20 DECEMBER 1996. - Koninklijk besluit houdende diverse fiscale maatregelen, met toepassing van de artikelen 2, § 1, en 3, § 1, 2° en 3°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-12-1996 en tekstbijwerking tot 12-06-1999)
Art. 1-50
Artikel 1. In artikel 2, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gewijzigd bij artikel 1 van de wet van 6 juli 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het 3° wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 3° Buitenlandse vennootschap : enigerlei vennootschap die in België geen maatschappelijke zetel, voornaamste inrichting of zetel van bestuur of beheer heeft. ";
2° het 4° wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 4° Financieringsvennootschap : enigerlei vennootschap die zich uitsluitend of hoofdzakelijk bezighoudt met dienstverrichtingen van financiële aard ten voordele van vennootschappen die met de dienstverrichtende vennootschap noch rechtstreeks noch onrechtstreeks een groep vormen. ";
3° het 5° wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 5° Thesaurievennootschap : enigerlei vennootschap waarvan de werkzaamheid uitsluitend of hoofdzakelijk bestaat in het verrichten van geldbeleggingen. ";
4° de paragraaf wordt als volgt aangevuld :
" 6° Beleggingsvennootschap : enigerlei vennootschap die het gemeenschappelijk beleggen van kapitaal tot doel heeft. ".
Art.2. In artikel 7 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 1 van de wet van 30 maart 1994 en bij artikel 1 van de wet van 6 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1, 1°, a, tweede streepje, 2°, a, tweede streepje en b bis, worden de woorden "verhoogd met 25 pct." telkens vervangen door de woorden "verhoogd met 40 pct.";
2° in § 1, 2°, c, worden de woorden "wanneer het andere in België gelegen onroerende goederen betreft" vervangen door de woorden "wanneer het andere in België gelegen ongebouwde onroerende goederen betreft, of het kadastraal inkomen verhoogd met 40 pct. wanneer het andere in België gelegen gebouwde onroerende goederen betreft".
Art.3. In artikel 18 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 1 van de wet van 28 juli 1992 en bij artikel 3 van de wet van 20 maart 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid, 3°, tweede streepje, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" - ofwel wanneer het totaal bedrag van de rentegevende voorschotten hoger is dan de som van de belaste reserves bij het begin van het belastbare tijdperk en het gestort kapitaal bij het einde van dit tijdperk. ";
2° het tweede lid wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Als voorschot wordt beschouwd, elke al dan niet door effecten vertegenwoordigde geldlening verstrekt door een natuurlijk persoon aan een vennootschap waarvan hij aandelen bezit of door een persoon aan een vennootschap waarin hij een opdracht of functies als vermeld in artikel 32, eerste lid, 1°, uitoefent, alsmede in voorkomend geval, elke geldlening verstrekt aan die vennootschap, door hun echtgenoot of hun kinderen wanneer die personen of hun echtgenoot het wettelijk genot van de inkomsten van die kinderen hebben, met uitzondering van :
1° obligaties en andere gelijksoortige effecten uitgegeven door een openbaar beroep op het spaarwezen;
2° geldleningen aan coöperatieve vennootschappen die door de Nationale Raad van de Coöperatie zijn erkend;
3° geldleningen verstrekt door in artikel 179 vermelde vennootschappen. ".
Art.4. Artikel 30 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 30. Bezoldigingen omvatten, ongeacht de schuldenaar of de benaming ervan en de wijze waarop ze worden vastgesteld en toegekend :
1° bezoldigingen van werknemers;
2° bezoldigingen van bedrijfsleiders. ".
Art.5. Artikel 32 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 4 van de wet van 28 juli 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 32. Bezoldigingen van bedrijfsleiders zijn alle beloningen verleend of toegekend :
1° aan een natuurlijk persoon, wegens de uitoefening van een opdracht als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of gelijksoortige functies;
2° aan een natuurlijk persoon die in de vennootschap een werkzaamheid of een leidende functie van dagelijks bestuur, van commerciële, technische of financiële aard uitoefent buiten een arbeidsovereenkomst.
