tot schrapping, tot verbod van activiteiten, tot schorsing, tot wijziging van de inschrijving en tot aanmaning, alsook tegen de beslissingen tot gevolg hebbende het verlies van rechtswege van inschrijving, die de [6 FSMA]6 heeft genomen krachtens artikelen 7, § 2, en 18 van de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten;]2
[4 40° ...]4;
[4 41° ...]4;
[4 42° ...]4;
[4 43° ...]4;
[4 44° door de gereglementeerde onderneming [18 , centrale effectenbewaarinstelling, instelling die ondersteuning verleent aan een centrale effectenbewaarinstelling, depositobank, centrale tegenpartij]18 of verzekeringsonderneming tegen de beslissingen die de FSMA heeft genomen krachtens artikel 36bis, § 2;]4
[8 45° door de aanvrager tegen de weigering om hem een vergunning als onafhankelijk financieel planner te verlenen, met dien verstande dat het uitblijven van een beslissing van de FSMA binnen de voorgeschreven termijn wordt gelijkgesteld met de weigering om een vergunning te verlenen, alsook tegen elke beslissing van de FSMA, genomen krachtens de artikelen 16, 17, 21, 34, 36 of 37 van de wet van 25 april 2014 inzake het statuut van en het toezicht op de onafhankelijk financieel planners en inzake het verstrekken van raad over financiële planning door gereglementeerde ondernemingen; het beroep tegen de beslissingen die krachtens deze artikelen zijn genomen, is opschortend tenzij de FSMA haar beslissing, om zwaarwichtige redenen, uitvoerbaar heeft verklaard niettegenstaande elk beroep;]8
[10 45° door de aanvrager, tegen de weigeringen tot vergunning of de weigeringen tot goedkeuring waartoe door de FSMA is beslist krachtens artikel 9, § 3, of 12, § 2, van de wet van 12 mei 2014 betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschappen, of wanneer de FSMA geen uitspraak heeft gedaan binnen een termijn van respectievelijk drie maanden of twee maanden te rekenen van het indienen van een volledig dossier. In het laatste geval wordt de aanvraag tot vergunning of goedkeuring geacht verworpen te zijn;
46° door de gereglementeerde vastgoedvennootschap, tegen de beslissingen die de FSMA heeft genomen krachtens artikel 64, § 1, tweede lid, 3° en 6° van voornoemde wet van 12 mei 2014. Het beroep schorst de uitvoering van de beslissing, tenzij de FSMA hier anders over beslist indien er ernstig gevaar dreigt voor de schuldeisers of de aandeelhouders.]10
[11 46° door de aanvrager van een vergunning, tegen de beslissingen inzake vergunning die de FSMA heeft genomen krachtens artikel VII. 160, § 6, eerste lid, van boek VII van het Wetboek van economisch recht. Eenzelfde beroep kan worden ingesteld als de FSMA geen uitspraak heeft gedaan binnen de bij het eerste lid van voornoemd artikel VII.160, § 6, vastgestelde termijnen; in dit laatste geval wordt het beroep behandeld als was de aanvraag verworpen;
47° door de kredietgever, tegen de beslissingen die de FSMA heeft genomen krachtens de artikelen XV.67, XV.67/1, § 1, tweede lid, 1° tot 4°, en XV. 67/3, § 1, tweede lid, van boek XV, en VII.174, § 6, tweede lid, van boek VII van het Wetboek van economisch recht;
48° door de kredietgever, tegen de beslissingen die de FSMA, op basis van een kennisgeving van de FOD Economie, heeft genomen krachtens de artikelen XV.67/1, § 5, eerste lid, en XV.67/3, § 2, tweede lid, van boek XV van het Wetboek van economisch recht; het beroep wordt gezamenlijk ingesteld tegen de FSMA en de FOD Economie;
49° door de aanvrager van een inschrijving, tegen de beslissingen die de FSMA heeft genomen krachtens de artikelen VII.182, § 3, en VII.188, § 3, van boek VII van het Wetboek van economisch recht. Eenzelfde beroep kan worden ingesteld als de FSMA geen uitspraak heeft gedaan binnen de bij deze bepalingen vastgestelde termijnen; in dit laatste geval wordt het beroep behandeld als was de aanvraag verworpen;
50° door de kredietbemiddelaar, tegen de beslissingen die de FSMA heeft genomen krachtens de artikelen XV.67 en XV.67/2, § 1, tweede en derde lid, en XV. 68, § 1, tweede lid, van boek XV van het Wetboek van economisch recht;
51° door de kredietbemiddelaar, tegen de beslissingen die de FSMA, op basis van een kennisgeving van de FOD Economie, heeft genomen krachtens artikel XV.67/2, § 3, en XV. 68, § 3, 1°, van boek XV van het Wetboek van economisch recht; het beroep wordt gezamenlijk ingesteld tegen de FSMA en de FOD Economie;]11
[15 52° [24 door de aanvrager tegen de weigering van een vergunning als crowdfundingdienstverlener, met dien verstande dat het ontbreken van een beslissing van de FSMA binnen zes maanden na de indiening van een volledig dossier met een weigering van een vergunning wordt gelijkgesteld, alsook tegen elke door de FSMA genomen beslissing krachtens artikel 17, lid 1, van Verordening (EU) 2020/1503 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 betreffende Europese crowdfundingdienstverleners voor bedrijven en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1129 en Richtlijn (EU) 2019/1937; het beroep tegen de krachtens die artikelen genomen beslissingen heeft opschortende werking, tenzij de FSMA haar beslissing, om zwaarwichtige redenen, uitvoerbaar zou hebben verklaard niettegenstaande hoger beroep;]24]15
[16 53° [23 ...]23]16
[16 54° [23 ...]23]16
[17 [20 55°]20 door de instelling en de inrichter bedoeld in artikel 46, § 1, van de wet van 15 mei 2014 houdende diverse bepalingen, tegen de maatregelen die de FSMA heeft genomen krachtens ditzelfde artikel;
[20 56°]20 door de pensioeninstelling en de personen bedoeld in artikel 13, derde lid, van de wet van 18 februari 2018 houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen en tot instelling van een aanvullend pensioen voor de zelfstandigen actief als natuurlijke persoon, voor de meewerkende echtgenoten en voor de zelfstandige helpers, tegen de maatregelen die de FSMA heeft genomen krachtens artikel 14 van voormelde wet;]17
[21 57° door de pensioeninstelling, de werkgever en de personen bedoeld in artikel 17, derde lid, van de wet van 6 december 2018 tot instelling van een vrij aanvullend pensioen voor de werknemers en houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen tegen de maatregelen die de FSMA heeft genomen krachtens artikel 18 van voormelde wet.]21
(NOTA : inwerkingtreding van artikel 122 vastgesteld op 01-06-2003 door KB 2003-04-04/53, art. 1, inzake de verhaalmiddelen tegen de beslissingen van de Minister, de [[6 FSMA]6], de CDV en de marktondernemingen, alsook inzake de tussenkomst van de [[6 FSMA]6] en van de CDV voor de strafgerechten) <KB 2003-03-25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<W 2009-02-16/37, art. 3, 031; Inwerkingtreding : 26-03-2009>
