26 JULI 1996. - Wet tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. (NOTA : De woorden " Kas der geneeskundige verzorging van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen " worden vervangen door de woorden " Kas der geneeskundige verzorging van N.M.B.S. Holding " ; zie KB 2004-10-18/32, art. 38 ; Inwerkingtreding : 01-01-2005) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-08-1996 en tekstbijwerking tot 12-02-2014)
TITEL I. - Algemene bepalingen en beginselen.
Art. 1-4
TITEL II. - Financiering en globaal beheer van de sociale zekerheid.
Art. 5-9
TITEL III. - Geneeskundige verzorging en volksgezondheid.
HOOFDSTUK I. - Beheersing van de uitgaven.
Art. 10
HOOFDSTUK II. - Verbetering van de toegang tot de geneeskundige verzorging.
Art. 11
HOOFDSTUK III. - Organisatie van de geneeskundige verzorging.
Art. 12
HOOFDSTUK IV. - Hervorming van de wet op de ziekenhuizen.
Art. 13
HOOFDSTUK V. - Andere bepaling.
Art. 14
TITEL IV. - Pensioenen.
Art. 15-20
TITEL V. - Gezinsbijslag.
Art. 21-22
TITEL VI. - Sociaal statuut van de zelfstandigen.
HOOFDSTUK I. - Globaal financieel beheer.
Afdeling 1. - Invoering van een globaal financieel beheer.
Art. 23
Afdeling 2. - Vaststelling en evolutie van de rijkstoelage.
Art. 24
Afdeling 3. - Schuldbeheer.
Art. 25
HOOFDSTUK II. - Behoud van het financieel evenwicht.
Art. 26
HOOFDSTUK III. - Sociale verzekering.
Afdeling 1. - Pensioenbijslag.
Art. 27
Afdeling 2. - Aanvullend pensioen.
Art. 28
Afdeling 3. - Uitkering in geval van faillissement.
Art. 29
HOOFDSTUK IV. - Vereenvoudiging.
Art. 30
HOOFDSTUK V. - Administratieve structuren en procedures.
Art. 31-32
TITEL VII. - Bevordering van de inschakeling in het beroepsleven.
Art. 33
TITEL VIII. - Maatschappelijke integratie.
Art. 34-35
TITEL IX. - Jaarlijkse vakantie.
Art. 36
TITEL X. - Modernisering van het beheer van de sociale zekerheid.
HOOFDSTUK I. - Modernisering en vereenvoudiging van de administratieve verplichtingen.
Art. 37-42
HOOFDSTUK II. - Bijzondere hoofdelijke aansprakelijkheidsregeling en toezicht.
Art. 43-46
HOOFDSTUK III. - Responsabilisering van de sociale parastatalen.
Art. 47
TITEL XI. - Invaliditeitsuitkering.
Art. 48
TITEL XII. - Slot-, overgangs- en opheffingsbepalingen.
Art. 49-52
1996012897 1996012898 1996016243 1996016244 1996016245 1996022661 1996022689 1996022705 1996022728 1996022741 1996912890 1997012015 1997012032 1997016207 1997016208 1997022010 1997022056 1997022060 1997022063 1997022189 1997022213 1997022216 1997022240 1997022269 1997022273 1997022282 1997022283 1997022292 1997022300 1997022301 1997022328 1997022329 1997022332 1997022333 1997022335 1997022341 1997022342 1997022343 1997022344 1997022386 1997022611 1998012203 1998016358 1998022123 1998022390 1998022427 1998022581 1998022653 1998022668 1998022669 1998022796 1998022844 1998022867 1999016111 1999022367 1999024035 1999024086 2001022461 2001022462 2001022464 2001022466 2001022537 2001022748 2002022900 2002022901 2002022902 2002023022 2003002048 2003002095 2003002185 2003022358 2003022386 2003022423 2003022450 2003022451 2003022452 2003022453 2003022454 2003022576 2003022586 2003022587 2003022653 2003022844 2003A22450 2003A22586 2003A22587 2004022061 2004022470 2005000608 2005022565 2005022774 2006012614 2006022739 2006022740 2006022741 2006022742 2006022743 2006022744 2006022745 2006022746 2006022747 2006022748 2006022749 2006022750 2006022858 2006022897 2006023014 2006023191 2006023193 2006A22739 2006A22740 2006A23193 2007022691 2009022054 2010022092 2010022093 2010022094 2010022118 2010022131 2010022132 2010022133 2010022134 2010022136 2010022137 2010022138 2010022151 2010022152 2010022166 2010200202 2010200203 2010200213 2010200224 2010200226 2010200229 2010200230 2010200231 2010200232 2010200291 2010A00224 2010A00229 2010A00232 2010A22092 2010A22094 2013022312 2013022313 2013022314 2013022315 2013022316 2013022317 2013022318 2013022319 2013022320 2013022321 2013022322 2013022323 2013022324 2013022325 2013022326 2013206324 2014022483 2014203881 2016022171 2016022172 2016022173 2016022174 2016022175 2016022176 2016022177 2016022178 2016022179 2016022180 2016022183 2016022184 2016022185 2016022187 2016022189 2016206135 2018205542 2019013497 2019013508 2019013509 2019013648 2019013800 2019013804 2019013832 2019013834 2019013842 2019030613 2020010001 2021206112 2022020689 2022030767 2022200869 2022200915 2022200943 2022200981 2022201125 2022201176 2022201218 2022201608 2022201631 2022A01218