Daartoe behoren inzonderheid :
1° vaste of veranderlijke tantièmes, zitpenningen, emolumenten en alle andere sommen toegekend door vennootschappen, andere dan dividenden of terugbetalingen van eigen kosten van de vennootschap;
2° voordelen, vergoedingen en bezoldigingen die in wezen gelijkaardig zijn aan die vermeld in artikel 31, tweede lid, 2° tot 5°;
3° in afwijking van artikel 7, de huurprijs en de huurvoordelen van een gebouwd onroerend goed verhuurd door de in het eerste lid, 1°, vermelde personen aan de vennootschap waarin zij een opdracht of gelijksoortige functies uitoefenen, voor zover zij meer bedragen dan vijf derden van het kadastraal inkomen gerevaloriseerd met de in artikel 13 vermelde coëfficiënt. Van deze bezoldigingen worden de kosten in verband met het verhuurde onroerend goed niet in aftrek gebracht. ".
Art.6. Artikel 33 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 5 van de wet van 28 juli 1992, wordt opgeheven.
Art.7. De inleidende zin van artikel 38, 11°, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 11° de volgende sociale voordelen verkregen door de personen die in artikel 30 vermelde bezoldigingen ontvangen of hebben ontvangen, alsmede hun rechtverkrijgenden :".
Art.8. In artikel 47, § 1, eerste lid, 2°, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "van goederen die sedert meer dan 5 jaar vóór de vervreemding de aard van vaste activa hebben," vervangen door de woorden "van immateriële vaste activa waarop fiscaal afschrijvingen werden aangenomen of van materiële vaste activa, voor zover de verkochte goederen sedert meer dan 5 jaar vóór de vervreemding de aard van vaste activa hadden,".
Art.9. In artikel 51, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen door artikel 9, 2°, van de wet van 6 juli 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het 2° wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 2° voor bezoldigingen van bedrijfsleiders : 5 pct.;";
2° het 3° wordt opgeheven.
Art.10. In artikel 52, 11°, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 3 van de wet van 20 december 1995, worden de woorden "bestuurders en werkende vennoten" vervangen door het woord "bedrijfsleiders";
Art.11. In artikel 53 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 5 van de wet van 30 maart 1994, bij artikel 2 van de wet van 7 april 1995 en bij artikel 4 van de wet van 20 december 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het 15° wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 15° verliezen van vennootschappen ten laste genomen door natuurlijke personen, behoudens indien het gaat om bedrijfsleiders die deze tenlasteneming verwezenlijken door de onherroepelijke en onvoorwaardelijke betaling van een som voor het behoud van beroepsinkomsten welke die leiders periodiek uit de vennootschap verkrijgen en de aldus betaalde som door de vennootschap volledig wordt gebruikt voor de aanzuivering van haar verliezen;";
2° in het 16° worden de woorden "bestuurder of werkende vennoot" vervangen door de woorden "bedrijfsleider";
3° het 18° wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 18° onverminderd artikel 52, 11°, de interest van schulden aangegaan door een natuurlijk persoon voor het inschrijven op of het verwerven van aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen van een vennootschap. ".
Art.12. In artikel 86, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden ", de baten en de bezoldigingen van werkende vennoten" vervangen door de woorden "en de baten".
Art.13. In artikel 90 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het 1° worden de woorden "onverminderd het bepaalde in 8° en 9°" vervangen door de woorden "onverminderd het bepaalde in 8°, 9° en 10°,";
2° het artikel wordt aangevuld met een 10° luidend als volgt :
" 10° meerwaarden die naar aanleiding van een overdracht onder bezwarende titel zijn verwezenlijkt op in België gelegen gebouwde onroerende goederen of op zakelijke rechten met betrekking tot zulke goederen, met uitzondering van het recht van erfpacht, het recht van opstal of een gelijkaardig onroerend recht, ingeval :
a) die gebouwde onroerende goederen onder bezwarende titel zijn verkregen en binnen vijf jaar na de datum van verkrijging zijn vervreemd;
b) die gebouwde onroerende goederen zijn verkregen bij schenking onder levenden en zijn vervreemd binnen drie jaar na de akte van schenking en binnen vijf jaar na de datum van verkrijging onder bezwarende titel door de schenker;
c) de belastingplichtige een gebouw heeft opgetrokken op een ongebouwd onroerend goed dat hij onder bezwarende titel of bij schenking onder levenden heeft verkregen, voor zover de bouwwerken een aanvang hebben genomen binnen de vijf jaar na de verkrijging van de grond onder bezwarende titel door de belastingplichtige of door de schenker en het geheel binnen de vijf jaar na de datum van de eerste ingebruikname of verhuring van het gebouw werd vervreemd.