(2)<W 2009-12-22/27, art. 3, 038; Inwerkingtreding : 01-11-2009>
(3)<W 2010-07-02/17, art. 25, 042; Inwerkingtreding : 26-10-2010>
(4)<KB 2011-03-03/01, art. 245 en 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(6)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(7)<W 2013-07-31/03, art. 5, 052; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(8)<W 2014-04-24/51, art. 3, 057; Inwerkingtreding : 01-11-2014>
(9)<W 2014-04-10/79, art. 7, 060; Inwerkingtreding : 27-06-2014>
(10)<W 2014-05-12/18, art. 82, 062; Inwerkingtreding: 16-07-2014 (KB 2014-07-13/01, art. 33)>
(11)<W 2014-04-19/38, art. 3, 064; Inwerkingtreding : 01-11-2015 (KB 2014-04-19/40, art. 4; gewijzigd bij KB 2015-06-28/02, art. 3)>
(12)<W 2016-03-25/08, art. 4, 068; Inwerkingtreding : 06-04-2016>
(13)<W 2016-06-29/01, art. 59, 071; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
(14)<W 2016-11-21/04, art. 2, 073; Inwerkingtreding : 28-11-2016>
(15)<W 2017-04-18/04, art. 2, 079; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
(16)<W 2017-12-17/15, art. 3, 084; Inwerkingtreding : 07-01-2018>
(17)<W 2018-02-18/07, art. 27, 086; Inwerkingtreding : 30-06-2018>
(18)<W 2018-09-05/03, art. 3, 090; Inwerkingtreding : 22-09-2018>
(19)<W 2019-01-11/05, art. 160, 094; Inwerkingtreding : 13-01-2019>
(20)<W 2018-12-06/23, art. 43, 096; Inwerkingtreding : 30-06-2018>
(21)<W 2018-12-06/23, art. 29, 096; Inwerkingtreding : 27-03-2019>
(22)<W 2019-05-05/06, art. 3, 098; Inwerkingtreding : 27-05-2019>
(23)<W 2021-07-21/05, art. 3, 106; Inwerkingtreding : 13-08-2021>
(24)<W 2022-03-09/10, art. 2, 108; Inwerkingtreding : 04-04-2022>
Art.123.<Ingevoegd bij W 2002-08-02/65, art. 2; Inwerkingtreding : onbepaald > § 1. Een emittent, een persoon die de toelating van het financieel instrument heeft gevraagd, en de [[2 FSMA]2] kunnen beroep instellen bij het [3 Marktenhof]3 tegen beslissingen die de [4 marktexploitant]4 neemt op grond van [4 artikelen 25 en 26 van de wet van 21 november 2017]4 en waarbij financiële instrumenten worden toegelaten tot, geschorst van of geschrapt uit de notering aan of de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
§ 2. [1 ...]1
§ 3. Het beroep als bedoeld in §§ 1 en 2 moet, op straffe van verval, worden ingesteld binnen 30 dagen na de kennisgeving van de beslissing.
§ 4. Artikel 120, § 3, is van toepassing op het beroep als bedoeld in §§ 1 en 2.
§ 5. De griffie van het hof van beroep te Brussel vraagt de [4 marktexploitant]4 [1 ...]1, binnen 5 dagen na de inschrijving van de zaak op de rol, de toezending van het dossier met de stukken. Binnen 5 dagen na de ontvangst van de vraag moet het dossier worden toegezonden.
§ 6. Behoudens in behoorlijk gemotiveerde omstandigheden en behalve wanneer het gaat om een beroep tegen een beslissing waarbij een dwangsom of een administratieve geldboete is opgelegd, beslist het [3 Marktenhof]3 binnen een termijn van 60 dagen na het indienen van de vraag.
§ 7. Het beroep als bedoeld in §§ 1 en 2 heeft geen opschortende werking [1 ...]1. Wanneer een dergelijk beroep is ingesteld, kan het [3 Marktenhof]3 evenwel, alvorens recht te spreken, de opschorting bevelen van de uitvoering van de beslissing van de [4 marktexploitant]4 als de aanvrager ernstige middelen inroept die de herziening van de beslissing kunnen rechtvaardigen en als de onmiddellijke uitvoering ervan een ernstig en moeilijk te herstellen nadeel dreigt te berokkenen. Het hof doet onverwijld uitspraak over de vraag tot opschorting.
(NOTA : inwerkingtreding van artikel 123 vastgesteld op 01-06-2003 door KB 2003-04-04/53, art. 1, inzake de verhaalmiddelen tegen de beslissingen van de Minister, de [[2 FSMA]2], de CDV en de marktondernemingen, alsook inzake de tussenkomst van de [[2 FSMA]2] en van de CDV voor de strafgerechten) <KB 2003-03-25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 246, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2012 (zie KB 2012-03-19/11, art. 10 eerste lid, 1°)>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<W 2016-12-25/14, art. 111, 077; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(4)<W 2017-11-21/08, art. 128, 082; Inwerkingtreding : 03-01-2018>
Art.124.<Ingevoegd bij W 2002-08-02/65, art. 2; Inwerkingtreding : onbepaald > Om de toepassing van het strafrecht te vragen, is de [1 FSMA]1 gemachtigd om in elke stand van het geding tussen te komen voor het strafgerecht waarbij een door deze wet of door een wet die de [1 FSMA]1 belast met het toezicht op de naleving van haar bepalingen, bestraft misdrijf aanhangig is, zonder dat de [1 FSMA]1 daarom het bestaan van enig nadeel hoeft aan te tonen. De tussenkomst geschiedt volgens de regels die gelden voor de burgerlijke partij. <KB 2003-03-25/34, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
(NOTA : inwerkingtreding van artikel 124 vastgesteld op 01-06-2003 door KB 2003-04-04/53, art. 1, inzake de verhaalmiddelen tegen de beslissingen van de Minister, de [1 FSMA]1, de CDV en de marktondernemingen, alsook inzake de tussenkomst van de [1 FSMA]1 en van de CDV voor de strafgerechten) <KB 2003-03-25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.125.[1 De voorzitter van de [5 ondernemingsrechtbank]5 stelt het bestaan vast en beveelt de staking van een zelfs onder het strafrecht vallende daad of activiteit die :
1° wordt bedoeld in artikel 86bis;
2° een inbreuk vormt op de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles [3 , op de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders]3, op de wet van [4 11 juli 2018]4 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt [4 , op Verordening 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten en tot intrekking van richtlijn 2003/71/EG]4 of op de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen, of op de bepalingen genomen in uitvoering van die wetten, of die de beslissingen van de FSMA op grond van de voormelde wetten miskent;
3° een inbreuk vormt, door ondernemingen of personen bedoeld in artikel 45, § 1, eerste lid, 2° of 3°, op de regels bedoeld in artikel 45, § 1, eerste lid, 3°, of § 2;
4° ter bescherming van het openbaar spaarwezen of van de afnemers van financiële producten of diensten aan bepaalde personen is voorbehouden of aan bepaalde voorwaarden is onderworpen en die door de Koning, op advies van de FSMA, is aangemerkt als een daad of activiteit waarvan de staking kan worden bevolen op grond van dit artikel.