TITEL I. - Algemene bepalingen en beginselen.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art.2. Deze wet beoogt de modernisering van de sociale zekerheid, en de vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels rekening houdend met de maatschappelijke veranderingen en de demografische ontwikkeling alsmede met de nieuwe behoeften die hieruit voortspruiten, en gaat uit van volgende basisprincipes :
1° het vrijwaren van het stelsel van sociale zekerheid dat sociale verzekering verenigt met solidariteit tussen personen;
2° het verzekeren van een duurzaam financieel evenwicht van de sociale zekerheid;
3° het bevestigen van het belang van alternatieve financiering teneinde de arbeidskost te verminderen;
4° het versterken van het globaal beheer van alle takken van de sociale zekerheid;
5° het moderniseren van het beheer van de sociale zekerheid door enerzijds een vereenvoudiging van de administratieve verplichtingen en anderzijds het responsabiliseren van de sociale parastatalen, alsmede het verbeteren van de dienstverlening;
6° het verhogen van het toezicht op de mechanismen die leiden tot het ontwijken van sociale bijdragen en het versterken van de strijd tegen de misbruiken en de sociale fraude;
7° het vrijwaren en zo mogelijk verbeteren van de levensstandaard van de mensen die uitsluitend leven van de laagste sociale zekerheids- en bijstandsuitkeringen.
Art.3. De koninklijke besluiten genomen krachtens deze wet mogen geen afbreuk doen aan de algemene beginselen van elk der stelsels van de sociale zekerheid en meer in het bijzonder aan de bepalingen van de artikelen 3 tot en met 13 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid der werknemers.
Art.4. De koninklijke besluiten genomen krachtens deze wet mogen geen afbreuk doen aan de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de Openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld, noch aan de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.
TITEL II. - Financiering en globaal beheer van de sociale zekerheid.
Art.5. § 1. In artikel 22; eerste lid, van de wet 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, wordt het derde streepje vervangen door de tekst luidend als volgt :
"- de inkomsten te bepalen door of krachtens de wet".
§ 2. Artikel 22 van de voornoemde wet van 29 juni 1981, zoals gewijzigd door § 1 treedt in werking op de datum van de inwerkingtreding van deze wet.
§ 3. Artikel 89 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, vervangen bij de wet van 20 december 1995 en gewijzigd bij de wet van 29 april 1996, wordt, met ingang van 1 januari 1997 vervangen door de volgende bepaling :
"Art. 89. § 1. Met ingang van het jaar 1997 wordt 17,83142 % van de opbrengst van de belasting over de toegevoegde waarde voorafgenomen op deze belasting en toegewezen aan de sociale zekerheid.
Het overeenkomstig het eerste lid bepaalde bedrag mag niet lager zijn dan 104 490 miljoen frank en wordt vanaf het jaar 1997 jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van de prijsindex bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij artikel 90 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen.
De Koning kan, op voorstel van de minister van Financiën, bij een in Ministerraad overlegd besluit, het in het eerste lid bedoelde percentage aanpassen.
§ 2. Na aftrek van :
- 3 000 miljoen frank ten voordele van de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten ter financiering van de verschillende initiatieven als bedoeld in artikel 1, § 2quater, van de wet 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen;
- een bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit vastgesteld bedrag ter financiering van de administratieve omkadering van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen als bedoeld in artikel 8 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, wordt het saldo van het, op basis van het in § 1 bepaalde percentage, voorafgenomen op het gedeelte van de belasting over de toegevoegde waarde, voor 95,08 % toegewezen aan het Fonds voor het financieel evenwicht van de sociale zekerheid bedoeld in artikel 39bis van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, en voor 4,92 % aan het Fonds voor het financieel evenwicht in het sociaal statuut der zelfstandigen, bedoeld in artikel 21bis van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen.
