Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

22 NOVEMBER 1995. - Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1995. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-02-1996 en tekstbijwerking tot 29-12-2016)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Economie.
Art. 1-15
HOOFDSTUK II. - Leefmilieu.
Afdeling 1. - Landinrichting.
Art. 16-17
Afdeling 2. - Eindafrekeningen.
Art. 18
HOOFDSTUK III. - Binnenlandse Aangelegenheden.
Art. 19
HOOFDSTUK IV. - Cultuur.
Afdeling 1. - Jeugdwerkbeleid.
Art. 20
Afdeling 2. - Bibliotheken.
Art. 21-22
Afdeling 3. - BRTN.
Art. 23
HOOFDSTUK V. - Onderwijs.
Afdeling 1. - Gemeenschaps- en gesubsidieerd onderwijs.
Art. 24
Afdeling 2. - Universitair Onderwijs.
Art. 25
HOOFDSTUK VI. - Monumenten.
Art. 26
HOOFDSTUK VII. - Financiën en Begroting.
Art. 27-29
HOOFDSTUK VIII. - Welzijn.
Art. 30



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1978061906  1987029077  1988030140  1989030036  1990030576  1992035738  1993035919  1993036556  1994036312  1994036572 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Economie.
Artikel 1. De verkoopovereenkomst van 14 december 1994 tussen het Vlaamse Gewest en de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Vlaanderen tot uitvoering van artikel 2 van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de herstructurering van de GIMV, GIMVINDUS, Vlaamse Milieuholding, Mijnen en LIM en tot oprichting van het Limburgfonds en de Permanente Werkgroep Limburg, wordt bekrachtigd.

Art.2. De overeenkomst van 21 december 1994 tussen het Vlaamse Gewest en GIMVINDUS wordt bekrachtigd.

Art.3. De overeenkomst van 21 december 1994 tussen het Vlaamse Gewest, het Limburgfonds, de NV Limburgse Reconversiemaatschappij en de NV Mijnen wordt bekrachtigd.

Art.4. § 1. De Vlaamse regering wordt gemachtigd toe te treden tot de vereniging zonder winstgevend doel Vlaams Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie.
  De statuten van de vereniging zonder winstgevend doel Vlaams Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie dienen goedgekeurd te worden door de Vlaamse regering.
  § 2. Dit artikel treedt in werking op 1 juli 1995.

Art.5.§ 1. Er wordt een Fonds voor [1 het Wetenschaps- en Innovatiebeleid]1 opgericht, hierna te noemen het Fonds.
  § 2. Aan het Fonds worden toegewezen de inkomsten voortvloeiend uit :
  a) de overeenkomsten die rechtstreeks of onrechtstreeks werden en worden afgesloten met de Europese Unie, en uit de daaruit voortvloeiende contractuele verbintenissen van de [1 het Departement EWI]1;
  b) de verkoop van publikaties over het wetenschappelijk onderzoek [1 en het innovatiebeleid van bedrijven en overheid]1 alsmede van publikaties over de valorisatie van het wetenschappelijk onderzoek;
  c) de bijdrage die door [1 het Departement EWI]1 wordt gevraagd voor deelname aan haar activiteiten in het kader van wetenschapsvoorlichting;
  d) de overeenkomsten die kaderen in het samenwerkingsakkoord houdende uitvoering van artikel 6bis, § 2, punt 6, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
  [1 e) het naar 2017 over te dragen saldo beschikbaar op 31 december 2016 op de begroting van de VRWI ad 762.000 euro.]1
  § 3. [1 De kredieten van het Fonds voor het Wetenschaps- en Innovatiebeleid worden aangewend voor:
   a) al wat kan dienen in het kader van activiteiten met betrekking tot initiatieven ter bevordering van het wetenschappelijk onderzoek en de innovatie bij bedrijven en onderzoeksinstellingen en de informatie over dit onderzoek, het wetenschapsbeleid en innovatiebeleid, met uitzondering evenwel van de loon- en werkingskosten van de diensten van de Vlaamse Gemeenschap;
   b) studies, onderzoeksprojecten en wetenschappelijke werkgroepen in het kader van transitietrajecten Visie 2050.]1
  ----------
  (1)<DVR 2016-12-23/02, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.6. § 1. In aanvulling op de middelen die DIGO kan toekennen op grond van artikel 17, § 1, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, gewijzigd bij het decreet van 5 juni 1989 betreffende het onderwijs, kan het Limburgfonds aan de gesubsidieerde onderwijsinstellingen die het schoolgebouwenpatrimonium hebben overgenomen voorheen toebehorend aan de ondernemingen wiens commerciële steenkoolactiviteiten werden overgenomen door de NV Kempense Steenkoolmijnen of aan de NV Kempense Steenkoolmijnen bijkomende middelen toekennen ter financiering van hun onroerende investeringen.
  § 2. Het globaal bedrag dat bij toepassing van § 1 als bijkomende middelen kan worden toegekend is vastgesteld op 192. 228 430 BF.
  § 3. De toekenning van de bijkomende middelen kan niet tot gevolg hebben dat deze instellingen een financiering bekomen van meer dan 100 % van de kostprijs van het bouwproject, BTW en algemene kosten inbegrepen.

