17 JULI 2003. - [Decreet betreffende de ontwikkeling van de actie inzake permanente opvoeding in het kader van het verenigingsleven]. <DFG2018-11-14/07, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-08-2003 en tekstbijwerking tot 27-08-2021)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Voorwerp.
Art. 1
Definities.
Art. 2
HOOFDSTUK II. - Over de erkenning.
Sectie 1. - De werkingsassen.
Art. 3-5, 5/1
Sectie 2. - De procedure en de voorwaarden voor erkenning.
Art. 5/2, 6-8
HOOFDSTUK III. - De voorwaarden voor subsidies.
Sectie 1. - [1 De subsidies aan verenigingen die erkend zijn voor onbepaalde duur.]1
Art. 9-14
Sectie 2. [1 - Subsidies voor verenigingen die voor bepaalde duur erkend worden.]1
Art. 15
Sectie 3. - Buitengewone subsidies.
Art. 16-17
HOOFDSTUK IV. [1 - Toezicht en evaluatie.]1
Art. 18-22
HOOFDSTUK V. [1 - Intrekking van de erkenning en/of subsidiëring en wijziging van as en/of forfaitaire categorie.]1
Art. 23-26
HOOFDSTUK V/1. [1 - Dialoogprocedure tussen de verenigingen, de Regeringsdiensten en de Raad.]1
Art. 26/1
HOOFDSTUK VI. - Over de Hoge Raad van Permanente Opvoeding.
Art. 27-36
HOOFDSTUK VII. - Voorlopige bepalingen en intrekkingsbepalingen. <DFG 2003-12-17/50, art. 74, 002; Inwerkingtreding : 09-02-2004>
Art. 37, 37bis, 38-39, 39/1, 39/2, 39//3, 39//4, 39/5, 39/6, 40-41
HOOFDSTUK VIII. - Inwerkingtreding. <DFG 2003-12-17/50, art. 74, 002; Inwerkingtreding : 09-02-2004>
Art. 42
2004029283 2006200252 2007029384 2009029015 2009029716 2011029111 2014029520 2019041385 2020015596
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Voorwerp.
Artikel 1.§ 1. [1 Dit decreet heeft tot voorwerp de ontwikkeling van de actie inzake permanente opvoeding in het kader van het verenigingsleven met het oog op de kritische analyse van de maatschappij, de stimulatie van democratische en collectieve initiatieven, de ontwikkeling van het actieve burgerschap en de uitoefening van de burgerlijke en politieke, sociale, culturele, milieu- en economische rechten in het licht van individuele en collectieve emancipatie van de bevolking door de actieve deelname van dit doelpubliek en haar culturele uitdrukking te bevoordelen.]1
§ 2. Dit voorwerp wordt verzekerd door de steun aan de verenigingen die, voornamelijk bij volwassenen, de ondersteuning en de ontwikkeling tot doel hebben van :
a) een bewustwording en kritische kennis van de realiteiten in de maatschappij;
b) vermogen tot analyse, tot keuze, tot actie en evaluatie;
c) gedragingen van verantwoordelijkheid en actieve deelname aan het sociale, economische, culturele en politieke leven.
§ 3. De ontwikkeling van de in dit decreet bedoelde verenigingen sluit zich aan bij een toekomstvisie van gelijkheid en sociale vooruitgang, teneinde te bouwen aan een rechtvaardige maatschappij, meer democratisch en meer solidair, die de ontmoeting tussen de culturen bevordert via de ontwikkeling van een actief en kritisch burgerschap en van de culturele democratie.
----------
(1)<DFG 2018-11-14/07, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Definities.
Art.2.In de zin van dit decreet, wordt verstaan onder :
- " Regering " : de Regering van de Franse gemeenschap;
- " Vereniging " : vereniging zonder winstoogmerk opgericht overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 met betrekking tot de verenigingen zonder winstoogmerk.
- " Afhankelijke vereniging " : vereniging zonder winstoogmerk opgericht overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 met betrekking tot de verenigingen zonder winstoogmerk of de feitelijke vereniging bestaande uit een gedecentraliseerde structuur van een vereniging erkend als beweging krachtens dit decreet.
- " Beweging " : vereniging zonder winstoogmerk opgericht overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 met betrekking tot de verenigingen zonder winstoogmerk en die voldoet aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 5 van dit decreet.
[1 - Representatieve Federatie: de vereniging zonder winstoogmerk als vermeld in de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen, en die aan de voorwaarden bepaald bij artikel 5/1 voldoet;]1
- " Publiek afkomstig uit volksmiddens " : een groep van deelnemers samengesteld uit personen, al dan niet tewerkgesteld, houders van ten hoogste een diploma van het secundair onderwijs of personen die zich in een situatie bevinden van sociale onzekerheid of grote armoede.
- " Raad " : de Hoge Raad van permanente opvoeding zoals de taken en de samenstelling worden gedefinieerd in dit decreet.
----------
(1)<DFG 2018-11-14/07, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
HOOFDSTUK II. - Over de erkenning.
Sectie 1. - De werkingsassen.
Art.3.[1 § 1. De verenigingen die het voorwerp kunnen uitmaken van een erkenning door de Franse Gemeenschap in het kader van dit decreet dienen acties uit te werken die aansluiten bij de doelstelling bepaald in artikel 1 en minstens één van de assen bepaald bij de paragrafen 2 tot 5.
Een vereniging kan maximum voor twee assen erkend worden zoals bedoeld bij de paragrafen 2 tot 5.
§ 2. As 1, met als opschrift "Deelname aan de burgerlijke opvoeding en opleiding", omvat de acties die ondernomen worden en opvoedings- en/of opleidingsprogramma's, ontworpen en georganiseerd door de vereniging, uitgewerkt met de leden van de vereniging en de deelnemers, teneinde de uitoefening van het actieve en participatieve burgerschap mogelijk te maken in het licht van emancipatie, gelijkheid van rechten, sociale vooruitgang, evolutie van de gedragingen en mentaliteiten, integratie en verantwoordelijkheid.
De verenigingen die tot deze as behoren, verwezenlijken hun activiteiten meer bepaald met het publiek afkomstig uit volksmiddens in de zin van artikel 2.
De ontwerpen, acties en programma's die geleid worden in het kader van deze as maken het voorwerp uit van een uitgebreide voorlichting bij het doelpubliek.
De acties die voldoen aan de bepalingen van deze as worden uitgewerkt:
1° hetzij over het geheel van het Franse taalgebied en het gebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
2° hetzij minstens over het geheel van het grondgebied van een provincie of over een gebied dat een aantal inwoners telt gelijkwaardig met het aantal vastgesteld door de Regering na advies van de Raad;
3° hetzij minstens over het geheel van het grondgebied van een gemeente, een dorp of een wijk.
De Regering stelt, na advies van de Raad, de voorwaarden vast die de vereniging moet naleven om haar acties te laten erkennen binnen het kader van deze as. Deze voorwaarden hebben betrekking op een minimum aantal thema's die door de vereniging worden uitgewerkt, evenals een minimum aantal uren activiteit.
§ 3. As 2, met het opschrift "Vorming van animatoren, opleiders en verenigingsverantwoordelijken en -actoren", betreft:
1° opleidingsprogramma's voor animatoren, opleiders en verenigingsverantwoordelijken en -actoren, die voortkomen uit de non-profit sector; deze programma's zijn eenmalig of terugkerend, kunnen cyclussen of stages zijn; ze worden uitgewerkt en georganiseerd of verwezenlijkt hetzij op eigen initiatief hetzij op aanvraag van de verenigingswereld, al dan niet erkend in het kader van dit decreet;
2° opleidingsprogramma's betreffende culturele belangen, belangen inzake kritische burgerzin bestemd voor een specifiek publiek of een uitgebreider publiek.
De opleidingen die ontworpen en georganiseerd of verwezenlijkt worden op aanvraag van de verenigingswereld maken het voorwerp uit van overeenkomsten tussen de verenigingen.
De opleidingen die ontworpen en georganiseerd of verwezenlijkt worden op eigen initiatief, worden onderworpen aan een uitgebreide doorlichting van hun voorwaarden inzake toegankelijkheid.
De acties die beantwoorden aan de bepalingen van deze as worden uitgevoerd, minstens, over het geheel van het grondgebied van een provincie.
De Regering stelt, na advies van de Raad, de voorwaarden vast die de vereniging in acht moet nemen om haar acties te doen erkennen in het kader van deze as. Deze voorwaarden hebben betrekking op de kwaliteit van het publiek en/of de programma's en het volume opleidingsuren.
§ 4. As 3, met als opschrift "Diensten, instrumenten en onderzoek" omvat de centralisatie en de terbeschikkingstelling van documentatie, de verwezenlijking van diensten, instrumenten, met inbegrip van pedagogische en/of culturele instrumenten, analyses, studies of deelnemingsonderzoek.
De analyses, de studies of het deelnemingsonderzoek over maatschappelijke thema's worden vanuit een kritisch standpunt uitgevoerd.
De producties worden ontworpen en verwezenlijkt hetzij op eigen initiatief, hetzij op aanvraag van de verenigingswereld, al dan niet erkend krachtens dit decreet.
De producties ontworpen en verwezenlijkt op vraag van de verenigingswereld maken het voorwerp uit van overeenkomsten tussen verenigingen.
De producties ontworpen en verwezenlijkt op eigen initiatief maken het voorwerp uit van een uitgebreide voorlichting bij het betrokken publiek, de verenigingen, en indien relevant, de media en/of het grote publiek.
De acties die beantwoorden aan de bepalingen van deze as dienen te worden uitgevoerd minstens op het grondgebied van het geheel van een provincie.
De Regering stelt, na advies van de Raad, de voorwaarden vast die de vereniging in acht moet nemen om haar acties te doen erkennen in het kader van deze as. Deze voorwaarden hebben betrekking op het minimum aantal verwezenlijkt door de Regering.