§ 3. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de verdeelsleutel bedoeld in § 2 aanpassen, ermee rekening houdend dat de opbrengst van de BTW, bedoeld in § 1, eerste lid, die niet bestemd is voor de verlaging van de sociale bijdragen en na aftrek van de bedragen bedoeld in § 2, ten belope van 10 % gegarandeerd wordt aan het sociaal statuut der zelfstandigen.
§ 4. Het in § 1 vastgestelde percentage wordt toegepast op de maandelijkse opbrengst van de belasting over de toegevoegde waarde. De in § 2 en 3 bedoelde bedragen worden in maandelijkse schijven verrekend en doorgestort.".
Art.6. De Koning kan, na advies van de Centrale Raad voor het bedrijfsleven en bij een in Ministerraad overlegd besluit, voor de gehele sociale zekerheid, voor ,,n of meer regelingen ervan of voor bepaalde categorieën van werknemers, onder de voorwaarden die Hij bepaalt en mits te voorzien in alternatieve financiering, de berekeningswijze wijzigen van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgevers, zodanig dat de bijdragevoet afneemt bij een verhoging van het aantal tewerkgestelde werknemers in vergelijking met een vast te stellen referentietewerkstelling, inbegrepen wanneer deze verhoging is bekomen dankzij de herverdeling van de arbeid of de vermindering van de arbeidsduur.
Art.7. Artikel 5, tweede lid, b), van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid der arbeiders, wordt vervangen als volgt :
"b) het voorleggen aan de Regering, met het oog op de opstelling van de begrotingen en de begrotingscontrole, van een rapport met betrekking tot de ontwikkeling van de ontvangsten en uitgaven in een meerjarenperspectief, de prioritaire beleidslijnen en de wijze waarop een duurzaam financieel evenwicht van het stelsel verzekerd kan worden;".
Art.8. § 1. Artikel 1 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen wordt vervangen als volgt :
"Artikel 1. - § 1. In afwijking van artikel 26 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, van artikel 104 van de wet van 22 december 1977 betreffende de budgettaire voorstellen 1977-1978, van artikel 6, tweede en vierde lid, van het koninklijk besluit nr. 60 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, en van artikel 8 van het koninklijk besluit nr. 95 van 28 september 1982 betreffende het brugrustpensioen voor werknemers, wordt het geheel van de jaarlijkse rijkstoelagen ten gunste van de verschillende sociale-zekerheidsregelingen voor werknemers, met uitzondering van de regeling inzake de invaliditeitspensioenverzekering voor de mijnwerkers, vastgesteld op 192 miljard frank.
§ 2. Het in § 1 bedoelde bedrag wordt vanaf het jaar 1997 verminderd met 10 miljard frank teneinde het stopzetten van de jaarlijkse stortingen van het RIZIV aan de Schatkist, bedoeld in artikel 191, 9°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, te compenseren.
§ 3. Het bedrag van de rijkstoelage verkregen na toepassing van § 2 wordt vanaf het jaar 1997 verhoogd met 6,2 miljard frank voor de financiering van de loopbaanonderbrekingsuitkeringen bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling 5, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.
§ 4. Het bedrag van de rijkstoelage verkregen na de toepassing van de §§ 1, 2 en 3 wordt, met ingang van 1 januari 1998, gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer der prijzen bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij artikel 90 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen. ".
§ 2. In artikel 6 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, wordt de eerste zin opgeheven.
§ 3. Artikel 191, 9°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt, vanaf 1 januari 1997, vervangen door volgende bepaling:
"de ontvangsten als bedoeld in artikel 24, § 1, 1°, 2°, 3°, 4° en 5°, van de wet van 16 april 1963 betreffende de sociale reclassering van de mindervaliden;".
Art.9. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit en na advies van het Beheerscomité van de sociale zekerheid, wijzigingen aanbrengen in de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der werknemers, de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, en de organieke wetgevingen van de sociale-verzekeringstakken bedoeld in artikel 5, 1°, van de wet van 27 juni 1969, met het oog op de uitbouw van het globaal beheer van de sociale zekerheid.
In dit kader kan Hij, bij een in Ministerraad overlegd besluit, regelen uitvaardigen inzake het beheer en de bestemming van de reserves in bedoelde verzekeringstakken alsmede inzake de verdeling van de financiële middelen van het globaal beheer tussen de verschillende sociale zekerheidstakken.
TITEL III. - Geneeskundige verzorging en volksgezondheid.
HOOFDSTUK I. - Beheersing van de uitgaven.
