28 JUNI 2011. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van een aantal bepalingen van de wet van 2 juli 2010 tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, en houdende diverse bepalingen
Art. 1-3
Artikel 1. Op de tiende dag na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad treden in werking :
1° de artikelen 8 en 15 tot 20 van de wet van 2 juli 2010 tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, en houdende diverse bepalingen;
2° dit besluit.
In afwijking van het eerste lid, 1° :
1° is artikel 70, § 1, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten zoals van kracht vanaf de door het eerste lid bepaalde datum niet van toepassing op de dossiers waarin het directiecomité reeds voor de door het eerste lid bepaalde datum met toepassing van artikel 70, § 1, van dezelfde wet de secretaris-generaal heeft gelast met het onderzoek;
2° blijft artikel 70, § 2, eerste lid, van dezelfde wet zoals van kracht voor de door het eerste lid bepaalde datum van toepassing op de in 1° bedoelde dossiers voor zover het voorschrijft dat de auditeur de aangelegenheden ten laste en ten gunste onderzoekt;
3° zijn de eerste en tweede zin van artikel 70, § 2, van dezelfde wet zoals van kracht vanaf de door het eerste lid bepaalde datum niet van toepassing op de dossiers waarin de auditeur reeds voor die datum toepassing heeft gemaakt van artikel 71, § 1, van dezelfde wet.
Art.2. Bij de oprichting van de sanctiecommissie waarvan sprake in artikel 48bis van dezelfde wet worden de mandaten van telkens een van de twee leden bedoeld in § 1, tweede lid, 1°, 2° en 3°, van dat artikel en de mandaten van twee van de vier leden bedoeld in § 1, tweede lid, 4°, van dat artikel overeenkomstig artikel 333 van het koninklijk besluit van 3 maart 2011 betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector beperkt tot drie jaar.
Art. 3. De Minister bevoegd voor Financiën en de Minister bevoegd voor Consumentenbescherming zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 juni 2011.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën,
D. REYNDERS
De Minister van Klimaat en Energie, bevoegd voor Consumentenbescherming,
P. MAGNETTE