§ 5. As 4, met als opschrift "Bewustmaking en Inlichting", omvat de organisatie van informatie- en communicatiecampagnes ertoe strekkend het grote publiek bewust te maken, met als doel de gedragingen en de mentaliteit voor de culturele belangen, burgerzin en de democratie of ook het naleven, de promotie of de ontwikkeling van de rechten bepaald bij artikel 2, te doen evolueren.
De vereniging zorgt voor de opvolging van de campagnes die zij openbaar maakt, en brengt deze onder andere over aan de wereld van verenigingen, opvoeding en politiek.
De acties die voldoen aan de bepalingen van deze as vinden plaats over het geheel van het Franse taalgebied en in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
De Regering stelt, na advies van de Raad, de voorwaarden vast die de vereniging moet naleven om haar acties te laten erkennen in het kader van deze as. Deze voorwaarden hebben betrekking op het minimum aantal bewustmakings- en inlichtingcampagnes verwezenlijkt door de vereniging en eenmalige publieke optredens buiten de campagnes.]1
----------
(1)<DFG 2018-11-14/07, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.4.[1 § 1. Een vereniging kan worden erkend in een van de assen bedoeld bij artikel 3 of in twee assen bedoeld in deze bepaling.
Erkende verenigingen, met uitzondering van de bewegingen in de zin van artikel 5, kunnen een deel van de acties laten gelden die steunen op een of andere as(sen) dan de as(sen) waarvoor ze een erkenning krijgt als het doel is rekening te houden met de transversaliteit van de acties.
§ 2. De valorisatie van acties van een andere as dan de as(sen) waarvoor ze erkend worden, moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° de actie moet binnen de assen 1, 2 of 3 vallen;
2° de activiteiten gevaloriseerd in het kader van de transversaliteit moeten aan alle voorwaarden gesteld voor de gevraagde as voldoen.
De Regering bepaalt het percentage van acties die gevaloriseerd kunnen worden en het systeem van de gelijkwaardigheid tussen de assen in overeenstemming met de volgende regels:
1° de transversaliteit tussen de assen en de valorisatie van acties die tot een andere as behoren, komen enkel in aanmerking, voor as 1 zoals omschreven in artikel 3 § 2, voor de verenigingen die op gemeenschaps- of regionaal niveau optreden in de zin van lid 4, 1° en 2° ;
2 ° het percentage verwezenlijkingen die kunnen gelden en die bij een andere as behoren, bedraagt maximaal 20 %;
3° het gelijkwaardigheidsstelsel is gebaseerd op de erkenning van prestaties in termen van eenheden of punten. De Regering bepaalt de combinaties van de verschillende assen, rekening houdend met de verschillende forfaitaire categorieën in de vorm van matrices.]1
----------
(1)<DFG 2018-11-14/07, art. 5, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.5. § 1. De verenigingen kunnen een specifieke erkenning vragen als " bewegingen " indien ze voldoen aan het geheel van de volgende voorwaarden :
- acties voorleggen die minstens drie assen dekken van het artikel 3, waarvan as 1 verplicht is;
- hun actieveld uitbreiden tot het geheel van het territorium van het Franstalige gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
- minstens drie afhankelijke verenigingen samenbrengen waarvan het verschillend actieveld overeenstemt met minstens het territorium van een provincie of het territorium dat een aantal inwoners telt gelijk aan het aantal vastgesteld door de Regering na advies van de Raad;
- buurtacties uitwerken op lokaal en/of gemeentelijk vlak;
- acties uitwerken die een actieve deelname verzekeren van het doelpubliek;
- acties uitwerken met name bestemd voor het publiek afkomstig uit volksmiddens, in de zin van dit decreet.
§ 2. De erkenning die de Regering toekent aan de beweging die onder het toepassingsveld valt van § 1, dekt ook de afhankelijke verenigingen die zij overkoepelt. De aangesloten verenigingen kunnen enkel erkend worden krachtens artikel 4.
§ 3. Na voorstel en advies van de Raad, bepaalt de Regering de wijzen van betrekkingen tussen de beweging en de verenigingen die zij overkoepelt, te weten het minimum volume aan activiteit vereist voor de aangesloten verenigingen en de wijzen van overdracht van de activiteitsverslagen.
§ 4. De Regering bepaalt, na advies van de Raad, de voorwaarden die de vereniging moet naleven om haar acties te doen erkennen in het kader van de assen voorzien bij artikel 3. De bedoelde voorwaarden hebben betrekking op dezelfde elementen dan diegene bedoeld bij artikel 3, 1°, alinea 5, bij artikel 3, 2°, alinea 5, bij artikel 3, 3°, alinea 7 en bij artikel 3, 4°, alinea 4.
Art.5/1. [1 De Regering kan als representatieve federatie een of meer verenigingen zonder winstoogmerk erkennen die aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° haar maatschappelijke zetel hebben in het Franse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;
2° haar acties organiseren met als doelstelling hetgeen gedefinieerd is in afdeling 1;
3 ° ten minste drieëndertig procent van de erkende verenigingen voor permanente opvoeding verenigen;
4° voor zover van toepassing op de behoeften van de verenigingen, die a priori als voor evolutie vatbaar worden beschouwd, de volgende opdrachten ontwikkelen in het kader van de permanente opvoeding, in het voordeel van alle verenigingen erkend uit hoofde van dit decreet, of die al dan niet aangesloten zijn:
a) de informatie van de verenigingen;
b) de coördinatie en netwerkaansluiting van de verenigingen;
c) de adviesverlening, methodologische ondersteuning en de organisatie van fora voor uitwisselingen en dialoog;
d) de coördinatie van een opleidingsaanbod en, eventueel, de uitvoering van eigen programma's;
e) de sectorvertegenwoordiging;
5 ° haar federatieve actie ontwikkelen op het hele grondgebied van het Franse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2018-11-14/07, art. 6, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Sectie 2. - De procedure en de voorwaarden voor erkenning.
Art.5/2. [1 § 1. Met uitzondering van de representatieve federatie waarnaar wordt verwezen in artikel 5/1, dient een vereniging die van plan is erkenning aan te vragen een beginselverzoek in met betrekking tot de manier waarop haar actie overeenkomt met hetgeen voorgeschreven is in artikel 1.
§ 2. De procedure en nadere regels voor de indiening en het onderzoek van het beginselverzoek worden door de Regering vastgesteld op basis van de volgende beginselen:
1 ° de vereniging voert een beginselverzoek in volgens de voorwaarden en binnen de door de Regering bepaalde termijn;
2 ° de Regering vraagt het advies aan van de Regeringsdiensten en het advies van de Raad voor het onderzoek van dat verzoek en bepaalt de termijn waarbinnen deze adviezen worden uitgebracht;
3 ° de Regering beslist om het beginselverzoek te aanvaarden of te weigeren;
4 ° een beroep tegen de beslissing bedoeld in 3° bij de Regering is georganiseerd.
Wanneer het advies van de Raad niet binnen de voorgeschreven termijn verleend wordt, wordt enkel rekening gehouden met het advies van de Regeringsdiensten.
De Regering aanvaardt of weigert voor de vereniging de mogelijkheid om erkenning te verzoeken.
De Regering bepaalt de beroepsprocedure tegen een negatieve beginselbeslissing.
§ 3. Iedere vereniging die een gunstige beginselbeslissing heeft gekregen, kan een aanvraag tot erkenning indienen.
Een gunstige principebeslissing is geldig voor de twee kalenderjaren volgend op de indiening van de aanvraag.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2018-11-14/07, art. 7, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.6.§ 1. De Regering kan een vereniging erkennen die daartoe een aanvraag indient en die beantwoordt aan de voorwaarden voorzien door dit decreet.
§ 2. Daartoe beslist de Regering, na advies van de Raad, tot de procedure van toekenning van erkenning met naleving van de volgende principes :
1° de vereniging dient een aanvraag in tot erkenning; de Regering bepaalt de modaliteiten van deze introductie;
2° [1 De Regering vraagt het advies van de Regeringsdiensten en het advies van de Raad voor het onderzoek van deze aanvraag aan en bepaalt de termijn waarbinnen deze adviezen moeten worden verleend. Wanneer het advies van de Raad niet binnen de voorgeschreven termijn verleend wordt, wordt enkel rekening gehouden met het advies van de Regeringsdiensten;]1
3° [1 de Regering besluit de vereniging hetzij een tijdelijke erkenning voor een bepaalde duur van 3 jaar te verlenen, die niet verlengd mag worden, hetzij de erkenning te weigeren;]1
4° elke vereniging die heeft gekregen [1 een erkenning voor een bepaalde duur van drie jaar]1 werd onderworpen, na deze periode, aan een evaluatie door de diensten van de Regering; het met redenen omklede advies van de Raad is vereist voor deze evaluatie indien deze negatief is;
5° [1 Op het einde van deze evaluatie besluit de regering om de vereniging erkenning te verlenen voor onbepaalde tijd, of om de erkenning te weigeren;]1
6° [1 ...]1
7° [1 ...]1
§ 3. De procedure van toekenning van erkenning bepaalt door de Regering voorziet bovendien minstens :
1° de mogelijkheid voor de vereniging om beroep aan te tekenen tegen een beslissing tot weigering van de erkenning, evenals de vorm en termijnen ervan;
2° [1 de adviesbevoegdheid van de Regeringsdiensten en de Raad inzake beroep;]1
3° de mogelijkheid voor de vereniging om haar argumentatie voor te leggen tijdens een beroep;
4° de procedure in beroep.
§ 4. De Regering verzekert, middels haar diensten, de jaarlijkse publicatie van een verslag betreffende de aanvragen tot erkenning, de data van introductie hiervan, de adviezen die uitgevaardigd werden en de beslissingen die genomen werden.