Art.10. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, in de bepalingen van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 alle nuttige wijzigingen aanbrengen teneinde :
1° de behoeften beter te kunnen ramen in het bijzonder via een uitbreiding van de gegevens die door de verzekeringsinstellingen moeten worden bezorgd aan het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
2° een verbetering mogelijk maken van de procedures inzake opmaak van de begroting, begrotingscontrole en correctiemaatregelen;
3° de rol van de begrotings- en financieel adviseur te versterken;
4° wijzigingen aan te brengen in de verzekeringsinkomsten, inzonderheid de heffingen bedoeld in artikel 191, 15°, 19° en 20° te verlengen;
5° de norm van 1,5 % voor de maximale reële groei van de uitgaven te verlengen, overeenkomstig de modaliteiten die Hij bepaalt;
6° de gegevens die de tariferingsdiensten moeten overzenden aan de verzekeringsinstellingen aan te passen;
7° de tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging in de administratiekosten van de Kas der geneeskundige verzorging van de Nationale Maatschappij voor Belgische spoorwegen te regelen.
HOOFDSTUK II. - Verbetering van de toegang tot de geneeskundige verzorging.
Art.11. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, in de bepalingen van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, alle nuttige wijzigingen aanbrengen teneinde :
1° het recht op verhoogde tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging uit te breiden tot andere categorieën van gerechtigden;
2° de toegang tot het stelsel van geneeskundige verzorging te veralgemenen en te versoepelen, inzonderheid voor de sociaal-economisch achtergestelde bevolkingsgroepen;
3° de regels inzake fiscale en sociale franchise aan te passen. Hiertoe kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de bepalingen van artikel 37, § 18, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 en van artikel 43 van de programmawet van 24 december 1993 wijzigen met het oog op het verhogen van de sociale doelmatigheid en de administratieve efficiëntie.
HOOFDSTUK III. - Organisatie van de geneeskundige verzorging.
Art.12. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, alle nuttige maatregelen nemen teneinde de organisatie van de geneeskundige verzorging te bevorderen. Hiertoe kan Hij :
1° aan de Algemene Raad van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering de bevoegdheid verlenen om de verenigbaarheid na te gaan van de verdeling van het globaal begrotingsobjectief en van de overeenkomsten en akkoorden met het door de bevoegde ministers vastgelegde en in de Ministerraad goedgekeurde beleid inzake volksgezondheid;
2° ondermeer door middel van financiële stimuli, het bijhouden van een medisch dossier per patiënt veralgemenen en vormen van echelonnering in de zorgverlening instellen;
3° aan de adviserende geneesheren van de verzekeringsinstellingen toestaan om bij het vervullen van hun opdrachten een beroep te doen op de hulp van andere zorgverleners;
4° het Verzekeringscomité van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering toestaan om overeenkomsten te sluiten met laboratoria voor klinische biologie waaraan een bijzondere erkenning is verleend door de minister van Volksgezondheid wegens hun exclusieve rol als referentiecentra voor de diagnose en behandeling van tropische en infectueuze ziekten;
5° de evaluatie van innoverende medische technologieën op hun doeltreffendheid, doelmatigheid, prijs en economische en gezondheidsgevolgen organiseren.
HOOFDSTUK IV. - Hervorming van de wet op de ziekenhuizen.
Art.13. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, wijzigen teneinde :
1° de programmatie-, erkennings- en financieringsregelen aan te passen;
2° de diverse vormen van samenwerking tussen de ziekenhuizen te bevorderen;
3° de inhoud van de ziekenhuisbudgetten en van de medische honoraria beter te definiëren.
HOOFDSTUK V. - Andere bepaling.
Art.14. Teneinde de overdracht van de diensten en het personeel van het Nationaal Pensioenfonds voor mijnwerkers naar het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering voor te bereiden kan de Koning, onder de voorwaarden die Hij bepaalt, met ingang van 1 juli 1996 een voorlopige administratieve cel oprichten.
De personeelsleden van deze voorlopige cel, worden benoemd door de Koning, waarbij Hij kan afwijken van de bepalingen van de artikelen 15, § 2, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, 33 van het koninklijk besluit van 3 november 1993 houdende uitvoeringsmaatregelen betreffende mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten, en 20bis tot 20quater en 37 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de beoordeling en de loopbaan van het Rijkspersoneel. De betrokken personeelsleden worden van rechtswege opgenomen in de administratieve cel bedoeld in artikel 135 van de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen.
TITEL IV. - Pensioenen.
