Details





Titel:

28 NOVEMBER 2021. - Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 16 maart 1803 tot regeling van het notarisambt
Art. 2-3
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering
Art. 4-13
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het Strafwetboek
Art. 14
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van de uitleveringswet van 15 maart 1874
Art. 15
HOOFDSTUK 6. - Wijziging van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen
Art. 16
HOOFDSTUK 7. - Wijziging van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting
Art. 17
HOOFDSTUK 8. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 18-28
HOOFDSTUK 9. - Wijziging van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer
Art. 29
HOOFDSTUK 10. - Wijzigingen van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen
Art. 30-38
HOOFDSTUK 11. - Wijziging van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
Art. 39
HOOFDSTUK 12. - Wijzigingen van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers
Art. 40-43
HOOFDSTUK 13. - Wijzigingen van de wet van 29 maart 2004 betreffende de samenwerking met het Internationaal Strafhof en de internationale straftribunalen
Art. 44-62
HOOFDSTUK 14. - Wijziging van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden
Art. 63
HOOFDSTUK 15. - Wijzigingen van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
Art. 64-92
HOOFDSTUK 16. - Wijziging van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens
Art. 93
HOOFDSTUK 17. - Wijzigingen van de wet van 5 augustus 2006 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie
Art. 94-126
HOOFDSTUK 18. - Wijzigingen van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering
Art. 127-131
HOOFDSTUK 19. - Wijziging van de wet van 4 februari 2018 houdende de opdrachten en de samenstelling van het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring
Art. 132
HOOFDSTUK 20. - Wijzigingen van de wet van 23 maart 2019 betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel
Art. 133-134
HOOFDSTUK 21. - Wijzigingen van de wet van 5 mei 2019 tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten tot aanpassing van de procedure voor de strafuitvoeringsrechter voor de vrijheidsstraffen van drie jaar of minder en van de wet van 29 juni 2021 tot operationalisering van de procedure voor de uitvoering van vrijheidsstraffen van drie jaar of minder
Art. 135-137
HOOFDSTUK 22. - Wijzigingen van het Wetboek van economisch recht
Art. 138-139
HOOFDSTUK 23. - Wijziging van het oud Burgerlijk Wetboek
Art. 140
HOOFDSTUK 24. - Overgangsbepalingen
Art. 141-142
Hoofdstuk 25. - Inwerkingtredingsbepaling
Art. 143





Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 16 maart 1803 tot regeling van het notarisambt
Art.2. In artikel 39, § 3, tweede lid, van de wet van 16 maart 1803 tot regeling van het notarisambt, hersteld bij de wet van 4 mei 1999 en gewijzigd bij de wet van 17 juli 2015, worden de woorden "in tweevoud" opgeheven.

Art.3. In artikel 43, § 2, tweede lid, eerste zin, van dezelfde wet, hersteld bij de wet van 4 mei 1999, worden de woorden "in tweevoud" opgeheven.

HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering
Art.4. In het artikel 37, § 4, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, vervangen bij de wet van 19 december 2002 en gewijzigd bij de wet van 5 mei 2019, worden in de Franse tekst de woorden "s'aliéner" vervangen door het woord "aliéner".

Art.5. Artikel 46quater, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 6 januari 2003 en gewijzigd bij de wet van 29 maart 2012, wordt vervangen als volgt:
  " § 2. Teneinde de maatregelen bedoeld in paragraaf 1 mogelijk te maken, kan de procureur des Konings op specifiek en met redenen omkleed verzoek informatie opvragen die is opgenomen in het centraal aanspreekpunt gehouden door de Nationale Bank van België overeenkomstig de wet van 8 juli 2018 houdende organisatie van een centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten en tot uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest.".

Art.6. In de Franse tekst van artikel 61quater, § 7, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 december 2002, wordt de zin "La chambre du conseil statue sur la requête dans les quinze jours." vervangen door de zin "Il est statué sur cette requête en chambre du conseil dans les quinze jours.".

Art.7. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 147bis ingevoegd, luidende:
  "Art. 147bis. Het beroep tegen het bevel tot betalen, bedoeld in artikel 65/1 van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer maakt de zaak aanhangig bij de politierechtbank.".

Art.8. In artikel 162, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 oktober 1950 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 maart 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° tussen de tweede en de derde zin wordt een zin ingevoegd, luidend als volgt:
  "Het betreft de kosten gemaakt na de burgerlijke partijstelling of na de rechtstreekse dagvaarding.";
  2° in de derde zin, die de vierde zin wordt, worden de woorden "door het vonnis" vervangen door de woorden "door de beschikking of door het vonnis".

Art.9. In artikel 216quater, § 2, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 juli 1994, vervangen bij de wet van 13 april 2005 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 mei 2019, worden de woorden "de artikelen 151, tweede lid, en 188" vervangen door de woorden "artikel 187, § 3".

Art.10. In artikel 464/1 van het hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 februari 2014 (I) en laatstelijk gewijzigd bij de wet 4 februari 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 3 wordt aangevuld met de woorden ", hierna "de malafide derde" genoemd";
  2° in paragraaf 8, derde lid, worden de woorden "in § 3 bedoelde derde" vervangen door de woorden "malafide derde".

Art.11. In de artikelen 464/5, § 2, tweede lid, 464/6, § 1, eerste lid, 464/7, 464/11, 464/12, § 1, eerste lid, 464/16, § 1, tweede lid, 464/26, §§ 3, 4, 7, eerste lid, en 8, derde lid, 464/28, eerste lid en 464/34, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "in artikel 464/1, § 3 bedoelde derde" of "derde in de zin van artikel 464/1, § 3" of "derde bedoeld in artikel 464/1, § 3" telkens vervangen door de woorden "malafide derde".

Art.12. In artikel 464/12 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 februari 2014 (I) en gewijzigd bij de wet van 18 september 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° na paragraaf 1 worden de paragrafen 1/1 en 1/2 ingevoegd, luidende:
  " § 1/1. Bij de tenuitvoerlegging van een veroordeling tot een verbeurdverklaring, geldboete of de gerechtskosten nadat de veroordeelde schuldig is verklaard aan een misdrijf waarop een hoofdgevangenisstraf staat van een jaar of een zwaardere straf, kan de SUO-magistraat of de gevorderde politiedienst op specifiek en met redenen omkleed verzoek, overeenkomstig de wet van 8 juli 2018 houdende organisatie van een centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten en tot uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest, met betrekking tot de veroordeelde of de malafide derde alle beschikbare informatie opvragen bij het centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten bij de Nationale Bank van België.
  § 1/2. Bij de tenuitvoerlegging van een veroordeling tot een verbeurdverklaring, geldboete of de gerechtskosten nadat de veroordeelde schuldig is verklaard aan een misdrijf waarop een hoofdgevangenisstraf staat van een jaar of een zwaardere straf, kan de SUO-magistraat, of de gevorderde politiedienst, op specifiek en met redenen omkleed verzoek, met betrekking tot de veroordeelde of de malafide derde alle voor het SUO nuttige informatie over geleverde producten, verleende diensten of uitgevoerde verrichtingen betreffende virtuele valuta opvragen bij de personen en instellingen die op het Belgisch grondgebied diensten beschikbaar stellen of aanbieden met betrekking tot virtuele waarden die toelaten dat gereglementeerde betaalmiddelen in virtuele waarden worden bewaard of uitgewisseld.";
  2° in het eerste lid van paragraaf 2 worden in de bepaling onder 1° de woorden "bankkluizen of financiële instrumenten" vergangen door de woorden "bankkluizen, financiële instrumenten of virtuele valuta";
  3° in het eerste lid van paragraaf 2 worden in de bepaling onder 2° de woorden "bankkluizen of financiële instrumenten" vergangen door de woorden "bankkluizen, financiële instrumenten of virtuele valuta";
  4° in het eerste en tweede lid van paragraaf 3 worden de woorden " §§ 1 en 2" vervangen door de woorden " §§ 1, 1/1, 1/2 en 2";
  5° in het eerste lid van paragraaf 4 worden de woorden " §§ 1 en 2" vervangen door de woorden " §§ 1, 1/1, 1/2 en 2".

Art.13. In artikel 524bis, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 december 2002 en gewijzigd bij de wet van 18 maart 2018, worden de woorden "in artikel 43quater, § 1, van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "in dezelfde rubriek, bedoeld in artikel 43quater, § 1, van het Strafwetboek, als het misdrijf waarvoor de betrokkene werd veroordeeld.".

HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het Strafwetboek
Art.14. In artikel 5 van het Strafwetboek, vervangen bij de wet van 11 juli 2018, wordt het tweede lid vervangen als volgt:
  "Met rechtspersonen worden gelijkgesteld:
  1° maatschappen;
  2° vennootschappen in oprichting.".

