24 OKTOBER 2008. - Decreet tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap (VERTALING) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-11-2008 en tekstbijwerking tot 13-02-2024)
TITEL I. - Definities.
Art. 1
TITEL II. - Toepassingsgebied.
Art. 2-3
TITEL III. - Subsidies.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 4-8
HOOFDSTUK II. - Toekenningsvoorwaarden.
Art. 9-13
HOOFDSTUK III. - Nadere regels voor de toekenning.
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Art. 14-15
Afdeling II. - Permanente personeelsleden.
Art. 16
Afdeling III. - Ex-IBFT.
Art. 17
Afdeling IV. - Betrekking die recht geeft op een bijkomende subsidie.
Art. 18
HOOFDSTUK IV. - Nadere regels voor de uitbetaling en de verantwoording.
Art. 19-21, 21bis, 22-23
HOOFDSTUK V.
Art. 24
TITEL IV. - Bijzondere bepalingen.
Art. 25-28
TITEL V. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
Art. 29-43
1978022804 1980062004 1990028381 1992029487 1995029329 2000029296 2003029435 2004029001
2009029007 2009029501 2011029023 2012029033 2012029245 2012029248 2012029313 2013029005 2018013068 2019041607
TITEL I. - Definities.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit decreet, wordt verstaan onder :
1° " Sectorregelingen " : de decreten en besluiten van de Franse Gemeenschap betreffende de activiteitensectoren vermeld in dit artikel;
2° " de Regering " : de Regering van de Franse Gemeenschap van België;
3° " het Bestuur " : de diensten van de Regering die betrekking hebben op de activiteitensectoren vermeld in dit artikel;
4° " permanente opvoeding " : de activiteitensector geregeld bij het decreet van 17 juli 2003 met betrekking tot de steun aan het verenigingsleven op het gebied van de permanente opvoeding;
5° [3 "Cultureel centrum" : de activiteitensector geregeld bij het decreet van 21 november 2013 betreffende de culturele centra;]3
6° " jongerencentrum " : de activiteitensector geregeld bij het decreet van 20 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en huisvestingscentra, van informatiecentra voor jongeren en van hun federaties;
7° [5 7° " jeugdorganisaties ": de activiteitensector geregeld bij decreet van 26 maart 2009 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdorganisaties;]5
8° " sportfederaties " : de activiteitensector geregeld [6 bij het decreet van 3 mei 2019 betreffende de georganiseerde sportbeweging in de Franse Gemeenschap]6 en het decreet van 30 maart 2007 tot organisatie van de erkenning en de subsidiëring van een vereniging van Franstalige sportfederaties, recreatieve sportfederaties en sportverenigingen;
9° " openbare lectuurvoorziening " : de activiteitensector geregeld [1 bij het decreet van 30 april 2009 betreffende de ontwikkeling van leespraktijken [7 en de organisatie van het Netwerk van de Openbare lectuurvoorziening,]7 en de openbare bibliotheken dat de privaatrechtelijke stichtingen en inrichtingen beoogt die geïntegreerd zijn als inrichtende machten in een operator erkend door de Openbare [7 Dienst voor Openbare lectuurvoorziening]7 en de uitvoeringsbesluiten]1;
10° [4 " Lokale televisiezenders en federatie van lokale televisiezenders " : de activiteitensector geregeld bij het gecoördineerd decreet van 26 maart 2009 betreffende de audiovisuele mediadiensten]4;
11° [4 " Productieateliers en gastateliers " : de sector geregeld bij Hoofdstuk I van Titel VI van het decreet van 10 november 2011 betreffende de ondersteuning van de filmsector en de audiovisuele creatie, met uitzondering van de schoolateliers bedoeld in artikel 62, 3°, en bij Hoofdstuk II van Titel IX van het gecoördineerd decreet van 26 maart 2009 betreffende de audiovisuele mediadiensten wat betreft het "atelier de création sonore et radiophonique]4;
12° [4[7 "PointCulture": een operator gespecialiseerd in audiovisuele documentaire en culturele middelen, opgericht als vereniging zonder winstoogmerk ingeschreven in het rechtspersonenregister onder het ondernemingsnummer 0408.336.247;]7]4;
[5 12°bis " Centra voor expressie en creativiteit ": de activiteitensector geregeld bij decreet van 30 april 2009 betreffende de omkadering en de subsidiëring van de federaties voor amateuristische kunstbeoefening, van de federaties die centra voor expressie en creativiteit vertegenwoordigen en van de centra voor expressie en creativiteit en meer bepaald de operatoren bedoeld in artikel 3, 5°, 6°, 7°, en artikel 4, § 2 van voornoemd decreet.
12°ter " Coördinaties van huiswerkinstituten ": de Coördinaties van huiswerkinstituten geregeld bij decreet van 28 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van huiswerkinstituten;]5
13° " paritair subcomité 329.02 " : het paritair subcomité voor de socioculturele sector van de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en het Waalse Gewest, ingesteld bij het koninklijk besluit van 21 september 2004 tot oprichting van Paritaire Subcomités voor de socio-culturele sector en tot vaststelling van hun benaming en hun bevoegdheid;
14° " rangschikking van ambten " : de rangschikking van ambten zoals bedoeld bij de collectieve overeenkomst van 15 december 2003 tot bepaling van de rangschikking van ambten voor sommige sectoren van het paritair comité voor de culturele sector die onder de Franse Gemeenschap ressorteren;
15° " voltijds equivalent " : breuk van de arbeidsduur van een werknemer, berekend op weekbasis ten opzichte van een voltijdse tewerkstelling in de vereniging.
----------
(1)<DFG 2009-04-30/E6, art. 30, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
(2)<DFG 2011-11-10/08, art. 113, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(3)<DFG 2013-11-21/19, art. 112, 008; Inwerkingtreding : 08-02-2014>
(4)<DFG 2018-02-22/17, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 29-04-2018>
(5)<DFG 2018-07-11/21, art. 38, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(6)<DFG 2021-10-28/30, art. 13, 012; Inwerkingtreding : 12-12-2021>
(7)<DFG 2023-10-19/16, art. 36, 013; Inwerkingtreding : 05-02-2024>
TITEL II. - Toepassingsgebied.
Art.2.De activiteitensectoren bedoeld bij dit decreet zijn :
1° de permanente opvoeding;
2° de culturele centra;
3° de jongerencentra;
4° de jeugdorganisaties;
5° de sportfederaties;
6° de openbare lectuurvoorziening;
7° de lokale televisiezenders en de federatie van lokale televisiezenders;
8° de productieateliers en de gastateliers en het atelier voor radiofonische creatie;
9° [1 PointCulture]1;
[2 10° de centra voor expressie en creativiteit, met inbegrip van de federaties voor amateuristische kunstbeoefening en de federaties die centra voor expressie en creativiteit vertegenwoordigen;
11° de coördinaties van huiswerkinstituten;
12° en elke sector waarvoor een regeling inzake subsidiëring van de tewerkstelling tot toepassing van het decreet zou worden georganiseerd.]2
----------
(1)<DFG 2018-02-22/17, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 29-04-2018>
(2)<DFG 2018-07-11/21, art. 39, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.3. Om de subsidies bedoeld in de artikelen 4 en 5 te kunnen genieten, moet een vereniging vooraf door de Franse Gemeenschap worden erkend volgens de daartoe door de sectorregelingen nader bepaalde regels in één van de activiteitensectoren bedoeld in artikel 2.
TITEL III. - Subsidies.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art.4.Onder de door dit decreet bepaalde voorwaarden, kent de Regering aan de verenigingen die onder de activiteitensectoren bedoeld [1 in artikel 2, 1° tot 8° en 10° tot 12°]1 ressorteren een jaarlijkse subsidie voor de tewerkstelling toe.