Art.7. In afwijking van artikel 9 van de wet van 17 juli 1959 tot invoering en ordening van maatregelen ter bevordering van de economische expansie en de oprichting van nieuwe industrieën, van artikel 38 van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie, van artikel 28 van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, van artikel 7 van het decreet van 6 mei 1987 houdende oprichting van een Fonds tot Bevordering van het Industrieel Onderzoek in Vlaanderen, (van artikel 16 van het decreet van 15 december 1993 tot bevordering van de economische expansie in het Vlaamse Gewest) kan de Vlaamse regering verzaken aan het recht tot terugvordering van de tegemoetkoming in geval van faillissement, gerechtelijk akkoord, kennelijk onvermogen of vereffening van de begunstigde. <DVR 1996-07-08/46, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 01-07-1996>

Art.8. Het Vlaamse Gewest doet afstand van de terugvordering van het beschikbaar saldo van het verzekeringsfonds voor de industriële risico's dat de NV Mijnen heeft aangelegd ingevolge de overeenkomst van 20 februari 1970 tussen de Belgische staat en de NV Kempische Steenkoolmijnen.

Art.9. Artikel 23, § 1, 4°, van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de herstructurering van de GIMV, GIMVINDUS, VMH, MIJNEN en LIM en tot oprichting van het Limburgfonds en de Permanente Werkgroep Limburg wordt opgeheven.
  De schuldvordering die het Vlaamse Gewest bezit op de NV Limburgse Investeringsmaatschappij (LIM) ingevolge de overeenkomst m.b.t. de modaliteiten van de opvraging en de terbeschikkingstelling van de trekkingsrechten van 23 november 1988 tussen de NV Kempische Steenkoolmijnen. LIM en de NV GIMV wordt ingebracht in het kapitaal van de NV Limburgse Reconversiemaatschappij.

Art.10. Artikel 23, § 1, 7° tot 10° en § 2, 1° en 2° van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art.11. § 1. Artikel 26 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  "Artikel 26. Er wordt een Permanente Werkgroep Limburg, hierna PWL genoemd, opgericht. De opdrachten van de PWL zijn de volgende :
  1° het voorbereiden van het interministerieel overleg, IMO, dat de krachtlijnen zal uitzetten voor het realiseren van de doelstellingen zoals verwoord in het Toekomstcontract bedoeld in artikel 20;
  2° het opvolgen van de projecten die worden goedgekeurd in het kader van het Toekomstcontract;
  3° het voorleggen van eigen initiatieven aan het IMO tot realisatie van de vooropgestelde doelstellingen in het kader van het Toekomstcontract.
  Het Vlaamse Gewest wordt gemachtigd deel te nemen aan de oprichting van de vzw. PWL die zal instaan voor de ondersteuning van de opdrachten van de Permanente Werkgroep Limburg en het IMO. De statuten van de vzw. dienen goedgekeurd te worden door de Vlaamse regering."
  § 2. Dit artikel treedt in werking op 15 juni 1995.

Art.12. Artikel 27 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt :
  "Artikel 27. De Vlaamse regering regelt de samenstelling en verdere werking van de PWL conform de bepalingen van het Toekomstcontract.
  De werkingsmiddelen van de vzw. PWL worden ten laste genomen van het Fonds en zullen het voorwerp uitmaken van een overeenkomst afgesloten tussen het Fonds en de vereniging."

Art.13. Artikel 28 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art.14. Het Vlaamse Gewest wordt gemachtigd toe te treden tot de vzw. begeleidingsfonds Boelwerf Vlaanderen.
  De statuten van de vzw. begeleidingsfonds Boelwerf Vlaanderen dienen goedgekeurd te worden door de Vlaamse regering.

