27 APRIL 2007. - Koninklijk besluit tot omzetting van de Europese richtlijn betreffende de markten voor financiële instrumenten. (NOTA : Bekrachtigd met uitwerking op de datum van zijn inwerkingtreding bij W2008-06-08/31, art. 11)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-05-2007 en tekstbijwerking tot 18-11-2016)
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in de wet van 2 augustus 2002.
Art. 2-31
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen in de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs.
Art. 32-81
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen in de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen.
Art. 82-87
HOOFDSTUK V. - Wijzigingen in de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles.
Art. 88-116
HOOFDSTUK VI. - Wijzigingen in de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten.
Art. 117-120
HOOFDSTUK VII. - Wijzigingen in de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt.
Art. 121-124
HOOFDSTUK VIII. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 125-128
1993003235 1995003337 2002003392 2005003063 2006003247 2006009492
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling.
Artikel 1. Dit besluit strekt inzonderheid
1° tot omzetting van de Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad;
2° tot omzetting van de Richtlijn 2006/73/EG van de Commissie van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde Richtlijn;
3° tot het treffen van de aanpassingsmaatregelen nodig ingevolge de Verordening 1287/2006 van de Commissie van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de voor beleggingsondernemingen geldende verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens, het melden van transacties, de markttransparantie, de toelating van financiële instrumenten tot de handel en de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde Richtlijn betreft.
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in de wet van 2 augustus 2002.
Art.2. In artikel 2, eerste lid, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten worden de volgende wijzingen aangebracht :
1° het 1°, a) tot j), wordt vervangen als volgt :
" 1° " financieel instrument " : elk instrument dat tot één van de volgende categorieën behoort :
a) effecten, als omschreven in het 31°;
b) geldmarktinstrumenten, als omschreven in het 32°;
c) rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging;
d) opties, futures, swaps, rentetermijn-contracten en andere derivatencontracten die betrekking hebben op effecten, valuta, rentevoeten of rendementen, of andere afgeleide instrumenten, financiële indexen of maatstaven en die kunnen worden afgewikkeld door middel van materiële aflevering of in contanten;
e) opties, futures, swaps, rentetermijn-contracten en andere derivatencontracten die betrekking hebben op grondstoffen en in contanten moeten of mogen worden afgewikkeld naar keuze van één van de partijen (tenzij de reden het in gebreke blijven is of een andere gebeurtenis die beëindiging van het contract tot gevolg heeft);
f) opties, futures, swaps en andere derivatencontracten die betrekking hebben op grondstoffen en kunnen worden afgewikkeld door middel van materiële levering, mits zij worden verhandeld op een gereglementeerde markt en/of een MTF;
g) andere, niet in f) vermelde opties, futures, swaps, termijncontracten en andere derivatencontracten die betrekking hebben op grondstoffen, die kunnen worden afgewikkeld door middel van materiële levering en niet voor commerciële doeleinden bestemd zijn, en die de kenmerken van andere afgeleide financiële instrumenten hebben, waarbij inzonderheid in aanmerking wordt genomen of de clearing en afwikkeling via erkende clearinghouses geschiedt en of er regelmatig sprake is van "margin calls" (verzoek om storting van extra zekerheden);
h) afgeleide instrumenten voor de overdracht van het kredietrisico;
i) financiële contracten ter verrekening van verschillen ("contracts for differences");
j) opties, futures, swaps, rentetermijncontracten en andere derivatencontracten met betrekking tot klimaatvariabelen, vrachttarieven, emissievergunningen, inflatiepercentages of andere officiële economische statistieken, en die contant moeten, of, op verzoek van één der partijen, kunnen worden afgewikkeld (tenzij de reden het in gebreke blijven is of een andere gebeurtenis die beëindiging van het contract tot gevolg heeft), alsmede andere derivatencontracten met betrekking tot activa, rechten, verbintenissen, indices en maatregelen dan die vermeld in het 1° die de kenmerken van andere afgeleide financiële instrumenten bezitten, waarbij inzonderheid in aanmerking wordt genomen of zij op een gereglementeerde markt of MTF worden verhandeld, of de clearing en afwikkeling via erkende clearinghouses geschiedt, en tevens of er regelmatig sprake is van "margin calls" (verzoek om storting van extra zekerheden); ";
2° het 4° wordt vervangen als volgt :
" 4° " multilaterale handelsfaciliteit (Multilateral trading facility - MTF) " : een door een beleggingsonderneming, een kredietinstelling of een marktonderneming geëxploiteerd multilateraal systeem dat verschillende koop- en verkoopintenties van derden met betrekking tot financiële instrumenten - binnen dit systeem en volgens niet-discretionaire regels - samenbrengt op zodanige wijze dat er een overeenkomst uit voortvloeit overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk II van deze wet of titel II van de Richtlijn 2004/39/EG; ";
3° het 5° wordt vervangen als volgt :
" 5° " Belgische gereglementeerde markt " : een door een marktonderneming geëxploiteerd en/of beheerd multilateraal systeem dat verschillende koop- en verkoopintenties van derden met betrekking tot financiële instrumenten - binnen dit systeem en volgens de niet-discretionaire regels van dit systeem - samenbrengt of het samenbrengen daarvan vergemakkelijkt op zodanige wijze dat er een overeenkomst uit voortvloeit met betrekking tot financiële instrumenten die volgens de regels en/of de systemen van de markt tot de handel zijn toegelaten, en waaraan vergunning is verleend en die regelmatig werkt, overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk II; ";
4° het 6° wordt vervangen als volgt :
" 6° " buitenlandse gereglementeerde markt " : elke markt voor financiële instrumenten die is georganiseerd door een marktonderneming waarvan de Staat van herkomst een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte is dan België, en waaraan in deze lidstaat een vergunning als gereglementeerde markt met toepassing van titel III van de Richtlijn 2004/39/EG is verleend; ";
5° het 7° wordt vervangen als volgt :
" 7° " marktonderneming " : een persoon of personen die het bedrijf van een gereglementeerde markt beheren en/of exploiteren; de gereglementeerde markt kan de marktonderneming zelf zijn; ";
6° het 8° wordt vervangen als volgt :
" 8° " systematische internaliseerder " of " beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling " : een beleggingsonderneming of kredietinstelling die op een georganiseerde, frequente en systematische wijze voor eigen rekening cliëntenorders uitvoert buiten een gereglementeerde markt of een MTF; ";
7° het 10°, d), wordt vervangen als volgt :
" d) de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht die over een vergunning als beursvennootschap of vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies beschikken; ";
8° het 10°, g), wordt opgeheven;
9° het 11° wordt vervangen als volgt :
" 11° " lidstaat van herkomst " :
a) in het geval van een beleggingsonderneming :
i) indien de beleggingsonderneming een natuurlijke persoon is, de lidstaat waar deze persoon zijn hoofdkantoor heeft;
ii) indien de beleggingsonderneming een rechtspersoon is, de lidstaat waar haar statutaire zetel is gelegen;
iii) indien de beleggingsonderneming overeenkomstig haar nationale wetgeving geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar haar hoofdkantoor is gelegen;
b) in het geval van een gereglementeerde markt : de lidstaat waar de statutaire zetel van de gereglementeerde markt is gelegen of, indien deze overeenkomstig de wetgeving van deze lidstaat geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar het hoofdkantoor van de gereglementeerde markt is gelegen; ";
10° het 13° wordt vervangen als volgt :
" 13° " lidstaat van ontvangst " : de lidstaat die niet de lidstaat van herkomst is en waar de beleggingsonderneming een bijkantoor heeft of diensten en/of activiteiten verricht, of de lidstaat waar een gereglementeerde markt passende voorzieningen treft om de toegang tot de handel in zijn systeem voor in laatstgenoemde lidstaat gevestigde leden of deelnemers op afstand te faciliteren; ";
11 ° het 15° wordt vervangen als volgt :
" 15° " limietorder " : een order om een financieel instrument tegen de opgegeven limietkoers of een betere koers en voor een gespecificeerde omvang te kopen of te verkopen; ".
Art.3. Artikel 2, eerste lid, van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt :
" 27° " cliënt " : iedere natuurlijke of rechtspersoon voor wie een beleggingsonderneming of kredietinstelling beleggingsdiensten en/of nevendiensten verricht;
28° " professionele cliënt " : een cliënt die voldoet aan de criteria bepaald door de Koning op advies van de CBFA;
29° " niet-professionele cliënt " : een cliënt die niet als een professionele cliënt wordt behandeld;
30° " in aanmerking komende tegenpartijen " : door de Koning op advies van de CBFA bepaalde personen;
31° " effecten " : alle categorieën op de kapitaalmarkt verhandelbare waardepapieren, betaalinstrumenten uitgezonderd, zoals :
a) aandelen in vennootschappen en andere met aandelen in vennootschappen, partnerships of andere entiteiten gelijk te stellen waardepapieren, alsmede aandelencertificaten;
b) obligaties en andere schuldinstrumenten, alsmede certificaten betreffende dergelijke effecten;
c) alle andere waardepapieren die het recht verlenen die effecten te verwerven of te verkopen of die aanleiding geven tot een afwikkeling in contanten waarvan het bedrag wordt bepaald op grond van effecten, valuta's, rentevoeten of rendementen, grondstoffenprijzen of andere indexen of maatstaven;
32° " geldmarktinstrumenten " : alle categorieën instrumenten die gewoonlijk op de geldmarkt worden verhandeld, zoals schatkistpapier, depositocertificaten en commercial paper, betaalinstrumenten uitgezonderd;
33° " bevoegde autoriteit " : de CBFA of de autoriteit die elke lidstaat met toepassing van artikel 48 van de Richtlijn 2004/39/EG aanwijst, tenzij in de Richtlijn anders is gespecificeerd;
34° " kredietinstelling " : iedere instelling bedoeld in de titels II tot IV van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;
35° " icbe-beheervennootschap " : een beheervennootschap in de zin van deel III van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles;
36° " Richtlijn 2004/39/EG " : de Richtlijn 2004/39/EG van 21 april 2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad;
37° " verordening 1287/2006 " : de Verordening (EG) nr. 1287/2006 van de Commissie van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de voor beleggingsondernemingen geldende verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens, het melden van transacties, de markttransparantie, de toelating van financiële instrumenten tot de handel en de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde Richtlijn betreft;
38° " Richtlijn 2006/73/EG " : de Richtlijn 2006/73/EG van de Commissie van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde Richtlijn. ".
Art.4. Artikel 2 van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid :
" Voor de toepassing van deze wet worden de volgende begrippen verstaan in dezelfde zin als in de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen :
1° beleggingsonderneming;
2° beleggingsdiensten en activiteiten;
3° nevendiensten;
4° beleggingsadvies;
5° uitvoering van orders voor rekening van cliënten;
6° handelen voor eigen rekening;
7° market maker;
8° vermogensbeheer;
9° verbonden agent;
10° bijkantoor;
11° gekwalificeerde deelneming;
12° moederonderneming;
13° dochteronderneming;
14° controle;
15° nauwe banden. ".
Art.5. Het opschrift van hoofdstuk II van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : " Markten en transacties in financiële instrumenten ".
Art.6. Artikel 3 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 3. § 1. De minister verleent, op advies van de CBFA, een vergunning als Belgische gereglementeerde markt aan de Belgische marktonderneming voor de markten die beantwoorden aan het bepaalde in deze afdeling.
De marktonderneming van de Belgische gereglementeerde markt verstrekt alle informatie - met inbegrip van een programma van werkzaamheden, waarin met name de aard van de beoogde activiteiten alsmede de organisatiestructuur worden vermeld - die nodig is opdat de CBFA zich ervan kan vergewissen dat de marktonderneming voor de gereglementeerde markt ten tijde van de initiële vergunningverlening alle noodzakelijke regelingen heeft getroffen om haar verplichtingen als gereglementeerde markt uit hoofde van het bepaalde in deze afdeling na te komen.
De lijst van de Belgische gereglementeerde markten die zijn vergund met toepassing van het eerste lid en elke wijziging in deze lijst worden door toedoen van de minister in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. De minister deelt deze lijst mee aan de overige lidstaten en aan de Europese Commissie. Elke wijziging wordt op dezelfde wijze medegedeeld. De lijst wordt op de website van de CBFA opgenomen.
§ 2. De marktonderneming van de Belgische gereglementeerde markt vervult de taken die met de organisatie en exploitatie van een gereglementeerde markt verband houden, onder het toezicht van de CBFA.
De CBFA ziet toe op de naleving door de Belgische gereglementeerde markten van het bepaalde in deze afdeling.
De CBFA ziet er op toe dat de Belgische gereglementeerde markten te allen tijde voldoen aan de voorwaarden voor de initiële vergunningverlening in deze afdeling.
§ 3. De minister kan, op advies van de CBFA, de vergunning van een Belgische gereglementeerde markt intrekken, hetzij op verzoek van de marktonderneming die haar organiseert, hetzij op eigen initiatief indien de markt :
a) binnen een termijn van twaalf maanden geen gebruik maakt van de vergunning, uitdrukkelijk te kennen geeft geen gebruik van de vergunning te zullen maken of tijdens de zes voorafgaande maanden niet is geëxploiteerd;
b) de vergunning heeft verworven door middel van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze;
c) niet meer voldoet aan de voorwaarden waarop de vergunning is verleend;
d) de bij deze afdeling vastgestelde bepalingen in ernstige mate en systematisch heeft overtreden.
In de gevallen bedoeld in het eerste lid, neemt de marktonderneming die de betrokken markt organiseert, alle gepaste maatregelen teneinde een geordende overgang te waarborgen met eerbiediging van de belangen van de beleggers. Te dien einde werkt zij een overgangsplan uit dat zij vooraf aan de CBFA ter goedkeuring voorlegt. Indien de marktonderneming in gebreke blijft een dergelijk overgangsplan uit te werken, kan de CBFA haar er ambtshalve één opleggen. Zij blijft onder het toezicht van de CBFA onderworpen tot alle maatregelen zijn uitgevoerd.
§ 4. Tenzij de minister er bij de beslissing tot vergunning van de markt als gereglementeerde markt of in een later besluit anders over beslist, geldt de opneming van financiële instrumenten in een Belgische gereglementeerde markt als toelating tot de officiële notering voor de toepassing van de wettelijke of reglementaire bepalingen die daarnaar verwijzen. In voorkomend geval wordt de andersluidende beslissing van de minister vermeld in de lijst bekendgemaakt overeenkomstig § 1, derde lid.
§ 5. Onverminderd eventuele toepasselijke bepalingen van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik) wordt de handel die plaatsvindt op een Belgische gereglementeerde markt beheerst door het Belgische recht. ".
Art.7. Artikel 4, 5°, van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt :
", alsook doeltreffende regelingen hebben getroffen voor een efficiënte en tijdige afhandeling van de volgens haar systemen uitgevoerde transacties. ".
Art.8. In artikel 5, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 1, 5° wordt vervangen als volgt :
" 5° transparante en niet-discretionaire regels en procedures die een billijke en ordelijke handel garanderen, alsmede objectieve criteria voor de efficiënte uitvoering van orders bepalen; ";
2° in § 1, 6°, worden de woorden " voor de rapportering en " opgeheven;
3° in § 3, worden het eerste en tweede lid vervangen door de volgende leden :
" De marktregels en alle wijzigingen ervan dienen vooraf door de CBFA, in het kader van haar in artikel 3 bepaald toezicht, te worden goedgekeurd.
De marktonderneming zorgt voor de bekendmaking en bijwerking van de marktregels op haar website en in gedrukte vorm. De goedkeuring door de CBFA van de regels en van de latere wijzigingen wordt bekendgemaakt op haar website. ".
Art.9. Artikel 6 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 6. § 1. De marktregels van de Belgische gereglementeerde markten omvatten op objectieve criteria gebaseerde, transparante en niet-discriminerende regels die de toegang tot of het lidmaatschap van de gereglementeerde markt regelen.
§ 2. In deze regels worden alle door de leden of deelnemers in acht te nemen verplichtingen gespecificeerd die voortvloeien uit :
a) de oprichting en het beheer van de gereglementeerde markt;
b) de regels inzake transacties op de markt;
c) de beroepsnormen die gelden voor het personeel van de op de markt opererende beleggingsondernemingen of kredietinstellingen;
d) de in § 3 vastgestelde voorwaarden voor leden of deelnemers die geen beleggingsondernemingen of kredietinstellingen zijn;
e) de regels en procedures voor de verrekening en vereffening van transacties die op de gereglementeerde markt zijn uitgevoerd.
§ 3. Als leden of deelnemers kunnen door de Belgische gereglementeerde markten worden toegelaten beleggingsondernemingen, uit hoofde van Richtlijn 2000/12/EG vergunninghoudende kredietinstellingen en andere personen die :
a) deskundig en betrouwbaar zijn;
b) over toereikende bekwaamheden en bevoegdheden voor de handel beschikken;
c) waar van toepassing adequate organisatorische regelingen hebben getroffen;
d) over voldoende middelen beschikken voor de rol die zij moeten vervullen, rekening houdend met de verschillende financiële regelingen die de gereglementeerde markt eventueel heeft vastgesteld om de adequate afwikkeling van transacties te garanderen.
§ 4. Zonder bijkomende formaliteiten met betrekking tot in de Richtlijn 2004/39/EG geregelde materies, hebben beleggingsondernemingen en kredietinstellingen uit andere lidstaten die een vergunning hebben gekregen om orders van cliënten uit te voeren of voor eigen rekening te handelen, het recht om lid te worden van of toegang te hebben tot de in België gevestigde gereglementeerde markten door middel van één van de volgende regelingen :
a) rechtstreeks, door in België een bijkantoor te vestigen;
b) door lid op afstand te worden van of toegang op afstand te hebben tot de gereglementeerde markt zonder dat het nodig is in België gevestigd te zijn, indien de handelsprocedures en -systemen van de desbetreffende markt geen fysieke aanwezigheid vergen voor het sluiten van transacties op de markt.
De regels inzake de toegang tot of het lidmaatschap van een Belgische gereglementeerde markt dienen rechtstreekse deelneming of deelneming op afstand van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen mogelijk te maken.
§ 5. De Belgische gereglementeerde markten delen aan de CBFA mee in welke lidstaat zij voornemens zijn voorzieningen te treffen waardoor op diens grondgebied gevestigde gebruikers of deelnemers op afstand toegang krijgen tot of kunnen handelen op deze markten.
De CBFA deelt deze informatie binnen een maand mee aan de lidstaat waar de gereglementeerde markt voornemens is dergelijke voorzieningen te treffen.
§ 6. De marktonderneming van de Belgische gereglementeerde markten delen de lijst van hun leden en deelnemers periodiek aan de CBFA mee.
De CBFA deelt, op verzoek van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst van een Belgische gereglementeerde markt, binnen een redelijke termijn aan die autoriteit de namen mee van de in die lidstaat gevestigde leden of deelnemers van die gereglementeerde markt.
§ 7. De Belgische gereglementeerde markten beschikken over effectieve regelingen en procedures om er regelmatig op toe te zien of hun leden en deelnemers hun regels doorlopend naleven.
De gereglementeerde markten waken over de door hun leden of deelnemers volgens hun systemen verrichte transacties opdat inbreuken op deze regels, handelsvoorwaarden die de ordelijke werking van de markt verstoren of gedragingen die op marktmisbruik kunnen wijzen, kunnen worden onderkend.
De CBFA kan nadere regels bepalen inzake de in het eerste en tweede lid bepaalde verplichtingen.
§ 8. De marktondernemingen van Belgische gereglementeerde markten melden inbreuken op hun regels of handelsvoorwaarden die de ordelijke werking van de markt aanzienlijk verstoren of gedragingen die op marktmisbruik kunnen wijzen, aan de CBFA.
De marktondernemingen van de gereglementeerde markt verstrekken de toepasselijke informatie onmiddellijk aan de CBFA en verlenen haar volledige medewerking bij het onderzoeken en vervolgen van gevallen van marktmisbruik welke zich in of door tussenkomst van de systemen van de gereglementeerde markt hebben voorgedaan.
De Koning kan specifieke regels bepalen met betrekking tot de in het eerste en tweede lid bepaalde verplichtingen van de marktondernemingen van gereglementeerde markten wanneer het gaat om transacties op gereglementeerde marken inzake lineaire obligaties, schatkistcertificaten en gesplitste effecten.
