26 JULI 1996. - Wet strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie.
Art. 1-8
1996002104 1996003576 1996003614 1996003620 1996003621 1996003636 1996003645 1996003654 1996003690 1996003692 1996003699 1996012865 1996014234 1996016243 1996022662 1996022688 1996022689 1996022706 1996022712 1996022715 1996022716 1996022748 1996022750 1996022757 1996022767 1996022768 1996912891 1997000340 1997002083 1997003172 1997003242 1997003294 1997003391 1997003438 1997003442 1997003444 1997007146 1997007147 1997007148 1997007162 1997011254 1997012069 1997012120 1997012149 1997012769 1997014030 1997014032 1997014088 1997015063 1997015095 1997021261 1997022063 1997022078 1997022106 1997022162 1997022281 1997022292 1997022329 1997022404 1997022611 1997022616 1997802005 1998014089 1998014134 1998021482 2001013149 2003002060 2003002169 2003012187 2003022386 2004002003 2006023249 2006201097 2007022425 2009022204
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art.2. § 1. Teneinde de toetreding van België tot de Europese Economische en Monetaire Unie mogelijk te maken en artikel 104C van het Verdrag betreffende de Europese Unie alsmede artikel 1 van het bijgevoegd Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten na te leven, kan de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit de in artikel 3 bedoelde maatregelen nemen.
§ 2. De in artikel 3 bedoelde maatregelen moeten alleszins ingang vinden vóór het begrotingsjaar 1998.
§ 3. Het geheel van de maatregelen, door de Koning genomen met toepassing van § 1 eerbiedigen de volgende beginselen :
in elk geval geen afbreuk doen aan de zwakste inkomens - de inspanningen billijk verdelen binnen en over de verschillende sociale categorieën en inkomensvormen;
- een efficiënte en doeltreffende openbare dienst verzekeren;
- een actieve werkgelegenheidspolitiek voortzetten en versterken, onder meer door een vermindering van de lasten die wegen op de arbeid, die wordt gecompenseerd via een verhoging van de alternatieve financiering in de vorm van een toewijzing van fiscale ontvangsten aan de sociale zekerheid.
Art.3. § 1. De Koning kan maatregelen nemen om : 1° het bedrag, de voorwaarden en de wijze van toekennen van de subsidies, vergoedingen, uitkeringen en andere uitgaven vast te stellen, aan te passen of te verlagen die geheel of ten dele, rechtstreeks of onrechtstreeks, ten laste van de Staat zijn;
2° de belastingen, taksen, rechten, retributies, accijnzen, boeten en andere ontvangsten aan te passen, op te heffen, te wijzigen of te vervangen en inzonderheid de grondslag, het tarief, de nadere regels voor heffing en inning en de procedure, met uitsluiting van de rechtsprekende procedures;
3° alle vormen van oneigenlijk gebruik en misbruik te bestrijden en een correcte inning van de ontvangsten en een efficiënte controle van de ontvangsten en de uitgaven te waarborgen;
4° het financieel evenwicht van de stelsels van sociale zekerheid te waarborgen;
5° teneinde een bredere participatie van het geheel van de inkomens aan de alternatieve financiering van de sociale zekerheid te verzekeren, de grondslag, de bijdrageplichtigheid, de tarieven, de vrijstellingen, de nadere regels en procedures te bepalen van mechanismen die dit doel moeten realiseren;
6° met betrekking tot de instellingen van openbaar nut, tot de openbare instellingen die afhangen van de Staat, alsook tot elke instelling naar Belgisch recht, waarover de Staat controle uitoefent of waarin de Staat een meerderheidsparticipatie heeft, over te gaan tot de opheffing, de omvorming, de reorganisatie of de samensmelting ervan en de werking, de organisatie, het beheer en de activiteit ervan te verbeteren, alsmede de controle erop te versterken;
7° aan elke Belgische of buitenlandse natuurlijke of rechtspersoon, roerende en onroerende activa van de Staat over te dragen of de Federale Participatiemaatschappij te gelasten deelnemingen over te dragen die zij bezit in het maatschappelijk kapitaal van vennootschappen naar privaat of publiek recht, onverminderd de bepalingen van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van de autonome overheidsbedrijven.
§ 2. De besluiten genomen krachtens deze wet kunnen de van kracht zijnde wettelijke bepalingen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen.
Deze besluiten kunnen evenwel geen afbreuk doen aan de bepalingen van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.