Art.15. Aan artikel 57 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992 wordt een § 3 toegevoegd waarvan de tekst luidt als volgt :
  "§ 3. De Vlaamse regering wordt gemachtigd om, in afwijking van wat bepaald is in § 2 van dit artikel, te beslissen dat voor de bijdragen tot de dienstverlening aan de federale overheid wat betreft de Zeevaartpolitie en Douane, alsmede het terbeschikking stellen van het personeel van de Regie voor Maritiem Transport aan de Vlaamse Gemeenschap, geen gebruik dient gemaakt te worden van een afzonderlijke rekening."

HOOFDSTUK II. - Leefmilieu.
Afdeling 1. - Landinrichting.
Art.16. Artikel 13 van het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij wordt aangevuld als volgt :
  "§ 4. De Vlaamse regering kan de Maatschappij belasten met de uitvoering van het landinrichtingsplan of gedeelten ervan.
  In voorkomend geval kan de Maatschappij gemachtigd worden tot onteigening ten algemenen nutte, tot verwerving in der minne of tot het afsluiten van overeenkomsten met eigenaars en vruchtgebruikers en met houders van zakelijke rechten van gronden waarop volgens artikel 12 van het decreet, de landinrichting haar toepassing vindt.
  Wanneer het landinrichtingsplan nieuwe werken omvat of wanneer bestaande of te wijzigen werken ingevolge het landinrichtingsplan aan het domein van een ander openbaar bestuur dienen toegewezen te worden, onderwerpt de Vlaamse regering het landinrichtingsplan aan een onderzoek de commodo et incommodo in elk van de gemeenten waar deze werken gelegen zijn. Na afsluiting van het onderzoek verstrekken de gemeenteraden een advies over het landinrichtingsplan en over de tijdens het onderzoek ingediende opmerkingen en bezwaren. Wanneer de gemeenteraad niet binnen drie maanden na verzending van het dossier kennis geeft van zijn advies, wordt het advies geacht gunstig te zijn. In voorkomend geval wijzigt de Vlaamse regering het landinrichtingsplan en keurt het definitief goed. Dit besluit tot goedkeuring bepaalt aan het domein van welk openbaar bestuur de werken worden toegewezen.
  De Vlaamse regering bepaalt de tussenkomst van het Gewest in de kostprijs van de door de Maatschappij uitgevoerde werken.
  § 5. De provincies, gemeenten, polders, wateringen, ruilverkavelingscomités en de door de Vlaamse regering aan te wijzen publiekrechtelijke rechtspersonen kunnen, mits hun instemming, door de Vlaamse regering belast worden met de uitvoering van het landinrichtingsplan of gedeelten ervan.
  De Vlaamse regering bepaalt, voorzover de beoogde werken voor de betrokken instellingen en besturen niet subsidieerbaar zijn binnen het investeringsfonds, opgericht bij decreet van 20 maart 1991 betreffende het investeringsfonds ter verdeling van de subsidies voor bepaalde onroerende investeringen die in de Vlaamse Gemeenschap of in het Vlaaamse Gewest door of op initiatief van de provincies, de gemeenten of de Vlaamse Gemeenschapscommissie worden gedaan, de tussenkomst van het Gewest in de kostprijs van de door de in het eerste lid vermelde instellingen en besturen uitgevoerde werken.
  § 6. Privaatrechtelijke rechtspersonen en natuurlijke personen kunnen met hun instemming door de Vlaamse regering belast worden met de uitvoering van het landinrichtingsplan of gedeelten ervan op hun gronden waarop volgens artikel 12 van het decreet, de landinrichting haar toepassing vindt.
  In voorkomend geval dienen zowel de eigenaars en de vruchtgebruikers als de houders van zakelijke rechten hun instemming te betuigen met de uitvoering van de werken.
  Deze instemming wordt vastgelegd in een tussen partijen opgestelde overeenkomst, die eveneens de nodige waarborgen omvat betreffende het beheer van de uit te voeren werken. Deze overeenkomst dient goedgekeurd door de Vlaamse regering.
  De Vlaamse regering bepaalt de tussenkomst van het Gewest in de kostprijs van de door de in het eerste lid vermelde personen uitgevoerde werken."