De subsidie bedoeld in het eerste lid omvat :
1° een bedrag, berekend op grond van het aantal punten toegekend krachtens de artikelen 16, § 1 en 17, 1°;
2° een vaste vergoeding krachtens de artikelen 16, § 2 en 17, 2°;
3° in voorkomend geval, een jaarbedrag, vastgesteld krachtens artikel 18.
----------
(1)<DFG 2018-07-11/21, art. 40, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.5.[1 PointCulture]1 geniet een jaarsubsidie die wordt toegekend volgens door de Regering nader te bepalen regels.
----------
(1)<DFG 2018-02-22/17, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 29-04-2018>
Art.6. De Regering keert jaarlijks een subsidie uit aan een vereniging zonder winstoogmerk in de zin van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, samengesteld uit vertegenwoordigers van de representatieve werkgeversorganisaties die daartoe speciaal door de Regering werden erkend, bij wijze van terugbetaling van de vakbondspremie. Die subsidie wordt berekend op grond van het bedrag van de vakbondspremie die bij het openbaar ambt van de Franse Gemeenschap wordt gebruikt, vermenigvuldigd met het aantal aangeslotenen bij een representatieve werkgeversorganisatie ressorterend onder het paritair subcomité 329.02 die werkelijk worden tewerkgesteld in een vereniging die door de Franse Gemeenschap wordt erkend in één van de activiteitensectoren bedoeld in artikel 1 in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidie werd uitgekeerd.
De Regering stelt het totale bedrag vast van de jaarsubsidie toegekend bij toepassing van dit artikel en bepaalt de nadere regels voor de uitbetaling en de verantwoording ervan.
Art.7. De Regering keert elk jaar een subsidie uit aan een vereniging zonder winstoogmerk in de zin van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, die de werkgeversbonden van de in artikel 2 bedoelde sectoren bijeenbrengt, en die daartoe door de Regering speciaal werd erkend, om de verenigingen te informeren en te ondersteunen voor het nakomen van hun verbintenissen voortvloeiend uit de toepassing van :
1° dit decreet;
2° het decreet van 19 oktober 2007 betreffende de invoering van een geïnformatiseerde databank voor tewerkstelling in de non-profit sector van de Franse Gemeenschap;
3° de regelingen van het paritair comité 329 van de socioculturele sectoren en van zijn subcomités.
De Regering stelt het bedrag vast van de jaarsubsidie die wordt uitgekeerd bij toepassing van dit artikel en bepaalt de nadere regels voor de uitbetaling en de verantwoording ervan.
Art.8.De in de artikelen 4, 5, 6 en 7 bedoeld subsidies worden voor een burgerlijk jaar toegekend.
[1 ...]1
----------
(1)<DFG 2018-02-22/17, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 29-04-2018>
HOOFDSTUK II. - Toekenningsvoorwaarden.
Art.9.Onder de in de artikelen 10, 11 en 12 bepaalde voorwaarden, worden voor de toepassing van dit decreet in aanmerking genomen :
1° binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde betrekkingen die worden toegekend door de sectorregelingen zoals deze gewijzigd zijn bij dit decreet of bij de artikelen 25 tot 28, hierna " permanente betrekkingen " genoemd.
2° de betrekkingen die vooraf werden gesubsidieerd in het kader van het interdepartementaal begrotingsfonds voor bevordering van de tewerkstelling, hierna " ex-IBFT " genoemd, dit zijn :
a) voor het Waalse Gewest, de betrekkingen waarvan het aantal op 31 december 2003 wordt vastgesteld, bedoeld in het decreet van het Waalse Gewest van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector, gewijzigd bij het besluit van 19 december 2002;
b) voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de betrekkingen waarvan het aantal op 31 december 2003 wordt vastgesteld, bepaald in de overeenkomst nr. 180 van 21 januari 2004, tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot toekenning van de geco-premies aan een aantal verenigingen die ressorteren onder door de Gemeenschappen geregelde activiteitensectoren;
3° [2 De betrekking die in aanmerking wordt genomen in het kader van de geïnformatiseerde databank die op [3 1 juli 2017]3 vastgesteld is, hierna "betrekking waarvoor een bijkomende subsidie kan worden toegekend" genoemd.]2
[3 De Regering werkt de geïnformatiseerde databank jaarlijks bij op basis van de informatie over de toestand van de werkgelegenheid, vastgesteld op 31 december voor het vorige jaar en voor een inwerkingtreding op 1 januari van het volgende jaar, die door de werkgevers wordt meegedeeld aan de diensten van het Ministerie.]3
Van het eerste lid worden uitgesloten :
a) de betrekkingen waarvan de wekelijkse arbeidsduur bepaald in de arbeidsovereenkomst korter is dan deze die bepaald is in artikel 11bis, vijfde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, behoudens afwijking bepaald in artikel 11bis, 7e en 8e leden van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
b) de betrekkingen die werden toegekend en gesubsidieerd krachtens een erkenning in het kader van een andere regeling dan deze die in artikel 1 bedoeld is.
----------
(1)<BFG 2010-12-09/21, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
(2)<BFG 2012-06-28/23, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(3)<DFG 2018-07-11/21, art. 41, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.10. Om de in artikel 4 bedoelde subsidie te kunnen genieten :
1° moet de vereniging de werknemers onder arbeidsovereenkomst tewerkstellen. Voor de werknemers bedoeld in artikel 9, 1° en 2°, moet het gaan om een arbeidsovereenkomst voor bedienden;
2° voor de betrekkingen bedoeld in artikel 9, 1°, kan de vereniging niet één of meer andere structurele subsidie(s) voor de tewerkstelling genieten die door een overheid, fondsen of voorzieningen voor de subsidiëring van de tewerkstelling worden toegekend;
3° voor andere betrekkingen dan deze die bedoeld zijn in artikel 9, 1°, kan de vereniging niet één of meer andere structurele subsidie(s) genieten die door een overheid, fondsen of voorzieningen voor de subsidiëring van de tewerkstelling worden toegekend, die, opgeteld bij de bij dit decreet bedoelde subsidie, de in aanmerking komende lasten bepaald in artikel 20 overschrijdt(en).
Art.11.[1 In afwijking van artikel 10, 1°, worden in artikel 9, 3° de betrekkingen opgeteld die bedoeld zijn in de artikelen 186 tot 193 van de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen en haar uitvoeringsbesluiten voor zover :
1° de werknemer ter beschikking wordt gesteld van een vereniging die erkend wordt krachtens de sectorregeling;
2° de werknemer onder de activiteitensector ressorteert waarvoor de aanvraag om subsidie verantwoord wordt;
3° de betrokken groepering onder de paritaire commissie voor de socioculturele sector ressorteert ]1.
----------
(1)<DFG 2018-02-22/17, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 29-04-2018>
Art.12.§ 1. Een betrekking bedoeld in artikel 9 moet, voor het deel van de arbeidsduur die in voltijds equivalent wordt uitgedrukt en waarvoor de subsidie door dit decreet wordt toegekend, uitsluitend worden bestemd voor de opdrachten waarvoor de vereniging door de Franse Gemeenschap wordt erkend.
Een betrekking bedoeld in artikel 9, 1°, moet worden gerangschikt in één van de ambten in verband met het sociale doel zoals beschreven in de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 december 2003 [2 nr. 70729, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 3 maart 2006,]2 tot bepaling van de rangschikking van de ambten voor sommige sectoren van het paritair comité voor de socioculturele sector die onder de Franse Gemeenschap ressorteren of in een ambt van :
- directeur;
- of hoofdredacteur in een lokale televisiezender;
- of technisch verantwoordelijke in een lokale televisiezender;
- of in een ambt van informaticus belast met het beheer van de databanken, de informaticanetwerken, de digitale openbare netwerken en de opleiding tot de informatie- en communicatietechnologieën in de sector van de openbare lectuurvoorziening.
Die betrekkingen worden ten minste in trap 4.1 gerangschikt.