----------
(1)<DFG 2018-11-14/07, art. 8, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.7.Enkel de verenigingen die beantwoorden aan de volgende voorwaarden kunnen erkend worden door de Regering krachtens dit decreet :
1° een vereniging zonder winstoogmerk zijn in de zin van de wet van 27 juni 1921 met betrekking tot de verenigingen zonder winstoogmerk;
2° een maatschappelijk doel aanbieden met naleving van artikel 1;
3° een project indienen, volgens de vormen bepaalt door de Regering na voorstel van de Raad, dat zich aansluit (bij de as(sen) waarvoor zij een erkenning aanvraagt), houdende het actieplan dat de vereniging op vijf jaar wil uitwerken om zich in overeenstemming te brengen met de taken die zij zichzelf heeft opgelegd in het kader van artikel 1 van dit decreet; bij uitzondering, voor de verenigingen die een erkenning vragen in het kader van artikel 6, § 2, bevat het ontwerp het actieplan dat de vereniging wil uitwerken [1 over drie jaar]1; <DFG 2003-12-17/50, art. 72, 002; Inwerkingtreding : 09-02-2004>
4° de publiciteit en de zichtbaarheid van haar acties verzekeren;
5° haar maatschappelijke zetel dient gevestigd te zijn in een Franstalig gewest of in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
6° haar ontwerp ten uitvoer brengen en haar activiteiten verwezenlijken voornamelijk in een Franstalig gewest of in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; indien de activiteiten van de vereniging uitgevoerd worden, onder andere, op internationaal vlak, dient het internationale aspect hiervan beheerd te worden in een Franstalig gewest en/of in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en dient dit ook gevolgen te hebben voor een publiek dat aanwezig is in deze gewesten;
7° minstens een jaar van bestaan kennen en een activiteit hebben op het ogenblik van de aanvraag tot erkenning;
[1 8° voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 1 van het decreet van 5 april 1993 betreffende de depolitisering van de structuren van de culturele instellingen, met uitzondering van verenigingen waarvan het bedrag aan subsidies lager is dan het in artikel 2 van dit decreet bedoelde plafond.]1
Worden uitgesloten voor de erkenning de verenigingen die de bepalingen niet naleven van het Europese Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens, van de wet van 30 juli 1981 tot beteugeling van bepaalde handelingen ingegeven door racisme of xenofobie en de wet van 23 maart 1995 tot beteugeling van de ontkenning, het minimaliseren, de rechtvaardiging of aanmatiging van genocide gepleegd door het nazi-regime tijdens de Tweede Wereldoorlog of onder het mom van alle andere inbreuken die gepleegd worden waarbij de commissie zich niet kan verzoenen met een erkenning door de Franse Gemeenschap.
----------
(1)<DFG 2018-11-14/07, art. 9, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.8.De erkenning [1 ...]1 wordt toegekend door de Regering in functie van de assen die gedefinieerd worden bij artikel 3 of krachtens artikel 5.
[1 Echter, voor de representatieve federatie wordt de erkenning door de Regering verleend volgens de voorwaarden bedoeld in artikel 5/1.]1
De erkenning voor onbepaalde duur wordt toegekend onverminderd de bepalingen van hoofdstuk V.
----------
(1)<DFG 2018-11-14/07, art. 10, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
HOOFDSTUK III. - De voorwaarden voor subsidies.
Sectie 1. - [1 De subsidies aan verenigingen die erkend zijn voor onbepaalde duur.]1
----------
(1)
Art.9.[1 Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen wijst de Regering alle erkende vennootschappen toe:
1 ° een jaarlijkse forfaitaire subsidie voor activiteiten in verband met de presentatie, door de vereniging, van een meerjarenproject met een looptijd van vijf jaar dat overeenkomt met de actie-as of actie-assen van de vereniging of een meerjarenproject van vijf jaar in het geval van de representatieve federatie bedoeld in artikel 5/1;
2 ° een jaarlijkse forfaitaire werkingssubsidie;
3 ° indien de vereniging een actiegebied heeft dat ten minste één provincie bestrijkt, of op een grondgebied dat een aantal inwoners telt dat equivalent is aan het aantal dat door de Regering na advies van de Raad is vastgesteld, een jaarlijkse forfaitaire subsidie voor werkgelegenheid.
Het bedrag van de subsidies aan verenigingen wordt berekend overeenkomstig de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15.
Het bedrag van de jaarlijkse forfaitaire subsidie voor activiteiten, als bedoeld in lid 1, 1 °, stemt voor de in artikel 5/1 bedoelde representatieve federaties overeen met een vast cijfer van 40 punten. Dit aantal punten wordt bepaald op basis van de verwezenlijking van de opdrachten bedoeld in artikel 5/1, 5 °, a), b), onder c) en e) door activiteiten die minstens 320 uur per jaar bestrijken en de opdracht bedoeld in artikel 5/1, 5 °, d) door opleidingsactiviteiten van ten minste 500 uur per jaar. 20 % van de activiteiten- of opleidingsuren kan echter worden omgezet in een aantal gelijkwaardige verwezenlijkingen in de zin van artikel 4, lid 2.
De jaarlijkse forfaitaire werkingssubsidie van de in artikel 5/1 bedoelde representatieve federaties wordt berekend overeenkomstig artikel 11, 2°.
De jaarlijkse forfaitaire subsidie voor werkgelegenheid van de in artikel 5/1 bedoelde representatieve federaties wordt berekend overeenkomstig lid 3 en artikel 12.]1
----------
(1)<DFG 2018-11-14/07, art. 11, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.10.[1 Het bedrag van de subsidies bedoeld bij artikel 9, 1°, wordt berekend door aan de verenigingen een forfaitair aantal activiteitenpunten toe te kennen dat varieert in functie van de categorie waarin de vereniging ingeschreven staat.
De Regering bepaalt de waarde van het activiteitenpunt.
Bovendien, bepaalt de Regering de kwantitatieve en kwalitatieve criteria die toegang bieden tot elk van deze categorieën. Deze criteria zijn afhankelijk van de elementen bedoeld bij artikel 3, 1°, vijfde lid, bij artikel 3, 2°, vijfde lid, bij artikel 3, 3°, zevende lid, en bij artikel 3, 4°, vierde lid.
De categorieën zijn de volgende :
1° Voor de verenigingen erkend krachtens artikel 4, in het kader van het actiedomein 1 :
1) Voor de verenigingen waarvan de territoriale impact van de activiteiten verwezenlijkt wordt op een grondgebied waarvan het minimum aantal inwoners bepaald wordt door de Regering, met een minimum van 50 000 inwoners of, voor de streken van minstens 75 inwoners per vierkante kilometer, op een grondgebied van minstens zes gemeenten, worden vier forfaitaire categorieën opgericht :
a) 10 activiteitenpunten;
b) 15 activiteitenpunten;
c) 20 activiteitenpunten;
d) 25 activiteitenpunten.
2) Voor de verenigingen waarvoor de territoriale impact van de activiteiten verwezenlijkt wordt over het geheel van het grondgebied van de Franse Gemeenschap, worden drie forfaitaire categorieën opgericht :
a) 25 activiteitenpunten;
b) 35 activiteitenpunten;
c) 60 activiteitenpunten.
2° Voor de verenigingen erkend krachtens artikel 5 in het kader van het actiedomein 1 :
1) Voor de verenigingen met drie tot vijf aangesloten afhankelijke verenigingen, worden [2 vier forfaitaire categorieën]2 opgericht :
a) 70 activiteitenpunten;
b) 95 activiteitenpunten;
c) 120 activiteitenpunten.
2) Voor de verenigingen met zes tot acht aangesloten afhankelijke verenigingen, worden drie forfaitaire categorieën opgericht :
a) 145 activiteitenpunten;
b) 170 activiteitenpunten;
c) 195 activiteitenpunten.
3) Voor de verenigingen met negen en meer aangesloten afhankelijke verenigingen, worden drie forfaitaire categorieën opgericht :
a) 220 activiteitenpunten;
b) 245 activiteitenpunten;
c) 270 activiteitenpunten;
[2 d) 295 activiteitenpunten.]2
3° Voor de verenigingen erkend krachtens artikel 4 of artikel 5 in het kader van het actiedomein 2, worden drie forfaitaire categorieën opgericht :
a) 15 activiteitenpunten;
b) 30 activiteitenpunten;
c) 45 activiteitenpunten.
4° Voor de verenigingen erkend krachtens artikel 4 of artikel 5 in het kader van het actiedomein 3, worden twee forfaitaire categorieën opgericht :
a) 20 activiteitenpunten;
b) 30 activiteitenpunten.
5° Voor de verenigingen erkend krachtens artikel 4 of artikel 5 in het kader van het actiedomein 4, wordt 1 forfaitaire categorie opgericht : 20 activiteitenpunten.
6° Voor de verenigingen erkend in het kader van verschillende actiedomeinen, worden de verschillende forfaitaire categorieën waarop zij recht hebben, toegevoegd bij de berekening van de forfaitaire categorieën bedoeld bij artikel 9, eerste lid.
§ 2. Bij wijze van uitzondering op § 1, voor de verenigingen erkend krachtens artikel 4 in het kader van het actiedomein 1 bedoeld bij artikel 3, en waarvan de territoriale impact de Gemeente, het dorp of de wijk is, bepaalt de Regering drie forfaitaire categorieën. De Regering bepaalt ook de kwantitatieve en kwalitatieve criteria die toegang bieden tot elk van deze categorieën. Deze criteria zijn afhankelijk van de elementen bedoeld bij artikel 3, 1°, vijfde lid.
§ 3. [2 ...]2]1
----------
(1)<DFG 2008-10-24/35, art. 39, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<DFG 2018-11-14/07, art. 12, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.11.[1 Het bedrag van de subsidies bedoeld bij artikel 9, tweede lid, wordt als volgt berekend :
1° Voor de verenigingen erkend krachtens artikel 4 in het kader van het actiedomein 1 bedoeld bij artikel 3, en waarvan de territoriale impact van de activiteiten de gemeente, het dorp of de wijk betreft, bepaalt de Regering drie categorieën van forfaitaire categorieën. De Regering bepaalt ook de kwantitatieve en kwalitatieve criteria die toegang bieden tot elk van deze categorieën. Deze criteria zijn afhankelijk van de elementen bedoeld bij artikel 3, 1°, vijfde lid.