Onder datum van verkrijging of vervreemding moet worden verstaan :
- de datum van de authentieke akte van verkrijging of van vervreemding;
- of, bij gebrek aan authentieke akte, de datum waarop enigerlei andere akte of geschrift waarbij de verkrijging of de vervreemding is vastgesteld, aan de registratieformaliteit is onderworpen. ".
Art.14. Artikel 91 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 91. In afwijking van artikel 90, 10°, is artikel 90, 8°, van toepassing op de meerwaarden verwezenlijkt op gronden waarop gebouwen zijn opgetrokken waarvan de verkoopwaarde lager is dan 30 pct. van de verkoopprijs van het geheel. ".
Art.15. Artikel 92 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.
Art.16. In hetzelfde Wetboek wordt een als volgt luidend artikel 93bis ingevoegd : " Art. 93bis. In afwijking van artikel 90, 10°, zijn niet belastbaar, de meerwaarden vastgesteld ter gelegenheid van :
1° een overdracht onder bezwarende titel van de woning waarvoor, met toepassing van artikel 16, de woningaftrek kan worden toegestaan voor het ganse tijdperk dat begrepen is tussen 1 januari van het jaar dat voorafgaat aan dat waarin de vervreemding heeft plaatsgevonden en de datum van vervreemding;
2° een overdracht onder bezwarende titel van goederen die toebehoren aan al dan niet ontvoogde minderjarigen, aan onbekwaamverklaarden of aan personen ten aanzien van wie een beschermingsmaatregel is genomen met toepassing van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke, ingeval de familieraad daartoe machtiging heeft gegeven;
3° onteigeningen of overdrachten in der minne van onroerende goederen ten algemenen nutte, wanneer die overdrachten overeenkomstig artikel 161 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten kosteloos aan de registratieformaliteit zijn onderworpen. ".
Art.17. In artikel 101 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° tussen § 1 en § 2 wordt de volgende paragraaf ingevoegd :
" § 2. De in artikel 90, 10°, vermelde meerwaarden worden in aanmerking genomen naar het verschil tussen de volgende twee grootheden :
1° de prijs waartegen het goed is overgedragen of, indien die hoger is, de waarde die tot maatstaf van heffing van het registratierecht of de BTW heeft gediend, met dien verstande dat die prijs of die waarde in voorkomend geval wordt verminderd met de kosten die de belastingplichtige verantwoordt te hebben gedaan of gedragen voor de vervreemding van het goed;
2° de verkrijgingsprijs van het goed, vermeerderd met 25 pct., of met de werkelijk gedragen kosten van verkrijging of van overgang wanneer deze meer bedragen dan 25 pct., met dien verstande dat onder verkrijgingsprijs moet worden verstaan :
a) voor de toepassing van artikel 90, 10°, eerste lid, a : de prijs waarvoor het goed door de belastingplichtige werd verkregen, of, indien die hoger is, de waarde die tot maatstaf van heffing van het registratierecht of de BTW heeft gediend;
b) voor de toepassing van artikel 90, 10°, eerste lid, b : de prijs waarvoor het goed door de schenker werd verkregen, of, indien die hoger is, de waarde die tot maatstaf van heffing van het registratierecht of de BTW heeft gediend;
c) voor de toepassing van artikel 90, 10°, eerste lid, c : de prijs waarvoor de grond door de belastingplichtige of door de schenker onder bezwarende titel werd verkregen, of, indien die hoger is, de waarde die tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend, vermeerderd met de prijs van het door de belastingplichtige opgetrokken gebouw die tot maatstaf van heffing van de BTW heeft gediend.
De aldus vermeerderde verkrijgingsprijs wordt verhoogd met 5 pct.
voor elk jaar dat is verlopen tussen de datum van verkrijging en die van de vervreemding, met dien verstande dat in het geval vermeld in het eerste lid, c, de verhoging van 5 pct. van toepassing is, eensdeels, op de verkrijgingsprijs van de grond, per verlopen jaar tussen de datum van verkrijging van de grond onder bezwarende titel en de datum van vervreemding van het geheel, en, anderdeels, op de bouwprijs van het gebouw, per verlopen jaar tussen de datum van de eerste ingebruikname of verhuring van het gebouw, en de datum van de vervreemding van het geheel.