De betrekkingen bedoeld in artikel 9, 2°, moeten worden gerangschikt in één van de ambten in verband met het sociale doel of in logistieke ambten van bestuur zoals beschreven in de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 december 2003 tot bepaling van de rangschikking van de ambten voor sommige sectoren van het paritair comité voor de socioculturele sector die onder de Franse Gemeenschap ressorteren of in een ambt van :
- directeur;
- of hoofdredacteur in een lokale televisiezender;
- of technisch verantwoordelijke in een lokale televisiezender;
Die betrekkingen worden ten minste in trap 3 gerangschikt.
De Regering kan de lijst van de ambten bedoeld in de tweede en derde leden wijzigen op grond van de evolutie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 december 2003 tot bepaling van de rangschikking van de ambten voor sommige sectoren van het paritair comité voor de socioculturele sector die onder de Franse Gemeenschap ressorteren.
§ 2. Bij wijze van afwijkingsmaatregel en betreffende de werknemers die op 31 december 2007 onder arbeidsovereenkomst aangeworven zijn, voor een betrekking bedoeld in artikel 9, 1° en 2°, kan de vereniging die niet voldoet aan de voorwaarden voor de rangschikking in een barematrap bedoeld in § 1, tweede en derde leden, die behouden tot het einde van de arbeidsovereenkomst van de betrokken werknemer, voor zover het ambt niet gewijzigd is.
Bij wijze van afwijkingsmaatregel, kunnen de verenigingen die meer dan één voltijds equivalente betrekking bedoeld in artikel 9, 1° en 2° genieten hoogstens 1/3 van die betrekkingen respectievelijk over de trappen 3 en 2 voor een maximumduur van 3 jaar rangschikken op voorwaarde dat dit rangschikkingsniveau werkelijk overeenstemt met het ambt dat door de werknemer wordt uitgeoefend en dat deze een kwalificerende opleiding volgt waardoor hij respectievelijk tot de trappen 4.1. en 3 toegang kan krijgen.
[1 [3 ...]3]1.
----------
(1)<DFG 2018-02-22/17, art. 6, 010; Inwerkingtreding : 29-04-2018>
(2)<DFG 2018-07-11/21, art. 42, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(3)<DFG 2023-12-20/14, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.13.Om de subsidie te kunnen genieten, moet de vereniging, voor de betrekkingen die bij toepassing van dit decreet worden gesubsidieerd, de barema's in acht nemen die bepaald zijn in de collectieve arbeidsovereenkomst(en) van het paritair subcomité nr. 329.02 betreffende de barema's van de sectoren die onder de Franse Gemeenschap ressorteren.
[1 Bij gebrek aan een collectieve overeenkomst binnen het paritair subcomité nr. 329.02 kan de Regering, voor één of meerdere kalenderjaren, het minimumpercentage vaststellen van de refertebarema's, zoals vermeld in bijlage 2 van de collectieve overeenkomst van 16 september 2002, gesloten binnen het paritair comité voor de socioculturele sector, tot bepaling van de rangschikking van ambten en van de bezoldigingsvoorwaarden voor de sectoren van het paritair comité voor de socioculturele sector die onder het Waalse Gewest ressorteren : de bedrijven voor vorming door arbeid, de instellingen voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces, de gewestcentra voor de integratie van personen van buitenlandse herkomst, de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling en de centra voor beroepsopleiding en/of omscholing van de gehandicapte personen, dat de vereniging gehouden wordt toe te passen voor de krachtens dit decreet gesubsidieerde betrekkingen.
Dit minimumpercentage ligt tussen [2 97,14 %]2 en 100 % van de voornoemde barema's.]1
Als de vereniging niet onder dat subcomité ressorteert, moet ze minstens de barema's toepassen die bedoeld zijn in de eerste en tweede leden voor de betrekkingen die krachtens artikel 9, 1° en 2°, worden gesubsidieerd.
----------
(1)<DFG 2012-10-25/05, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(2)<DFG 2018-07-11/21, art. 43, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
HOOFDSTUK III. - Nadere regels voor de toekenning.
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Art.14. Op 1 januari 2008, is een punt 2.959,75 euro waard. De waarde van een punt wordt jaarlijks geïndexeerd volgens de indexering van de algemene begroting van de primaire uitgaven van de Franse Gemeenschap (gezondheidsindex), voor de eerste keer vanaf 1 januari 2009.
Vanaf 2010 kan de Regering de waarde van het punt bedoeld in het eerste lid verhogen.
Art.15. Indien de vereniging in vereffening wordt gesteld, in staat van kennelijk onvermogen geraakt, beslist dat ze wordt ontbonden, of indien haar erkenning ingetrokken wordt bij toepassing van de sectorregeling, behoudt ze, als werkgeefster, haar rechten op de subsidie alleen om de vergoedingen te dekken voor de verbreking of de opzegging van de lopende arbeidsovereenkomsten, als ze in overeenstemming zijn met de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, voor een duur van hoogstens 6 maanden, onverminderd de gunstigere bepalingen die bij de sectorregelingen bepaald kunnen zijn.
De periode van 6 maanden gaat, naar gelang van het geval, in vanaf de datum van de rechterlijke beslissing, van de beslissing van de algemene vergadering of van die van de Minister.
Afdeling II. - Permanente personeelsleden.
Art.16.§ 1. [1 Vanaf 2016, onverminderd de gunstigere bepalingen bedoeld in de regelgeving van de activiteitensectoren opgesomd in artikel 2, met uitsluiting van 5° en 9°, geniet de federatie, per voltijdse equivalente betrekking bedoeld in artikel 9°, 1°, een subsidie die gebaseerd is op :
a) 10 basispunten;
b) 4.75 aanvullende punten.
De Regering kan per voltijds equivalent het aantal bijkomende punten verhogen]1.
§ 2. Voor elke voltijds equivalente betrekking bedoeld in artikel 9, 1°, geniet de vereniging een vaste vergoeding van ten minste 162,83 euro bij wijze van tegemoetkoming in de uitgaven voor het sociaal secretariaat [2 onverminderd het bedrag berekend in artikel 20, § 1, 8°]2.
Die vergoeding wordt geïndexeerd volgens de nadere regels bedoeld in artikel 14, [3 eerste lid]3, vanaf 1 januari 2009.
De sportfederaties behouden de vaste vergoeding bedoeld in § 2, eerste lid voor de betrekkingen die deze op 31 december 2007 genoten.
----------
(1)<DFG 2018-02-22/17, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 29-04-2018>
(2)<DFG 2018-02-22/17, art. 8, 010; Inwerkingtreding : 29-04-2018>
(3)<DFG 2018-02-22/17, art. 9, 010; Inwerkingtreding : 29-04-2018>
Afdeling III. - Ex-IBFT.
Art.17.De vereniging geniet, voor elke voltijdse equivalente betrekking, bedoeld in artikel 9, 2° :
1° 1 punt.
2° een vaste vergoeding van minstens 162,83 euro bij wijze van tegemoetkoming in de uitgaven voor het sociaal secretariaat [1 onverminderd het bedrag berekend in artikel 20, § 1, 8°]1.
Die vergoeding wordt geïndexeerd volgens de nadere regels bepaald in artikel 14, tweede lid, vanaf 1 januari 2009.
----------
(1)<DFG 2018-02-22/17, art. 10, 010; Inwerkingtreding : 29-04-2018>
Afdeling IV. - Betrekking die recht geeft op een bijkomende subsidie.
Art.18.De vereniging geniet, voor elke voltijds equivalente betrekking bedoeld in artikel 9, 3° :
1° in 2008, minstens 1,271 punten;
2° vanaf 2009, minstens 1,293 punten;
[1 3° vanaf 1 januari 2012, 1,3978 punten.]1
[2 4° vanaf 1 januari 2018, 1,6017 punten;
5° vanaf 1 januari 2019, 1,8057 punten.]2
[3 6° vanaf 1 januari 2023, 1,9354 punten ;]3
[4 7° vanaf 1 januari 2024, 2,0627 punten.]4
De Regering kan, voor elke voltijds equivalente betrekking, het aantal toegekende punten verhogen.
