Details



Externe links:

Justel




Titel:

22 JULI 1993. - Wet houdende fiscale en financiële bepalingen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-12-1994 en tekstbijwerking tot 23-12-1995)



Inhoudstafel:

TITEL I. - Directe belastingen.
Art. 1-23
TITEL II.
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen in het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde.
Art. 24-28
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in het Wetboek der zegelrechten.
Art. 29-38
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen in het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen.
Art. 39-65
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen in het Wetboek der successierechten.
Art. 66-73
HOOFDSTUK V. - Wijzigingen in het Wetboek der registratierechten.
Art. 74-79
HOOFDSTUK VI. - Wijzigingen in de wet van 22 december 1989 houdende fiscale bepalingen.
Art. 80-81
HOOFDSTUK VII. - Wijzigingen in de wet van 28 december 1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen.
Art. 82-83
HOOFDSTUK VIII. - Bekrachtiging van koninklijke besluiten.
Art. 84
HOOFDSTUK IX. - Inwerkingtreding.
Art. 85
TITEL III.
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het koninklijk besluit nr. 15 tot aanmoediging van de inschrijving op of de aankoop van aandelen of bewijzen van deelgerechtigheid in Belgische vennootschappen en van de herstelwet van 31 juli 1984.
Art. 86-87
HOOFDSTUK II. - Nationale Loterij.
Art. 88
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen in de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
Art. 89-90
HOOFDSTUK IV. - Wijziging in de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium.
Art. 91
HOOFDSTUK V. - Wijzigingen in de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen.
Art. 92-93
HOOFDSTUK VI. - Nationaal Instituut voor Landbouwkrediet.
Art. 94-97
HOOFDSTUK VII. - Overdracht van deelnemingen in openbare financiële instellingen die onder de Staat ressorteren of van rechtstreekse of onrechtstreekse deelnemingen gehouden door dergelijke instellingen.
Art. 98-101



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1927030201  1947062660  1969070305  1984021199  1989004221  1991003038  1991A03038  1992003810  1993003235  1993009167 





Artikels:

TITEL I. - Directe belastingen.
Artikel 1. In artikel 19 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 28 juli 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° paragraaf 1 wordt aangevuld als volgt :
  " 3° de inkomsten begrepen in kapitalen en afkoopwaarden vereffend bij leven betreffende levensverzekeringscontracten met gewaarborgd rendement die de belastingplichtige individueel heeft gesloten en waarvan geen enkele premie aanleiding heeft gegeven tot een belastingvermindering voor het lange termijnsparen met toepassing van de artikelen 145.1 tot 145.20. ";
  2° het artikel wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
  " § 4. Met betrekking tot kapitalen en afkoopwaarden van levensverzekeringscontracten vermeld in § 1, 3°, stemmen de inkomsten overeen met het verschil tussen, enerzijds de betaalde of toegekende bedragen met uitsluiting van de overeenkomstig artikel 40 vrijgestelde deelnemingen in de winst, en, anderzijds, het totaal van de gestorte premies.
  Het belastbare bedrag van de inkomsten mag evenwel niet lager zijn dan het bedrag dat overeenstemt met de kapitalisatie van de interesten tegen 4,75 pct. per jaar, berekend op het totale bedrag van de gestorte premies. "

Art.2. Artikel 21 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 1 van de wet van 28 december 1992 en bij artikel 134, 1°, van de wet van 22 maart 1993, wordt aangevuld als volgt :
  " 9° inkomsten die zijn begrepen in kapitalen en afkoopwaarden zoals die in artikel 19, § 1, 3°, worden omschreven, in elk van de volgende gevallen :
  a) wanneer het contract voorziet in het betalen bij het overlijden van een kapitaal gelijk aan ten minste 130 procent van het totaal van de gestorte premies;
  b) wanneer het contract gesloten is voor meer dan acht jaar en de kapitalen of afkoopwaarden effectief worden betaald meer dan acht jaar na het sluiten van het contract. "

Art.3. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 64bis ingevoegd, luidend als volgt :
  " Artikel 64bis. In de ontwikkelingszones van categorie 1, vermeld in artikel 11 van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie, kan machtiging verleend worden om, in afwijking van de artikelen 61, eerste lid en 64, gedurende maximaal drie opeenvolgende belastbare tijdperken overeengekomen in het tegemoetkomingscontract, een jaarlijkse afschrijving toe te passen die gelijk is aan tweemaal de normale lineaire afschrijvingsannuïteit op investeringen in materiële vaste activa bestaande uit gebouwen, installaties, machines en uitrusting die zijn aangeschaft of vervaardigd overeenkomstig de in het kader van die wet aangemoedigde verrichting.
  Dezelfde machtiging kan onder de volgende voorwaarden eveneens verleend worden voor investeringen in materiële vaste activa van dezelfde aard die zijn aangeschaft of vervaardigd overeenkomstig een in het kader van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering aangemoedigde verrichting :
  1° de machtiging kan slechts verleend worden aan ondernemingen onderworpen aan de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen, voor zover ze aan alle in die wet vermelde bepalingen voldoen;
  2° de machtiging kan slechts verleend worden ten voordele van de bedoelde vaste activa waarvoor een investeringstegemoetkoming, een rentetoelage of een kapitaalpremie is toegestaan voor een periode van drie jaar of meer en die nog niet in een of andere vorm versneld worden afgeschreven.
  Deze machtigingen worden verleend door de bevoegde Gewest Executieve of het lid dat erdoor is aangewezen.
  Zij worden geregeld in een beslissing tot aanwijzing van de belastbare tijdperken waarvoor de normale lineaire afschrijving mag worden verdubbeld en tot aanwijzing van de bedoelde vaste activa. De beslissing wordt ter kennis gebracht van de administratie der directe belastingen die voor de uitvoering ervan zorgt. "

Art.4. Artikel 197 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een tweede lid luidend als volgt :
  " De onroerende voorheffing en de desbetreffende opcentiemen worden eveneens als beroepskosten aangemerkt. "

Art.5. In artikel 198 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 17 van de wet van 28 juli 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het 2° wordt opgeheven;
  2° het 3° wordt als volgt aangevuld : ", met uitzondering van de onroerende voorheffing ".