HOOFDSTUK 5. - Wijziging van de uitleveringswet van 15 maart 1874
Art.15. De uitleveringswet van 15 maart 1874 wordt aangevuld met een artikel 14, luidende:
  "Art. 14. In de betrekkingen met de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen worden de bepaling van de bevoegde autoriteiten en de procedure voor de uitvaardiging en tenuitvoerlegging van verzoeken tot overlevering geregeld in de bepalingen van de wet van 19 december 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, tenzij anders bepaald in de overeenkomst gedaan te Wenen op 28 juni 2006 tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen.".

HOOFDSTUK 6. - Wijziging van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen
Art.16. In artikel 4 van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, vervangen bij de wet van 3 juli 1975 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 7 februari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° er wordt een paragraaf 3bis ingevoegd, luidende:
  " § 3bis. Bij veroordeling wegens een van de misdrijven omschreven in de artikelen 2, 2°, 2bis, 2quater en 3, kan de rechter het tijdelijke verbod uitspreken zich binnen één of meerdere van de Belgische havens of havenfaciliteiten in de zin van artikel 2.5.2.2, 3° en 4° van het Belgisch Scheepvaartwetboek te begeven.
  De rechter bepaalt de termijn van het verbod, die niet langer dan twintig jaar mag zijn en omkleedt deze uitdrukkelijk met redenen in het vonnis.
  De rechter kan dit verbod voor dezelfde termijn opleggen in geval van een veroordeling op grond van samenlopende misdrijven die niet in het eerste lid worden vermeld, ingeval de artikelen 62 of 65 van het Strafwetboek worden toegepast.
  2° in paragraaf 4, eerste lid, worden de woorden "de ontzetting of de sluiting, opgelegd krachtens de §§ 2 en 3" vervangen door de woorden "de ontzetting, de sluiting, of het verbod, opgelegd krachtens de §§ 2, 3, en 3bis";
  3° in paragraaf 4, tweede lid, worden de woorden "gaat de ontzetting of de sluiting in" vervangen door de woorden "gaat de ontzetting, de sluiting of het verbod in";
  4° in paragraaf 4, derde lid, worden de woorden "hebben ontzetting en sluiting bovendien hun gevolgen" vervangen door de woorden "hebben de ontzetting, de sluiting en het verbod bovendien hun gevolgen";
  5° in paragraaf 5 worden de woorden "de ontzetting of de sluiting, opgelegd op grond van de §§ 2, 3 en 4bis" vervangen door de woorden "de ontzetting, de sluiting of het verbod, opgelegd op grond van de §§ 2, 3, 3bis en 4bis".".

HOOFDSTUK 7. - Wijziging van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting
Art.17. In de kolom met als opschrift "Advocaten-generaal" van de tabel I "Hof van Cassatie" gevoegd bij de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2007, wordt het cijfer "12" vervangen door het cijfer "14".

HOOFDSTUK 8. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art.18. In artikel 32quater/2 van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 mei 2016 en gewijzigd bij de wet van 5 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 1, eerste lid, wordt aangevuld met de volgende zin:
  "De doeleinden van het register zijn tevens het vergemakkelijken van het vervullen van de wettelijke verplichtingen en van de opdrachten van gerechtsdeurwaarders, de controle van hun activiteiten en het verbeteren van hun dienstverlening, evenals het verzamelen en verwerken van statistische gegevens.";
  2° paragraaf 5 wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Binnen de door Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG toegestane grenzen is de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders bevoegd de in het in paragraaf 1 bedoelde register bewaarde documenten en gegevens te verwerken voor statistische doeleinden of ter verbetering van de kwaliteit van het register, de akten en de dienstverlening van de gerechtsdeurwaarders. Daartoe wendt de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders alle technische en organisatorische maatregelen aan overeenkomstig de principes van proportionaliteit en noodzakelijkheid bedoeld in artikel 89, § 1, van de bovenvermelde verordening. Elke verdere overdracht van geaggregeerde gegevens voor statistische doeleinden wordt door de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders alleen verricht voor een doeleinde dat verenigbaar is met de statistische doeleinden waarvoor de gegevens werden geaggregeerd. De geaggregeerde gegevens of de persoonsgegevens waarop zij zijn gebaseerd, mogen niet worden gebruikt als ondersteunend materiaal voor maatregelen of beslissingen die een bepaalde natuurlijke persoon betreffen.".

Art.19. In artikel 76, § 4, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 4 mei 2006, worden de woorden "artikel 36" vervangen door de woorden "de artikelen 37, tweede en derde lid, en 53, achtste en negende lid", en worden de woorden "wordt toegepast" vervangen door de woorden "worden toegepast".

Art.20. In artikel 315ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1 wordt in de Franse tekst het woord "établie" vervangen door het woord "établit";
  2° in paragraaf 1 wordt in de Franse tekst het woord "dénommé" vervangen door het woord "dénommée";
  3° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "personen die werden benoemd tot gerechtelijk stagiair overeenkomstig" vervangen door de woorden "gerechtelijke stagiairs bedoeld in";
  4° in paragraaf 2 wordt in de Franse tekst het woord "Elle" vervangen door het woord "Il";
  5° in paragraaf 4 worden in de Franse tekst de woorden "pour autant que nécessaire pour" vervangen door de woorden "pour autant que cela est nécessaire à";
  6° in paragraaf 4, 2°, wordt in de Franse tekst het woord "incluses" vervangen door het woord "reprises";
  7° in paragraaf 6 worden de woorden "in voorkomend geval" ingevoegd tussen de woorden "moet" en "het vertrouwelijk karakter";
  8° in paragraaf 7, eerste lid, worden de woorden "personen die werden benoemd tot gerechtelijk stagiair overeenkomstig" vervangen door de woorden "gerechtelijke stagiairs bedoeld in";
  9° in paragraaf 7, eerste lid, 1°, worden de woorden "en van de gerechtelijke stagiairs bedoeld in artikel 259octies, § 1, vierde lid" ingevoegd tussen de woorden "boek II, eerste titel," en de woorden "en toegang te hebben";
  10° in paragraaf 7, tweede lid, wordt in de Franse tekst het woord "visées" vervangen door het woord "visés";
  11° paragraaf 7 wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Hij die in welke hoedanigheid ook deelneemt aan de verzameling of de verwerking van de in het eerste lid bedoelde gegevens of kennis heeft van die gegevens, moet in voorkomend geval het vertrouwelijk karakter ervan in acht nemen. Artikel 458 van het Strafwetboek is op hem van toepassing.".

Art.21. In artikel 515 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 4 mei 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de eerste zin opgeheven;
  2° in paragraaf 1 wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
  "Om tot gerechtsdeurwaarder benoemd te worden, moet de betrokkene sedert minstens vijf jaar kandidaat-gerechtsdeurwaarder zijn voor het einde van de in het eerste lid bedoelde termijn.";
  3° in paragraaf 2, eerste lid, inleidende zin, worden de woorden ", waarvan de kandidaturen ontvankelijk zijn volgens de voorwaarden bedoeld in paragraaf 1, eerste lid" ingevoegd tussen de woorden "kandidaten" en "te worden aangevraagd";
  4° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden ", waarvan de kandidatuur ontvankelijk is volgens de voorwaarden bedoeld in paragraaf 1, eerste lid" ingevoegd tussen de woorden "kandidaat" en "een benoemingsdossier".

Art.22. In artikel 555/12, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 mei 2019, worden in de Franse tekst de woorden "Lorsque les conditions de l'inscription au registre ne sont plus remplies ou lorsque son comportement ou sa conduite porte atteinte ou lorsque l'expert judiciaire ou le traducteur, l'interprète ou le traducteur-interprète juré manque aux devoirs de sa mission ou lorsque son comportement ou sa conduite porte atteinte à la dignité de son titre ou constitue un manquement à la déontologie" vervangen door de woorden "Lorsque les conditions de l'inscription au registre ne sont plus remplies ou lorsque des prestations manifestement insuffisantes sont fournies à plusieurs reprises ou que l'expert judiciaire ou le traducteur, l'interprète ou le traducteur-interprète juré manque aux devoirs de sa mission ou lorsque son comportement ou sa conduite porte atteinte à la dignité de son titre ou constitue un manquement à la déontologie".

Art.23. In artikel 759 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "met ongedekten hoofde," opgeheven.

Art.24. In artikel 838 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 april 2018, worden tussen het tweede en het derde lid twee leden ingevoegd, luidende:
  "Indien daarenboven een geldboete wegens kennelijk onontvankelijk of kennelijk ongegrond verzoek verantwoord kan zijn, wordt, bij dezelfde beslissing, een rechtsdag bepaald op een nabije datum, waarop alleen dit punt wordt behandeld. De griffier roept de partijen bij gerechtsbrief op om tegen die datum hun opmerkingen schriftelijk mee te delen.
  De geldboete bedraagt vijftien euro tot tweeduizend vijfhonderd euro. De Koning kan het minimum- en maximumbedrag om de vijf jaar aanpassen aan de kosten van het levensonderhoud. De Koning duidt het bestuursorgaan aan dat instaat voor de inning van de boete met aanwending van alle middelen van recht.".

