Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

25 APRIL 1997. - Koninklijk besluit houdende maatregelen om de toegang tot de regeling inzake verzekering voor geneeskundige verzorging te veralgemenen en te versoepelen, in het bijzonder voor de sociaal-economisch achtergestelde groepen, ter uitvoering van de artikelen 11, 2°, 41 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.



Inhoudstafel:


Art. 1-13



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 32 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1. In het eerste lid worden de punten 12° tot 16° vervangen door de volgende bepalingen :
  " 12°. de door de Koning bepaalde personen op wie het decreet van 4 augustus 1959 tot vervanging van het decreet van 5 september 1955 op de verzekering voor gezondheidszorg van de administratieve en militaire ambtenaren en gewezen ambtenaren, van de beroepsmagistraten en gewezen beroepsmagistraten, van de ambtenaren en gewezen ambtenaren van de rechterlijke orde en van de gerechtelijke politie bij de parketten, van toepassing was voor 1 januari 1994;
  13°. de personen die wegens hun gezondheidstoestand als ongeschikt zijn erkend om arbeid ter verkrijging van inkomen te verrichten;
  14°. de studenten die onderwijs van het derde niveau volgen in een instelling voor dagonderwijs. De Koning stelt de verplichtingen vast waaraan die instellingen moeten voldoen om de opsporing van de verzekeringsplichtigen mogelijk te maken;
  15°. de andere dan de in artikel 33 opgesomde personen die zijn ingeschreven in het Rijksregister van de natuurlijke personen.
  Zijn evenwel uitgesloten :
  - de personen die recht hebben of kunnen hebben op geneeskundige verzorging krachtens een andere Belgische of buitenlandse regeling inzake verzekering voor geneeskundige verzorging;
  - de vreemdelingen die niet van rechtswege tot een verblijf van meer dan drie maanden in het Rijk zijn toegelaten of die niet zijn gemachtigd tot vestiging of tot een verblijf van meer dan zes maanden.
  De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit de bovenvermelde uitsluiting voor bepaalde categorieën en eventueel voor een bepaalde periode niet van toepassing verklaren of uitbreiden.
  16°. de weduwnaars en weduwen van de voornoemde gerechtigden;
  17°. de personen ten laste van de onder 1° tot 16° en 20° bedoelde gerechtigden;
  18°. de personen ten laste van de onder 1° tot 16° en 20° bedoelde gerechtigden die hun legerdienst doen;
  19°. de personen ten laste van de werknemers van Belgische nationaliteit die onder een buitenlandse wetgeving inzake sociale zekerheid vallen wanneer zij in België zijn of terugkomen terwijl die werknemers hun legerdienst doen;
  20°. de kinderen van de onder 1° tot 16° bedoelde gerechtigden, die volle wezen zijn en recht geven op kinderbijslag. ";
  2. Het tweede lid wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " De Koning stelt vast wat onder " gecontroleerde werkloosheid ", onder " persoon ten laste " en onder de in het eerste lid, 20°, bedoelde " kinderen van de gerechtigden " wordt verstaan. Hij stelt eveneens bij in Ministerraad overlegd besluit de voorwaarden vast waaronder de in het eerste lid, 13° tot 15°, bedoelde personen als rechthebbenden op tegemoetkomingen voor geneeskundige verzorging en inzonderheid van de verhoogde tegemoetkoming van de verzekering worden beschouwd en Hij bepaalt de volgorde inzake voorrang van de verschillende in het eerste lid opgesomde hoedanigheden, alsmede de voorwaarden waaronder de persoon ten laste voor de hoedanigheid van gerechtigde mag opteren. ".

Art.2. In artikel 33, eerste lid, van dezelfde gecoördineerde wet, gewijzigd bij koninklijk besluit van 18 november 1996, worden de punten 3° tot 6° opgeheven.

Art.3. Artikel 121 van dezelfde gecoördineerde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 121. § 1. De gerechtigden omschreven in artikel 32, eerste lid, 1° tot 16° en 20°, hebben voor henzelf en voor de personen te hunnen laste recht op prestaties bedoeld in titel III.
  De Koning bepaalt het of de bijdragebescheid(en) volgens welke de hoedanigheid van gerechtigde wordt vastgesteld, alsook de frekwentie volgens welke dit of deze bijdragebescheid(en) aan de verzekeringsinstelling moet(en) worden overgemaakt.
  § 2. De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder de gerechtigden omschreven in artikel 32, eerste lid, 1° tot 16° en 20°, en die persoonlijke bijdragen betalen, een wachttijd zullen moeten volbrengen alvorens recht te verkrijgen op deze prestaties. Hij bepaalt de refertedatum die in aanmerking moet genomen worden voor het bepalen van het begin van de wachttijd. De duur van deze wachttijd bedraagt maximum 6 maanden.
  De Koning kan de gerechtigden, bedoeld in het eerste lid, evenwel vrijstellen van de wachttijd, onder de voorwaarden die Hij bepaalt.
  De bijdragen verschuldigd voor de sector geneeskundige verzorging moeten voor de duur van die wachttijd betaald zijn.
  Die bijdragen moeten een door de Koning vastgesteld minimumbedrag bereiken of, onder de door Hem bepaalde voorwaarden, met persoonlijke bijdragen worden aangevuld.
  De Koning bepaalt eveneens de wijze waarop het bewijs van die betalingen moet worden geleverd. ".