De aldus vastgestelde verkrijgingsprijs wordt vervolgens :
a) verhoogd met de kosten van werken, die door de eigenaar zijn gedragen en verantwoord zijn door middel van een factuur, in zoverre die werken aan het vervreemde gebouw zijn uitgevoerd, tussen de datum van verkrijging, van eerste ingebruikname of van verhuring, en die van de vervreemding, door een persoon die, op het ogenblik van het afsluiten van het ondernemingscontract overeenkomstig artikel 401 als aannemer is geregistreerd;
b) in voorkomend geval verminderd met de vergoedingen verkregen ingevolge schade aan het vervreemde gebouw. ";
2° in § 2, die § 3 wordt, worden de woorden "het bepaalde in § 1" vervangen door de woorden "het bepaalde in de §§ 1 en 2".
Art.18. Artikel 103 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een als volgt luidende paragraaf :
" § 3. Het bepaalde in § 1 geldt eveneens voor verliezen die in de vijf vorige belastbare tijdperken zijn geleden naar aanleiding van verrichtingen als vermeld in artikel 90, 10°. ".
Art.19. In artikel 171, 4°, e, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "in artikel 90, 9°," vervangen door de woorden "in artikel 90, 9° en 10°".
Art.20. In artikel 178, § 3, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door artikel 5, 2°, van de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij artikel 14, 2°, van de wet van 30 maart 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in 1°, worden de woorden "aanslagjaren 1994 tot 1997" vervangen door de woorden "aanslagjaren 1994 tot 1999";
2° in 2°, worden de woorden "aanslagjaren 1998 en volgende " en de woorden "de jaren 1995 en 1991", respectievelijk vervangen door de woorden "aanslagjaren 2000 en volgende" en de woorden "de jaren 1997 en 1991".
Art.21. In artikel 192, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen door artikel 8 van de wet van 28 december 1992, worden de woorden "artikelen 202 en 203, eerste lid, 1°, tweede, vierde en vijfde lid" vervangen door de woorden "artikelen 202, § 1, en 203".
Art.22. In artikel 195 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1, eerste lid, worden de woorden "Bestuurders en werkende vennoten" vervangen door het woord "Bedrijfsleiders";
2° in § 2, eerste lid, worden de woorden "bestuurders en werkende vennoten" vervangen door het woord "bedrijfsleiders".
Art.23. In artikel 196 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "van bestuurders, vennoten en" vervangen door de woorden "van bedrijfsleiders en van".
Art.24. Artikel 198, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 17 van de wet van 28 juli 1992, bij artikel 5 van de wet van 22 juli 1993, bij artikel 7 van de wet van 27 december 1993, bij artikel 28 van de wet van 6 juli 1994 en bij artikel 11 van de wet van 20 december 1995, wordt aangevuld met een 11° luidend als volgt :
" 11° onverminderd de toepassing van de artikelen 54, 55 en het 10° hiervoor, de betaalde of toegekende interesten van leningen wanneer de werkelijke verkrijger ervan niet onderworpen is aan een inkomstenbelasting of, voor die inkomsten, onderworpen is aan een aanzienlijk gunstigere aanslagregeling dan die welke voortvloeit uit de bepalingen van gemeen recht van toepassing in België en indien, en in de mate van die overschrijding, het totale bedrag van deze leningen, andere dan obligaties of andere gelijksoortige effecten uitgegeven door een openbaar beroep op het spaarwezen, hoger is dan zeven maal de som van de belaste reserves bij het begin van het belastbare tijdperk en het gestort kapitaal bij het einde van dit tijdperk;".
Art.25. Artikel 202 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 19 van de wet van 28 juli 1992 en bij artikel 3 van de wet van 22 maart 1995, waarvan de huidige tekst § 1 zal vormen, wordt aangevuld met een § 2 luidend als volgt :
" § 2. De in § 1, 1° en 2°, vermelde inkomsten zijn slechts aftrekbaar in zoverre op de datum van toekenning of betaalbaarstelling van deze inkomsten, de vennootschap die de inkomsten verkrijgt in het kapitaal van de vennootschap die ze uitkeert, een deelneming bezit van ten minste 5 pct. of met een aanschaffingswaarde van ten minste 50 miljoen frank.
Deze voorwaarde is evenwel niet van toepassing op de inkomsten :
1° die worden verkregen door kredietinstellingen vermeld in artikel 56, § 1;
2° die worden verkregen door verzekeringsondernemingen vermeld in artikel 56, § 2, 2°, h;
3° die worden verkregen door beursvennootschappen vermeld in artikel 47 van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs;
4° die worden verkregen door beleggingsvennootschappen;
5° die worden verleend of toegekend door intercommunales beheerst door de wet van 22 december 1986;
6° die worden verleend of toegekend door beleggingsvennootschappen. ".