Art.25. In artikel 873, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 17 februari 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de eerste zin, worden de woorden "of zijn afgevaardigde" ingevoegd tussen de woorden "minister van Justitie" en het woord ", tenzij".
  2° in de tweede zin, worden de woorden "van de minister van Justitie" opgeheven.

Art.26. Artikel 1246, § 3, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 21 december 2018, wordt aangevuld met de volgende zinnen:
  "Vanaf de beschikking tot aanstelling van een bewindvoerder over de goederen en zolang de bewindvoering loopt, kan de vrederechter met eenvoudige verwijzing naar voormelde beschikking tot aanstelling, alle informatie over de beschermde persoon opvragen bij het Centraal Aanspreekpunt gehouden door de Nationale Bank van België, overeenkomstig de wet van 8 juli 2018 houdende organisatie van een centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten en tot uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest. De vrederechter kan de griffier gelasten om deze informatie bij het voormelde administratief dossier te voegen.".

Art.27. Artikel 1253, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 17 maart 2013 en gewijzigd bij de wetten van 21 december 2018 en 10 maart 2019, wordt aangevuld met de bepaling onder 10°, luidende:
  "10° de informatie over de beschermde persoon opgevraagd bij het Centraal Aanspreekpunt gehouden door de Nationale Bank van België, overeenkomstig artikel 497/6, tweede lid, van het oud Burgerlijk Wetboek, wanneer de vrederechter de griffier gelast heeft om deze informatie in het administratief dossier te voegen.".

Art.28. De Franse tekst van artikel 1526, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 mei 2019, wordt vervangen als volgt:
  "Le Roi désigne, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, la plateforme électronique à travers laquelle la vente peut être effectuée. Il détermine également les modalités complémentaires relatives à l'adjudication et au paiement en cas de vente électronique ou combinée.".

HOOFDSTUK 9. - Wijziging van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer
Art.29. In artikel 65/1 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij de wet van 16 maart 1968, vervangen bij de programmawet van 25 december 2016 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 juni 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "De betaling binnen deze termijn doet de strafvordering vervallen.";
  2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt:
  " § 2. De persoon die het bevel tot betalen heeft ontvangen of diens advocaat kan binnen dertig dagen volgend op de dag van ontvangst van het bevel tot betalen beroep aantekenen bij de politierechtbank bevoegd volgens de plaats van de overtreding. Het beroep wordt ingesteld bij een verzoekschrift dat neergelegd wordt op de griffie van de bevoegde politierechtbank of bij een aangetekende zending of via elektronische post die aan de griffie worden verzonden. In die laatste gevallen geldt de datum van verzending van de aangetekende zending of van de elektronische post als datum waarop het verzoekschrift werd ingediend. De aangetekende zending wordt geacht te zijn verzonden de derde werkdag voor de ontvangst ervan op de griffie.
  Op straffe van nietigheid vermeldt het verzoekschrift:
  1° de naam, de voornaam en de woonplaats van de partij die beroep aantekent;
  2° het nummer van het proces-verbaal of het systeemnummer dat wordt vermeld op het bevel tot betalen;
  3° dat het om een beroep tegen het bevel tot betalen gaat;
  4° de redenen van het beroep.
  Het verzoekschrift houdt keuze van woonplaats in België in, indien de verzoeker er zijn woonplaats niet heeft.
  Het verzoekschrift wordt ingeschreven in het daartoe bestemde register.
  De verjaring van de strafvordering wordt geschorst vanaf de dag dat het verzoekschrift wordt ingediend, tot de dag van het definitieve vonnis.
  De verzoeker wordt binnen een termijn van dertig dagen vanaf de inschrijving in het daartoe bestemde register door de griffier per gerechtsbrief, per aangetekende zending of overeenkomstig artikel 32ter van het Gerechtelijk Wetboek opgeroepen om te verschijnen op de zitting die de rechter bepaalt. De griffier zendt een kopie van het verzoekschrift over aan de procureur des Konings en deelt hem de datum van de zitting mee.
  Het beroep maakt de zaak in zijn geheel aanhangig voor de strafrechtelijke kamer van de politierechtbank die eerst de ontvankelijkheid van het beroep beoordeelt.
  Indien het beroep ontvankelijk wordt verklaard, wordt het bevel tot betalen als niet bestaande beschouwd. De rechtbank beoordeelt de overtredingen die aan de grondslag liggen van het bevel tot betalen, ten gronde en maakt, indien deze bewezen worden verklaard, toepassing van de strafwet.
  De bij verstek veroordeelde kan tegen het vonnis in verzet komen overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 187 van het Wetboek van strafvordering.
  Tegen de beslissing van de politierechtbank kan hoger beroep worden ingesteld volgens de bepalingen opgenomen in het Wetboek van strafvordering."
  3° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt:
  " § 3. De niet-betaalde bevelen tot betalen, waartegen geen beroep is aangetekend, en die dus invorderbaar zijn, worden door de procureur des Konings of de door hem aangestelde parketjurist uitvoerbaar verklaard."
  4° paragraaf 4 wordt opgeheven;
  5° paragraaf 5 wordt vervangen als volgt:
  " § 5. Onverminderd de toepassing van artikel 27 van de wet van 5 augustus 2006 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning van beslissingen in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie, geeft de procureur des Konings opdracht aan de administratie, die binnen de Federale Overheidsdienst Financiën bevoegd is voor de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen om de geldsommen opgenomen in de in paragraaf 3 bedoelde uitvoerbare titels in te vorderen, volgens de regels van toepassing op de gedwongen tenuitvoerlegging van strafrechtelijke geldboeten, met inbegrip van het vereenvoudigd derdenbeslag bedoeld in artikel 101 van het Algemeen Reglement op de gerechtskosten in strafzaken.";
  6° in paragraaf 6 wordt het woord "lijst" en de woorden "uitvoerbaarverklaring van de lijst" vervangen door de woorden "uitvoerbare titels";
  7° in paragraaf 7 worden de woorden "de lijsten" vervangen door de woorden "de uitvoerbare titels";
  8° in paragraaf 10 worden de woorden "lijst met bevelen tot betalen" vervangen door de woorden "uitvoerbare titel."

HOOFDSTUK 10. - Wijzigingen van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen
Art.30. Artikel 34sexies van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, ingevoegd bij de wet van 22 april 2003 en vervangen bij de wet van 31 juli 2020, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 34sexies. De zittingen van de commissie zijn openbaar, behalve indien de verzoeker de behandeling met gesloten deuren vraagt of indien de openbaarheid gevaar oplevert voor de orde of de goede zeden; in dat geval wordt zulks door de commissie bij een met redenen omklede beslissing verklaard.
  De terechtzittingen van de commissie zijn evenmin openbaar wanneer de partijen met toepassing van artikel 34ter, tweede lid, niet verzocht hebben om gehoord te worden.
  De artikelen 758 tot 760 en 763 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing.".

Art.31. In dezelfde wet wordt een artikel 34septies ingevoegd, luidende:
  "Art. 34septies. De voorzitter van de kamer kan evenwel beslissen dat de zitting of het beraad plaatsvinden via videoconferentie.
  De partijen kunnen echter eisen fysiek op de zitting aanwezig te zijn.".

Art.32. Artikel 35 van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 26 maart 2003, wordt hersteld als volgt:
  "Art. 35. De Koning stelt de nadere regels vast inzake de procedure en de werking van de commissie.".

Art.33. In artikel 36 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 26 maart 2003 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 mei 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het tweede lid wordt het cijfer "30 000" vervangen door het cijfer "125 000";
  2° het derde lid wordt aangevuld met een zin, luidende:
  "De noodhulp kan niet meer worden aangevraagd na het verstrijken van de door artikel 31bis voorziene termijn voor het indienen van een verzoek tot financiële hulp.";
  3° in het vierde lid worden de woorden ", zonder toepassing van de beperking die bepaald wordt in het tweede lid", opgeheven.

Art.34. In artikel 37 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 26 maart 2003 en gewijzigd bij de wet van 31 mei 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "de hulp" vervangen door de woorden "de financiële hulp";
  2° in het tweede lid wordt het woord "hoofdhulp" vervangen door de woorden "financiële hulp" en worden de woorden "toegekende hulp" vervangen door de woorden "toegekende financiële hulp";
  3° in het derde lid worden de woorden "de hulp" vervangen door de woorden "de financiële hulp".

