Details





Titel:

25 OKTOBER 2013. - Koninklijk besluit betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-11-2013 en tekstbijwerking tot 22-05-2024)



Inhoudstafel:

TITEL I. - Toepassingsgebied en definities
Art. 1-2
TITEL II. - Bezoldiging
HOOFDSTUK I. - Weddeschalen
Art. 3-9, 9/1, 9/2
HOOFDSTUK II. - Geldelijke anciënniteit
Art. 10-13
HOOFDSTUK III. - Wedde
Art. 14-17
HOOFDSTUK IV. - Schaalanciënniteit
Art. 18-19
HOOFDSTUK V. - Bevordering in weddeschaal
Art. 20-22, 22/1, 23
HOOFDSTUK VI/1. [1 - Weddeschaal in het kader van een [2 ...]2 affectatie in een lagere klasse of een lager niveau]1
Art. 23/1
HOOFDSTUK VI. - Weddeschaal in het kader van de bevordering door overgang naar het hogere niveau, de bevordering naar de hogere klasse of de verandering van graad
Art. 24-28
HOOFDSTUK VII.
Art. 29
Afdeling 1.
Art. 30-32
Afdeling II.
Art. 33-34
TITEL III. - Overgangsmaatregelen ten voordele van de personeelsleden in functie bij de inwerkingtreding van dit besluit
Art. 35-46, 46/1, 47-54, 54/1, 55-58, 58/1, 58/2, 59-60, 60/1, 61-62
TITEL IV. - Opheffende en wijzigende bepalingen
HOOFDSTUK I. - Wijziging van het het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel
Art. 63-67
HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel
Art. 68-74
HOOFDSTUK III. - Wijziging van van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut
Art. 75
HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut
Art. 76-78
HOOFDSTUK V. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de Rijksbesturen
Art. 79-83
HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale overheidsdiensten
Art. 84-85
HOOFDSTUK VII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden
Art. 86
HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 26 november 1997 tot vervanging, voor het personeel van sommige overheidsdiensten, van het koninklijk besluit van 30 januari 1967 houdende toekenning van een haardtoelage of een standplaatstoelage aan het personeel der ministeries.
Art. 87
HOOFDSTUK IX. - Wijziging van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden en de specifieke functies van het Ministerie van Binnenlandse Zaken
Art. 88-89
HOOFDSTUK X. - Wijziging van het koninklijk besluit van 17 maart 2000 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden bij de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid
Art. 90
HOOFDSTUK XI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het Rijkspersoneel
Art. 91
HOOFDSTUK XII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 4 april 2003 betreffende de loopbaan van sommige bijzondere graden binnen het Directoraat-generaal Uitvoering van straffen en maatregelen
Art. 92
HOOFDSTUK XIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 april 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer
Art. 93
HOOFDSTUK XIV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 12 juli 2004 houdende hervorming van de loopbaan van sommige bijzondere graden binnen de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen
Art. 94
HOOFDSTUK XV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 september 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbanen van de niveaus A, B, C en D en tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden bij het Ministerie van Landsverdediging
Art. 95
HOOFDSTUK XVI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de overheidssector
Art. 96-116
HOOFDSTUK XVII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de Overheidssector en houdende diverse bepalingen tot uitvoering van het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de rijksbesturen
Art. 117-130
HOOFDSTUK XVIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot regeling van het verwerven door de militair van de hoedanigheid van Rijksambtenaar door overplaatsing
Art. 131-137
HOOFDSTUK XIX. - Wijziging van het koninklijk besluit van 16 november 2006 houdende hervorming van de loopbaan van bepaalde personeelsleden die houder zijn van operationele graden van de FOD Binnenlandse Zaken
Art. 138-140
HOOFDSTUK XX. - Wijziging van het koninklijk besluit van 28 december 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A van de buitendiensten van het Directoraat-generaal EPI - Penitentiaire Inrichtingen en van het Directoraat-generaal Justitiehuizen van de Federale Overheidsdienst Justitie
Art. 141
HOOFDSTUK XXI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 januari 2007 betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt
Art. 142-146
HOOFDSTUK XXII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 7 maart 2007 tot organisatie van de vergelijkende selectie en de indiensttreding in het federaal administratief openbaar ambt van sommige statutaire ambtenaren van de autonome overheidsbedrijven
Art. 147-150
HOOFDSTUK XXIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2007 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole
Art. 151-160
HOOFDSTUK XXIV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2007 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole
Art. 161-166
HOOFDSTUK XXV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 20 december 2007 tot hervorming van de loopbaan van het veiligheidspersoneel van de Algemene Directie van de Dienst Vreemdelingenzaken van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken
Art. 167-175
HOOFDSTUK XXVI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 6 maart 2008 houdende integratie van sommige loopbanen van het personeel van de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid in de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel
Art. 176-177
HOOFDSTUK XXVII. - Opheffingsbepalingen
Art. 178-180
BIJLAGEN.
Art. N1-N7.Bijlage 2







Artikels:

TITEL I. - Toepassingsgebied en definities
Artikel 1. Dit koninklijk besluit is van toepassing op de personeelsleden van het federaal openbaar ambt. Het is echter niet van toepassing op het wetenschappelijk personeel van de wetenschappelijke instellingen, noch op de mandaathouders.
  Het gebruik van de mannelijke vorm in dit koninklijk besluit is gemeenslachtig.

Art.2.In dit besluit verstaat men onder :
  1° federale dienst : een federale overheidsdienst, een programmatorische federale overheidsdienst, alsook de diensten die ervan afhangen, het Ministerie van Landsverdediging alsook de diensten die ervan afhangen of een van de rechtpersonen bedoeld in artikel 1, 3°, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken;
  2° federaal openbaar ambt : het geheel van de federale diensten;
  3° federale overheidsdiensten : de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, alsook de diensten die ervan afhangen;
  4° overheidsdienst : de administratie die door een overheid is ingesteld om haar verplichte wettelijke opdrachten te verzekeren;
  5° personeelslid : elke werknemer te werk gesteld door een federale dienst;
  6° ambtenaar : elk personeelslid van een federale dienst van wie de arbeidsrelatie met de overheid eenzijdig door deze overheid wordt bepaald;
  7° stagiair : de ambtenaar die een stage vervult, niet vastbenoemd is en de eed niet heeft afgelegd in deze functie;
  8° contractueel : elk personeelslid dat met een arbeidsovereenkomst in dienst wordt genomen in een federale dienst;
  9° mandaathouder : de ambtenaar die een management- of een staffunctie uitoefent in het kader van een mandaat van bepaalde duur;
  10° leidend ambtenaar : de voorzitter van het directiecomité van een federale overheidsdienst, de voorzitter van een programmatorische federale overheidsdienst, de leidend ambtenaar of de ambtenaar belast met het dagelijks beheer van een openbare instelling van sociale zekerheid of van een instelling van openbaar nut, de ambtenaar die de directieraad van het Ministerie van Landsverdediging voorzit;
  11° werkdag : alle dagen van de week, met uitzondering van zaterdagen, zondagen, feestdagen, 2 november, 15 november en 26 december;
  12° dag, maand, jaar : dag, maand, jaar, zoals ze in de kalender voorkomen;
  13° indexeringsregeling : de koppeling aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de regels voorgeschreven door de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld;
  14° P & O-directeur : de directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie of, in de federale diensten waar deze functie niet is toegekend, de ambtenaar die verantwoordelijk is voor de dienst belast met het humanresourcesmanagement of, bij gebrek hieraan, de ambtenaar die verantwoordelijk is voor de personeelsdienst;
  15° ouderschapsverlof : het onbezoldigd ouderschapsverlof toegekend door het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen evenals het ouderschapsverlof toegekend in het kader van de loopbaanonderbreking;
  16° verlof gebonden aan de bescherming van het moederschap : het moederschapverlof of de arbeidsonderbreking bedoeld in de artikelen 42 en 43 van de arbeidswet van 16 maart 1971 of artikel 18, tweede lid, van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector;
  17° [3 vermelding "onvoldoende": de vermelding "onvoldoende" toegekend tijdens de evaluatiecyclus bepaald in het koninklijk besluit van 14 januari 2022 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt;]3
  [1 18° arbeidsdag : de dagen waarop een personeelslid diensten moet presteren volgens zijn arbeidsregime.]1
  [2 De uitdrukking "personeelslid" bedoeld in de definities in 6°, 7° en 9° van het eerste lid moet worden begrepen als "lid van het burgerpersoneel" als ze betrekking heeft op het Ministerie van Landsverdediging.]2
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/21, art. 42, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<KB 2017-07-13/08, art. 114, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
  (3)<KB 2022-01-14/08, art. 62, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

TITEL II. - Bezoldiging
HOOFDSTUK I. - Weddeschalen
Art.3. Het personeelslid bekomt één van de weddeschalen die zijn verbonden aan zijn graad of aan zijn klasse.
  Bij ontstentenis van bepalingen die hem een andere weddeschaal toekennen krijgt het personeelslid de eerste weddeschaal van zijn graad of zijn klasse.

Art.4. Elke weddeschaal bevat dertig trappen.
  In zijn weddeschaal bekomt het personeelslid de trap die overeenstemt met zijn geldelijke anciënniteit.

Art.5. De graad van administratief medewerker omvat de weddeschalen NDA1, NDA2, NDA3, NDA4 en NDA5.
  De graad van penitentiair administratief medewerker omvat de weddeschalen DAS1, DAS2, DAS3, DAS4 en DAS5.
  De graad van justitieel administratief medewerker (onthaalbeambte) omvat de weddeschalen DAS1, DAS2, DAS3, DAS4 en DAS5.
  De graad van financieel medewerker omvat de weddeschalen NDA3, NDA4 en NDA5.
  De graad van technisch medewerker omvat de weddeschalen NDT1, NDT2, NDT3, NDT4, NDT5 en NDT6.
  De graad van veiligheidsmedewerker omvat de weddeschalen NDT2, NDT3, NDT4, NDT5 en NDT6.
  De graad van operationeel medewerker omvat de weddeschalen NDT2, NDT3, NDT4, NDT5 en NDT6.
  De graad van operationeel brigadier omvat de weddeschalen NDT3, NDT4, NDT5 en NDT6.
  De graad van medewerker keuken/ schoonmaak omvat de weddeschalen DC1, DC2, DC3 en DC4.

Art.6. De graad van administratief assistent omvat de weddeschalen C1, C2, C3, C4 en C5.
  De graad van technisch assistent omvat de weddeschalen C1, C2, C3, C4 en C5.
  De graad van veiligheidsassistent omvat de weddeschalen C1, C2, C3, C4 en C5.
  De graad van financieel assistent omvat de weddeschalen NCF1, NCF2, NCF3, NCF4 en NCF5.
  De graad van penitentiair administratief assistent omvat de weddeschalen CS1, CS2, CS3, CS4 en CS5.
  De graad van justitieel administratief assistent omvat de weddeschalen CS1, CS2, CS3, CS4 en CS5.

Art.7. De graad van administratief deskundige omvat de weddeschalen B1, B2, B3, B4,en B5.
  De graad van penitentiair administratief deskundige omvat de weddeschalen BS1, BS2, BS3, BS4 en BS5.
  De graad van justitieel administratief deskundige omvat de weddeschalen B1, B2, B3, B4 en B5.
  De graad van technisch deskundige omvat de weddeschalen B1, B2, B3, B4 en B5.
  De graad van justitieel technisch deskundige (justitieassistent) omvat de weddeschalen BS1, BS2, BS3, BS4 en BS5.
  De graad van penitentiair technisch deskundige omvat de weddeschalen BS1, BS2, BS3, BS4 en BS5.
  De graad van financieel deskundige omvat de weddeschalen B1, B2, B3, B4 en B5.
  De graad van penitentiair financieel deskundige omvat de weddeschalen BS1, BS2, BS3, BS4 en BS5.
  De graad van fiscaal deskundige omvat de weddeschalen B2, B3, B4, B5 en NBF6.
  De graad van ICT-deskundige omvat de weddeschalen NBI1, NBI2, NBI3, NBI4 en NBI5.

Art.8. De klasse A1 omvat de weddeschalen NA11, NA12, NA13, NA14, NA15 en NA16.
  De klasse A2 omvat de weddeschalen NA21, NA22, NA23, NA24 en NA25.
  De klasse A3 omvat de weddeschalen NA31, NA32, NA33, NA34 en NA35.
  De klasse A4 omvat de weddeschalen NA41, NA42, NA43 en NA44.
  De klasse A5 omvat de weddeschalen NA51, NA52, NA53 en NA54.

Art.9. De in de artikelen 5 tot 8 bedoelde weddeschalen zijn bepaald in bijlage I.