Hij kan deze daden of activiteiten verbieden wanneer zij nog geen aanvang hebben genomen, doch op het punt staan plaats te vinden.
Hij kan aan de overtreder een termijn toestaan om aan de inbreuk een einde te maken, wanneer de aard van de inbreuk dit nodig maakt. Hij kan de opheffing van het stakingsbevel toestaan wanneer een einde werd gemaakt aan de inbreuk.
Voormelde bevoegdheid van de voorzitter van de [5 ondernemingsrechtbank]5 geldt niet in geval het [2 Marktenhof]2 uitsluitend bevoegd is op grond van artikel 41 van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-31/03, art. 7, 052; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(2)<W 2016-12-25/14, art. 111, 077; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(3)<W 2018-07-11/06, art. 42,1°, 087; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
(4)<W 2018-07-11/06, art. 42,2°-42,3°, 087; Inwerkingtreding : 21-07-2019>
(5)<W 2018-04-15/14, art. 252, 100; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art.126. [1 Als de inbreuk een reclame of publicatie betreft, kan de vordering tot staking tegen de initiatiefnemer ervan worden ingesteld.
Indien de initiatiefnemer evenwel geen woonplaats heeft in België en geen verantwoordelijke persoon met woonplaats in België heeft aangewezen, kan de vordering tot staking eveneens worden ingesteld tegen :
- de uitgever van de geschreven reclame of publicatie of de producent van de audiovisuele reclame of publicatie;
- de drukker of de maker, indien de uitgever of de producent geen woonplaats in België hebben en geen verantwoordelijke persoon met woonplaats in België hebben aangewezen;
- de verdeler, alsmede elke persoon die er bewust toe bijdraagt dat de reclame of publicatie uitwerking heeft, indien de drukker of de maker geen woonplaats in België hebben en geen verantwoordelijke persoon met woonplaats in België hebben aangewezen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-31/03, art. 8, 052; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
Art.127.[1 § 1. De vordering gegrond op artikel 125, eerste lid, 1°, wordt ingesteld op verzoek van :
1° de FSMA;
2° de minister bevoegd voor Financiën, de minister bevoegd voor Economie, de minister bevoegd voor Pensioenen of de minister bevoegd voor consumentenbescherming;
3° de belanghebbenden;
4° een vereniging ter verdediging van de consumentenbelangen die rechtspersoonlijkheid bezit en voor zover zij in de [2 bijzondere raadgevende commissie Verbruik]2 vertegenwoordigd is;
5° een beroeps- of interprofessionele vereniging met rechtspersoonlijkheid.
[3 De verenigingen bedoeld in 4° en 5° kunnen]3 in rechte optreden voor de verdediging van hun statutair omschreven collectieve belangen.
§ 2. De vordering gegrond op artikel 125, eerste lid, 2°, 3° of 4°, wordt enkel ingesteld op verzoek van de FSMA.
§ 3. De vordering gegrond op artikel 125 kan niet meer worden ingesteld één jaar nadat de feiten waarop men zich beroept een einde hebben genomen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-31/03, art. 9, 052; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
(2)<KB 2017-12-13/14, art. 11,5°, 085; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(3)<W 2018-12-21/09, art. 147, 095; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
Art.128. [1 § 1. De voorzitter kan in elke stand van het geding het advies inwinnen van de FSMA, tenzij de vordering is ingesteld door de FSMA.
De voorzitter kan in elke stand van het geding het advies inwinnen van de Bank indien is voldaan aan de volgende voorwaarden :
1° de vordering tot staking is ingesteld tegen een instelling als bedoeld in artikel 36/2 van de organieke wet van de Bank of de vordering tot staking heeft betrekking op de uitoefening van activiteiten voorbehouden aan instellingen als bedoeld in die bepaling; en
2° de vordering tot staking is ingesteld door de FSMA of de voorzitter verzoekt tevens om het advies van de FSMA.
Deze adviezen worden binnen de vijftien dagen gegeven tenzij deze termijn door de voorzitter wordt verlengd. Indien binnen deze eventueel verlengde termijn geen advies is verstrekt, wordt de procedure voortgezet. Een kopie van dit verzoek en van de ontvangen adviezen wordt bij het proceduredossier gevoegd.
§ 2. De vordering gegrond op artikel 125 wordt ingesteld en behandeld zoals in kortgeding.
Er wordt uitspraak gedaan over de vordering, niettegenstaande elke vervolging op grond van dezelfde feiten voor een strafrechtelijk rechtscollege.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande elk rechtsmiddel en zonder borgtocht.
§ 3. Elke uitspraak ingevolge een op artikel 125 gegronde vordering wordt binnen acht dagen en door toedoen van de griffier meegedeeld aan de FSMA, tenzij de uitspraak is gewezen op diens vordering.
Bovendien is de griffier verplicht de FSMA onverwijld in te lichten over de voorziening tegen elke uitspraak die op grond van artikel 125 is gewezen.
§ 4. De voorzitter kan toestaan dat zijn beslissing of de samenvatting die hij opstelt wordt aangeplakt tijdens de door hem bepaalde termijn, zowel buiten als binnen de inrichtingen van de overtreder en dat zijn vonnis of de samenvatting ervan in de pers of op enige andere wijze wordt bekendgemaakt, dit alles op kosten van de overtreder.
Deze bekendmakingsmaatregelen mogen evenwel slechts worden toegestaan indien zij er kunnen toe bijdragen dat de gewraakte daad of activiteit of de uitwerking ervan ophouden.
De voorzitter stelt het bedrag vast dat de partij aan wie een bekendmakingsmaatregel overeenkomstig het eerste lid wordt toegekend en die de maatregel heeft uitgevoerd niettegenstaande tijdig beroep tegen het vonnis werd ingesteld, zal verschuldigd zijn aan de partij in wiens nadeel de bekendmakingsmaatregel werd getroffen, indien deze in beroep ongedaan wordt gemaakt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-07-31/03, art. 10, 052; Inwerkingtreding : 09-09-2013>
HOOFDSTUK VI.
HOOFDSTUK VII. - Wijzigings-, opheffings- en diverse bepalingen.
Art.129. Artikel 1, h) , van het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen, vervangen bij de wet van 4 december 1990, wordt vervangen als volgt :
" h) overtreding van de verbodsbepalingen van artikel 40, §§ 1, 2 en 3, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten".
Art.130. § 1. Artikel 29ter , § 3, van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten, ingevoegd bij de wet van 9 maart 1989, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 3. De personen die de door artikel 26 bedoelde kennisgeving hebben verricht, kunnen beroep instellen tegen de weigering van de (Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen). Tegen een goedkeuringsbeslissing is geen beroep mogelijk. " <KB 2003-03-25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
§ 2. Titel III van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij de wet van 4 december 1990, wordt opgeheven.