Art.6. Artikel 215, derde lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 22 van de wet van 28 juli 1992 en bij artikel 10, 1°, van de wet van 28 december 1992, wordt aangevuld als volgt :
  " 6° op vennootschappen waarvan het inkomen, vóór aftrek van de beroepskosten, niet ten belope van ten minste 50 pct. wordt getrokken uit nijverheids-, handels- of landbouwactiviteiten, die winst opbrengen als vermeld in artikel 24. " <Bij arrest nr 89/94 van 14 décember 1994 (B.St. 28.12.1994, p. 32119), heeft het arbitragehof dit artikel vernietigd ; Opheffing : 01-01-1994>

Art.7. Artikel 262, 1°, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " 1° inkomsten van roerende goederen en kapitalen en diverse inkomsten vermeld in artikel 90, 6°, verkregen door aan de rechtspersonenbelasting onderworpen belastingplichtigen ingeval die inkomsten :
  a) zonder enige inhouding of storting van roerende voorheffing zijn toegekend of betaalbaargesteld, indien het inkomsten van Belgische oorsprong betreft;
  b) zonder bemiddeling van een in België gevestigde tussenpersoon in het buitenland zijn verkregen, indien het inkomsten van buitenlandse oorsprong betreft. "

Art.8. Artikel 270 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 33 van de wet van 28 juli 1992 en bij artikel 14 van de wet van 28 december 1992, wordt aangevuld met een als volgt luidend 6° :
  " 6° diegenen die als curatoren in faillissementen, vereffenaars van gerechtelijke akkoorden, vereffenaars van vennootschappen of als personen die gelijkaardige functies uitoefenen, schuldvorderingen hebben te honoreren met de hoedanigheid van bezoldigingen als bedoeld in artikel 30. "

Art.9. In artikel 272, eerste lid, 1°, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden " de in artikel 270, 1° en 3° vermelde belastingschuldigen " vervangen door de woorden " de in artikel 270, 1°, 3° en 6° vermelde belastingschuldigen ".

Art.10. Artikel 277 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een derde lid luidend als volgt :
  " Evenmin wordt onroerende voorheffing verrekend met de vennootschapsbelasting en met de belasting van niet-inwoners gevestigd ingevolge artikel 246. "

Art.11. Artikel 278 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

Art.12. Artikel 287 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Artikel 287. Met betrekking tot inkomsten van roerende goederen en kapitalen niet zijnde dividenden en niet zijnde inkomsten van verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen, wordt het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting bepaald volgens het produkt :
  a) van een breuk waarvan de teller gelijk is aan de werkelijk ingehouden buitenlandse belasting uitgedrukt in een percentage van het inkomen waarop die belasting betrekking heeft, beperkt tot 15, en waarvan de noemer gelijk is aan 100 verminderd met het cijfer van de teller;
  b) en van een breuk waarvan de teller gelijk is aan het positieve verschil tussen het totale bedrag van de noemer en het totale bedrag van de inkomsten van roerende goederen en kapitalen, met uitsluiting van dividenden, die de vennootschap in het belastbare tijdperk heeft gedragen, en waarvan de noemer gelijk is aan de som van het totale bedrag van de inkomsten van onroerende goederen, roerende goederen en kapitalen en van het totale brutobedrag van de beroepsinkomsten met uitsluiting van al dan niet verwezenlijkte meerwaarden.
  Wanneer de schuldenaar van het inkomen de buitenlandse belasting heeft gedragen tot ontlasting van de verkrijger, bedraagt de in het eerste lid, a, vermelde noemer 100.
  Voor de toepassing van het eerste lid, b, omvatten de inkomsten van roerende goederen en kapitalen eveneens de in artikel 21 bedoelde inkomsten. "

Art.13. Artikel 290 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Artikel 290. Voor rijksinwoners en onverminderd de toepassing van artikel 277 :
  1° wordt de onroerende voorheffing, voor zover zij betrekking heeft op goederen die niet voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt, tot het bedrag van de personenbelasting verrekend;
  2° mogen de als onroerende voorheffing en forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting verrekenbare sommen, in zover zij betrekking hebben op inkomsten van goederen die voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt, niet meer bedragen dan het deel van de personenbelasting dat evenredig betrekking heeft op de beroepsinkomsten. "

Art.14. In artikel 292 van hetzelfde Wetboek worden de woorden " onroerende voorheffing, fictieve onroerende voorheffing, " geschrapt.

Art.15. Artikel 307, § 3, derde lid, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door het volgende lid :
  " De nomenclatuur en het model van de in het eerste lid bedoelde bescheiden, opgaven en inlichtingen worden vastgesteld in overleg met de meest representatieve organisaties uit de nijverheid, de landbouw, de handel en het ambachtswezen en de meest representatieve werknemersorganisaties. "

Art.16. In artikel 344 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 35 van de wet van 28 juli 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in de huidige tekst die § 2 zal vormen, worden de woorden " Aan de Administratie der directe belastingen kan niet worden tegengeworpen " vervangen door de woorden " Aan de administratie der directe belastingen kan evenmin worden tegengeworpen ";
  2° een nieuwe als volgt luidende § 1 wordt ingevoegd :
  " § 1. Aan de administratie der directe belastingen kan niet worden tegengeworpen, de juridische kwalificatie door de partijen gegeven aan een akte alsook aan afzonderlijke akten die een zelfde verrichting tot stand brengen, wanneer de administratie door vermoedens of door andere in artikel 340 vermelde bewijsmiddelen vaststelt dat die kwalificatie tot doel heeft de belasting te ontwijken, tenzij de belastingplichtige bewijst dat die kwalificatie aan rechtmatige financiële of economische behoeften beantwoordt. ";
  3° in artikel 345, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 36 van de wet van 28 juli 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het 1° worden de woorden " of 344 " vervangen door de woorden " of 344, § 2 ";
  2° er wordt een 5° ingevoegd, luidend als volgt :
  " 5° voor de toepassing van artikel 344, § 1, de juridische kwalificatie aan rechtmatige financiële of economische behoeften beantwoordt. "

Art.17. Artikel 422 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Artikel 422. Voor de invordering van de directe belastingen en van de voorheffingen in hoofdsom en opcentiemen, van de interesten en van de kosten, heeft de Openbare Schatkist een algemeen voorrecht op de inkomsten en op de roerende goederen van alle aard van de belastingschuldige, met uitzondering van schepen en vaartuigen.
  Het voorrecht bezwaart insgelijks de inkomsten en de roerende goederen van de echtgenoot en van de kinderen van de belastingschuldige in de mate dat de invordering van de aanslagen kan worden vervolgd op de bewuste inkomsten en goederen. "

