Details





Titel:

4 FEBRUARI 1997. - Koninklijk besluit houdende de vaststelling voor het jaar 1997 van een heffing op de omzet van sommige farmaceutische produkten, met toepassing van artikel 3, § 1, 2° en 4° van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie. - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 13-03-1997 en tekstbijwerking tot 03-03-1998.)



Inhoudstafel:


Art. 1-7



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1997022281 



Artikels:

Artikel 1. De farmaceutische firma's die met de geneesmiddelen ingeschreven in de lijsten die als bijlage gevoegd zijn bij het koninklijk besluit van 2 september 1980 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering tegemoetkomt in de kosten van de farmaceutische specialiteiten en daarmee gelijkgestelde produkten, een omzet hebben gerealiseerd op de Belgische markt tijdens het jaar 1996, moeten hiervan aangifte doen.
  De aangegeven totale omzet moet worden opgesplitst per publiekverpakking of bij ontstentenis daarvan, per stukverpakking van de in vorenvermeld lid beoogde geneesmiddelen en worden berekend op basis van de prijs buiten-bedrijf of buiten-invoerder.

Art.2. De voornoemde aangiften dienen gedagtekend, ondertekend en waar en echt verklaard te worden en bij een ter post aangetekende brief te worden ingediend bij de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, Tervurenlaan 211, 1150 Brussel, vóór 1 april 1997.

Art.3. De voornoemde firma's moeten een heffing gelijk aan (4 %) van de met toepassing van artikel 1 aangegeven omzet storten. <KB 1997-04-16/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 10-05-1997>

Art.4. De bovengenoemde heffing dient vóór (1 oktober 1997) op rekening nr. 001-1950023-11 van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering gestort te worden, met de vermelding : " heffing omzet 1996 ". <KB 1997-04-16/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 10-05-1997>

Art.5. De voornoemde Dienst wordt belast met de inning van de bovengenoemde heffing, evenals, wat die heffing betreft, met het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit besluit.

Art.6. De schuldenaar die de voornoemde heffing niet vóór (1 oktober 1997) stort, is een opslag ten belope van 10 pct. van die heffing verschuldigd, alsmede een op die heffing berekende verwijlintrest die gelijk is aan de wettelijke rentevoet. <W 1998-02-22/43, art. 137, 003; Inwerkingtreding : 01-06-1997; deze datum van inwerkingtreding werd door JUSTEL gekozen voor de coherentie van de achtereenvolgende archiveringen.>
  De Algemene Raad van de verzekering voor geneeskundige verzorging kan aan de in het eerste lid bedoelde schuldenaar vrijstelling of vermindering van de opslag van de vergoeding of van de verwijlintrest toestaan op voorwaarde dat :
  - alle vroegere betalingen door de betrokken schuldenaar zijn verricht binnen de vastgestelde termijn;
  - de aangiften bedoeld in artikel 2 binnen de vastgestelde termijn zijn meegedeeld op een wijze die het mogelijk maakt dat de verschuldigde bedragen worden gecontroleerd;
  - de schuldenaar deugdelijk kan verantwoorden dat het hem onmogelijk is geweest de verschuldigde som binnen de vastgestelde termijn te storten.
  De door de Algemene Raad toegekende vrijstelling kan slechts volledig zijn indien de schuldenaar :
  - ofwel het bewijs van een geval van overmacht levert, dit wil zeggen van een gebeurtenis die hem volledig vreemd en onafhankelijk van zijn wil is, redelijkerwijze niet te voorzien en menselijk onoverkomelijk is en die het hem volstrekt onmogelijk heeft gemaakt zijn verplichting binnen de vastgestelde termijn na te komen; bovendien mag de schuldenaar zich geen enkele fout te verwijten hebben in de gebeurtenissen, die aan het overkomen van die vreemde oorzaak zijn voorafgegaan, het hebben voorbereid of het hebben vergezeld;
  - ofwel bewijst dat hij op het ogenblik dat de storting eisbaar was, een vaste en eisbare schuldvordering bezat die hem niet toeliet zijn verplichting binnen de vastgestelde termijn na te komen en hij de Algemene Raad daarover heeft geïnformeerd;
  - ofwel behoorlijk aangetoonde dwingende redenen kan aanvoeren.
  In alle andere uitzonderlijke omstandigheden waarvoor de schuldenaar het bewijs kan leveren, kan de Algemene Raad een vermindering met de helft van de verschuldigde opslag en/of van de verwijlintrest toestaan.
  De verwijlintrest tegen de wettelijke rentevoet wordt toegepast op het bedrag dat niet binnen de vastgestelde termijn is betaald en wordt berekend naar rata van het aantal dagen dat is verstreken tussen de datum waarop de betaling had moeten verricht worden en de dag waarop ze effectief is uitgevoerd.

Art. 7. Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Begroting zijn ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 4 februari 1997.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Begroting,
  H. VAN ROMPUY
  De Minister van Sociale Zaken,
  Mevr. M. DE GALAN