----------
(1)<BFG 2012-06-28/23, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(2)<DFG 2018-07-11/21, art. 44, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(3)<DFG 2023-12-20/14, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(4)<DFG 2023-12-20/14, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK IV. - Nadere regels voor de uitbetaling en de verantwoording.
Art.19.§ 1. [1 Voor zover de algemene uitgavenbegroting eerst aangenomen werd, vereffent de Regering de subsidie bedoeld bij artikel 4 betreffende het jaar x, in één enkele schijf ten laatste tegen 31 maart van het jaar x, na verificatie van het verantwoordingsdossier bedoeld bij artikel 23 betreffende de subsidie toegekend voor het jaar x-2.
In afwijking van het eerste lid, voor de sportfederaties en [2 PointCulture]2 respectief bedoeld bij artikel 2, 5° en 9°, voor zover de algemene uitgavenbegroting eerst aangenomen werd, vereffent de Regering de subsidie bedoeld bij artikel 4, betreffende het jaar x, in twee schijven :
1° de eerste schijf, gelijk aan 85 % wordt ten laatste voor 31 maart van het jaar x uitbetaald;
2° de tweede schijf, i.e.15 %, wordt voor 15 december van het jaar X gestort, en dit na verificatie van het verantwoordingsdossier voor de toegekende toelage voor het jaar x-1.]1
§ 2. De Regering bezorgt de vereniging een afrekening van de subsidies die bij de uitbetaling van elke schijf werden toegekend.
----------
(1)<DFG 2016-06-02/12, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 18-07-2016>
(2)<DFG 2018-02-22/17, art. 11, 010; Inwerkingtreding : 29-04-2018>
Art.20.[1 § 1. De subsidie bedoeld in artikel 4 wordt verantwoord door de in aanmerking komende lasten, bepaald als volgt :
1° alle bedragen die in aanmerking komen voor de berekening van de bijdragen van de sociale zekerheid, zoals vermeld en geïdentificeerd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid in het kader van de multifunctionele aangifte onder de bezoldigingscodes 1, 2 en 7;
2° de bijdragen van de sociale zekerheid ten laste van de werkgever voor de bedragen bedoeld in 1°, met inbegrip van de jaarlijkse bijdrage bestemd voor het jaarlijkse vakantiestelsel van de manuele werknemers;
3° het gewaarborgde loon dat niet onderworpen is aan de sociale zekerheidsbijdragen ten laste van de werkgever, verschuldigd met toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 12bis en 13bis van 26 februari 1979;
4° het dubbel vakantiegeld van de werknemers, verschuldigd krachtens de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers gecoördineerd op 28 juni 1971;
5° de werkgeverstegemoetkoming in de kosten voor de reizen van de woonplaats naar de arbeidsplaats, verschuldigd krachtens de collectieve overeenkomsten gesloten binnen de Nationale Arbeidsraad en/of het paritair comité 329 voor de socioculturele sector en zijn subcomités bevoegd voor de sectoren bedoeld in artikel 2, met inbegrip van de bijkomende werkgeverstegemoetkoming die ressorteert onder een derdebetalersovereenkomst met één of meer maatschappijen van openbaar vervoer;
6° een forfaitair bedrag voor de verzekering tegen arbeidsongevallen die door de werkgever moet worden aangegaan krachtens de wet van 10 april 1971 op de arbeidsongevallen. Dit vast bedrag wordt berekend per voltijds equivalent op basis van, enerzijds, het globaal bedrag van de verzekeringspremie betaald door de werkgever per referentiejaar van de verantwoording van de activiteitensector en, anderzijds, het totale aantal voltijdse equivalenten bestemd voor de activiteitensector en tewerkgesteld in de vereniging tijdens hetzelfde jaar;
7° een forfaitair bedrag voor de jaarlijkse bijdragen en facturen voor het gezondheidstoezicht in het bedrijf, verschuldigd voor een externe dienst voor de preventie en de bescherming op het werk. Dit vast bedrag wordt berekend per werknemer op basis van, enerzijds, het globaal bedrag betaald door de werkgever voor het referentiejaar van de verantwoording in de activiteitensector en, anderzijds, het totale bedrag van de werknemers toegewezen aan de activiteitensector en tewerkgesteld in de vereniging tijdens hetzelfde jaar;
8° een forfaitair bedrag voor de kosten voor het sociaal secretariaat. Dit vast bedrag wordt berekend per werknemer op basis van, enerzijds, het globaal bedrag van de factuur van het sociaal secretariaat betaald door de werkgever voor het referentiejaar van de verantwoording in de activiteitensector en, anderzijds, het totaal aantal werknemers bestemd voor de activiteitensector en tewerkgesteld in de vereniging tijdens hetzelfde jaar;
9° de vergoedingen voor de verbreking van een arbeidsovereenkomst, die een vooropzeg moeten compenseren, zoals vermeld en geïdentificeerd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid in het kader van de multifunctionele aangifte onder de bezoldigingscode 3, zonder dat deze last gecumuleerd kan worden, voor een duur die gelijk is aan de vooropzeg indien hij gepresteerd werd, met de uitgaven gebonden aan de bezoldigingen voor dezelfde werkpost;
10° de bijdragen van de sociale zekerheid ten laste van de werkgever voor de bedragen bedoeld in 9° ;
11° onder voorwaarden die ze bepaalt, kan de Regering de verantwoording van de financiële last voor de betrekkingen bedoeld in artikel 9, 2° en 3° tot het personeel uitbreiden dat aangeworven wordt in tijdelijk verband met toepassing van de wettelijke stelsels die volledig of gedeeltelijk afwijken van de regels van de aangiftes bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
[3 12° de tegemoetkoming van de werkgever in de daadwerkelijk toegekende maaltijdcheques, met inachtneming van de voorwaarden voorzien in artikel 19bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969, genomen ter uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en artikel 38/1, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;]3
[4 13° de forfaitaire telewerkvergoedingen toegekend door de werkgever, met inachtneming van de plafonds en voorwaarden vastgelegd door de Federale Overheidsdienst Financiën en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.]4
§ 2. Indien de arbeidsovereenkomst ten einde loopt of indien de termen van de arbeidsovereenkomst gewijzigd worden om het gemiddeld aantal wekelijkse gepresteerde uren te verminderen, is het vakantiegeld dat vervroegd wordt betaald, inzonderheid krachtens artikel 46 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, zoals vermeld en geïdentificeerd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid in het kader van de multifunctionele aangifte [2 onder de bezoldigingscodes 7 en 11]2, geen last die in aanmerking komt en die betrekking heeft op het jaar waarin het betaald wordt, maar een last die betrekking heeft op het daaropvolgende jaar.
§ 3. Na raadpleging van de erkende representatieve werkgeversorganisaties en representatieve werknemersorganisaties is de Regering ertoe gemachtigd de Administratie de toestemming te geven de informatie te vervangen die verstrekt wordt door de Kruispuntbank voor Sociale Zekerheid over de in aanmerking komende lasten, zoals beschreven in § 1, 1°, 2°, 3°, 4°, 9° en 10°, door een gelijke informatie die op een verschillende manier ontwikkeld of opgebouwd door deze wordt.
§ 4. Na raadpleging van de erkende representatieve werkgeversorganisaties en representatieve werknemersorganisaties is de Regering ertoe gemachtigd de lijst van de in aanmerking komende lasten te herzien die vastgesteld wordt in § 1 en § 2, voor de verantwoording van de subsidie bedoeld in artikel 4]1.