Art.131. Het koninklijk besluit nr. 72 van 30 november 1939 tot regeling van de beurzen voor de termijnhandel in goederen en waren, van het beroep van de makelaars en tussenpersonen die zich met deze termijnhandel inlaten en van het regime van de exceptie van spel wordt opgeheven.
Art.132. In artikel 2 van de besluitwet van 18 mei 1945 tot oprichting van een Rentenfonds, gewijzigd bij de wetten van 19 juni 1959, 22 juli 1991 en 23 december 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1°in het eerste lid wordt 4° opgeheven;
2° in het vijfde lid vervallen de woorden "en 4°";
3° in het vijfde lid wordt de laatste zin vervangen door de volgende zin :
" Bij de instellingen die onder zijn toezicht staan, kan het Fonds bovendien ter plaatse inspecties verrichten of aan de hogervermelde autoriteiten vragen om ter plaatse onderzoekingen in te stellen. " ;
4° tussen het vijfde en zesde lid wordt het volgende lid ingevoegd :
" In het raam van de opdrachten bedoeld in het eerste lid, 3°, kan het Fonds ten aanzien van de instellingen die onder zijn toezicht staan, een waarschuwing of een berisping uitspreken, en/of een administratieve geldboete opleggen, en/of deze instellingen schorsen, voor het geheel of een gedeelte van hun activiteiten op de markt, voor een periode van maximum zes maanden, of uitsluiten, voor het geheel of een gedeelte van hun activiteiten op de markt, wanneer zij de reglementering overtreden waarop het Rentenfonds toeziet. De administratieve geldboete wordt ofwel eenmalig ofwel per kalenderdag opgelegd. In dit laatste geval mag deze noch minder bedragen dan 2.500 euro, noch meer dan 50.000 euro. In het totaal mogen de boeten opgelegd voor hetzelfde feit of geheel van feiten 2.500.000 euro niet overschrijden. In afwijking van wat voorafgaat, wanneer de inbreuk aan de overtreder een vermogensvoordeel heeft verschaft, mag de boete bovendien niet minder bedragen dan het bedrag van dit vermogensvoordeel, noch meer dan het tweevoud van dit bedrag of, in geval van recidive, het drievoud van dit bedrag. De boeten worden ten voordele van de Schatkist geïnd door de administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen. ".
Art.133.§ 1. Artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 62 van 10 november 1967 ter bevordering van de omloop van effecten, gewijzigd bij de wetten van 7 april 1995 en 10 maart 1999, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Voor de toepassing van dit besluit, en onverminderd artikel 23 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, wordt verstaan onder :
1° "vereffeningsinstelling" : de instelling of instellingen die door de Koning erkend zijn als centrale depositaris voor financiële instrumenten, zoals gedefinieerd in artikel 1bis , en de [1 Bank]1;
2° "aangesloten leden" : de instellingen die krachtens de regels die van toepassing zijn op het vereffeningssysteem van de vereffeningsinstelling, gemachtigd zijn effectenrekeningen bij deze laatste aan te houden. "
§ 2. Artikel 1ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij de wet van 15 juli 1998, wordt hernummerd artikel 1bis en vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 1bis. De [1 Bank]1, de centrale depositaris en zijn aangesloten leden mogen onder het voordeel van de bepalingen van huidig besluit alle financiële instrumenten bedoeld in artikel 2, 1°, van voornoemde wet van 2 augustus 2002 in deposito ontvangen, ongeacht of het gaat over gematerialiseerde of gedematerialiseerde effecten, effecten aan toonder, aan order of op naam, welke ook de vorm weze waaronder deze effecten volgens de op hen toepasbare wet worden uitgegeven.
De bepalingen van dit besluit, uitgezonderd artikel 9bis , tweede tot vierde lid, zijn echter niet van toepassing op :
1° de gedematerialiseerde effecten bedoeld in de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium;
2° de thesauriebewijzen en de depositobewijzen uitgegeven in de vorm van gedematerialiseerde effecten bedoeld in de wet van 22 juli 1991 betreffende de thesauriebewijzen en de depositobewijzen;
3° de gedematerialiseerde effecten bedoeld in het Wetboek van vennootschappen.
In de volgende bepalingen van dit besluit, moet men onder de term "financiële instrumenten" de effecten begrijpen, zoals bepaald in het eerste en tweede lid, die op een vervangbare basis overeenkomstig dit besluit bij de vereffeningsinstelling of de aangesloten leden ervan worden gedeponeerd, met inbegrip van het recht van mede-eigendom, van onlichamelijke aard, dat door zulk deposito in vervangbaarheid in hoofde van de gezamenlijke deponenten wordt gevestigd op de universaliteit van effecten van dezelfde aard die bij de vereffeningsinstelling of de aangesloten leden ervan zijn gedeponeerd. "
§ 3. Het tweede en het derde lid van artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de wetten van 7 april 1995 en 15 juli 1998, worden opgeheven.
§ 4. In artikel 5 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij de wet van 7 april 1995 en gewijzigd bij de wet van 15 juli 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 1 wordt aangevuld met het volgende lid :
" De pandgever wordt geacht eigenaar te zijn van de in pand gegeven financiële instrumenten. De geldigheid van het pand wordt door de afwezigheid van eigendomsrecht van de pandgever op de in pand gegeven financiële instrumenten niet aangetast, onverminderd de aansprakelijkheid van de pandgever ten overstaan van de werkelijke eigenaar van de in pand gegeven financiële instrumenten. Indien de pandgever de pandnemer voorafgaandelijk en schriftelijk heeft verwittigd dat hij niet de eigenaar is van de in pand gegeven financiële instrumenten, dan is de geldigheid van het pand onderworpen aan de machtiging van de eigenaar voor de in pandgeving van deze financiële instrumenten. " ;
2° § 2 wordt vervangen als volgt :
" § 2. Onverminderd andere door de wet bepaalde middelen van tegeldemaking en behoudens andersluidend beding tussen de partijen, is de pandhoudende schuldeiser bij gebreke van betaling gerechtigd om, niettegenstaande faillissement, gerechtelijk akkoord of andere samenloop tussen schuldeisers van de schuldenaar, het pand op de aan huidig besluit onderworpen financiële instrumenten te verzilveren door deze financiële instrumenten binnen de kortst mogelijke termijnen te gelde te maken. De opbrengst van de tegeldemaking van deze financiële instrumenten wordt verrekend met de schuldvordering van de pandhoudende schuldeiser in hoofdsom, interesten en kosten. Het eventuele saldo komt de pandgevende schuldenaar toe. "
§ 5. In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het tweede lid worden de woorden "of bij een aangesloten lid" toegevoegd na de woorden "bij de vereffeningsinstelling";
2° in het derde lid worden de woorden "of het aangesloten lid" toegevoegd na de woorden "de vereffeningsinstelling" zowel in de eerste zin als in de tweede zin.