§ 9. Gereglementeerde markten uit andere lidstaten zijn gerechtigd in België gevestigde leden of deelnemers op afstand toegang te geven tot hun markten via in België geïnstalleerde voorzieningen of anderszins.
Indien de CBFA als de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst van een gereglementeerde markt duidelijke en aantoonbare redenen heeft om aan te nemen dat deze gereglementeerde markt niet voldoet aan de verplichtingen die uit de ter uitvoering van de Richtlijn 2004/39/EG vastgestelde bepalingen voortvloeien, stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de gereglementeerde markt van deze bevindingen in kennis.
Indien de gereglementeerde markt, in weerwil van de aldus door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst getroffen maatregelen, of omdat deze maatregelen ontoereikend zijn, blijft handelen op een wijze die de belangen van beleggers in België of de ordelijke werking van de markten kennelijk schaadt, neemt de CBFA, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis te hebben gesteld, de nodige maatregelen om de beleggers en de goede werking van de markten te beschermen. Daartoe behoort de mogelijkheid om de gereglementeerde markt te beletten haar voorzieningen beschikbaar te stellen voor in België gevestigde leden of deelnemers op afstand. De Europese Commissie wordt onverwijld van deze maatregelen in kennis gesteld. De artikelen 41 tot 43 zijn van toepassing op zij die zich niet conformeren aan voornoemd bevel. ".
Art.10. In dezelfde wet wordt een artikel 6bis ingevoegd, luidende :
" Art. 6bis. § 1. De Belgische gereglementeerde markten moeten duidelijke en transparante regels vaststellen betreffende de toelating van financiële instrumenten tot de handel.
Deze regels zorgen ervoor dat alle financiële instrumenten die tot de handel op een Belgische gereglementeerde markt worden toegelaten, op billijke, ordelijke en efficiënte wijze kunnen worden verhandeld en dat zij, in het geval van effecten, vrij verhandelbaar zijn.
§ 2. In het geval van derivaten zorgen de regels er met name voor dat de vorm van het derivatencontract verenigbaar is met een ordelijke koersvorming en met doeltreffende afwikkelingsvoorwaarden.
§ 3. Benevens de in de §§ 1 en 2 neergelegde verplichtingen moeten de Belgische gereglementeerde markten doeltreffende regelingen treffen en handhaven om te verifiëren of emittenten van effecten die tot de verhandeling op de gereglementeerde markt worden toegelaten, hun uit het Gemeenschapsrecht voortvloeiende verplichtingen betreffende de initiële, doorlopende of incidentele informatieverstrekking nakomen.
De Belgische gereglementeerde markten treffen regelingen die de toegang van hun leden of deelnemers tot overeenkomstig het Gemeenschapsrecht openbaar gemaakte informatie vergemakkelijken.
§ 4. De Belgische gereglementeerde markten treffen de nodige regelingen om regelmatig te verifiëren of de door hen tot de verhandeling toegelaten financiële instrumenten aan de toelatingsvoorwaarden voldoen. ".
Art.11. In artikel 7 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 2, tweede lid, wordt vervangen als volgt :
" Een tot de handel op een gereglementeerde markt toegelaten effect kan vervolgens tot de handel op een andere Belgische gereglementeerde markt worden toegelaten, zelfs zonder de toestemming van de emittent, mits de toepasselijke bepalingen van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG worden nageleefd. De uitgevende instelling wordt door de betrokken Belgische gereglementeerde markt in kennis gesteld van het feit dat het betrokken effect op deze gereglementeerde markt wordt verhandeld. Effecten die nog niet tot een gereglementeerde markt zijn toegelaten kunnen enkel tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt worden toegelaten op vraag van de emittent of nadat zijn advies omtrent de toelating is gevraagd. De uitgevende instelling is geenszins verplicht de krachtens artikel 6bis, § 3, te verstrekken informatie rechtstreeks mede te delen aan enigerlei gereglementeerde markt die haar effecten zonder zijn toestemming tot de handel heeft toegelaten. ";
2° in § 3, wordt tussen de eerste en de tweede zin de volgende zin ingevoegd :
" De marktonderneming van de gereglementeerde markt kan de handel in een financieel instrument opschorten wanneer dit instrument niet langer aan de regels van de gereglementeerde markt voldoet, tenzij een dergelijke maatregel de belangen van de beleggers of de ordelijke werking van de markt aanzienlijk zou kunnen schaden. ";
3° § 4 wordt vervangen als volgt :
" § 4. De marktonderneming kan een financieel instrument dat is toegelaten tot de verhandeling op een door haar georganiseerde Belgische gereglementeerde markt schrappen :
1° indien zij vaststelt dat omwille van bijzondere omstandigheden een normale en regelmatige markt voor dit instrument niet langer kan worden gehandhaafd;
2° wanneer dit instrument niet langer aan de regels van de gereglementeerde markt voldoet, tenzij een dergelijke maatregel de belangen van de beleggers of de ordelijke werking van de markt aanzienlijk zou kunnen schaden.
Zij deelt dit vooraf mee aan de CBFA die zich, na overleg met haar, daartegen kan verzetten in het belang van de bescherming van de beleggers. ";
4° § 6 wordt aangevuld met het volgende lid :
" Zonder afbreuk te doen aan de §§ 3 en 4 en onverminderd de mogelijkheid voor marktondernemingen van Belgische gereglementeerde markten om de marktondernemingen van andere gereglementeerde markten rechtstreeks te informeren, maakt de marktonderneming van een Belgische gereglementeerde markt die de handel in een financieel instrument opschort of een financieel instrument schrapt deze beslissing openbaar en stelt zij de CBFA in kennis van de terzake dienende informatie. De CBFA stelt de relevante bevoegde autoriteiten van de overige lidstaten daarvan in kennis. ".
Art.12. In artikel 9 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het 3°, b) wordt vervangen als volgt :
" b) inzake de bekendmaking van marktinformatie van zowel vóór als na de handel betreffende transacties in tot een gereglementeerde markt toegelaten financiële instrumenten uitgevoerd buiten de markt; ";
2° het artikel wordt aangevuld als volgt :
" 4° de regels inzake de uitwisseling van de in het 2° bedoelde informatie tussen bevoegde Belgische en buitenlandse autoriteiten, onverminderd de artikelen 74 en volgende van deze wet. ".
Art.13. Artikel 11 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art.14. In het opschrift van afdeling 2 van hoofdstuk II van dezelfde wet worden de woorden " Markten in " gewijzigd door de woorden " Specifieke bepalingen voor ".
Art.15. In artikel 14 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het 1° worden de woorden " of een Belgische MTF " ingevoegd tussen de woorden " gereglementeerde markt, " en de woorden " bijzondere regels ";
2° in het 3° worden de woorden " Belgische georganiseerde markten " vervangen door de woorden " Belgische gereglementeerde markten en MTF's ";
3° in het 4° worden de woorden " de Belgische georganiseerde markten " vervangen door de woorden " transacties ".
Art.16. Artikel 15 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 15. Op advies van de CBFA kan de Koning regels vaststellen met betrekking tot de organisatie en de werking van en het toezicht op in België gevestigde MTF's.
De in het eerste lid bedoelde regels kunnen inzonderheid betrekking hebben op
1° de toegang tot de markt volgens transparante criteria;
2° het bestaan van transparante en niet-discretionaire regels en procedures die een billijke en ordelijke handel garanderen, alsmede objectieve criteria voor de efficiënte uitvoering van orders bepalen;
3° de toepassing van adequate mechanismen en procedures ter voorkoming en opsporing van marktmanipulaties;
4° de bekendmaking van informatie betreffende vraag en aanbod en betreffende uitgevoerde transacties, alsook de transactiemeldingen aan de CBFA;
5° de grensoverschrijdende activiteiten van Belgische MTF's;
6° onverminderd de andere door deze wet bepaalde bevoegdheden van de CBFA, de toezichtsbevoegdheden waarover de CBFA beschikt, alsmede de maatregelen en sancties ingeval van niet naleving van de toepasselijke regels.
De Koning kan bij de uitoefening van de in dit artikel bepaalde machtiging, in voorkomend geval, specifieke regels bepalen voor bepaalde types van markten of voor door Hem aangeduide individuele markten.
Op advies van de CBFA kan de Koning regels bepalen voor buitenlandse MTF's die in België gevestigd zijn of zonder vestiging diensten verstrekken. ".
Art.17. In artikel 17 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 1, 4°, wordt vervangen als volgt :
" 4° de personen die instaan voor de effectieve leiding van de onderneming en van de groep waarvan zij in voorkomend geval deel uitmaakt, hebben de vereiste professionele betrouwbaarheid en passende ervaring om deze functies uit te oefenen en om de gezonde en voorzichtige bedrijfsvoering en exploitatie van de gereglementeerde markt te waarborgen; ";
2° in § 1, 5°, worden de woorden " de onderneming moet over voldoende financiële middelen beschikken voor de organisatie van deze markten " vervangen door de woorden " de onderneming beschikt over voldoende financiële middelen om een ordelijke werking te bevorderen, gelet op de aard en omvang van de op de markt uitgevoerde transacties en het gamma en de graad van de risico's waaraan zij is blootgesteld; ";
3° § 1 wordt aangevuld als volgt :
" 10° de onderneming is adequaat uitgerust voor het beheer van de risico's waaraan zij blootgesteld is, voorziet in passende regelingen en systemen om alle risico's van betekenis voor de exploitatie te onderkennen, en treft doeltreffende maatregelen om deze risico's te beperken;
11° de onderneming treft regelingen voor een gezond beheer van de technische werking van het systeem en onder meer doeltreffende voorzorgsmaatregelen om met systeemstoringen verband houdende risico's te ondervangen;
12° de onderneming houdt alle relevante gegevens in verband met de orders en transacties en de door haar verstrekte diensten gedurende vijf jaar ter beschikking van de CBFA;
13° de onderneming treft regelingen voor het duidelijk onderkennen en beheren van potentiële negatieve gevolgen voor de exploitatie van de gereglementeerde markt of voor de marktdeelnemers van elk conflict tussen de belangen van de gereglementeerde markt, de eigenaars of de marktonderneming ervan, en de goede werking van de gereglementeerde markt, in het bijzonder wanneer dergelijke belangenconflicten afbreuk kunnen doen aan de vervulling van enigerlei taken die door de bevoegde autoriteit aan de gereglementeerde markt zijn gedelegeerd. ".
Art.18. In dezelfde wet wordt een artikel 17bis ingevoerd, luidende :
" Art. 17bis. De marktondernemingen brengen de CBFA voorafgaandelijk op de hoogte van de voordracht tot benoeming of hernieuwing van benoeming, van de niet-hernieuwing van benoeming of van het ontslag, van de personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de onderneming of van de groep waarvan zij in voorkomend geval deel uitmaakt.
In geval van voordracht tot benoeming van een persoon die deelneemt aan de effectieve leiding van de marktonderneming of van de groep waarvan zij in voorkomend geval deel uitmaakt delen de marktondernemingen de CBFA de informatie en documenten mee die haar toelaten te beoordelen of deze persoon de vereiste professionele betrouwbaarheid en de passende ervaring bezit, als bedoeld in artikel 17.
De CBFA verstrekt binnen een redelijke termijn haar advies bij een voordracht tot benoeming of hernieuwing van een benoeming. Voor de benoeming of hernieuwing van benoeming is het eensluidend advies van de CBFA vereist.
De marktondernemingen informeren de CBFA tevens over de eventuele taakverdeling tussen de personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de marktonderneming of van de groep waarvan zij in voorkomend geval deel uitmaakt, over de eventuele taakverdeling tussen de leden van het directiecomité van de marktonderneming of van de groep waarvan zij in voorkomend geval deel uitmaakt, en over de belangrijke wijzigingen in deze taakverdeling. ".
Art.19. Artikel 19 van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 4. De marktonderneming dient :
1° informatie te verstrekken aan de CBFA en openbaar te maken betreffende de eigendomsstructuur van de marktonderneming, en meer bepaald over de identiteit en de omvang van de belangen van partijen die, rechtstreeks of onrechtstreeks, ten minste 10 % van haar kapitaal of stemrechten bezitten of die in een positie verkeren om invloed van betekenis op de bedrijfsvoering van de gereglementeerde markt uit te oefenen, en
2° elke eigendomsoverdracht die aanleiding geeft tot een wijziging in de kring van de personen die invloed van betekenis op de exploitatie van de gereglementeerde markt uitoefenen ter kennis te brengen van de CBFA en openbaar te maken. ".
Art.20. In dezelfde wet wordt een artikel 23bis ingevoegd, luidende :
" Art. 23bis. § 1. De beleggingsondernemingen en kredietinstellingen uit andere lidstaten hebben het recht in België toegang te krijgen tot vereffenings- en verrekeningsinstellingen, met inbegrip van centrale tegenpartijsystemen, voor de afhandeling van transacties in financiële instrumenten of het treffen van regelingen daarvoor. De toegang van deze beleggingsondernemingen en kredietinstellingen tot dergelijke instellingen is onderworpen aan dezelfde niet-discriminerende, transparante en objectieve zakelijke criteria als die welke voor Belgische deelnemers gelden, en slaat op alle transacties ongeacht of zij op een in België gevestigde gereglementeerde markt of MTF zijn uitgevoerd.
§ 2. De Belgische gereglementeerde markt verleent alle leden of deelnemers het recht het systeem aan te wijzen voor de vereffening van de op de betrokken gereglementeerde markt verrichte transacties in financiële instrumenten, mits er zodanige koppelingen en voorzieningen tussen het aangewezen vereffeningsysteem en enigerlei andere systemen en faciliteiten bestaan dat de efficiënte en economische afwikkeling van de transactie in kwestie gegarandeerd is.
De CBFA mag de gebruikmaking van dergelijk systeem niet verbieden tenzij ze objectieve en aantoonbare redenen heeft om aan te nemen dat de technische voorwaarden voor de vereffening van op de betrokken gereglementeerde markt uitgevoerde transacties via een ander vereffeningsysteem dan datgene dat door de gereglementeerde markt is aangewezen, een goede en ordelijke werking van de financiële markten in gevaar brengen.
Deze beoordeling door de CBFA doet niet af aan de bevoegdheden van de nationale centrale banken als toezichthouders op vereffeningsystemen of van andere op zulke systemen toezichthoudende autoriteiten. Bij de uitoefening van haar voornoemde bevoegdheden houdt de CBFA op passende wijze rekening met het reeds door andere autoriteiten uitgeoefende toezicht.
De in de §§ 1 en 2 bedoelde rechten van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen doen niet af aan het recht van exploitanten van vereffening- en verrekeningsystemen, met inbegrip van centrale tegenpartijsystemen om op gewettigde zakelijke gronden te weigeren de verlangde diensten beschikbaar te stellen.
§ 3. Het is Belgische beleggingsondernemingen, kredietinstellingen en marktondernemingen die een MTF exploiteren toegelaten passende afspraken met vereffening- of verrekeningsinstellingen, met inbegrip van centrale tegenpartijsystemen, uit een andere lidstaat te maken met het oog op vereffening en/of verrekening van sommige of alle transacties die marktdeelnemers door tussenkomst van hun systemen hebben uitgevoerd.
De CBFA mag de gebruikmaking van vereffenings- of verrekeningsinstellingen met inbegrip van centrale tegenpartijsystemen uit andere lidstaten niet verbieden, tenzij zij objectieve en aantoonbare redenen heeft om aan te nemen dat zulks noodzakelijk is om de ordelijke werking van die MTF te handhaven, rekening houdend met de in § 2, bepaalde voorwaarden voor vereffeningsystemen.
Bij de uitoefening van deze bevoegdheid houdt de CBFA op passende wijze rekening met het reeds op deze instellingen uitgeoefende toezicht door de nationale centrale banken als toezichthouders op vereffenings- en verrekeningssystemen of door andere voor dergelijke systemen bevoegde toezichthoudende autoriteiten.
§ 4. Het is Belgische gereglementeerde markten toegelaten passende afspraken met vereffening- of verrekeningsinstellingen, met inbegrip van centrale tegenpartijsystemen uit een andere lidstaat te maken met het oog op verrekening en/of vereffening van sommige of alle transacties die marktdeelnemers door tussenkomst van hun systemen hebben uitgevoerd.
De CBFA mag de gebruikmaking van vereffening- of verrekeningsinstellingen, met inbegrip van centrale tegenpartijsystemen uit andere lidstaten niet verbieden, tenzij zij objectieve en aantoonbare redenen heeft om aan te nemen dat zulks noodzakelijk is om de ordelijke werking van de gereglementeerde markt te handhaven, rekening houdend met de in § 2, bepaalde voorwaarden voor vereffeningssystemen.
Bij de uitoefening van deze bevoegdheid houdt de CBFA op passende wijze rekening met het reeds op deze vereffening- en verrekeningsinstellingen uitgeoefende toezicht door de nationale centrale banken als toezichthouders op vereffenings- en verrekeningssystemen of door andere voor dergelijke systemen bevoegde toezichthoudende autoriteiten.
Dit artikel is niet van toepassing op de leden van het Europees Stelsel van Centrale Banken en andere nationale instellingen met een soortgelijke functie, alsmede andere overheidsinstellingen die belast zijn met het beheer van de overheidsschuld of bij dat beheer betrokken zijn. ".
Art.21. Artikel 26 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 26. Zijn onderworpen aan de door en krachtens de artikelen 27, 28 en 28bis bepaalde bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden :
1° de Belgische kredietinstellingen en beleggingsondernemingen;
2° de in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die onder het recht van een lidstaat van de EER ressorteren, voor hun transacties op het Belgisch grondgebied;
3° de in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van derde landen;
4° de kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van derde landen die rechtsgeldig diensten in België verstrekken, voor hun transacties op het Belgisch grondgebied;
5° de in België gevestigde beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, voor hun beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 3, 10°, van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles.
De in het eerste lid vermelde personen worden in de voornoemde artikelen aangeduid als " de gereglementeerde ondernemingen ".
Volgens door de Koning op advies van de CBFA nader bepaalde regels, mogen de voornoemde gereglementeerde ondernemingen wanneer zij orders voor rekening van cliënten uitvoeren en/of voor eigen rekening handelen en/of orders ontvangen en doorgeven, transacties met of tussen in aanmerking komende tegenpartijen tot stand brengen of sluiten zonder dat zij ertoe gehouden zijn met betrekking tot deze transacties of met betrekking tot rechtstreeks met deze transacties verband houdende nevendiensten de verplichtingen bepaald door en krachtens de artikelen 27 en 28 na te komen.
De regels bepaald door en krachtens artikel 27 en 28 zijn niet van toepassing op de volgens de regels van een MTF tussen diens leden of deelnemers of tussen de MTF en diens leden of deelnemers uitgevoerde transacties met betrekking tot het gebruik van de MTF. Deze regels gelden evenmin voor leden en deelnemers van gereglementeerde markten voor op deze markten onderling uitgevoerde transacties. De leden van of deelnemers aan een MTF of gereglementeerde markt dienen evenwel de verplichtingen bepaald door en krachtens de artikelen 27 en 28 na te leven ten aanzien van hun cliënten wanneer zij in naam van hun cliënten de orders van die cliënten via de systemen van een MTF of een gereglementeerde markt uitvoeren.
De in artikelen 27, 28 en 28bis bepaalde regels zijn niet van toepassing op de leden van het Europees Stelsel van Centrale Banken en andere nationale instellingen met een soortgelijke functie, alsmede andere overheidsinstellingen die belast zijn met het beheer van de overheidsschuld of bij dat beheer betrokken zijn. ".
Art.22. Artikel 27 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 27. § 1. De gereglementeerde ondernemingen zetten zich bij het voor cliënten verrichten van beleggingsdiensten en/of, in voorkomend geval, nevendiensten, op loyale, billijke en professionele wijze in voor de belangen van hun cliënten en nemen inzonderheid de in de §§ 2 tot en met 12 neergelegde gedragsregels in acht.
§ 2. Alle aan cliënten of potentiële cliënten verstrekte informatie, met inbegrip van publicitaire mededelingen, moet correct, duidelijk en niet misleidend zijn. Publicitaire mededelingen moeten duidelijk als zodanig herkenbaar zijn.