Art.35. In artikel 37bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 januari 2019 en vervangen bij de wet van 3 februari 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het tweede lid wordt het woord "financiële" ingevoegd tussen het woord "noodhulp," en het woord "hulp";
  2° in het derde lid wordt het woord "financiële" ingevoegd tussen het woord "over de" en het woord "hulp".

Art.36. In artikel 42quater, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 3 februari 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de Franse tekst van de tweede zin wordt het woord "demandes" vervangen door het woord "ordonnances";
  2° in de vierde zin worden de woorden "het geschil" vervangen door de woorden "de aanvraag".

Art.37. In artikel 42octies, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 3 februari 2019, worden in de Franse tekst de zinnen "Il est signé par le requérant ou par son avocat. Il peut également être déposé par voie électronique selon les modalités fixées par le Roi." vervangen door de zinnen "Elle est signée par le requérant ou par son avocat. Elle peut également être déposée par voie électronique selon les modalités fixées par le Roi.".

Art.38. In artikel 42duodecies, § 2, eerste zin, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 3 februari 2019, wordt het woord "42decies" vervangen door het woord "42undecies".

HOOFDSTUK 11. - Wijziging van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
Art.39. Artikel 43/1, § 4, van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, ingevoegd bij de wet van 4 februari 2010 en gewijzigd bij de wetten van 6 januari 2014 en 30 maart 2017, wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Artikel 357, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek is tevens van toepassing op de plaatsvervangende leden van de Commissie.".

HOOFDSTUK 12. - Wijzigingen van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers
Art.40. In artikel 10, § 3, vijfde lid, van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, gewijzigd bij de wet van 10 januari 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de woorden "niet geïndexeerd," worden opgeheven;
  2° het lid wordt aangevuld met de volgende zin:
  "Voor deze jaarlijkse weddetoelage geldt de indexeringsregeling en ze is verbonden aan de spilindex welke van toepassing was op 1 april 2020, zijnde 107,20.".

Art.41. Artikel 23 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt:
  "Art. 23. De commissie publiceert haar intern reglement op haar website.".

Art.42. In artikel 43/4, § 5, 1°, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 januari 2010 en gewijzigd bij de wet van 7 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "bij wijze van nevenactiviteit" vervangen door de woorden "bij wijze van strikt omschreven nevenactiviteit";
  2° in het tweede lid, worden de woorden "de omschrijving van de nevenactiviteit en" ingevoegd tussen de woorden "De Koning bepaalt" en de woorden "de nadere voorwaarden".

Art.43. Artikel 43/8, § 1, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 7 mei 2019 en gewijzigd bij de wet van 7 mei 2019, wordt vervangen als volgt:
  "De Koning kan, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, evenwel afzonderlijke exploitatiecriteria bepalen voor de aanvullende vergunningen ten aanzien van de vergunningen toegekend voor de exploitatie van de kansspelen in de reële wereld.".

HOOFDSTUK 13. - Wijzigingen van de wet van 29 maart 2004 betreffende de samenwerking met het Internationaal Strafhof en de internationale straftribunalen
Art.44. In artikel 16, § 5, tweede lid, van de wet van 29 maart 2004 betreffende de samenwerking met het Internationaal Strafhof en de internationale straftribunalen, ingevoegd bij de wet van 26 maart 2014, wordt het woord "zij" vervangen door het woord "dit".

Art.45. In artikel 18, § 1 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het woord "waarbij" wordt vervangen door het woord "die";
  2° de woorden "uitvoerbaar verklaart," worden ingevoegd tussen het woord "overdracht" en het woord "definitief".

Art.46. In artikel 26, § 3, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 maart 2014 en gewijzigd bij de wet van 5 mei 2019, worden de woorden "of wanneer het voorzitterschap een dergelijke beschikking heeft gewezen, met toepassing van het Huishoudelijk reglement van het Hof," ingevoegd tussen het woord "bewijsvoering," en het woord "en".

Art.47. In artikel 28, § 2, zesde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 maart 2014, wordt het cijfer "45" vervangen door het cijfer "29".

Art.48. In artikel 32 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de eerste zin worden de woorden "minister van Justitie" vervangen door de woorden "centrale autoriteit";
  2° in de Franse tekst van de eerste zin wordt het woord "consulté" vervangen door het woord "consultée";
  3° in de tweede zin worden de woorden "Deze laatste" vervangen door de woorden "De centrale autoriteit".

Art.49. In artikel 50, § 4, zevende lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 26 maart 2014, wordt het cijfer "45" vervangen door het cijfer "29".

Art.50. In artikel 52 van dezelfde wet worden de woorden "minister van Justitie" vervangen door de woorden "centrale autoriteit".

Art.51. In artikel 53, § 3, zevende lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 maart 2014, wordt het woord "zij" vervangen door het woord "dit".

Art.52. In artikel 55bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de laatste zin wordt vervangen als volgt:
  "De geldsommen, de roerende en onroerende goederen of de opbrengst van de verkoop ervan, verkregen ingevolge de tenuitvoerlegging van een arrest van het Tribunaal, worden integraal overdragen aan het Tribunaal op initiatief van het openbaar ministerie. Het stelt de centrale autoriteit in kennis van alle overdrachten aan het Tribunaal met toepassing van dit artikel.";
  2° het artikel wordt aangevuld met een zin, luidende:
  "Voor zover zijn bevoegdheden dit mogelijk maken, staat het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring het openbaar ministerie bij in de tenuitvoerlegging van dit artikel, indien het openbaar ministerie erom verzoekt.".

Art.53. In artikel 62, § 4, negende lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 1 juli 2006 en gewijzigd bij de wet van 26 maart 2014, wordt het cijfer "45" vervangen door het cijfer "29".

Art.54. In artikel 63ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de laatste zin wordt vervangen als volgt:
  "De geldsommen, de roerende en onroerende goederen of de opbrengst van de verkoop ervan, verkregen ingevolge de tenuitvoerlegging van een arrest van het Tribunaal, worden integraal overdragen aan het Tribunaal op initiatief van het openbaar ministerie. Het stelt de centrale autoriteit in kennis van alle overdrachten aan het Tribunaal met toepassing van dit artikel.";
  2° het artikel wordt aangevuld met een zin, luidende:
  "Voor zover zijn bevoegdheden dit mogelijk maken, staat het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring het openbaar ministerie bij in de tenuitvoerlegging van dit artikel, indien het openbaar ministerie erom verzoekt.".

Art.55. In artikel 68, § 4, zevende lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 1 juli 2006 en gewijzigd bij de wet van 26 maart 2014, wordt het cijfer "45" vervangen door het cijfer "29".

Art.56. In artikel 69bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de laatste zin wordt vervangen als volgt:
  "De geldsommen, de roerende en onroerende goederen of de opbrengst van de verkoop ervan, verkregen ingevolge de tenuitvoerlegging van een arrest van de bijzondere kamers, worden integraal overdragen aan de bijzondere kamers op initiatief van het openbaar ministerie. Het stelt de centrale autoriteit in kennis van alle overdrachten aan de bijzondere kamers met toepassing van dit artikel.";
  2° het artikel wordt aangevuld met een zin, luidende:
  "Voor zover zijn bevoegdheden dit mogelijk maken, staat het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring het openbaar ministerie bij in de tenuitvoerlegging van dit artikel, indien het openbaar ministerie erom verzoekt.".

Art.57. In artikel 74, § 4, zevende lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 maart 2014, wordt het cijfer "45" vervangen door het cijfer "29".

Art.58. In artikel 76, § 2, zevende lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 maart 2014, wordt het woord "zij" vervangen door het woord "dit".

Art.59. In artikel 79 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de laatste zin wordt vervangen als volgt:
  "De geldsommen, de roerende en onroerende goederen of de opbrengst van de verkoop ervan, verkregen ingevolge de tenuitvoerlegging van een arrest van het Tribunaal, worden integraal overdragen aan het Tribunaal op initiatief van het openbaar ministerie. Het stelt de centrale autoriteit in kennis van alle overdrachten aan het Tribunaal met toepassing van dit artikel.";
  2° het artikel wordt aangevuld met een zin, luidende:
  "Voor zover zijn bevoegdheden dit mogelijk maken, staat het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring het openbaar ministerie bij in de tenuitvoerlegging van dit artikel, indien het openbaar ministerie erom verzoekt.".

Art.60. In artikel 84, § 4, zevende lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 11 juli 2018, wordt het cijfer "45" vervangen door het cijfer "29".

Art.61. In artikel 86, § 3, zevende lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 11 juli 2018, wordt het woord "zij" vervangen door het woord "dit".