Art.15. Prioriteit verlenend aan de wettelijke pensioenen en met respect voor:
- de eigenheid van de pensioenstelsels;
- het vrijwaren van de pensioenrechten van de gepensioneerden wier pensioen daadwerkelijk en voor de eerste keer is ingegaan voor de inwerkingtreding van deze wet kan de Koning, inzake de wettelijke pensioenen, bij een in Ministerraad overlegd besluit, alle nuttige maatregelen nemen, aangepast aan elk stelsel, teneinde:
1° ter uitvoering van de Richtlijn 79/7/EEG van 19 december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen, de gelijkberechtiging van mannen en vrouwen geleidelijk te verwezenlijken en dit gelijktijdig met de verwezenlijking van de gelijkberechtiging in de andere takken van de sociale zekerheid;
2° de verschillende regelingen inzake de minimumpensioenen te hervormen met het oog op:
- de vermindering van de bestaansonzekerheid;
- het verruimen van de toegankelijkheid en het toekennen van een proportioneel minimumrecht per loopbaanjaar;
3° aanpassingen door te voeren in de wettelijke pensioenstelsels om hun leefbaarheid en hun legitimiteit in de toekomst te waarborgen via een mildering van de globale uitgavenstijging; en om de pensioenwetgeving beter te laten aansluiten bij de maatschappelijke en arbeidsmarktontwikkelingen, en dit zonder afbreuk te doen aan het principe van de gelijkgestelde periodes;
4° de toegelaten arbeid en de andere cumulatieregels aan te passen;
5° [...]; <KB 2006-06-12/31, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
6° wijzigingen aan te brengen aan de financieringstechnieken, inzonderheid aan de regelgeving inzake de solidariteitsinhouding.
Art.16. Inzake de werknemerspensioenen kan de Koning, zonder de leefbaarheid van het stelsel in het gedrang te brengen, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de toepassingsmodaliteiten wijzigen van artikel 29, § 4, van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, inzonderheid met het oog op selectiviteit.
Art.17. Inzake het gewaarborgd inkomen voor bejaarden kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, alle nuttige maatregelen nemen, teneinde :
1° de gelijkberechtiging van mannen en vrouwen geleidelijk te verwezenlijken, en dit gelijktijdig met het verwezenlijken van de gelijkberechtiging in de sociale zekerheid;
2° de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het stelsel te verhogen, inzonderheid om een zekere harmonisering met de andere bijstandsregelingen te bewerkstelligen en het onderzoek naar en de aantekening van de bestaansmiddelen te wijzigen.
Art.18. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, alle nuttige maatregelen nemen teneinde het wettelijk kapitalisatiestelsel, bedoeld in de wet van 28 mei 1971 tot verwezenlijking van de eenmaking en de harmonisering van de kapitalisatiestelsels ingericht in het raam van de wetten betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood, te herstructureren en te rationaliseren.
Art.19. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, alle nuttige maatregelen nemen, teneinde de wetgeving inzake de aanvullende pensioenen der werknemers aan te passen.
Art.20. § 1. In artikel 29 van de wet van 29 juni 1981 houdende algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, worden tussen de woorden "treft de Koning" en "de nodige maatregelen" de woorden ", bij een in Ministerraad overlegd besluit," ingevoegd.
§ 2. Artikel 29 van de vermelde wet van 29 juni 1981, zoals gewijzigd in § 1, treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van deze wet en wordt uitgevoerd met respect van de toepassingsmodaliteiten bedoeld in artikel 15, 1>, van deze wet.
TITEL V. - Gezinsbijslag.
Art.21. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de stelsels voor gezinsbijslag moderniseren met het oog op de vermindering van de bestaansonzekerheid ten gevolge van kinderlast en de aanpassing ervan aan de gewijzigde maatschappelijke omstandigheden, inzonderheid de verschillende gezins- en loopbaanvormen.
Art.22. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, artikel 31 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders wijzigen met het oog op het afschaffen van de bijzondere kassen, in het kader van een administratieve herstructurering.
TITEL VI. - Sociaal statuut van de zelfstandigen.
HOOFDSTUK I. - Globaal financieel beheer.
Afdeling 1. - Invoering van een globaal financieel beheer.
Art.23. Met het oog op een doeltreffend beheer van de financiële verrichtingen van het geheel van de stelsels en sectoren van het sociaal statuut der zelfstandigen, kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, alle nuttige maatregelen nemen om het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen in staat te stellen om een globaal financieel beheer te voeren en, inzonderheid, de bevoegdheden van het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut van de zelfstandigen vast te stellen.
Afdeling 2. - Vaststelling en evolutie van de rijkstoelage.
Art.24. § 1. Artikel 19, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, wordt vervangen door de volgende bepaling:
"De jaarlijkse rijkstoelage voor de verschillende stelsels en sectoren van het sociaal statuut der zelfstandigen wordt globaal vastgesteld op 38 130 miljoen frank en, vanaf het begrotingsjaar 1997, ingeschreven in de begroting van het Ministerie van Middenstand en Landbouw.
Met ingang van 1 januari 1998 wordt dit bedrag gekoppeld aan de schommelingen van het prijsindexcijfer bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij artikel 90 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen".