§ 3. In een voor de cliënten of potentiële cliënten begrijpelijke vorm wordt passende informatie verstrekt over :
- de gereglementeerde onderneming en haar diensten;
- financiële instrumenten en voorgestelde beleggingsstrategieën; hieronder vallen passende toelichting en waarschuwingen over de risico's verbonden aan beleggingen in deze instrumenten of aan bepaalde beleggingsstrategieën;
- plaatsen van uitvoering en
- kosten en bijbehorende lasten
zodat zij redelijkerwijs in staat zijn de aard en de risico's van de aangeboden beleggingsdienst en van de specifiek aangeboden categorie van financieel instrument te begrijpen en derhalve met kennis van zaken beleggingsbeslissingen te nemen. Deze informatie mag in gestandaardiseerde vorm worden verstrekt.
§ 4. Bij het verstrekken van beleggingsadvies of het verrichten van vermogensbeheer, bekomt de gereglementeerde onderneming van de cliënt of potentiële cliënt de nodige informatie betreffende de kennis en ervaring van de cliënt of potentiële cliënt op beleggingsgebied met betrekking tot het specifieke soort product of dienst, zijn financiële situatie en zijn beleggingsdoelstellingen, teneinde de cliënt of potentiële cliënt de voor hem geschikte beleggingsdiensten en financiële instrumenten te kunnen aanbevelen of voor hem geschikt vermogensbeheer te verstrekken.
Wanneer een gereglementeerde onderneming bij de verrichting van beleggingsadvies of vermogensbeheer niet de op grond van het eerste lid vereiste informatie bekomt, beveelt zij de cliënt of potentiële cliënt geen beleggingsdiensten of financiële instrumenten aan en verstrekt zij geen vermogensbeheerdiensten.
§ 5. De gereglementeerde onderneming, die andere dan de in § 4 bedoelde beleggingsdiensten verricht, wint bij de cliënt of de potentiële cliënt informatie in over zijn ervaring en kennis op beleggingsgebied met betrekking tot het specifieke soort van product of dienst die men voornemens is aan te bieden of die wordt verlangd, zodat de onderneming kan beoordelen of het aangeboden product of de te verrichten beleggingsdienst passend is voor de cliënt.
Indien de gereglementeerde onderneming op grond van de uit hoofde van het eerste lid ontvangen informatie oordeelt dat het product of de dienst voor de cliënt of de potentiële cliënt niet passend is, waarschuwt zij de cliënt of de potentiële cliënt. Deze waarschuwing mag in gestandaardiseerde vorm worden verstrekt.
Wanneer de cliënt of de potentiële cliënt ervoor kiest de in de eerste lid bedoelde informatie over zijn ervaring en kennis niet te verstrekken of wanneer hij onvoldoende informatie hierover verstrekt, waarschuwt de gereglementeerde onderneming de cliënt of de potentiële cliënt dat zij door diens beslissing niet kan vaststellen of de aangeboden dienst of het aangeboden product voor hem passend is. Deze waarschuwing mag in gestandaardiseerde vorm worden verstrekt.
§ 6. Wanneer gereglementeerde ondernemingen beleggingsdiensten verrichten welke slechts bestaan in het uitvoeren van orders van cliënten en/of het ontvangen en doorgeven van deze orders, met of zonder nevendiensten, mogen zij die beleggingsdiensten voor hun cliënten verrichten zonder de in § 5 bedoelde informatie te hoeven inwinnen of de aldaar bedoelde beoordeling te hoeven doen wanneer aan de hieronder vermelde voorwaarden wordt voldaan :
- bovenbedoelde diensten houden verband met aandelen die tot de handel op een gereglementeerde markt of op een gelijkwaardige markt van een derde land zijn toegelaten, geldmarktinstrumenten, obligaties of andere schuldinstrumenten (met uitzondering van obligaties of andere schuldinstrumenten die een afgeleid instrument behelzen), icbe's en andere niet-complexe financiele instrumenten. Onder een gelijkwaardige markt van een derde land wordt verstaan de markt die voorkomt op de door de Europese Commissie met toepassing van artikel 19, § 6, van de Richtlijn 2004/39/EG bekendgemaakte lijst;
- de dienst wordt verricht op initiatief van de cliënt of potentiële cliënt;
- de cliënt of de potentiële cliënt is er duidelijk van in kennis gesteld dat de gereglementeerde onderneming bij het verrichten van deze dienst niet verplicht is de passendheid van de te verrichten of aangeboden dienst of het aangeboden instrument te beoordelen en dat hij derhalve niet de bescherming van de toepasselijke gedragsregels geniet; deze waarschuwing mag in gestandaardiseerde vorm worden verstrekt;
- de gereglementeerde onderneming komt de belangenconflictenregeling na bepaald door en krachtens artikel 20bis, § 2, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen en artikel 62bis van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen.
§ 7. De gereglementeerde onderneming legt een dossier aan met de tussen de onderneming en de cliënt overeengekomen documenten waarin de rechten en plichten van beide partijen worden beschreven, alsmede de overige voorwaarden waarop de onderneming diensten voor de cliënt zal verrichten.
De gereglementeerde onderneming die een nieuwe niet-professionele cliënt een andere beleggingsdienst dan beleggingsadvies verleent, gaat met de cliënt een schriftelijke basisovereenkomst aan, op papier of op een andere duurzame drager, waarin de belangrijkste rechten en plichten van de onderneming en de cliënt zijn vastgelegd.
De rechten en plichten van beide partijen bij de overeenkomst kunnen worden opgenomen door middel van verwijzing naar andere documenten of wetteksten.
De Koning kan, op advies van de CBFA, nadere regels bepalen in verband met de inhoud van de met cliënten af te sluiten overeenkomsten. Deze regels doen geen afbreuk aan de gemeenrechtelijke rechten en verplichtingen, met dien verstande dat zij mogen bepalen dat de overeenkomsten van vermogensbeheer geen vermindering van de gemeenrechtelijke aansprakelijkheid van de gereglementeerde onderneming mogen inhouden.
§ 8. De cliënt dient van de gereglementeerde onderneming deugdelijke verslagen over de voor haar cliënten verrichte diensten te ontvangen. In voorkomend geval bevatten deze verslagen de kosten van de transacties en de diensten die voor de cliënt werden verricht.
§ 9. Wanneer een beleggingsdienst wordt aangeboden als onderdeel van een financieel product dat reeds ressorteert onder andere bepalingen van de communautaire wetgeving of onder gemeenschappelijke Europese normen betreffende kredietinstellingen en betreffende consumentenkredieten op het stuk van risicobeoordeling van cliënten en/of informatievereisten, zijn de verplichtingen van dit artikel niet eveneens van toepassing op deze dienst.
§ 10. De gereglementeerde ondernemingen met een vergunning om orders voor rekening van cliënten uit te voeren, passen procedures en regelingen toe die een onmiddellijke, billijke en vlotte uitvoering van orders van cliënten garanderen ten opzichte van orders van andere cliënten of de handelsposities van de gereglementeerde onderneming.
Deze procedures of regelingen moeten een gereglementeerde onderneming in staat stellen om overigens vergelijkbare orders van cliënten in de volgorde van het tijdstip van ontvangst uit te voeren.
§ 11. De Koning bepaalt, op advies van de CBFA en na open raadpleging, nadere regels ter uitvoering van de in §§ 1 tot 10 bepaalde gedragsregels, inzonderheid teneinde de uit de Richtlijnen 2004/39/EG en 2006/73/EG voortvloeiende verplichtingen te na te leven. Hij kan inzonderheid verschillende regels bepalen naargelang het gaat om professionele of niet-professionele cliënten.
§ 12. De Koning kan tevens, op advies van de CBFA en na open raadpleging, aanvullende gedragsregels bepalen met het oog op de bescherming van de belegger en de goede werking van de markt. ".
Art.23. Artikel 28 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 28. § 1. In het kader van de op haar toepasselijke bedrijfsuitoefenings voorwaarden neemt de gereglementeerde onderneming bij het uitvoeren van orders, overeenkomstig de bepalingen van § 2 tot § 6, alle redelijke maatregelen om het best mogelijke resultaat voor haar cliënten te behalen, rekening houdend met de prijs, de kosten, de snelheid, de waarschijnlijkheid van uitvoering en afwikkeling, de omvang, de aard van het order en alle andere voor de uitvoering van de order relevante aspecten. In geval van een specifieke instructie van de cliënt is de gereglementeerde onderneming evenwel verplicht de order volgens die specifieke instructie uit te voeren.
§ 2. De gereglementeerde onderneming bepaalt en handhaaft doeltreffende regelingen om aan § 1 te voldoen. Zij bepaalt en past inzonderheid een beleid inzake orderuitvoering toe dat haar in staat stelt om voor de orders van haar cliënten het best mogelijke resultaat te behalen overeenkomstig het bepaalde in § 1.
§ 3. Het orderuitvoeringsbeleid omvat voor elke klasse van instrumenten, informatie over de verschillende plaatsen waar de gereglementeerde onderneming de orders van haar cliënten uitvoert en de factoren die de keuze van de plaats van uitvoering beïnvloeden. Het omvat ten minste de plaatsen van uitvoering die de gereglementeerde onderneming in staat stellen om consistent het best mogelijke resultaat voor de uitvoering van orders van cliënten te behalen.
De gereglementeerde onderneming verstrekt haar cliënten deugdelijke informatie over haar orderuitvoeringsbeleid. De gereglementeerde onderneming verkrijgt vooraf de instemming van haar cliënten met haar orderuitvoeringsbeleid.
Wanneer het orderuitvoeringsbeleid voorziet in de mogelijkheid om orders buiten een gereglementeerde markt of een MTF uit te voeren, brengt de gereglementeerde onderneming haar cliënten of potentiële cliënten met name van deze mogelijkheid op de hoogte. De gereglementeerde onderneming behoeft de uitdrukkelijke toestemming van haar cliënten alvorens orders van cliënten buiten een gereglementeerde markt of een MTF uit te voeren. De gereglementeerde onderneming kan deze toestemming hetzij in de vorm van een algemene overeenkomst, hetzij met betrekking tot afzonderlijke transacties verkrijgen.
§ 4. De gereglementeerde onderneming houdt toezicht op de doeltreffendheid van haar regelingen en beleid voor orderuitvoering om in voorkomend geval mogelijke tekortkomingen te achterhalen en recht te zetten. Zij gaat inzonderheid op gezette tijden na of de in het orderuitvoeringsbeleid opgenomen plaatsen van uitvoering tot het best mogelijke resultaat voor de cliënt leiden dan wel of zij haar uitvoeringsregelingen moet wijzigen. De gereglementeerde onderneming geeft haar cliënten kennis van wezenlijke wijzigingen in haar orderuitvoeringsregelingen of haar orderuitvoeringsbeleid.
§ 5. De gereglementeerde onderneming toont haar cliënten desgevraagd aan dat zij hun orders heeft uitgevoerd in overeenstemming met het orderuitvoeringsbeleid van de onderneming.
§ 6. De Koning bepaalt, op advies van de CBFA en na open raadpleging, nadere regels ter uitvoering van de §§ 1 tot 5 inzonderheid teneinde de uit de Richtlijnen 2004/39/EG en 2006/73/EG voortvloeiende verplichtingen te na te leven. Hij kan inzonderheid verschillende regels bepalen naargelang het gaat om professionele of niet-professionele cliënten. ".
Art.24. In dezelfde wet wordt een artikel 28bis ingevoegd, luidende :
" Art. 28bis. § 1. De gereglementeerde onderneming handelt op loyale, billijke en professionele wijze en op een manier die bevorderlijk is voor de integriteit van de markt.
De Koning kan, op advies van de CBFA en na open raadpleging, nadere regels ter uitvoering van het eerste lid bepalen, inzonderheid teneinde de uit de Richtlijnen 2004/39/EG en 2006/73/EG voortvloeiende verplichtingen na te leven.
§ 2. De gereglementeerde ondernemingen vereffenen hun transacties in vervangbare financiële instrumenten die tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt zijn toegelaten, onderling langs girale weg. ".
Art.25. In artikel 30 van dezelfde wet worden de volgende aanpassingen aangebracht :
1° in het 1° worden de woorden " bepalingen van de artikelen 26 en 27 of van de bepalingen vastgesteld met toepassing van de artikelen 26, 28 en 29 " vervangen door de woorden " voorschriften bepaald door of krachtens de artikelen 26 tot 29 ";
2° in het 2° worden de woorden " bepalingen van het artikel 26 of op de bepalingen vastgesteld met toepassing van de artikelen 26, 28 en 29 " vervangen door de woorden " voorschriften bepaald door of krachtens de artikelen 26 tot 29 ".
Art.26. In artikel 31, § 5 van dezelfde wet, gewijzigd bij artikel 30 van de wet van 15 december 2004, wordt de eerste zin vervangen als volgt :
" Voor het plaatsen van financiële instrumenten door een financiële tussenpersoon op een rekening bij een gekwalificeerde tussenpersoon of bij een instelling als bedoeld in § 1 of § 2, waardoor deze instrumenten worden onderworpen aan het voorrecht van deze tussenpersoon of instelling, is de toestemming van de cliënt vereist als bedoeld in artikel 77bis van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen. ".
Art.27. In dezelfde wet wordt een artikel 37bis ingevoegd, luidende :
" Art. 37bis. De CBFA staat in voor de taken als bevoegde autoriteit waarvan sprake in de verordening 1287/2006 en ziet toe op de naleving van deze verordening. De bepalingen van deze afdeling, artikel 41, 3°, en de afdelingen 6 en 7 van hoofdstuk III, zijn van overeenkomstige toepassing. ".
Art.28. Artikel 43bis van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art.29. In artikel 77 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 2 wordt aangevuld als volgt :
" In het kader van de samenwerkingsovereenkomsten die zijn afgesloten met de in § 1 bedoelde autoriteiten, is de CBFA gemachtigd om, wat de in artikel 77bis, § 1, b) bedoelde bevoegdheden betreft, een vrijstelling te verlenen van de naleving van de wettelijke of reglementaire bepalingen, mits de voorwaarden worden nageleefd die zij vaststelt, inzonderheid voor een gelijkwaardige bescherming van de beleggers. ";
2° er wordt een § 4 toegevoegd, luidende :
" § 4. In het kader van haar opdrachten als bedoeld in artikel 77bis, § 1, b), treft de CBFA evenredige samenwerkingsregelingen met de andere betrokken marktautoriteiten van gereglementeerde markten, met name via evenredige samenwerkingsovereenkomsten, wanneer de werkzaamheden van een gereglementeerde markt die in een andere lidstaat voorzieningen heeft geïnstalleerd, in die lidstaat van aanzienlijk belang zijn geworden, in de zin van artikel 16 van de verordening 1287/2006, voor de werking van de effectenmarkten en de bescherming van de beleggers, gelet op de toestand van de effectenmarkten in de lidstaat van ontvangst. ".
Art.30. In dezelfde wet wordt een artikel 77bis ingevoegd, luidende :
" Art. 77bis. § 1. Onverminderd de relevante bepalingen van afdeling 7 van hoofdstuk III van deze wet, zijn de volgende bepalingen van toepassing
a) in het kader van de bestrijding van marktmisbruik, wat de wederzijdse samenwerking betreft tussen de CBFA en de overige bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 11, eerste lid van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik);
b) in het kader van de bevoegdheden als bedoeld in artikel 45, § 1, 1°, 3°, en 4°, wat de wederzijdse samenwerking betreft tussen de CBFA en de overige bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 4, lid 1, 22) van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, en in artikel 4, (4) van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen, teneinde de uit de voornoemde Richtlijn 2004/39/EG voortvloeiende verplichtingen na te leven :
1° Telkens wanneer dat noodzakelijk is voor het vervullen van hun taken, werkt de CBFA samen met de andere bevoegde autoriteiten, en maakt daarbij gebruik van de bevoegdheden die haar zijn verleend, hetzij krachtens de voornoemde Richtlijnen, hetzij ingevolge de nationale wetgeving. De CBFA beschikt hiertoe inzonderheid over de bevoegdheden die haar bij deze wet zijn toegekend. De CBFA verleent bijstand aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten. Zij wisselt met de andere bevoegde autoriteiten inzonderheid informatie uit en werkt met hen samen bij onderzoeks- of toezichtsactiviteiten, inclusief voor een inspectie ter plaatse, ook al houden de aldus onderzochte of geverifieerde praktijken geen schending van Belgische regelgeving in.
2° De CBFA verstrekt onmiddellijk alle informatie die voor het in het 1° genoemde doel noodzakelijk is. Daartoe neemt de CBFA, naast de passende organisatorische maatregelen voor een vlotte samenwerking als bedoeld in het 1°, onverwijld alle nodige maatregelen om de gevraagde informatie te verzamelen.
Indien de CBFA, wat de in § 1, a) bedoelde bevoegdheden betreft, niet bij machte is om de door een bevoegde autoriteit gevraagde informatie onmiddellijk te verstrekken, stelt zij deze autoriteit in kennis van de redenen hiervan.
Indien, meer in het bijzonder wat de in § 1, b) bedoelde bevoegdheden betreft, een verzoek wordt gericht aan de CBFA om een inspectie ter plaatste te verrichten of een onderzoek uit te voeren, geeft zij hier, binnen haar bevoegdheden, gevolg aan
- door de inspectie of het onderzoek zelf te verrichten;
- door de autoriteit die het verzoek heeft ingediend dan wel revisoren of deskundigen toe te staan de inspectie of het onderzoek zelf te verrichten.
3° De informatie die in het kader van de samenwerking wordt uitgewisseld, valt onder de bij artikel 74 opgelegde beroepsgeheim. Indien de CBFA informatie verstrekt in het kader van de samenwerking, kan zij aangeven dat die informatie alleen mag worden doorgegeven met haar uitdrukkelijke toestemming of voor de doeleinden waarmee zij heeft ingestemd. Zo ook moet de CBFA, wanneer zij informatie ontvangt, in afwijking van artikel 75, de beperkingen naleven die zouden zijn opgelegd door de buitenlandse autoriteit, wat de mogelijkheid betreft om de aldus ontvangen informatie door te geven.
4° Wanneer de CBFA ervan overtuigd is dat er op het grondgebied van een andere lidstaat handelingen worden of zijn uitgevoerd die strijdig zijn met de bepalingen van de voornoemde Richtlijnen, dan wel dat bepaalde handelingen van invloed zijn op financiële instrumenten die verhandeld worden op een gereglementeerde markt in een andere lidstaat, geeft zij hiervan zo specifiek mogelijk kennis aan de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat. Indien de CBFA er door een autoriteit van een andere lidstaat van in kennis wordt gesteld dat er in België gelijkaardige handelingen worden verricht, neemt zij de nodige maatregelen en brengt zij de kennisgevende autoriteit op de hoogte van het resultaat van deze maatregelen, alsmede, voor zover mogelijk, van belangrijke tussentijdse ontwikkelingen. De bevoegde autoriteiten van de verschillende lidstaten die bevoegd zijn krachtens artikel 10 van voornoemde Richtlijn 2006/3/EG, raadplegen elkaar over de follow-up die zij aan hun optreden overwegen te geven.
§ 2. Bij de tenuitvoerlegging van § 1 kan de CBFA weigeren om gevolg te geven aan een verzoek om inlichtingen, onderzoek, inspectie ter plaatse of toezicht indien :
- het gevolg geven aan dergelijke verzoeken gevaar zou kunnen opleveren voor de soevereiniteit, de veiligheid of de openbare orde van België, of
- indien voor dezelfde feiten en tegen dezelfde personen reeds een gerechtelijke procedure is ingeleid in België, dan wel
- indien jegens deze personen voor dezelfde feiten reeds een onherroepelijke uitspraak is gedaan in België.
In dit geval stelt zij de verzoekende bevoegde autoriteit daarvan in kennis, waarbij zij zo gedetailleerd mogelijke informatie verstrekt over de procedure of uitspraak in kwestie.
