Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

26 JULI 1996. - Wet strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie.



Inhoudstafel:


Art. 1-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art.2. § 1. Teneinde de toetreding van België tot de Europese Economische en Monetaire Unie mogelijk te maken en artikel 104C van het Verdrag betreffende de Europese Unie alsmede artikel 1 van het bijgevoegd Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten na te leven, kan de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit de in artikel 3 bedoelde maatregelen nemen.
  § 2. De in artikel 3 bedoelde maatregelen moeten alleszins ingang vinden vóór het begrotingsjaar 1998.
  § 3. Het geheel van de maatregelen, door de Koning genomen met toepassing van § 1 eerbiedigen de volgende beginselen :
  in elk geval geen afbreuk doen aan de zwakste inkomens - de inspanningen billijk verdelen binnen en over de verschillende sociale categorieën en inkomensvormen;
  - een efficiënte en doeltreffende openbare dienst verzekeren;
  - een actieve werkgelegenheidspolitiek voortzetten en versterken, onder meer door een vermindering van de lasten die wegen op de arbeid, die wordt gecompenseerd via een verhoging van de alternatieve financiering in de vorm van een toewijzing van fiscale ontvangsten aan de sociale zekerheid.

Art.3. § 1. De Koning kan maatregelen nemen om : 1° het bedrag, de voorwaarden en de wijze van toekennen van de subsidies, vergoedingen, uitkeringen en andere uitgaven vast te stellen, aan te passen of te verlagen die geheel of ten dele, rechtstreeks of onrechtstreeks, ten laste van de Staat zijn;
  2° de belastingen, taksen, rechten, retributies, accijnzen, boeten en andere ontvangsten aan te passen, op te heffen, te wijzigen of te vervangen en inzonderheid de grondslag, het tarief, de nadere regels voor heffing en inning en de procedure, met uitsluiting van de rechtsprekende procedures;
  3° alle vormen van oneigenlijk gebruik en misbruik te bestrijden en een correcte inning van de ontvangsten en een efficiënte controle van de ontvangsten en de uitgaven te waarborgen;
  4° het financieel evenwicht van de stelsels van sociale zekerheid te waarborgen;
  5° teneinde een bredere participatie van het geheel van de inkomens aan de alternatieve financiering van de sociale zekerheid te verzekeren, de grondslag, de bijdrageplichtigheid, de tarieven, de vrijstellingen, de nadere regels en procedures te bepalen van mechanismen die dit doel moeten realiseren;
  6° met betrekking tot de instellingen van openbaar nut, tot de openbare instellingen die afhangen van de Staat, alsook tot elke instelling naar Belgisch recht, waarover de Staat controle uitoefent of waarin de Staat een meerderheidsparticipatie heeft, over te gaan tot de opheffing, de omvorming, de reorganisatie of de samensmelting ervan en de werking, de organisatie, het beheer en de activiteit ervan te verbeteren, alsmede de controle erop te versterken;
  7° aan elke Belgische of buitenlandse natuurlijke of rechtspersoon, roerende en onroerende activa van de Staat over te dragen of de Federale Participatiemaatschappij te gelasten deelnemingen over te dragen die zij bezit in het maatschappelijk kapitaal van vennootschappen naar privaat of publiek recht, onverminderd de bepalingen van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van de autonome overheidsbedrijven.
  § 2. De besluiten genomen krachtens deze wet kunnen de van kracht zijnde wettelijke bepalingen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen.
  Deze besluiten kunnen evenwel geen afbreuk doen aan de bepalingen van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.
  <Bij arrest nr 18/98 van 18 februari 1998 (B.St. 03-04-1998, p. 10273) heeft het Arbitragehof artikel 3, § 1, 2°, en § 2 vernietigd, in zoverre het de Koning machtigt maatregelen te nemen die, bij gebreke van tijdige bekrachtiging, hun uitwerking zouden behouden voor de periode tussen hun inwerkingtreding en de uiterste data waarop zij bekrachtigd dienen te worden overeenkomstig artikel 6, § 2; Opheffing : 11-08-1996>

Art.4. Onverminderd de gecoördineerde wetten op de Raad van State, kan de adviesvragende overheid, in het kader van de maatregelen genomen met toepassing van deze wet, in functie van de dringendheid, de termijnen voor de wettelijke of reglementair vereiste adviezen inkorten.