§ 6. In het eerste lid van artikel 9bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij de wet van 15 juli 1998, worden de woorden "hun onlichamelijke zakelijke rechten" vervangen door de woorden "hun rechten van mede-eigendom bedoeld in artikel 1bis ".
§ 7. In artikel 10 van hetzelfde besluit, vervangen bij de wet van 7 april 1995 en gewijzigd bij de wet van 15 juli 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "hun onlichamelijke zakelijke rechten" vervangen door de woorden "hun rechten van mede-eigendom bedoeld in artikel 1bis ";
2° het vijfde lid wordt vervangen als volgt :
" Wanneer een tussenpersoon voor andermans rekening financiële instrumenten heeft laten inschrijven op zijn naam of op naam van een derde persoon, mag de eigenaar voor wiens rekening deze inschrijving is genomen, een vordering tot teruggave slechts instellen tegen de tussenpersoon of de derde in wiens naam de vervangbare financiële instrumenten zijn ingeschreven, behalve in geval van faillissement, gerechtelijk akkoord of elke andere situatie van samenloop tussen de schuldeisers van deze tussenpersoon of derde. In dit geval kan de vordering tot teruggave rechtstreeks door de eigenaar worden uitgeoefend tegen het aangesloten lid of de vereffeningsinstelling op het tegoed dat op naam van de tussenpersoon of de derde aangewezen als titularis van de rekening is ingeschreven. Deze vordering tot teruggave wordt uitgeoefend volgens de in de vorige leden bepaalde regels. "
§ 8. Artikel 10bis , eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij de wet van 7 april 1995 en gewijzigd bij de wet van 15 juli 1998, wordt aangevuld als volgt :
" De aldus betaalde sommen zijn niet vatbaar voor beslag door de schuldeisers van de vereffeningsinstelling. "
§ 9. Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad kan de Koning, op advies van de CBFA, de bepalingen van hetzelfde besluit coördineren met de bepalingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend wijzigingen hebben aangebracht tot het tijdstip van de coördinatie. <KB 2003-03-25/34, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Te dien einde kan Hij inzonderheid :
1° de te coördineren bepalingen anders inrichten, inzonderheid opnieuw ordenen en vernummeren;
2° de verwijzingen in de te coördineren bepalingen dienovereenkomstig vernummeren;
3° de te coördineren bepalingen met het oog op onderlinge overeenstemming en eenheid van terminologie herschrijven, zonder te raken aan de erin neergelegde beginselen.
De coördinatie krijgt het opschrift bepaald door de Koning.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 1, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.134. Het koninklijk besluit nr. 64 van 10 november 1967 tot regeling van het statuut van de portefeuillemaatschappijen wordt opgeheven.
Art.135. § 1. Artikel 2, § 6, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 mei 1997 en 14 maart 2001, wordt aangevuld als volgt :
" 13° "de Controledienst voor de Verzekeringen", de openbare instelling, bedoeld in artikel 80 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten".
§ 2. In artikel 3, § 1, van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 8 januari 1993 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, worden de woorden "door de Koning" vervangen door de woorden "door de Controledienst voor de Verzekeringen".
§ 3. Artikel 4, achtste lid, van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 februari 1991, wordt vervangen als volgt;
" De beslissingen tot verlening van de toelating worden bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. "
§ 4. Artikel 5, eerste lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Elke aanvraag om toelating wordt overeenkomstig de door de Koning vastgestelde vormen en voorwaarden gericht aan de Controledienst voor de Verzekeringen. "
§ 5. De artikelen 21bis tot 21septies en 21nonies van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, worden opgeheven.
§ 6. De artikelen 29 tot 35 en 37 van dezelfde wet worden opgeheven.
§ 7. Artikel 42, derde en vierde lid, van dezelfde wet worden vervangen als volgt :
" De Controledienst voor de Verzekeringen stelt de afstand vast en bepaalt de effectieve datum ervan.
De afstand wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. "
§ 8. In artikel 43, § 1, 1°, en § 2, 1° en 2°, van dezelfde wet worden de woorden "bij een met redenen omkleed koninklijk besluit, op voorstel van de Controledienst voor de Verzekeringen" telkens vervangen door de woorden "door een met redenen omklede beslissing van de Controledienst voor de Verzekeringen".
§ 9. Artikel 43, § 3, eerste lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Elke beslissing tot intrekking van de toelating wordt ter kennis van de onderneming gebracht en bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. "
§ 10. Artikel 82, § 1, derde lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 19 juli 1991 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, wordt vervangen als volgt :
" Onverminderd het recht om te dagvaarden voor de bevoegde rechter, kan de invordering van de administratieve boeten gebeuren bij dwangmaatregel door toedoen van de administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen en overeenkomstig de procedure geregeld door het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten. ".
§ 11. In artikel 83 van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, worden de woorden "de lasthebbers van een verzekeringsonderneming" vervangen door de woorden "de lasthebbers van een onderneming".
Art.136. § 1. In artikel 1 van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van openbare overnameaanbiedingen, gewijzigd bij de wet van 18 juli 1991, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 2 wordt vervangen als volgt :
" § 2. Bedoeld worden de vennootschappen naar Belgisch recht waarvan alle of een deel van de stemrechtverlenende effecten zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 2, 3°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten";
2° in § 5, worden de woorden "tot de officiële notering aan een effectenbeurs in een Lidstaat van de Europese Economische Gemeenschap" vervangen door de woorden "tot de verhandeling op een gereglementeerde markt bedoeld in § 2".
§ 2. In artikel 15, § 3, van dezelfde wet worden de woorden "(Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen) wordt belast" vervangen door de woorden "Alleen de (Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen) is belast". <KB 2003-03-25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
§ 3. Artikel 16 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 16. § 1. De (Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen) kan alle maatregelen nemen en aanmaningen geven om de correcte toepassing te waarborgen van de krachtens artikel 15, §§ 1 en 2, genomen besluiten. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Zij kan inzonderheid :
1° wanneer zij een verrichting, praktijk of nalatigheid vaststelt die strijdig is met de bepalingen voorgeschreven op grond van artikel 15, iedere daarvoor verantwoordelijke persoon aanmanen zich te schikken naar deze bepalingen, een einde te maken aan de vastgestelde onregelmatigheid of de uitwerking ervan ongedaan te maken;
2° de daarvoor verantwoordelijke persoon verbod opleggen om gebruik te maken van de rechten of voordelen die hij uit deze onregelmatigheid kan halen.
§ 2. Deze beslissing wordt door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen op de meest geschikte wijze ter kennis gebracht van de verantwoordelijke persoon.
Iedere met toepassing van deze bepaling genomen beslissing is uitvoerbaar zodra zij ter kennis is gebracht.