§ 2. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de bestaande bepalingen inzake de rijkstoelagen aan het sociaal statuut der zelfstandigen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen teneinde ze in overeenstemming te brengen met § 1 van dit artikel.
Afdeling 3. - Schuldbeheer.
Art.25. De eventuele leningen, aangegaan door het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen met het oog op de betaling, enerzijds, van het aandeel van het sociaal statuut der zelfstandigen in de leningen aangegaan voor het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering voor 1 januari 1995 en, anderzijds, van het eventueel saldo verschuldigd door de sector zelfstandigen voor de begrotingsjaren 1995 en 1996, kunnen, samen met de leningen die door het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen na 31 december 1980 werden aangegaan, worden geconsolideerd en gevoegd bij de met toepassing van de herstelwet van 10 februari 1981 inzake de Middenstand en van artikel 17 van de wet van 20 juli 1991 houdende begrotingsbepalingen, gecumuleerde schuld, volgens de modaliteiten door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, bepaald.
HOOFDSTUK II. - Behoud van het financieel evenwicht.
Art.26. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de regeling inzake bijdragen van de personen bedoeld in artikel 12, § 2, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, wijzigen.
HOOFDSTUK III. - Sociale verzekering.
Afdeling 1. - Pensioenbijslag.
Art.27. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit en zonder het financieel evenwicht van het stelsel in het gedrang te brengen, alle nuttige maatregelen treffen om de bijzondere bijslag, bedoeld in artikel 152 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisatie in de pensioenregelingen, te hervormen.
Afdeling 2. - Aanvullend pensioen.
Art.28. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, alle nuttige maatregelen treffen teneinde de aanvullende pensioenen voor zelfstandigen te versterken, zonder het financieel evenwicht van het stelsel in, het gedrang te brengen.
Afdeling 3. - Uitkering in geval van faillissement.
Art.29. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit en onder de voorwaarden die Hij bepaalt, zonder de leefbaarheid van het sociaal statuut der zelfstandigen in het gedrang te brengen, alle nuttige maatregelen nemen om een sociale verzekering in te voeren voor gefailleerde zelfstandigen en ermee gelijkgestelde personen, zaakvoerders, bestuurders en werkende vennoten van een handelsvennootschap die failliet werd verklaard.
HOOFDSTUK IV. - Vereenvoudiging.
Art.30. De Koning kan, bij in een Ministerraad overlegd besluit, de regelen inzake verzekerings- en bijdrageplicht vereenvoudigen en harmoniseren om een eenvormige toepassing van het sociaal statuut der zelfstandigen te waarborgen.
HOOFDSTUK V. - Administratieve structuren en procedures.
Art.31. Met oog op de verdere concentratie van het beheer van het sociaal statuut der zelfstandigen in hoofde van het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen en van het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen, kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, alle nuttige maatregelen nemen om de administratieve-, beheers- en adviesstructuren alsmede de procedures van het sociaal statuut der zelfstandigen te wijzigen, te reorganiseren, te vereenvoudigen en te versterken.
Art.32. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de wetgeving die de oprichting, de organisatie en de bevoegdheid regelt van de Inspectiediensten van hel; Bestuur van het sociaal statuut der zelfstandigen bij het Ministerie van Middenstand en Landbouw en van het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen wijzigen, teneinde een meer doeltreffende werking van deze diensten te waarborgen.
TITEL VII. - Bevordering van de inschakeling in het beroepsleven.
Art.33. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit :
1° de wettelijke bepalingen inzake de regeling der plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen wijzigen;
2° de wettelijke bepalingen inzake het stelsel van de werkloosheidsverzekering aanpassen, teneinde de betaling van uitkeringen toe te staan voor bepaalde categorieën van werklozen die tewerkgesteld zijn in een inschakelingsproject met het oog op de bevordering van hun integratie op de arbeidsmarkt;
3° de wettelijke bepalingen inzake de achtergestelde lening voor de uitkeringsgerechtigde volledig werkloze die zich wil vestigen als zelfstandige of een onderneming wenst op te richten wijzigen teneinde tot de financiering van de vorming en van de begeleiding van de betrokken werkloze te kunnen bijdragen. Hiertoe zal een samenwerkingsakkoord met de gewesten en/of de gemeenschappen worden afgesloten.
TITEL VIII. - Maatschappelijke integratie.
Art.34. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, wijzigingen aanbrengen aan het stelsel van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, bedoeld in de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten, teneinde financieel tegemoet te komen aan de specifieke noden van zorgbehoevende bejaarden.
Art.35. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, in het kader van de strijd tegen de armoede, de nodige wijzigingen aanbrengen in de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum.
TITEL IX. - Jaarlijkse vakantie.