Art.4. Artikel 122 van dezelfde gecoördineerde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 122. De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder de gerechtigden wier recht ingaat overeenkomstig de bepalingen van artikel 121, dat recht voor henzelf en voor de personen te hunnen laste behouden tot 31 december van het jaar dat volgt op dat tijdens hetwelk het recht ingaat. ".

Art.5. Artikel 123 van dezelfde gecoördineerde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 123. De in artikel 122 bedoelde gerechtigden kunnen voor henzelf en de personen te hunnen laste de in titel III bedoelde prestaties een jaar lang blijven genieten, dat is tussen 1 januari en 31 december van hetzelfde jaar, als zij voor het tweede kalenderjaar dat aan het begin van die periode voorafgaat, refertejaar geheten :
  - hetzij aan hun verzekeringsinstelling onder de voorwaarden, bepaald door de Koning, bijdragebescheiden hebben overhandigd waarvan de waarde een minimumbedrag, bepaald door de Koning, bereikt of die de onder de voorwaarden, door Hem vastgesteld bij in Ministerraad overlegd besluit, eventueel vervolledigd worden met persoonlijke bijdragen;
  - hetzij aan hun verzekeringsinstelling persoonlijke bijdragen hebben betaald die door de Koning bij in Ministerraad overlegd besluit zijn vastgesteld.
  De gerechtigden en de personen te hunnen laste die met toepassing van deze gecoördineerde wet vrijgesteld zijn van de betaling van bijdragen, blijven de in titel III bedoelde prestaties genieten gedurende de in het eerste lid bedoelde periode.
  De Koning stelt bij in Ministerraad overlegd besluit de tijdvakken en de situaties vast die worden beschouwd als zijnde gedekt door bijdragen die, pro rata temporis, het in het eerste lid bedoelde minimumbedrag bereiken. ".

Art.6. Artikel 124 van dezelfde gecoördineerde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " De Koning kan afwijkingen op de bepalingen van dit hoofdstuk toestaan aan de gerechtigden en de personen ten laste bedoeld in artikel 32 en 33 die niet onderworpen zijn aan de betaling der bijdragen voorzien in toepassing van artikel 32, 33 of 125. "

Art.7. Artikel 125 van dezelfde gecoördineerde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 125. De Koning bepaalt, na advies van het Verzekeringscomité, aan welke voorwaarden de personen ten laste moeten voldoen om geneeskundige verstrekkingen te genieten en stelt bij in Ministerraad overlegd besluit het bedrag vast van de persoonlijke bijdragen die kunnen verschuldigd zijn voor de ascendenten ten laste.
  Hij stelt eveneens bij in Ministerraad overlegd besluit de persoonlijke bijdrage vast van de in artikel 32, eerste lid, 7°, 11° en 16°, bedoelde gerechtigden die een pensioen genieten dat overeenstemt met een beroepsloopbaan die korter is dan een derde van een volledige of als zodanig beschouwde loopbaan, alsmede de bijdrage die verschuldigd is door de in artikel 32, eerste lid, 12°, bedoelde gerechtigden. ".

Art.8. In artikel 191, eerste lid, van dezelfde gecoördineerde wet, zoals zij tot nog toe is gewijzigd, wordt het " 22° " geschrapt.

Art.9. In artikel 192 1°, j, van dezelfde gecoördineerde wet, zoals zij tot nog toe is gewijzigd, wordt het " 22° " geschrapt.

Art.10. In artikel 203, § 5, van dezelfde gecoördineerde wet, worden de termen " 7° tot 12° en 16° " vervangen door de termen " 7° tot 12°, 16° en 20° ".

Art.11. § 1. De gerechtigden die tot 30 juni 1997 recht hebben op geneeskundige verstrekkingen overeenkomstig de bepalingen die tot die datum gelden, behouden dat recht tot 31 december 1997.
  § 2. De in § 1 bedoelde gerechtigden die overeenkomstig de tot 30 juni 1997 geldende regels het recht op geneeskundige verstrekkingen zouden hebben verlengd hebben tot 30 juni 1998, behouden dat recht tot 31 december 1998.
  § 3. De gerechtigden wier recht op geneeskundige verstrekkingen ingaat of aan wie dat recht opnieuw wordt toegekend tijdens het tijdvak van 1 juli 1997 tot 31 december 1997 overeenkomstig de tot 30 juni 1997 geldende bepalingen, behouden dat recht tot 31 december 1998.
  § 4. De Koning kan de voorwaarden vaststellen waaronder de rechthebbenden die niet voldoen aan de bepalingen van de §§ 1 tot 3, aanspraak kunnen maken op de geneeskundige verstrekkingen tijdens het tijdvak van 1 juli 1997 tot 31 december 1998.

Art.12. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1998, uitgezonderd artikel 11 dat in werking treedt op 1 juli 1997.

Art. 13. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 25 april 1997.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Sociale Zaken,
  Mevr. M. DE GALAN