Art.26. Artikel 203 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 9 van de wet van 28 december 1992, bij artikel 100 van de wet van 21 december 1994 en bij artikel 160 van de wet van 6 april 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 203. § 1. De in artikel 202, § 1, 1° en 2°, vermelde inkomsten zijn bovendien niet aftrekbaar wanneer ze worden verleend of toegekend door :
1° een vennootschap die niet aan de vennootschapsbelasting of aan een buitenlandse belasting van gelijke aard als die belasting is onderworpen of die gevestigd is in een land waar de gemeenrechtelijke bepalingen inzake belastingen aanzienlijk gunstiger zijn dan in België;
2° een financieringsvennootschap, een thesaurievennootschap of een beleggingsvennootschap die, alhoewel ze in het land van haar fiscale woonplaats onderworpen is aan een in 1° vermelde belasting, in dat land een belastingregeling geniet die afwijkt van het gemeen recht;
3° een vennootschap voor zover de inkomsten die ze verkrijgt, niet zijnde dividenden, hun oorsprong vinden buiten het land van haar fiscale woonplaats en ze in het land van de fiscale woonplaats een afzonderlijke belastingregeling genieten die afwijkt van het gemeen recht;
4° een vennootschap voor zover ze winsten verwezenlijkt door tussenkomst van een of meer buitenlandse inrichtingen die aan een aanslagregeling zijn onderworpen die aanzienlijk gunstiger is dan deze waaraan die winsten in België zouden zijn onderworpen;
5° een vennootschap, andere dan een beleggingsvennootschap, die dividenden wederuitkeert die in toepassing van het 1° tot 4°, zelf niet zouden kunnen worden afgetrokken ten belope van ten minste 90 pct.
§ 2. Paragraaf 1, 1°, is niet van toepassing op dividenden die worden verleend of toegekend door intercommunales beheerst door de wet van 22 december 1986.
Paragraaf 1, 2°, is niet van toepassing op de beleggingsvennootschappen waarvan de statuten de jaarlijkse uitkering voorzien van ten minste 90 pct. van de inkomsten die ze hebben verkregen, na aftrek van de bezoldigingen, commissies en kosten, voor zover en in de mate dat die inkomsten voortkomen uit dividenden die zelf beantwoorden aan de in § 1, 1° tot 4°, vermelde aftrekvoorwaarden of uit meerwaarden die ze hebben verwezenlijkt op aandelen die krachtens artikel 192 voor vrijstelling in aanmerking komen.
Paragraaf 1, 2° en 5°, is niet van toepassing op verkregen dividenden wegens een rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming in een financieringsvennootschap gelegen in een Lidstaat van de Europese Unie die, voor de aandeelhouder, beantwoordt aan rechtmatige financiële en economische behoeften, voor zover en in de mate dat de som van de belaste reserves bij het begin van het belastbare tijdperk en het gestort kapitaal bij het einde van dit tijdperk van de financieringsvennootschap niet hoger is dan 33 pct. van de schulden.
Paragraaf 1, 4°, is niet van toepassing in de mate dat de winsten voortkomen uit een buitenlandse inrichting van een binnenlandse vennootschap die is gevestigd in een land waarmee België een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten of indien de daadwerkelijk in het buitenland geheven belasting op de winsten van de inrichting ten minste 15 pct. bedraagt.
Paragraaf 1, 5°, is niet van toepassing wanneer de vennootschap die wederuitkeert :
1° een binnenlandse vennootschap is of een buitenlandse vennootschap, gevestigd in een land waarmee België een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting heeft ondertekend en die er is onderworpen aan een gelijksoortige belasting als de vennootschapsbelasting zonder te genieten van een belastingstelsel dat afwijkt van het gemeen recht, en waarvan de aandelen zijn ingeschreven in de officiële notering aan een effectenbeurs van een Lidstaat van de Europese Unie onder de voorwaarden van de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 maart 1979 (79/279/EEG) tot coördinatie van de voorwaarden voor de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs, of van een derde Staat waarvan de wetgeving minstens gelijkwaardige toelatingsvoorwaarden voorziet;
2° een vennootschap is waarvan de verkregen inkomsten uitgesloten werden van het recht op aftrek dat door dit artikel in België wordt geregeld of door een maatregel met gelijkwaardige uitwerking naar buitenlands recht.