2° Voor alle andere verenigingen erkend krachtens artikel 4 of artikel 5, stemt het forfaitaire bedrag, met een maximum waarde van 105.083,25 euro, overeen met 50 procent van de waarde van het forfaitaire bedrag vastgesteld bij artikel 10.]1
----------
(1)<DFG 2008-10-24/35, art. 39, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art.12.[1 § 1. De subsidie bedoeld bij artikel 9, derde lid, wordt berekend door aan de vereniging een aantal permanente personeelsleden toe te kennen dat verandert in functie van het totale aantal activiteitenpunten toegekend krachtens artikel 10.
Voor elk voltijds equivalent geniet de vereniging tien punten permanente tewerkstelling en acht bijkomende punten voor permanente personeelsleden.
De verenigingen die erkend zijn krachtens dit decreet in een van de categorieën bedoeld bij artikel 10, die op 31 december 2007 een gunstigere forfaitaire subsidie voor de tewerkstelling genoten, behouden deze subsidie.
Het bedrag, de nadere regels voor de toekenning, de uitbetaling en de verantwoording van de subsidie worden bepaald door het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap.
Het aantal permanente personeelsleden wordt bepaald als volgt :
- voor 10 en 15 activiteitenpunten : 0,50 permanent VE (voltijds equivalent)
- voor 20 en 25 activiteitenpunten : 1,00 permanent VE
- voor 30 en 35 activiteitenpunten : 1,50 permanent VE's
- voor 40 activiteitenpunten : 2,00 permanente VE's
- voor 45 en 50 activiteitenpunten : 2,50 permanente VE's
- [voor 55 en 60 activiteitenpunten : 3,00 permanente VE's] (Erratum, B.S. 07-10-2008, p. 66200)
- voor 65 en 70 activiteitenpunten : 3,50 permanente VE's
- voor 75 en 80 activiteitenpunten : 4,00 permanente VE's
- voor 90 activiteitenpunten : 5,00 permanente VE's
- voor 105 activiteitenpunten : 5,50 permanente VE's
- voor 110 en 115 activiteitenpunten : 6,00 permanente VE's
- voor 120 en 125 activiteitenpunten : 6,50 permanente VE's
- voor 130 activiteitenpunten : 7,00 permanente VE's
- voor 135 en 140 activiteitenpunten : 7,50 permanente VE's
- voor 145 en 150 activiteitenpunten : 8,00 permanente VE's
- voor 155 en 160 activiteitenpunten : 8,50 permanente VE's
- voor 165 en 170 activiteitenpunten : 9,00 permanente VE's
- voor 175 activiteitenpunten : 9,50 permanente VE's
- voor 180 en 185 activiteitenpunten : 10,00 permanente VE's
- voor 190 en 195 activiteitenpunten : 10,50 permanente VE's
- voor 200 en 205 activiteitenpunten : 11,00 permanente VE's
- voor 210 en 215 activiteitenpunten : 11,50 permanente VE's
- voor 220 activiteitenpunten : 12,00 permanente VE's
- voor 225 en 230 activiteitenpunten : 12,50 permanente VE's
- voor 235 en 240 activiteitenpunten : 13,00 permanente VE's
- voor 245 en 250 activiteitenpunten : 13,50 permanente VE's
- voor 255 en 260 activiteitenpunten : 14,00 permanente VE's
- voor 265 activiteitenpunten : 14,50 permanente VE's
- voor 270 en 275 activiteitenpunten : 15,00 permanente VE's
- voor 280 en 285 activiteitenpunten : 15,50 permanente VE's
- voor 290 en 295 activiteitenpunten : 16,00 permanente VE's
- voor 300 en 305 activiteitenpunten : 16,50 permanente VE's
- voor 310 activiteitenpunten : 17,00 permanente VE's
- voor 315 en 320 activiteitenpunten : 17,50 permanente VE's
- voor 325 en 330 activiteitenpunten : 18,00 permanente VE's
- voor 335 en 340 activiteitenpunten : 18,50 permanente VE's
- voor 345 en 350 activiteitenpunten : 19,00 permanente VE's
- voor 355 activiteitenpunten : 19,50 permanente VE's
- voor 360 en 365 activiteitenpunten : 20,00 permanente VE's;
[2 - voor 370 en 375 activiteitenpunten: 20,5 permanente voltijdse equivalenten;
- voor 380 en 385 activiteitenpunten: 21 permanente voltijdse equivalenten;
- voor 390 activiteitenpunten: 21,5 permanente voltijdse equivalenten.]2
§ 2. Bij wijze van uitzondering op § 1, kunnen de verenigingen bedoeld bij artikel 10, 1°, 1), a), van een forfaitaire subsidie genieten voor specifieke activiteiten voor een bedrag equivalent aan de subsidie voor de tewerkstelling bedoeld bij § 1, op de volgende voorwaarden :
1° Geen personeel aanwerven bezoldigd overeenkomstig een arbeidsovereenkomst onderworpen aan de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
2° Deze vragen bij het indienen van de aanvraag tot erkenning.
De verenigingen die ressorteren onder het eerste lid kunnen geen subsidies voor tewerkstelling genieten.
Deze maatregel is van toepassing minstens [2 het eerste jaar van de vijfjarenperiode]2.
Indien de vereniging van het voordeel van de toepassing van deze paragraaf wenst af te zien, dient zij daartoe een aanvraag in minstens drie maanden voor het begin van het kalenderjaar gedurende hetwelk deze afstand in werking treedt. Elk verzaken in de zin van deze paragraaf is onomkeerbaar.
Voor de verenigingen die onderhevig zijn aan het eerste lid, worden de subsidies bedoeld bij artikel 9, 1° en 2°, berekend op basis van het forfaitaire bedrag voor de activiteiten bedoeld in het eerste lid.]1
----------
(1)<DFG 2008-10-24/35, art. 39, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<DFG 2018-11-14/07, art. 13, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.13.[1 De bedragen van de subsidies bedoeld bij de artikelen 9, 1° en 2°, 10, en 11 worden jaarlijks geïndexeerd op basis van de indexering van de algemene begroting van de primaire uitgaven van de Franse Gemeenschap (gezondheidsindexcijfer) en dit, voor de eerste keer vanaf 1 januari 2009.]1
[2 In afwijking van het eerste lid, worden de bedragen van de subsidies bedoeld bij de artikelen 9, 1° en 2°, 10 en 11 niet geïndexeerd gedurende de burgerlijke jaren 2015 en 2016.]2
----------
(1)<DFG 2008-10-24/35, art. 39, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<DFG 2014-12-18/21, art. 45, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.14.[1 § 1. Vanaf 1 januari van elk jaar, en op voorwaarde dat de algemene uitgavenbegroting eerder is aangenomen, heeft de Regering ten hoogste zes maanden om de in artikel 9, leden 1 en 2, bedoelde subsidies te vereffenen.
Deze subsidies worden voor één kalenderjaar toegekend.
§ 2. De Regering bepaalt de nadere regels voor de verantwoording van de in lid 1 bedoelde subsidies met inachtneming van de volgende beginselen:
1 ° de bewijsstukken worden uiterlijk op 30 juni van elk kalenderjaar meegedeeld aan de Dienst aangewezen door de Regering;
2° de bewijsstukken bestaan minstens uit:
(a) een jaarlijks activiteitenverslag;
b) het moreel verslag van de vzw zoals voorgesteld aan de Algemene Vergadering;
(c) een balans en winst- en verliesrekeningen van het voorgaande kalenderjaar volgens het gestandaardiseerde boekhoudplan van de gesubsidieerde culturele operatoren, tenzij de Regering een afwijking toestaat ingeval de vereniging andere subsidies geniet dan die toegekend met toepassing van dit decreet;
(d) een budgetraming voor het lopende boekjaar.
§ 3. In geval van niet-naleving van de indelingsvoorwaarden in de assen en categorieën van forfaitaire cijfers of van de bepalingen van het decreet en het besluit, kunnen de Regeringsdiensten een wijziging van rangschikking in een as voorstellen, in een forfaitaire categorie of een intrekking van de erkenning, overeenkomstig de nadere regels bedoeld in de artikelen 25 en 26.]1
----------
(1)<DFG 2018-11-14/07, art. 14, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Sectie 2. [1 - Subsidies voor verenigingen die voor bepaalde duur erkend worden.]1
----------
(1)
Art.15.[1 § 1. [2 Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, kent de Regering aan de verenigingen die voor een bepaalde periode van drie jaar zijn erkend, in overeenstemming met artikel 6, de subsidies toe als bedoeld in artikel 9 van dit decreet.]2
§ 2. [2 ...]2
§ 3. [2 ...]2
§ 4. [2 ...]2
§ 5. De Regering bepaalt het percentage van de begroting dat zij jaarlijks toekent met het oog op de toepassing van dit artikel.]1
----------
(1)<DFG 2008-10-24/35, art. 39, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<DFG 2018-11-14/07, art. 16, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Sectie 3. - Buitengewone subsidies.
Art.16. Binnen de beperkingen van de beschikbare begrotingskredieten, kan een buitengewone subsidie voor uitrusting of inrichting toegekend worden om de uitgaven voor de diensten of de aankoop van noodzakelijke roerende goederen te dekken voor de voortzetting van de activiteiten voortvloeiend uit het project dat geleid wordt door de erkende vereniging krachtens dit decreet.
De Regering bepaalt de voorwaarden en procedure van toekenning van deze buitengewone subsidies.
Art.17. § 1. Binnen de beperkingen van de beschikbare begrotingskredieten, kan de Regering buitengewone subsidies toekennen aan de verenigingen, al dan niet erkend krachtens dit decreet.