Art.62. In artikel 90 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 11 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de laatste zin wordt vervangen als volgt:
  "De geldsommen, de roerende en onroerende goederen of de opbrengst van de verkoop ervan, verkregen ingevolge de tenuitvoerlegging van een arrest van de Gespecialiseerde Kamers, worden integraal overdragen aan de Gespecialiseerde Kamers op initiatief van het openbaar ministerie. Het stelt de centrale autoriteit in kennis van alle overdrachten aan de Gespecialiseerde Kamers met toepassing van dit artikel.";
  2° het artikel wordt aangevuld met een zin, luidende:
  "Voor zover zijn bevoegdheden dit mogelijk maken, staat het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring het openbaar ministerie bij in de tenuitvoerlegging van dit artikel, indien het openbaar ministerie erom verzoekt.".

HOOFDSTUK 14. - Wijziging van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden
Art.63. Artikel 32 van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden, gewijzigd bij de wet van 5 mei 2019, wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Het identiteitsdocument dat bij toegang tot de gevangenis wordt voorgelegd met het oog op identificatie van de bezoeker, kan voor de duur van het bezoek in bewaring worden genomen.".

HOOFDSTUK 15. - Wijzigingen van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
Art.64. In artikel 2 van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 februari 2017, wordt de bepaling onder 8° vervangen als volgt:
  "8° de bevoegde dienst van de Gemeenschappen: de diensten van de Gemeenschappen bevoegd voor de organisatie en de controle van het elektronisch toezicht, voor de opvolging en de begeleiding van veroordeelde personen evenals voor de bijstand aan slachtoffers.".

Art.65. In artikel 3, § 1, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 14 december 2012, wordt het woord "justitieassistent" vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Gemeenschappen".

Art.66. In artikel 8, derde lid, van dezelfde wet worden de woorden "Dienst Justitiehuizen van de federale overheidsdienst Justitie" vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Gemeenschappen".

Art.67. Artikel 10, § 2, vierde lid, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 11 juli 2018, wordt aangevuld met de woorden "en, in voorkomend geval, van de voorwaarden die in zijn belang zijn opgelegd".

Art.68. In artikel 17, § 1, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden "Dienst Justitiehuizen van de federale overheidsdienst Justitie" vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Gemeenschappen".

Art.69. In artikel 33, § 2, van dezelfde wet worden de woorden "respectievelijk de Dienst Justitiehuizen van de federale overheidsdienst Justitie of het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht" vervangen door de woorden "de bevoegde dienst van de Gemeenschappen".

Art.70. In artikel 35 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 2 worden de woorden "respectievelijk de Dienst Justitiehuizen van de federale overheidsdienst Justitie of het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht" vervangen door de woorden "de bevoegde dienst van de Gemeenschappen";
  2° in paragraaf 3 worden de woorden "Dienst Justitiehuizen van de Federale Overheidsdienst Justitie" vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Gemeenschappen".

Art.71. In artikel 39 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de bepaling onder 2° wordt het woord "justitieassistent" vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Gemeenschappen";
  2° in de bepaling onder 3° wordt het woord "justitieassistent" vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Gemeenschappen".

Art.72. In artikel 42 van dezelfde wet worden de woorden "justitieassistent, of in voorkomend geval het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht," vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Gemeenschappen".

Art.73. In artikel 43 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 5 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 2, derde lid, worden de woorden "Dienst Justitiehuizen" vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Gemeenschappen";
  2° paragraaf 2, derde lid, wordt aangevuld met de volgende zin:
  "De Koning bepaalt de inhoud van dat beknopt voorlichtingsrapport en van die maatschappelijke enquête.".

Art.74. In artikel 46, § 2, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het vierde streepje wordt vervangen als volgt:
  "- aan de dienst van de Gemeenschappen, bevoegd voor het elektronisch toezicht, ingeval de beslissing betrekking heeft op een elektronisch toezicht;";
  2° de paragraaf wordt aangevuld met een vijfde streepje, luidende:
  "- aan de directeur van het justitiehuis van de verblijfplaats van het slachtoffer ingeval er slachtoffergerichte voorwaarden zijn opgelegd.".

Art.75. In artikel 49/1, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 14 december 2012, wordt het woord "strafuitvoeringsrechter" vervangen door het woord "strafuitvoeringsrechtbank".

Art.76. In artikel 53 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 14 december 2012 en 15 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het zesde lid worden de woorden "Dienst Justitiehuizen van de Federale Overheidsdienst Justitie" vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Gemeenschappen";
  2° in het zevende lid worden de woorden "Dienst Justitiehuizen" vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Gemeenschappen".

Art.77. In artikel 55 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de bepaling onder 2° wordt het woord "justitieassistent," vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Gemeenschappen";
  2° in de bepaling onder 3° wordt het woord "justitieassistent," vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Gemeenschappen".

Art.78. In artikel 58, § 2, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het vierde streepje wordt vervangen als volgt:
  "- aan de dienst van de Gemeenschappen, bevoegd voor het elektronisch toezicht, ingeval de beslissing betrekking heeft op een elektronisch toezicht;";
  2° de paragraaf wordt aangevuld met een vijfde streepje, luidende:
  "- aan de directeur van het justitiehuis van de verblijfplaats van het slachtoffer ingeval er slachtoffergerichte voorwaarden zijn opgelegd.".

Art.79. Artikel 59 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 februari 2016 en gedeeltelijk vernietigd bij het arrest nr. 148/2017 van het Grondwettelijk Hof, wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "De artikelen 64, 67, 68 en 70 zijn van toepassing.".

Art.80. In artikel 62, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 27 december 2006 en 14 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1 wordt de tweede zin vervangen als volgt:
  "De bevoegde dienst van de Gemeenschappen is belast met de opvolging van en het toezicht op:
  1° het programma en de concrete invulling van de beperkte detentie of het elektronisch toezicht;
  2° de geïndividualiseerde bijzondere voorwaarden die door de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank aan de veroordeelde opgelegd zijn.";
  2° in paragraaf 2 worden de woorden "roept de justitieassistent, of in voorkomend geval het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht, onmiddellijk na het uitvoerbaar worden van de beslissing tot toekenning van een strafuitvoeringsmodaliteit, de veroordeelde op" vervangen door de woorden "contacteert de bevoegde dienst van de Gemeenschappen, onmiddellijk na het uitvoerbaar worden van de beslissing tot toekenning van een strafuitvoeringsmodaliteit, de veroordeelde";
  3° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt:
  " § 3. In de gevallen bedoeld in paragraaf 1 brengt de bevoegde dienst van de Gemeenschappen binnen een maand na de toekenning van de strafuitvoeringsmodaliteit verslag uit over de veroordeelde aan de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank, en verder telkens hij het nuttig acht of wanneer de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank hem erom verzoekt en ten minste om de zes maanden. Dit verslag bevat alle voor de strafuitvoeringsrechtbank of de strafuitvoeringsrechter relevante informatie met betrekking tot de veroordeelde waarover de bevoegde dienst van de Gemeenschappen beschikt. Het verslag bevat ten minste:
  1° informatie over het programma en de concrete invulling van de beperkte detentie of het elektronisch toezicht en de mate waarin die in acht worden genomen;
  2° een opsomming van alle aan de veroordeelde opgelegde geïndividualiseerde bijzondere voorwaarden alsook de mate waarin die in acht worden genomen.
  De bevoegde dienst van de Gemeenschappen stelt in voorkomend geval, de maatregelen voor die hij nuttig acht.
  De mededelingen tussen de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank en de bevoegde dienst van de Gemeenschappen gebeuren in de vorm van verslagen, die in afschrift aan het openbaar ministerie worden overgezonden.";
  4° in paragraaf 4, tweede lid, wordt het woord "justitieassistent" vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Gemeenschappen".

Art.81. In artikel 64 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de bepaling onder 4° wordt het woord "justitieassistent" vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Gemeenschappen";
  2° in de bepaling onder 5° wordt het woord "justitieassistent" vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Gemeenschappen";
  3° in de bepaling onder 6°, worden de woorden "of de concrete invulling" ingevoegd tussen de woorden "van de concrete invulling" en de woorden "van de beperkte detentie" en worden de woorden "met inbegrip van de naleving van het uurrooster," ingevoegd tussen de woorden "elektronisch toezicht," en de woorden "zoals bepaald".

Art.82. In artikel 68, § 7, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het vierde streepje wordt vervangen als volgt:
  "- aan de dienst van de Gemeenschappen, bevoegd voor het elektronisch toezicht, ingeval de beslissing betrekking heeft op een elektronisch toezicht;";
  2° de paragraaf wordt aangevuld met een vijfde streepje, luidende:
  "- aan de directeur van het justitiehuis van de verblijfplaats van het slachtoffer ingeval er slachtoffergerichte voorwaarden zijn opgelegd.".

Art.83. In artikel 71, tweede lid, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 februari 2016, worden de woorden "twee jaar" vervangen door de woorden "een jaar".