§ 3. Wat de in § 1, a) bedoelde bevoegdheden betreft,
1° kan de CBFA, onverminderd artikel 226 van het EG-Verdrag, wanneer haar verzoek om inlichtingen niet binnen een redelijke termijn wordt gehonoreerd of wordt afgewezen, dit verzuim onder de aandacht brengen van het Comité van Europese Effectenregelgevers dat zal beraadslagen om een snelle en doeltreffende oplossing te vinden;
2° mag de CBFA, onverminderd haar verplichtingen in het kader van strafrechtelijke procedures, de informatie die zij van een bevoegde autoriteit ontvangt, uitsluitend gebruiken voor de uitoefening van het toezicht op de naleving van de artikelen 25 en 25bis, alsmede in het kader van administratieve of gerechtelijke procedures die daarmee verband houden. Wanneer de bevoegde autoriteit die de informatie heeft verstrekt daarin toestemt, mag de CBFA de informatie echter voor andere doeleinden gebruiken of doorgeven aan de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten;
3° de CBFA kan verzoeken dat een onderzoek wordt verricht door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat op het grondgebied van die lidstaat. Verder kan zij verzoeken dat aan een aantal leden van haar personeel toestemming wordt verleend om de leden van het personeel van de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat gedurende het onderzoek te vergezellen.
Een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat kan verzoeken dat een onderzoek wordt verricht door de CBFA in België. Zij kan tevens verzoeken dat aan een aantal leden van haar personeel toestemming wordt verleend om de leden van het personeel van de CBFA gedurende het onderzoek te vergezellen.
Het onderzoek wordt evenwel verricht onder de eindverantwoordelijkheid van de lidstaat op het grondgebied waarvan het onderzoek plaatsvindt.
De CBFA kan een verzoek om een onderzoek als bedoeld in het tweede lid van de hand wijzen wanneer een dergelijk onderzoek gevaar zou kunnen opleveren voor de soevereiniteit, de veiligheid of de openbare orde van België, of indien voor dezelfde feiten en tegen dezelfde personen reeds een gerechtelijke procedure is ingeleid in België, of indien jegens deze personen voor dezelfde feiten reeds een onherroepelijke uitspraak is gedaan in België. In dat geval stelt zij de verzoekende bevoegde autoriteit hiervan in kennis, waarbij zij zo gedetailleerd mogelijke informatie verstrekt over de procedure of uitspraak in kwestie.
Onverminderd het bepaalde in artikel 226 van het EG-Verdrag kan de CBFA, wanneer haar verzoek om een onderzoek of haar verzoek dat leden van haar personeel leden van het personeel van de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat vergezellen, niet binnen een redelijke termijn wordt gehonoreerd, of wordt afgewezen, dit verzuim laten vaststellen door het Comité van Europese Effectenregelgevers dat zal beraadslagen om een snelle en doeltreffende oplossing te vinden.
§ 4. Wat de in § 1, b) bedoelde bevoegdheden betreft, mag de CBFA, onverminderd de op haar rustende verplichtingen in gerechtelijke procedures van strafrechtelijke aard, de informatie die zij van een bevoegde autoriteit ontvangt enkel gebruiken om toezicht uit te oefenen op de naleving van de voorwaarden voor de toegang tot de werkzaamheden van de beleggingsondernemingen en de kredietinstellingen, alsook om het toezicht te vergemakkelijken, op individuele of geconsolideerde basis, op de naleving van de voorwaarden voor de uitoefening van deze activiteit, om zich te vergewissen van de goede werking van de verhandelingssystemen, om sancties op te leggen, in het kader van een administratieve beroepsprocedure of van een rechtsvordering ingesteld tegen een beslissing van de CBFA, en in het kader van het buitengerechtelijk mechanisme voor de behandeling van de klachten van beleggers. Wanneer de bevoegde autoriteit die de informatie heeft verstrekt er evenwel in toestemt, mag de CBFA deze informatie voor andere doeleinden gebruiken of doorgeven aan de bevoegde autoriteiten van andere Staten.
§ 5. De paragrafen 1, 2 en 3, 2° en 3°, eerste tot vierde lid, zijn eveneens van toepassing, op de voorwaarden vastgelegd in samenwerkingsovereenkomsten, in het kader van de samenwerking met autoriteiten van derde Staten. ".
Art.31. In dezelfde wet wordt een artikel 77ter ingevoegd, luidende :
" Art. 77ter. De Minister stelt de autoriteit aan die als contactpunt fungeert om ter uitvoering van artikel 77bis, § 1, b) verzoeken om uitwisseling van gegevens of verzoeken om samenwerking in ontvangst te nemen.
De Minister stelt de Europese Commissie en de andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte hiervan in kennis. ".
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen in de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs.
Art.32. Het opschrift van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs " wordt vervangen als volgt :
" Wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen ".
Art.33. De artikelen 36 tot 39 van dezelfde wet worden opgeheven
Art.34. Artikel 44 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 44. Onverminderd de uitzonderingen waarvan sprake in artikel 45, gelden de bepalingen van dit boek voor de ondernemingen naar Belgisch recht waarvan het gewone bedrijf bestaat in het beroepsmatig verrichten of aanbieden van een of meer beleggingsdiensten voor derden en/of het uitoefenen van een of meer beleggingsactiviteiten, alsook voor de ondernemingen naar buitenlands recht die dit bedrijf in België uitoefenen.
Deze ondernemingen worden hierna " beleggingsondernemingen " genoemd.
In afwijking van het eerste lid mag de beleggingsdienst bedoeld in artikel 46, 1°, 8 eveneens worden uitgeoefend door een marktonderneming die een gereglementeerde markt organiseert, mits door de CBFA is vastgesteld dat deze de bepalingen van de artikelen 57 tot 64, 66, 67, 69 en 90 naleeft. De artikelen 48, eerste lid, derde zin, 50, eerste lid, tweede zin, 83 tot 89, 92 tot 94 en 110 en 111 zijn van toepassing. De CBFA maakt de lijst van dergelijke ondernemingen, met aanduiding van de geëxploiteerde MTF's op en maakt deze en de wijzigingen erin bekend op haar website. Artikel 104 is van overeenkomstige toepassing als de CBFA vaststelt dat aan voornoemde voorwaarden niet langer is voldaan. ".
Art.35. Artikel 45 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 45. § 1. Dit boek geldt niet voor :
1° de kredietinstellingen bedoeld in de titels II tot IV van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen; voor deze instellingen gelden niettemin de artikelen 55, §§ 1, 3 en 4, 77bis, 77ter en, wat hun beleggingsdiensten betreft, 79 en 80;
2° de verzekeringsondernemingen in de zin van artikel 1 van de Richtlijn 73/239/EEG of artikel 1 van de Richtlijn 2002/83/EG alsmede de ondernemingen die de in de Richtlijn 64/225/EEG bedoelde werkzaamheden van herverzekering en retrocessie uitoefenen;
3° de ondernemingen die uitsluitend beleggingsdiensten en -activiteiten verrichten voor hun moederonderneming, hun dochterondernemingen of een andere dochteronderneming van hun moederonderneming;
4° de personen die een beleggingsdienst of -activiteit als incidentele activiteit verrichten in het kader van een beroepswerkzaamheid, indien deze werkzaamheid aan wettelijke of bestuursrechtelijke voorschriften of aan een beroepscode is onderworpen en het verrichten van de dienst of de activiteit op grond daarvan niet is uitgesloten;
5° personen die geen beleggingsdiensten of beleggingsactiviteiten verrichten, anders dan handel voor eigen rekening, tenzij zij market makers of systematische internaliseerder zijn;
6° de ondernemingen waarvan de beleggingsdiensten en -activiteiten uitsluitend bestaan in het beheer van een werknemersparticipatieplan;
7° de ondernemingen waarvan de beleggingsdiensten en -activiteiten bestaan in het verstrekken van zowel de diensten en activiteiten bedoeld onder 3° als die bedoeld onder 6°;
8° leden van het Europees Stelsel van Centrale Banken en andere nationale instellingen met een soortgelijke functie, alsmede andere overheidsinstellingen die belast zijn met het beheer van de overheidsschuld of bij dat beheer betrokken zijn;
9° de instellingen voor collectieve belegging en pensioenfondsen ongeacht of hiervoor op communautair niveau gecoördineerde bepalingen gelden, alsmede de bewaarders en beheerders van deze instellingen;
10° personen die voor eigen rekening in financiële instrumenten handelen of beleggingsdiensten in van grondstoffen afgeleide instrumenten of derivatencontracten, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, 1°, j), van de wet van 2 augustus 2002 verrichten voor de cliënten van hun hoofdbedrijf, mits dit op groepsniveau als een nevenactiviteit van hun hoofdbedrijf is aan te merken en mits dit hoofdbedrijf niet bestaat in het verrichten van beleggingsdiensten in de zin van artikel 46 of bankdiensten in de zin van de wet van 22 maart 1993;
11° personen die tijdens het uitoefenen van een andere, niet onder deze wet vallende beroepsactiviteit beleggingsadvies verstrekken mits er niet specifiek voor deze adviesverstrekking wordt betaald;
12° personen waarvan het hoofdbedrijf bestaat in het voor eigen rekening handelen in grondstoffen en/of van grondstoffen afgeleide instrumenten. Deze uitzondering is niet van toepassing wanneer de personen die voor eigen rekening in grondstoffen en/of van grondstoffen afgeleide instrumenten handelen deel uitmaken van een groep waarvan het hoofdbedrijf bestaat in het verrichten van andere beleggingsdiensten in de zin van deze wet of bankdiensten in de zin van de wet van 22 maart 1993;
13° ondernemingen waarvan de beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten uitsluitend bestaan in het voor eigen rekening handelen op markten voor financiële futures of opties of op andere derivatenmarkten en op markten in onderliggende financiële instrumenten met als enig doel het afdekken van posities op derivatenmarkten, of die voor rekening van andere leden van deze zelfde markten handelen, of deze laatsten een prijs geven, en die door clearing members van deze markten worden gegarandeerd, waarbij de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de door deze ondernemingen gesloten contracten bij clearing members van deze zelfde markten berust.
§ 2. De in dit boek verleende rechten gelden niet voor het verrichten van diensten waarbij als tegenpartij wordt opgetreden bij transacties uitgevoerd door overheidsinstellingen die zich met de overheidsschuld bezighouden of door leden van het Europese stelsel van centrale banken in het kader van de uitoefening van hun taken overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en de Statuten van het Europese stelsel van centrale banken en van de Europese centrale bank. ".
Art.36. In artikel 45bis van dezelfde wet worden de woorden " artikel 45, 10° " vervangen door de woorden " artikel 45, § 1, 13° ".
Art.37. Artikel 46 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 46. Voor de toepassing van dit boek en zijn uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder :
1° beleggingsdiensten en -activiteiten : iedere hierna genoemde dienst of activiteit die betrekking heeft op financiële instrumenten :
1. het ontvangen en doorgeven van orders met betrekking tot één of meer financiële instrumenten, met inbegrip van het met elkaar in contact brengen van twee of meer beleggers waardoor tussen deze beleggers een verrichting tot stand kan komen;
2. het uitvoeren van orders voor rekening van cliënten;
3. het handelen voor eigen rekening;
4. vermogensbeheer;
5. beleggingsadvies;
6. het overnemen van financiële instrumenten en/of plaatsen van financiële instrumenten met plaatsingsgarantie;
7. het plaatsen van financiële instrumenten zonder plaatsingsgarantie;
8. het uitbaten van multilaterale handelsfaciliteiten;
2° nevendienst : iedere hierna genoemde dienst :
1. bewaring en beheer van financiële instrumenten voor rekening van cliënten, met inbegrip van bewaarneming en daarmee samenhangende diensten zoals contanten- en/of zekerhedenbeheer;
2. het verstrekken van kredieten of leningen aan een belegger om deze in staat te stellen een transactie in één of meer financiële instrumenten te verrichten, bij welke transactie de onderneming die het krediet of de lening verstrekt, betrokken is;
3. advisering aan ondernemingen inzake kapitaalstructuur, bedrijfsstrategie en daarmee samenhangende aangelegenheden, alsmede advisering en dienstverrichting op het gebied van fusies en overnames van ondernemingen;
4. valutawisseldiensten voor zover deze samenhangen met het verrichten van beleggingsdiensten;
5. onderzoek op beleggingsgebied en financiële analyse of andere vormen van algemene aanbevelingen in verband met transacties in financiële instrumenten;
6. diensten in verband met het overnemen van financiële instrumenten;
7. de hierboven bedoelde beleggingsdiensten en -activiteiten alsmede nevendiensten die verband houden met de onderliggende waarde van de derivaten, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, 1°, e), f), g) en j) van de wet van 2 augustus 2002, wanneer verstrekt in samenhang met de verstrekking van beleggings- en nevendiensten.
3° financieel instrument : de instrumenten zoals gedefinieerd in artikel 2, eerste lid,1°, van de wet van 2 augustus 2002;
4° effecten : de effecten zoals gedefinieerd in artikel 2, eerste lid, 31°, van de wet van 2 augustus 2002;
5° geldmarktinstrumenten : de instrumenten zoals gedefinieerd in artikel 2, eerste lid, 32°, van de wet van 2 augustus 2002;
6° uitvoering van orders voor rekening van cliënten : optreden om overeenkomsten te sluiten tot verkoop of aankoop van één of meer financiële instrumenten voor rekening van cliënten;
7° handelen voor eigen rekening : met eigen kapitaal handelen in één of meer financiële instrumenten, hetgeen resulteert in het uitvoeren van transacties;
8° vermogensbeheer : het per cliënt op discretionaire basis beheren van portefeuilles op grond van een door de cliënten gegeven opdracht, voor zover die portefeuilles één of meer financiële instrumenten bevatten;
9° beleggingsadvies : het doen van gepersonaliseerde aanbevelingen aan een cliënt, hetzij op diens verzoek hetzij op initiatief van de beleggingsonderneming, met betrekking tot één of meer verrichtingen die betrekking hebben op financiële instrumenten;
10° een gepersonaliseerde aanbeveling : een aanbeveling die wordt voorgesteld als een aanbeveling die geschikt is voor de betrokken persoon, of berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden en als oogmerk heeft dat één van de volgende reeks stappen wordt gezet :
- een bepaald financieel instrument wordt gekocht, verkocht, geruild, te gelde gemaakt, gehouden, overgenomen of er wordt daarop ingetekend;
- een aan een bepaald financieel instrument verbonden recht wordt uitgeoefend of juist niet uitgeoefend om een financieel instrument te kopen, te verkopen, te ruilen, te gelde te maken of daarop in te tekenen.
Een aanbeveling is geen gepersonaliseerde aanbeveling als deze uitsluitend via distributiekanalen, in de zin van artikel 2, eerste lid, 26°, van de wet van 2 augustus 2002, of aan het publiek wordt gedaan;
11° cliënt : iedere natuurlijke of rechtspersoon voor wie een beleggingsonderneming beleggingsdiensten en/of nevendiensten verricht;
12° professionele cliënt : de professionele cliënten zoals gedefinieerd in artikel 2, eerste lid, 28°, van de wet van 2 augustus 2002;
13° niet-professionele cliënt : de cliënt die niet als een professionele cliënt wordt behandeld;
14° multilaterale handelsfaciliteit (Multilateral trading facility - MTF) : een door een beleggingsonderneming, een kredietinstelling of een marktonderneming geëxploiteerd multilateraal systeem dat verschillende koop- en verkoopintenties van derden met betrekking tot financiële instrumenten - binnen dit systeem en volgens niet-discretionaire regels - samenbrengt op zodanige wijze dat er een overeenkomst uit voortvloeit overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk II van de wet van 2 augustus 2002 of titel II van de Richtlijn 2004/39/EG;
15° " systematische internaliseerder " : een beleggingsonderneming die op een georganiseerde, frequente en systematische wijze voor eigen rekening cliëntenorders uitvoert buiten een gereglementeerde markt of een MTF;
16° market maker : een persoon die op de financiele markten doorlopend blijk geeft van de bereidheid voor eigen rekening en met eigen kapitaal te handelen door financiële instrumenten tegen door hem vastgestelde prijzen te kopen en te verkopen;
17° lidstaat van herkomst :
a. indien de beleggingsonderneming een natuurlijke persoon is, de lidstaat waar deze persoon zijn hoofdkantoor heeft;
b. indien de beleggingsonderneming een rechtspersoon is, de lidstaat waar haar statutaire zetel is gelegen;
c. indien de beleggingsonderneming overeenkomstig haar nationale wetgeving geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar haar hoofdkantoor is gelegen;
18° lidstaat van ontvangst : de lidstaat die niet de lidstaat van herkomst is en waar de beleggingsonderneming een bijkantoor heeft of diensten en/of activiteiten verricht;
19° bevoegde autoriteit : de CBFA of de buitenlandse autoriteit die elke lidstaat overeenkomstig artikel 48 van de Richtlijn 2004/39/EG aanwijst, tenzij in de Richtlijn anders is gespecifieerd;
20° kredietinstelling : iedere instelling bedoeld in de titels II tot IV van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;
21° ICBE-beheervennootschap : een beheervennootschap in de zin van deel III van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles;
22° verbonden agent : een natuurlijke of rechtspersoon die, onder de volledige en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid van slechts één beleggingsonderneming voor rekening waarvan hij optreedt de beleggings- en/of nevendiensten bij cliënten of potentiële cliënten promoot, instructies of orders van cliënten met betrekking tot beleggingsdiensten of financiële instrumenten ontvangt en doorgeeft, financiële instrumenten plaatst en/of advies verstrekt aan cliënten of potentiële cliënten met betrekking tot deze financiële instrumenten of diensten;
23° bijkantoor : een bedrijfszetel die niet het hoofdkantoor is en die een onderdeel zonder rechtspersoonlijkheid vormt van een beleggingsonderneming en beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten verricht, en ook nevendiensten kan verrichten waarvoor de beleggingsonderneming een vergunning heeft gekregen; alle bedrijfszetels in eenzelfde lidstaat van een beleggingsonderneming met hoofdkantoor in een andere lidstaat worden als één enkel bijkantoor beschouwd;
24° gekwalificeerde deelneming : het rechtstreeks of onrechtstreeks bezitten van een deelneming in een beleggingsonderneming van ten minste 10% van het kapitaal of van de stemrechten, als bedoeld in de nationale bepalingen in uitvoering van de Richtlijn 2004/109/EG, dan wel van een deelneming die de mogelijkheid inhoudt een invloed van betekenis uit te oefenen op de bedrijfsvoering van de beleggingsonderneming waarin wordt deelgenomen;
25° moederonderneming : een moederonderneming in de zin van de artikelen 1 en 2 van Richtlijn 83/349/EEG van de Raad betreffende de geconsolideerde jaarrekening;
26° dochteronderneming : een dochteronderneming in de zin van de artikelen 1 en 2 van Richtlijn 83/349/EEG, met inbegrip van elke dochteronderneming van een dochteronderneming van een moederonderneming die aan het hoofd van deze ondernemingen staat;
27° controle : controle in de zin van artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG;
28° nauwe banden : een situatie waarin twee of meer natuurlijke of rechtspersonen verbonden zijn door :
a. een deelneming, dat wil zeggen het rechtstreeks of door middel van een controle houden van ten minste 20% van de stemrechten of het kapitaal van een onderneming; of
b. een controleband, dat wil zeggen de band die bestaat tussen een moederonderneming en een dochteronderneming, in alle gevallen zoals bedoeld in artikel 1, leden 1 en 2, van Richtlijn 83/349/EEG, of een band van dezelfde aard tussen een natuurlijke of rechtspersoon en een onderneming; elke dochteronderneming van een dochteronderneming wordt ook beschouwd als een dochteronderneming van de moederonderneming die aan het hoofd van deze ondernemingen staat.