§ 2. Deze eenmalige buitengewone subsidie kan meer bepaald toegekend worden voor :
- de uitwerking van projecten gedefinieerd volgens actuele belangen of volgens de prioriteiten van cultureel beleid bepaald door de Regering;
- de uitwerking van projecten in het kader van aanbestedingen;
- de uitwerking van gerichte projecten of evenementen die bijblijven met de tijd; voor de erkende verenigingen, dient het project een uitzonderlijk karakter te hebben ten opzichte van de gebruikelijke activiteiten en de doelstellingen van de vereniging zoals die bepaald zijn in het programmacontract door het meerjarenactieplan;
- de uitwerking van projecten door verenigingsnetwerken;
- de uitwerking van projecten waarbij de belangen van de vereniging en van het project kenbaar worden gemaakt bij het publiek, wat een uitbreiding van haar doelstellingen mogelijk maakt bij een tot dan onbekend publiek.
§ 3. De Regering bepaalt de voorwaarden en procedure van toekenning van deze buitengewone subsidies.
§ 4. De Regering verzekert, door middel van haar diensten, de jaarlijkse publicatie van een verslag betreffende de bedragen die toegekend worden krachtens dit artikel aan de begunstigden van deze bedragen evenals aan de projecten die verwezenlijkt worden dankzij deze subsidies.
HOOFDSTUK IV. [1 - Toezicht en evaluatie.]1
----------
(1)
Art.18.[1 De uitvoering van de verbintenissen aangegaan door de verenigingen erkend onder dit decreet wordt gecontroleerd door de Regeringsdiensten. Dit toezicht wordt uitgevoerd op basis van het jaarlijkse activiteitenverslag en de financiële balans zoals bedoeld in artikel 14, lid 2, met betrekking tot de inachtneming van artikel 1, in het kader van de gedefinieerde assen evenals de kwantitatieve en kwalitatieve criteria vastgesteld door de Regering.
Overeenkomstig artikel 14, § 2, bepaalt de Regering de vorm en inhoud van de in lid 1 bedoelde documenten, waarbij het activiteitenverslag rekening houdt met de assen waarnaar in artikel 3 wordt verwezen en de kwantitatieve en kwalitatieve criteria die door de Regering zijn vastgesteld krachtens artikel 10.]1
----------
(1)<DFG 2018-11-14/07, art. 18, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.19.[1 § 1. Voor de evaluatie van een periode van vijf jaar dienen de erkende organisaties tijdens het vierde jaar van de periode van vijf jaar een algemeen evaluatieverslag in. Dit verslag heeft betrekking op de eerste drie jaar van de lopende periode van vijf jaar en bevat kwantitatieve en kwalitatieve gegevens voor de laatste twee jaar van de vorige periode van vijf jaar.
Dit algemene evaluatieverslag bevat het resultaat van de zelfevaluatie van haar actie uitgevoerd door de vereniging. Deze zelfevaluatie richt zich op de implementatie van artikel 1 en mobiliseert een groot aantal actoren die bij de actie betrokken zijn. Ze heeft tevens betrekking op de articulatie van het actieplan met de erkenningsas (sen) en het inachtnemen van de kwantitatieve en kwalitatieve criteria in verband met de categorie (categorieën) van vast(e) cijfer (s) waarin de vereniging is gerangschikt.
De kwantitatieve en kwalitatieve criteria die moeten worden gerespecteerd volgens de verschillende actieassen, moeten in de laatste 5 kalenderjaren voorafgaand aan de indiening van het algemene evaluatieverslag globaal worden vervuld.
De Regering bepaalt de vorm en inhoud van het algemeen verslag, dat rekening houdt met de in artikel 3 bedoelde assen en de door de Regering op grond van artikel 10 bepaalde kwantitatieve en kwalitatieve criteria, alsook de termijn waarin het algemeen verslag aan haar diensten moet worden toegezonden.
§ 2. Om de evaluatie te organiseren van de driejarenperiode, van toepassing van op de verenigingen erkend voor een bepaalde duur krachtens artikel 15, is het in § algemene evaluatieverslag van toepassing op deze verenigingen en moet het worden ingediend zes maanden vóór het einde van het derde jaar van subsidiëring. Dit verslag heeft betrekking op de eerste twee jaar van de lopende driejarenperiode en bevat kwantitatieve en kwalitatieve gegevens voor het kalenderjaar voorafgaand aan het begin van de driejarenperiode.
De bepalingen van § 1, lid 2 en 4, zijn van toepassing.
De kwantitatieve en kwalitatieve criteria waaraan moet worden voldaan voor de verschillende actielassen dienen globaal te worden vervuld in de afgelopen 3 kalenderjaren voorafgaand aan de indiening van het algemene evaluatieverslag.]1
----------
(1)<DFG 2018-11-14/07, art. 19, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.20.
<Opgeheven bij DFG 2018-11-14/07, art. 20, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.21.[1 De Regering stelt de evaluatieprocedure vast, zoals bepaald in artikel 19, in overeenstemming met de volgende beginselen:
1° de evaluatie wordt uitgevoerd door de Regeringsdienst die belast is met de inspectie in overleg met de vereniging;
2° de Regeringsdienst die belast is met de inspectie verzendt de evaluatie om advies aan de door de Regering aangewezen administratieve dienst;
3° in geval van negatieve beoordeling of negatief oordeel, stellen de Regeringsdiensten de wijziging voor van de categorie van vast cijfer en / of as of de intrekking van de erkenning van de vereniging;
4° de Regeringsdiensten stellen de verlenging voor van de periode van vijf jaar met, desgevallend, een of meer voorwaarden waaraan de vereniging binnen een bepaalde termijn moet voldoen;
5° dossiers waarvoor de Regeringsdiensten een wijziging van categorie van vast cijfer en / of as of de intrekking van de erkenning en de dossiers waarvoor een verlenging van de periode van vijf jaar samen gaat met één of meer voorwaarden worden aan de Raad om advies voorgelegd.
In het kader van het toezicht bedoeld bij artikel 18, in geval van een vaststelling van niet-naleving van de rangschikkingsvoorwaarden met betrekking tot de assen en / of de categorieën van vast cijfer of van de bepalingen van het besluit of het decreet, kunnen de Regeringsdiensten een wijziging van indeling in een as en / of categorie van vast cijfer of een intrekking van de erkenning voorstellen overeenkomstig artikel 14, § 3.
De Regering beslist over de wijziging (of niet) van de categorie van vast cijfer en / of as of de intrekking (of niet) van de erkenning volgens de in de artikelen 25 en 26 vastgelegde procedures.
Ze beslist ook over de afschaffing van subsidies als de vereniging niet langer aan de voorwaarden van het decreet voldoet.
De evaluaties en adviezen worden bij de kennisgeving van de beslissing gevoegd.]1
----------
(1)<DFG 2018-11-14/07, art. 21, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.22.[1 De Regering evalueert dit decreet binnen zes jaar na de inwerkingtreding ervan en daarna ten minste om de tien jaar.]1
De Regering kent aan elk Netwerk van Cultureel Beleid de opdracht toe dit evaluatieproces te besturen, in overeenstemming met de Raad [1 en de Regeringsdiensten]1.
De modaliteiten van deze evaluatie worden bepaald door de Regering.
Deze evaluatie wordt door de Regering meegedeeld aan het Parlement van de Franse Gemeenschap binnen een termijn van zes maanden vanaf het verstrijken [1 van de termijn]1 bedoeld onder alinea 1.
De Regering verzekert middels haar diensten de publicatie van deze evaluatie.
----------
(1)<DFG 2018-11-14/07, art. 22, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
HOOFDSTUK V. [1 - Intrekking van de erkenning en/of subsidiëring en wijziging van as en/of forfaitaire categorie.]1
----------
(1)
Art.23.[1 § 1. De vereniging heeft tot doel voor de financiële levensvatbaarheid te zorgen die haar in staat stelt de acties uit te voeren waarvoor zij wordt erkend.
De Regering bepaalt de nadere regels voor de begeleiding door de Regeringsdiensten wanneer de analyse van de rekeningen en de balans van een vereniging aantoont dat er een verstoring van het financieel evenwicht bestaat dat risico's inhoudt voor de duurzaamheid van de vereniging en de goede bestemming van de subsidies.
§ 2. De erkenning en alle subsidies worden onmiddellijk ingetrokken, met uitzondering van de in artikel 9, 3 bedoelde subsidies, en dat, op de voorwaarden bepaald bij het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socio-culturele sectoren van de Franse Gemeenschap, wanneer een vereniging erkend onder dit besluit zich in een van de volgende hypothesen bevindt:
1 ° liquidatie;
2 ° de beëindiging van haar activiteiten voor permanente educatie;
3 ° het verlies van het voldoen aan de voorwaarden uiteengezet in artikel 7 om het voordeel van de erkenning te behouden;
4° het verzoek van de vereniging om haar vijfjarenplan niet te vernieuwen of af te zien van haar erkenning;
5 ° faillissement.
In de in § 1, 1°, 2° en 4°, en 5° genoemde gevallen, neemt de door de Regering vastgestelde procedure voor intrekking van de erkenning de beginselen van artikel 25 in acht, met uitzondering van het advies van de Raad bedoeld in de punten 4° en 5 °.
In het geval bedoeld in § 1, 3 °, neemt de door de Regering vastgestelde procedure voor intrekking van de erkenning alle beginselen van artikel 25 in acht.
§ 3. Indien een erkende vereniging aan de voorwaarden voor de erkenning van haar acties in één of meer actieassen en / of de voorwaarden inzake forfaitaire categorieën niet voldoet, kan de Regering beslissen tot de intrekking van de subsidie, de verandering van as en / of forfaitaire categorie of de intrekking van de erkenning, in overeenstemming met de evaluatieprocedures bedoeld bij artikel 21.]1
----------
(1)<DFG 2018-11-14/07, art. 24, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.24.