Art.17. Artikel 23 van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen, alsmede bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991 wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Artikel 23. § 1. Er wordt een Fonds voor de landinrichting opgericht.
  Aan het Fonds voor de landinrichting worden rechtstreeks de inkomsten toegewezen voortvloeiend uit :
  a) de bijstand van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw en van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling in verband met programma's die betrekking hebben op de ruilverkaveling en de landinrichting;
  b) de ontvangsten voortvloeiende uit de toepassing van artikel 14, artikel 46 en artikel 76 van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van wet, aangevuld door de wet van 11 augustus 1978 met bijzondere bepalingen eigen aan het Vlaamse Gewest;
  c) de opbrengst van administratieve geldboeten en alle bedragen welke door de diensten van het Vlaamse Gewest worden geïnd lastens de overtreders van de wetgeving en reglementering inzake ruilverkaveling en landinrichting;
  d) de opbrengst van concessies van verhuur en van vervreemdingen van landeigendommen. installaties en aanhorigheden, die verworven werden met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen inzake landinrichting en ruilverkaveling :
  e) de vrijwillige, contractuele, reglementaire of decretale bijdragen van natuurlijke personen, rechtspersonen, openbare besturen en instellingen ter realisatie van landinrichtingsplannen zoals bedoeld in artikel 13 van het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij.
  De Vlaamse regering beschikt over de kredieten van het Fonds voor de landinrichting voor al wat kan dienen in het raam van het beleid inzake ruilverkaveling van landeigendommen en landinrichting, met uitzondering evenwel van de loon- en werkingskosten van de diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
  § 2. Er wordt een Fonds voor de waterhuishouding opgericht.
  Aan het Fonds voor de waterhuishouding worden rechtstreeks toegewezen de inkomsten voortvloeiend uit :
  a) de bijstand van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw en van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling in verband met programma's die betrekking hebben op de waterhuishouding;
  b) de vrijwillige, contractuele, reglementaire of decretale bijdragen van natuurlijke personen, rechtspersonen, openbare besturen en instellingen ter verwezenlijking van de doelstellingen vermeld in artikel 5, 8, 9 en 13 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, van Titel V van de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen en van Titel V van de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders;
  c) de opbrengst van administratieve geldboeten en alle bedragen welke door de diensten van het Vlaamse Gewest worden geïnd lastens de overtreders van de wetgeving en reglementering inzake waterhuishouding, polders en wateringen;
  d) de opbrengsten van concessies verhuur en van vervreemdingen van eigendommen, installaties en aanhorigheden, die verworven werden met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen inzake waterhuishouding, polders en wateringen.
  De Vlaamse regering beschikt over de kredieten van het Fonds voor de waterhuishouding voor al wat kan dienen in het raam van het beleid inzake waterhuishouding, voor de polders en de wateringen, met uitzonderingen evenwel van de loon- en werkingskosten van de diensten van de Vlaamse Gemeenschap."

Afdeling 2. - Eindafrekeningen.
Art.18. In de bijlage bij artikel 18 van het decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995 worden bij de hiernavermelde dossiers de bedragen als volgt aangepast :
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B. St. 06/02/1996, p. 2633)

HOOFDSTUK III. - Binnenlandse Aangelegenheden.
Art.19. In afwijking van artikel 2, 1° van het decreet van 20 maart 1991 betreffende het Investeringsfonds ter verdeling van de subsidies van bepaalde onroerende investeringen die in de Vlaamse Gemeenschap en in het Vlaamse Gewest door of op initiatief van de provincies, de gemeenten of de Vlaamse Gemeenschapscommissie worden gedaan, wordt de dotatie voor wat het begrotingsjaar 1995 betreft vastgesteld op 4 710,8 miljoen frank.

HOOFDSTUK IV. - Cultuur.
Afdeling 1. - Jeugdwerkbeleid.
Art.20. In artikel 10 van het decreet van 9 juni 1993 houdende subsidiëring van gemeentebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie inzake het voeren van een jeugdwerkbeleid wordt hierna volgende overgangsmaatregel toegevoegd :
  "5° het gedeelte van het krediet van 550 miljoen frank, voorzien in artikel 6, § 1, van dit decreet, dat niet wordt verleend aan gemeentebesturen als gevolg van het niet opmaken en uitvoeren van een jeugdwerkbeleidsplan mag worden aangewend voor de uitvoering van artikel 9 van dit decreet."

Afdeling 2. - Bibliotheken.
Art.21. In artikel 5, § 1, 2°, van het decreet van 19 juni 1978 betreffende het Nederlandstalige openbare bibliotheekwerk wordt "1995" vervangen door "1997".

Art.22.§ 1. Artikel 7, § 1, 2, van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
  § 2. Artikel 7, § 1, 3, van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "§ 3. Uitrustingstoelagen, ten belope van maximum 60 %, voor het vernieuwen of aanvullen van het bibliotheconomisch materiaal van erkende en/of nog te erkennen openbare bibliotheken en voor het oprichten van hun afdelingen, filialen en uitleenposten."