Art.9/1. [1 Het personeelslid van niveau A aangeworven of in dienst genomen bij arbeidsovereenkomst dat beschikt over een beroepservaring die bijzonder nuttig is voor de functie, verworven binnen overheidsdiensten of diensten in de privésector of als zelfstandige, en op voorwaarde dat de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning in de oproep tot kandidaten heeft voorgeschreven dat men moet beschikken over een minimaal identieke beroepservaring, bekomt één van de volgende weddeschalen:
   1° de eerste weddeschaal indien aantal jaren erkende gepresteerde diensten minder dan drie bedraagt;
   2° de tweede weddeschaal indien het aantal jaren erkende gepresteerde diensten drie tot acht bedraagt;
   3° de derde weddeschaal indien het aantal jaren erkende gepresteerde diensten acht of meer bedraagt.
   Het personeelslid van het niveau B, C of D aangeworven of in dienst genomen bij arbeidsovereenkomst dat beschikt over een beroepservaring die bijzonder nuttig is voor de functie, verworven binnen overheidsdiensten of diensten in de privésector of als zelfstandige, en op voorwaarde dat de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning in de oproep tot kandidaten heeft voorgeschreven dat men moet beschikken over een minimaal identieke beroepservaring, bekomt één van de volgende weddeschalen:
   1° de eerste weddeschaal indien het aantal jaren erkende gepresteerde diensten minder dan drie bedraagt;
   2° de tweede weddeschaal indien het aantal jaren erkende gepresteerde diensten drie tot negen bedraagt;
   3° de derde weddeschaal indien het aantal jaren erkende gepresteerde diensten negen of meer bedraagt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2023-05-29/09, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2023>


Art.9/2. [1 § 1. Het personeelslid dat een functie uitoefent waarvoor het diploma van niveau 1 preventieadviseur is vereist, bekomt de weddeschaal die hem zou worden toegekend als hij wordt bevorderd naar niveau A zolang hij deze functie uitoefent op voorwaarde dat hij in dienst is in een lager niveau en hij minstens vijftig procent van zijn prestaties levert in het kader van deze functie.
   Het personeelslid dat een functie uitoefent waarvoor het diploma van niveau 2 preventieadviseur is vereist, bekomt de weddeschaal die hem zou worden toegekend als hij wordt bevorderd naar niveau B zolang hij deze functie uitoefent op voorwaarde dat hij in dienst is in een lager niveau en hij minstens vijftig procent van zijn prestaties levert in het kader van deze functie.
   § 2. De geldelijke anciënniteit van het personeelslid bedoeld in paragraaf 1 wordt bepaald overeenkomstig artikel 13 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.
   Hij heeft geen enkele aanspraak op een benoeming in de klasse of de graad van deze functie.
   Wanneer hij vervolgens, zonder dat er een onderbreking is, wordt bevorderd tot de graad of de klasse verbonden aan deze functie, wordt hij voor de schaal-, de graad- of de klasseanciënniteit beschouwd als zijnde bevorderd op de datum waarop hij de functie begon uit te oefenen. Deze datum kan niet verder terug kan gaan dan de datum waarop het personeelslid aan alle statutaire voorwaarden voldeed om te worden bevorderd tot de klasse of de graad van de functie.
   De in het derde lid bepaalde terugwerkende kracht geldt slechts voor zover deze gunstig is voor de ambtenaar.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2024-03-29/48, art. 20, 016; Inwerkingtreding : 01-06-2024>


HOOFDSTUK II. - Geldelijke anciënniteit
Art.10. De geldelijke anciënniteit is opgebouwd uit twee componenten :
  1° deze die wordt erkend als verworven bij de indiensttreding;
  2° deze die wordt verworven als personeelslid na de indiensttreding.
  De eerste component wordt beschreven in de artikelen 11 en 12, de tweede in artikel 13.
  Elke nieuwe indiensttreding als stagiair of als contractueel brengt een nieuwe berekening van de eerste component met zich mee, zelfs als het personeelslid een ambtenaar was.

Art.11.§ 1. Op het ogenblik van de indiensttreding stelt de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde de van rechtswege verworven geldelijke anciënniteit vast, te weten de anciënniteit die resulteert uit de diensten die daadwerkelijk verricht werden in [2 de overheidsdiensten]2 van de Staten die deel uitmaken van de Europese Economische Ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat.
  [1 De personeelsleden aangeworven door privaatrechtelijke rechtspersonen, belast met opdrachten van algemeen belang, of publiekrechtelijke rechtspersonen die niet bedoeld zouden worden in het eerste lid worden beschouwd als behorend tot de overheidsdiensten.]1
  § 2. De diensten worden enkel in aanmerking genomen als ze de volledige maand of, ten minste, alle werkdagen van de maand bestrijken, in voorkomend geval bij meerdere werkgevers. De onvolledige maanden worden niet in aanmerking genomen.
  § 3. De voltijds gepresteerde diensten in het onderwijs over perioden korter dan 12 opeenvolgende maanden worden in aanmerking genomen volgens de volgende formule : het aantal dagen van een periode van prestaties wordt vermenigvuldigd met 1,2 en de uitkomst wordt gedeeld door 30. Het quotiënt bepaalt het aantal maanden; met de cijfers na de komma en de rest wordt geen rekening gehouden. De deeltijds gepresteerde diensten worden naar rato gevaloriseerd, volgens dezelfde berekening.
  § 4. De diensten die niet overeenstemmen met voltijdse prestaties worden pro rata in aanmerking genomen. Het eindresultaat van het prorata wordt afgerond naar het hogere geheel getal.
  Wanneer het personeelslid echter deeltijds gepresteerde diensten doet gelden en deze voltijds in aanmerking werden genomen voor de berekening van zijn geldelijke anciënniteit in de overheidsdienst waar ze gepresteerd werden, wordt de geldelijke anciënniteit erkend als voltijds verworven.
  Ook wanneer periodes waarin het personeelslid niet daadwerkelijk diensten heeft gepresteerd in aanmerking werden genomen voor de berekening van zijn geldelijke anciënniteit in de overheidsdienst waar ze gepresteerd werden, wordt de geldelijke anciënniteit als voltijds verworven erkend.
  De in het tweede en het derde lid bedoelde erkenning wordt echter beperkt tot de erkenning die het personeelslid genoten zou hebben indien het voor dezelfde periode en dezelfde diensten was aangeworven door een federale dienst.
  § 5. Het resultaat van de berekening van de verworven geldelijke anciënniteit kan nooit tot gevolg hebben dat er meer maanden in aanmerking worden genomen dan die waarin de diensten gepresteerd werden. De tien maanden van het schooljaar in het onderwijs tellen echter voor een jaar.
  § 6. [3 ...]3
  § 7. De voor 1 januari 1994 gepresteerde diensten worden niet gevaloriseerd indien ze gepresteerd werden :
  1° op het niveau D vóór de leeftijd van 18 jaar;
  2° op het niveau C vóór de leeftijd van 20 jaar;
  3° op het niveau B vóór de leeftijd van 23 jaar;
  4° op het niveau A vóór de leeftijd van 24 jaar.
  § 8. Naar analogie rangschikt de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde de diensten gepresteerd in de overheidsdiensten waar dit onderscheid niet gemaakt wordt in één van de niveaus.
  § 9. Behoudens materiële fout of bedrog is de bij de indiensttreding verworven geldelijke anciënniteit definitief verworven. Ze maakt niet het voorwerp uit van een nieuwe berekening wanneer de regels volgens welke ze werd berekend, worden gewijzigd.
  ----------
  (1)<KB 2022-10-23/08, art. 23, 012; Inwerkingtreding : 08-12-2022>
  (2)<KB 2024-03-29/48, art. 21, 016; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
  (3)<KB 2024-03-29/48, art. 22, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.12.Voor de berekening van de geldelijke anciënniteit verworven op het tijdstip van de indiensttreding kan de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde eveneens de diensten verricht in andere overheidsdiensten of in de privésector of als zelfstandige erkennen indien hij van mening is dat deze diensten een beroepservaring vormen die bijzonder nuttig is voor de functie waarin het personeelslid wordt aangeworven of in dienst wordt genomen bij arbeidsovereenkomst.
  [2 In afwijking van het eerste lid worden alle diensten verricht in andere overheidsdiensten, in de privésector of als zelfstandige ambtshalve erkend op de volgende cumulatieve voorwaarden:
   1° wanneer deze diensten een beroepservaring vormen die bijzonder nuttig is voor de functie waarin het personeelslid wordt aangeworven of in dienst wordt genomen bij arbeidsovereenkomst;
   2° en de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning in de oproep tot kandidaten heeft voorgeschreven dat men een minimale identieke beroepservaring moet hebben die bijzonder nuttig is voor deze functie.]2
  De beroepservaring die bijzonder nuttig is voor een functie is deze die aan de betrokkene die erover beschikt een klaarblijkelijk voordeel verschaft in termen van competenties [3 ...]3 voor de uitoefening van de functie.
  Het personeelslid dat de erkenning vraagt van een beroepservaring die bijzonder nuttig is voor de functie levert het bewijs daarvan.
  Behoudens een bijzondere termijn toegekend door de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde wordt deze erkenningsaanvraag ingediend vanaf de indiensttreding en is ze niet meer ontvankelijk vanaf de vierde maand na de indiensttreding.
  De erkenning kan ook voor de indiensttreding gebeuren, maar ze geldt pas bij de indiensttreding.
  [4 In geval van onenigheid tussen de leidend ambtenaar en het personeelslid kan een beroep worden ingesteld tegen de beslissing bedoeld in het eerste lid bij de voorzitter van het directiecomité van de Federale overheidsdienst Beleid en Ondersteuning binnen een termijn van zes maanden na de bekendmaking van de beslissing van de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde.]4
  Het in aanmerking nemen van de diensten erkend op basis van dit artikel wordt berekend overeenkomstig artikel 11, § 2, § 4, eerste lid, en § 5 tot 8.
  ----------
  (1)<KB 2021-09-30/18, art. 31, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (2)<KB 2021-12-16/34, art. 20, 010; Inwerkingtreding : 11-02-2022>
  (3)<KB 2022-05-12/30, art. 35, 011; Inwerkingtreding : 22-10-2022>
  (4)<KB 2024-03-29/48, art. 23, 016; Inwerkingtreding : 01-06-2024>

Art.13.§ 1. De geldelijke anciënniteit die verworven wordt na de indiensttreding evolueert per volledige maand. De onvolledige maanden worden niet in aanmerking genomen.
  § 2. Voor de ambtenaren, met inbegrip van de stagiairs, evolueert de geldelijke anciënniteit per volledige maand indien ze in dienstactiviteit of in disponibiliteit zijn en ook bij verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheden
  § 3. Voor de contractuelen evolueert de geldelijke anciënniteit per volledige maand indien ze daadwerkelijk hun arbeidsovereenkomst uitvoeren.
  In afwijking van het eerste lid evolueert de geldelijke anciënniteit zelfs in de gevallen van schorsing van de arbeidsovereenkomst :
  1° indien de contractueel bezoldigd blijft door de federale dienst;
  2° indien de contractueel een verlof in het kader van de moederschapsbescherming of een ouderschapsverlof geniet;
  3° indien de contractueel in georganiseerde werkonderbreking is;
  4° indien de contractueel het verlof om dwingende reden geniet dat geregeld is door het koninklijk besluit van 11 oktober 1991 tot vaststelling van de nadere regelen voor de uitoefening van het recht op een verlof om dwingende reden.
  [2 4° /1 indien de contractueel het verlof om dwingende redenen van familiaal belang geniet dat geregeld is door artikel 38 tot 40 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen na 1 oktober 2023;]2
  [1 5° indien de contractueel het geboorteverlof geniet dat geregeld is door artikel 30, § 2, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten na 1 juli 2002;
   6° indien de contractueel het adoptieverlof geniet dat geregeld is door artikel 30ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten na 1 juli 2002;
   7° indien de contractueel het pleegzorgverlof geniet dat geregeld is door artikel 30quater van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten na 8 mei 2007;
   8° indien de contractueel het pleegouderverlof geniet dat geregeld is door artikel 30sexies van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten na 1 januari 2019.]1
  § 4. [3 ...]3
  ----------
  (1)<KB 2021-06-27/21, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<KB 2023-11-21/01, art. 18, 014; Inwerkingtreding : 01-10-2023>
  (3)<KB 2024-03-29/48, art. 24, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK III. - Wedde
Art.14. Het personeelslid bekomt elke maand één twaalfde van de jaarwedde.
  Voor deze wedde geldt de indexeringsregeling en ze is verbonden aan de spilindex 138,01. Bij de berekening ervan wordt geen rekening gehouden met de derde decimaal in het eindresultaat.

Art.15. Het personeelslid dat deeltijds presteert wordt pro rata betaald.
  Het voltijds of deeltijds presterende personeelslid dat slechts tijdens een gedeelte van de maand diensten heeft geleverd, wordt op evenredige wijze bezoldigd.
  Dit deel wordt uitgedrukt in een breuk waarvan de teller het aantal reëel gepresteerde dagen is en de noemer het aantal arbeidsdagen. Indien het aantal uren varieert naargelang van de dagen, zijn de teller en de noemer de overeenstemmende uuraantallen.

Art.16. Wanneer de bevordering in weddeschaal, de bevordering naar een hoger niveau of naar een hogere klasse niet toegekend wordt op de eerste dag van de maand, heeft ze slechts uitwerking op de eerste dag van de volgende maand.
  De wedde wordt na vervallen termijn betaald.
  De wedde van de maand waarin een ambtenaar overlijdt, is integraal verschuldigd.