<Opgeheven bij DFG 2018-11-14/07, art. 25, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.25.[1 De Regering bepaalt de procedure voor de intrekking van de erkenning in overeenstemming met de volgende beginsels:
1° de dienst van de Regering, door de Regering aangewezen, geeft de vereniging per aangetekend schrijven kennis van de adviezen van de Regeringsdiensten en de redenen die leiden tot het voorstel van intrekking van de erkenning;
2° de vereniging heeft 30 dagen om, bij aangetekend schrijven, de dienst aangewezen door de Regering, een nota met de opmerkingen toe te sturen en kunnen vragen door de Regeringsdiensten te worden gehoord;
3° zodra de nota met de opmerkingen ontvangen is of, bij het ontbreken van nota, op vervallen termijn, wordt het dossier om advies aan de Raad voorgelegd;
4° de Raad geeft een advies binnen de 60 dagen na de ontvangst van de nota met de opmerkingen of, bij gebreke daaraan, na het verstrijken van de onder 2° vermelde termijn;
5° binnen de 10 dagen na ontvangst van het bedoelde advies van de Raad of bij het verstrijken van de termijn bedoeld bij punt 4°, zenden de Regeringsdiensten een voorstel aan de Regering, samen met de adviezen van de Regeringsdiensten en desgevallend het advies van de Raad;
6 ° bij gebrek aan advies binnen de termijn bedoeld in 4 °, baseert de Regering zich uitsluitend op het advies van de Regeringsdiensten;
7° binnen 30 dagen na ontvangst van het voorstel, kan de Regering beslissen om de erkenning van de vereniging in te trekken;
8° binnen 10 dagen na ontvangst van de beslissingen van de Regering, geeft, bij aangetekend schrijven, de door de Regering aangewezen dienst kennis van de beslissing aan de vereniging.
De intrekking van de erkenning gaat in op de datum van de beslissing van de Minister.]1
----------
(1)<DFG 2018-11-14/07, art. 26, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.26.[1 § 1. De Regering bepaalt de procedure voor de wijziging van as en / of forfaitaire categorie die van toepassing is wanneer de in artikel 18 bedoelde contrôle negatief is of in het geval van een negatieve evaluatie van een periode van vijf [2 of drie]2 jaar overeenkomstig de volgende beginselen:
1° de door de Regering aangewezen Regeringsdienst geeft de vereniging per aangetekend schrijven kennis van de adviezen van de Regeringsdiensten en de redenen die leiden tot een voorstel tot wijziging van as en / of forfaitaire categorie overeenkomstig artikel 21 lid 1, 3 ° ;
2° de vereniging heeft 30 dagen om de dienst die door de Regering aangewezen is een nota met de opmerkingen mee te delen en kan vragen door de Regeringsdiensten om te worden gehoord;
3° na ontvangst van de nota met de opmerkingen of, bij gebrek aan een nota, na het verstrijken van de termijn, wordt het dossier om advies voorgelegd aan de Raad met toepassing van artikel 21, lid 1, 5° ;
4° de Raad geeft een advies te geven binnen de 60 dagen na de ontvangst van de nota met opmerkingen of, bij gebreke daarvan, na het verstrijken van de onder 2° genoemde termijn;
5° binnen 10 dagen na ontvangst van het advies van de Raad of na het verstrijken van de in punt 4° bedoelde termijn, zenden de Regeringsdiensten een voorstel aan de Regering, samen met de adviezen van de Regeringsdiensten en het advies van de Raad;
6° bij gebrek aan advies binnen de termijn bedoeld in 4 °, baseert de Regering zich uitsluitend op het advies van de Regeringsdiensten;
7° de Regering beslist binnen 30 dagen na ontvangst van het voorstel of de as en / of de forfaitaire categorie gewijzigd moet worden;
8° binnen 10 dagen na ontvangst van de beslissingen van de Regering, geeft de door de Regering aangewezen dienst kennis aan de vereniging van de beslissing bij aangetekend schrijven.
9° de beslissing heeft uitwerking met ingang van:
a) 1 januari van de nieuwe periode van vijf jaar wanneer deze plaatsvindt na een negatieve evaluatie van een vijfjarenperiode [2 of driejarenperiode]2;
b) de datum van de beslissing van de minister wanneer zij genomen wordt als gevolg van een controle als bedoeld in artikel 18.
§ 2. [2 De vereniging die voor onbepaalde of bepaalde duur erkend is en die een wijziging van haar werkingsas of van haar forfaitaire categorie wenst, dient haar aanvraag in bij de indiening van het algemene evaluatieverslag.
In afwijking van het eerste en het vierde lid, 1° en 9°, kan de vereniging die voor onbepaalde of bepaalde duur erkend is en die een vermindering van de forfaitaire categorie wenst, haar aanvraag te allen tijde indienen. In dat geval wordt de beslissing van kracht op de datum die door de Regering na overleg met de betrokken vereniging wordt vastgesteld.
Indien de vereniging van plan is om een wijziging van een werkingsas van haar erkenning ten gunste van een andere aan te vragen, dient ze haar aanvraag in overeenkomstig de nadere regels bepaald door de Regering.]2
De Regering bepaalt de procedure voor de wijziging van as en / of forfaitaire categorie bedoeld in de leden 1 en 2, met inachtneming van de volgende beginselen:
1° tegelijk met het algemene evaluatieverslag bedoeld in artikel 19 of het jaarlijkse verantwoordingsdossier bedoeld in artikel 14, § 2, kan de vereniging een aanvraag om wijziging van as en / of forfaitaire categorie aan de door de Regering aangewezen dienst bij aangetekend schrijven toezenden;
2° de dienst van de Regering die belast is met de inspectie zendt zijn verslag ter advies aan de dienst van de door de Regering aangewezen administratie;
3° het dossier wordt om advies aan de Raad voorgelegd;
4° de Raad bezorgt een advies binnen 60 dagen na de datum van ontvangst van het dossier;
5° binnen 10 dagen na ontvangst van het advies van de Raad of na het verstrijken van de in punt 4° bedoelde termijn, zenden de Regeringsdiensten een voorstel aan de Regering over, samen met de adviezen van de Regeringsdiensten en het advies van de Raad;
6° bij gebrek aan advies binnen de termijn bedoeld in 4°, baseert zich de Regering uitsluitend op het advies van de Regeringsdiensten;
7° de Regering beslist binnen de 30 dagen na ontvangst van het voorstel of de as en / of de forfaitaire categorie al dan niet gewijzigd moet worden;
8° binnen 10 dagen na ontvangst van de beslissingen van de Regering, geeft de door de Regering aangewezen dienst kennis van de beslissing aan de vereniging bij aangetekend schrijven.
9° de beslissing heeft uitwerking met ingang van:
(a) 1 januari van de nieuwe periode van vijf jaar indien de aanvraag werd ingediend samen met het algemene uitvoeringsverslag bedoeld in artikel 19;
(b) de datum van de beslissing van de Regering indien de aanvraag ingediend werd op het moment van de indiening van het jaarlijkse bewijsdossier bedoeld in artikel 14, § 2.]1
----------
(1)<DFG 2018-11-14/07, art. 27, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<DFG 2020-07-09/07, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
HOOFDSTUK V/1. [1 - Dialoogprocedure tussen de verenigingen, de Regeringsdiensten en de Raad.]1
----------
(1)
Art.26/1. [1 Een erkende vereniging kan om een dialoog met de Regeringsdiensten en de Raad verzoeken als zij van mening is dat de verbintenissen van de overheid jegens haar niet zijn nagekomen. Deze dialoog wordt niet gelijkgesteld met een beroepsprocedure.
De Regering definieert de nadere regels voor het toepassen van deze procedure.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2018-11-14/07, art. 29, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
HOOFDSTUK VI. - Over de Hoge Raad van Permanente Opvoeding.
Art.27. § 1. Een Hoge Raad voor de Permanente Opvoeding wordt opgericht bij de Regering.
§ 2. De Raad heeft tot taak :
1. op eigen initiatief of op vraag van de minister van de Franse Gemeenschap, ieder advies en voorstel te formuleren over het algemeen beleid ter ondersteuning van het verenigingsleven binnen het kader van dit decreet, evenals over de bevordering van de erkende verenigingen bij uitvoering van dit decreet.
De raadpleging van de Raad is verplicht voor wat betreft de uitwerking van het cultureel beleid inzake permanente opvoeding;
2. om overeenkomstig dit decreet en zijn toepassingsbesluiten, ieder advies tot erkenning, de indeling in assen, de subsidiëring of de intrekking van erkenning en/of de subsidiëring van verenigingen bedoeld bij dit decreet te formuleren;
3. om overeenkomstig dit decreet en zijn toepassingsbesluiten, ieder advies over de evaluatie van het programmacontract van de krachtens dit decreet erkende verenigingen te formuleren.
Art.28.De Raad is samengesteld uit :
- 25 gewone leden en 25 plaatsvervangende leden, vertegenwoordigers van de pluraliteit van de voor onbepaalde duur erkende verenigingen in het kader van dit decreet;
- drie werkende leden en drie plaatsvervangende leden, vertegenwoordigers van de pluraliteit van [1 de voor bepaalde duur erkende verenigingen]1 binnen het kader van dit decreet.
De Regering bepaalt de aanstellingscriteria van de leden van de Raad met naleving van de criteria tot erkenning voorzien in Hoofdstuk II van dit decreet.
----------
(1)<DFG 2018-11-14/07, art. 30, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.29.De leden van de Raad worden aangesteld door de Regering na een openbare oproep tot kandidaturen, gelanceerd minstens drie maanden voor de afloop van de te voorziene mandaten, bij de erkende verenigingen [1 ...]1, krachtens dit decreet. De Regering bepaalt de modaliteiten voor organisatie van deze oproep tot kandidaturen.
De leden van de Raad die voor onbepaalde tijd de erkende verenigingen vertegenwoordigen, worden benoemd voor een termijn van vijf jaar. Hun mandaat is hernieuwbaar, voor zover deze niet meer dan twee opeenvolgende mandaten cumuleren.