----------
(1)<DFG 2018-02-22/17, art. 12, 010; Inwerkingtreding : 29-04-2018>
(2)<DFG 2018-07-11/21, art. 45, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(3)<DFG 2023-12-20/14, art. 3,L1, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(4)<DFG 2023-12-20/14, art. 3,L2, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.21.[1 § 1. [2 Onverminderd § 5 wordt het in aanmerking komend bedrag]2 van de subsidie betreffende de permanente betrekking bedoeld in artikel 9, 1° wordt berekend op basis van het tewerkstellingspercentage van deze betrekking in verhouding tot één of meer werknemers gebonden door één of meer opeenvolgende of simultane overeenkomsten met de vereniging die aan de voorwaarden bepaald in de artikelen 10, 12 en 13 voldoet.
Dit tewerkstellingspercentage per voltijds equivalent stemt overeen met de duur van de tewerkstelling uitgedrukt in weken, overeenkomstig de volgende paragrafen, verdeeld door 52 weken.
§ 2. De duur van de tewerkstelling van een permanente betrekking stemt overeen met het aantal weken die aanleiding geven tot een bezoldiging voor de werkelijke en/of gelijkgestelde prestaties; elke onvolledige begonnen of beëindigde week wordt in aanmerking genomen naar rata van een week met een maximum van 52 weken.
§ 3. De feitelijke voorwaarden van de gelijkgestelde prestaties bedoeld in § 2 kunnen in aanmerking genomen worden voor zover de opdrachten van het sectorale decreet of de programma-overeenkomst bewaard worden. De bepaling is residueel en kan geactiveerd worden na ten hoogste alle werkelijke prestaties te hebben verantwoord. De Regering bepaalt de maximale duur van de gelijkstellingsperiodes en bepaalt de lijst en de kenmerken ervan.
§ 4. De opzeggingsperiode die overeenstemt met de vergoedingen voor de breuk van een arbeidsovereenkomst, die een vooropzeg moeten compenseren, zoals beschreven in artikel 20, § 1, 9°, is een gelijkgestelde prestatie zonder dat ze gecumuleerd kan worden met de verantwoording van de betrekking die opvolgt, vanaf de datum van het begin van de overeenkomst van deze laatste.
§ 5. [2 Voor zover dat de bezettingsduur van elke vaste betrekking ten minste 26 weken bedraagt, kan het saldo van het in aanmerking komend bedrag worden gerechtvaardigd door in aanmerking komende uitgaven in de zin van artikel 20 met betrekking tot andere werknemers bedoeld in artikel 9.]2.
De bijkomende punten betreffende de permanente betrekking in de zin van artikel 16, § 1, b, komen in aanmerking ongeacht het bezettingspercentage van de permanente betrekking]1.
----------
(1)<DFG 2018-02-22/17, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 29-04-2018>
(2)<DFG 2023-12-20/14, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.21bis. [1 Het in aanmerking komende bedrag van de subsidie betreffende de betrekking ex-FBIE bedoeld in artikel 9, 2° en de betrekking die aanleiding geeft tot een bijkomende subsidie bedoeld in artikel 9, 3°, wordt berekend onafhankelijk van het bezettingspercentage binnen de vereniging.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2018-02-22/17, art. 14, 010; Inwerkingtreding : 29-04-2018>
Art.22.[1 § 1. De subsidie bedoeld in artikel 4 wordt verantwoord op basis van de in aanmerking komende lasten bedoeld in artikel 20, § 1 in verband met hetzelfde jaar, zonder het in aanmerking komende bedrag te overschrijden dat berekend wordt krachtens de artikelen 21 en 21bis.
§ 2. De subsidie bedoeld in artikel 16, § 1, a, wordt verantwoord door de in aanmerking komende lasten die bepaald worden in artikel 20, § 1, voor de permanente betrekking, zoals bedoeld in artikel 9, 1°.
§ 3. Het saldo van de subsidie wordt verantwoord door de in aanmerking komende lasten die bepaald worden in artikel 20, § 1 betreffende de betrekkingen toegewezen aan de activiteitensector van de erkenning, met aftrek van de structurele subsidies voor de betrekking, zoals bedoeld in artikel 10, 3°. "
§ 4. Wanneer het verantwoorde bedrag niet het totaal bedrag van de in aanmerking komende subsidies bereikt in de zin van de artikelen 21 en 21bis van dit decreet, vordert de administratie het niet-verantwoorde bedrag terug door aftrek ervan op de subsidie van het jaar daarna of bij elke rechtsweg".
§ 5. In voorkomend geval zullen deze bedragen bestemd worden voor de verhoging van het aantal punten bedoeld in artikel 18]1.
----------
(1)<DFG 2018-02-22/17, art. 15, 010; Inwerkingtreding : 29-04-2018>
Art.23.[1 § 1. Voor elke subsidie toegekend voor een jaar x-2, encodeert de vereniging een verantwoordingsdossier waarbij bewezen wordt dat ze de voorwaarden in acht neemt bepaald door het decreet en dit, ten laatste tegen 15 november van het jaar x-1. De motiveringsgegevens komen voort uit de gegevens van de geïnformatiseerde databank van de betrekkingen in de non-profit sector. Een termijn van minimum 100 kalenderdagen wordt aan de vereniging gelaten om dit verantwoordingsdossier te encoderen.
De diensten van de Regering gaan de gegevens overgezonden in het verantwoordingsdossier na [2 en brengt de mogelijke verbeteringen aan, motiveren ze,]2 en delen de uitslagen van hun controle aan de vereniging mede ten laatste tegen 1 februari van het jaar x.
De Regering bepaalt een procedure voor de betwisting van de controleresultaten.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1, voor de sportfederaties en [4 Point-Cultur]4 bedoeld bij artikel 2, 5° en 9°, moeten de verantwoordingsstukken die bewijzen dat de vereniging de voorwaarden bepaald in het decreet in acht neemt voor 31 mei van het jaar x-1 ten laatste ingediend worden.
§ 3. De overzending en het gebruik van de gegevens voortkomend uit de geïnformatiseerde databank van de betrekkingen in de non-profit sector geschieden met inachtneming van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid alsook de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
§ 4. [3 § 4. De Regering stelt de nadere regels en de procedures vast in verband met de bijwerking door de vereniging van haar personeelslijst en de indiening van haar bewijsdossier bedoeld in de paragrafen 1 en 2, alsook de inhoud ervan.
Ze organiseert een verplichte procedure van simulatie van berekening vóór de definitieve verantwoording]3.]1
----------
(1)<DFG 2016-06-02/12, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 18-07-2016>
(2)<DFG 2018-02-22/17, art. 16, 010; Inwerkingtreding : 29-04-2018>
(3)<DFG 2018-02-22/17, art. 17, 010; Inwerkingtreding : 29-04-2018>
(4)<DFG 2018-07-11/21, art. 46, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
HOOFDSTUK V.
Art.24.
<Opgeheven bij DFG 2018-02-22/17, art. 18, 010; Inwerkingtreding : 29-04-2018>
TITEL IV. - Bijzondere bepalingen.
Art.25.[1 In de sector van de Openbare dienst voor Openbare lectuurvoorziening, voor de operatoren die de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke inrichtende machten verenigen]1, worden de betrekkingen die krachtens artikel 9 in aanmerking worden genomen, beperkt tot de betrekkingen bezet in de privaatrechtelijke bibliotheken zoals bedoeld in hun overeenkomst.
[1 ...]1
[1 wat betreft de representatieve organisaties van bibliothecarissen en bibliotheken, erkend als representatieve organisaties van de gebruikers krachtens het decreet van 10 april 2003 gewijzigd bij het decreet van 20 juli 2005 betreffende de werking van de adviesinstanties die werkzaam zijn binnen de culturele sector]1, worden de krachtens artikel 9, 3°, in aanmerking genomen betrekkingen deze waarvan de prestaties verricht worden in de aangesloten bibliotheken.