Art.5. De in artikel 3 bedoelde besluiten worden, vóór hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, medegedeeld aan de voorzitters van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van de Senaat.

Art.6. § 1. De machtiging aan de Koning verleend door deze wet vervalt op 31 augustus 1997. § 2. Een ontwerp van wet tot bekrachtiging van de besluiten, genomen krachtens deze wet vóór 1 oktober 1996, wordt ingediend bij de Kamer van volksvertegenwoordigers ter gelegenheid van de indiening van de ontwerpen van begroting voor het jaar 1997. Deze besluiten houden op uitwerking te hebben op 31 december 1996, tenzij zij vóór die datum bij wet zijn bekrachtigd.
  Een ontwerp van wet tot bekrachtiging van de besluiten, genomen krachtens deze wet tussen 1 oktober 1996 en 31 maart 1997, wordt bij de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediend ter gelegenheid van de indiening van de ontwerpen inzake de begrotingscontrole voor het jaar 1997. Deze besluiten houden op uitwerking te hebben op 30 juni 1997, tenzij zij vóór die datum bij wet zijn bekrachtigd.
  Een ontwerp van wet tot bekrachtiging van de besluiten, genomen krachtens deze wet tussen 1 april 1997 en 31 augustus 1997, wordt uiterlijk op 1 oktober 1997 ingediend bij de Kamer van volksvertegenwoordigers. Deze besluiten houden op uitwerking te hebben op 31 december 1997 tenzij zij vóór die datum bij wet zijn bekrachtigd.
  § 3. Nadat de bij deze wet toegekende machten zijn verstreken, kunnen de besluiten die bij de wet zijn bekrachtigd zoals bedoeld in § 2 niet dan bij een wet worden gewijzigd, aangevuld, vervangen of opgeheven.
  § 4. De besluiten bedoeld in artikel 3, § 1, 2°, 3°, 4° en 5°, zijn van toepassing met ingang van het belastbaar tijdperk dat de Koning aanwijst, en ten vroegste vanaf het lopende belastbaar tijdperk.

Art.7. De Koning kan de sancties van administratieve burgerlijke en strafrechtelijke aard bepalen toepasselijk in geval van overtreding van de besluiten bedoeld in artikel 3.
  Deze strafsancties mogen een gevangenisstraf van zes maanden en een geldboete van 100.000 frank niet overschrijden.
  De administratieve geldboeten mogen de bedragen, bepaald in de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten, niet overschrijden.
  Bepalingen die strafbare feiten invoeren of straffen verzwaren in de zin van boek I van het Strafwetboek, en bepalingen die administratieve en burgerlijke sancties invoeren of verzwaren, kunnen geen terugwerkende kracht hebben.
  Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, is van toepassing op de overtredingen van de krachtens deze wet vastgestelde bepalingen.

Art. 8. Deze wet treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.
  Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
  Gegeven te Lipari (Italië), 26 juli 1996.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Eerste Minister,
  J.-L. DEHAENE
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie,
  E. DI RUPO
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse zaken,
  J. VANDE LANOTTE
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en Buitenlandse Handel,
  Ph. MAYSTADT
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting,
  H. VAN ROMPUY
  De Minister van Wetenschapsbeleid,
  Y. YLIEFF
  De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen,
  M. COLLA
  De Minister van Buitenlandse Zaken,
  E. DERYCKE
  De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
  Mevr. M. SMET
  De Minister van Sociale Zaken,
  M. DE GALAN
  De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen,
  K. PINXTEN
  De Minister van Vervoer,
  M. DAERDEN
  De Minister van Justitie,
  S. DE CLERCK
  De Minister van Ambtenarenzaken,
  A. FLAHAUT
  De Minister van Landsverdediging,
  J.-P. PONCELET
  De Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking,
  R. MOREELS
  De Staatssecretaris voor Veiligheid, Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu,
  J. PEETERS
  Met 's Lands zegel gezegeld :
  De Minister van Justitie,
  S. DE CLERCK