Art.17. De ambtenaar aan wie een nieuwe weddeschaal toegekend wordt behoudt zijn vroegere wedde zolang deze gunstiger is.

HOOFDSTUK IV. - Schaalanciënniteit
Art.18. De schaalanciënniteit is de geldelijke anciënniteit die als personeelslid is verworven, volgens de bepalingen van artikel 13, in een bepaalde weddeschaal. Ze wordt berekend vanaf de 1e dag van de volledige maand waarop het personeelslid deze weddeschaal geniet.
  Het personeelslid dat de laatste trap van zijn weddeschaal geniet, blijft zijn schaalanciënniteit opbouwen.

Art.19. Het personeelslid die in dezelfde graad of dezelfde klasse stagiair wordt of een nieuwe arbeidsovereenkomst krijgt, behoudt zijn weddeschaal en zijn schaalanciënniteit.
  Dit artikel is niet van toepassing wanneer de arbeidsovereenkomst sinds meer dan 12 maanden beëindigd is.

HOOFDSTUK V. - Bevordering in weddeschaal
Art.20.[1 Onverminderd artikel 75, § 3, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel wordt het personeelslid dat behoort tot een niveau vermeld in kolom 1 van de onderstaande tabel bevorderd naar de hogere weddeschaal van zijn graad of van zijn klasse die in kolom 2 van dezelfde tabel vermeld staat op de 1e dag van de maand die volgt op de maand waarin hij minstens het aantal jaren schaalanciënniteit telt dat ernaast vermeld staat in kolom 3 van dezelfde tabel.


niveau promotion dans l'échelle de traitement bevordering in weddeschaal ancienneté d'échelle minimum
   schaalanciënniteit minimum
A-B-C-D vers le 2ème échelle de traitement
   naar de 2e weddeschaal
3 ans
   3 jaar
A A partir de la 3ème échelle de traitement
   vanaf de 3e weddeschaal
5 ans
   5 jaar
A Vers l'échelle de traitement NA16
   naar de weddeschaal NA16
3 ans
   3 jaar
B -C -D A partir de la 3ème échelle de traitement
   vanaf de 3e weddeschaal
6 ans
   6 jaar
D Vers l'échelle de traitement NDT6
   naar de weddeschaal NDT6
3 ans
   3 jaar
]1
  ----------
  (1)<KB 2022-01-14/08, art. 63, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.21.
  <Opgeheven bij KB 2022-01-14/08, art. 64, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.22.
  <Opgeheven bij KB 2022-01-14/08, art. 64, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.22/1.
  <Opgeheven bij KB 2022-01-14/08, art. 64, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.23. In afwijking van de artikelen 21 en 22 kan de contractueel niet naar een schaal worden bevorderd die hoger is dan de derde schaal van zijn graad of klasse.
  Het eerste lid is niet toepasselijk op de graad van medewerker restaurant/schoonmaak.

HOOFDSTUK VI/1. [1 - Weddeschaal in het kader van een [2 ...]2 affectatie in een lagere klasse of een lager niveau]1   ----------   (1)   (2)
Art.23/1.[1 De ambtenaren die in [2 een rechtstreeks lagere klasse of in een graad van een rechtstreeks lager niveau]2 [2 ...]2 zijn geaffecteerd, worden bezoldigd in de weddeschaal die is verbonden aan de klasse of de graad die hun werd toegekend door de omgekeerde toepassing van de artikelen 24 en 25. Wanneer door de toepassing van artikel 24 en 25 in de omgekeerde richting de mogelijkheid ontstaat om in de klasse of de graad twee verschillende weddeschalen toe te kennen, dan wordt de ambtenaar bezoldigd in de gunstigste weddenschaal.
  [2 In afwijking van het eerste lid behoudt de ambtenaar die overeenkomstig artikel 51 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel tijdelijk naar een rechtstreeks lagere klasse of een graad van een rechtstreeks lager niveau gemuteerd wordt gedurende de eerste vierentwintig maanden de weddeschaal verbonden aan de laatste bezoldiging in de klasse of graad waarin hij is benoemd.]2
   De [2 ...]2 affectatie brengt geen herberekening van de geldelijke anciënniteit met zich mee.
   Tijdens de [2 ...]2 affectatie genieten de ambtenaren de bedragen van de toelagen en vergoedingen overeenkomstig de klasse of de graad waarin ze zijn geaffecteerd.
   Na afloop van de tijdelijke affectatie worden de ambtenaren opnieuw bezoldigd in de weddeschaal van hun laatste bezoldiging van hun klasse of graad waarin ze zijn benoemd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2017-03-09/07, art. 38, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
  (2)<KB 2023-11-19/01, art. 7, 015; Inwerkingtreding : 07-12-2023>

HOOFDSTUK VI. - Weddeschaal in het kader van de bevordering door overgang naar het hogere niveau, de bevordering naar de hogere klasse of de verandering van graad
Art.24. De ambtenaar die naar het hogere niveau is bevorderd, krijgt de eerste weddeschaal van zijn graad of klasse.
  In afwijking van het eerste lid krijgt de ambtenaar die is bevorderd naar het hogere niveau en bezoldigd in de weddeschaal bedoeld in de eerste kolom van de onderstaande tabel de weddeschaal van zijn graad of klasse vermeld in de tweede kolom :


kolom 1kolom 2
B3, BS3NA12
B4, BS4NA12
B5, BS5NA13/NA22
NBF6NA14/NA23
NBI3NA12
NBI4NA13/NA22
NBI5NA14/NA23
C3/CS3/NCF3B2/NBI2/BS2
C4/CS4/NCF4 B2/NBI2/BS2
C5/CS5/NCF5B3/NBI3/BS3
NDT3C2/CS2/NCF2
NDT4C3/CS2/NCF2
NDT5C3/CS3/NCF3
NDT6C4/CS4/NCF4
NDA4/DAS4C2/CS2/NCF2
NDA5/DAS5C2/CS2/NCF2
Art.25. De ambtenaar die naar de hogere klasse is bevorderd, krijgt de eerste weddeschaal van zijn klasse.
  In afwijking van het eerste lid krijgt de ambtenaar die is bevorderd naar de hogere klasse en bezoldigd in de weddeschaal bedoeld in de eerste kolom van de onderstaande tabel de weddeschaal van zijn klasse vermeld in de tweede kolom :


kolom 1kolom 2
NA12NA22
NA13NA23
NA14NA24
NA15NA25
NA16NA25
NA23NA32
NA24NA33
NA25NA34
NA34NA42
NA35NA43
NA43NA52
NA44NA53
Art.26.De ambtenaar die een verandering van graad krijgt, geniet de eerste, tweede, derde, vierde of vijfde weddeschaal van zijn nieuwe graad, naargelang hij de eerste, tweede, derde, vierde of vijfde weddeschaal van zijn vroegere graad genoot. Hij neemt zijn schaalanciënniteit mee [1 ...]1.
  ----------
  (1)<KB 2022-01-14/08, art. 65, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.27. In afwijking van artikel 26 geniet de ambtenaar die verandert van de graad van administratief medewerker naar die van technisch medewerker de weddeschaal NDT3 als hij de weddeschaal NDA4 ou DAS4 genoot, en de weddeschaal NDT4 als hij de weddeschaal NDA5 of DAS5 genoot.
  In afwijking van artikel 26, geniet de ambtenaar die verandert van de graad van technisch medewerker naar die van administratief medewerker de weddeschaal NDA5 of DAS5 als hij de weddeschaal NDT6 genoot.
  In afwijking van artikel 26, gebeurt de verandering van graad naar de graad van veiligheidsmedewerker, van operationeel medewerker en van operationeel brigadier in de eerste schaal van de graad. De ambtenaar bekomt in deze graad evenwel onmiddellijk dezelfde weddeschaal als in zijn vroegere graad indien deze voordeliger is. In dat geval behoudt hij ook zijn schaalanciënniteit. De ambtenaar geniet de schaal NDT3 indien hij de schaal NDA3, DA3S, NDA4 of DA4S genoot en geniet de schaal NDT4 indien hij de schaal NDA5 of DAS5 genoot.
  In afwijking van artikel 26 gebeurt de verandering van graad naar de graad van financieel medewerker in de eerste schaal van de graad. De ambtenaar bekomt in deze graad evenwel onmiddellijk dezelfde weddeschaal als in zijn vroegere graad indien deze voordeliger is. In dat geval behoudt hij ook zijn schaalanciënniteit. De ambtenaar geniet de schaal NDA4 indien hij de schaal NDT4 of DAS4 genoot en geniet de schaal NDA5 indien hij de schaal NDT5, DAS5 of NDT6 genoot.

Art.28. In afwijking van artikel 26 gebeurt de verandering van graad naar de graad van fiscaal deskundige in de eerste schaal van de graad. De ambtenaar bekomt in deze graad evenwel onmiddellijk dezelfde weddeschaal als in zijn vroegere graad indien deze voordeliger is. In dat geval behoudt hij ook zijn schaalanciënniteit. De ambtenaar geniet de schaal B3 indien hij de schaal BS3 of NBI3 genoot, geniet de schaal B4 indien hij de schaal BS4 of NBI4 genoot en geniet de schaal B5 indien hij de schaal BS5 of NBI5 genoot.

HOOFDSTUK VII.
  <Opgeheven bij KB 2017-07-13/08, art. 115, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

Art.29.
  <Opgeheven bij KB 2017-07-13/08, art. 115, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

Afdeling 1.   
Art.30.
  <Opgeheven bij KB 2017-07-13/08, art. 115, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

Art.31.   
Art.32.
  <Opgeheven bij KB 2017-07-13/08, art. 115, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

Afdeling II.
  <Opgeheven bij KB 2017-07-13/08, art. 115, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

Art.33.
  <Opgeheven bij KB 2017-07-13/08, art. 115, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

Art.34.   
TITEL III. - Overgangsmaatregelen ten voordele van de personeelsleden in functie bij de inwerkingtreding van dit besluit

Art.35. Het personeelslid dat vóór 4 februari 2013 voor een gecertificeerde opleiding is ingeschreven en na de inwerkingtreding van dit besluit voor die opleiding slaagt, wordt, voor de toepassing van deze titel, beschouwd als zijnde geslaagd vóór de inwerkingtreding ervan.
  De ambtenaar die op 1 januari 2014 overeenkomstig de bepalingen die van toepassing waren op 31 december 2013 de bevordering naar de oude weddeschaal zou hebben bekomen wordt beschouwd als bevorderd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit besluit.
  Het personeelslid bedoeld in het koninklijk besluit van 12 oktober 2011 tot detachering of terbeschikkingstelling naar de FOD Binnenlandse Zaken van de personeelsleden in dienst bij de centra van het eenvormig oproepstelsel of het koninklijk besluit van 12 oktober 2011 tot detachering naar de FOD Binnenlandse Zaken van de beroepsbrandweerlieden in dienst bij de centra van het eenvormig oproepstelsel of het koninklijk besluit van 12 oktober 2011 tot overplaatsing naar de FOD Binnenlandse Zaken van de personeelsleden in dienst bij de centra van het eenvormig oproepstelsel, dat sinds 1 november 2011 bij de FOD Binnenlandse Zaken is gedetacheerd of is ter beschikking gesteld, geniet de bepalingen van het eerste lid indien het de drie volgende voorwaarden vervult :
  1° vóór de inwerkingtreding van dit besluit zijn overplaatsing naar de federale overheidsdienst Binnenlandse Zaken hebben bekomen;
  2° zijn aanvraag tot inschrijving voor een gecertificeerde opleiding daadwerkelijk vóór 4 februari 2013 hebben ingediend;
  3° voor de opleiding geslaagd zijn.