Art.84. Artikel 74, § 4, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 5 februari 2016; wordt aangevuld met een vierde streepje, luidende:
  "- aan de directeur van het justitiehuis van de verblijfplaats van het slachtoffer ingeval er slachtoffergerichte voorwaarden zijn opgelegd.".

Art.85. In artikel 75/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 5 februari 2016, wordt het woord "justitieassistent" telkens vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Gemeenschappen" en wordt het woord "justitieassistenten vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Gemeenschappen".

Art.86. Artikel 78, § 6, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 februari 2016, wordt aangevuld met een vierde streepje, luidende:
  "- aan de directeur van het justitiehuis van de verblijfplaats van het slachtoffer ingeval er slachtoffergerichte voorwaarden zijn opgelegd.".

Art.87. In artikel 88, § 4, van dezelfde wet worden de woorden "Dienst Justitiehuizen van de federale overheidsdienst Justitie" vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Gemeenschappen".

Art.88. In artikel 90, § 2, van dezelfde wet worden de woorden "Dienst Justitiehuizen van de federale overheidsdienst Justitie" vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Gemeenschappen".

Art.89. Artikel 95/7, § 4, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 5 februari 2016, wordt aangevuld met een vierde streepje, luidend als volgt:
  "- aan de directeur van het justitiehuis van de verblijfplaats van het slachtoffer ingeval er slachtoffergerichte voorwaarden zijn opgelegd.".

Art.90. In artikel 95/12, § 2, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 5 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het tweede lid worden de woorden "Dienst Justitiehuizen van de federale overheidsdienst Justitie" vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Gemeenschappen".
  3° het tweede lid wordt aangevuld met een zin, luidende:
  "De Koning bepaalt de inhoud van dat beknopt voorlichtingsrapport en van die maatschappelijke enquête.".

Art.91. In artikel 95/30, § 6, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 april 2007 en gewijzigd bij de wetten van 15 december 2013 en 5 februari 2016, wordt het derde streepje vervangen als volgt:
  "- aan de bevoegde dienst van de Gemeenschappen.".

Art.92. In artikel 109 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 16 maart 2021, worden de woorden "en uiterlijk op 1 december 2021" vervangen door de woorden " en uiterlijk op 1 juni 2022".

HOOFDSTUK 16. - Wijziging van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens
Art.93. In artikel 19 van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens, gewijzigd bij de wetten van 25 juli 2008, 7 januari 2018 en 5 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het eerste lid, 5°, derde zin, wordt aangevuld met de woorden "of van zijn gemachtigde";
  2° het eerste lid wordt aangevuld met de bepaling onder 8°, luidende:
  "8° een wapen te verwerven dat in België wordt voorhanden gehouden in strijd met deze wet of met haar uitvoeringsbesluiten.".

HOOFDSTUK 17. - Wijzigingen van de wet van 5 augustus 2006 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie
Art.94. Het opschrift van hoofdstuk II van de wet van 5 augustus 2006 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie, wordt vervangen als volgt:
  "Hoofdstuk II. Toepassingsgebied"

Art.95. Artikel 2 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 26 november 2011, wordt vervangen als volgt:
  " § 1. In de betrekkingen van België met andere lidstaten van de Europese Unie die gebonden zijn door de Kaderbesluiten 2003/577/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken, 2006/783/JBZ van de Raad van 6 oktober 2006 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie en 2005/214/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties, regelt deze wet de wijze waarop beslissingen, genomen wegens strafbare feiten door een autoriteit die bevoegd is volgens het recht van de beslissingsstaat, dienen erkend en uitgevoerd te worden, en de wijze waarop zulke beslissingen door de Belgische autoriteiten dienen te worden overgezonden aan de bevoegde autoriteit in andere lidstaten van de Europese Unie met het oog op hun erkenning en tenuitvoerlegging.
  § 2. In de relaties van België met andere lidstaten van de Europese Unie die gebonden zijn door Verordening (EU) 2018/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen, worden bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen uitgevaardigd, erkend en ten uitvoer gelegd onvereenkomstig voormelde verordening en de artikelen 2/1, 5°, 10, 12 § 1, § 1/1, § 1/2 en § 4, 13, 14, 15, 16, 28, 30, §§ 1 tot 3 en §§ 5 tot 8, 33, 37, 38, 39 en 40 van deze wet.
  § 3. Deze wet is niet van toepassing op de inbeslagneming van bewijsmateriaal op verzoek van de Belgische autoriteiten of de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie die gebonden zijn door Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken.".

Art.96. In dezelfde wet wordt een hoofdstuk II/1 ingevoegd, dat het bestaande artikel 2/1 bevat, luidende "Definities".

Art.97. In artikel 2/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 november 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "In de zin" vervangen door de woorden "Voor de toepassing";
  2° in de bepaling onder 1° wordt het woord "Beslissingsstaat" vervangen door de woorden "Uitvaardigende staat of beslissingsstaat";
  3° in de bepaling onder 4° worden de woorden "of bevriezingsbevel" ingevoegd na de woorden "Beslissing tot inbeslagneming";
  4° er wordt een bepaling onder 4/1° ingevoegd, luidende:
  "4/1° Voorafgaande inbeslagneming: de inbeslagneming van goederen tot zekerheid van de tenuitvoerlegging van de verbeurdverklaring die voorafgaat aan de beslissing van de Belgische autoriteiten aangaande de erkenning en de tenuitvoerlegging van de beslissing tot verbeurdverklaring in de betrekkingen van België met iedere andere lidstaat;";
  5° de bepaling onder 7° wordt vervangen als volgt:
  "7° Verbeurdverklaring: verbeurdverklaringen in de zin van de artikelen 42, 43, 43bis, 43ter en 43quater van het Strafwetboek alsook de in het Strafwetboek en de bijzondere wetten bedoelde verbeurdverklaringen. Dit omvat eveneens de confiscaties bedoeld in de zin van overweging 13 van Verordening (EU) 2018/1805 op grond waarvan de tenuitvoerlegging van een confiscatiebevel door de tenuitvoerleggingsstaat verplicht is, ook wanneer aan de basis van dit confiscatiebevel geen definitieve veroordeling ligt;";
  6° de bepaling onder 8° wordt aangevuld met de woorden "of het equivalent daarvan".

Art.98. In dezelfde wet wordt een hoofdstuk II/2 ingevoegd, dat de bestaande artikelen 3 tot 5 bevat, luidende "Algemene beginselen".

Art.99. In artikel 4 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 26 november 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 2 worden de woorden "rechterlijke beslissing" vervangen door het woord "beslissing";
  2° er wordt een paragraaf 3/1 ingevoegd, luidende:
  " § 3/1. Alle aanvullende dwangmaatregelen die noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de beslissing en die toegelaten zijn door het Belgische recht kunnen worden genomen.".

Art.100. In het opschrift van hoofdstuk III van dezelfde wet wordt het woord "Algemene" opgeheven.

Art.101. In hoofdstuk III van dezelfde wet wordt een afdeling 1 ingevoegd, die de bestaande artikelen 6 en 7 bevat, luidende: "Algemene weigeringsgronden".

Art.102. In artikel 6 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 26 november 2011 en 15 oktober 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1 wordt het woord "rechterlijke" opgeheven;
  2° in paragraaf 1 worden de woorden "wordt geweigerd" vervangen door de woorden "kan geweigerd worden"."
  3° paragraaf 2, 8°, wordt vervangen als volgt:
  "8° Fraude, met inbegrip van fraude en andere strafbare feiten die de belangen van de Unie schaden zoals gedefinieerd in Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt,".

Art.103. In artikel 7, paragraaf 1, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 26 november 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het woord "rechterlijke" wordt opgeheven;
  2° de woorden "wordt geweigerd" worden vervangen door de woorden "kan geweigerd worden".

Art.104. In hoofdstuk III van dezelfde wet wordt een afdeling 2 ingevoegd, die de artikelen 7/1 tot 7/4 bevat, luidende "Bijzondere weigeringsgronden".

Art.105. Artikel 7/1 van dezelfde wet wordt vernummerd tot artikel 7/2.

Art.106. In dezelfde afdeling 2 wordt een artikel 7/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 7/1. Ingeval de inbeslagneming met het oog op de latere verbeurdverklaring van het goed is bevolen, kan de tenuitvoerlegging van de inbeslagneming worden geweigerd indien, behoudens de gevallen bedoeld in artikel 6, § 2, de feiten volgens het Belgische recht geen beslissing tot verbeurdverklaring met zich mee kunnen brengen.".