§ 3. De (Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen) kan haar beslissing openbaar maken. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
§ 4. De (Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen) kan aan eenieder die bij het verstrijken van de termijn vastgelegd door de (Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen), in gebreke blijft zich te voegen naar het gebod dat hem werd gegeven overeenkomstig § 1, een dwangsom opleggen die, per kalenderdag niet meer mag bedragen dan 50.000 euro noch, per inbreuk, meer dan 2.500.000 euro. Bovendien kan de (Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen), onverminderd andere maatregelen genomen in uitvoering van de wet, wanneer zij een inbreuk vaststelt op de bepalingen vastgesteld krachtens artikel 15, §§ 1 en 2, een administratieve boete opleggen aan de verantwoordelijke persoon, die niet minder mag bedragen dan 2.500 euro noch, voor hetzelfde feit of voor hetzelfde geheel van feiten, meer mag bedragen dan 2.500.000 euro. De boete of de dwangsom wordt ingevorderd ten bate van de Schatkist door de administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen. ".
§ 4. Artikel 17 van dezelfde wet wordt opgeheven.
§ 5. In artikel 18, eerste lid, van dezelfde wet vervallen de woorden "of van artikel 17".
Art.137. § 1. Worden opgeheven in de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten :
1° artikel 34, gewijzigd bij de wet van 14 mei 1992;
2° § 2 van artikel 121, waarvan § 1 het enige lid wordt;
3° het vierde lid van artikel 138;
4° § 2 van artikel 139, waarvan § 1 het enige lid wordt;
5° het tweede lid van artikel 141, § 2;
6° het tweede lid van artikel 141, § 3;
7° de artikelen 142ter tot 142nonies , ingevoegd bij de wet van 9 maart 1999;
8° de artikelen 181 tot 185;
9° artikel 186, vervangen bij de wet van 30 januari 1996;
10° artikel 187, gewijzigd bij de wet van 10 maart 1999;
11° artikel 188, vervangen bij de wet van 10 maart 1999;
12° artikel 189;
13° artikel 190, gewijzigd bij de wet van 10 maart 1999;
14° artikel 191, gewijzigd bij de wet van 30 oktober 1998.
§ 2. In artikel 134 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 2 wordt opgeheven zodat § 1 de enige paragraaf wordt;
2° in het derde lid van de aldus gewijzigde tekst worden de woorden "het in § 2 bedoelde" vervangen door de woorden "tegen deze beslissing".
§ 3. Artikel 225, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 6 april 1995, wordt aangevuld als volgt :
" 11° de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen;
12° artikel 26 van de wet van 9 maart 1999 tot omzetting van de richtlijn 95/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 1995 over de financiële instellingen;
13° de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de vereffening van betalingen en effectentransacties in betalings- en vereffeningssystemen;
14° de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten".
Art.138. In artikel 4, eerste lid, van de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium, worden de woorden "die zij voor rekening van beleggers en die zij voor eigen rekening in bezit hebben, op afzonderlijke rekeningen aanhouden" vervangen door de woorden "die zij voor rekening van beleggers of voor eigen rekening in bezit hebben, op rekeningen aanhouden".
Art.139.
<Opgeheven bij W 2014-04-25/09, art. 85, 056; Inwerkingtreding : 07-05-2014>
Art.140. § 1. In het opschrift van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs vervallen de woorden "de secundaire markten".
§ 2. Artikel 1 van dezelfde wet, _ gewijzigd bij de wet van 10 maart 1999, wordt vervangen als volgt :
" Artikel 1. Voor de toepassing van deze wet, hebben de termen "financiële instrumenten", "gereglementeerde markt" en "Belgische gereglementeerde markt" de betekenis bepaald in artikel 2 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. "
§ 3. Worden opgeheven in dezelfde wet :
1° boek I met uitzondering van artikel 1, gewijzigd bij deze wet;
2° artikel 52;
3° het vijfde lid van artikel 83;
4° het tweede, derde en vierde lid van artikel 104, § 2;
5° artikel 130;
6° de artikelen 140 tot 143;
7° artikel 144, vervangen bij de wet van 9 maart 1999;
8° artikel 145, gewijzigd bij de wet van 9 maart 1999;
9° artikel 146, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 1995;
10° artikel 173.
§ 4. In dezelfde wet wordt een artikel 45bis ingevoegd, luidende :
" Art. 45bis. De Koning kan, op advies van de (Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen), regels vaststellen met betrekking tot het statuut van en het toezicht op de ondernemingen bedoeld in artikel 45, 10°". <KB 2003-03-25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
§ 5. In artikel 109 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het tweede lid wordt vervangen als volgt :
" Indien de beleggingsonderneming in gebreke blijft bij het verstrijken van de termijn kan de (Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen), na de onderneming gehoord of tenminste opgeroepen te hebben, haar een dwangsom opleggen van maximum 2.500.000 euro per overtreding of van maximum 50.000 euro per dag vertraging. " ; <KB 2003-03-25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
2° het derde lid wordt opgeheven;
3° aan de aldus gewijzigde tekst, die § 1 zal vormen, wordt een § 2 toegevoegd, luidende :
" § 2. Onverminderd andere maatregelen bepaald door deze wet en onverminderd de maatregelen bepaald in andere wetten of reglementen, kan de (Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen)n, indien zij een inbreuk vaststelt op de bepalingen van deze wet of op de maatregelen genomen in uitvoering ervan, een administratieve boete opleggen aan een beleggingsonderneming naar Belgisch of buitenlands recht en gevestigd in België, die niet minder mag bedragen dan 2.500 euro, noch meer dan 2.500.000 euro voor hetzelfde feit of voor hetzelfde geheel van feiten;"
4° een § 3 wordt toegevoegd, luidende :
" § 3. De dwangsommen en boeten die met toepassing van de §§ 1 en 2 worden opgelegd, worden ingevorderd ten bate van de schatkist door de administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen. "
§ 6. Artikel 139, zesde lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" De Koning regelt de procedure van registratie, alsook van schorsing en herroeping van de registratie. "
§ 7. In artikel 148 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 12 december 1996 en 10 augustus 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° §§ 1 en 2 worden opgeheven;
2° in § 3 worden de woorden "bemiddelaar als gedefinieerd in artikel 2" vervangen door de woorden "financiële tussenpersoon als gedefinieerd in artikel 2, 9°, van voornoemde wet van 2 augustus 2002";
3° in § 4, wordt 10°bis , ingevoegd bij de wet van 12 december 1996, opgeheven.