----------
(1)<DFG 2009-04-30/E6, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
Art.26. Iedere plaatselijke televisie geniet minstens één voltijds equivalent zoals bedoeld bij artikel 9, 1°.
De lokale televisiezenders behouden minstens het globale bedrag van de subsidies bedoeld bij artikel 9, 1° dat ze op 31 december 2007 genoten.
De federatie van de lokale televisiezenders geniet een voltijds equivalent bedoeld bij artikel 9, 1°, en de subsidies bepaald bij artikel 9, 2° en 3°.
Art.27.Vanaf 1 januari 2008, wordt het aantal permanente personeelsleden per lokale televisiezender erkend op die datum bepaald als volgt :
Antenne Centre : 1;
Canal C : 1;
Canal Zoom : 2;
No Télé : 7;
RTC : 3;
Télé MB : 1;
Télésambre : 1;
Télévesdre : 1;
TV Com : 1;
Ma Télé (Vidéoscope) : 1;
TV Lux : 1;
[1 BX1]1 : 2.
----------
(1)<DFG 2018-07-11/21, art. 47, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.28.Ieder [1 gesubsidieerd]1 productie- en gastatelier en het atelier voor radiocreatie genieten één voltijds equivalent bedoeld bij artikel 9, 1°, en dit vanaf 1 juli 2008.
----------
(1)<DFG 2011-11-10/08, art. 114, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
TITEL V. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
Art.29.
<Opgeheven bij DFG 2009-04-30/E6, art. 32, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
Art.30.
<Opgeheven bij DFG 2009-04-30/E6, art. 32, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
Art.31.
<Opgeheven bij DFG 2009-04-30/E6, art. 32, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
Art.32. Artikel 7, tweede lid, van het decreet van 20 juni 1980 dat de erkenningsvoorwaarden voor het toekennen van toelagen aan jeugdverenigingen bepaalt, wordt door de volgende bepaling vervangen :
" Het bedrag, de nadere regels voor de toekenning, de uitbetaling en de verantwoording van de jaarlijkse subsidie bedoeld in het eerste lid, worden krachtens het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap, bepaald. ".
Art.33. In artikel 8, § 2, 1°, van het decreet van 20 juni 1980 dat de erkenningsvoorwaarden voor het toekennen van toelagen aan jeugdverenigingen bepaalt, worden de woorden " het decreet van 17 december 2003 betreffende de werkgelegenheid in de sociaal-culturele sector en houdende diverse bepalingen " vervangen door de woorden " het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap. ".
Art.34. De artikelen 7, 2°, 8 en 9 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 26 juli 1990 betreffende de erkenning en de betoelaging van de productieateliers en de gastateliers voor films en videogrammen, worden opgeheven.
Art.35. In artikel 10, tweede lid van het decreet van 28 juli 1992 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de toekenning van toelagen aan de culturele centra, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° punt 2 wordt vervangen door " personeel in dienst te nemen waarvan een percentage, bepaald door de Regering, animatiepersoneel is met bevoegdheden die erkend zijn overeenkomstig de bepalingen genomen door de Regering, om de opdrachten te vervullen bepaald door dit decreet en hun programmaovereenkomst uit voeren. ".
2° punt 3 wordt geschrapt.
Art.36. Artikel 27bis van het decreet van 28 juli 1992 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de toekenning van toelagen aan de culturele centra, wordt door de volgende bepaling vervangen :
" Art. 27bis. De in de zin van dit decreet erkende culturele centra ontvangen subsidies voor de tewerkstelling overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap, waaronder de subsidie bedoeld bij artikel 16 voor een permanent animator-director.
Wanneer de animator-director door de gemeente krachtens artikel 26 ter beschikking wordt gesteld, genieten de erkende culturele centra de subsidie voor de tewerkstelling bedoeld bij artikel 9, 1° niet. ".
Art.37. In artikel 44 van het decreet van 20 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en huisvestingscentra, van informatiecentra voor jongeren en van hun federaties, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° In § 1, eerste lid, 1°, wordt littera a) vervangen door de volgende bepaling :
" a) ongeacht het niveau waarin het vierjarenactieplan is erkend, een subsidie voor een permanent voltijds equivalent zoals bepaald in het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap ";
2° In § 1, eerste lid, 1°, wordt littera f) vervangen door de volgende bepaling : " f) desgevallend, een subsidie voor een bijkomend permanent voltijds equivalent zoals bepaald in het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap ";
3° In § 1, eerste lid, 1°, wordt littera g) vervangen door de volgende bepaling : " g) desgevallend, een subsidie voor een ander permanent voltijds equivalent zoals bepaald in het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap ";
4° In 2°, wordt littera a) vervangen door de volgende bepaling : " a) een subsidie voor een permanent halftijds personeelslid zoals bepaald in het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap ".
Art.38. Het vierde lid van artikel 49 van het decreet van 20 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en huisvestingscentra, van informatiecentra voor jongeren en van hun federaties, wordt door de volgende bepaling vervangen :
" Het bedrag, de nadere regels voor de toekenning, de uitbetaling en de verantwoording van de subsidies bedoeld bij artikel 44, § 1, eerste lid, 1°, a), f), g) en 2° a) worden door het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap, bepaald. ".
Art.39.De artikelen 9 tot 15 van het decreet van 17 juli 2003 met betrekking tot de steun aan het verenigingsleven op het gebied van de permanente opvoeding, worden door de volgende bepalingen vervangen :
" Sectie 1. - De subsidies aan verenigingen die erkend zijn voor onbepaalde duur.
Art. 9. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, verleent de Regering aan elke erkende vereniging :
1. een jaarlijkse forfaitaire subsidie voor activiteiten, verbonden aan de voorlegging, door de vereniging, van een meerjarenproject met een duur van vijf jaar dat overeenstemt met het actiedomein of de actiedomeinen die gedekt worden door de vereniging;
2. een jaarlijkse forfaitaire werkingssubsidie;
3. indien de vereniging een actiegebied dekt van minstens een provincie of een gewest waarvan het aantal inwoners minstens gelijk is aan het aantal dat bepaald werd door de Regering, een jaarlijkse vaste subsidie voor de tewerkstelling.
Art. 10. Het bedrag van de subsidies bedoeld bij artikel 9, 1°, wordt berekend door aan de verenigingen een forfaitair aantal activiteitenpunten toe te kennen dat varieert in functie van de categorie waarin de vereniging ingeschreven staat.
De Regering bepaalt de waarde van het activiteitenpunt.
Bovendien, bepaalt de Regering de kwantitatieve en kwalitatieve criteria die toegang bieden tot elk van deze categorieën. Deze criteria zijn afhankelijk van de elementen bedoeld bij artikel 3, 1°, vijfde lid, bij artikel 3, 2°, vijfde lid, bij artikel 3, 3°, zevende lid, en bij artikel 3, 4°, vierde lid.
De categorieën zijn de volgende :
1° Voor de verenigingen erkend krachtens artikel 4, in het kader van het actiedomein 1 :
1) Voor de verenigingen waarvan de territoriale impact van de activiteiten verwezenlijkt wordt op een grondgebied waarvan het minimum aantal inwoners bepaald wordt door de Regering, met een minimum van 50 000 inwoners of, voor de streken van minstens 75 inwoners per vierkante kilometer, op een grondgebied van minstens zes gemeenten, worden vier forfaitaire categorieën opgericht :
a) 10 activiteitenpunten;
b) 15 activiteitenpunten;
c) 20 activiteitenpunten;
d) 25 activiteitenpunten.
2) Voor de verenigingen waarvoor de territoriale impact van de activiteiten verwezenlijkt wordt over het geheel van het grondgebied van de Franse Gemeenschap, worden drie forfaitaire categorieën opgericht :
a) 25 activiteitenpunten;
b) 35 activiteitenpunten;
c) 60 activiteitenpunten.