Art.18. Artikel 423 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Artikel 423. Het voorrecht vermeld in artikel 422, neemt rang onmiddellijk na dat vermeld in artikel 19, 5°, van de wet van 16 december 1851. Het wordt uitgeoefend gedurende twee jaar, te rekenen vanaf de datum van de uitvoerbaarverklaring van het kohier.
  In afwijking van het eerste lid, heeft het voorrecht inzake bedrijfsvoorheffing dezelfde rang als dat vermeld in artikel 19, 4°ter, van de wet van 16 december 1851. Het wordt uitgeoefend gedurende drie jaar te rekenen vanaf de eisbaarheid van de bedrijfsvoorheffing ingevolge artikel 412.
  De aanwending bij voorrang, vermeld in artikel 19 in fine van de wet van 16 december 1851, is van toepassing op de belastingen en op de voorheffingen vermeld in dit Wetboek. "

Art.19. Artikel 424, eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Bij beslaglegging op inkomsten of goederen vóór het verstrijken van de in artikel 423 bepaalde termijnen, blijft het voorecht tot de tegeldemaking van die inkomsten of goederen gehandhaafd. "

Art.20. Artikel 425, eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " De directe belastingen en de voorheffingen in hoofdsom en opcentiemen, de interesten en de kosten zijn gewaarborgd door een wettelijke hypotheek op al de aan de belastingschuldige toebehorende goederen, die in België gelegen en daarvoor vatbaar zijn. "

Art.21. In artikel 445 van hetzelfde Wetboek worden de woorden " van 200 tot 10 000 frank " vervangen door de woorden " van 2 000 tot 50 000 frank ".

Art.22. In hetzelfde Wetboek, wordt een titel VIIbis ingevoegd, luidend als volgt :
  " TITEL VIIbis. - Aanvullende crisisbijdrage.
  Artikel 463bis. § 1. Als aanvullende crisisbijdrage worden, uitsluitend in het voordeel van de Staat, 3 opcentiemen gevestigd :
  1° op de personenbelasting, op de vennootschapsbelasting, op de rechtspersonenbelasting voor rechtspersonen vermeld in artikel 220, 2° en 3°, en op de belasting van niet-inwoners met uitzondering van de vreemde Staten en hun staatkundige onderdelen en plaatselijke gemeenschappen, met inbegrip van de bijzondere afzonderlijke aanslagen vermeld in de artikelen 219 en 246, 2°; de aanvullende crisisbijdragen worden berekend op die belastingen vastgesteld :
  - vóór verrekening van de voorafbetalingen vermeld in de artikelen 157 tot 168, 175 tot 177, 218, 226, 243, laatste lid en 246, 1°, van de voorheffingen en van het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting vermeld in de artikelen 277 tot 296;
  - vóór toepassing van de vermeerdering ingeval geen of ontoereikende voorafbetalingen als vermeld in de eerste gedachtenstreep zijn gedaan of van de daaraan verbonden bonificatie en vóór toepassing van de 6 opcentiemen vermeld in artikel 245;
  2° op de roerende voorheffing;
  3° op de belasting met betrekking tot sommige meerwaarden verwezenlijkt door niet-inwoners, gevestigd en ingevorderd overeenkomstig artikel 301;
  4° op de bijzondere heffing op roerende inkomsten ingevoerd door artikel 42 van de wet van 28 december 1983 houdende fiscale en begrotingsbepalingen;
  5° op de bijzondere aanslag gevestigd ten name van de electriciteitsproducenten, ingevoerd door artikel 35, § 1, van de wet van 28 december 1990 betreffende verscheidene fiscale en niet-fiscale bepalingen; zij wordt berekend op die bijzondere aanslag vastgesteld vóór verrekening van de voorafbetalingen vermeld in artikel 36 van voormelde wet en vóór toepassing van de vermeerdering ingeval geen of ontoereikende voorafbetalingen zijn gedaan.
  De aanvullende crisisbijdragen worden gelijkgesteld met de belasting of de voorheffing waarop zij worden berekend. De in de artikelen 157 tot 168, 175 tot 177, 218, 226, 243, laatste lid, 246, 2°, 270 tot 275 en in artikel 36 van de wet van 28 december 1990 betreffende verscheidene fiscale en niet-fiscale bepalingen vermelde bepalingen inzake voorafbetalingen en bedrijfsvoorheffing zijn daarop van toepassing voor zover die bepalingen van toepassing zijn op de belasting of de voorheffing die tot grondslag ervan dient.
  De aanvullende crisisbijdragen zijn niet als beroepskosten aftrekbaar.
  De aanvullende gemeentebelasting en de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting vermeld in artikel 466 zijn niet van toepassing op de aanvullende crisisbijdrage op de personenbelasting.
  § 2. Voor de toepassing van § 1, eerste lid, 1° en tweede lid :
  1° worden de in artikel 58 vermelde forfaitaire aanslagvoeten en het minimum van 20 pct. verhoogd met 3 opcentiemen;
  2° wordt het in de artikelen 165 en 175 vermelde percentage van 106 op 109 gebracht;
  3° is artikel 218, tweede lid, niet van toepassing voor zover het artikel 165 betreft; het in het 2° van deze paragraaf bedoelde percentage van 109 pct. wordt evenwel tot 103 pct. verminderd;
  4° wordt in artikel 304 als belasting verstaan, de personenbelasting, de vennootschapsbelasting, de rechtspersonenbelasting en de belasting van niet-inwoners verhoogd met de aanvullende crisisbijdragen.
  § 3. Voor de toepassing van § 1, eerste lid, 2°, wordt het met 3 opcentiemen verhoogde tarief van de roerende voorheffing afgerond tot het hogere of lagere honderdste van een punt naargelang het cijfer van de duizendsten van een punt al dan niet 5 bereikt. "