<Bij arrest nr 18/98 van 18 februari 1998 (B.St. 03-04-1998, p. 10273) heeft het Arbitragehof artikel 3, § 1, 2°, en § 2 vernietigd, in zoverre het de Koning machtigt maatregelen te nemen die, bij gebreke van tijdige bekrachtiging, hun uitwerking zouden behouden voor de periode tussen hun inwerkingtreding en de uiterste data waarop zij bekrachtigd dienen te worden overeenkomstig artikel 6, § 2; Opheffing : 11-08-1996>
Art.4. Onverminderd de gecoördineerde wetten op de Raad van State, kan de adviesvragende overheid, in het kader van de maatregelen genomen met toepassing van deze wet, in functie van de dringendheid, de termijnen voor de wettelijke of reglementair vereiste adviezen inkorten.
Art.5. De in artikel 3 bedoelde besluiten worden, vóór hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, medegedeeld aan de voorzitters van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van de Senaat.
Art.6. § 1. De machtiging aan de Koning verleend door deze wet vervalt op 31 augustus 1997. § 2. Een ontwerp van wet tot bekrachtiging van de besluiten, genomen krachtens deze wet vóór 1 oktober 1996, wordt ingediend bij de Kamer van volksvertegenwoordigers ter gelegenheid van de indiening van de ontwerpen van begroting voor het jaar 1997. Deze besluiten houden op uitwerking te hebben op 31 december 1996, tenzij zij vóór die datum bij wet zijn bekrachtigd.
Een ontwerp van wet tot bekrachtiging van de besluiten, genomen krachtens deze wet tussen 1 oktober 1996 en 31 maart 1997, wordt bij de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediend ter gelegenheid van de indiening van de ontwerpen inzake de begrotingscontrole voor het jaar 1997. Deze besluiten houden op uitwerking te hebben op 30 juni 1997, tenzij zij vóór die datum bij wet zijn bekrachtigd.
Een ontwerp van wet tot bekrachtiging van de besluiten, genomen krachtens deze wet tussen 1 april 1997 en 31 augustus 1997, wordt uiterlijk op 1 oktober 1997 ingediend bij de Kamer van volksvertegenwoordigers. Deze besluiten houden op uitwerking te hebben op 31 december 1997 tenzij zij vóór die datum bij wet zijn bekrachtigd.
§ 3. Nadat de bij deze wet toegekende machten zijn verstreken, kunnen de besluiten die bij de wet zijn bekrachtigd zoals bedoeld in § 2 niet dan bij een wet worden gewijzigd, aangevuld, vervangen of opgeheven.
§ 4. De besluiten bedoeld in artikel 3, § 1, 2°, 3°, 4° en 5°, zijn van toepassing met ingang van het belastbaar tijdperk dat de Koning aanwijst, en ten vroegste vanaf het lopende belastbaar tijdperk.
Art.7. De Koning kan de sancties van administratieve burgerlijke en strafrechtelijke aard bepalen toepasselijk in geval van overtreding van de besluiten bedoeld in artikel 3.
Deze strafsancties mogen een gevangenisstraf van zes maanden en een geldboete van 100.000 frank niet overschrijden.
De administratieve geldboeten mogen de bedragen, bepaald in de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten, niet overschrijden.
Bepalingen die strafbare feiten invoeren of straffen verzwaren in de zin van boek I van het Strafwetboek, en bepalingen die administratieve en burgerlijke sancties invoeren of verzwaren, kunnen geen terugwerkende kracht hebben.
Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, is van toepassing op de overtredingen van de krachtens deze wet vastgestelde bepalingen.
Art. 8. Deze wet treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Lipari (Italië), 26 juli 1996.
ALBERT
Van Koningswege :
De Eerste Minister,
J.-L. DEHAENE
De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie,
E. DI RUPO
De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse zaken,
J. VANDE LANOTTE
De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en Buitenlandse Handel,
Ph. MAYSTADT
De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting,
H. VAN ROMPUY
De Minister van Wetenschapsbeleid,
Y. YLIEFF
De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen,
M. COLLA
De Minister van Buitenlandse Zaken,
E. DERYCKE
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET
De Minister van Sociale Zaken,
M. DE GALAN
De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen,
K. PINXTEN
De Minister van Vervoer,
M. DAERDEN
De Minister van Justitie,
S. DE CLERCK
De Minister van Ambtenarenzaken,
A. FLAHAUT
De Minister van Landsverdediging,
J.-P. PONCELET
De Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking,
R. MOREELS
De Staatssecretaris voor Veiligheid, Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu,
J. PEETERS
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
S. DE CLERCK