Art.107. In dezelfde afdeling 2 wordt een artikel 7/3 ingevoegd, luidende:
  "Art. 7/3. De tenuitvoerlegging van de verbeurdverklaring mag ook worden geweigerd indien:
  1° de rechten van enige belanghebbende partij, met inbegrip van derden te goeder trouw, de tenuitvoerlegging van het bevel onmogelijk maken;
  2° de beslissing tot verbeurdverklaring, naar de mening van de uitvoerende rechterlijke autoriteit, gegeven werd krachtens een verruimde bevoegdheid tot verbeurdverklaring die de mogelijkheid bedoeld in artikel 43quater, §§ 1 tot 3, van het Strafwetboek te boven gaat. De beslissing tot verbeurdverklaring wordt evenwel ten uitvoer gelegd binnen de door de Belgische wetgeving toegestane grenzen.".

Art.108. In dezelfde afdeling 2 wordt een artikel 7/4 ingevoegd, luidende:
  "Art. 7/4. § 1. De tenuitvoerlegging van de geldelijke sanctie kan ook geweigerd worden indien de beslissing is gegeven tegen een natuurlijke persoon die naar Belgisch recht vanwege zijn leeftijd nog niet strafrechtelijk verantwoordelijk gesteld kon worden voor de feiten waarvoor de beslissing gegeven werd.
  § 2. De tenuitvoerlegging van de geldelijke sanctie kan eveneens in de volgende gevallen worden geweigerd:
  1° indien volgens het in artikel 3 bedoelde certificaat, in het geval van een schriftelijke procedure, de betrokkene niet in overeenstemming met de wetgeving van de uitvaardigende staat persoonlijk of door toedoen van een naar dat recht bevoegde vertegenwoordiger in kennis is gesteld van zijn recht om een beroep in te leiden en de termijn waarbinnen dit moet gebeuren;
  2° indien volgens het in artikel 3 bedoelde certificaat de betrokkene niet persoonlijk is verschenen, behalve indien het certificaat aangeeft dat de betrokkene, na uitdrukkelijk te zijn ingelicht over de procedures en de mogelijkheid om persoonlijk te verschijnen, uitdrukkelijk heeft afgezien van zijn recht op een mondelinge procedure en uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij de zaak niet betwistte;
  3° de geldelijke sanctie minder bedraagt dan zeventig euro of het equivalent van dat bedrag.".

Art.109. Artikel 10 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt:
  "Art. 10. Het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring kan bijstand verlenen aan de gerechtelijke autoriteiten bevoegd voor de tenuitvoerlegging van deze wet, indien ze erom verzoeken.".

Art.110. In hoofdstuk IV van dezelfde wet wordt afdeling 1, die artikel 11 bevat, opgeheven.

Art.111. In artikel 12 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 maart 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 1/1 wordt vervangen als volgt:
  " § 1/1. Het federaal parket is bevoegd voor het ontvangen van een bevel tot inbeslagneming en in het bijzonder in geval van:
  1° hoogdringendheid;
  2° een bevriezingsbevel met als voorwerp het uitvoeren van een bevriezing van een goed waarvan de locatie niet nader gespecifieerd wordt in België; of
  3° een nood aan coördinatie van de tenuitvoerlegging van het bevriezingsbevel";
  2° een paragraaf 1/2 wordt ingevoegd, luidende:
  " § 1/2. Na ontvangst van een beslissing tot inbeslagneming van een lidstaat van de Europese Unie, vordert de procureur des Konings de onderzoeksrechter van de plaats waar de bedoelde goederen of de meerderheid van deze goederen zich bevinden.
  De onderzoeksrechter beslist zo mogelijk onverwijld na de aanhangig making over de erkenning en tenuitvoerlegging van de inbeslagneming en indien een onmiddellijke bevriezing gevraagd is door de uitvaardigende autoriteit, binnen achtenveertig uur over de erkenning en nadien binnen achtenveertig uur over de tenuitvoerlegging van de maatregel.";
  3° in paragraaf 2, 2°, wordt het cijfer "11" vervangen door het cijfer "7/1".

Art.112. In artikel 15, § 1, van dezelfde wet worden de woorden "opgesomd in artikel 12, § 2, van deze wet" opgeheven.

Art.113. In hoofdstuk V van dezelfde wet, wordt afdeling 1, die artikel 19 bevat, ingevoegd bij de wet van 26 november 2011, opgeheven.

Art.114. In afdeling 2 van hoofdstuk V van dezelfde wet wordt een artikel 19 ingevoegd, luidende:
  "Art. 19. De Federale Overheidsdienst Justitie staat de bevoegde gerechtelijke autoriteiten administratief bij in het ontvangen en het versturen van de certificaten inzake geldelijke sancties krachtens deze wet.".

Art.115. In artikel 20 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 19 maart 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 2, 2°, worden de woorden "7/1, en 19" vervangen door de woorden "7/2, en 7/4";
  2° in paragraaf 3 worden de woorden "7/1, 1° of 3°, of van artikel 19, § 2" vervangen door de woorden "7/2, 1° of 3°, of van artikel 7/4, § 2, 1° of 2° ";
  3° vóór de eerste zin van paragraaf 4 wordt een zin ingevoegd, luidende:
  "De verjaringstermijn van de geldboete wordt geschorst voor een periode van zes maanden vanaf de ontvangst van de geldelijke sanctie.".

Art.116. In artikel 21 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 19 maart 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 3 worden de woorden "de procureur des Konings" vervangen door de woorden "de Federale Overheidsdienst Justitie";
  2° in paragraaf 4 worden de woorden "of per aangetekende zending" ingevoegd tussen de woorden "gerechtsbrief" en "van zijn beslissing";
  3° in paragraaf 5 wordt tussen de eerste en de tweede zin een zin ingevoegd, luidende:
  "De griffie stelt de procureur des Konings onmiddellijk op de hoogte van het bestaan van een rechtsmiddel en de datum van de zitting.".

Art.117. In artikel 24, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 november 2011, worden de woorden "procureur des Konings" vervangen door de woorden "Federale Overheidsdienst Justitie".

Art.118. In artikel 27, § 4, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 november 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de woorden "een autoriteit van de beslissingsstaat" worden vervangen door de woorden "de Belgische autoriteit";
  2° de tweede zin wordt opgeheven.

Art.119. Artikel 28 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 november 2011, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 28. Het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring kan bijstand verlenen aan de gerechtelijke autoriteiten bevoegd voor de tenuitvoerlegging van deze wet, indien ze erom verzoeken.".

Art.120. In hoofdstuk VI van dezelfde wet wordt afdeling 1, die artikel 29 bevat, ingevoegd bij de wet van 26 november 2011, opgeheven.

Art.121. In hoofdstuk VI, afdeling 2, van dezelfde wet wordt een onderafdeling 1 ingevoegd, luidende "Voorafgaande inbeslagneming".

Art.122. In onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel 121, wordt een artikel 29 ingevoegd, luidende:
  "Art. 29. § 1. In geval van risico van verdwijning van de goederen die kunnen worden verbeurdverklaard, kan de procureur des Konings een beslissing tot voorafgaande inbeslagneming geven overeenkomstig het Belgische recht. De volgende voorwaarden moeten vervuld zijn alvorens een voorafgaande inbeslagneming ten uitvoer kan worden gelegd:
  1° de uitvaardigende autoriteit heeft een beslissing tot verbeurdverklaring maar geen bevriezingsbevel uitgevaardigd;
  2° de procureur des Konings stelt de autoriteit van de uitvaardigende staat onverwijld in kennis van zijn voornemen over te gaan tot de voorafgaande inbeslagneming van het goed dat het voorwerp is van een beslissing tot verbeurdverklaring in de uitvaardigende staat door ongeacht welk middel dat een schriftelijk bewijs oplevert.
  § 2. In afwijking van artikel 28octies van het Wetboek van Strafvordering geeft de procureur des Konings aan het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring geen toelating om tot vervreemding van de goederen over te gaan, of ze terug te geven tegen betaling van een geldsom.
  § 3. In geval van weigering van de tenuitvoerlegging van de beslissing tot verbeurdverklaring stelt de procureur des Konings de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis van zijn beslissing om de opheffing van de handeling met betrekking tot het goed toe te staan.".

Art.123. In hoofdstuk VI, afdeling 2, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 november 2012, wordt een onderafdeling 2 ingevoegd, die de bestaande artikelen 30 tot 37 bevat, luidende "Procedure voor de tenuitvoerlegging van de verbeurdverklaring".