Als een nauwe band tussen twee of meer natuurlijke of rechtspersonen wordt tevens beschouwd een situatie waarin deze personen via een controleband duurzaam verbonden zijn met eenzelfde persoon;
29° financiële instelling : alle ondernemingen bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, eerste lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen; voor de toepassing van de artikelen 95 en 95bis van deze wet worden met een financiële instelling gelijkgesteld, de instellingen voor postcheque- en girodiensten, de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, de vereffeningsinstellingen bedoeld in artikel 2, 17°, van de wet van 2 augustus 2002 en de instellingen waarvan het bedrijf bestaat uit het gehele of gedeeltelijke operationele beheer van diensten die verstrekt worden door dergelijke vereffeningsinstellingen;
30° toezichthoudende overheid : de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen;
31° marktonderneming : een persoon of personen die het bedrijf van een gereglementeerde markt beheren en/of exploiteren waarbij de gereglementeerde markt de marktonderneming zelf kan zijn;
32° gereglementeerde markt : een door een marktonderneming geëxploiteerd en/of beheerd multilateraal systeem dat verschillende koop- en verkoopintenties van derden met betrekking tot financiële instrumenten - binnen dit systeem en volgens de niet-discretionaire regels van dit systeem - samenbrengt of het samenbrengen daarvan vergemakkelijkt op zodanige wijze dat er een overeenkomst uit voortvloeit met betrekking tot financiële instrumenten die volgens de regels en de systemen van de markt tot de handel zijn toegelaten, en waaraan vergunning is verleend en die regelmatig werkt, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 2002 of titel III van de Richtlijn 2004/39/EG;
33° Richtlijn 64/225/EEG : Richtlijn 64/225/EEG van de Raad van 25 februari 1964 ter opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging en van het vrij verrichten van diensten, voor wat betreft herverzekering en retrocessie;
34° Richtlijn 73/239/EEG : Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf met uitzondering van de levensverzekeringsbranche en de uitoefening daarvan;
35° Richtlijn 93/22/EEG : Richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten;
36° Richtlijn 2002/83/EG : Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering;
37° Richtlijn 2004/39/EG : de Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611 EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad;
38° Richtlijn 2006/48/EG : de Richtlijn 2006/48/EG van het Europees parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen;
39° de wet van 2 augustus 2002 : de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. ".
Art.38. Artikel 47 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 47. § 1. Iedere beleggingsonderneming naar Belgisch recht die haar werkzaamheden in België wenst uit te oefenen, moet, vooraleer die aan te vatten, één van de volgende vergunningen verkrijgen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen :
1° een vergunning als beursvennootschap;
2° een vergunning als vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies.
§ 2. Onverminderd de voorschriften inzake kapitaal, mogen de beursvennootschappen alle in artikel 46 bedoelde beleggingsdiensten, beleggingsactiviteiten en nevendiensten verrichten.
§ 3. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies mogen de in artikel 46, 1°, 1, 2, 4, 5 en 7 bedoelde beleggingsdiensten verrichten, alsook de in artikel 46, 2°, 3, 5 en 7, bedoelde nevendiensten.
Om hun eigen middelen te beleggen mogen zij posities houden in financiële instrumenten, buiten de handelsportefeuille.
§ 4. Er kan geen vergunning als beleggingsonderneming worden verstrekt voor het uitsluitend verrichten van nevendiensten. ".
Art.39. Artikel 48 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 48. De aanvragers duiden aan welke in artikel 47 bedoelde vergunning zij wensen te verkrijgen en welke in artikel 46 en andere in artikel 58, § 1, tweede en derde lid, bedoelde beleggingsdiensten en -activiteiten en nevendiensten zij voornemens zijn te verrichten of aan te bieden. Daarbij verduidelijken zij op welke financiële instrumenten deze diensten en activiteiten betrekking hebben. Bij de vergunningsaanvraag wordt een programma van werkzaamheden gevoegd dat beantwoordt aan de door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen gestelde voorwaarden en waarin met name de aard en de omvang van de voorgenomen verrichtingen alsook de organisatiestructuur van de onderneming worden vermeld en de nauwe banden die zij heeft met andere personen. De aanvragers moeten alle inlichtingen verstrekken die nodig zijn om hun aanvraag te kunnen beoordelen.
Het eerste lid is eveneens van toepassing op de aanvragen van beleggingsondernemingen die reeds over een vergunning beschikken, die ertoe strekken bijkomende diensten en activiteiten bedoeld in artikel 46 waarvoor zij nog geen vergunning hebben te mogen verrichten. De artikelen 49 tot 53 zijn van toepassing. ".
Art.40. In artikel 50 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid, tweede zin, wordt vervangen als volgt :
" Zij spreekt zich uit over de vergunning binnen de zes maanden na de indiening van een volledige aanvraag. "
2° het tweede lid wordt vervangen als volgt :
" De beslissingen inzake vergunning vermelden de beleggingsdiensten en -activiteiten evenals de nevendiensten die de onderneming mag verrichten. ".
Art.41. Artikel 51 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 51. Gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid van de onderneming kan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen de vergunning van de beleggingsonderneming beperken tot bepaalde diensten, activiteiten of tot bepaalde financiële instrumenten, alsook in haar vergunning voor het verrichten van bepaalde diensten of activiteiten met betrekking tot bepaalde financiële instrumenten voorwaarden stellen. ".
Art.42. Artikel 53, tweede lid, van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt :
" De lijst van de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht bevat volgende rubrieken :
a. beursvennootschappen;
b. vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies. ".
Art.43. In artikel 54 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het tweede lid worden de woorden " artikel 7,§§ 4 en 5, eerste lid van de Richtlijn 93/22/EEG " vervangen door de woorden " artikel 15, §§ 2 en 3, van de Richtlijn 2004/39/EG ";
2° in het derde lid worden de woorden " artikel 7, § 5, tweede en vierde lid, van dezelfde Richtlijn " vervangen door de woorden " artikel 15, § 3, tweede en derde lid, van dezelfde Richtlijn ".
Art.44. In artikel 55 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 2 worden de woorden " artikel 46, 1°, 1, b) " vervangen door de woorden " artikel 46, 1°, 2 ";
2° in § 3 worden de woorden " vennootschappen voor vermogensbeheer " vervangen door de woorden " vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingadvies ";
3° in § 3 worden de woorden " artikel 46, 1°, 3 " vervangen door de woorden " artikel 46, 1°, 4 ";
4° § 4 wordt vervangen als volgt :
" § 4. Alleen de volgende vennootschappen en instellingen mogen in België openbaar gebruik maken van de woorden " beleggingsadviseur ", " beleggingsadvies " of enig andere term die naar deze werkzaamheid verwijst, inzonderheid in hun naam, in de opgave van hun doel, in hun effecten, waarden, stukken of reclame :
a) de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies;
b) de beursvennootschappen;
c) de kredietinstellingen;
d) de in België krachtens titels III en IV werkzame buitenlandse beleggingsondernemingen waarvan de vergunning de in artikel 46, 1°, 5,bedoelde beleggingsdienst dekt;
e) de makelaars in bank- en beleggingsdiensten als bedoeld in de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten. ";
5° § 5 wordt opgeheven.
Art.45. Artikel 58 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 58. § 1. Om een vergunning als beleggingsonderneming te verkrijgen moet, het volstort gedeelte van het kapitaal voor beursvennootschappen 250.000 EUR bedragen en voor de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies 125.000 EUR.
§ 2. Beursvennootschappen dienen te beschikken over een volstort kapitaal van ten minste 730.000 EUR om :
- transacties met financiële instrumenten voor eigen rekening te verrichten;
- uitgiften van financiële instrumenten over te nemen;
- borg te staan voor de plaatsing hiervan;
- een MTF uit te baten;
- als bewaarder op te treden voor financiële instrumenten van verzekeringsondernemingen, voor instellingen voor collectieve belegging evenals voor kredietinstellingen voor zover deze laatsten handelen voor rekening van hun cliënteel.
Voor de toepassing van deze bepaling wordt niet beschouwd als het verrichten van transacties voor eigen rekening :
a) het houden van posities in financiële instrumenten buiten de handelsportefeuille om eigen middelen te beleggen;
b) het houden van financiële instrumenten voor eigen rekening, mits :
1° dergelijke posities uitsluitend het resultaat zijn van het feit dat de beursvennootschap niet bij machte is een ontvangen order exact af te sluiten;
2° de totale marktwaarde van deze posities niet meer dan 15 pct. van het aanvangskapitaal van de vennootschap vertegenwoordigt;
3° de vennootschap de vereisten in acht neemt die bij een krachtens artikel 90 genomen reglement zijn opgelegd voor de controle van de solvabiliteit en de beperking van de risico's verbonden aan het bedrijf van de beleggingsondernemingen;
4° deze posities een incidenteel en voorlopig karakter hebben en strikt beperkt blijven tot de tijd die voor de uitvoering van de bewuste transactie nodig is.
§ 3. Voor bestaande instellingen die een vergunning als beleggingsonderneming aanvragen, worden voor de toepassing van § 1 de uitgiftepremies, de reserves en het overgedragen resultaat gelijkgesteld met kapitaal. ".
Art.46. Artikel 59 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 59. Een vergunning wordt pas verleend nadat de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen in kennis is gesteld van de identiteit van de natuurlijke of rechtspersonen die, rechtstreeks of onrechtstreeks, een gekwalificeerde deelneming bezitten. De kennisgeving moet vermelden welke kapitaalfracties en hoeveel stemrechten deze personen bezitten. Wanneer verschillende personen de deelneming gezamenlijk of in onderling overleg bezitten, zijn de artikelen 2, § 2 en 3, tweede zin, van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen van toepassing alsmede de maatregelen die met toepassing van deze artikelen krachtens genoemde wet zijn genomen. Artikel 2, § 1, van dezelfde wet is van toepassing.
De vergunning wordt geweigerd wanneer de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid van de beleggingsonderneming, niet overtuigd is van de geschiktheid van de in het eerste lid bedoelde natuurlijke of rechtspersonen.
Wanneer er nauwe banden bestaan tussen de beleggingsonderneming en andere natuurlijke of rechtspersonen, wordt de vergunning pas verleend indien deze banden de juiste uitoefening van de toezichthoudende taak van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen niet belemmeren.
De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen weigert de vergunning indien de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een derde land die van toepassing zijn op één of meer natuurlijke of rechtspersonen met wie de onderneming nauwe banden heeft, of moeilijkheden in verband met de toepassing van die bepalingen, een belemmering vormen voor de juiste uitoefening van haar toezichthoudende taken. ".
Art.47. Artikel 60 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt:
" Art. 60. § 1. De effectieve leiding van een beleggingsonderneming moet worden toevertrouwd aan ten minste twee natuurlijke personen; voor de uitoefening van deze functies moeten zij de vereiste professionele betrouwbaarheid en de passende ervaring bezitten teneinde het gezond en voorzichtig beleid van de beleggingsonderneming te verzekeren.
De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen verleent geen vergunning indien zij er niet van overtuigd is dat de personen die het bedrijf van de beleggingsonderneming effectief zullen leiden, als voldoende betrouwbaar bekend staan en over voldoende ervaring beschikken, dan wel indien er objectieve en aantoonbare redenen zijn om aan te nemen dat eventuele voorgenomen wijzigingen in het bestuur van de onderneming een bedreiging vormen voor het gezond en voorzichtig beleid ervan.
§ 2. Wanneer een marktonderneming de toelating tot exploitatie van een MTF aanvraagt en de personen die de MTF effectief leiden dezelfde personen zijn als degenen die feitelijk het bedrijf van de gereglementeerde markt leiden, worden die personen geacht te voldoen aan de vereisten van § 1. ".
Art.48. In dezelfde wet wordt een artikel 62bis ingevoegd, luidende :
" Art. 62bis. § 1. Iedere beleggingsonderneming legt passende beleidslijnen en procedures vast om de naleving van de wettelijke voorschriften inzake beleggingsdiensten en -activiteiten door de onderneming, haar bestuurders, effectieve leiding, werknemers, verbonden agenten en gevolmachtigden te verzekeren.
Zij werkt passende regels uit voor de rechtstreekse en onrechtstreekse persoonlijke verrichtingen in financiële instrumenten die worden uitgevoerd door de in het eerste lid bedoelde personen.
Op advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen bepaalt de Koning de desbetreffende nadere regels en verplichtingen. Deze regels en verplichtingen kunnen inzonderheid betrekking hebben op :
- de relevante personen op wie deze regels en verplichtingen van toepassing zijn;
- de persoonlijke verrichtingen die in strijd worden geacht met de wet;
- de modaliteiten waaronder de relevante personen hun persoonlijke verrichtingen dienen mee te delen aan de beleggingsonderneming;
- de wijze waarop de beleggingsondernemingen gegevens over de persoonlijke verrichtingen dienen te bewaren.
§ 2. Iedere beleggingsonderneming neemt passende organisatorische en administratieve maatregelen om te voorkomen dat belangenconflicten inzake beleggingsdiensten en -activiteiten tussen de onderneming, haar bestuurders, effectieve leiding, werknemers en gevolmachtigden, of een met haar verbonden onderneming, enerzijds, en haar cliënteel anderzijds, of tussen haar cliënten onderling, de belangen van deze laatsten zouden schaden.
Op advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen bepaalt de Koning de desbetreffende nadere regels en verplichtingen. Deze regels en verplichtingen kunnen inzonderheid betrekking hebben op de organisatorische regels die in acht moeten worden genomen ter voorkoming van belangenconflicten en wanneer de beleggingsonderneming onderzoek op beleggingsgebied produceert en verspreidt.
§ 3. Iedere beleggingsonderneming neemt passende maatregelen om de continuïteit van haar beleggingsdiensten en -activiteiten te verzekeren.
§ 4. Wanneer een beleggingsonderneming operationele taken die van kritiek belang zijn voor een continue en bevredigende dienstverlening inzake beleggingsdiensten en -activiteiten, aan derden uitbesteedt, neemt zij passende maatregelen om het hiermee gepaard gaande operationeel risico te beperken.
De in het eerste lid bedoelde uitbesteding mag geen wezenlijke afbreuk doen aan het passende karakter van de interne controleprocedures van de onderneming en aan het vermogen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen om te controleren of de onderneming haar wettelijke verplichtingen nakomt.
De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen publiceert een beleidsverklaring waarin zij haar beleid inzake uitbestedingen van diensten van beheer van vermogen van niet-professionele cliënten uiteenzet.
§ 5. Iedere beleggingsonderneming houdt de gegevens bij over alle door haar verrichte beleggingsdiensten en -activiteiten om de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen in staat te stellen na te gaan of de onderneming de bepalingen van deze wet naleeft, inzonderheid of de onderneming haar verplichtingen tegenover haar cliënteel of potentieel cliënteel nakomt.
§ 6. Wanneer een beleggingsonderneming financiële instrumenten aanhoudt die aan haar cliënteel toebehoren, neemt zij passende maatregelen om de rechten van haar cliënteel te vrijwaren in geval van haar insolventie. Zij neemt passende maatregelen om te voorkomen dat financiële instrumenten toebehorend aan een cliënt voor haar eigen rekening worden gebruikt, tenzij de cliënt hiermee uitdrukkelijk instemt.
Wanneer een beleggingsonderneming gelden aanhoudt die aan een cliënt toebehoren, treft zij passende maatregelen om de rechten van haar cliënteel te vrijwaren en om te voorkomen dat de gelden die aan de cliënt toebehoren voor haar eigen rekening gebruikt worden.
§ 7. De personen belast met de effectieve leiding van de beleggingsonderneming, in voorkomend geval het directiecomité, nemen onder toezicht van het wettelijke bestuursorgaan van de onderneming de nodige maatregelen voor de naleving van het bepaalde bij de paragrafen 1 tot 6. Het wettelijke bestuursorgaan, in voorkomend geval via het auditcomité, dient minstens jaarlijks te controleren of de beleggingsonderneming aan het bepaalde bij deze paragrafen beantwoordt, en neemt kennis van de genomen passende maatregelen.
De personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval het directiecomité, lichten minstens jaarlijks het wettelijke bestuursorgaan, de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen en de erkende commissaris in over de naleving van het bepaalde bij het eerste lid en over de genomen passende maatregelen
De informatieverstrekking aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen en de erkende commissaris gebeurt volgens de modaliteiten die de Commissie bepaalt.
De erkende commissaris brengt bij het wettelijke bestuursorgaan, in voorkomend geval via het auditcomité, tijdig verslag uit over de belangrijke kwesties die bij de wettelijke controleopdracht aan het licht zijn gekomen.
§ 8. De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen kan nadere bepalingen van dit artikel vaststellen met een reglement genomen ter uitvoering van de artikelen 49, § 3, en 64 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. ".
Art.49. Artikel 65 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt:
" Art. 65. De beleggingsondernemingen moeten aansluiten bij de beleggersbeschermingsregeling bedoeld in titel V. ".
Art.50. In artikel 66 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° § 2 wordt opgeheven;
2° § 3, dat § 2 wordt, wordt vervangen als volgt :
" § 2. Wanneer het eigen vermogen niet meer het peil bereikt zoals vastgesteld bij § 1 kan de toezichthoudende overheid een termijn vaststellen waarbinnen dit opnieuw op het betrokken peil moet worden gebracht. ".
Art.51. In artikel 67 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 1, eerste lid wordt vervangen als volgt :
" Onverminderd artikel 12 en de nationale bepalingen in uitvoering van de Richtlijn 2004/109/EG van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten moet iedere natuurlijke of rechtspersoon, die het voornemen heeft om rechtstreeks of onrechtstreeks een gekwalificeerde deelneming in een beleggingsonderneming te verwerven, de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen daarvan in kennis stellen onder vermelding van de resulterende deelneming. Tot kennisgeving aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen is eveneens gehouden iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die het voornemen heeft de omvang van zijn deelneming zodanig te vergroten dat het percentage van zijn stemrechten of aandelen 10%, 20%, 33% of 50% bereikt of overschrijdt, of dat de beleggingsonderneming zijn dochteronderneming wordt. ";
2° § 4 wordt vervangen als volgt :
" § 4. Iedere natuurlijke of rechtspersoon die een gekwalificeerde deelneming in een beleggingsonderneming bezit en die voornemens is zijn gekwalificeerde deelneming zodanig te verkleinen dat het percentage van zijn stemrechten of aandelen onder de 10%, 20%, 33% of 50% zou dalen of waardoor de beleggingsonderneming zijn dochteronderneming niet meer zou zijn, moet ten minste één maand vóór deze vervreemding aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen meedelen welke kapitaalfractie en hoeveel stemrechten enerzijds bij deze vervreemding zijn betrokken en anderzijds na afloop hiervan nog in zijn bezit zullen zijn; voor zover de identiteit van de verwerver(s) bekend is, deelt hij die mee aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen. ";
3° § 6, tweede lid wordt vervangen als volgt :
" Tevens stellen beleggingsondernemingen de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen ten minste eens per jaar in kennis van de namen van de aandeelhouders en vennoten die gekwalificeerde deelnemingen bezitten, alsmede van de omvang van de deelnemingen. zoals deze met name blijken uit de gegevens die worden vastgelegd bij de jaarlijkse algemene vergadering van aandeelhouders of vennoten, of uit de informatie die is ontvangen met toepassing van de nationale bepalingen in uitvoering van de Richtlijn 2004/109/EG van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten. ";
4° § 7, eerste lid, eerste zin, in limine, wordt vervangen als volgt :
" Wanneer de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen grond heeft om aan te nemen dat de personen die overeenkomstig § 1 een kennisgeving dienen te doen, een gezond en voorzichtig beleid van de beleggingsonderneming zou kunnen belemmeren, kan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, onverminderd de andere bij deze wet bepaalde maatregelen : ".
Art.52. Artikel 68 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 68. Op verzoek van de Commissie van de Europese Gemeenschappen brengt de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen haar in kennis van :
- elke vergunningsaanvraag door een rechtstreekse of onrechtstreekse dochteronderneming van een moederonderneming die ressorteert onder een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte;
- elke op grond van artikel 67, § 1, door een dergelijke moederonderneming aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen voorgelegd voornemen tot verwerving van een deelneming in een beleggingsonderneming uit de Europese Economische Ruimte, waardoor deze instelling haar dochteronderneming zou worden.
De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen beperkt of schorst de verwerving van een deelneming door rechtstreekse of onrechtstreekse moederondernemingen die ressorteren onder een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte in de gevallen en onder de voorwaarden en de duur die bepaald zijn in artikel 15, §§ 3 en 5 van de Richtlijn 2004/39/EG.
Bij verwerving of vergroting van een deelneming, ondanks de maatregelen die de toezichthoudende overheid heeft genomen overeenkomstig het tweede lid, is artikel 67, § 5, van toepassing. ".