2° Voor de verenigingen erkend krachtens artikel 5 in het kader van het actiedomein 1 :
1) Voor de verenigingen met drie tot vijf aangesloten afhankelijke verenigingen, worden drie forfaitaire categorieën opgericht :
a) 70 activiteitenpunten;
b) 95 activiteitenpunten;
c) 120 activiteitenpunten.
2) Voor de verenigingen met zes tot acht aangesloten afhankelijke verenigingen, worden drie forfaitaire categorieën opgericht :
a) 145 activiteitenpunten;
b) 170 activiteitenpunten;
c) 195 activiteitenpunten.
3) Voor de verenigingen met negen en meer aangesloten afhankelijke verenigingen, worden drie forfaitaire categorieën opgericht :
a) 220 activiteitenpunten;
b) 245 activiteitenpunten;
c) 270 activiteitenpunten.
3° Voor de verenigingen erkend krachtens artikel 4 of artikel 5 in het kader van het actiedomein 2, worden drie forfaitaire categorieën opgericht :
a) 15 activiteitenpunten;
b) 30 activiteitenpunten;
c) 45 activiteitenpunten.
4° Voor de verenigingen erkend krachtens artikel 4 of artikel 5 in het kader van het actiedomein 3, worden twee forfaitaire categorieën opgericht :
a) 20 activiteitenpunten;
b) 30 activiteitenpunten.
5° Voor de verenigingen erkend krachtens artikel 4 of artikel 5 in het kader van het actiedomein 4, wordt 1 forfaitaire categorie opgericht : 20 activiteitenpunten.
6° Voor de verenigingen erkend in het kader van verschillende actiedomeinen, worden de verschillende forfaitaire categorieën waarop zij recht hebben, toegevoegd bij de berekening van de forfaitaire categorieën bedoeld bij artikel 9, eerste lid.
§ 2. Bij wijze van uitzondering op § 1, voor de verenigingen erkend krachtens artikel 4 in het kader van het actiedomein 1 bedoeld bij artikel 3, en waarvan de territoriale impact de Gemeente, het dorp of de wijk is, bepaalt de Regering drie forfaitaire categorieën. De Regering bepaalt ook de kwantitatieve en kwalitatieve criteria die toegang bieden tot elk van deze categorieën. Deze criteria zijn afhankelijk van de elementen bedoeld bij artikel 3, 1°, vijfde lid.
§ 3. De subsidies toegekend door de Franse Gemeenschap krachtens artikel 9, 1°, worden toegekend ter uitvoering van een programmaovereenkomst voor een duur van vijf jaar. De Regering, bepaalt, op voorstel van de Raad, het model van de programmaovereenkomst.
Het bevat minstens :
- de inhoud van het meerjarenproject voorgelegd door de vereniging, met name het globale strategische plan van de vereniging met zijn doelstellingen en de middelen om deze laatste te verwezenlijken;
- de herhaling van de aan de vereniging toegekende bedragen die verbonden zijn aan de erkenning ervan krachtens dit decreet;
- de nadere regels en de procedure voor de herziening van de programmaovereenkomst;
- de nadere regels en de procedure voor het toezicht op en de evaluatie van de uitvoering van de programmaovereenkomst;
De nadere regels en de procedure voor de evaluatie van de programmaovereenkomst worden door de Regering overeenkomstig hoofdstuk IV van dit decreet bepaald.
Art. 11. Het bedrag van de subsidies bedoeld bij artikel 9, tweede lid, wordt als volgt berekend :
1° Voor de verenigingen erkend krachtens artikel 4 in het kader van het actiedomein 1 bedoeld bij artikel 3, en waarvan de territoriale impact van de activiteiten de gemeente, het dorp of de wijk betreft, bepaalt de Regering drie categorieën van forfaitaire categorieën. De Regering bepaalt ook de kwantitatieve en kwalitatieve criteria die toegang bieden tot elk van deze categorieën. Deze criteria zijn afhankelijk van de elementen bedoeld bij artikel 3, 1°, vijfde lid.
2° Voor alle andere verenigingen erkend krachtens artikel 4 of artikel 5, stemt het forfaitaire bedrag, met een maximum waarde van 105.083,25 euro, overeen met 50 procent van de waarde van het forfaitaire bedrag vastgesteld bij artikel 10.
Art. 12. § 1. De subsidie bedoeld bij artikel 9, derde lid, wordt berekend door aan de vereniging een aantal permanente personeelsleden toe te kennen dat verandert in functie van het totale aantal activiteitenpunten toegekend krachtens artikel 10.
Voor elk voltijds equivalent geniet de vereniging tien punten permanente tewerkstelling en acht bijkomende punten voor permanente personeelsleden.
De verenigingen die erkend zijn krachtens dit decreet in een van de categorieën bedoeld bij artikel 10, die op 31 december 2007 een gunstigere forfaitaire subsidie voor de tewerkstelling genoten, behouden deze subsidie.
Het bedrag, de nadere regels voor de toekenning, de uitbetaling en de verantwoording van de subsidie worden bepaald door het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap.
Het aantal permanente personeelsleden wordt bepaald als volgt :
- voor 10 en 15 activiteitenpunten : 0,50 permanent VE (voltijds equivalent)
- voor 20 en 25 activiteitenpunten : 1,00 permanent VE
- voor 30 en 35 activiteitenpunten : 1,50 permanent VE's
- voor 40 activiteitenpunten : 2,00 permanente VE's
- voor 45 en 50 activiteitenpunten : 2,50 permanente VE's
- [voor 55 en 60 activiteitenpunten : 3,00 permanente VE's] (Erratum, B.S. 07-10-2008, p. 66200)
- voor 65 en 70 activiteitenpunten : 3,50 permanente VE's
- voor 75 en 80 activiteitenpunten : 4,00 permanente VE's
- voor 90 activiteitenpunten : 5,00 permanente VE's
- voor 105 activiteitenpunten : 5,50 permanente VE's
- voor 110 en 115 activiteitenpunten : 6,00 permanente VE's
- voor 120 en 125 activiteitenpunten : 6,50 permanente VE's
- voor 130 activiteitenpunten : 7,00 permanente VE's
- voor 135 en 140 activiteitenpunten : 7,50 permanente VE's
- voor 145 en 150 activiteitenpunten : 8,00 permanente VE's
- voor 155 en 160 activiteitenpunten : 8,50 permanente VE's
- voor 165 en 170 activiteitenpunten : 9,00 permanente VE's
- voor 175 activiteitenpunten : 9,50 permanente VE's
- voor 180 en 185 activiteitenpunten : 10,00 permanente VE's
- voor 190 en 195 activiteitenpunten : 10,50 permanente VE's
- voor 200 en 205 activiteitenpunten : 11,00 permanente VE's
- voor 210 en 215 activiteitenpunten : 11,50 permanente VE's
- voor 220 activiteitenpunten : 12,00 permanente VE's
- voor 225 en 230 activiteitenpunten : 12,50 permanente VE's
- voor 235 en 240 activiteitenpunten : 13,00 permanente VE's
- voor 245 en 250 activiteitenpunten : 13,50 permanente VE's
- voor 255 en 260 activiteitenpunten : 14,00 permanente VE's
- voor 265 activiteitenpunten : 14,50 permanente VE's
- voor 270 en 275 activiteitenpunten : 15,00 permanente VE's
- voor 280 en 285 activiteitenpunten : 15,50 permanente VE's
- voor 290 en 295 activiteitenpunten : 16,00 permanente VE's
- voor 300 en 305 activiteitenpunten : 16,50 permanente VE's
- voor 310 activiteitenpunten : 17,00 permanente VE's
- voor 315 en 320 activiteitenpunten : 17,50 permanente VE's
- voor 325 en 330 activiteitenpunten : 18,00 permanente VE's
- voor 335 en 340 activiteitenpunten : 18,50 permanente VE's
- voor 345 en 350 activiteitenpunten : 19,00 permanente VE's
- voor 355 activiteitenpunten : 19,50 permanente VE's
voor 360 en 365 activiteitenpunten : 20,00 permanente VE's.