De leden van de Raad die de erkende verenigingen [1 voor onbepaalde tijd]1 vertegenwoordigen, worden benoemd voor een termijn van twee jaar. Hun mandaat is eenmaal hernieuwbaar, voor zover de overeenkomst van de vereniging hernieuwd wordt.
De plaatsvervangende leden die in de Raad zetelen, nemen met adviserende stem deel aan de werkzaamheden en hebben enkel stemrecht wanneer het gewone lid aftreedt, als dusdanig beschouwd wordt of afwezig is.
----------
(1)<DFG 2018-11-14/07, art. 31, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.30. Elk lid dat de hoedanigheid verliest krachtens welke hij werd benoemd, wordt als aftredend beschouwd. Hij wordt vervangen door het plaatsvervangend lid tot bij het verstrijken van zijn mandaat.
Wordt ook als aftredend beschouwd, het lid dat afwezig is zonder voorafgaande rechtvaardiging voor meer dan drie vergaderingen van de Raad per kalenderjaar.
In geval van intrekking van erkenning van een vereniging vertegenwoordigd in de Raad, verliezen de werkende en plaatsvervangende leden die deze vertegenwoordigen hun hoedanigheid krachtens welke zij benoemd werden.
Wanneer meer dan vijf leden aftreden of als dusdanig beschouwd worden, organiseert de Regering een openbare oproep tot kandidaturen om in hun vervanging te kunnen voorzien. Elk nieuw benoemd lid beëindigt het mandaat van diegene die hij vervangt.
Art.31. § 1. De voorzitter en de vier vice-voorzitters van de Raad worden verkozen door de Regering onder de leden die de verenigingen voor onbepaalde duur vertegenwoordigen en vormen het Bureau van de Raad.
§ 2. Het Bureau :
1. organiseert de activiteiten van de Raad;
2. bereidt de zittingen van de Raad voor;
3. verzekert de externe vertegenwoordiging van de Raad;
4. voert de beslissingen van de Raad uit.
§ 3. Tussen twee zittingen van de Raad door, neemt het Bureau elke maatregel die nuttig geacht wordt overeenkomstig de taken en algemene doelstellingen gedefinieerd door de Raad. Het brengt verslag uit over zijn interventies en zijn initiatieven bij de eerstkomende zitting van de Raad.
Art.32. § 1. Een vertegenwoordiger van de algemene dienst van de Permanente Opvoeding en van de Jeugd en een vertegenwoordiger van de algemene dienst van de Inspectie nemen van rechtswege deel aan de vergaderingen van de Raad, met adviserende stem.
§ 2. Een vertegenwoordiger van de minister neemt van rechtswege deel aan de vergaderingen van de Raad, met adviserende stem.
§ 3. Een vertegenwoordiger van het Netwerk van Cultureel Beleid neemt van rechtswege deel aan de vergaderingen van de Raad, met adviserende stem.
§ 4. De middelen voor de werking en het personeel worden ter beschikking gesteld van de Raad.
Deze worden bepaald door de Regering.
Art.33. § 1. De Raad stelt elk jaar een activiteitenverslag op dat minstens omvat :
- de lijst van dossiers die haar voorgelegd werden;
- de criteria waarmee zij rekening gehouden heeft bij de uitwerking van haar adviezen;
- de aanwezigheid van haar leden tijdens de vergaderingen;
- de adviezen die zij uitgevaardigd heeft.
§ 2. Het activiteitenverslag wordt meegedeeld :
- Aan de Regering en het parlement;
- Aan het Netwerk van Cultureel Beleid.
§ 3. De diensten van de Franse Gemeenschap verzekeren de publicatie van dit verslag.
Art.34. § 1. De Raad vergadert minstens tienmaal per kalenderjaar, op uitnodiging van de voorzitter. Deze moet de Raad uitnodigen wanneer de minister, de Regering, het Parlement van de Franse Gemeenschap of een vijfde van de leden van de Raad dit verzoeken.
De aanwezigheid van minstens vijftien leden met stemrecht is vereist opdat de Raad geldig kan zetelen. Indien het quorum niet bereikt wordt, wordt een nieuwe vergadering met dezelfde agenda vastgelegd binnen de tien werkdagen. In dat geval kan de Raad geldig zetelen, ongeacht het aantal aanwezige leden.
§ 2. Het nemen van beslissingen gebeurt bij meerderheid van de aanwezige leden.
De adviezen kunnen een minderheidsnota bevatten.
Art.35. De adviezen van de Raad moeten meegedeeld worden binnen een termijn van drie maanden na de mededeling door het bestuur van het complete dossier ingediend door de vereniging en ten laatste een maand na de vergadering waarop het voorwerp van het advies besproken werd.
In geval van schending van alinea 1, kan de Regering haar beslissing nemen zonder advies van de Raad.
Art.36. De Regering bepaalt de zitpenningen en de onvoorziene vergoedingen waarop de leden van de Raad en van haar Bureau aanspraak kunnen maken.
HOOFDSTUK VII. - Voorlopige bepalingen en intrekkingsbepalingen.
Art.37. Met uitzondering van het artikel 6, § 2, 2°, 3°, 4°, 5°, 6°, en 7°, maken de verenigingen erkend krachtens het decreet van 8 april 1976, tot vaststelling van de voorwaarden van erkenning en van toekenning van subsidies voor de organisaties van permanente opvoeding voor de volwassenen in het algemeen en de organisaties voor de sociaal-culturele bevordering van de arbeiders, op datum van inwerkingtreding van dit decreet, niet het voorwerp uit van een voorlopige erkenning. Na advies van de diensten van de regeringen van de raad, beslist de regering hetzij om hen een erkenning voor onbepaalde duur toe te kennen, hetzij om hen die erkenning te weigeren.
Art. 37bis.<Ingevoegd bij DFG 2005-07-01/39, art. 59; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. De hoge raad voor permanente opvoeding opgericht bij het decreet van 17 mei 1999, hierna de " Overgangsraad " genoemd, blijft in werking overeenkomstig de volgende bepalingen zolang die niet vervangen is door de Raad opgericht bij dit decreet en dit ten laatste tot [1 31 december 2009]1.
§ 2. Met uitzondering van de artikelen 28, 29, 30 en 31, § 1, is dit decreet van toepassing op de Overgangsraad.
§ 3. De leden van de Overgangsraad worden aangewezen door de Regering na een oproep tot de kandidaten bij de verenigingen bedoeld bij § 5. De Regering bepaalt de nadere regels voor de inrichting van de oproep tot de kandidaten. De leden van de Overgangsraad worden aangewezen voor een mandaat waarvan het einde op [1 31 december 2009]1 wordt vastgelegd, onverminderd § 1.
§ 4. Elk lid dat de hoedanigheid verliest wegens dewelke hij aangewezen werd, wordt als ontslagnemend geacht. Hij wordt vervangen door een persoon aangewezen volgens dezelfde voorwaarden om zijn mandaat te voleindigen. Wordt ook ontslagnemend geacht, het lid dat, zonder voorafgaande verantwoording, afwezig is op meer dan de helft van de jaarlijkse zittingen van de Raad.
§ 5. De Overgangsraad bestaat uit 39 leden, onder wie :
a) 18 verantwoordelijken uit algemene verenigingen ter sociaal-culturele bevordering van werkers, of desgevallend, van hun afhangende regionale verenigingen;
b) 10 verantwoordelijken uit algemene verenigingen voor permanente opvoeding, of, desgevallend, van hun afhangende regionale verenigingen;
c) 3 verantwoordelijken van onafhankelijke regionale verenigingen voor de sociaal-culturele bevordering van werkers;
d) 3 verantwoordelijken van onafhankelijke regionale verenigingen voor permanente opvoeding;
e) 2 verantwoordelijken van onafhankelijke plaatselijke verenigingen voor de sociaal-culturele bevordering van werkers of permanente opvoeding;
f) 3 verantwoordelijken uit verenigingen die bij wijze van overgangsmaatregel erkend zijn krachtens dit decreet, ofwel uit verenigingen erkend voor onbepaalde duur als gevolg van hun erkenning bij wijze van overgangsmaatregel krachtens dit decreet.
Voor de toepassing van het eerste lid, a, b, c, d en e, van deze paragraaf :
1° wordt geacht een algemene vereniging te zijn, de vereniging die :
- het geheel van het Franse taalgebied en het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad bestrijkt, in de mate bepaald in artikel 127, § 2, van de gecoördineerde Grondwet;
- haar toezicht of haar voogdij uitoefent over meerdere regionale of plaatselijke afdelingen binnen ieder van deze grondgebieden;
- over een centraal secretariaat beschikt en over minstens een verantwoordelijke die voor het permanent contact zorgt met het publiek en de leden van de vereniging;
2° wordt geacht een regionale vereniging te zijn, de vereniging die :
- het geheel van een provincie of minstens een provincieafdeling die deel uitmaakt van het Franse taalgebied en het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad bestrijkt, in de mate bepaald in artikel 127, § 2, van de gecoördineerde Grondwet;
- haar toezicht of haar voogdij uitoefent over meerdere plaatselijke afdelingen binnen ieder deze grondgebieden;
- ofwel een onafhankelijke vereniging is, ofwel de regionale structuur van een algemene vereniging;
3° wordt geacht een plaatselijke vereniging te zijn, de vereniging die :
- het geheel van een wijk, een gehucht of een gemeente bestrijkt;
- haar activiteiten ofwel in alle onafhankelijkheid verwezenlijkt ofwel als plaatselijke structuur van een regionale vereniging of een algemene vereniging;
4° wordt geacht een vereniging voor permanente opvoeding te zijn, de vereniging die opgericht, geanimeerd en beheerd wordt door private personen en die voornamelijk tot doel heeft bij de volwassenen :
- een bewustwording en een kritische kennis van de werkelijkheid van onze maatschappij te bewerkstelligen en te ontwikkelen;
- het analyse-, keuze-, actie- en evaluatievermogen te verstevigen;
- een verantwoordelijke aanpak van het maatschappelijk, economisch, cultureel en politiek leven te bevorderen alsook een actieve participatie eraan.