Art.53. In artikel 69 van dezelfde wet worden de woorden " artikel 54, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen " en de woorden " dezelfde gecoördineerde wetten " respectievelijk vervangen door de woorden " artikel 522, § 1, eerste lid, van het wetboek van vennootschappen " en de woorden " hetzelfde wetboek van vennootschappen ".
Art.54. In artikel 70, paragraaf 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 3 mei 2002 en 20 juli 2004, worden de woorden " en artikel 62bis " ingevoegd tussen de woorden " 62 " en " mogen ".
Art.55. In artikel 75 van dezelfde wet worden tussen de woorden " Buiten de diensten " en de woorden " die zij " de woorden " en activiteiten " ingevoegd.
Art.56. In artikel 77 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 2 wordt vervangen als volgt :
" § 2. De in § 1, tweede lid bedoelde deposito's dienen te worden gedeponeerd bij een of meer entiteiten die de hoedanigheid hebben van :
1° centrale bank;
2° kredietinstelling die ressorteert onder het recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte;
3° kredietinstelling die ressorteert onder het recht van een staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte;
4° erkend geldmarktfonds.
De in het vorige lid bedoelde deponeringsverplichting geldt niet voor onmiddellijk opeisbare gelden, noch voor binnen een maximumtermijn van drie werkdagen opeisbare gelden en ter dekking van verplichtingen van cliënten verstrekte gelden.
De in het eerste lid bedoelde entiteiten mogen op de gelden die op een gezamenlijke of geïndividualiseerde cliëntenrekening zijn geplaatst, geen recht doen gelden ingevolge eigen vorderingen op de beursvennootschap die deze rekening heeft geopend. Beslag onder derden door de schuldeisers van de beursvennootschap op deze rekeningen en hun saldo is evenmin toegestaan. ";
2° § 3 wordt vervangen als volgt :
" § 3. Indien een insolventieprocedure wordt geopend tegen de beursvennootschap, worden de gelden die met toepassing van § 2 zijn gedeponeerd op een gezamenlijke cliëntenrekening of op een geïndividualiseerde rekening die de identificatie van de individuele cliënten toelaat, met uitzondering van de deposito's die door hun titularis konden worden teruggevorderd, bij bijzonder voorrecht aangewend voor de terugbetaling van de deposito's als bedoeld in § 1, tweede lid, met uitsluiting van de in § 2, tweede lid bedoelde deposito's. ";
3° er wordt een § 4 toegevoegd, luidende :
" § 4. De Koning kan, na advies van de CBFA, de voorwaarden en modaliteiten vaststellen waaraan de gelddeposito's door cliënten bij beursvennootschappen moeten voldoen, evenals de voorwaarden en modaliteiten voor de beleggingen die de beursvennootschappen met deze gelden mogen verrichten. Deze voorwaarden en modaliteiten hebben tevens betrekking op de organisatie, de bescherming van en informatieverstrekking aan de cliënten wat de inontvangstneming van deze gelden door de beursvennootschappen en hun belegging bij andere bemiddelaars betreft. ".
Art.57. In dezelfde wet wordt een artikel 77bis ingevoegd, luidende :
" Art. 77bis. § 1. Een beursvennootschap of een kredietinstelling mag enkel op om het even welke wijze gebruik maken van financiële instrumenten die aan een cliënt toebehoren mits deze hier vooraf zijn uitdrukkelijke toestemming voor heeft verleend. De financiële instrumenten van de cliënt mogen uitsluitend worden gebruikt onder de voorwaarden waarmee de cliënt instemt.
§ 2. De Koning kan, na advies van de CBFA, nadere voorwaarden en regels vaststellen waaraan de door cliënten bij beursvennootschappen of kredietinstellingen verrichte deponeringen van financiële instrumenten moeten voldoen, evenals nadere voorwaarden en regels voor de handelingen die de beursvennootschappen of kredietinstellingen mogen verrichten met betrekking tot deze financiële instrumenten, inzonderheid wat de vereisten betreft inzake de in § 1 bedoelde toestemming. De Koning kan meer bepaald de regels vaststellen voor het verlenen van de in § 1 bedoelde toestemming. Daarnaast kan de Koning tevens regels uitwerken voor de organisatie, de bescherming van en informatieverstrekking aan de cliënten wat de inontvangstneming van deze financiële instrumenten door de beursvennootschappen en de kredietinstellingen en hun deponering bij andere bemiddelaars betreft. ".
Art.58. In dezelfde wet wordt een artikel 77ter ingevoegd, luidende :
" Art. 77ter. § 1. De beursvennootschappen en de kredietinstellingen moeten alle gegevens en rekeningen bijhouden die noodzakelijk zijn om hen op elk ogenblik in staat te stellen de tegoeden die voor een cliënt worden aangehouden onmiddellijk te onderscheiden van de tegoeden die voor andere cliënten worden aangehouden, en van hun eigen tegoeden.
Deze gegevens en rekeningen moeten op zodanige wijze worden bijgehouden dat zij steeds accuraat zijn en inzonderheid de voor cliënten aangehouden financiële instrumenten en gelden weerspiegelen.
De beursvennootschappen en de kredietinstellingen moeten op gezette tijden nagaan of hun interne rekeningen en gegevens overeenstemmen met die van eventuele derde bemiddelaars die deze tegoeden aanhouden.
§ 2. De Koning kan, na advies van de CBFA, nadere voorwaarden en regels vaststellen voor de in § 1 bedoelde vereisten, alsook, meer algemeen, vereisten aangaande de boekhoudkundige organisatie en de boekhoudregels voor het deponeren van gelden bij beursvennootschappen of van financiële instrumenten bij beursvennootschappen of kredietinstellingen. ".
Art.59. Artikel 78, tweede lid, 1°, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" 1° voor kredieten en leningen als bedoeld in artikel 46, 2°, 2; ".
Art.60. Artikel 79 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 79. § 1. De beleggingsondernemingen mogen geen beroep doen op in België gevestigde tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten die niet zijn ingeschreven overeenkomstig artikel 5, § 1, van de wet van 22 maart 2006.
Indien zij een beroep wensen te doen op een in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte gevestigde verbonden agent dienen zij zich ervan te vergewissen dat deze persoon in de betrokken lidstaat is ingeschreven in een daartoe bestemd openbaar register. Zij vergewissen zich van de beperkingen die in de betrokken lidstaat van toepassing zijn op de verbonden agenten.
Indien de betrokken lidstaat waar de agent gevestigd is geen wettelijke regeling heeft die beleggingsondernemingen toelaat om verbonden agenten aan te wijzen, dient de beleggingsonderneming zich ervan te vergewissen dat de betrokken tussenpersoon als agent in bank- en beleggingsdiensten is ingeschreven in het Belgische register als bedoeld in artikel 5, § 1, van de wet van 22 maart 2006.
§ 2. Beleggingsondernemingen die samenwerken met een verbonden agent blijven volledig en onvoorwaardelijk verantwoordelijk voor elke handeling of elk verzuim van deze verbonden agent die voor hun rekening optreedt, in het bijzonder wanneer zij deze verbonden agent toelaten om te gaan met gelden en financiële instrumenten van cliënten.
De beleggingsondernemingen zien erop toe dat de verbonden agenten waarmee zij samenwerken kenbaar maken in welke hoedanigheid zij optreden voordat zij zaken doen met een cliënt.
§ 3. De beleggingsondernemingen dienen de werkzaamheden van de verbonden agenten te controleren. Zij treffen daarbij afdoende maatregelen ter voorkoming van eventuele negatieve gevolgen die de gebeurlijke bijkomende activiteiten van de verbonden agenten zouden hebben op de werkzaamheden die deze voor hun rekening verrichten.
§ 4. De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen kan de bepalingen van dit artikel aanvullen met een reglement genomen met toepassing van de artikelen 49, § 3, en 64 van de wet van 2 augustus 2002. Dit reglement kan inzonderheid de verplichtingen bepalen die op de beleggingsondernemingen rusten die samenwerken met verbonden agenten. ".
Art.61. Artikel 80 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 80. De Koning kan, na advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, bepalen welke verplichtingen en verbodsbepalingen gelden voor de beleggingsondernemingen die ten aanzien van professionele cliënten, actief zijn in het ontvangen en doorgeven van orders met betrekking tot één of meer financiële instrumenten waarbij deze activiteit gericht is op het met elkaar in contact brengen van deze professionele cliënten waardoor er tussen hen een verrichting tot stand kan komen.
Dit besluit kan inzonderheid de gedragsregels en onverenigbaarheidsregels bepalen die van toepassing zijn op deze ondernemingen evenals de regels voor de administratieve en boekhoudkundige verwerking van deze verrichtingen. ".
Art.62. Artikel 81 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 81. De beleggingsondernemingen waaraan een vergunning is verleend moeten te allen tijde voldoen aan de voorwaarden voor de initiële vergunningverlening.
Ze dienen de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen op de hoogte te brengen van elke betekenisvolle wijziging met betrekking tot de voorwaarden voor de initiële vergunningverlening. ".
Art.63. Artikel 82 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 82. De beursvennootschappen dienen de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen onverwijld in te lichten wanneer zij de diensten van systematische interne afhandeling aanvatten of stopzetten. ".
Art.64. Artikel 83 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 83. § 1. Iedere beleggingsonderneming die een bijkantoor op het grondgebied van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte wenst te vestigen om er alle of een deel van de in artikel 46 opgesomde beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten of nevendiensten te verrichten die haar in België zijn toegestaan, stelt de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen daarvan in kennis.
Zij verstrekt hierbij de volgende gegevens :
1° de lidstaten op het grondgebied waarvan zij voornemens is een bijkantoor te vestigen;
2° een programma van werkzaamheden waarin onder meer de aangeboden financiële instrumenten, de aangeboden beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten alsmede nevendiensten en de organisatiestructuur van het bijkantoor worden vermeld en wordt aangegeven of het bijkantoor voornemens is gebruik te maken van verbonden agenten;
3° het adres in de lidstaat van ontvangst waar documenten kunnen worden opgevraagd;
4° de namen van de leiders van het bijkantoor.
§ 2. De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen kan zich verzetten tegen de uitvoering van het project bij beslissing die is ingegeven door de nadelige gevolgen van de opening van een bijkantoor op de administratieve structuur of de financiële positie van de beleggingsonderneming.
§ 3. De beslissing van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen moet, uiterlijk drie maanden na ontvangst van het volledige dossier met alle in § 1, tweede lid, bedoelde gegevens, met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs ter kennis worden gebracht van de beleggingsonderneming. Indien de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen haar beslissing niet binnen deze termijn ter kennis heeft gebracht, wordt zij geacht geen bezwaar te maken tegen het project van de beleggingsonderneming.
§ 4. Dit artikel geldt ook voor de opening van bijkantoren in een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte, welke ook de geplande werkzaamheden voor deze bijkantoren zijn. ".
Art.65. Artikel 84 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 84. Wanneer het vestigingsland van het bijkantoor lid is van de Europese Economische Ruimte, doet de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, tenzij zij, gelet op de voorgenomen werkzaamheden, redenen heeft om te twijfelen aan de deugdelijkheid van de administratieve structuur of van de financiële positie van een beleggingsonderneming, binnen drie maanden na ontvangst van alle gegevens, mededeling van deze gegevens aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst en stelt zij de betrokken beleggingsonderneming hiervan in kennis.
De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen doet aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst mededeling van de gegevens over het erkende compensatiestelsel waarvan de beleggingsonderneming lid is overeenkomstig Richtlijn 97/9/EG. Eventuele wijzigingen in de gegevens worden door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst gemeld. ".
Art.66. Artikel 85 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 85. Wanneer het vestigingsland van het bijkantoor geen lid is van de Europese Economische Ruimte, kan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen met de toezichthoudende overheden voor de beleggingsondernemingen van dit land, regels overeenkomen voor de opening en het toezicht op het bijkantoor alsook voor de wenselijke informatie-uitwisseling met naleving van de artikelen 74 tot 77bis van de wet van 2 augustus 2002. ".
Art.67. Artikel 86 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 86. Iedere beleggingsonderneming die in het buitenland een bijkantoor heeft geopend stelt, in geval van wijziging van de overeenkomstig artikel 83, § 1, tweede lid, verstrekte gegevens, ten minste één maand vóór de doorvoering van de wijziging de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen schriftelijk van deze wijziging in kennis.
Indien het een bijkantoor betreft geopend in een Lidstaat van de Europese Economische Ruimte, stelt de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst van deze wijziging in kennis. Artikel 83, §§ 2 en 3, is in voorkomend geval van toepassing, alsook artikel 84, naar gelang van de wijzigingen in de in artikel 83 bedoelde gegevens of in de geldende beleggersbeschermingsregeling. ".
Art.68. Afdeling VII van Hoofdstuk II van titel II van boek II van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Afdeling VII - Vrij verrichten van diensten in een Lid-Staat van de Europese Economische Ruimte
Art. 87. Elke beleggingsonderneming die voor de eerste maal alle of een deel van de in artikel 46 opgesomde beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten of nevendiensten op het grondgebied van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte wil verrichten die haar in België zijn toegestaan of die de soort van al daar verrichte diensten of activiteiten wenst uit te breiden, verstrekt de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen de volgende informatie:
1° de lidstaat waarin zij voornemens is werkzaamheden uit te oefenen;
2° een programma van werkzaamheden waarin met name wordt aangegeven welke beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten alsmede nevendiensten zij voornemens is te verrichten, in welke financiële instrumenten ze diensten wil verstrekken, alsook of zij van plan is om gebruik te maken van verbonden agenten op het grondgebied van de lidstaat waar zij voornemens is diensten te verrichten.
Ingeval de beleggingsonderneming voornemens is gebruik te maken van verbonden agenten deelt de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, op verzoek van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, binnen een redelijke termijn de identiteitsgegevens mee van de verbonden agenten die de beleggingsonderneming voornemens is in die lidstaat te gebruiken. De lidstaat van ontvangst kan die informatie openbaar maken.
Art. 88. In het in artikel 87 bedoelde geval doet de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen deze informatie binnen een maand na de ontvangst ervan toekomen aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, waarna de beleggingsonderneming kan aanvangen met het verrichten van de betrokken beleggingsdiensten in de lidstaat van ontvangst.
Art. 89. In geval van wijziging van de overeenkomstig artikel 87 verstrekte gegevens stelt de beleggingsonderneming de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen schriftelijk van de desbetreffende wijziging in kennis, zulks ten minste een maand voordat de wijziging plaatsvindt.
De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen doet de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst mededeling van die wijziging. ".
Art.69. In artikel 101 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid, 4°, wordt aangevuld als volgt :
" d) beslissingen of feiten met betrekking tot de beleggingsonderneming die van aard zijn de bedrijfscontinuïteit ervan aan te tasten;
Met betrekking tot de gevallen bedoeld onder a) tot d) dienen zij tevens bij de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen melding te maken van feiten en besluiten waarvan zij kennis hebben gekregen bij de uitvoering van één van de in dit artikel vermelde taken bij een onderneming die nauwe banden heeft met de beleggingsonderneming waar zij bovengenoemde taak uitvoeren. ";
2° het eerste lid wordt aangevuld als volgt :
" 5° brengen zij de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen minstens eens per jaar verslag uit over de deugdelijkheid van de regelingen die de beleggingsonderneming heeft getroffen ter vrijwaring van de tegoeden van de cliënten in toepassing van de artikelen 77, 77bis en 77ter en van de op grond daarvan door de Koning genomen uitvoeringsmaatregelen. ".
Art.70. Artikel 102, eerste lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" De regeling bepaald in de artikelen 96 tot 101 is niet van toepassing op de beleggingsondernemingen die een vergunning hebben als vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies. ".
Art.71. In artikel 104 van dezelfde wet wordt § 1, eerste zin, in limine, vervangen als volgt :
" § 1. Wanneer de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen vaststelt dat :
- een beleggingsonderneming niet werkt overeenkomstig de bepalingen van dit boek en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen;
- het beleid of de financiële positie van een beleggingsonderneming de goede afloop van haar verbintenissen in het gedrang dreigt te brengen of niet voldoende waarborgen biedt voor haar solvabiliteit, liquiditeit of rendabiliteit;
- de beleidsstructuren, administratieve of boekhoudkundige organisatie of interne controle van een beleggingsonderneming ernstige leemten vertonen;
- een beleggingsonderneming de gedragsregels bedoeld bepaald door en krachtens de artikelen 26 tot 28bis van de wet van 2 augustus 2002, systematisch en op ernstige wijze overtreedt;
- een beleggingsonderneming haar vergunning verworven heeft door middel van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze,
stelt zij de termijn vast waarbinnen deze toestand moet worden verholpen. Indien na afloop van deze termijn de toestand niet is verholpen, kan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen : ".
Art.72. In artikel 105 van dezelfde wet wordt de verwijzing naar Richtlijn " 93/22/EEG" vervangen door de verwijzing naar Richtlijn " 2004/39/EG ".
Art.73. Het opschrift van boek III van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : " Boek III. De bemiddelaars inzake valutahandel ".
Art.74. Boek III, Titels I en II, alsmede artikel 138 van dezelfde wet worden opgeheven.
Art.75. In artikel 148, § 3, van dezelfde wet worden de woorden " en daarbij in het voordeel van de bemiddelaar, in zijn eigen voordeel of in het voordeel van derden, financiële instrumenten van een cliënt, zonder zijn schriftelijke toelating, in prolongatie geeft of op om het even welke wijze gebruikt " vervangen door de woorden " en daarbij in het voordeel van de bemiddelaar, in zijn eigen voordeel of in het voordeel van derden, financiële instrumenten van een cliënt zonder de krachtens artikel 77bis vereiste toestemming, op om het even welke wijze gebruikt ".
Art.76. Artikel 163 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art 163. § 1. De beursvennootschappen en de vennootschappen voor vermogensbeheer die op 31 oktober 2007 over een vergunning beschikken, behouden deze vergunning voor de met hun bestaande vergunning overeenstemmende beleggingsdiensten en -activiteiten en nevendiensten zoals opgenomen in artikel 46, 1° en 2°.
Indien de beleggingsondernemingen vóór 1 november 2007 reeds de nevendiensten bedoeld in artikel 46, 2°, 5) en 7) verrichten, mogen zij deze diensten verderzetten mits zij de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen hiervan op de hoogte brengen.
§ 2. De vennootschappen voor de plaatsing van orders in financiële instrumenten die voor 1 november 2007 over een vergunning beschikken, krijgen de vergunning van vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies voor de met hun bestaande vergunning overeenstemmende beleggingsdiensten en -activiteiten en nevendiensten zoals opgenomen in artikel 46, 1° en 2°, mits zij hiervoor een verzoek bij de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen indienen.
§ 3. De vennootschappen voor beleggingsadvies die op 31 oktober 2007 aan de vereisten van de artikelen 58, 60, 62, 62bis en 65 voldoen, worden per 1 november 2007 ingeschreven op de lijst van de beleggingsondernemingen, rubriek vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies waarbij hun vergunning betrekking heeft op de beleggingsdienst " beleggingsadvies ", bedoeld in artikel 46, 1°, 5), mits zij hiervoor een verzoek bij de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen indienen.
De vennootschappen voor beleggingsadvies die op 31 oktober 2007 niet beantwoorden aan de vereisten van artikel 58, 60, 62, 62bis en 65, worden niet ingeschreven op de lijst van de beleggingsondernemingen. Zij mogen hun bedrijf voortzetten mits zij vóór 31 maart 2008 het statuut hebben verworven van beleggingsonderneming met toepassing van artikel 47 en volgende.
De bepalingen van boek II, met uitzondering van de artikelen 47, 53, 60 en 65, zijn van toepassing op deze ondernemingen zolang zij geen vergunning hebben verkregen. De ondernemingen bedoeld in dit lid worden door de toezichthoudende overheid opgenomen in een aparte lijst, overeenkomstig dezelfde regels als de lijst bedoeld in artikel 53. In afwijking van artikel 55 mogen zij gebruik maken van de benamingen die betrekking hebben op het door hen uitgeoefende bedrijf.