§ 2. Bij wijze van uitzondering op § 1, kunnen de verenigingen bedoeld bij artikel 10, 1°, 1), a), van een forfaitaire subsidie genieten voor specifieke activiteiten voor een bedrag equivalent aan de subsidie voor de tewerkstelling bedoeld bij § 1, op de volgende voorwaarden :
1° Geen personeel aanwerven bezoldigd overeenkomstig een arbeidsovereenkomst onderworpen aan de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
2° Deze vragen bij het indienen van de aanvraag tot erkenning.
De verenigingen die ressorteren onder het eerste lid kunnen geen subsidies voor tewerkstelling genieten.
Deze maatregel is van toepassing minstens het eerste jaar van de programmaovereenkomst bedoeld bij artikel 10, § 3.
Indien de vereniging van het voordeel van de toepassing van deze paragraaf wenst af te zien, dient zij daartoe een aanvraag in minstens drie maanden voor het begin van het kalenderjaar gedurende hetwelk deze afstand in werking treedt. Elk verzaken in de zin van deze paragraaf is onomkeerbaar.
Voor de verenigingen die onderhevig zijn aan het eerste lid, worden de subsidies bedoeld bij artikel 9, 1° en 2°, berekend op basis van het forfaitaire bedrag voor de activiteiten bedoeld in het eerste lid.
Art. 13. De bedragen van de subsidies bedoeld bij de artikelen 9, 1° en 2°, 10, en 11 worden jaarlijks geïndexeerd op basis van de indexering van de algemene begroting van de primaire uitgaven van de Franse Gemeenschap (gezondheidsindexcijfer) en dit, voor de eerste keer vanaf 1 januari 2009.
Art. 14. Vanaf de eerste januari van ieder jaar, en voor zover de algemene uitgavenbegroting tevoren werd aangenomen, beschikt de Regering over maximum zes maanden om de bij artikel 9, 1° en 2° bedoelde subsidies uit te betalen.
Deze subsidies worden toegekend voor een kalenderjaar.
De Regering bepaalt de nadere regels van de verantwoording.
Sectie 2. - Subsidies aan voorlopig erkende verenigingen.
Art. 15. § 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, kent de Regering aan de verenigingen die voorlopig erkend zijn overeenkomstig artikel 6 een forfaitaire subsidie toe voor hun activiteiten.
§ 2. Deze subsidie maakt het voorwerp uit van een overeenkomst, voor een duur van maximum twee jaar, eenmaal hernieuwbaar, ingeval van verlenging van de voorlopige erkenning. Deze is gelijkwaardig aan de subsidie bepaald bij artikel 9, 1°, berekend overeenkomstig artikel 10.
§ 3. De Regering stelt, op voorstel van de Raad, het model van deze overeenkomst vast.
Het bevat minstens :
- de beschrijving van de activiteiten van de vereniging die het voorwerp uitmaken van de overeenkomst;
- de perspectieven en doelstellingen van ontwikkeling van de vereniging in het kader van de actiedomeinen bepaald bij artikel 3 waarvoor zij een erkenning heeft aangevraagd en in het kader van de categorieën bepaald door de Regering;
- de regels voor de uitbetaling van de volgende subsidies : 85 procent van de subsidie zal uitbetaald worden tijdens het eerste kwartaal van het lopende jaar; de overige 15 procent zal uitbetaald worden tijdens het eerste kwartaal van het volgende jaar, op voorlegging van de bewijsstukken en de rekeningen en balansen van de vereniging afgesloten op 31 december van het voorbije jaar;
- de nadere regels en de procedure van herziening van de overeenkomst;
- de nadere regels en de procedure van controle en evaluatie over de uitvoering van de overeenkomst.
§ 4. De nadere regels en de procedure voor de evaluatie van de overeenkomst worden door de Regering bepaald overeenkomstig de artikelen 20 en 21.
§ 5. De Regering bepaalt het percentage van de begroting dat zij jaarlijks toekent met het oog op de toepassing van dit artikel. "
Art.40. Artikel 23 van het decreet van 17 juli 2003 met betrekking tot de steun aan het verenigingsleven op het gebied van de permanente opvoeding, wordt door de volgende bepaling vervangen :
" Art. 23. Indien een krachtens dit decreet erkende vereniging of gesubsidieerde vereniging in vereffening gesteld wordt of haar activiteiten stopzet of niet meer aan de voorwaarden voldoet om het voordeel van de erkenning te behouden, wordt elke erkenning en elke subsidie onmiddellijk ingetrokken, met uitzondering van de subsidies bedoeld bij artikel 9, 3°, en dit, op de voorwaarden bepaald bij het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap. ".
Art.40.[1 (vroeger art. 41)]1 Bij wijze van overgangsmaatregel, hebben de privaatrechtelijke verenigingen en stichtingen die erkend werden als openbare bibliotheken, tot 31 december 2009 de tijd om zich naar artikel 10, 2°, van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap, te schikken.
[1 Bij wijze van overgangsbepaling voor het jaar 2016, voor de verenigingen bedoeld bij artikel 2, 1°, 2°, 3°, 4°, 6°, 7°, 8° en 10°, voor zover de algemene uitgavenbegroting al aangenomen werd, vereffent de Regering de subsidie bedoeld bij artikel 4 in twee schijven :
1° de eerste schijf, gelijk aan 85% wordt ten laatste voor 31 maart 2016 uitbetaald;
2° de tweede schijf, i.e.15%, wordt, na encodering van het verantwoordingsdossier voor het jaar 2014, voor 15 oktober 2016 ten laatste aan de verenigingen gestort.
Het verantwoordingsdossier betreffende het jaar 2014 wordt ingediend volgens de nadere regels medegedeeld door de Diensten van de Regering, vanuit de gegevens voortkomend uit de geïnformatiseerde databank van de betrekkingen in de non-profit sector, voor 31 mei 2016 ten laatste.
Bij wijze van overgangsbepaling voor het jaar 2017, voor de verenigingen bedoeld bij artikel 2, 1°, 2°, 3°, 4°, 6°, 7°, 8° en 10°, voor zover de algemene uitgavenbegroting al aangenomen werd, vereffent de Regering de subsidie bedoeld bij artikel 4 in twee schijven :
1° de eerste schijf, gelijk aan 85% wordt ten laatste voor 31 maart 2017 uitbetaald;
2° de tweede schijf, dit is 15%, wordt, na verificatie van het verantwoordingsdossier voor het jaar 2015, voor 15 juli 2017 ten laatste aan de verenigingen gestort.
Het verantwoordingsdossier betreffende het jaar 2015 wordt ingediend volgens de nadere regels medegedeeld door de Diensten van de Regering, vanuit de gegevens voortkomend uit de geïnformatiseerde databank van de betrekkingen in de non-profit sector, voor 15 januari 2017 ten laatste. Er wordt een minimumtermijn van 100 kalenderdagen aan de vereniging gelaten om haar verantwoordingsstukken te encoderen.]1
----------
(1)<DFG 2016-06-02/12, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 18-07-2016>
Art.42. Het decreet van 17 december 2003 betreffende de werkgelegenheid in de sociaal-culturele sector en houdende diverse bepalingen, wordt opgeheven.
Art. 43.Dit decreet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2008.
[1 Een driejaarlijkse evaluatie van de tenuitvoerlegging van het decreet zal door de Regering uitgevoerd worden, de eerste ten laatste op 31 december 2020, na het advies van de sociale partners te hebben ingewonnen]1.
----------
(1)<DFG 2018-02-22/17, art. 19, 010; Inwerkingtreding : 29-04-2018>