Art.36. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij, de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, de gecoördineerde wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders, en de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers wijzigen, teneinde, door het invoeren van structurele maatregelen, het financieel evenwicht van de regeling voor jaarlijkse vakantie van de handarbeiders veilig te stellen, alsmede met het oog op het versterken van de opdracht en de bevoegdheden inzake het toezicht dat de Rijksdienst voor de jaarlijkse vakantie uitoefent op de vakantiefondsen.
TITEL X. - Modernisering van het beheer van de sociale zekerheid.
HOOFDSTUK I. - Modernisering en vereenvoudiging van de administratieve verplichtingen.
Art.37. § 1. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, wijzigingen aanbrengen inzake de in het kader van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van de sociale documenten en in het kader van diverse arbeidsrechtelijke wetgevingen, bij te houden documenten door de werkgever.
§ 2. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, wijzigingen aanbrengen ter harmonisering en vereenvoudiging van de documenten die deur de zelfstandigen bijgehouden dienen te worden in het kader van het sociaal statuut der zelfstandigen, alsook het aantal documenten verminderen.
Art.38. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, wijzigingen aanbrengen inzake de wijze van de inzameling van de gegevens nodig voor de toepassing van de sociale zekerheid en de fiscaliteit bij de werkgevers en de sociaal verzekerden, waarbij het beheer van de gegevens gebeurt overeenkomstig de bepalingen van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid.
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, alle nuttige maatregelen nemen om de elektronische inzameling en de kwaliteit van de gegevens te bevorderen en te regelen.
Art.39. Zonder de algemene draagwijdte van de regelgeving van de verschillende regelingen te wijzigen kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, teneinde de inzameling en de verwerking van de gegevens nodig voor de toepassing van de sociale zekerheid, de arbeidswetgeving en de fiscaliteit te vereenvoudigen, een harmonisatie doorvoeren van sommige basisbegrippen, het toepassingsgebied, de toekenningsvoorwaarden en de berekeningswijze in de sociale zekerheid, de arbeidswetgeving en de fiscaliteit.
Art.40. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de regels vastleggen volgens welke gegevens beschikbaar bij de sociale zekerheidsinstellingen en het Rijksregister via de Kruispuntbank ter beschikking worden gesteld van de instellingen van sociale zekerheid en de fiscale administratie in zoverre zij deze gegevens nodig hebben voor de uitvoering van de taken waarmee zij door of krachtens de wet belast zijn.
Art.41.De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, alle nuttige maatregelen treffen met het oog op de veralgemening en het gebruik van een sociale identiteitskaart, waarop het identificatienummer van de sociale zekerheid, dat de sociaal verzekerde op een ondubbelzinnige wijze identificeert, vermeld wordt en ten aanzien van de wijze waarop deze kaart in het kader van de toepassing van de sociale zekerheid en het arbeidsrecht de sociaal verzekerde in staat stelt zijn rechten te laten gelden en de verplichtingen na te komen.
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, alle nuttige maatregelen treffen om de kwaliteit van de gegevens vermeld op deze kaart te waarborgen.
Art.42. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, bepalen onder welke voorwaarden en modaliteiten de instellingen van sociale zekerheid bedoeld in artikel 2, eerste lid, 1> en 2>, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid kunnen samenwerken met het oog op het uitvoeren van hun informatiebeheer.
HOOFDSTUK II. - Bijzondere hoofdelijke aansprakelijkheidsregeling en toezicht.
Art.43. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, alle nuttige maatregelen treffen met het oog op de aanpassing van de hoofdelijke aansprakelijkheidsregeling voor de sociale- en fiscale schulden, inzonderheid met betrekking tot werken in aanneming.
Art.44. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de wetgeving die de oprichting, de organisatie, de machtiging en de bevoegdheid van de sociale- en arbeidsinspectiediensten regelt, wijzigen, teneinde een meer doeltreffende werking van deze diensten te waarborgen .
Art.45. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, alle nuttige maatregelen treffen teneinde te komen tot een coördinatie, codificatie en vereenvoudiging van de verschillende bepalingen in het sociaal zekerheids- en arbeidsrecht die tot doel hebben deze wetgevingen te doen naleven, inzonderheid de bepalingen die behoren tot het sociaal strafrecht, de burgerlijke en administratieve sancties, met inbegrip van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten, en de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie.
Art.46. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, wijzigingen aanbrengen aan :
1° artikel 3 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der werknemers, met betrekking tot het herdefiniëren van het territoriaal toepassingsgebied;
2° artikel 11 van dezelfde wet, met betrekking tot het bepalen van de voorwaarden waaronder dadingen en compromissen kunnen worden gesloten.
HOOFDSTUK III. - Responsabilisering van de sociale parastatalen.