Art.141.§ 1. De woorden "en, aanvullend, de bepalingen betreffende de naamloze vennootschappen" in artikel 2, tweede lid, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België worden uitgelegd in die zin dat de bepalingen betreffende de naamloze vennootschappen slechts van toepassing zijn op de Nationale Bank van België :
1° voor de aangelegenheden die niet worden geregeld door de bepalingen van titel VII van het derde deel van het Verdrag tot oprichting van de [1 Europese Unie]1 en van het Protocol betreffende de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, noch door voornoemde wet van 22 februari 1998 of de statuten van de Nationale Bank van België; en
2° voor zover zij niet strijdig zijn met de bepalingen bedoeld in 1°. "
§ 2. In dezelfde wet wordt een artikel 9bis ingevoegd, luidende :
" Art. 9bis. In het kader vastgesteld door artikel 105(2) van het Verdrag tot oprichting van de [1 Europese Unie]1 en door de artikelen 30 en 31 van het Protocol betreffende de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, worden de officiële externe reserves van de Belgische Staat aangehouden en beheerd door de Bank. Deze tegoeden vormen een doelvermogen dat bestemd is voor de taken en verrichtingen die onder dit hoofdstuk vallen, evenals voor de andere opdrachten van algemeen belang die door de Staat aan de Bank zijn toevertrouwd. De Bank boekt deze tegoeden en de betreffende opbrengsten en kosten in haar rekeningen overeenkomstig de regels bedoeld in artikel 33. "
§ 3. In artikel 12 van dezelfde wet wordt vóór het huidig enig lid het volgende lid toegevoegd :
" De Bank draagt bij tot de stabiliteit van het financiële stelsel. "
§ 4. In artikel 14, eerste lid, van dezelfde wet, worden de woorden "en door de Bank gecontroleerd zijn; de leiding ervan wordt verzekerd door één of verscheidene leden van het Directiecomité" vervangen door de woorden "waarin de Bank een significante deelneming bezit en één of meer leden van haar Directiecomité deelnemen in de leiding. "
§ 5. In artikel 16 van dezelfde wet worden de woorden "waarover de Bank de exclusieve controle bezit," ingevoegd tussen de woorden "bedoeld in artikel 14" en "zijn onderworpen".
§ 6. Artikel 19 van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt :
" 6. Overeenkomstig de artikelen 49, § 6, derde lid, en 85, § 6, derde lid, van de wet van 2 augustus 2002. betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, hebben, naargelang van het geval, twee of drie leden van het directiecomité op persoonlijke titel zitting in het directiecomité van de (Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen), en één of twee leden in dat van de Controledienst voor de Verzekeringen. ". <KB 2003-03-25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
§ 7. Artikel 20 van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt :
" 5. Drie regenten zetelen in persoonlijke hoedanigheid in de raad van toezicht van de (Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen) en in deze van de Controledienst voor de Verzekeringen. " <KB 2003-03-25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
§ 8. In artikel 26 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 1 wordt aangevuld met het volgende lid :
" De Regentenraad stelt de voorwaarden vast met betrekking tot de beëindiging van het mandaat. Hij mag, op advies van het Directiecomité, afwijken van het verbod dat is bepaald voor de periode na de beëindiging van het mandaat, indien hij vaststelt dat de beoogde activiteit geen significante invloed heeft op de onafhankelijkheid van de betrokken persoon. " ;
2° het artikel wordt aangevuld met een § 3, luidende :
" § 3. De leden van het Directiecomité en de personeelsleden van de Bank dienen de deontologische code na te leven, die wordt vastgesteld door de Regentenraad op voorstel van het Directiecomité. De personen belast met het toezicht op de naleving van deze code zijn gebonden door het beroepsgeheim bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek. "
§ 9. Artikel 31, tweede lid, van dezelfde wet wordt uitgelegd in die zin dat het emissierecht waarvan daarin sprake is, het emissierecht omvat dat de Bank mag uitoefenen krachtens artikel 106(1) van het Verdrag tot oprichting van de [1 Europese Unie]1.
§ 10. Artikel 33 van dezelfde wet, _ opgeheven bij de wet van 3 mei 1999, wordt hersteld in de volgende lezing :
" Art. 33. De rekeningen en, in voorkomend geval, de geconsolideerde rekeningen van de Bank worden opgemaakt :
1° overeenkomstig deze wet en de bindende regels vastgesteld met toepassing van artikel 26.4 van het Protocol betreffende de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank;
2° voor het overige overeenkomstig de regels vastgesteld door de Regentenraad.
De artikelen 2 tot 4, 6 tot 9 en 16 van de wet van 17 juli 1975 betreffende de boekhouding van de ondernemingen en de besluiten genomen ter uitvoering ervan zijn van toepassing op de Bank met uitzondering van de besluiten genomen ter uitvoering van de artikelen 4, zesde lid, en 9, § 2.
----------
(1)<KB 2013-11-12/02, art. 38, 2°, 053; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Art.142. De artikelen 5 en 6 van de wet van 15 juli 1998 tot wijziging van sommige wettelijke bepalingen inzake financiële instrumenten en effectenclearingstelsels worden opgeheven.
Art.143.§ 1. Artikel 4 van het Wetboek van vennootschappen wordt vervangen als volgt :
" Art. 4. Genoteerde vennootschappen zijn vennootschappen waarvan de effecten zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 2, 3°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. "
§ 2. In artikel 469, eerste lid, van hetzelfde Wetboek vervalt het woord "afzonderlijke".
§ 3. In artikel 620, § 2, van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid, vervangen bij de wet van 23 januari 2001,worden de woorden "de marktautoriteit of, wat betreft de gereglementeerde markten, de door de Koning aangewezen marktautoriteiten" vervangen door de woorden "(Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen)"; <KB 2003-03-25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
2° het tweede lid wordt vervangen als volgt :
" De (Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen) gaat na of de verrichtingen tot wederinkoop in overeenstemming zijn met het besluit van de algemene vergadering of, in voorkomend geval, van de raad van bestuur; indien zij van oordeel is dat deze verrichtingen daarmee niet in overeenstemming zijn, maakt zij haar advies openbaar. " <KB 2003-03-25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
§ 4. Artikel 653 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.
§ 5. Op advies van de CBFA, kan de Koning, onder de voorwaarden die Hij bepaalt, sommige bepalingen van hetzelfde Wetboek die van toepassing zijn op vennootschappen waarvan de effecten toegelaten zijn tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt, toepasselijk maken op de vennootschappen naar Belgisch recht waarvan de effecten toegelaten zijn tot de verhandeling op een buitenlandse markt voor financiële instrumenten zonder dat zij op een Belgische gereglementeerde markt zijn toegelaten. <KB 2003-03-25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.144.§ 1. [1 De naamloze vennootschap Euronext Brussels wordt van rechtswege erkend als marktonderneming waarvan de Staat van herkomst België is. Zij dient binnen zes maanden vanaf de inwerkingtreding van artikel 140, § 3, 1°, haar statuten en de regels van de markten die zij inricht, aan te passen teneinde deze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van Hoofdstuk II van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.]1
§ 2. [2 ...]2.
----------
(1)<W 2009-12-22/16, art. 90, 035; Inwerkingtreding : 30-12-2005; Inwerkingtreding gewijzigd in : 28-11-2003 bij 2010-12-29/01, art. 46>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 248, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2012 (zie KB 2012-03-19/11, art. 10 eerste lid, 1°)>
Art.145.[1 Het vereiste inzake periodieke rapportage aan het publiek als bedoeld in artikel 28, § 3, is van toepassing vanaf 28 februari 2023.]1
----------
(1)<W 2022-02-23/09, art. 36, 107; Inwerkingtreding : 28-02-2022>
Art.146.<W 2005-02-14/36, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 14-03-2005> Bij een besluit vastgelegd na overleg in de ministerraad kan de Koning, op advies van de [2 FSMA]2 en, wat de artikelen 22 en 23 betreft, van de [1 Bank]1, de nodige maatregelen treffen ter omzetting van de dwingende bepalingen die voortvloeien uit internationale verdragen of uit internationale akten genomen krachtens dergelijke verdragen, in de materies die door de bepalingen van deze wet zijn geregeld. De Koning kan, volgens dezelfde procedure, bepalen welke handelingen kunnen worden aangemerkt als een inbreuk op de dwingende bepalingen van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik), alsmede op de dwingende bepalingen van de communautaire uitvoeringsbesluiten van deze Richtlijn. De krachtens dit artikel genomen besluiten kunnen de geldende wettelijke bepalingen wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen.