Art.36. § 1. Het personeelslid dat een premie voor competentieontwikkeling geniet bij de inwerkingtreding van dit besluit of dat het genot ervan bekomt na de inwerkingtreding ervan overeenkomstig artikel 35 behoudt deze tot het verstrijken van de geldigheidsduur van de gecertificeerde opleiding waaruit deze premie voortvloeit.   De geldigheidsduur verloopt en verstrijkt volgens de bepalingen die van kracht waren op 31 december 2013.   De premie wordt berekend en uitbetaald volgens de modaliteiten die van kracht waren op 31 december 2013.   § 2. In afwijking van artikel 41 bekomt de in paragraaf 1 bedoelde ambtenaar die, volgens de bepalingen van kracht op 31 december 2013, aan het einde van de geldigheidsduur naar de oude hogere weddeschaal bevorderd zou zijn geweest, op die datum deze vooruitgang in deze hogere oude weddeschaal. Deze oude weddeschaal is herberekend, overeenkomstig artikel 48, op basis van de geldelijke anciënniteit die hij op 1 januari 2017 zal hebben bereikt.   In afwijking van artikel 41 bekomt de ambtenaar die bij de inwerkingtreding van dit besluit bezoldigd is in de oude weddeschaal A41, A42, A51 of A52 en die geslaagd is voor een gecertificeerde opleiding in deze oude weddeschaal, de vooruitgang in de hogere weddeschaal volgens de bepalingen die van kracht op 31 december 2013 waren. Deze oude weddeschaal is herberekend, overeenkomstig artikel 48, op basis van de geldelijke anciënniteit die hij op 1 januari 2017 zal hebben bereikt.   § 3. Het in paragraaf 1 bedoelde personeelslid van wie de geldigheidsduur van de gecertificeerde opleiding tussen 1 januari 2014 en 31 december 2016 afloopt zonder dat hij de in de tweede paragraaf bedoelde vooruitgang in weddeschaal geniet behoudt het voordeel van deze premie voor competentieontwikkeling tot 31 december 2016 indien het aan de twee volgende voorwaarden voldoet :   1° niet in de voorwaarden zijn geweest om zich tussen 1 januari 2013 en 3 februari 2013 voor een nieuwe gecertificeerde opleiding in te schrijven;   2° geen bevordering door overgang naar een hoger niveau noch bevordering naar de hogere klasse bekomen gedurende deze periode.   De premie wordt berekend en uitbetaald volgens de modaliteiten die van kracht waren op 31 december 2013.
Art.37. In deze titel verwijzen de woorden " oude weddeschaal " naar de weddeschalen :
  1° bepaald in tabel I, gevoegd bij het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten;
  2° DF1, DF2, CF1, CF2, CF3, BF4, BI4 bepaald in de artikelen 2 tot 4 van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de overheidssector en in de artikelen 1 tot 3 van het koninklijk besluit van 22 november 2007 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole;
  3° DA1S, DA2S, DA3S, DA4S, CA1S, CA2S, CA3S, BA1S, BA2S, BA3S, BT1S, BT2S, BT3S en 22BS bepaald in bijlage I van het koninklijk besluit van 22 december 2004 tot vaststelling van de weddenschalen van de bijzondere graden binnen de buitendiensten bij de Dienst Justitiehuizen;
  4° DA1S, DA2S, DA3S, DA4S, CA1S, CA2S, CA3S, BA1S, BA2S, BA3S, BT1S, BT2S, BT3S, BF1S, BF2S, BF3S en 22BS bepaald in bijlage I van het koninklijk besluit van 4 april 2003 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden van het Directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen;
  5° 22B bepaald in bijlage III van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten.
  De oude weddeschalen worden bepaald in bijlage II.

Art.38.De woorden " oude specifieke weddeschaal " verwijzen naar een specifieke weddeschaal die sommige [1 personeelsleden]1 genieten bij de inwerkingtreding van dit besluit, in voorkomend geval op voorwaarde dat ze voordeliger is dan een in artikel 37 bedoelde weddeschaal.
  Indien de oude weddeschaal, verhoogd met een schaalbonificatie in toepassing van artikelen 42 tot 47, oude weddeschaal waarop ze eveneens recht hebben, hen een voordeliger wedde waarborgt, worden de [1 ...]1 ambtenaren bezoldigd in deze oude weddeschaal, zoals bepaald in bijlage II.
  De oude specifieke weddeschalen worden bepaald in bijlagen III en IV.
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/21, art. 44, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.39. Onverminderd artikel 37, bevat bijlage III de oude specifieke weddeschalen bij de inwerkingtreding van dit besluit, bepaald in bijlage III van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten.
  In deze bijlage, vermeldt de eerste kolom de benaming van de weddeschaal indien deze bestaat de kolom 2 ervan herneemt de minima en maxima en de kolom 3, de evolutie.

Art.40. Bijlage IV bevat de andere oude specifieke weddeschalen.
  In deze bijlage, vermeldt de eerste kolom de benaming van de weddeschaal indien deze bestaat, kolom 2 herneemt de minima en maxima, kolom 3 de evolutie en kolom 4 het artikel en het koninklijk besluit waarin deze weddeschaal werd bepaald op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit.

Art.41. § 1. In afwijking van hoofdstuk I van Titel II en onverminderd artikel 48 behoudt het personeelslid de oude weddeschaal waarin het bezoldigd werd bij de inwerkingtreding van dit besluit.
  In afwijking van het eerste lid, bekomt de ambtenaar die bij de inwerkingtreding van dit besluit in de oude weddeschaal A11 is bezoldigd, de oude weddeschaal A12 die, overeenkomstig artikel 48 op basis van de geldelijke anciënniteit die hij op 1 januari 2017 zal hebben bereikt, is herberekend. Hij bekomt deze oude weddeschaal op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij zes jaar dienstanciënniteit telt die in de oude weddeschaal A11 verworven is.
  In afwijking van het eerste lid, bekomt de ambtenaar op wie artikel 27 van het koninklijk besluit van 29 augustus 2009 betreffende de gecertificeerde opleidingen van toepassing is, de bevordering naar de oude hogere weddenschaal volgens de bepalingen die van kracht zijn op 31 december 2013. Deze oude weddenschaal is herberekend, overeenkomstig artikel 48, op basis van de geldelijke anciënniteit die hij op 1 januari 2017 bereikt zal hebben.
  § 2. In afwijking van hoofdstuk I van titel II en onverminderd artikel 48 behoudt het personeelslid de oude specifieke weddeschaal waarin het bezoldigd werd bij de inwerkingtreding van dit besluit.
  § 3. De geldelijke anciënniteit van het in dit artikel bedoelde personeelslid wordt niet herberekend bij de inwerkingtreding van dit besluit.

Art.42.Het personeelslid dat de bepalingen van artikel 41, § 1, geniet, bekomt op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij drie jaar geldelijke anciënniteit telt die verworven is sinds 1 januari 2014 een bonificatie die " eerste schaalbonificatie " genoemd wordt.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<KB 2022-01-14/08, art. 66, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.43.
  <Opgeheven bij KB 2022-01-14/08, art. 67, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.44.[1 In afwijking van artikel 42]1 wordt de eerste schaalbonificatie verminderd met het bedrag van de in artikel 36, §§ 1 en 3 bedoelde premie voor competentieontwikkeling. Ze is nooit negatief.
  ----------
  (1)<KB 2022-01-14/08, art. 68, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.45.§ 1. Het [1 in het artikel 42]1 bedoelde personeelslid bekomt een bonificatie die " schaalbonificatie " genoemd wordt op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het zes jaar geldelijke anciënniteit telt vanaf de maand waarin het een eerste schaalbonificatie of de voorgaande schaalbonificatie heeft bekomen.
  [1 ...]1
  § 2. In afwijking van paragraaf 1, bekomt het [1 in het artikel 42]1 bedoelde personeelslid van niveau A een bonificatie die " schaalbonificatie " genoemd wordt op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het vijf jaar geldelijke anciënniteit telt vanaf de maand waarin het een eerste schaalbonificatie of de voorgaande schaalbonificatie heeft bekomen.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<KB 2022-01-14/08, art. 69, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.46.
  <Opgeheven bij KB 2022-01-14/08, art. 70, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.46/1.
  <Opgeheven bij KB 2022-01-14/08, art. 71, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.47.[2 In afwijking van de artikelen 42 en 45]2 wordt de som van de wedde verschuldigd overeenkomstig de weddeschaal, berekend rekening houdend met artikel 48, de eerste schaalbonificatie en de verschillende schaalbonificaties beperkt tot het maximumbedrag van de hoogste schaal van de graad of de beschouwde klasse, zoals bepaald in bijlage I.
  Het maximumbedrag wordt voor de ambtenaren die bij de inwerkingtreding van dit besluit een oude weddeschaal of een oude specifieke weddeschaal genieten evenwel opgetrokken tot het bedrag van de laatste trap van deze oude weddeschaal of van deze oude specifieke weddeschaal wanneer hun hoogste trap bij de inwerkingtreding van dit besluit hoger ligt dan het in het eerste lid bedoelde maximumbedrag.
  [1 In afwijking van het eerste en het tweede lid, wordt, voor de ambtenaren van wie de hoogste weddeschaal van hun graad niet bepaald is in bijlage I en die deze oude weddeschaal krijgen in toepassing van artikel 36, § 2 na de inwerkingtreding van dit besluit, het maximumbedrag opgetrokken tot de laatste trap van deze oude weddeschaal.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/21, art. 47, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<KB 2022-01-14/08, art. 72, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.48. Vanaf 1 januari 2017 wordt de verhoging verbonden aan de vooruitgang naar de hogere trap van de oude weddeschalen bepaald in bijlage II en van de oude specifieke weddeschalen bepaald in bijlagen III en IV vastgesteld op :
  1° 27 euro voor de weddeschaal DT1;
  2° 180 euro voor de weddeschalen DT2, DT3, DT4 et DT5;
  3° 122 euro voor de andere weddeschalen van de niveaus D, 3 en 4;
  4° 200 euro voor de weddeschalen van de niveaus C en 2;
  5° 256 euro voor de weddeschalen BI1, BI2, BI3 en BI4;
  6° 270 euro voor de andere weddeschalen van de niveaus B en 2+;
  7° 258 euro voor de weddeschalen van de klasse A1;
  8° 196 euro voor de weddeschalen van de klasse A2;
  9° 206 euro voor de weddeschalen van de klasse A3;
  10° 256 euro voor de weddeschalen van de klassen A4 et A5;
  11° 200 euro voor de weddeschalen van het niveau 1;
  12° 200 euro voor de andere weddeschalen.
  Wat de toepassing van het eerste lid betreft gebeurt de vooruitgang een keer per jaar en wordt de vroegere weddeschaal of de vroegere specifieke weddeschaal beschouwd als een weddeschaal die een onbeperkt aantal trappen omvat.
  Dit artikel is van toepassing op elke verhoging verbonden aan de anciënniteit die wordt uitgevoerd vanaf 1 januari 2017.

Art.49. De eerste schaalbonificaties en de schaalbonificaties maken deel uit van de jaarwedde.
  De bedragen van de eerste schaalbonificaties en de schaalbonificaties worden bepaald in bijlage V.
  Bijlage V bevat tabel I en tabel II.

Art.50.§ 1. De bedragen van de eerste schaalbonificaties zijn deze bepaald in tabel II voor :
  1° het personeelslid dat in de laatste weddeschaal van zijn graad of van zijn klasse bij de inwerkingtreding van dit besluit is bezoldigd;
  2° het personeelslid dat geen premie voor competentieontwikkeling bij de inwerkingtreding van dit besluit, overminderd artikel 35, geniet.
  3° de ambtenaar die overeenkomstig artikel 36, § 2, een bevordering in weddeschaal naar de oude hogere weddeschaal bekomt aan het einde van de geldigheidsduur van zijn gecertificeerde opleiding indien deze oude hogere weddeschaal de laatste weddeschaal van zijn graad of van zijn klasse was.
  De bedragen zijn bepaald in tabel I voor de andere personeelsleden.
  De oude weddeschalen CA3, CT3, CF3, CAS3, CTS3 worden beschouwd als de laatste weddeschalen van het niveau C alsook de weddeschalen 22B en 22BS.
  § 2. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, 1°, bekomt het personeelslid dat bezoldigd is in de oude weddeschaal A12 of DT1 het in tabel I bepaald bedrag indien het een premie voor competentieontwikkeling geniet bij de inwerkingtreding van dit besluit.
  § 3. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, 2°, bekomen de ambtenaar die op 3 februari 2013 geen jaar niveauanciënniteit had en de contractueel die niet sedert een jaar op dit niveau in dienst was op dezelfde datum het in tabel I bepaalde bedrag.
  Deze paragraaf is niet van toepassing op het personeelslid dat zich volgens de bepalingen van kracht op 3 februari 2013 onmiddellijk voor een gecertificeerde opleiding had kunnen inschrijven.[1 Het eerste lid is van toepassing op de ambtenaar die op 3 februari 2013 één jaar niveauanciënniteit had, maar die zich op die datum niet had kunnen inschrijven voor een gecertificeerde opleiding wegens de verlenging van zijn stage.]1
  § 4. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, 2°, bekomt de ambtenaar die bij de inwerkingtreding van dit besluit bezoldigd is in de oude weddeschaal A41, A42, A51 of A52 en die geslaagd is voor een gecertificeerde opleiding in zijn weddeschaal het in tabel I bepaalde bedrag.
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/21, art. 48, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.51.De bedragen van de schaalbonificaties zijn deze bepaald in tabel II voor :
  1° het personeelslid dat in de laatste of de voorlaatste weddeschaal van zijn graad of klasse is bezoldigd;
  2° het personeelslid dat reeds één schaalbonificatie heeft genoten na de eerste schaalbonificatie, met uitzondering van de ambtenaren die bij de inwerkingtreding van dit besluit in de schaal A12 zijn bezoldigd.
  De bedragen zijn bepaald in tabel I voor de andere personeelsleden.
  [1 De oude weddeschaal DF1 wordt beschouwd als de voorlaatste weddeschaal van de graad van financieel medewerker.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/21, art. 49, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.52. De contractueel kan na de eerste bonificatie slechts één bonificatie genieten.
  Dit artikel is niet toepasselijk op de medewerker restaurant/schoonmaak.