5° wordt geacht een vereniging ter sociaal-culturele bevordering van de werkers te zijn, de vereniging voor permanente opvoeding die zich bij voorkeur richt tot het publiek van het volksmilieu en zich daaraan aanpast om haar actie te verwezenlijken op basis van de analyse met haar leden van de levensvoorwaarden en van de factoren die specifiek zijn voor hun toestand.
De bij het eerste lid, a, b, c, d, en e, van deze paragraaf bedoelde verenigingen zijn deze die een subsidiering hebben genoten voor het kalenderjaar dat voorafgaat aan de oproep tot de kandidaten.
§ 6. De voorzitter en de ondervoorzitters van de Overgangsraad worden gekozen door de Regering onder de verenigingen bedoeld bij § 5, eerste lid, a, b, c, d, en e,. Samen vormen ze het Bureau van de Overgangsraad.
----------
(1)<DFG 2007-12-07/65, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 11-02-2008>
Art.38. § 1. De Raad werkt een Huishoudelijk Reglement uit dat ter goedkeuring voorgelegd wordt aan de Regering ten laatste binnen de drie maanden na de vernieuwing van haar leden ingevolge de inwerkingtreding van dit decreet.
§ 2. Dit Huishoudelijk Reglement bevat minstens :
- de werkmethode volgens dewelke de Raad functioneert;
- de regels voorzien inzake volmachten;
- de bevoegdheid, voor de Raad, om de verantwoordelijke te horen van het project waarover het een advies uitvaardigt;
- de verplichting, voor de Raad, om aan de verantwoordelijke van het project het advies mee te delen gelijktijdig met het ogenblik waarop zij hierover de regering inlicht;
- de regels verzekeren de deontologie van de werking van de Raad, meer bepaald wanneer een van de leden betrokken is bij een advies dat dient uitgevaardigd te worden of, meer in het algemeen, wanneer er een risico bestaat op belangenconflicten;
- de verplichting, voor de leden van de Raad, om hun advies met redenen te omkleden;
- bepalingen die de publiciteit van de uitgevaardigde adviezen verzekeren;
- de verplichting om een beknopt verslag op te stellen van de debatten gehouden gedurende elke vergadering van de Raad. Dit verslag zal overgemaakt worden aan de Regering gelijktijdig met het advies van de Raad.
Art.39.Behalve wanneer er sprake is van intrekking van erkenning, weigering van erkenning, of bij afwezigheid van indiening van een aanvraag tot erkenning in het kader van dit decreet, kunnen de verenigingen die bij de inwerkingtreding van dit decreet genieten van structurele subsidies bij toepassing van het decreet van 8 april 1976 tot vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en toekenning van subsidies aan organisaties voor permanente opvoeding van volwassenen in het algemeen en aan organisaties voor de sociaal-culturele bevordering van de arbeiders en van haar toepassingsbesluiten, minstens blijven genieten van dezelfde financiële voorwaarden [tijdens een periode van vier jaar vanaf de inwerkingtreding van dit decreet]. <DFG 2005-07-01/39, art. 58, 003; Inwerkingtreding : 12-09-2005>
[1 Behalve bij intrekking van erkenning, weigering van erkenning of onontvankelijkheid van het dossier van aanvraag om erkenning, blijven de in het 1e lid bedoelde verenigingen die erkend zijn krachtens dit decreet op 1 januari 2005, 2006 of 2007 of die een aanvraag om erkenning hebben ingediend tussen 1 januari en 31 maart 2007 ten laatste, tot 31 december 2008 structurele subsidies genieten onder dezelfde financiële voorwaarden.]1
Onder " dezelfde financiële voorwaarden " dient te worden verstaan dat de verenigingen die gesubsidieerd worden krachtens het decreet van 18 april 1976 zullen genieten, [1 ...]1, op voorwaarde dat hun volume van activiteit niet betekenisvol daalt, van een subsidie voor de werking, de werkgelegenheid en de activiteit, geïndexeerd volgens de prijsindex op de consumptie, equivalent aan wat zij genoten heeft tijdens het kalenderjaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit decreet.
In de veronderstelling dat het volume van activiteiten van een vereniging bedoeld door dit artikel op een betekenisvolle wijze daalt [1 (tijdens de periodes bedoeld in het 1e en het 2e lid) ]1, wordt het bedrag van de globale subsidie verminderd door de minister, op voorstel van het bestuur na advies van de Raad en van de betrokken vereniging.
Indien het systeem dat ingevoerd werd door dit decreet voordeliger is voor de verenigingen bedoeld bij alinea 1, genieten zij hiervan vanaf het jaar waarin het voordeliger wordt.
----------
(1)<DFG 2007-12-07/65, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 11-02-2008>
Art.39/1. [1 De Regering kent geen voorlopige erkenning toe, bedoeld in artikel 6, § 1 en § 2, van het decreet van 17 juli 2003 met betrekking tot de steun aan het verenigingsleven op het gebied van de permanente opvoeding, als gevolg van een aanvraag die uiterlijk op 31 maart 2017 wordt ingediend.
Nadat de Raad geraadpleegd is, stelt de Regering de specifieke nadere regels vast voor de indiening van de aanvragen om erkenning van de in het eerste lid bedoelde verenigingen die hun aanvraag om erkenning in 2018 opnieuw wensen in te dienen]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2017-07-19/15, art. 21, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.39/2. [1 § 1. In afwijking van artikel 10, § 3, eerste lid, wordt de programmaovereenkomst die gedurende het burgerlijk jaar 2017 eindigt, wordt met één jaar verlengd, om een totale duur van zes jaar te bereiken, als de vereniging, met toepassing van artikel 26, § 2, een verandering in een hogere forfaitaire categorie of van as heeft aangevraagd.
In de in het eerste lid bedoelde hypothese, stuurt de vereniging die, met toepassing van artikel 19, tweede lid, aan de administratie, uiterlijk op 30 juni 2017, het algemeen verslag over de uitvoering van haar programmaovereenkomst en, in voorkomend geval, een nieuw meerjarenactieprogramma in tweevoud, heeft meegedeeld, uiterlijk op 30 juni 2018, de volgende gegevens :
1° een activiteitenverslag en een boekhoudkundige balans overeenkomstig artikel 19, eerste lid;
2° een addendum bij het in 2017 meegedeelde algemeen uitvoeringsverslag;
3° in voorkomend geval, een nieuw vijfjarenactieplan of het in 2017 ingediende addendum bij het plan.
§ 2. In afwijking van de in artikel 26, § 2 bedoelde bepalingen, worden de aanvragen om verandering van forfaitaire categorie en/of van as die uiterlijk op 30 juni 2017 worden ingediend, niet onderzocht en wordt geen verandering van forfaitaire categorie en/of van as toegekend, behalve in geval van verandering in een lagere forfaitaire categorie of van verandering van as die geen gevolgen hebben op begrotingsvlak.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2017-07-19/15, art. 22, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.39//3. [1 In afwijking van artikel 6, § 2, 5°, kan in 2018 de voorlopige erkenning van een vereniging hernieuwd worden voor een duur van één jaar na afloop van de evaluatie voorzien in artikel 6, 4°.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2018-07-11/21, art. 31, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.39//4.
<Opgeheven bij DFG 2021-07-14/23, art. 7, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art.39/5. [1 § 1. In afwijking van artikel 15 wordt de erkenning van verenigingen die hun erkenningsaanvraag voor een bepaalde periode in 2019 hebben ingediend en in 2020 een gunstige beslissing hebben ontvangen, met een jaar uitgesteld, zodat deze erkenningen betrekking hebben op de periode 2021-2023 in plaats van op de periode 2020-2022.
§ 2. In afwijking van artikel 9, lid 1, en artikel 14 worden de forfaitaire verhogingen die in 2019 zijn aangevraagd in het kader van een verlenging van de erkenning voor onbepaalde tijd en waarover in 2020 een gunstige beslissing is genomen, van kracht van 2021 tot 2025.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2020-12-09/15, art. 51, 014; Inwerkingtreding : 30-09-2020>
Art.39/6. [1 § 1. In afwijking van artikel 26 verleent de Regering voor het jaar 2021 geen nieuwe verhoging van het forfaitaire bedrag of wijziging van de as en/of de categorie van het forfaitaire bedrag.
§ 2 In afwijking van artikel 9, lid 1 en 14, wordt de erkenningsperiode die in de loop van het kalenderjaar 2020 afloopt, met een jaar verlengd tot een totaal van zes jaar, indien de vereniging om een wijziging verzocht heeft in een hogere forfaitaire categorie en/of as met nieuwe kosten als gevolg.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2020-12-09/15, art. 52, 014; Inwerkingtreding : 09-12-2020>
Art.40. Het decreet van 8 april 1976 tot vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en toekenning van subsidies aan de organisaties voor permanente opvoeding van de volwassenen in het algemeen en aan de organisaties voor sociaal-culturele bevordering van de arbeiders, wordt ingetrokken.
De verenigingen die subsidies genoten krachtens de koninklijke besluiten van 5 september 1921 en van 4 april 1925 die de algemene toekenningsvoorwaarden van subsidies bepaalden voor de bijkomende schoolwerkzaamheden evenals het koninklijk besluit van 16 juli 1971 tot vaststelling van de voorwaarden van erkenning en van toekenning van subsidies aan de nationale en gewestelijke organisaties voor permanente opvoeding, kunnen hiervan blijven genieten.
Art.41. Het decreet van 17 mei 1999 tot inrichting van de Hoge Raad voor de permanente opvoeding wordt opgeheven.
HOOFDSTUK VIII. - Inwerkingtreding.
Art. 42. Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2004.