Art.23. § 1. De artikelen 4 tot 6 en 10 tot 15 treden in werking met ingang van het aanslagjaar 1994.
  § 2. De artikelen 1 en 2 zijn van toepassing op de met ingang van 7 mei 1993 gesloten contracten.
  § 3. De artikelen 7 tot 9 zijn van toepassing voor de inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 juli 1993.
  § 4. Artikel 16 is van toepassing op de akten die vanaf 31 maart 1993 zijn gesloten, behoudens de ermede verband houdende toepassing van artikel 345 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 die in werking treedt op een door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, bepaalde datum, en uiterlijk op 31 december 1993.
  In het in het eerste lid vermelde besluit, bepaalt de Koning, in afwijking van de bepalingen van artikel 345 van voormeld Wetboek, overgangsmaatregelen om het de belastingplichtige toe te laten een schriftelijk akkoord te vragen omtrent de tussen 31 maart 1993 en de dag van de inwerkingtreding van dit besluit gesloten akten, zelfs indien ondertussen de verrichtingen werden verwezenlijkt.
  § 5. Artikel 21 van toepassing op de administratieve boeten die verband houden met overtredingen begaan vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarin deze wet in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
  § 6. In zoverre het een artikel 463bis in het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ingevoegt, treedt artikel 22 in werking met ingang van het aanslagjaar 1994, behoudens § 1, eerste lid, 2°, van voormeld artikel 463bis dat van toepassing is voor de inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 26 juli 1993.
  § 7. Elke wijziging die vanaf 8 april 1993 aan de datum van afsluiting van de jaarrekening wordt aangebracht, is zonder uitwerking voor de toepassing van de artikelen 4, 5, 6, 10 tot 14 en 22. <Bij arrest nr 89/94 van 14 décember 1994 (B.St. 28.12.1994, p. 32119), heeft het arbitragehof de §§ 1 en 7 van dit artikel vernietigd in zoverre dit betrekking heeft op het artikel 6 ; Opheffing : 05-08-1993>

TITEL II.
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen in het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde.
Art.24. In artikel 70 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, gewijzigd bij de wetten van 27 december 1977, 22 december 1989 en 28 december 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, tweede lid, worden de woorden " 54 en 55 " vervangen door de woorden " 54, 55 en 58 ";
  2° in § 2, eerste lid, worden de woorden " duizend frank " vervangen door de woorden " tweeduizend frank ";
  3° in § 3, eerste lid, worden de woorden " duizend frank " vervangen door de woorden " tweeduizend frank ";
  4° paragraaf 4, eerste lid, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " De niet in de §§ 1, 2 en 3 bedoelde overtredingen van de artikelen 39 tot 42, 52 tot 54bis, 55, 56, § 2, 57, 58, 60 tot 63 en 64, § 4, of van de besluiten genomen ter uitvoering van die artikelen, worden bestraft met een geldboete van duizend frank tot honderdduizend frank per overtreding. Het bedrag van deze geldboete wordt bepaald volgens een schaal waarvan de trappen door de Koning worden vastgesteld. "

Art.25. In artikel 71, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden " duizend frank " vervangen door de woorden " tweeduizend frank ".

Art.26. Artikel 72, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, wordt opgeheven.

Art.27. Artikel 86 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 69 van de wet van 8 augustus 1980, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Artikel 86. Voor de invordering van de belasting, van de interesten en van de kosten heeft de Openbare Schatkist een algemeen voorrecht op alle inkomsten en op de roerende goederen van alle aard van de belastingschuldige, met uitzondering van de schepen en vaartuigen, en een wettelijke hypotheek op alle daarvoor vatbare en in België gelegen goederen van de belastingschuldige. "

Art.28. Artikel 87 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Artikel 87. Het voorrecht bedoeld in artikel 86 neemt rang onmiddellijk na dat vermeld in artikel 19, 5°, van de wet van 16 december 1851.
  De volgorde van verhaal bepaald in artikel 19 van voornoemde wet is van toepassing op de in dit Wetboek bepaalde belasting. "

HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in het Wetboek der zegelrechten.
Art.29. In artikel 4 van het Wetboek der zegelrechten, gewijzigd bij artikel 27 van het koninklijk besluit nr. 12 van 18 april 1967 en bij artikel 2, 1°, van het koninklijk besluit van 16 januari 1975, wordt het getal " 150 " vervangen door het getal " 300 ".

Art.30. In artikel 5 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 28 van het koninklijk besluit nr. 12 van 18 april 1967 en bij artikel 2, 2°, van het koninklijk besluit van 16 januari 1975, wordt het getal " 150 " vervangen door het getal " 300 ".

Art.31. In artikel 8 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 2, 4°, van het koninklijk besluit van 16 januari 1975, wordt het getal " 90 " vervangen door het getal " 200 ".

Art.32. In artikel 21 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 2, 8°, van het koninklijk besluit van 16 januari 1975 en bij artikel 46 van de wet van 28 december 1990, wordt het getal " 90 " vervangen door het getal " 200 ".

Art.33. In artikel 38 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 2, 9°, van het koninklijk besluit van 16 januari 1975, wordt het getal " 150 " vervangen door het getal " 300 ".

Art.34. In artikel 42, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 2 van het besluit van de Regent van 16 september 1947, wordt het getal " 200 " vervangen door het getal " 1 000 ".

Art.35. In artikel 44 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 2 van het besluit van de Regent van 16 september 1947, wordt het getal " 200 " vervangen door het getal " 400 ".

Art.36. In artikel 49, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 2 van het besluit van de Regent van 16 september 1947, wordt het getal " 200 " vervangen door het getal " 1 000 ".

Art.37. In artikel 56 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 2 van het besluit van de Regent van 16 september 1947, wordt het getal " 200 " vervangen door het getal " 1 000 ".

Art.38. In artikel 65, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 2 van het besluit van de Regent van 16 september 1947, worden de woorden " 1 000 tot 10 000 frank, " vervangen door de woorden " 10 000 tot 100 000 frank, ".

HOOFDSTUK III. - Wijzigingen in het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen.
Art.39. Artikel 120 van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen, gewijzigd bij artikel 50 van de wet van 13 augustus 1947, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Artikel 120. De hiernavolgende verrichtingen die in België worden aangegaan of uitgevoerd zijn aan de taks op de beursverrichtingen onderworpen wanneer zij Belgische of vreemde openbare fondsen tot voorwerp hebben :
  1° elke verkoop, elke aankoop en, meer algemeen, elke afstand en elke verwerving onder bezwarende titel;
  2° elke afgifte aan de inschrijver gedaan tengevolge van een beroep op het publiek door een openbare uitgifte, tentoonlegging, aanbod of verkoop;
  3° elke inkoop van eigen aandelen door een beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal. "

Art.40. Artikel 121 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 96 van de wet van 4 december 1990, wordt aangevuld als volgt :
  " 3° op 3,50 per duizend voor de in artikel 120, 3° vermelde verrichtingen, evenals voor de omzetting door een zelfde persoon van rechten van deelneming in een bepaald compartiment in rechten van deelneming in een ander compartiment binnen een zelfde beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal. "