Art.53.[1 In afwijking van de artikelen 3 en 19 en onverminderd artikel 23 zal het personeelslid dat contractueel is bij de inwerkingtreding van dit besluit en dat, in dezelfde graad of klasse, later tot de stage wordt toegelaten:
   1. de tweede [3 weddeschaal]3 van zijn graad of van zijn klasse genieten, als hij de eerste schaalbonificatie van zijn graad of klasse heeft genoten;
   2. de derde weddeschaal van zijn rang of van zijn klasse genieten, indien hij een schaalbonificatie heeft bekomen na zijn eerste schaalbonificatie van zijn rang of klasse;
   3. behoudt, onverminderd de artikelen 3 en 53, eerste en tweede lid, en in afwijking van artikel 19, indien zijn nieuwe wedde lager zou zijn, zijn oude wedde totdat hij in de nieuwe weddeschaal voor zijn rang of klasse een wedde verkrijgt die ten minste gelijk is aan zijn oude wedde.
   De geldelijke anciënniteit die hij verkregen heeft, hetzij tussen 1 januari 2014 en de datum waarop hij de eerste schaalbonificatie verkrijgt, hetzij sedert de maand waarin hij zijn laatste schaalbonificatie heeft verkregen, wordt gevaloriseerd als schaalanciënniteit. [2 ...]2
   Dit artikel is ook van toepassing op een contractueel die een nieuwe arbeidsovereenkomst krijgt binnen een termijn van twaalf maanden vanaf het einde van zijn vorige arbeidsovereenkomst, alsook op de ambtenaar die opnieuw toegelaten is tot de stage, zonder onderbreking.
  [3 ...]3]1
  ----------
  (1)<KB 2021-09-30/18, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (2)<KB 2022-01-14/08, art. 73, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (3)<KB 2024-03-29/48, art. 25, 016; Inwerkingtreding : 01-06-2024>

Art.54.Voor de berekening van de toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt van de ambtenaren die voor een hoger ambt waren aangesteld op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, is de refertewedde van dit hoger ambt de wedde die toegekend is aan de ambtenaren die bij de inwerkingtreding van dit besluit bezoldigd waren in de eerste oude weddeschaal van de graad of de klasse tot de welke dit ambt behoort. [1 ...]1.
  [1 ...]1.
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/21, art. 51, 004; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

Art.54/1. [1 De ambtenaar die een toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt krijgt en vervolgens bevorderd wordt in de graad of de klasse die overeenstemt met de betrekking die hij heeft uitgeoefend, behoudt in voorkomend geval zijn oude wedde en zijn toelage als de wedde verkregen in de weddeschaal verbonden aan zijn nieuwe graad of aan zijn nieuwe klasse minder gunstig is dan zijn oude wedde verhoogd met zijn toelage.
   De ambtenaar behoudt dit voordeel totdat hij in zijn nieuwe weddeschaal een wedde verkrijgt die gelijkwaardig is aan die verbonden aan zijn oude graad of zijn oude klasse, verhoogd met zijn toelage.
   Voor de toepassing van dit artikel moet onder "oude wedde en zijn toelage" worden verstaan de wedde, het weddecomplement, het complement, het weddesupplement en de toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt verschuldigd op de dag voor de datum van de bevordering naar het hogere niveau of naar de hogere klasse.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2016-08-03/21, art. 52, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>


Art.55.De [1 ...]1 ambtenaren die een bevordering door overgang naar het niveau C krijgen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit genieten de eerste weddeschaal van hun graad die hen in de trap die overeenstemt met de geldelijke anciënniteit die ze in deze graad genieten een verhoging waarborgt van minstens 500 EURO ten opzichte van de jaarwedde waarin ze worden bezoldigd.
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/21, art. 53, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.56.De [1 ...]1 ambtenaren die een bevordering door overgang naar het niveau B krijgen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit genieten de eerste weddeschaal van hun graad die hen in de trap die overeenstemt met de geldelijke anciënniteit die ze in deze graad genieten een verhoging waarborgt van minstens 750 EURO ten opzichte van de jaarwedde waarin ze worden bezoldigd.
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/21, art. 53, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.57.De [1 ...]1 ambtenaren die een bevordering door overgang naar het niveau A krijgen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit genieten de eerste weddeschaal van hun klasse die hen in de trap die overeenstemt met de geldelijke anciënniteit die ze op het niveau A genieten een verhoging waarborgt van minstens 1500 EURO ten opzichte van de jaarwedde waarin ze bezoldigd worden. In dit geval is artikel 13, § 4, derde lid, niet van toepassing.
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/21, art. 53, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.58.De [1 ...]1 ambtenaren die een bevordering naar de klassen A2, A3, A4 of A5 krijgen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit genieten de eerste weddeschaal van hun klasse die hen in de trap die overeenstemt met de geldelijke anciënniteit die ze in deze klasse genieten een verhoging van minstens 3000 EURO waarborgt ten opzichte van de jaarwedde waarin ze bezoldigd worden. Indien geen enkel weddeschaal hen deze verhoging waarborgt, dan genieten ze de laatste weddeschaal van de klasse.
  Dit artikel is niet van toepassing op de bevordering in weddeschaal naar de oude weddeschaal A21 bedoeld in artikel 36, § 2, eerste lid.
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/21, art. 53, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.58/1.[1 In afwijking van artikelen 55 tot 58 verkrijgt de ambtenaar, als na de bevordering naar het hogere niveau of naar de hogere klasse wordt vastgesteld dat hij een gunstiger wedde zou hebben verkregen in het lagere niveau of de lagere klasse [2 na toepassing van artikelen 36, § 2, 41, § 1, tweede lid, 42, 44 en 45]2, telkens deze wedde wanneer hij in de weddeschaal verbonden aan de graad of de klasse waarin hij benoemd is geen wedde geniet die minstens gelijkwaardig is.
  [2 ...]2
   Voor de toepassing van dit artikel moet onder "gunstiger wedde in het lagere niveau of de lagere klasse" worden verstaan de wedde, verhoogd met de schaalbonificaties, de complementen, de weddecomplementen en de weddesupplementen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2016-08-03/21, art. 54, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<KB 2022-01-14/08, art. 74, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.58/2.[1 De in deze titel bedoelde ambtenaren die, door [3 ...]3 affectatie in een [3 rechtstreeks]3 lagere klasse, worden geaffecteerd in een [3 rechtstreeks]3 lagere klasse verkrijgen de hoogste weddeschaal van hun klasse die hen, in de trap die overeenstemt met de geldelijke anciënniteit die ze in deze klasse tellen, een verlaging van de jaarwedde waarborgt van minstens 3.000 euro.
   De in deze titel bedoelde ambtenaren die, door [3 ...]3 affectatie in een [3 rechtstreeks]3 lager niveau, worden geaffecteerd in een graad van het niveau B, C of D verkrijgen de hoogste weddeschaal van hun graad die hen, in de trap die overeenstemt met de geldelijke anciënniteit die ze in deze graad tellen, een verlaging van de jaarwedde waarborgt respectievelijk van minstens 1.500 euro, 750 euro en 500 euro.
  [3 In afwijking van het eerste en tweede lid behoudt de ambtenaar die overeenkomstig artikel 51 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel tijdelijk naar een rechtstreeks lagere klasse of een graad van een rechtstreeks lager niveau wordt gemuteerd gedurende de eerste vierentwintig maanden de weddeschaal verbonden aan de laatste bezoldiging in de klasse of graad waarin hij is benoemd.]3
   De [3 ...]3 affectatie brengt geen herberekening van de geldelijke anciënniteit met zich mee.
   Tijdens de [3 ...]3 affectatie genieten de ambtenaren de bedragen van de toelagen en vergoedingen overeenkomstig de klasse of de graad waarin ze zijn geaffecteerd.
   Na afloop van de tijdelijke affectatie worden de ambtenaren opnieuw bezoldigd in de weddeschaal van hun laatste bezoldiging die verbonden is aan hun klasse of graad waarin ze zijn benoemd. [2 ...]2]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2017-03-09/07, art. 39, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
  (2)<KB 2022-01-14/08, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (3)<KB 2023-11-19/01, art. 8, 015; Inwerkingtreding : 07-12-2023>

Art.59.De ambtenaren die een verandering van graad bekomen worden bezoldigd in de eerste weddeschaal van deze graad die hen in de trap die met hun geldelijke anciënniteit overeenstemt een jaarwedde waarborgt die minstens gelijk is aan de jaarwedde waarin ze bezoldigd worden. Indien geen enkele weddeschaal hen deze gelijkheid waarborgt, genieten ze de laatste weddeschaal van deze graad. [1 De geldelijke anciënniteit die hij verkregen heeft, hetzij tussen 1 januari 2014 en de datum waarop hij de 1e schaalbonificatie verkrijgt, hetzij sedert de maand waarin hij zijn laatste schaalbonificatie heeft verkregen, wordt gevaloriseerd als schaalanciënniteit. [2 ...]2]1
  In geval van toepassing van artikel 36, § 2, eerste lid, na de verandering van graad, is het eerste lid opnieuw van toepassing.
  [1 Het eerste en het tweede lid zijn van toepassing op het behalen van de graad van operationeel brigadier, overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 16 november 2006 houdende hervorming van de loopbaan van bepaalde personeelsleden die houder zijn van operationele graden van de FOD Binnenlandse Zaken.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/21, art. 55, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<KB 2022-01-14/08, art. 76, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.60.Wat de toepassing van de artikelen 55 tot 59 betreft, is de jaarwedde de som van de wedde verbonden aan hun [1 oude weddeschaal]1, berekend overeenkomstig artikel 48, en de schaalbonificaties die ze genoten hebben. Er wordt geen rekening gehouden met weddesupplementen of -complementen, noch met premies of toelagen.
  [1 Voor de toepassing van het eerste lid wordt geen rekening gehouden met de vermindering van de eerste schaalbonificatie bedoeld in artikel 44.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/21, art. 56, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.60/1. [1 Wanneer de artikelen 42, 45 en 48 gelijktijdig met de artikelen 55 tot en met 59 toegepast moeten worden, wordt voorrang gegeven aan de toepassing van de artikelen 42, 45 en 48.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-09-30/18, art. 33, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2022>


Art.61.De ambtenaren die tussen 1 juni 2002 en de inwerkingtreding van dit besluit naar een hoger niveau zijn overgegaan behouden het voordeel van artikel 27, § 2, van het besluit 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten, zoals dat bestond vóór de inwerkingtreding van dit besluit. [1 De toepassing van artikel 27, § 2 kan echter niet tot gevolg hebben dat de wedde van de ambtenaar hoger wordt gebracht dan de maximumwedde van de hoogste schaal van zijn oude graad.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/21, art. 57, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.62. De ambtenaren die vóór de inwerkingtreding van dit besluit een bijkomende titel of de titel van een afgeschafte graad droegen, behouden die titel op individuele basis.

TITEL IV. - Opheffende en wijzigende bepalingen

HOOFDSTUK I. - Wijziging van het het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel

Art.63. In artikel 33 van het koninklijk besluit van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 november 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht :   1° in § 1, worden de woorden " en bekomt de eerste weddeschaal van die klasse, desgevallend in afwijking van artikelen 64 en 66 " opgeheven;   2° in § 2, worden de woorden " Voor de berekening van zijn anciënniteit in de weddeschaal en " opgeheven.
Art.64. In artikel 37, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden " Voor de berekening van zijn anciënniteit in de weddeschaal en " opgeheven.
Art.65. In artikel 70 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 september 1969 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 september 1994, 17 maart 1995, 22 december 2000, 5 september 2002, 4 augustus 2004, 10 augustus 2005 en 19 november 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in de eerste paragraaf, 2°, worden de woorden " de overgang van de weddenschaal A12 naar de weddenschaal A21 wordt beschouwd als een bevordering door verhoging in weddenschaal " opgeheven;
  2° de tweede paragraaf wordt opgeheven.

Art.66. In artikel 70bis van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijke besluit van 10 augustus 2005 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 januari 2006, 19 november 2008 en 29 augustus 2009, wordt de tweede paragraaf opgeheven.

Art.67. In artikel 75, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 augustus 2005, 15 januari 2007 en 19 november 2008, worden de woorden " evenals aan een gecertificeerde opleiding " opgeheven

HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel

Art.68. In artikel 29 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 maart 2004, 4 augustus 2004, 22 november 2006 en 19 november 2008, wordt paragraaf 4 opgeheven.

Art.69. In artikel 30 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juli 2013, wordt het derde lid opgeheven.
Art.70. In artikel 31ter, § 1er, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juli 2013, wordt de zin " Tijdens de aanpassingsperiode worden ze rechtstreeks bezoldigd in de eerste weddeschaal van de klasse waarvoor ze het examen hebben afgelegd. " opgeheven.

Art.71. In Titel II, Hoofdstuk IV, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 30 januari 1978, 12 augustus 1981, 28 oktober 1988, 14 september 1994, 5 september 2002, 25 april 2004, 4 augustus 2004, 10 augustus 2005, 30 januari 2006, 22 november 2006, 19 november 2008 en 21 januari 2013, wordt de Afdeling II, die de artikelen 35 tot 37 bevat, opgeheven.