De artikelen 36 en 37 zijn van toepassing op de inbreuken die door de Koning zijn bepaald ter uitvoering van het eerste lid.
De in dit artikel bedoelde koninklijke besluiten zijn van rechtswege opgeheven indien zij niet bij wet zijn bekrachtigd binnen vierentwintig maanden na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 1, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.147. § 1. De Koning kan de terminologie van de van kracht zijnde wettelijke bepalingen en de verwijzingen die in deze bepalingen voorkomen, wijzigen teneinde deze in overeenstemming te brengen met deze wet.
§ 2. De Koning kan de bepalingen van de hoofdstukken IV en VII en de in artikel 81, § 1, bedoelde bepalingen coördineren, alsook de bepalingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend wijzigingen hebben aangebracht tot het tijdstip van de coördinatie.
Te dien einde kan Hij inzonderheid :
1° de te coördineren bepalingen anders inrichten, inzonderheid opnieuw ordenen en vernummeren;
2° de verwijzingen in de te coördineren bepalingen dienovereenkomstig vernummeren;
3° de te coördineren bepalingen met het oog op onderlinge overeenstemming en eenheid van terminologie herschrijven zonder te raken aan de erin neergelegde beginselen.
De coördinatie krijgt het opschrift bepaald door de Koning.
Art.148.[1 Behoudens andersluidende bepaling in deze wet, neemt de Koning de besluiten die Hij dient te nemen ter uitvoering van deze wet, op voorstel van :
- de Minister bevoegd voor Financiën, de Minister bevoegd voor Economie, de Minister bevoegd voor Pensioenen en de Minister bevoegd voor consumentenbescherming, voor zover de bepalingen betrekking hebben op de materies bedoeld in artikel 45, § 1, 6°;
- de Minister bevoegd voor Financiën, de Minister bevoegd voor Economie et de Minister bevoegd voor consumentenbescherming, voor zoverd e bepalingen betrekking hebben op de materies bedoeld in artikel 45, § 1, 3°, 5° et § 2;
- de Minister bevoegd voor Financiën en de Minister bevoegd voor Economie, voor zover de bepalingen betrekking hebben op de materies bedoeld in artikel 45, § 1, 2°, c), d) en e) ;
- de Minister bevoegd voor Financiën en de Minister bevoegd voor Pensioenen voor zover de bepalingen betrekking hebben op de materies bedoeld in artikel 45, § 1, 2°, g), en 4°;
- de Minister bevoegd voor Financiën, voor zover de bepalingen betrekking hebben op de materies bedoeld in artikel 45, § 1, 1° en 2°, a), b) en f) ;
- de Minister bevoegd voor Financiën en de Minister bevoegd voor consumentenbescherming voor alle andere bepalingen.]1
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 249, 045; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art. 149.De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van elk van de bepalingen van deze wet.
(NOTA : Inwerkingtreding van artikelen 31, 131, 133, 141 §§ 1 tot 3 en 8 tot 10, en 145 vastgesteld op 04-09-2002 par KB 2002-08-22/35, art. 1) (NOTA : Inwerkingtreding van artikelen 80 tot 83, 85 tot 87, 89, 91 tot 94, 96, 98, 100 tot 116, 135, 147, § 2 vastgesteld op 01-12-2002 door KB 2002-12-03/32, art. 1) (NOTA : Inwerkingtreding van artikelen 2, 44 tot 46, 49 tot 51, 53, 55 tot 58, 60 tot 62, 65 tot 68, 70 tot 79 en 130, § 2 vastgesteld op 01-11-2002 door KB 2002-10-29/31, art. 1) (NOTA : Inwerkingtreding van artikelen 84, 90 en 95 vastgesteld op 01-07-2003 door KB 2003-03-04/50, art. 1) (NOTA: inwerkingtreding van artikelen 3 tot 25, 28 tot 30, 32 tot 43, 52, 129, 130, § 1er, 132, 3° tot 4°, 134, 136, 137, § 1, 1°, 7° tot 14°, et § 3, 138, 139, § 1, 3°, 6° tot 10°, en § 2, en 140, §§ 1 et 2, 140, § 3, 6° tot 10°, en §§4, 5 en 7, 141, §§ 4 tot 6, 142, 143, § 1 en §§ 3 tot 5, 144 et 147, § 1 vastgesteld op 1-06-2003 door KB 2003-04-03/42, art. 1) (NOTA : inwerkingtreding van artikel 140, § 3, 1°, vastgesteld op 01-06-2003 door KB 2003-04-03/42, art. 1, met uitzondering van de opheffing in de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs, van de artikelen 36, §§ 1 en 3, 37 en 38, en van artikel 2, § 1, in de mate nodig voor de toepassing van deze artikelen 36, §§ 1 en 3, 37 en 38, met dien verstande dat de (Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen) belast is met het toezicht op deze bepalingen met toepassing van de artikelen 33 tot 37 van de voornoemde wet van 2 augustus 2002) <KB 2003-03-25/34, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2004> (NOTA : inwerkingtreding van artikelen 63, 143, § 2 en 146, L1, eerste en derde zin, en L2 vastgesteld op 01-01-2004 door KB 2004-03-04/42, art. 1) (NOTA : inwerkingtreding van artikelen 47, 48, 54, 59, 69 en 141, § 7 vastgesteld op 01-07-2003 door KB 2003-03-04/51, art. 1) (NOTA : inwerkingtreding van artikel 117 vastgesteld op 01-07-2003 door KB 2003-04-04/52, art. 1) (NOTA : inwerkingtreding van artikel 118 vastgesteld op 01-05-2003 door KB 2003-04-04/52, art. 2) (NOTA : inwerkingtreding van artikel 137, § 1, 2° tot 6° et § 2, 139, § 1, 1°, 2°, 4° en 5° en 140, § 3, 2° tot 5°, en § 6 vastgesteld op 01-06-2003 door KB 2003-04-04/53, art. 1) (NOTA : inwerkingtreding van artikelen 120 tot 124 vastgesteld op 01-06-2003 door KB 2003-04-04/53, art. 1, inzake de verhaalmiddelen tegen de beslissingen van de Minister, de CBFA, de CDV en de marktondernemingen, alsook inzake de tussenkomst van de (CBFA) en van de CDV voor de strafgerechten) <KB 2003-03-25/34, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2004> (NOTA: Inwerkingtreding van artikel 132, 1° en 2° vastgesteld op 27-03-2006 door KB 2006-03-05/44, art. 10, 2°)