§ 4. De beleggingsondernemingen die op 31 oktober 2007 over een vergunning beschikken als vennootschap voor makelarij in financiële instrumenten behouden voorlopig deze vergunning voor de met hun bestaande vergunning overeenstemmende beleggingsdiensten en -activiteiten en nevendiensten zoals opgenomen in artikel 46, 1° en 2°. De vergunning van deze ondernemingen vervalt op 31 maart 2008, tenzij zij voor die datum een vergunning hebben bekomen als beursvennootschap, of als vennootschap voor vermogensbeheer of beleggingsadvies. Zolang dit niet is gebeurd blijven de bepalingen van boek II, met uitzondering van de artikelen 47, 53 en 58, van toepassing op deze ondernemingen. Het volstorte gedeelte van het kapitaal van deze vennootschappen dient ten minste 125.000 EUR te bedragen.
§ 5. De beleggingsondernemingen die op 31 oktober 2007 over een vergunning beschikken waarbij het uitbaten van een MTF deel uitmaakt van hun activiteiten, worden ingeschreven op de lijst van de beursvennootschappen met een vergunning voor het uitbaten van een MTF, mits zij hiervoor een verzoek bij de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen indienen.
§ 6. De marktondernemingen van gereglementeerde markten verkrijgen, voor de door hen georganiseerde markten die op 31 oktober 2007 krachtens artikel 15 van de wet van 2 augustus 2002 waren erkend, van rechtswege de toelating waarvan sprake in artikel 44, derde lid, om een MTF uit te baten als bedoeld in artikel 46, 1°, 8, mits zij hiervoor een verzoek bij de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen indienen.
§ 7. De beleggingsondernemingen die voor 1 november 2007 beleggingsdiensten, -activiteiten en nevendiensten verrichtten die betrekking hebben op de financiële instrumenten bedoeld in artikel 2, 1°, e) tot j) van de wet van 2 augustus 2002, dienen met toepassing van artikel 81 van deze wet de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen hiervan in te lichten voor 31 januari 2008. Artikel 51 is op hen van toepassing. ".
Art.77. De artikelen 164 tot 167 van dezelfde wet worden opgeheven.
Art.78. Artikel 168 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 168. Beleggingsondernemingen naar Belgisch recht die met toepassing van de artikelen 83 en 87 vóór 1 november 2007 in één of meer Lid-Staten van de Europese Economische Ruimte beleggingsdiensten of -activiteiten of nevendiensten bedoeld in artikel 46 uitvoerden, via een bijkantoor of via het verrichten van diensten, mogen deze diensten en activiteiten verder zetten voor de overeenstemmende diensten en activiteiten waarvoor zij een kennisgeving hebben gedaan.
Indien deze ondernemingen vóór 1 november 2007 in één of meer Lid-Staten van de Europese Economische Ruimte reeds de beleggingsdiensten en -activiteiten geviseerd in artikel 46, 1°, 8) of de nevendiensten bedoeld in artikel 46, 2°, 5) en 7) verrichten, dienen zij de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen hiervan in kennis te stellen vóór 31 januari 2008.
Indien deze ondernemingen voor 1 november 2007 in één of meer Lid-Staten van de Europese Economische Ruimte reeds beleggingsdiensten, -activiteiten en nevendiensten hebben verricht die betrekking hebben op de financiële instrumenten bedoeld in artikel 2, eerste lid, 1°, e) tot j) van de wet van 2 augustus 2002, dienen zij de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen hiervan in kennis te stellen vóór 31 januari 2008. ".
Art.79. Artikel 169 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art.80. Artikel 172 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art.81. Artikel 174 van dezelfde wet wordt opgeheven.
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen in de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen.
Art.82. In artikel 3 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen worden volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 1 wordt aangevuld als volgt :
" 14° " systematische internaliseerder " : een kredietinstelling die frequent op georganiseerde, regelmatige en systematische wijze voor eigen rekening cliëntenorders uitvoert buiten een gereglementeerde markt of een MTF. ".
2° § 2 wordt aangevuld met het volgende lid :
" Wanneer in het eerste lid wordt verwezen naar de financiële instrumenten bedoeld in artikel 2, eerste lid, 1° van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, vallen de diensten en activiteiten vermeld in artikel 46, 1° en 2° van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, onder de wederzijdse erkenning van deze wet. ".
Art.83. In dezelfde wet wordt een artikel 20bis ingevoegd, luidende :
" Art. 20bis. § 1. Iedere kredietinstelling legt passende beleidslijnen en procedures vast om de naleving van de wettelijke voorschriften inzake beleggingsdiensten en -activiteiten door de instelling, haar bestuurders, effectieve leiding, werknemers, verbonden agenten en gevolmachtigden te verzekeren.
Zij werkt passende regels uit voor de rechtstreekse en onrechtstreekse persoonlijke verrichtingen in financiële instrumenten die worden uitgevoerd door de in het eerste lid bedoelde personen.
Op advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen bepaalt de Koning de desbetreffende nadere regels en verplichtingen. Deze regels en verplichtingen kunnen inzonderheid betrekking hebben op :
- de relevante personen op wie deze regels en verplichtingen van toepassing zijn;
- de persoonlijke verrichtingen die in strijd worden geacht met de wet;
- de modaliteiten waaronder de relevante personen hunpersoonlijke verrichtingen dienen mee te delen aan de kredietinstelling;
- de wijze waarop de kredietinstellingen gegevens over de persoonlijke verrichtingen dienen te bewaren.
§ 2. Iedere kredietinstelling neemt passende organisatorische en administratieve maatregelen om te voorkomen dat belangenconflicten inzake beleggingsdiensten en -activiteiten tussen de instelling, haar bestuurders, effectieve leiding, werknemers en gevolmachtigden, of een met haar verbonden onderneming, enerzijds, en haar cliënteel anderzijds, of tussen haar cliënten onderling, de belangen van deze laatsten zouden schaden.
Op advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen bepaalt de Koning de desbetreffende nadere regels en verplichtingen. Deze regels en verplichtingen kunnen inzonderheid betrekking hebben op de organisatorische regels die in acht moeten worden genomen wanneer de kredietinstelling onderzoek op beleggingsgebied produceert en verspreidt.
§ 3. Iedere kredietinstelling neemt passende maatregelen om de continuïteit van haar beleggingsdiensten en -activiteiten te verzekeren.
§ 4. Wanneer een kredietinstelling operationele taken die van kritiek belang zijn voor een continue en bevredigende dienstverlening inzake beleggingsdiensten en -activiteiten, aan derden uitbesteedt, neemt zij passende maatregelen om het hiermee gepaard gaande operationeel risico te beperken.
De in het eerste lid bedoelde uitbesteding mag geen wezenlijke afbreuk doen aan het passende karakter van de interne controleprocedures van de instelling en aan het vermogen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen om te controleren of de instelling haar wettelijke verplichtingen nakomt.
De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen publiceert een beleidsverklaring waarin zij het door haar gevoerde beleid inzake uitbestedingen van diensten van beheer van vermogen van niet-professionele cliënten uiteenzet.
§ 5. Iedere kredietinstelling houdt de gegevens bij over alle door haar verrichte beleggingsdiensten en -activiteiten om de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen in staat te stellen na te gaan of de instelling de bepalingen van deze wet naleeft, inzonderheid of de instelling haar verplichtingen tegenover haar cliënteel of potentieel cliënteel nakomt.
§ 6. Wanneer een kredietinstelling financiële instrumenten aanhoudt die aan haar cliënteel toebehoren, neemt zij passende maatregelen om de rechten van haar cliënteel te vrijwaren in geval van haar insolventie. Zij neemt passende maatregelen om te voorkomen dat financiële instrumenten toebehorend aan een cliënt voor haar eigen rekening worden gebruikt, tenzij de cliënt hiermee uitdrukkelijk instemt.
§ 7. De personen belast met de effectieve leiding van de kredietinstelling, in voorkomend geval het directiecomité, nemen onder toezicht van het wettelijke bestuursorgaan van de instelling de nodige maatregelen voor de naleving van het bepaalde bij de paragrafen 1 tot 6. Het wettelijke bestuursorgaan, in voorkomend geval via het auditcomité, dient minstens jaarlijks te controleren of de kredietinstelling aan het bepaalde bij deze paragrafen beantwoordt, en neemt kennis van de genomen passende maatregelen.
De personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval het directiecomité, lichten minstens jaarlijks het wettelijke bestuursorgaan, de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen en de erkende commissaris in over de naleving van het bepaalde bij het eerste lid en over de genomen passende maatregelen
De informatieverstrekking aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen en de erkende commissaris gebeurt volgens de modaliteiten die de Commissie bepaalt.
De erkende commissaris brengt bij het wettelijke bestuursorgaan, in voorkomend geval via het auditcomité, tijdig verslag uit over de belangrijke kwesties die bij de wettelijke controleopdracht aan het licht zijn gekomen.
§ 8. De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen kan nadere bepalingen van dit artikel vaststellen met een reglement genomen ter uitvoering van de artikelen 49, § 3, en 64 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. ".
Art.84. In dezelfde wet wordt een artikel 46bis ingevoegd, luidende :
" Art. 46bis. De kredietinstellingen dienen de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen onverwijld in te lichten wanneer zij de diensten van systematische interne afhandeling in de zin van artikel 3, § 1, 14°, aanvatten of stopzetten. ".
Art.85. Artikel 55, eerste lid van dezelfde wet wordt aangevuld met een 5°, luidende :
" 5° brengen zij de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen minstens eens per jaar verslag uit over de deugdelijkheid van de maatregelen die de kredietinstelling heeft getroffen ter vrijwaring van de tegoeden van de cliënten in toepassing van de artikelen 77bis en 77ter van de wet van 6 april 1995 en van de op grond van deze bepalingen door de Koning genomen uitvoeringsmaatregelen. ".
Art.86. Artikel 57, § 4 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Paragrafen 1 en 2 zijn van toepassing op de kredietinstellingen die de gedragsregels bepaald door en krachtens de artikelen 26 tot 28bis van de wet van 2 augustus 2002, systematisch en op ernstige wijze overtreden. ".
Art.87. Artikel 75 wordt vervangen als volgt :
" Art. 75. § 1. Wanneer de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen duidelijke en aantoonbare redenen heeft om aan te nemen dat een kredietinstelling die op haar grondgebied door middel van het vrij verrichten van diensten werkzaamheden uitoefent, de verplichtingen schendt die uit de ter uitvoering van de Richtlijn 2004/39/EG vastgestelde bepalingen voortvloeien, of dat een kredietinstelling met een bijkantoor op haar grondgebied de verplichtingen schendt die voortvloeien uit de ter uitvoering van de voornoemde Richtlijn vastgestelde bepalingen waarbij aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen geen bevoegdheden worden verleend, stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van deze bevindingen in kennis.
Indien de kredietinstelling, in weerwil van de door de lidstaat van herkomst getroffen maatregelen, of omdat deze maatregelen ontoereikend zijn, blijft handelen op een wijze die de belangen van beleggers in België of de ordelijke werking van de markten kennelijk schaadt, kan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis te hebben gesteld, maatregelen treffen om de beleggers en de goede werking van de markten te beschermen. Ten aanzien van bijkantoren gaat het om de in artikel 57, § 1, tweede lid, 1°, 2° en 3° en § 2 van de wet bedoelde maatregelen; ten aanzien van kredietinstellingen die bedrijvig zijn via het verrichten van diensten betreft het de in artikel 57, § 1, tweede lid, 2° en § 2 bedoelde maatregelen. De Europese Commissie wordt onverwijld van deze maatregelen in kennis gesteld.
§ 2. Wanneer de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen vaststelt dat een kredietinstelling die onder een andere Lid-Staat van de Europese Economische Ruimte ressorteert en in België werkzaam is via een bijkantoor of het verrichten van diensten, zich niet conformeert aan de in België geldende wettelijke en reglementaire bepalingen die tot de bevoegdheidssfeer van de Commissie behoren, maant zij de kredietinstelling aan om, binnen de termijn die zij bepaalt, de vastgestelde toestand te verhelpen.
Indien de toestand na deze termijn niet is verholpen, brengt de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen haar opmerkingen ter kennis van de toezichthoudende autoriteiten van het land van herkomst van de instelling.
§ 3. Wanneer de overtredingen, geviseerd in § 2, van een bijkantoor blijven aanhouden, kan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, na de in § 2 bedoelde autoriteiten hiervan in kennis te hebben gesteld, de in artikel 57, § 1, tweede lid, 1°, 2° en 3° bedoelde maatregelen treffen.
Artikel 57, §§ 2 tot 4, is van toepassing.
Wanneer de overtredingen, geviseerd in § 2, van een kredietinstelling die bedrijvig is via het verrichten van diensten, blijven aanhouden, kan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, na de in § 2 bedoelde autoriteiten hiervan in kennis te hebben gesteld, deze instelling verbieden om nog nieuwe verrichtingen in het land uit te voeren. Zij kan de geldigheidsduur van dit verbod beperken en het opheffen. Artikel 57, § 1, tweede lid, 2°, en § 2 zijn van toepassing op deze beslissingen. Dit lid is eveneens van toepassing in de gevallen als bedoeld bij artikel 57, § 3.
§ 4. In spoedeisende gevallen waarin de termijnen van de bij de §§ 2 en 3 geregelde procedure niet kunnen worden toegepast, kan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen alle nodige bewarende maatregelen treffen om de belangen van de spaarders en andere cliënten van de bijkantoren te beschermen. Zij stelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de toezichthoudende autoriteiten van het land van herkomst van de instelling en van de vestigingslanden van andere bijkantoren, hiervan onmiddellijk in kennis. De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen wijzigt deze maatregelen of trekt ze in, wanneer de Commissie van de Europese Gemeenschappen haar daartoe aanmaant in overeenstemming met de Europeesrechtelijke regels ter zake.
§ 5. De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen kan, op verzoek van de ter zake bevoegde overheid, de §§ 2 tot 4 toepassen op een in artikel 65 of 66 bedoelde kredietinstelling, wanneer zij in België handelingen heeft gesteld die strijdig zijn met wettelijke of reglementaire bepalingen als bedoeld in artikel 69 of in de wettelijke of reglementaire bepalingen die, om redenen van algemeen belang, gelden op andere gebieden dan bedoeld in de artikelen 68 en 71, eerste en tweede lid.
§ 6. De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen deelt aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen, volgens de frequentie die laatstgenoemde bepaalt, mee hoeveel en welke soort maatregelen zijn getroffen overeenkomstig § 3. ".
HOOFDSTUK V. - Wijzigingen in de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles.
Art.88. In artikel 3 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het 1°, a), ii), worden de woorden " georganiseerde markt " vervangen door de woorden " MTF of gereglementeerde markt ";
2° het 6° wordt vervangen als volgt :
" 6° " multilaterale handelsfaciliteit (Multilateral trading facility - MTF) " : een door een beleggingsonderneming, een kredietinstelling of een marktonderneming geëxploiteerd multilateraal systeem dat verschillende koop- en verkoopintenties van derden met betrekking tot financiële instrumenten - binnen dit systeem en volgens niet-discretionaire regels - samenbrengt op zodanige wijze dat er een overeenkomst uit voortvloeit overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk II van de wet van 2 augustus 2002 of titel II van de Richtlijn 2004/39; ";
3° het 24° wordt vervangen als volgt :
" 24° " wet van 6 april 1995 " : de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen; ";
4° er wordt een 32° ingevoegd, luidende :
" 32° " Richtlijn 2004/39/EG " : de Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/ EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad; ";
5° er wordt een 33° ingevoegd, luidende :
" 33° " wet van 22 maart 2006 " : de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten; ".
Art.89. In artikel 5, § 3, 3°, b), van dezelfde wet worden de woorden " beroepsmatig verrichten van beleggingsdiensten " vervangen door de woorden " beroepsmatig verrichten of aanbieden van een of meer beleggingsdiensten voor derden en/of het uitoefenen van een of meer beleggingsactiviteiten ".
Art.90. In artikel 10, 3°, tweede lid van dezelfde wet worden de woorden " georganiseerde markt " vervangen door de woorden " MTF of gereglementeerde markt ".
Art.91. In artikel 41, § 1, 5°, a), van dezelfde wet worden de woorden " artikel 46, 1°, 3 van de wet van 6 april 1995 " vervangen door de woorden " artikel 46, 1°, 4 van de wet van 6 april 1995 ".
Art.92. In artikel 43 van dezelfde wet worden de woorden " passende beheerstructuur, noch over de in materieel, menselijk en technisch opzicht vereiste middelen voor een eigen en voor haar voorgenomen werkzaamheden passende administratieve, boekhoudkundige, financiële en technische organisatie " vervangen door de woorden " passende beleidsstructuur, noch over de in materieel, menselijk en technisch opzicht vereiste middelen voor een eigen en voor haar voorgenomen werkzaamheden passende administratieve, boekhoudkundige, financiële en technische organisatie en interne controle ".
Art.93. Artikel 62bis, eerste lid, f), van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt :
" f) de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies bedoeld in Boek II, Titel II van de wet van 6 april 1995 ".
Art.94. In dezelfde wet wordt artikel 69 vervangen als volgt :
" Art. 69. De Koning kan, na advies van de CBFA en na open raadpleging, gedragsregels vaststellen die de instelling voor collectieve belegging moet naleven bij de uitoefening van haar beheertaken als bedoeld in artikel 3, 9°, desgevallend rekening houdend met de aard van de betrokken beheertaak. Daarbij kan Hij aan de instelling voor collectieve belegging onder meer de verplichting opleggen tot naleving van de artikelen 27 en 28bis van de wet van 2 augustus 2002, en de ter uitvoering genomen besluiten. ".
Art.95. Artikel 70 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art.96. Artikel 71 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 71. De CBFA kan, in individuele gevallen en mits zij het gevolgde afwijkingsbeleid op passende wijze, op geregelde tijdstippen en op niet-nominatieve wijze bekendmaakt, afwijkingen verlenen van de bepalingen vastgesteld door of krachtens artikel 27 of 28bis van de wet van 2 augustus 2002, indien zij van oordeel is dat de betrokken bepalingen niet aangepast zijn aan de activiteiten of aan de situatie van een instelling voor collectieve belegging en op voorwaarde dat de instelling passende alternatieve maatregelen treft die een gelijkwaardige bescherming bieden voor de houders van effecten en voor de integriteit van de markt. ".
Art.97. In artikel 73, § 3, van dezelfde wet worden de woorden " georganiseerde markt " vervangen door de woorden " MTF of gereglementeerde markt ".
Art.98. In artikel 92, § 1, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden " haar beheerstructuren " vervangen door de woorden " haar beleidsstructuren ".
Art.99. In artikel 96, § 1, a) van dezelfde wet worden de woorden " haar beheerstructuur " vervangen door de woorden " haar beleidsstructuur ".
Art.100. In artikel 97, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden " georganiseerde markt " vervangen door de woorden " MTF of gereglementeerde markt ".
Art.101. In artikel 100, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden " georganiseerde markt " vervangen door de woorden " MTF of gereglementeerde markt ".
Art.102. In artikel 103, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden " georganiseerde markt " vervangen door de woorden " MTF of gereglementeerde markt ".
Art.103. In artikel 113, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden " georganiseerde markt " vervangen door de woorden " MTF of gereglementeerde markt ".
Art.104. In artikel 116, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden " georganiseerde markt " vervangen door de woorden " MTF of gereglementeerde markt ".
Art.105. In artikel 119, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden " georganiseerde markt " vervangen door de woorden " MTF of gereglementeerde markt ".
Art.106. In artikel 139 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het 1° worden de woorden " de beleggingsdienst bedoeld in artikel 46, 1°, 3 van de wet van 6 april 1995 " vervangen door de woorden " de beleggingsdiensten bedoeld in artikel 46, 1°, 4 ", en worden de woorden " voor deze ondernemingen gelden niettemin de artikelen 147, 153, § 1, vierde tot zesde leden, 153, § 2, 154, § 3, 168, 170 en 174 " vervangen door de woorden " voor deze ondernemingen gelden niettemin de artikelen 147, 153, § 3, derde lid, 153, § 4, derde lid, 153, § 5, 154, § 3, 168, 170 en 174 ";
2° in het 2° worden de woorden " de beleggingsdienst bedoeld in artikel 46, 1°, 3 van de wet van 6 april 1995 " vervangen door de woorden " de beleggingsdiensten bedoeld in artikel 46, 1°, 4 " en worden de woorden " de artikelen 147, 153, § 1, vierde tot zesde leden, 153, § 2, 154, § 3, 168, 170 en 174 zijn niettemin van toepassing " vervangen door de woorden " de artikelen 147, 153, § 3, derde lid, 153, § 4, derde lid, 153, § 5, 154, § 3, 168, 170 en 174 zijn niettemin van toepassing ".
