10 JUNI 1998. - Koninklijk besluit tot bepaling van de voorwaarden en modaliteiten waaronder de instellingen van sociale zekerheid kunnen samenwerken met het oog op de uitvoering van hun informatiebeheer, met toepassing van artikel 42 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.
Art. 1-3
Artikel 1. Een artikel 17bis, luidend als volgt, wordt in de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid ingevoegd.
"§ 1. De instellingen van sociale zekerheid bedoeld in artikel 2, eerste lid, 2°, a) en c) en de Kruispuntbank kunnen zich verenigen in één of meerdere verenigingen voor wat hun werkzaamheden inzake informatiebeheer betreft.
De Koning kan bij in Ministerraad overlegd besluit bepalen onder welke voorwaarden andere instellingen van sociale zekerheid of soorten van dergelijke instellingen kunnen deelnemen aan dergelijke vereniging.
§ 2. Indien instellingen van sociale zekerheid bedoeld in artikel 2, eerste lid, 2°, a) deelnemen aan dergelijke vereniging, kan deze slechts de vorm aannemen van een vereniging zonder winstoogmerk als bedoeld in de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend.
§ 3. De zich verenigende instellingen kunnen aan dergelijke vereniging werken inzake informatiebeheer toevertrouwen. Het gespecialiseerd personeel van dergelijke vereniging kan aan de hogervermelde instellingen ter beschikking worden gesteld en door deze laatste in hun schoot worden tewerkgesteld.
§ 4. De zich verenigende instellingen zijn gehouden tot betaling van de kosten van de vereniging in de mate dat zij beroep doen op dergelijke vereniging.
Art.2. Artikel 39ter van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, ingevoegd door het koninklijk besluit nr. 532 van 31 maart 1987, en gewijzigd bij de wetten van 15 januari 1990 en 20 juli 1990, wordt opgeheven.
Art. 3. Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Pensioenen, Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 juni 1998.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
L. TOBBACK
De Minister van Pensioenen,
M. COLLA
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN
De Minister van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen,
K. PINXTEN