Art.41. Artikel 122 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 50 van de wet van 13 augustus 1947 en bij artikel 97 van de wet van 4 december 1990, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Artikel 122. § 1. Wat de verrichtingen betreft vermeld :
  1° onder artikel 120, 1°, is een taks van 0,70 of 1,70 per duizend, volgens het geval, afzonderlijk verschuldigd op de verkoop of afstand en op de aankoop of verwerving;
  2° onder artikel 120, 2°, is de taks enkel verschuldigd uit hoofde van de levering der titels aan de inschrijver;
  3° onder artikel 120, 3°, is de taks enkel verschuldigd uit hoofde van de afstand van het aandeel aan de beleggingsvennootschap.
  § 2. In afwijking van § 1 is voor de omzetting bedoeld in artikel 121, 3°, de taks enkel verschuldigd uit hoofde van de aflevering aan de inschrijver van de nieuwe aandelen, uitgegeven ter vervanging van de omgezette aandelen. "

Art.42. Artikel 123, enig lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 50 van de wet van 13 augustus 1947, wordt aangevuld als volgt :
  " voor de inkopen bedoeld in artikel 120, 3°, op de netto-inventariswaarde van de aandelen, zonder aftrek van de forfaitaire vergoeding;
  voor de omzettingen bedoeld in artikel 121, 3°, op de netto-inventariswaarde op basis waarvan de omzetting gebeurt, van de nieuwe aandelen, uitgegeven ter vervanging van de omgezette aandelen, vermeerderd met de forfaitaire plaatsingsprovisie en met de forfaitaire vergoeding tot dekking van de kosten van de verwerving van de activa van het betrokken compartiment van de beleggingsvennootschap. "

Art.43. Artikel 126 1, 8°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 148 van de wet van 4 december 1990, wordt opgeheven.

Art.44. In artikel 129 2 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 51 van de wet van 13 augustus 1947, worden de woorden " of inschrijvingsverrichting " vervangen door de woorden ", inschrijvings-, inkoop- of omzettingsverrichting ".

Art.45. In artikel 130 2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 53 van de wet van 13 augustus 1947 en gewijzigd bij artikel 8 van de wet van 14 augustus 1947, bij artikel 12 van de wet van 22 maart 1965 en bij artikel 240 van de wet van 22 december 1989, worden de woorden " 1 000 tot 10 000 frank " vervangen door de woorden " 10 000 tot 100 000 frank ".

Art.46. In artikel 131 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 8 van de besluitwet van 27 maart 1936 en bij artikel 8 van de wet van 14 augustus 1947, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid wordt het getal " 1 000 " vervangen door het getal " 10 000 ";
  2° in het tweede lid worden de woorden " 1 000 tot 10 000 frank " vervangen door de woorden " 10 000 tot 100 000 ".

Art.47. In artikel 164 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 59 van de wet van 13 augustus 1947 en bij artikel 8 van de wet van 14 augustus 1947, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid wordt het getal " 100 " vervangen door het getal " 500 ";
  2° in het laatste lid wordt het getal " 10 000 " vervangen door het getal " 20 000 ".

Art.48. In artikel 169 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 8 van de wet van 14 augustus 1947, worden de woorden " 1 000 tot 10 000 frank, " vervangen door de woorden " 10 000 tot 100 000 frank, ".

Art.49. In artikel 178, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 8 van de wet van 14 augustus 1947, wordt het getal " 1 000 " vervangen door het getal " 10 000 ".

Art.50. In artikel 179 1, vijfde lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 19 februari 1969, wordt het getal " 100 " vervangen door het getal " 500 ".

Art.51. In artikel 180 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 4 van de wet van 14 april 1933 en bij artikel 8 van de wet van 14 augustus 1947, wordt het getal " 200 " vervangen door het getal " 10 000 ".

Art.52. In artikel 183, derde lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 60 van de wet van 13 augustus 1947 en bij artikel 8 van de wet van 14 augustus 1947, worden de woorden " 1 000 tot 10 000 frank " vervangen door de woorden " 10 000 tot 100 000 frank ".

Art.53. In artikel 183octies, vijfde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 43 van de wet van 7 december 1988, wordt het getal " 100 " vervangen door het getal " 500 ".

Art.54. In artikel 183novies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 43 van de wet van 7 december 1988, wordt het getal " 200 " vervangen door het getal " 10 000 ".

Art.55. In artikel 183undecies, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 43 van de wet van 7 december 1988, worden de woorden " 1 000 tot 10 000 frank " vervangen door de woorden " 10 000 tot 100 000 frank ".

Art.56. In artikel 183septies decies, vijfde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 63 van de wet van 28 juli 1992, wordt het getal " 100 " vervangen door het getal " 500 ".

Art.57. In artikel 183duodevicies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 63 van de wet van 28 juli 1992, wordt het getal " 200 " vervangen door het getal " 10 000 ".

Art.58. In artikel 183vicies, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 63 van de wet van 28 juli 1992, worden de woorden " 1 000 tot 10 000 frank " vervangen door de woorden " 10 000 tot 100 000 frank ".

Art.59. In artikel 187 4 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 117 van de wet van 28 december 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid wordt het getal " 1 000 " vervangen door het getal " 10 000 ";
  2° in het tweede lid worden de woorden " 1 000 tot 10 000 frank " vervangen door de woorden " 10 000 tot 100 000 frank ".

Art.60. In artikel 187 6, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 117 van de wet van 28 december 1992, worden de woorden " 1 000 tot 10 000 frank " vervangen door de woorden " 10 000 tot 100 000 frank ".

Art.61. In artikel 195, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 8 van de wet van 14 augustus 1947, wordt het getal " 200 " vervangen door het getal " 1 000 ".

Art.62. In artikel 196 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 8 van de wet van 14 augustus 1947, worden de woorden " 1 000 tot 10 000 frank. " vervangen door de woorden " 10 000 tot 100 000 frank. ".

Art.63. In artikel 199, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 8 van de wet van 14 augustus 1947, wordt het getal " 200 " vervangen door het getal " 1 000 ".

Art.64. In artikel 201 6 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 11 van de wet van 22 februari 1990, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid wordt het getal " 100 " vervangen door het getal " 500 ";
  2° in het laatste lid wordt het getal " 1 000 " vervangen door het getal " 10 000 ".