Art.107. In dezelfde wet wordt artikel 153 vervangen als volgt :
" Art. 153. § 1. De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging moet beschikken over een eigen en voor haar beheertaken en beleggingsdiensten of voorgenomen beheertaken en beleggingsdiensten passende beleidsstructuur.
Onder passende beleidsstructuur dient inzonderheid te worden verstaan :
- een coherente en transparante organisatiestructuur, met inbegrip van een passende functiescheiding;
- een duidelijk omschreven, transparant en samenhangend geheel van verantwoordelijkheidstoewijzingen;
- passende procedures voor de identificatie, de meting, het beheer en de opvolging van, en de interne verslaggeving over de belangrijke risico's die de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging loopt ingevolge haar werkzaamheden of voorgenomen werkzaamheden.
§ 2. De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging moet ook beschikken over de in materieel, menselijk en technisch opzicht vereiste middelen voor een eigen en voor haar voorgenomen beheertaken en beleggingsdiensten passende administratieve, boekhoudkundige, financiële en technische organisatie. Zij moet met name beschikken over controle- en beveiligingsmechanismen met betrekking tot de elektronische informatieverwerking, en interne controle. Zij houdt daarbij rekening met de aard, de omvang en de complexiteit van deze werkzaamheden en de eraan verbonden risico's.
§ 3. De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging dient een passende interne controle te organiseren, waarvan de werking minstens jaarlijks dient te worden beoordeeld.
De interne controleprocedures omvatten met name een regeling voor het beheer van de beleggingen in financiële instrumenten met het oog op het beleggen van het eigen vermogen.
Deze procedures moeten onder meer waarborgen dat elke transactie waarbij een beheerde instelling voor collectieve belegging of, in voorkomend geval, één van haar compartimenten betrokken is, kan worden gereconstrueerd wat betreft de oorsprong en de aard van de transactie, de betrokken partijen, en het tijdstip en de plaats waar zij heeft plaatsgevonden, en dat de activa van de beheerde instellingen voor collectieve belegging worden belegd, naargelang het geval, overeenkomstig het reglement van het gemeenschappelijk beleggingsfonds of de statuten van de instelling voor collectieve belegging en de geldende wettelijke en reglementaire bepalingen.
Wat haar administratieve en boekhoudkundige organisatie betreft, dient de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging een systeem van interne controle te organiseren dat een redelijke mate van zekerheid verschaft over de betrouwbaarheid van het financiële verslaggevingproces, zodat inzonderheid de jaarrekening in overeenstemming is met de geldende boekhoudreglementering.
Iedere beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging neemt de nodige maatregelen om blijvend te kunnen beschikken over een passende onafhankelijke interne auditfunctie.
§ 4. De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging werkt een passend integriteitsbeleid uit dat geregeld wordt geactualiseerd. Zij neemt de nodige maatregelen om blijvend te kunnen beschikken over een passende onafhankelijke compliancefunctie, om de naleving door de vennootschap, haar bestuurders, effectieve leiding, werknemers en gevolmachtigden te verzekeren van de rechtsregels in verband met de integriteit van haar bedrijf.
Een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging dient te beschikken over een passende onafhankelijke risicobeheerfunctie.
Iedere beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging neemt passende organisatorische en administratieve maatregelen om te voorkomen dat belangenconflicten die zich voordoen :
- tussen haarzelf, met inbegrip van haar bestuurders, effectieve leiding, werknemers en gevolmachtigden, of een met haar verbonden onderneming, enerzijds, en haar cliënteel anderzijds;
- tussen haarzelf, met inbegrip van haar bestuurders, effectieve leiding, werknemers en gevolmachtigden, of een met haar verbonden onderneming, enerzijds, en de beheerde instellingen voor collectieve belegging anderzijds;
- tussen haar cliënten onderling;
- tussen de beheerde instellingen voor collectieve belegging onderling;
- tussen haar cliënten en de beheerde instellingen voor collectieve belegging;
- de belangen van de beheerde instellingen voor collectieve belegging of van haar cliënten zouden schaden.
Op advies van de CBFA bepaalt de Koning de desbetreffende nadere regels en verplichtingen. Deze regels en verplichtingen kunnen inzonderheid betrekking hebben op de organisatorische regels die in acht moeten worden genomen ter voorkoming van belangenconflicten en wanneer de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging onderzoek op beleggingsgebied produceert en verspreidt.
§ 5. De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging moet een methode voor risicobeheer toepassen die specifiek is afgestemd op de categorie van toegelaten beleggingen van de beheerde instellingen voor collectieve belegging en waarmee zij te allen tijde het risico van de posities kan controleren en meten en kan nagaan wat het aandeel daarvan is in het totale-risicoprofiel van de portefeuille van de beheerde instellingen voor collectieve belegging of, in voorkomend geval, van de verschillende compartimenten van die instellingen voor collectieve belegging.
De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging moet een methode hanteren die een accurate en onafhankelijke evaluatie moet toelaten van de waarde van de OTC-derivaten in de portefeuille of, in voorkomend geval, in de portefeuille van de verschillende compartimenten, van elke beheerde instelling voor collectieve belegging. Zij moet de CBFA volgens de gedetailleerde regels en de periodiciteit die de CBFA heeft vastgelegd bij reglement genomen conform artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002, in kennis stellen van de soorten financiële derivaten, de onderliggende risico's, de kwantitatieve begrenzingen en de gekozen methodes voor de raming van de inherente risico's aan de derivaten voor elke beheerde instelling voor collectieve belegging of, in voorkomend geval, voor de verschillende compartimenten van deze beheerde instellingen voor collectieve belegging.
§ 6. De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging moet dusdanig georganiseerd zijn dat zij, naast de informatie die is bekendgemaakt in het prospectus en in de jaar- en halfjaarlijkse verslagen van de beheerde instellingen voor collectieve belegging, op verzoek van de effectenhouders aanvullende inlichtingen kan verstrekken over de kwantitatieve begrenzingen die gelden voor het risicobeheer van de beheerde instellingen voor collectieve belegging, over de gehanteerde methoden om deze begrenzingen na te leven en over de recente ontwikkelingen op het vlak van risico's en rendement van de activa die de categorie van toegelaten beleggingen vormen waarvoor de beheerde instellingen voor collectieve belegging geopteerd hebben.
§ 7. De CBFA kan, in voorkomend geval bij reglement genomen conform artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002, nader bepalen wat moet worden verstaan onder een passende beleidsstructuur, een passende interne controle, een passende onafhankelijke interne auditfunctie, een passende onafhankelijke compliancefunctie en een passende risicobeheerfunctie.
§ 8. Iedere beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging houdt de gegevens bij over de door haar verrichte beleggingsdiensten om de CBFA in staat te stellen na te gaan of de vennootschap de bepalingen van deze wet naleeft, inzonderheid of de vennootschap haar verplichtingen tegenover haar cliënteel nakomt.
§ 9. De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging neemt passende maatregelen om de continuïteit van haar beheertaken en beleggingsdiensten te verzekeren.
§ 10. Onverminderd de bevoegdheden van het wettelijke bestuursorgaan inzake vaststelling van het algemeen beleid als bepaald bij het wetboek van vennootschappen, nemen de personen belast met de effectieve leiding van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, in voorkomend geval het directiecomité, onder toezicht van het wettelijke bestuursorgaan de nodige maatregelen voor de naleving van het bepaalde bij de paragrafen 1 tot en met 6, 8 en 9, en het bepaalde bij artikel 154, § 5.
Onverminderd de bepalingen van het wetboek van vennootschappen, dient het wettelijke bestuursorgaan van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, in voorkomend geval via het auditcomité, minstens jaarlijks te controleren of de vennootschap beantwoordt aan het bepaalde bij de paragrafen 1 tot en met 6 en het eerste lid van deze paragraaf, en neemt het kennis van de genomen passende maatregelen.
De personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval het directiecomité, lichten minstens jaarlijks het wettelijke bestuursorgaan, de CBFA en de erkende commissaris in over de naleving van het bepaalde bij het eerste lid van deze paragraaf en over de genomen passende maatregelen.
De informatieverstrekking aan de CBFA en de erkende commissaris gebeurt volgens de modaliteiten die de CBFA bepaalt.
§ 11. De erkende commissaris brengt bij het wettelijke bestuursorgaan, in voorkomend geval via het auditcomité, tijdig verslag uit over de belangrijke kwesties die aan het licht zijn gekomen bij de wettelijke controleopdracht, in het bijzonder over ernstige tekortkomingen in het financiële verslaggevingproces.
§ 12. De CBFA kan nadere bepalingen van dit artikel vaststellen met een reglement genomen ter uitvoering van de artikelen 49, § 3 en 64 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. ".
Art.108. In artikel 154 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1, 5°, a) worden de woorden " artikel 46, 1°, 3, van de wet van 6 april 1995 " vervangen door de woorden " artikel 46, 1°, 4, van de wet van 6 april 1995 ";
2° het artikel wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 5. Wanneer een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging operationele taken die van kritiek belang zijn voor een continue en bevredigende dienstverlening inzake beleggingsdiensten aan haar cliënten, aan derden uitbesteedt, neemt zij passende maatregelen om het hiermee gepaard gaande operationeel risico te beperken.
De in het eerste lid bedoelde uitbesteding mag geen wezenlijke afbreuk doen aan het passende karakter van de interne controleprocedures van de vennootschap en aan het vermogen van de CBFA om te controleren of de vennootschap haar wettelijke verplichtingen nakomt.
De CBFA kan nadere bepalingen van dit artikel vaststellen met een reglement genomen ter uitvoering van de artikelen 49, § 3 en 64 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. ".
Art.109. Artikel 169 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 169. § 1. De Koning kan, na advies van de CBFA en na open raadpleging, gedragsregels vaststellen die beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging moeten naleven bij de uitoefening van beheertaken als bedoeld in artikel 3, 9°, desgevallend rekening houdend met de aard van de betrokken beheertaak. Daarbij kan Hij aan de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging onder meer de verplichting opleggen tot naleving van de voorschriften bepaald door en krachtens artikelen 27 en 28bis van de wet van 2 augustus 2002.
§ 2. De artikelen 27 en 28bis van de wet van 2 augustus 2002, en de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, zijn van toepassing op beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, wat de uitoefening van de beleggingsdiensten bedoeld in artikel 3, 10° betreft.
§ 3. Iedere beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging legt passende beleidslijnen en procedures vast om de naleving van §§ 1 en 2 en de ter uitvoering ervan genomen besluiten, door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, haar bestuurders, effectieve leiding, werknemers en gevolmachtigden te verzekeren.
Zij werkt passende regels uit voor de rechtstreekse en onrechtstreekse persoonlijke verrichtingen in financiële instrumenten die worden uitgevoerd door de in het eerste lid bedoelde personen.
Op advies van de CBFA bepaalt de Koning de desbetreffende nadere regels en verplichtingen. Deze regels en verplichtingen kunnen inzonderheid betrekking hebben op :
- de relevante personen op wie deze regels en verplichtingen van toepassing zijn;
- de persoonlijke verrichtingen die in strijd worden geacht met de wet;
- de modaliteiten waaronder de relevante personen hun persoonlijke verrichtingen dienen mee te delen aan de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging;
- de wijze waarop de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging de gegevens over de persoonlijke verrichtingen dienen te bewaren. ".
Art.110. In dezelfde wet wordt artikel 172 opgeheven.
Art.111. Artikel 173 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 173. De CBFA kan, in individuele gevallen en mits zij het gevolgde afwijkingsbeleid op passende wijze, op geregelde tijdstippen en op niet-nominatieve wijze bekendmaakt, afwijkingen verlenen van de bepalingen vastgesteld door of krachtens artikel 27 of 28bis van de wet van 2 augustus 2002, indien zij van oordeel is dat de betrokken bepalingen niet aangepast zijn aan de activiteiten of aan de situatie van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en op voorwaarde dat deze beheervennootschap passende alternatieve maatregelen treft die een gelijkwaardige bescherming bieden voor de belangen van de instellingen voor collectieve belegging die zij beheert, alsook voor de cliënten en voor de integriteit van de markt. ".
Art.112. Artikel 197 van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt :
" § 9. Paragrafen 1 tot en met 5 zijn van toepassing op de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die bij de uitoefening van beleggingsdiensten bedoeld in artikel 3, 10° de gedragsregels vervat in de artikelen 27 en 28bis van de wet van 2 augustus 2002 en de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, systematisch en op ernstige wijze overtreden.
Paragrafen 1 tot en met 5 zijn van toepassing op de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die bij de uitoefening van beheertaken bedoeld in artikel 3, 9° de door en krachtens artikel 169, § 1 vastgestelde gedragsregels, systematisch en op ernstige wijze overtreden. ".
Art.113. In artikel 202, § 1, a), van dezelfde wet wordt het woord " beheerstructuur " vervangen door het woord " beleidsstructuur ".
Art.114. In artikel 204, § 2, b), eerste lid, van dezelfde wet wordt het woord " beheerstructuur " vervangen door het woord " beleidsstructuur ".
Art.115. In artikel 231, eerste lid, van dezelfde wet, worden de woorden " de beleggingsdiensten bedoeld in artikel 46, 1°, 1, a) en b) en 3 van de wet van 6 april 1995 en de nevendiensten bedoeld in artikel 46, 2°, 6 van de wet van 6 april 1995 " vervangen door de woorden " de beleggingsdiensten bedoeld in artikel 46, 1°, 1, 2, 4 en 5 van de wet van 6 april 1995 ".
Art.116. In dezelfde wet wordt artikel 241 opgeheven.
HOOFDSTUK VI. - Wijzigingen in de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten.
Art.117.
<Opgeheven bij W 2016-10-25/04, art. 144, 002; Inwerkingtreding : 28-11-2016>
Art.118. Artikel 5, § 1, vierde lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Onder een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte ressorterende beleggingsondernemingen of kredietinstellingen mogen in België, overeenkomstig de bepalingen van de Richtlijn 2004/39/EG betreffende financiële instrumenten, beroep doen op met toepassing van het eerste lid ingeschreven tussenpersonen die in hun naam en voor hun rekening optreden.
De onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte ressorterende in België gevestigde agenten in bank- en beleggingsdiensten die, overeenkomstig de voornoemde Richtlijn, handelen in naam en voor rekening van een beleggingsonderneming worden gelijkgesteld aan een bijkantoor in de zin van artikel 46, 23° van de wet op de beleggingsdiensten. De voorschriften bepaald door en krachtens artikel 110 van dezelfde wet zijn van toepassing.
Een aanvraag tot inschrijving in het in het eerste lid bedoeld register kan worden verricht door in een andere lidstaat van de EER gevestigde verbonden agent waarop een Belgische beleggingsonderneming of kredietinstelling een beroep wil doen met toepassing van artikel 79 van de wet op de beleggingsdiensten, indien de betrokken lidstaat waar de agent gevestigd is geen wettelijke regeling heeft die beleggingsondernemingen of kredietinstellingen toelaat om verbonden agenten aan te wijzen. De Koning kan specifieke regels voor deze categorie van agenten bepalen. "
Art.119.
<Opgeheven bij W 2016-10-25/04, art. 144, 002; Inwerkingtreding : 28-11-2016>
Art.120.[1 Artikel 12, § 1, 3° van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 25 oktober 2016, wordt aangevuld met twee leden, luidende:
"Een makelaar in bank- en beleggingsdiensten kan bovendien in afwijking van het eerste lid, voor eigen rekening diensten van beleggingsadvies aanbieden bedoeld in artikel 2, 1°, 5) van de wet van ..., met betrekking tot effecten en rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging.
De Koning kan specifieke organisatorische regels evenals gedragsregels opleggen aan de makelaars in bank- en beleggingsdiensten die voor eigen rekening diensten van beleggingsadvies aanbieden.]1
----------
(1)<W 2016-10-25/04, art. 145, 002; Inwerkingtreding : 28-11-2016>
HOOFDSTUK VII. - Wijzigingen in de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt.
Art.121. Artikel 9 van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt wordt aangevuld als volgt :
" 8° " multilaterale handelsfaciliteit " : een Multilateral Trading Facility of MTF in de zin van artikel 2, eerste lid, 4° van de voormelde wet van 2 augustus 2002. ".
Art.122. In artikel 15 van dezelfde wet van 16 juni 2006 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 2 worden de woorden " markt(en) die Hij bepaalt en die voor het publiek toegankelijk, maar geen gereglementeerde markten zijn " vervangen door de woorden " multilaterale handelsfaciliteit(en) die Hij bepaalt ";
2° in § 3 worden de woorden " op een buitenlandse markt die voor het publiek toegankelijk, maar geen gereglementeerde markt is " vervangen door de woorden " op een multilaterale handelsfaciliteit die in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte is gevestigd of een handelsfaciliteit die buiten de Europese Economische Ruimte is gevestigd, die toegankelijk is voor het publiek en een vergelijkbare functie vervult als een gereglementeerde markt of een multilaterale handelsfaciliteit ".
Art.123. In artikel 46 van dezelfde wet van 16 juni 2006 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het 2° worden de woorden " op bepaalde Belgische markten die toegankelijk zijn voor het publiek, maar geen gereglementeerde markten of compartimenten van dergelijke markten zijn, waarbij die beleggingsinstrumenten, markten of marktcompartimenten door Hem worden bepaald " vervangen door de woorden " op Belgische multilaterale handelsfaciliteiten of compartimenten van dergelijke faciliteiten, waarbij die beleggingsinstrumenten, multilaterale handelsfaciliteiten of compartimenten door Hem worden bepaald ";
2° in het 3° worden de woorden " op bepaalde buitenlandse markten die toegankelijk zijn voor het publiek, maar geen gereglementeerde markten of compartimenten van dergelijke markten zijn, waarbij die beleggingsinstrumenten, markten of marktcompartimenten door Hem worden bepaald " vervangen door de woorden " op multilaterale handelsfaciliteiten die in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte zijn gevestigd of op handelsfaciliteiten die buiten de Europese Economische Ruimte zijn gevestigd, die toegankelijk zijn voor het publiek en een vergelijkbare functie vervullen als een gereglementeerde markt of een multilaterale handelsfaciliteit, of op compartimenten van dergelijke faciliteiten, waarbij die beleggingsinstrumenten, handelsfaciliteiten of compartimenten door Hem worden bepaald ".
Art.124. In artikel 56, f), van dezelfde wet van 16 juni 2006 worden de woorden " vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten " vervangen door de woorden " vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies ".
HOOFDSTUK VIII. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.125. De markten die op 31 oktober 2007 erkend waren als gereglementeerde markten met toepassing van artikel 3 van de wet van 2 augustus 2002, worden van rechtswege vergund voor de toepassing van artikel 3 van de wet van 2 augustus 2002, als gewijzigd door onderhavig besluit.
Art.126. Artikel 51 van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art.127. Dit besluit treedt in werking op 1 november 2007, behoudens artikelen 27 en 126 die in werking treden op de datum van bekendmaking van dit besluit.
Evenwel, blijft artikel 15, vierde lid van de wet van 2 augustus 2002 van toepassing tot de inwerkingtreding van de op de financiële informatieverstrekking betrekking hebbende bepalingen tot omzetting van de Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG. Het artikel 15, zesde lid, van dezelfde wet blijft van overeenkomstige toepassing.
Evenwel, blijft artikel 15, vijfde lid, van de wet van 2 augustus 2002 van toepassing tot de inwerkingtreding van de op de transparantie van het aandeelhouderschap betrekking hebbende bepalingen tot omzetting van de Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG. Het artikel 15, zesde lid, van dezelfde wet blijft van overeenkomstige toepassing.
De Koning bepaalt de inwerkingtreding van artikelen 117, 119 en 120.
Art. 128. Onze Minister, bevoegd voor Financiën, is belast met de uitvoering van dit besluit.