Art.72. Artikel 41 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 41. Om tot de klasse A2 te worden bevorderd moet de Rijksambtenaar ten minste twee jaar klasseanciënniteit in A1 hebben.
  " Om tot de klasse A3 te worden bevorderd moet de Rijksambtenaar ten minste vier jaar klasseanciënniteit in A2 of ten minste zes jaar klasseanciënniteit in A1 of ten minste zes jaar klasseanciënniteit in A1 en A2 samen in de klassen A1 en A2 hebben.
  Om tot de klasse A4 te worden bevorderd moet de Rijksambtenaar in de klasse A3 benoemd zijn.
  Om tot de klasse A5 te worden bevorderd moet de Rijksambtenaar ten minste twee jaar klasseanciënniteit in A4 hebben. ".

Art.73. In Titel II, Hoofdstuk IV, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 30 januari 1978, 12 augustus 1981, 28 oktober 1988, 14 september 1994, 5 september 2002, 25 april 2004, 4 augustus 2004, 10 augustus 2005, 30 januari 2006, 22 november 2006, 19 november 2008 en 21 januari 2013, de Afdeling IIter, die het artikel 42 bevat, wordt opgeheven.

Art.74. In Titel II, Hoofdstuk IV, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 30 januari 1978, 12 augustus 1981, 28 oktober 1988, 14 september 1994, 5 september 2002, 25 april 2004, 4 augustus 2004, 10 augustus 2005, 30 januari 2006, 22 november 2006, 19 november 2008 en 21 januari 2013, wordt de Afdeling IIquater, die de artikelen 46 tot 50 bevat, opgeheven.

HOOFDSTUK III. - Wijziging van van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut

Art.75. In Hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 mei 1976 en 5 september 2002, wordt de Afdeling II, die de artikelen 7 tot 10 bevat, opgeheven.

HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut
Art.76. Artikel 13 van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 september 2002, 4 augustus 2004 en 12 november 2008, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 13. Artikel 33, § 1, moet als volgt worden gelezen :
  " § 1. De stagiair die geschikt wordt bevonden, hetzij door de functioneel directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie of zijn gemachtigde of de verantwoordelijke van de personeelsdienst of zijn gemachtigde, naargelang van het geval, hetzij door de bevoegde interparastatale stagecommissie of de bevoegde stagecommissie, wordt tot vast ambtenaar benoemd in de klasse of de graad waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld. Hij wordt definitief aangewezen voor een vaste vacante betrekking van deze klasse of graad. " ".

Art.77. In hoofdstuk V van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 juni 1996, 6 februari 1997, 2 juni 1998, 2 december 1998, 7 september 2003, 4 augustus 2004 en 19 november 2008, worden artikelen 28 tot 28quater opgeheven.
Art.78. Artikel 51bis van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

HOOFDSTUK V. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de Rijksbesturen

Art.79. In artikel 3, § 2, derde lid, van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de Rijksbesturen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 augustus 1996, 5 september 2002, 24 april 2004, 4 augustus 2004 en 19 november 2008, worden de woorden " onder voorbehoud dat hij geslaagd is in een competentiemeting of een gecertificeerde opleiding, voor zover hij de gelegenheid heeft gehad hieraan deel te nemen " opgeheven.

Art.80. In artikel 11 van hetzelfde besluit worden de woorden " van de graad " vervangen door de woorden " van de klasse of van de graad ".
Art.81. Artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 februari 1989, 4 augustus 1996, 5 september 2002, 30 januari 2006 en 22 november 2006, wordt als volgt vervangen :
  " Art. 13. De ambtenaar die in een hogere functie is aangewezen geniet een toelage die gelijk is aan het verschil tussen zijn weddeschaal, ongeacht het een weddeschaal betreft die bepaald is in bijlage I van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van de federale overheid of een oude weddeschaal bedoeld in bijlage II van hetzelfde besluit vermeerderd met de bonificaties, overeenkomstig artikel 60 van hetzelfde besluit of met een oude specifieke weddeschaal bedoeld in bijlage III van hetzelfde besluit, en de weddeschaal die hem zou worden toegekend indien hij bevorderd werd tot de graad of de klasse waartoe de functie behoort.
  Zijn geldelijke anciënniteit wordt bepaald overeenkomstig artikel 13 van hetzelfde besluit. ".

Art.82. Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt als volgt vervangen :
  " Art. 14. De ambtenaar wordt bevorderd naar de hogere weddeschaal of geniet schaalbonificaties in de graad of de klasse waarin hij is benoemd alsof hij jaarlijks de vermelding " voldoet aan de verwachtingen " heeft bekomen. ".

Art.83. Artikel 14bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 november 2006 en 19 november 2008, wordt opgeheven.

HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale overheidsdiensten

Art.84. In artikel 2 van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale overheidsdiensten, vervangen bij het koninklijke besluit van 8 augustus 1997 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 december 1998, 13 juni 1999, 5 september 2002, 25 april 2004, 3 augustus 2004, 4 augustus 2004, 10 augustus 2005, 30 januari 2006, 10 juni 2006 en 22 november 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de paragraaf 1 wordt vervangen als volgt :
  " § 1. De in artikel 1 bedoelde personen ontvangen :
  1° een bezoldiging die wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, zonder dat zij minder mag bedragen dan de gewaarborgde bezoldiging die is vastgesteld bij het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende toekenning van een gewaarborgde bezoldiging aan sommige personeelsleden van de federale overheidsdiensten;
  2° de normale bezoldiging voor de carensdag, als bedoeld, naargelang het geval, in artikel 52, § 1, tweede lid of in artikel 71 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
  3° een vakantiegeld onder dezelfde voorwaarden als die welke voor de rijksambtenaren zijn vastgesteld;
  4° een eindejaarstoelage onder de voorwaarden bepaald in het koninklijk besluit van 28 november 2008 tot vervanging, voor het personeel van sommige overheidsdiensten, van het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt;
  5° een haard- of standplaatstoelage onder voorwaarden vastgesteld in het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt;
  6° de toelagen, vergoedingen en premies die onder dezelfde voorwaarden als voor het Rijkspersoneel worden toegekend voor de uitoefening van hetzelfde ambt;
  7° een premie voor leidinggevenden onder de voorwaarden vastgesteld in het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt. ".
  2° de paragrafen 2 tot 5 worden opgeheven.

Art.85. Artikel 3 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 november 2008, wordt opgeheven.
HOOFDSTUK VII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden

Art.86. In het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 september 2002, 28 september 2003, 3 augustus 2004, 4 augustus 2004, 10 augustus 2005, 22 november 2006, 19 november 2008 en 29 augustus 2009, worden de artikelen 1 tot 12 en 14 tot 36bis alsook artikel 36ter, § 4, opgeheven.

HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 26 november 1997 tot vervanging, voor het personeel van sommige overheidsdiensten, van het koninklijk besluit van 30 januari 1967 houdende toekenning van een haardtoelage of een standplaatstoelage aan het personeel der ministeries.
Art.87. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 26 november 1997 tot vervanging, voor het personeel van sommige overheidsdiensten, van het koninklijk besluit van 30 januari 1967 houdende toekenning van een haardtoelage of een standplaatstoelage aan het personeel der ministeries, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 mei 1999 en 5 september 2002, wordt vervangen als volgt :
  " Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van de volgende overheidsdiensten :
  1° de volgende openbare instellingen die onder het gezag, de controle of het toezicht van de Staat vallen :
  - het Hulp- en informatiebureau voor gezinnen van militairen;
  - het Belgisch instituut voor normalisatie;
  - het Nationaal orkest van België;
  - de Koninklijke Muntschouwburg;
  - het Paleis voor Schone Kunsten;
  - de CONTROLEDIENST VOOR DE VERZEKERINGEN;
  - het Federaal agentschap voor nucleaire controle;
  - de Bijzondere verrekenkas voor gezinsvergoedingen ten bate van de arbeiders der diamantnijverheid;
  - het Belgisch instituut voor postdiensten en telecommunicatie;
  2° de volgende andere overheidsdiensten :
  - het secretariaat van de Nationale arbeidsraad;
  - het secretariaat van de Centrale raad voor het bedrijfsleven;
  - het secretariaat van de Hoge raad voor de middenstand;
  3° het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding. ".

HOOFDSTUK IX. - Wijziging van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden en de specifieke functies van het Ministerie van Binnenlandse Zaken
Art.88. In artikel 1, A, van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden en de specifieke functies van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 maart 2008, wordt 2° opgeheven.

Art.89. Artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 augustus 2002, wordt opgeheven.
HOOFDSTUK X. - Wijziging van het koninklijk besluit van 17 maart 2000 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden bij de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid

Art.90. Artikelen 9 en 9bis van het koninklijk besluit van 17 maart 2000 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden bij de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 mei 2002, worden opgeheven.

HOOFDSTUK XI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het Rijkspersoneel
Art.91. In Titel I, Hoofdstuk V, van het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het Rijkspersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 september 2002, 18 maart 2004, 4 augustus 2004, 26 april 2007, 19 november 2008, wordt de Afdeling III, die het artikel 17 bevat, opgeheven.

HOOFDSTUK XII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 4 april 2003 betreffende de loopbaan van sommige bijzondere graden binnen het Directoraat-generaal Uitvoering van straffen en maatregelen
Art.92. Artikelen 2 tot 4 van het koninklijk besluit van 4 april 2003 betreffende de loopbaan van sommige bijzondere graden binnen het Directoraat-generaal Uitvoering van straffen en maatregelen, worden opgeheven.

HOOFDSTUK XIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 april 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer
Art.93. Artikelen 1 tot 19 en 21 tot 44 van het koninklijk besluit van 2 april 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013, worden opgeheven.

HOOFDSTUK XIV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 12 juli 2004 houdende hervorming van de loopbaan van sommige bijzondere graden binnen de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen
Art.94. Artikelen 2 tot 5 van het koninklijk besluit van 12 juli 2004 houdende hervorming van de loopbaan van sommige bijzondere graden binnen de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen, worden opgeheven

HOOFDSTUK XV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 september 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbanen van de niveaus A, B, C en D en tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden bij het Ministerie van Landsverdediging
Art.95. Artikelen 1 tot 24 en 27 tot 28 van het koninklijk besluit van 2 september 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbanen van de niveaus A, B, C en D en tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden bij het Ministerie van Landsverdediging, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 november 1998 en 21 januari 2013, worden opgeheven.

HOOFDSTUK XVI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de overheidssector
Art.96. De artikelen 2 tot 4 van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de overheidssector, worden opgeheven.

Art.97. Artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007, wordt vervangen als volgt :   " Art. 5. In het niveau A krijgt de ambtenaar die houder is van de titel van hypotheekbewaarder een baremawedde gelijk aan 14.311,11 EUR. ".
Art.98. Artikelen 6 tot 23, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 2007, 10 september 2009, 3 februari 2010 en 21 januari 2013, worden opgeheven.

Art.99. Artikel 24 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 24. In afwijking van artikel 13, § 4, van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt wordt de geldelijke anciënniteit niet verminderd met een derde bij een bevordering naar het niveau A wanneer de diensten gepresteerd werden in de graad van fiscaal deskundige, financieel en administratief deskundige (afgeschafte graad) en financieel en ICT-deskundige (afgeschafte graad). ".

Art.100. In artikel 25 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de woorden " bij artikel 35 van het koninklijk besluit 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten " worden vervangen door de woorden " bij artikel 11, § 7, van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt ";
  2° de zin " Bedoelde aanneembare diensten worden in groep A gerangschikt " wordt opgeheven.

Art.101. In artikel 26 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in 8°, worden de woorden " weddeschaal 13S2 " vervangen door de woorden " oude specifieke weddeschaal 13S2 ";
  2° in 19°, worden de woorden " weddeschaal 28C of 28S2 " vervangen door de woorden " oude specifieke weddeschaal 28C of 28S2 " en de woorden " weddeschaal BF3 " worden vervangen door de woorden " oude weddeschaal BF3 ";
  3° in 20°, a, en in 23°, worden de woorden " weddeschaal " vervangen door de woorden " oude specifieke weddeschaal ";
  4° in 21°, worden de woorden " weddeschaal CA1 " vervangen door de woorden " oude weddeschaal CA1 ".

Art.102. In artikel 27 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 februari 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, worden de woorden " weddenschaal 20 E " vervangen door de woorden " oude specifieke weddeschaal 20 E ";
  2° in § 3, worden de woorden " weddeschaal A22 " vervangen door de woorden " oude weddeschaal A22 ";
  3° in § 5, worden de woorden " weddeschaal A21 " vervangen door de woorden " oude weddeschaal A21 ".

Art.103. In artikel 28 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 september 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid, worden de woorden " weddeschaal 30S2 of 30S3 " vervangen door de woorden " oude specifieke weddeschaal 30S2 of 30S3 ";
  2° in het tweede lid, worden de woorden " zoals bepaald in artikel 32 van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddeschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden " vervangen door de woorden " zoals bepaald in artikel 33 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt ".

Art.104. In artikel 28bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 september 2009, worden de woorden " in de artikelen 32 en 33bis van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddeschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden " vervangen door de woorden " in de artikelen 33 en 34 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt ".

Art.105. Artikel 30bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 februari 2010, wordt opgeheven.

Art.106. Artikel 30ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 februari 2010, wordt opgeheven.