Art.65. In artikel 205 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 60 van de wet van 13 augustus 1947 en bij artikel 8 van de wet van 14 augustus 1947, worden de woorden " 1 000 tot 10 000 frank " vervangen door de woorden " 10 000 tot 100 000 frank ".

HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen in het Wetboek der successierechten.
Art.66. In artikel 107 van het Wetboek der successierechten, gewijzigd bij artikel 240 van de wet van 22 december 1989, worden de woorden " de ontvanger ertoe gerechtigd, op toelating van de directeur-generaal van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen " vervangen door de woorden " de ambtenaar van de Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen gerechtigd, met machtiging van de directeur-generaal ".

Art.67. In artikel 124 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 1 van de wet van 14 augustus 1947, worden de woorden " honderd frank " vervangen door de woorden " duizend frank ".

Art.68. In artikel 126 van hetzelfde Wetboek, worden de woorden " onroerende goederen of renten en schuldvorderingen aan te geven, welke in de bij artikel 109 opgegeven registers en rekeningen " vervangen door de woorden " in België gelegen onroerende goederen of renten en schuldvorderingen aan te geven, die in de in België gehouden registers van de hypotheekbewaarders ".

Art.69. Artikel 128 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 16 van het koninklijk besluit nr. 9 van 3 juli 1939, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Artikel 128. Een boete gelijk aan het tweevoud van het ontdoken recht wordt verbeurd door de erfgenaam, legataris of begiftigde :
  1° die ten nadele van de Staat een legaat, een schenking, een graad van verwantschap of de leeftijd van de persoon op wiens hoofd een vruchtgebruik is gevestigd, verzwijgt of onjuist aangeeft;
  2° die schulden aangeeft die niet ten laste van de nalatenschap komen;
  3° die een onjuiste aangifte doet omtrent het aantal kinderen van de rechtsopvolgers van de overledene;
  4° die verzuimt de in artikel 42, VIIIbis, vermelde verklaring te doen of die een onjuiste of onvolledige aangifte doet. "

Art.70. Artikel 130 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door artikel 5 van de besluitwet van 4 mei 1940 en gewijzigd bij artikel 29 van de wet van 13 augustus 1947, bij artikel 1 van de wet van 14 augustus 1947 en bij artikel 240 van de wet van 22 december 1989, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Artikel 130. Voor elke overtreding van de artikelen 34, 95 tot 97, 99 en 103 1 wordt een boete verbeurd van 10 000 frank tot 20 000 frank, voor elke overtreding van artikel 46 een boete van 1 000 frank tot 10 000 frank en voor elke overtreding van de artikelen 98, 100, 101, 102 1 en 107 een boete van 10 000 frank tot 100 000 frank. Deze boeten worden verbeurd door iedere overtreder afzonderlijk.
  Voor het niet verrichten van de in artikel 102 3 voorgeschreven kennisgeving, binnen de aldaar gestelde termijn, wordt een boete verbeurd van 20 000 frank tot 400 000 frank, waarvoor de rechtspersoon en degenen die in zijn naam de brandkast ter beschikking van de derde hebben gesteld, hoofdelijk aansprakelijk zijn.
  Degenen die deze boeten verbeuren, zijn bovendien persoonlijk aansprakelijk voor de rechten en, in voorkomend geval, voor de rente, boeten en kosten die ten gevolge van de overtreding niet konden worden geïnd.
  Het bedrag van de boeten wordt binnen bovenbedoelde grenzen vastgesteld door de gewestelijke directeur van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen. "

Art.71. In artikel 137, 3°, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden " onder artikel 109 aangeduide en in België gehouden registers en rekeningen " vervangen door de woorden " in België gehouden registers van de hypotheekbewaarders ".

Art.72. In hetzelfde Wetboek, worden de artikelen 158 tot 162, respectievelijk de artikelen 158, 158bis, 158ter, 159 en 160.

Art.73. In hetzelfde Wetboek wordt een boek IIbis ingevoegd, luidend als volgt :
  " BOEK IIbis. - Jaarlijkse taks op de collectieve beleggingsinstellingen.
  Artikel 161. De beleggingsinstellingen bedoeld in artikel 108, eerste lid, 1° en 2°, van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten en geregeld bij statuten, worden vanaf 1 juli die volgt op hun inschrijving bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen aan een jaarlijkse taks onderworpen.
  Art. 161bis. De taks is verschuldigd op de inventariswaarde van de beleggingsinstellingen op 1 juli van elk aanslagjaar. Wat de beleggingsinstellingen met een vast aantal rechten van deelneming betreft, is de taks verschuldigd op de inventariswaarde bij de afsluiting van het boekjaar of, later, op de laatste voorlopige inventariswaarde die vóór 1 juli is vastgesteld, verhoogd met de waarde van de rechten die sinds de vaststelling van voornoemde inventariswaarde en de eerste juli van het aanslagjaar zijn uitgegeven.
  Art. 161ter. De taks wordt vastgesteld op 0,06 pct.
  De belastbare grondslag wordt, zo nodig, afgerond op het hogere of lagere miljoen frank, al naar gelang hij al dan niet 500 000 frank overschrijdt.
  Art. 161quater. De taks is opeisbaar de eerste juli van elk jaar.
  Hij moet betaald zijn uiterlijk op 30 september van elk jaar.
  Indien de taks niet betaald wordt binnen deze termijn, is de wettelijke interest, volgens het percentage in burgerlijke zaken, van rechtswege verschuldigd te rekenen van de dag waarop de betaling had moeten geschieden.
  Voor de berekening van de interesten wordt de belastbare grondslag in franken, in voorkomend geval, afgerond op het hoger duizendtal.
  Elke fractie van een maand wordt gerekend als een volle maand.
  Art. 161quinquies. De beleggingsinstellingen bedoeld in artikel 161 zijn gehouden uiterlijk op 30 september van ieder aanslagjaar op het bevoegde kantoor een aangifte in te dienen waarin de belastbare grondslag op 1 juli van het aanslagjaar wordt opgegeven.
  Indien de aangifte niet ingediend wordt binnen de voorgeschreven termijn, wordt een boete verbeurd van 10 000 frank per week vertraging. Elke begonnen week wordt gerekend als een volle week.
  Art. 161sexies. Is het kantoor niet geopend op de laatste dag van de termijn van betaling of van neerlegging, dan wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende dag waarop het kantoor geopend is.
  Art. 161septies. De Minister van Financiën of zijn vertegenwoordiger bepaalt het bevoegde kantoor van de invordering van de taks, boeten en interesten.
  De Koning bepaalt de vorm en de inhoud van de aangifte. Hij kan betalingsmodaliteiten bepalen alsook aanvullende regels om de juiste heffing van de belasting te verzekeren.
  Art. 161octies. Elke onnauwkeurigheid of weglating die vastgesteld wordt in de aangifte bedoeld in artikel 161quinquies, evenals iedere andere onregelmatigheid begaan in de uitvoering van de wettelijke of reglementaire bepalingen, wordt gestraft met een boete gelijk aan tweemaal het ontdoken recht, te verminderen volgens een schaal die door de Koning wordt vastgesteld, zonder dat deze boete lager mag zijn dan 10 000 frank per overtreding.
  Art. 161nonies. De ambtenaren van de administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen mogen kennis nemen van alle stukken van een beleggingsvennootschap of een bewaarder omtrent de waardering van het vermogen van een beleggingsinstelling.
  Art. 162. Op de belasting ingesteld bij artikel 161 zijn van toepassing de bepalingen van boek I betreffende het bewijs van het verzuim van aangifte van goederen, alsmede die betreffende de verjaring, de teruggave, de vervolgingen en gedingen en de correctionele straffen. "