Art.124. Artikel 30 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 19 maart 2012, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 30. § 1. Voor de tenuitvoerlegging van de verbeurdverklaring van goederen die reeds het voorwerp zijn van een procedure tot inbeslagneming in België, is de procureur des Konings van de plaats waar het bedoelde beslag werd gelegd, bevoegd.
  Voor de tenuitvoerlegging van de verbeurdverklaring van goederen die nog geen deel zijn van een procedure tot inbeslagneming op Belgisch niveau is de procureur des Konings van de plaats waar de in beslag te nemen goederen of de meerderheid van deze goederen zich bevinden, bevoegd.
  § 2. Wanneer de procureur des Konings beslist om het verzoek niet ten uitvoer te leggen, is deze beslissing definitief.
  De procureur des Konings brengt iedere betrokken persoon en belanghebbende derde op de hoogte van zijn beslissing per gerechtsbrief of aangetekende zending.
  § 3. Daartoe gaat de procureur des Konings na:
  1° of de voorwaarden bedoeld in de artikelen 2, 2/1 en 3 vervuld zijn;
  2° of een van de weigeringsgronden bedoeld in de artikelen 6, 7, 7/2 en 7/3 moet worden toegepast;
  3° ingeval de beslissing tot verbeurdverklaring betrekking heeft op een feit vermeld in de lijst van artikel 6, § 2, of de gedragingen zoals zij zijn omschreven in het certificaat wel degelijk met die uit de lijst overeenstemmen;
  4° of een van de redenen voor uitstel van de tenuitvoerlegging bedoeld in artikel 31 moet worden toegepast.
  § 4. Indien de procureur des Konings de niet-tenuitvoerlegging overweegt van het bevel op grond van artikel 7, § 1, 2°, van artikel 7/2, 2° of 3°, van artikel 7/3, 1° of 2°, of van dit artikel, moet hij vooraf de bevoegde autoriteiten van de uitvaardigende staat raadplegen.
  § 5. Wanneer de procureur des Konings de tenuitvoerlegging van de beslissing tot verbeurdverklaring beveelt, rekent hij het te confisqueren bedrag indien nodig om in euro tegen de op het tijdstip van de beslissing tot verbeurdverklaring geldende wisselkoers.
  § 6. Indien de procureur des Konings beslist om het verzoek vooralsnog ten uitvoer te leggen, brengt hij de betrokken persoon en iedere belanghebbende derde op de hoogte van zijn beslissing per gerechtsbrief of aangetekende zending.
  De betrokken persoon of belanghebbende derde kan de zaak bij verzoekschrift gericht aan de griffie, binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen vanaf de kennisgeving van de beslissing, aanhangig maken bij de correctionele rechtbank.
  De griffie stelt de procureur des Konings onmiddellijk op de hoogte van het rechtsmiddel en de datum van de zitting.
  De rechtbank kan enkel uitspraak doen op basis van de artikelen als bedoeld in paragraaf 3. Tegen de beslissing van de rechtbank kan cassatieberoep worden ingesteld.
  § 7. De bevoegde autoriteit van de uitvaardigende staat wordt in kennis gesteld van elk rechtsmiddel dat ingesteld wordt krachtens paragraaf 6.".

Art.125. In artikel 31, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 19 maart 2012, worden de woorden "De correctionele rechtbank of, voor de aanhangigmaking bij de rechtbank, de procureur des Konings, kunnen" vervangen door de woorden "De procureur des Konings kan".

Art.126. In artikel 35, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 november 2011, worden de woorden "de beslissing van de rechtbank" vervangen door de woorden "zijn beslissing".

HOOFDSTUK 18. - Wijzigingen van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering
Art.127. In artikel 12 van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering, vervangen bij de wet van 5 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "aan de eerste zitting van de kamer voor de bescherming van de maatschappij vastgesteld overeenkomstig artikel 29, § 2" vervangen door de woorden "het in kracht van gewijsde treden van de beslissing die de kamer voor de bescherming van de maatschappij heeft genomen ingevolge de eerste zitting vastgesteld overeenkomstig artikel 29, § 2";
  2° in het tweede lid worden de woorden "aan de eerste zitting van de kamer voor de bescherming van de maatschappij vastgesteld overeenkomstig artikel 29, § 2" vervangen door de woorden "het in kracht van gewijsde treden van de beslissing die de kamer voor de bescherming van de maatschappij heeft genomen ingevolge de eerste zitting vastgesteld overeenkomstig artikel 29, § 2".

Art.128. In artikel 44, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 4 mei 2016 en gewijzigd bij de wet van 5 mei 2019, worden de woorden "of van de verantwoordelijke van de residentiële instelling" vervangen door de woorden "en van de verantwoordelijke van de residentiële instelling".

Art.129. In artikel 56, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 4 mei 2016, worden de woorden "of zijn gemachtigde" ingevoegd tussen de woorden "de minister van Justitie" en de woorden "de voorlopige overplaatsing".

Art.130. In artikel 60, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 4 mei 2016, wordt het woord "onmiddellijk" opgeheven.

Art.131. In artikel 75, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 4 mei 2016, 6 juli 2017 en 5 mei 2019, worden de woorden "of van de verantwoordelijke van de residentiële instelling" vervangen door de woorden "en van de verantwoordelijke van de residentiële instelling".

HOOFDSTUK 19. - Wijziging van de wet van 4 februari 2018 houdende de opdrachten en de samenstelling van het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring
Art.132. In artikel 7, § 5, van de wet van 4 februari 2018 houdende de opdrachten en de samenstelling van het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt:
  "2° de toepassing van de Verordening (EU) 2018/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen en de wet van 5 augustus 2006 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie vergemakkelijken;";
  2° de paragraaf wordt aangevuld met de bepaling onder 5°, luidende:
  "5° de toepassing van de wet van 22 mei 2017 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken, wat de inbeslagneming van bewijsmateriaal betreft, vergemakkelijken.".

HOOFDSTUK 20. - Wijzigingen van de wet van 23 maart 2019 betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel
Art.133. In artikel 16 van de wet van 23 maart 2019 betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel, worden de woorden "het inrichtingshoofd" telkens vervangen door de woorden "het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde".

Art.134. In artikel 32, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "of zijn afgevaardigde" ingevoegd tussen de woorden "de directeur-generaal" en de woorden "de toegang tot één of meer gevangenissen ontzeggen".

HOOFDSTUK 21. - Wijzigingen van de wet van 5 mei 2019 tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten tot aanpassing van de procedure voor de strafuitvoeringsrechter voor de vrijheidsstraffen van drie jaar of minder en van de wet van 29 juni 2021 tot operationalisering van de procedure voor de uitvoering van vrijheidsstraffen van drie jaar of minder
Art.135. In artikel 7, 1°, van de wet van 5 mei 2019 tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten tot aanpassing van de procedure voor de strafuitvoeringsrechter voor de vrijheidsstraffen van drie jaar of minder, wordt het woord "achtste" vervangen door het woord "negende".

Art.136. In artikel 26 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 16 maart 2021, worden de woorden "en uiterlijk op 1 december 2021" vervangen door de woorden "en uiterlijk op 1 juni 2022".

Art.137. In artikel 17 van de wet van 29 juni 2021 tot operationalisering van de procedure voor de uitvoering van vrijheidsstraffen van drie jaar of minder worden de woorden "en uiterlijk op 1 december 2021" vervangen door de woorden "en uiterlijk op 1 juni 2022".

HOOFDSTUK 22. - Wijzigingen van het Wetboek van economisch recht
Art.138. In boek XX, titel 1, hoofdstuk 2, van het Wetboek economisch recht, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017, wordt een artikel XX.14/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. XX.14/1. In het kader van het vervullen van zijn wettelijke opdracht en teneinde de meest geschikte maatregelen te nemen, wint de ondernemingsrechtbank alle nuttige inlichtingen in om de reële financiële toestand van de schuldenaar te kennen.
  De door de voorzitter van de ondernemingsrechtbank aangewezen rechter kan met een specifiek en met redenen omkleed verzoek alle informatie over de schuldenaar opvragen bij het Centraal aanspreekpunt gehouden door de Nationale Bank van België, overeenkomstig de wet van 8 juli 2018 houdende organisatie van een centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten en tot uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest.".

Art.139. In artikel XX.106 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017, worden de woorden "XX.107 en XX.108" vervangen door de woorden "XX.108 en XX.109" en worden de woorden "XX.145 en XX.165" vervangen door de woorden "XX.146 en XX.167".

HOOFDSTUK 23. - Wijziging van het oud Burgerlijk Wetboek
Art.140. In artikel 492/4, derde lid, van het oud Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013, wordt de eerste zin vervangen als volgt: "De rechterlijke beschermingsmaatregel eindigt van rechtswege in geval van overlijden van de beschermde persoon of door het verstrijken van de duur waarvoor hij is genomen.".

HOOFDSTUK 24. - Overgangsbepalingen
Art.141. Het artikel 21 is alleen van toepassing op procedures waarvoor de vacatures en oproepen tot kandidaatstelling na de inwerkingtreding ervan worden bekendgemaakt.

Art.142. De artikelen 26 en 27 zijn van toepassing op bewindvoeringen over de goederen die reeds van kracht zijn op datum van de inwerkingtreding ervan.

Hoofdstuk 25. - Inwerkingtredingsbepaling
Art. 143. De artikelen 92, 136 en 137 treden in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.