Art.107. In artikel 32 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 2007 en 10 september 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, kolom 1, 8°, worden de woorden " weddeschaal 10S3 " vervangen door de woorden " oude specifieke weddschaal 10S3 ";
  2° in § 2, worden de woorden " weddeschaal 13S2 " vervangen door de woorden " oude specifieke weddeschaal 13S2 ".

Art.108. De artikelen 34 tot 35ter en 35sexies van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 2007, 3 februari 2010 en 21 januari 2013, worden opgeheven.

Art.109. Artikel 36 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art.110. In artikel 37 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 februari 2010, worden de woorden " de premie voor competentieontwikkeling " opgeheven.

Art.111. De artikelen 38, 38bis, 38ter, 38quater, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007, worden opgeheven.

Art.112. Artikel 39 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 39. Onverminderd artikelen 42 en 43 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt behouden de ambtenaren die een weddecomplement kregen op basis van artikel 39 zoals het van kracht was op 31 december 2013 dit weddecomplement. ".

Art.113. Artikelen 40 en 41 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art.114. In artikel 42 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de woorden " In afwijking van artikel 5 van dit besluit, " worden opgeheven;
  2° de woorden " weddeschaal 28S2 " worden vervangen door de woorden " oude specifieke weddeschaal 28S2 ".

Art.115. Artikel 43 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 43. Overminderd artikelen 42 en 43 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt behouden de ambtenaren die een weddecomplement kregen op basis van artikel 43 zoals het van kracht was op 31 december 2013 dit weddecomplement. ".

Art.116. Artikelen 44 tot 45quinquies, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 2007 en 3 februari 2010, worden opgeheven.

HOOFDSTUK XVII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de Overheidssector en houdende diverse bepalingen tot uitvoering van het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de rijksbesturen

Art.117. Artikelen 3 en 4 van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de Overheidssector en houdende diverse bepalingen tot uitvoering van het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de rijksbesturen worden opgeheven.

Art.118. In artikel 5 van hetzelfde besluit, wordt paragraaf 1 opgeheven.
Art.119. Artikelen 6 tot 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 september 2009, worden opgeheven.

Art.120. Artikelen 11 tot 19 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 februari 2010 en 21 januari 2013, worden opgeheven.

Art.121. In artikel 20 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de paragrafen 1 en 2 worden opgeheven;
  2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt :
  " § 3 De ambtenaren bedoeld in § 1 zoals het van toepassing was voor de opheffing ervan behouden hun weddenschaal en hun weddencomplement waarop zij gerechtigd waren in hun geschrapte graad indien deze bezoldiging de wedde overtreft verbonden aan de graad van administratief assistent. ".

Art.122. Artikelen 21 tot 28, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 februari 2010, worden opgeheven.

Art.123. In artikel 29 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de paragrafen 1 en 2 worden opgeheven;
  2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt :
  " § 3 De ambtenaren bedoeld in § 1 zoals het van toepassing was voor de opheffing ervan behouden de bezoldiging verbonden aan de geschrapte graad bij hun ambtshalve benoeming tot technisch assistent, wanneer zij de wedde in deze graad overtreft. ".

Art.124. Artikelen 30, en 32 tot 35 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art.125. In artikel 36 van hetzelfde besluit, wordt paragraaf 1 opgeheven.

Art.126. Artikel 36bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 februari 2010, wordt aangevuld als volgt :
  " of één jaar vanaf 1 januari 2017 ".

Art.127. Artikel 36ter, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 februari 2010, wordt aangevuld als volgt :
  " of één jaar vanaf 1 januari 2017 ".

Art.128. Artikelen 39 en 40 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art.129. In artikel 42 van hetzelfde besluit, worden de woorden " alsook het voordeel van een geslaagde competentiemeting verbonden aan de afgeschafte graad van financieel en administratief deskundige "opgeheven.

Art.130. Artikelen 196 tot 206 en 208 tot 221 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 2007 en 3 februari 2010, worden opgeheven.

HOOFDSTUK XVIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot regeling van het verwerven door de militair van de hoedanigheid van Rijksambtenaar door overplaatsing

Art.131. In het koninklik besluit van 12 juni 2006 tot regeling van het verwerven door de militair van de hoedanigheid van Rijksambtenaar door overplaatsing, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 juni 2007, 12 november 2008, 19 november 2008, 15 maart 2010 en 21 januari 2013, wordt een artikel 15bis ingevoegd, luidende :
  " Art. 15bis. De schaalanciënniteit vangt aan op de datum van de terbeschikkingstelling. ".

Art.132. In artikel 16 van hetzelfde besluit, worden de woorden " In afwijking van artikel 14 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten " vervangen door de woorden " In afwijking van artikel 11 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt ".
Art.133.Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 17. De terbeschikkinggestelde en de overgeplaatste militairen bekomen, in de graad van administratief medewerker, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de in linkerkolom hieronder vermelde militaire graden, de in rechterkolom hieronder opgenomen weddenschaal, voorzover deze gunstiger is.


KorporaalNDA1
Korporaal-chefNDA2
Eerste korporaal-chefNDA3

  De terbeschikkinggestelde en de overgeplaatste militairen bekomen, in de graad van technisch medewerker, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de in linkerkolom hieronder vermelde militaire graden, de in rechterkolom hieronder opgenomen weddenschaal, voorzover deze gunstiger is.


Korporaal-chefNDT1
Eerste korporaal-chefNDT2
".

Art.134. In artikel 18 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 juni 2007 en 21 januari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het eerste lid wordt opgeheven;
  2° in de tweede en de derde lid, worden de woorden " CA2 of CT2 " vervangen door de woorden " C2 ";
  3° het vierde lid wordt vervangen als volgt :
  " In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, bekomen de terbeschikking gestelde en de overgeplaatste militairen in de graad van administratief of technisch assistent, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van adjudant, de weddenschaal C3. ";
  4° In het vijfde lid, worden de woorden " CA3 of CT3 " vervangen door de woorden " C4 ".

Art.135. In artikel 19 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 juni 2007 en 21 januari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het eerste lid wordt opgeheven;
  2° in het tweede lid, worden de woorden " BA2 of BT2 " vervangen door de woorden " B2 ";
  3° het derde lid wordt vervangen als volgt :
  " In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, bekomen de terbeschikking gestelde en de overgeplaatste militairen in de graad van administratief deskundige of technisch deskundige, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van adjudant-chef, de weddenschaal B3. ";
  4° In het vierde lid, worden de woorden " BA3 of BT3 " vervangen door de woorden " B4 ".

Art.136. In artikel 20 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 juni 2007 en 21 januari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het eerste lid wordt opgeheven;
  2° in het tweede en het derde lid, worden de woorden " BI2 " vervangen door de woorden " NBI2 ";
  3° het vierde lid wordt vervangen als volgt :
  " In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, bekomen de terbeschikking gestelde en de overgeplaatste militairen in de graad van ICT-deskundige, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van adjudant-majoor, de weddenschaal NBI3. ".

Art.137. In artikel 21 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid, wordt het woord " A12 " vervangen door het woord " NA12 ";
  2° in het tweede en het derde lid, wordt het woord " A22 " vervangen door het woord " NA22 ".
  3° in het vierde lid, wordt het woord " A23 " vervangen door het woord " NA23 ";
  4° in het vijfde en het zesde lid, wordt het woord " A32 " vervangen door het woord " NA32 ".

HOOFDSTUK XIX. - Wijziging van het koninklijk besluit van 16 november 2006 houdende hervorming van de loopbaan van bepaalde personeelsleden die houder zijn van operationele graden van de FOD Binnenlandse Zaken

Art.138. In artikel 2 van het koninklijk 16 november 2006 houdende hervorming van de loopbaan van bepaalde personeelsleden die houder zijn van operationele graden van de FOD Binnenlandse Zaken, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 april 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, eerste lid, wordt het woord " DT3 " vervangen door het woord " NDT2 ";
  2° in § 1, worden het tweede tot het vierde lid opgeheven;
  3° de tweede paragraaf wordt opgeheven.

Art.139. In artikel 4 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 april 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht :   1° in § 1, eerste lid, wordt het woord " DT4 " vervangen door het woord " NDT3 ";   2° in § 1, wordt het tweede lid opgeheven;   3° de tweede paragraaf wordt opgeheven.
Art.140. Artikelen 5 tot 5quater, 7, 8, 10 tot 14, en 16bis tot 16quinquies van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 april 2008, 19 juli 2011 en 21 januari 2013, worden opgeheven.

HOOFDSTUK XX. - Wijziging van het koninklijk besluit van 28 december 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A van de buitendiensten van het Directoraat-generaal EPI - Penitentiaire Inrichtingen en van het Directoraat-generaal Justitiehuizen van de Federale Overheidsdienst Justitie

Art.141. Artikelen 2 tot 7 en 10 tot 15 van het koninklijk besluit van 28 december 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A van de buitendiensten van het Directoraat-generaal EPI - Penitentiaire Inrichtingen en van het Directoraat-generaal Justitiehuizen van de Federale Overheidsdienst Justitie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 juli 2009, worden opgeheven.

HOOFDSTUK XXI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 januari 2007 betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt
Art.142. In artikel 9, vierde lid, van het koninklijk besluit van 15 januari 2007 betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de woorden " en, in voorkomend geval, zijn competentietoelage met haar geldigheidsduur " worden opgeheven;
  2° de zin " Bovendien worden de bepalingen inzake competentietoelagen welke toegepast worden bij verandering van graad bij de federale dienst op hem van toepassing. " wordt opgeheven.

Art.143. In artikel 18, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 september 2009, worden de woorden " In afwijking van artikel 33 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, " opgeheven.
Art.144. In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 november 2008, 27 september 2009 en 30 september 2012, wordt een artikel 18bis ingevoegd, luidende :
  " Art. 18bis. De schaalanciënniteit vangt aan op de datum van de benoeming als rijksambtenaar. ".

Art.145. In artikel 30, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt de zin " Als hij op het ogenblik van zijn terbeschikkingstelling een competentietoelage krijgt, behoudt hij zijn rechten op de competentietoelage tijdens de geldigheidsduur en geniet, in voorkomend geval, de tussentijdse bevordering door verhoging in weddenschaal die er uit voortvloeit. " opgeheven.

Art.146. In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 november 2008, 27 september 2009 en 30 september 2012, wordt de bijlage vervangen door de bijlage die als bijlage VI is gevoegd bij dit besluit.

HOOFDSTUK XXII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 7 maart 2007 tot organisatie van de vergelijkende selectie en de indiensttreding in het federaal administratief openbaar ambt van sommige statutaire ambtenaren van de autonome overheidsbedrijven

Art.147. In artikel 10bis van het koninklijk besluit van 7 maart 2007 tot organisatie van de vergelijkende selectie en de indiensttreding in het federaal administratief openbaar ambt van sommige statutaire ambtenaren van de autonome overheidsbedrijven, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 juli 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, worden de woorden " In afwijking van artikel 33 van hetzelfde besluit, " opgeheven.
  2° de tweede paragraaf wordt opgeheven.

Art.148. In artikel 13 van hetzelfde besluit, worden de woorden " In afwijking van artikel 14 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten. " vervangen door de woorden " In afwijking van artikel 11 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt ".
Art.149. In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 juli 2007, 19 september 2007, 19 november 2008, 15 maart 2010 en 21 januari 2013, wordt een artikel 13bis ingevoegd, luidende :
  " Art. 13bis. De schaalanciënniteit vangt aan op de aanvangsdatum van de stage als rijksambtenaar. ".

Art.150. In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 juli 2007, 19 september 2007, 19 november 2008, 15 maart 2010 en 21 januari 2013, wordt de bijlage 2 vervangen door de bijlage 2 die als bijlage VII is gevoegd bij dit besluit.

HOOFDSTUK XXIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2007 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole

Art.151. Artikelen 1 tot 12 van het koninklijk besluit van 22 november 2007 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole worden opgeheven.

Art.152. Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :   " Art. 13. In afwijking van artikel 13, § 4, van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt wordt de geldelijke anciënniteit niet verminderd met een derde bij een bevordering naar het niveau A wanneer de diensten gepresteerd werden in de graad van financieel en administratief deskundige (afgeschafte graad). ".
Art.153. In artikel 14 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in 8°, b, worden de woorden " in weddeschaal 28C of 28S2 " vervangen door de woorden in de oude specifieke weddenschaal 28C ou 28S2 " en de woorden " weddenschaal BF3 " worden vervangen door de woorden " oude weddenschaal BF3 ";
  2° in 9°, b, worden de woorden " weddenschaal 26H " vervangen door de woorden " oude specifieke weddenschaal 26H ";
  3° in 10°, worden de woorden " weddenschaal CA1 " vervangen door de woorden " oude weddenschaal CA1 ";
  4° in 12°, eerste streepje, worden de woorden " weddechaal 30S3 of 30S2 " vervangen door de woorden " oude specifieke weddeschaal 30S3 of 30S2 ";
  5° in 12°, derde streepje, worden de woorden " weddeschaal 30S1 " vervangen door de woorden " oude specifieke weddeschaal 30S1 ".

Art.154. Artikelen 15 tot 17 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art.155. Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art.156. In artikel 19 van hetzelfde besluit, worden de woorden " en de competentietoelage " opgeheven.