HOOFDSTUK V. - Wijzigingen in het Wetboek der registratierechten.
Art.74. In artikel 11 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, gewijzigd bij artikel 137 van de wet van 22 december 1989, wordt het getal " 750 " vervangen door het getal " 1 000 ".

Art.75. In artikel 41bis, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 142 van de wet van 22 december 1989, worden de woorden " of die geen afschrift van deze akten neergelegd hebben " vervangen door de woorden ", die geen afschrift van deze akten neergelegd hebben of die zich niet gehouden hebben aan de door de Koning bepaalde aanvullende regels ".

Art.76. In artikel 182, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 1 van de wet van 14 augustus 1947 en bij artikel 240 van de wet van 22 december 1989, worden de woorden " van 200 tot 10 000 frank " vervangen door de woorden " van 10 000 frank tot 100 000 frank ".

Art.77. In artikel 183, derde lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 1 van de wet van 14 augustus 1947 en bij artikel 240 van de wet van 22 december 1989, worden de woorden " van 200 tot 10 000 frank " vervangen door de woorden " van 10 000 frank tot 100 000 frank ".

Art.78. In artikel 256, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door artikel 23 van de wet van 1 juli 1983, wordt het getal " 500 " vervangen door het getal " 1 000 ".

Art.79. In artikel 285, derde lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 1 van de wet van 14 augustus 1947, wordt het getal " 1 000 " vervangen door het getal " 10 000 ".

HOOFDSTUK VI. - Wijzigingen in de wet van 22 december 1989 houdende fiscale bepalingen.
Art.80. Artikel 229 van de wet van 22 december 1989 houdende fiscale bepalingen, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Artikel 229. Artikel 4 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 27 van het koninklijk besluit nr. 12 van 18 april 1967 en bij artikel 2, 1°, van het koninklijk besluit van 16 januari 1975, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Artikel 4. § 1. Aan een recht berekend tegen 300 frank per ondeelbare groep van vier bladzijden geschrift, met uitsluiting van elk ander recht waarin dit hoofdstuk voorziet, worden onderworpen :
  1° de akten van notarissen en de door gerechtsdeurwaarders opgemaakte processen-verbaal van openbare verkoping van lichamelijke roerende voorwerpen;
  2° de door notarissen afgeleverde uitgiften, afschriften of uittreksels en de uitgiften, afschriften van of uittreksels uit de door gerechtsdeurwaarders opgemaakte processen-verbaal van openbare verkoping van lichamelijke roerende voorwerpen.
  § 2. De oppervlakte van elke bladzijde onderworpen aan het recht vastgesteld bij § 1, mag de bij koninklijk besluit bepaalde grens niet overschrijden. Als deze oppervlakte overschreden wordt, wordt het recht verdubbeld. " "

Art.81. Artikel 230 van dezelfde wet, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Artikel 230. Artikel 5 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 28 van het koninklijk besluit nr. 12 van 18 april 1967 en bij artikel 2, 2°, van het koninklijk besluit van 16 januari 1975, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Artikel 5. § 1. Aan een recht berekend tegen 300 frank per ondeelbare groep van vier bladzijden geschrift worden onderworpen :
  1° de repertoriums die notarissen en gerechtsdeurwaarders verplicht zijn te houden;
  2° het door de notarissen op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg neer te leggen dubbel van het repertorium.
  § 2. De oppervlakte van elke bladzijde onderworpen aan het recht vastgelegd bij § 1 mag de bij koninklijk besluit bepaalde grens niet overschrijden. Als deze oppervlakte overschreden wordt, wordt het recht verdubbeld. " "

HOOFDSTUK VII. - Wijzigingen in de wet van 28 december 1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen.
Art.82. <Wijzigingsbepaling van artikel 123 van de W 1992-12-28/32>

Art.83. <Wijzigingsbepaling van artikel 125 van de W 1992-12-28/32>

HOOFDSTUK VIII. - Bekrachtiging van koninklijke besluiten.
Art.84. Met gevolg vanaf de dag van hun inwerkingtreding zijn bekrachtigd :
  1° het koninklijk besluit van 29 december 1992 tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde;
  2° het koninklijk besluit van 29 december 1992 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven.

HOOFDSTUK IX. - Inwerkingtreding.
Art.85. De artikelen 29 tot 33 treden in werking de eerste dag van de maand volgend op die waarin deze wet in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
  (De artikelen 39 tot 44 treden in werking op 26 juli 1993.
  Artikel 73 treedt in werking op 1 juli 1993.) <W 1995-04-04/39, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 02-06-1995>
  De artikelen 67 tot 69 zijn van toepassing op alle nalatenschappen opengevallen sedert 26 juli 1993.
  De artikelen 34 tot 38, 45 tot 65, 70, 76, 77, 82 en 83 zijn van toepassing op alle overtredingen begaan vanaf 26 juli 1993.
  De Koning bepaalt de datum waarop de artikelen 80 en 81 in werking treden.