De Koning stelt de lijst op van effectenbeurzen waarvan de toelatingsvoorwaarden minstens gelijkwaardig zijn aan die van de voormelde richtlijn.
§ 3. Voor de toepassing van § 1, 5°, en onverminderd § 2, worden de dividenden die rechtstreeks of onrechtstreeks worden verleend of toegekend door de in § 1, 1° en 2°, bedoelde vennootschappen, geacht niet aan de aftrekvoorwaarden te beantwoorden. ".
Art.27. Artikel 204 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 204. De ingevolge artikel 202, § 1, 1°, 3° en 4°, aftrekbare inkomsten worden geacht in de winst van het belastbare tijdperk voor te komen tot 95 pct. van het geïnde of verkregen bedrag eventueel vermeerderd met de roerende voorheffing of de fictieve roerende voorheffing of, met betrekking tot in artikel 202, § 1, 4° en 5°, vermelde inkomsten verminderd met de aan de verkoper toegekende interest ingeval de effecten in het belastbare tijdperk zijn verworven.
Het in artikel 202, § 1, 2°, vermelde bedrag wordt geacht in de winst van het belastbare tijdperk voor te komen tot 95 pct. van dat bedrag. "
Art.28. Artikel 205, § 2, van hetzelfde Wetboek, vervangen door artikel 20 van de wet van 28 juli 1992 en gewijzigd bij artikel 12 van de wet van 20 december 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 2. De aftrek ingevolge artikel 202 wordt beperkt tot het bedrag van de winst van het belastbare tijdperk dat overblijft na toepassing van artikel 199, verminderd met :
1° de niet als beroepskosten aftrekbare giften, met uitzondering van de giften die in toepassing van de artikelen 199 en 200 van de winst worden afgetrokken;
2° de in artikel 53, 6° tot 11° en 14°, vermelde kosten;
3° de interesten, retributies en bezoldigingen als bedoeld in artikel 54;
4° de niet-aftrekbare interesten als bedoeld in artikel 55;
5° de werkgeversbijdragen voor aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood en de ermede gelijkgestelde premies van bepaalde levensverzekeringen, in zoverre die bijdragen en premies niet voldoen aan de voorwaarden en de grens gesteld in de artikelen 59 en 195, alsmede de pensioenen, renten of als zodanig geldende toelagen voor zover die sommen niet voldoen aan de voorwaarden en de grens gesteld in artikel 60;
6° 25 pct. van de kosten en de minderwaarden met betrekking tot het gebruik van in artikel 66 vermelde personenauto's, auto's voor dubbel gebruik en minibussen, met uitzondering van de brandstofkosten;
7° de als winst aan te merken restorno's zoals bedoeld in artikel 189, § 1;
8° de taksen als bedoeld in artikel 198, eerste lid, 4°, 8° en 9°. ".
Art.29. Artikel 207 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met het volgende lid :
" In geval van verwerving of van wijziging tijdens het belastbaar tijdperk van de controle van een vennootschap die niet beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften, zijn, noch aftrekbaar van de winst van dat tijdperk, noch van deze van enig later belastbaar tijdperk :
- in afwijking van artikel 72, de niet-verleende investeringsaftrek wegens geen of onvoldoende winst van de belastbare tijdperken welke voorafgaan aan eerstgenoemd tijdperk;
- in afwijking van artikel 206, de vorige beroepsverliezen. ".
Art.30. In artikel 215, derde lid, 4° en vierde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door artikel 10 van de wet van 28 december 1992, worden de woorden "één bestuurder of werkend vennoot" telkens vervangen door de woorden "één van hun bedrijfsleiders".
Art.31. (Ingetrokken) <W 1999-05-04/54, art. 45, § 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Art.32. (Ingetrokken) <W 1999-05-04/54, art. 45, § 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
Art.33. (Ingetrokken) <W 1999-05-04/54, art. 45, § 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
Art.34. (Ingetrokken) <W 1999-05-04/54, art. 45, § 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Art.35. Artikel 227, 2°, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 2° buitenlandse vennootschappen, zomede verenigingen, instellingen of lichamen zonder rechtspersoonlijkheid die zijn opgericht in een rechtsvorm die vergelijkbaar is met de rechtsvorm van een vennootschap naar Belgisch recht en die hun maatschappelijke zetel, hun voornaamste inrichting of hun zetel van bestuur of beheer niet in België hebben. ".