Art.47. Teneinde de efficiëntie en de doelmatige werking van de openbare instellingen van sociale zekerheid te optimaliseren, kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, een nieuw werkkader uitwerken voor deze instellingen. Dit nieuwe werkkader zal de volgende doelstellingen nastreven:
1° een duidelijke definiëring in de vorm van een bestuursovereenkomst gesloten tussen de Regering en de instelling, van de taken die de instelling op zich dient te nemen ter vervulling van haar wettelijke opdrachten, van de gekwantificeerde doelstellingen inzake efficiëntie en kwaliteit met betrekking tot deze taken, en van de berekeningswijze van de beheerskredieten die voor de uitvoering van deze taken ter beschikking worden gesteld;
2° het toekennen van een grotere bestuursautonomie aan de instellingen binnen het kader van de bestuursovereenkomst door :
a) de herziening van de regels en procedures inzake de begroting en de rekeningen, de personeelsformatie, de werving en tewerkstelling van statutair en contractueel personeel en de aanwending van de beheerskredieten;
b) een versterking van de rol van de beheersorganen;
3° een afstemming van de administratieve en begrotingscontrole op de naleving van de wetgeving en de doelstellingen vervat in de bestuursovereenkomst door een versterking van de rol en de verantwoordelijkheid van de regeringscommissarissen;
4° het versterken van de verantwoordelijkheid van de instellingen door de invoering van een systeem van positieve en negatieve sancties in functie van de beoordeling van de mate waarin de doelstellingen vervat in de bestuursovereenkomst werden bereikt.
TITEL XI. - Invaliditeitsuitkering.
Art.48. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, artikel 93 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wijzigen om, onder de voorwaarden die hij bepaalt, aan invaliden een forfaitaire uitkering toe te kennen voor hulp van derden.
TITEL XII. - Slot-, overgangs- en opheffingsbepalingen.
Art.49. De besluiten genomen krachtens de artikelen 6, 9 en de Titels III tot en met X van deze wet kunnen de van kracht zijnde wettelijke bepalingen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen.
Art.50. Onverminderd de gecoördineerde wetten op de Raad van State, kan, in het kader van de maatregelen genomen met toepassing van deze wet, de adviesvragende overheid, in functie van de dringendheid, de termijn voor de wettelijke of reglementair vereiste adviezen inkorten.
Art.51. § 1. De opdracht aan de Koning toevertrouwd door de Titels III tot en met IX en X, Hoofdstuk III, verstrijkt op 30 april 1997. De besluiten genomen krachtens deze Titels houden op uitwerking te hebben op het einde van de zesde maand volgend op hun inwerkingtreding, tenzij zij, voor die dag en in ieder geval, ten laatste op 31 december 1997 bij wet zijn bekrachtigd.
De besluiten genomen krachtens de artikelen 6, 9 en Titel X, hoofdstuk I en II, en Titel XI, houden op uitwerking te hebben op het einde van de zesde maand volgend op hun inwerkingtreding, tenzij zij, voor die dag bij wet zijn bekrachtigd.
§ 2. De besluiten die bij wet zijn bekrachtigd zoals bedoeld in § 1 kunnen niet dan bij wet worden gewijzigd, aangevuld, vervangen of opgeheven.
Art. 52. De Koning kan de wetten die Hij met toepassing van deze wet wijzigt, coördineren, alsook de bepalingen waardoor ze uitdrukkelijk of impliciet gewijzigd zouden zijn op het ogenblik van deze coördinatie.
Daartoe kan hij :
- de volgorde, de nummering van de te coördineren bepalingen en in het algemeen, de teksten naar de vorm wagen;
- de verwijzingen die voorkomen in de te coördineren bepalingen met de nieuwe nummering overeenbrengen;
- zonder afbreuk te doen aan de beginselen die in de te coördineren bepalingen vervat zijn, de redactie ervan wijzigen ten einde ze onderling te doen overeenstemmen en eenheid in de terminologie te brengen;
- het opschrift van de coördinatie bepalen.
Bovendien kan de Koning de verwijzingen naar de in de coördinatie opgenomen bepalingen die in andere niet in de coördinatie opgenomen bepalingen voorkomen, naar de vorm aanpassen.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Lipari (Italië), 26 juli 1996.
ALBERT
Van Koningswege :
De Eerste Minister,
J.-L. DEHAENE
De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie,
E. DI RUPO
De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en Buitenlandse Handel,
Ph. MAYSTADT
De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen,
M. COLLA
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN
De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen,
K. PINXTEN
De Minister van Ambtenarenzaken,
A. FLAHAUT
De Staatssecretaris voor Veiligheid, Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu,
J. PEETERS
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
S. DE CLERCK