TITEL III.
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het koninklijk besluit nr. 15 tot aanmoediging van de inschrijving op of de aankoop van aandelen of bewijzen van deelgerechtigheid in Belgische vennootschappen en van de herstelwet van 31 juli 1984.
Art.86. In afwijking van de artikelen 40, 1° en 42 van de wet van 28 december 1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen wordt het in artikel 2, § 2, eerste lid van het koninklijk besluit nr. 15 van 9 maart 1982 tot aanmoediging van de inschrijving op of de aankoop van aandelen of bewijzen van deelgerechtigdheid in Belgische vennootschappen, vermelde tarief van 5 pct. teruggebracht tot 0 voor het boekjaar, verbonden aan het aanslagjaar 1994.
  Elke wijziging die vanaf 8 april 1993 aan de datum van afsluiting van de jaarrekening wordt aangebracht, is zonder uitwerking voor de toepassing van dit artikel.

Art.87. <Wijzigingsbepaling van artikel 59 van W 1984-07-31/30>

HOOFDSTUK II. - Nationale Loterij.
Art.88. Voor 1993 wordt op de winst van de Nationale Loterij een bedrag van 1 000 000 000 F voorafgenomen ten voordele van de Staatsbegroting.

HOOFDSTUK III. - Wijzigingen in de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
Art.89. <Wijzigingsbepaling van artikelen 4, 12 en 13 van de W 1992-12-08/32>

Art.90. <Wijzigingsbepaling van artikel 11 van de W 1992-12-08/32>

HOOFDSTUK IV. - Wijziging in de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium.
Art.91. <Wijzigingsbepaling van artikel 8 van de W 1991-01-02/61>

HOOFDSTUK V. - Wijzigingen in de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen.
Art.92. <Wijzigingsbepaling van artikel 134 van de W 1993-03-22/34>

Art.93. Artikel 92, in zoverre het artikel 21, 5°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vervangt, treedt in werking op 19 april 1993.
  Artikel 92, in zoverre het artikel 145 15 van hetzelfde Wetboek wijzigt, treedt in werking op 1 januari 1994.

HOOFDSTUK VI. - Nationaal Instituut voor Landbouwkrediet.
Art.94. Machtiging wordt verleend om een thesaurievoorschot voor een bedrag van 2 499 001 332 frank toe te kennen met het oog op de financiering van de uitvoering van de statutaire waarborg van de Staat ten gunste van het Nationaal Instituut voor Landbouwkrediet, in afwachting van het sluiten van een lening overeenkomstig artikel 129 van de wet van 28 december 1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen.

Art.95. Het niet-gesplitste krediet ingeschreven op de algemene uitgavenbegroting van het begrotingsjaar 1992, voor de sectie 18 - Ministerie van Financiën - en op het programma 61-4 " Economische steun ", wordt verhoogd met 2 500 miljoen frank teneinde de regularisatie van hogergenoemd voorschot mogelijk te maken.

Art.96. Het bij deze wet ingeschreven krediet zal gedekt worden door de algemene ontvangsten van de Schatkist.

Art.97. De artikelen 94 tot 96 treden in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

HOOFDSTUK VII. - Overdracht van deelnemingen in openbare financiële instellingen die onder de Staat ressorteren of van rechtstreekse of onrechtstreekse deelnemingen gehouden door dergelijke instellingen.
Art.98. (Opgeheven) <W 1995-12-20/31, art. 33, 004; Inwerkingtreding : 23-12-1995>

Art.99. <W 1995-12-20/31, art. 34, 004; Inwerkingtreding : 23-12-1995> De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de Federale Participatiemaatschappij gelasten aan elke Belgische of buitenlandse natuurlijke of rechtspersoon in één of meer schijven alle of een deel van de deelnemingen over te dragen die zij bezit in het maatschappelijk kapitaal van de NV Landbouwkrediet, de Nationale Kas voor Beroepskrediet en het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet, alsmede in iedere andere vennootschap of instelling waarin de Federale Participatiemaatschappij een deelneming bezit die haar door de Staat werd overgedragen of die zij, met de toestemming van de Staat, heeft verworven.

Art.100. Voor de totstandbrenging van de in de artikelen 98 en 99 bepaalde overdrachten kan de Koning, bij koninklijke besluiten waarover in de Ministerraad overleg is gepleegd :
  1° de regels vastleggen voor de nodige verrichtingen, met inbegrip van :
  a) de overdrachten of omwisselingen van schuldvorderingen, roerende waarden of verhandelbare rechten;
  b) de afstand van het voorkeurrecht van de aandeelhouders of obligatiehouders, in geval van :
  - kapitaalverhoging;
  - inschrijving op een converteerbare lening;
  - inschrijving op een lening met inschrijvingsrecht;
  c) de kapitaalverhogingen tegen inbreng van schuldvorderingen, roerende waarden of verhandelbare rechten;
  d) alle fusies of splitsingen;
  e) de uitgifte van al dan niet stemrechtverlenende verhandelbare rechten of roerende waarden die al dan niet het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen;
  f) elke ontbinding of vereffening van de openbare financiële instellingen vermeld in de artikelen 98 en 99, alsook van hun publiekrechtelijke dochters of kleindochters en alle publiekrechtelijke vennootschappen waarin zij rechtstreeks of onrechtstreeks deelnemingen bezitten;
  2° de bepalingen wijzigen betreffende de oprichting, organisatie, taak, werkwijze, financiering, controle, ontbinding en vereffening van de openbare financiële instellingen vermeld in de artikelen 98 en 99, alsook van hun publiekrechtelijke filialen of subfilialen en van alle publiekrechtelijke vennootschappen waarin zij rechtstreeks of onrechtstreeks deelnemingen bezitten.

Art. 101. § 1. De bij artikel 100 aan de Koning verleende bevoegdheden vervallen op 31 juli 1994.
  § 2. De krachtens deze bevoegdheden genomen besluiten kunnen de geldende wetsbepalingen opheffen, aanvullen, wijzigen en vervangen of ervan afwijken.
  § 3. Wanneer de bij deze wet verleende bevoegdheden zijn vervallen, kunnen die besluiten enkel bij wet worden opgeheven, aangevuld, gewijzigd of vervangen.
  § 4. De ontwerpbesluiten vermeld in artikel 100 worden besproken in een verslag aan de Koning en om advies voorgelegd aan de afdeling wetgeving van de Raad van State.
  De met toepassing van artikel 100 genomen koninklijke besluiten zullen onverwijld bij de wetgevende Kamers worden neergelegd.