Art.36. In artikel 228, § 2, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 23 van de wet van 28 juli 1992, bij artikel 32 van de wet van 6 juli 1994 en bij artikel 5 van de wet van 30 januari 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het 3°, d, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" d) uit werkzaamheden uitgeoefend door een in artikel 227, 2°, vermelde niet-inwoner in een inrichting waarover een andere in artikel 227, 2°, vermelde niet-inwoner in België beschikt, of uit de uitoefening door die niet-inwoner van een opdracht of van functies in de zin van artikel 32, eerste lid, 1°, in een binnenlandse vennootschap;";
2° de inleidende zin van het 9° wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 9° diverse inkomsten als vermeld in artikel 90, 1° tot 10°, ingeval het betreft :";
3° het 9° wordt als volgt aangevuld :
" i) meerwaarden verwezenlijkt op in België gelegen gebouwde onroerende goederen of op zakelijke rechten met betrekking tot zulke onroerende goederen. ".
Art.37. Artikel 301, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 49 van de wet van 6 juli 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Ten name van de in artikel 227, 1° en 3°, vermelde belastingplichtigen wordt de belasting van niet-inwoners met betrekking tot de in artikel 228, § 2, 9°, g en i, vermelde meerwaarden die geen betrekking hebben op in artikel 44, § 2, vermelde ongebouwde onroerende goederen, gevestigd en ingevorderd door de administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, de registratie en domeinen tegen de tarieven en volgens het onderscheid bepaald in artikel 171, 1°, b, en 4°, d en e. ".
Art.38. In artikel 304, § 2, van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° (Ingetrokken) <W 1999-05-04/54, art. 45, § 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
2° het laatste lid wordt vervangen door de volgende leden :
" Bij belastingplichtigen die ingevolge artikel 232 aan de belasting van niet-inwoners zijn onderworpen, is het eerste lid van deze paragraaf van toepassing op de belasting berekend volgens de artikelen 243 tot 245.
Bij belastingplichtigen die ingevolge artikel 233 aan de belasting van niet-inwoners zijn onderworpen, is het tweede lid van deze paragraaf van toepassing op de belasting berekend volgens artikel 246 en wordt het eventuele overschot van de in artikel 270 tot 272 vermelde bedrijfsvoorheffing met die belasting verrekend, het saldo wordt teruggegeven indien het ten minste 100 frank bedraagt. ".
Art.39. Artikel 307, § 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen door artikel 15 van de wet van 22 juli 1993, wordt aangevuld met het volgende lid :
" De jaarlijkse aangifte in de personenbelasting moet het bestaan vermelden van rekeningen van elke aard waarvan de belastingplichtige, zijn echtgenoot, alsmede de kinderen waarvan, overeenkomstig artikel 126, tweede lid, de inkomsten bij die van de ouders worden gevoegd, op enigerlei ogenblik tijdens het belastbaar tijdperk, titularis zijn geweest bij een in het buitenland gelegen bank-, wissel-, krediet- of spaarinstelling en het land of de landen waar die rekeningen geopend zijn geweest. Het formulier van aangifte in de personenbelasting bevat de daartoe voorziene rubrieken. ".
Art.40. Artikel 315, tweede lid, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling :
" De verplichting tot voorlegging :
1° omvat, voor rijksinwoners, de boeken en bescheiden betreffende de in artikel 307, § 1, tweede lid, vermelde rekeningen;
2° strekt zich uit, voor vennootschappen, tot de registers van de aandelen en obligaties op naam, alsmede tot de presentielijsten van de algemene vergaderingen. ".
Art.41. Artikel 318 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 55 van de wet van 6 juli 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 318. In afwijking van de bepalingen van artikel 317, en onverminderd de toepassing van de artikelen 315, 315bis en 316, is de administratie niet gemachtigd om in de rekeningen, boeken en documenten van de bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen inlichtingen in te zamelen met het oog op het belasten van hun cliënten.
Indien evenwel, het op basis van de artikelen 315, 315bis en 316 uitgevoerd onderzoek concrete elementen aan het licht brengt die het bestaan of de voorbereiding van een mechanisme van belastingontduiking kunnen doen vermoeden, kan de Directeur-generaal van de administratie die het onderzoek heeft uitgevoerd, met gezamenlijk akkoord van de Administrateur-generaal van de belastingen en de Adjunct-administrateur-generaal van de belastingen, een ambtenaar met de graad van ten minste inspecteur ermee belasten uit de rekeningen boeken en documenten van de instelling inlichtingen te putten die het mogelijk maken het onderzoek te voltooien en de door deze cliënt verschuldigde belastingen te bepalen. ".