Art.157. De artikelen 20 en 21 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art.158. Artikel 22 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 22. Onverminderd artikelen 42 en 43 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt behouden de ambtenaren die een weddecomplement kregen op basis van artikel 22 zoals het van kracht was op 31 december 2013 dit weddecomplement. ".

Art.159. Artikelen 23 tot 26 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art.160. In artikel 27 van hetzelfde besluit wordt de paragraaf 1 opgeheven.

HOOFDSTUK XXIV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2007 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole

Art.161. In artikel 2 van het koninklijk besluit van 22 november 2007 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole, wordt de paragraaf 3 opgeheven.

Art.162. Artikelen 3 tot 5, § 1, 6, en 8 tot 14 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013, worden opgeheven.
Art.163. In artikel 15 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het eerste en tweede lid worden opgeheven;
  2° het derde lid wordt vervangen als volgt :
  " De ambtenaren bedoeld in eerste lid zoals het van toepassing was voor de opheffing ervan behouden de weddenschaal en het weddencomplement waarop zij gerechtigd waren in hun geschrapte graad indien deze bezoldiging de wedde overtreft verbonden aan de graad van administratief assistent. ".

Art.164. Artikelen 16 tot 20 en 22 tot 24 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013, worden opgeheven.

Art.165. In artikel 25 van hetzelfde besluit, wordt paragraaf 1 opgeheven.

Art.166. Artikelen 26 tot 42 en 44 tot 49 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

HOOFDSTUK XXV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 20 december 2007 tot hervorming van de loopbaan van het veiligheidspersoneel van de Algemene Directie van de Dienst Vreemdelingenzaken van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken

Art.167. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 20 december 2007 tot hervorming van de loopbaan van het veiligheidspersoneel van de Algemene Directie van de Dienst Vreemdelingenzaken van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken wordt opgeheven.

Art.168. In artikel 3 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :   1° in eerste lid, wordt het woord " DT3 " vervangen door het woord " NDT2 ";   2° het tweede en het derde lid worden opgeheven.
Art.169. In artikel 4 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in eerste lid, wordt het woord " CT1 " vervangen door het woord " C1 ";
  2° het tweede en het derde lid worden opgeheven.

Art.170. Artikelen 5 tot 7 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art.171. In artikelen 10 en 11 van hetzelfde besluit, worden de woorden " in de artikelen 5, 6, en 8 " telkenmale vervangen door de woorden " in artikel 8 ".

Art.172. De artikelen 12, 13, tweede en derde lid, en 15 tot 18 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art.173. Artikel 19 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid, luidende :
  " De toelage bedoeld in het eerste lid wordt verminderd met de eerste bonificatie en de schaalbonificaties bedoeld in artikelen 49 tot 51 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt. ".

Art.174. Artikel 20 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid, luidende :
  " De toelage bedoeld in het eerste lid wordt verminderd met de eerste bonificatie en de schaalbonificaties bedoeld in artikelen 49 tot 51 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt. ".

Art.175. Artikelen 25 tot 28 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

HOOFDSTUK XXVI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 6 maart 2008 houdende integratie van sommige loopbanen van het personeel van de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid in de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel

Art.176. Artikelen 1 tot 10 van het koninklijk besluit van 6 maart 2008 houdende integratie van sommige loopbanen van het personeel van de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid in de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel worden opgeheven.

Art.177. In artikel 11 van hetzelfde besluit, worden de woorden " voornoemd koninklijk besluit van 20 juli 1998 " vervangen door de woorden " koninklijk besluit van 20 juli 1998 houdende diverse verordeningsbepalingen met betrekking tot de inrichting van een bijzondere loopbaan bij de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden ".
HOOFDSTUK XXVII. - Opheffingsbepalingen

Art.178.Worden opgeheven :
  1° het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 juli 2010;
  2° het koninklijk besluit van 18 september 1997 tot vaststelling van de weddeschalen verbonden aan de bijzondere graden bij de Regie der Gebouwen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 november 2004 en 10 juni 2006;
  3° het koninklijk besluit van 23 juni 1998 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden van de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 december 2001 en 10 november 2006;
  4° het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de Rijksbesturen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 september 2003, 25 april 2004, 3 augustus 2004, 10 augustus 2005, 30 januari 2006, 6 juli 2006, 22 november 2006 en 21 januari 2013;
  5° het koninklijk besluit van 4 april 2003 besluit tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden van het Directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 september 2012;
  6° het koninklijk besluit van 28 september 2003 tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 juli 1997 houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren van het Ministerie van Ambtenarenzaken, tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 juli 1997 tot vaststelling van de weddenschalen van de bijzondere graden van het Ministerie van Ambtenarenzaken en houdende sommige geldelijke bepalingen, en houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013;
  7° het koninklijk besluit van 3 december 2003 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij het Nationaal Geografisch Instituut, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 september 2006 en 21 januari 2013;
  8° het koninklijk besluit van 19 maart 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij het Hoofdbestuur van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013;
  9° het koninklijk besluit van 25 april 2004 houdende wijziging van verscheidene reglementaire bepalingen betreffende de competentiemetingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 december 2004, 22 november 2006 en 7 juni 2007;
  10° het koninklijk besluit van 8 juli 2004 houdende diverse wijzigingen aan de regelgeving betreffende het toegevoegd vorsingspersoneel en het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 februari 2010 en 21 januari 2013;
  11° het koninklijk besluit van 14 juli 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbanen bij de Federale Overheidsdienst Justitie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013;
  12° het koninklijk besluit van 20 juli 2004 tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot vaststelling van de weddenschalen verbonden aan de bijzondere graden bij het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, en houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en bij de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013;
  13° het koninklijk besluit van 3 augustus 2004 houdende wijziging van verscheidene reglementaire bepalingen betreffende de niveaus B, C en D;
  14° het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 betreffende de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 januari 2006, 22 november 2006, 15 januari 2007, 7 juni 2007, 19 november 2008, 29 augustus 2009 en 21 januari 2013;
  15° het koninklijk besluit van 10 augustus 2004 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 april 1998 tot vaststelling van de geldelijke bepalingen betreffende sommige ambtenaren van het Instituut voor veterinaire keuring en houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij het Instituut voor veterinaire keuring, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013;
  16° het koninklijk besluit van 10 augustus 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 februari 2007 en 21 januari 2013;
  17° het koninklijk besluit van 2 september 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbanen van niveau 2 bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013;
  18° het koninklijk besluit van 13 september 2004 houdende hervorming van de loopbaan van sommige bijzondere graden van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 februari 2007 en 21 januari 2013;
  19° het koninklijk besluit van 19 november 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 augustus 2006 en 21 januari 2013;
  20° het koninklijk besluit van 14 december 2004 tot vaststelling de vakrichtingen in het niveau A;
  21° het koninklijk besluit van 22 december 2004 tot vaststelling van de weddenschalen van de bijzondere graden binnen de buitendiensten bij de Dienst Justitiehuizen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013;
  22° het koninklijk besluit van 27 december 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbanen van niveau 2+ bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 mei 2006, 28 december 2012 en 21 januari 2013;
  23° het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de loopbaan van niveau D van het Rijkspersoneel en houdende diverse bepalingen betreffende de competentiemetingen en de gecertificeerde opleidingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 januari 2006 en 7 juni 2007;
  24° het koninklijk besluit van 1 februari 2006 houdende diverse wijzigingen aan de regelgeving betreffende het administratief en technisch personeel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat en de integratie van de bijzondere graden van niveau 1 van het administratief en technisch personeel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat naar de nieuwe loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 februari 2010;
  25° het koninklijk besluit van 2 mei 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige personeelsleden van het niveau A in de Rijksdienst voor pensioenen;
  26° het koninklijk besluit van 3 mei 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbanen van sommige ambtenaren van het niveau A bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;
  27° het koninklijk besluit van 11 mei 2006 tot hervorming van de bijzondere loopbanen van niveau 1 en tot vaststelling van diverse geldelijke bepalingen bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013;
  28° het koninklijk besluit van 10 juni 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Regie der Gebouwen en houdende wijziging van diverse verordeningsbepalingen;
  29° het koninklijk besluit van 1 juli 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren bij het Fonds voor de beroepsziekten;
  30° het koninklijk besluit van 1 september 2006 houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie van het Ministerie van Landsverdediging;
  31° het koninklijk besluit van 1 september 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A bij de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie;
  32° het koninklijk besluit van 15 september 2006 houdende de integratie in het niveau A van de titularissen van een bijzondere graad van het niveau 1 bij de Federale Overheidsdienst Financiën en de Pensioendienst voor de Overheidssector, gewijzigd bij koninklijke besluiten van 27 april 2004 en 19 juli 2013;
  33° het koninklijk besluit van 11 oktober 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;
  34° het koninklijk besluit van 23 oktober 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van adviseur-generaal en adjunct-adviseur-generaal bij de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid binnen de Federale Overheidsdienst Justitie;
  35° het koninklijk besluit van 10 november 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A bij de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden;
  36° het koninklijk besluit van 22 november 2006 houdende diverse maatregelen inzake de loopbaan van het Rijkspersoneel van de niveaus A, B, C en D, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 juni 2007, 19 november 2008 en 21 januari 2013;
  37° het koninklijk besluit van 13 december 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A bij het Fonds voor arbeidsongevallen;
  38° het koninklijk besluit van 15 december 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A van de Pool van de zeelieden ter koopvaardij;
  39° het koninklijk besluit van 21 december 2006 betreffende de integratie van de bijzondere graden van niveau 1 bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten in de loopbaan van niveau A;
  40° het koninklijk besluit van 26 januari 2007 houdende integratie van sommige ambtenaren van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering in de loopbaan van niveau A;
  41° het koninklijk besluit van 29 januari 2007 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren bij de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
  42° het koninklijk besluit van 2 februari 2007 houdende de vaststelling van bijzondere geldelijke bepalingen toepasselijk op sommige ambtenaren van niveau 1 bij de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers en betreffende de integratie van hun bijzondere loopbaan in de loopbaan van niveau A;
  43° het koninklijk besluit van 14 februari 2007 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige personeelsleden van het niveau A in de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
  44° het koninklijk besluit van 26 februari 2007 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, van niveau A;
  45° het koninklijk besluit van 6 maart 2007 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;
  46° het koninklijk besluit van 23 maart 2007 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A bij de Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister;
  47° het koninklijk besluit van 23 maart 2007 houdende geldelijke bepalingen ten gunste van sommige ambtenaren bij de Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister;
  48° het koninklijk besluit van 9 april 2007 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A van de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;
  49° het koninklijk besluit van 7 juni 2007 houdende wijziging van verscheidene reglementaire bepalingen betreffende de loopbaan, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 augustus 2009 en 21 januari 2013;
  50° het koninklijk besluit van 20 december 2007 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren van het niveau A bij de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;
  51° het koninklijk besluit van 19 maart 2008 tot integratie van sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken in de nieuwe loopbaan van niveau A van het rijkspersoneel;
  52° het koninklijk besluit van 12 november 2008 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A bij de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;
  53° het koninklijk besluit van 9 maart 2009 tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 augustus 1982 tot vaststelling van de bezoldigingsregeling en van de weddenschalen van de graden voor het personeel van het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen, alsook van de gewezen Rijksdiensten voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen en voor kinderbijslag voor zelfstandigen en houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A bij het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen;
  54° het koninklijk besluit van 10 augustus 2009 houdende diverse wijzigingen aan de regelgeving om de gelijkheid tussen de voormalige bijzondere graden en de voormalige gemene graden te realiseren, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013;
  55° het koninklijk besluit van 29 augustus 2009 betreffende de gecertificeerde opleidingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013;
  56° het koninklijk besluit van 2 maart 2010 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige personeelsleden van het niveau A van de Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen;
  57° het koninklijk besluit van 5 juli 2012 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren bij het Instituut voor veteranen - Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers;
  58° het ministerieel besluit van 1 december 2008 tot vaststelling van de functiefamilies in de niveaus B, C en D.

(NOTA : art. 178, 51° vernietigd bij het arrest nr. 232.440 van de Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak, IXe Kamer, van 06-10-2015, voor zover het betrekking heeft op de ambtenaren die op 1 december 2004 titularis waren van de geschrapte graad van ingenieur (vlakke loopbaan in uitdoving), zie B.St. van 16-11-2015, p. 68736)

Art.179. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.
Art.180. Onze Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.

Art. N1. Bijlage 1.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 14-11-2013, p. 85488-85495)

Art. N2. Bijlage 2.   (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 14-11-2013, p. 85496-85500)
Art. N3. Bijlage 3.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 14-11-2013, p. 85501-85503)

Art. N4. Bijlage 4.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 14-11-2013, p. 85504-85556)

Art. N5. Bijlage 5.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 14-11-2013, p. 85557-85560)

Art. N6. Bijlage N.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 14-11-2013, p. 85561-85582)

Art. N7.Bijlage 2. - Als gelijkwaardig erkende weddeschalen van het autonoom overheidsbedrijf [1 Proximus]1
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 14-11-2013, p. 85583-85586)
  ----------
  (1)<W 2015-08-10/26, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>