Afdeling 3. - BRTN.
Art.23. In afwijking van artikel 17, § 3, van het decreet van 27 maart 1991 houdende het statuut van de Nederlandse Radio- en Televisie-uitzendingen in België, Omroep van de Vlaamse Gemeenschap, wordt de basisdotatie van het jaar 1992 vastgesteld op 6 609 400 000 frank.

HOOFDSTUK V. - Onderwijs.
Afdeling 1. - Gemeenschaps- en gesubsidieerd onderwijs.
Art.24. Artikel 45 van het decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995 wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Artikel 45. Voor het begrotingsjaar 1995 worden in artikel 2, § 1, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het Onderwijs-II bedoelde aanpassingscoëfficiënten A1 en A2 als volgt berekend :
  A1 = 0,6 + 0,4 (1) = 1
  A2 = 0,4 + 0,6 (1,01787) = 1,010722."

Afdeling 2. - Universitair Onderwijs.
Art.25. Artikel 130, § 1, van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten, zoals gewijzigd door Onderwijsdecreet VI van 21 december 1994, wordt vervangen door :
  "§ 1. In 1995 worden aan de universiteiten de volgende werkingsuitkeringen, uitgedrukt in miljoenen frank, toegekend :

1. Katholieke Universiteit Leuven :7 016,7
2. Vrije Universiteit Brussel :2 455,4
3. Universiteit Antwerpen : 
a) UCA :749,8
b) UIA :975,3
c) UFSIA :776,5
4. Limburgs Universitair Centrum :646,8
5. Katholieke Universiteit Brussel :185,8
6. Universiteit Gent :4 760,3''


HOOFDSTUK VI. - Monumenten.
Art.26. In het decreet van 23 december 1986 houdende uitroeping van het Yzermonument en het omringende domein te Diksmuide tot Memoriaal van de Vlaamse Ontvoogding wordt een artikel 3bis ingevoegd, luidende als volgt :
  "Artikel 3bis. Voor de geschiktmaking ten behoeve van de sociaal-culturele bestemming van het Memoriaal wordt een eenmalige subsidie toegekend van vijftig miljoen frank. Voor de uitkering van deze subsidie wordt buiten visum van het Rekenhof een voorschot van negentig procent verstrekt. Het saldo, onderworpen aan het voorafgaand visum van het Rekenhof, wordt uitbetaald na voorlegging van de rekeningen."

HOOFDSTUK VII. - Financiën en Begroting.
Art.27. Aan artikel 22 van het decreet van 20 december 1989 houdende bepalingen tot uitvoering van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap, worden een tweede en derde lid toegevoegd, luidend als volgt :
  "Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de eigendomsoverdracht van onroerende goederen tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest.
  De Vlaamse regering zal jaarlijks bij de bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting aan de Vlaamse Raad verslag uitbrengen over de uitgevoerde eigendomsoverdrachten van onroerende goederen tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest."

Art.28. Artikel 93, § 2, van het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994 wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "§ 2. Aan het Fonds wordt, behoudens de toepassing van andersluidende decretale bepalingen, de helft toegewezen van de ontvangsten voortvloeiend uit het vervreemden van de onroerende goederen die door het departement worden beheerd. De andere helft dient te worden gestort in de algemene middelen van de Vlaamse Gemeenschap.
  De opbrengsten die voortvloeien uit het beheer van onroerende goederen en uit eigendomsoverdrachten tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest worden evenwel volledig aan het Fonds toegewezen."

Art.29. § 1. Artikel 19, § 2, van het decreet van 21 december 1990, zoals gewijzigd door artikel 105 van het decreet van 25 juni 1992, wordt aangevuld met het volgende lid :
  "Aan het Fonds Onroerende Goederen worden tevens toegewezen alle ontvangsten voortvloeiend uit daden van beheer en beschikking met betrekking tot de gronden van het Cargovilproject."
  § 2. Artikel 19, § 3, van het decreet van 21 december 1990, zoals gewijzigd door artikel 105 van het decreet van 25 juni 1992, wordt aangevuld met het volgende lid :
  "De middelen van het Fonds Onroerende Goederen, zoals bedoeld in § 2, 2° lid van dit artikel, worden aangewend voor het beheer, de uitrusting, de geschiktmaking, de sanering en het onderhoud van de gronden van het Cargovilproject. Na beëindiging van het project kan het saldo besteed worden aan aanvullende infrastructuurwerken in de provincie Vlaams-Brabant."
  § 3. Dit artikel treedt in werking op 21 juli 1992.

HOOFDSTUK VIII. - Welzijn.
Art. 30.(Opgeheven) <DVR 2004-04-30/40, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2006>