Art.42. In artikel 343, § 2, 1°, van hetzelfde Wetboek worden de woorden ", noch op de winst van de vennoten ervan" opgeheven.
Art.43. Artikel 345, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 36 van de wet van 28 juli 1992, bij artikel 19 van de wet van 28 december 1992, bij artikel 16, 3°, van de wet van 22 juli 1993, bij artikel 7 van de wet van 6 augustus 1993 en bij artikel 23 van de wet van 30 maart 1994, wordt als volgt aangevuld :
" 6° een in artikel 207, derde lid, vermelde verwerving of wijziging van de controle van een vennootschap, beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften. ".
Art.44. Artikel 357, 3°, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd wat de Franse tekst betreft door artikel 71, 1°, van de wet van 6 juli 1994, wordt opgeheven.
Art.45. In artikel 454, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "van werkende vennoten" vervangen door de woorden "van bedrijfsleiders".
Art.46. In artikel 458, tweede lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "of bestuurders, zaakvoerders of vereffenaars" vervangen door de woorden "of bedrijfsleiders".
Art.47. (Ingetrokken) <W 1999-05-04/54, art. 45, § 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
Art.48. In de artikelen 156, 2°, 157, 158, gewijzigd bij artikel 8 van de wet van 20 december 1995, 164, 166, 167, tweede lid, en 271, gewijzigd bij artikel 43 van de wet van 6 juli 1994, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "bestuurders en werkende vennoten" vervangen door het woord "bedrijfsleiders".
Art.49. De artikelen 2, 4 tot 7, 9 tot 12, 22, 23, 30, 31, 33, in de mate dat het belastingplichtigen betreft als vermeld in artikel 220, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, 34, 42, 44 tot 46 en 48 treden in werking met ingang van het aanslagjaar 1998. Elke wijziging die vanaf 17 december 1996 aan de datum van afsluiting van de jaarrekening wordt aangebracht, is zonder uitwerking voor de toepassing van deze artikelen.
De artikelen 1, 3, 21, 24 tot 28, 35 en 36, 1°, zijn van toepassing op de vanaf 1 januari 1997 toegekende of betaalbaar gestelde inkomsten.
Artikel 8 is van toepassing op de vanaf 27 september 1996 verwezenlijkte meerwaarden.
De artikelen 13 tot 19, 32, 33, in de mate dat het belastingplichtigen betreft als vermeld in artikel 220, 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, 36, 2° en 3°, 37, 38, 2°, en 47 zijn van toepassing vanaf 1 januari 1997. In afwijking hiervan treedt artikel 38, 2°, in werking met ingang van het aanslagjaar 1997, in de mate waarin het bij belastingplichtigen die ingevolge artikel 233 van hetzelfde Wetboek aan de belasting van niet-inwoners zijn onderworpen, betrekking heeft op het overschot van de in artikel 270 tot 272 van hetzelfde Wetboek vermelde bedrijfsvoorheffing.
De artikelen 29 en 43 zijn van toepassing op de vanaf 1 januari 1997 tot stand gekomen verwerving of wijziging van de controle van een vennootschap.
Artikel 39 treedt in werking met ingang van het aanslagjaar 1997. De voor dit aanslagjaar in de aangifte in de personenbelasting te vermelden rekeningen van elke aard zijn die waarvan de aangever, met ingang van 27 september 1996, op enigerlei ogenblik titularis is geweest.
De artikelen 40 en 41 zijn van toepassing op procedurehandelingen met betrekking tot het aanslagjaar 1997 en volgende.
In afwijking van het tweede lid en van artikel 203, § 2, derde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd door artikel 26 van dit besluit, wordt het percentage vastgesteld op :
- 50 pct. met betrekking tot de vanaf 1 januari 1997 toegekende of betaalbaar gestelde inkomsten;
- 41,5 pct. met betrekking tot de vanaf 1 januari 1998 toegekende of betaalbaar gestelde inkomsten;
- 33 pct. met betrekking tot de vanaf 1 januari 1999 toegekende of betaalbaar gestelde inkomsten.
Art. 50. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 december 1996.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Financiën,
Ph. MAYSTADT