20 DECEMBER 1989. - Decreet houdende bepalingen tot uitvoering van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-12-1990 en tekstbijwerking tot 24-12-2018)
TITEL I. - Bepalingen inzake het Gewest.
HOOFDSTUK I. - Leefmilieu.
Afdeling 1. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 2 juli 1981 betreffende het beheer van afvalstoffen.
Art. 1-4
Afdeling 2. - Wijzigingen van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging.
Art. 5-6, 6bis, 6ter
HOOFDSTUK II. - Binnenlandse Aangelegenheden.
Art. 7-9
HOOFDSTUK III. - Maatschappijen van Gemeenschappelijk Vervoer.
Art. 10
TITEL II. - Bepalingen inzake de Gemeenschap.
HOOFDSTUK IV. - Cultuur.
Afdeling 1. - Cultuurfunctionarissen.
Art. 11
Afdeling 2. - Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde van Antwerpen.
Art. 12
HOOFDSTUK V. - Onderwijs.
Afdeling 1. - Universitaire investeringen.
Art. 13-17
Afdeling 2. - Werkingstoelagen.
Art. 18
Afdeling 3. - Inschrijvingsgelden.
Art. 19
HOOFDSTUK VI. - Welzijn.
Afdeling 1. - Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten.
Art. 20
Afdeling 2. - Bejaardenzorg.
Art. 21
TITEL III. - Bepalingen gemeenschappelijk aan de Gemeenschap en het Gewest.
HOOFDSTUK VII. - Financiën.
Art. 22
HOOFDSTUK VIII. - Inwerkingtreding.
Art. 23
1967111043 1973071607 1974072201 1981001184 1983021375 1985024337
TITEL I. - Bepalingen inzake het Gewest.
HOOFDSTUK I. - Leefmilieu.
Afdeling 1. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 2 juli 1981 betreffende het beheer van afvalstoffen.
Artikel 1. <wijzigingsbepaling van art. 4 van het DCFL 1981-07-02/30>
Art.2. <wijzigingsbepaling van artikelen 47 tot en met 47sexies van het DCFL 1981-07-02/30>
Art.3. De heffing verschuldigd voor het tweede semester van het jaar 1989 wordt aangegeven, betaald en geïnd in de loop van de maanden januari en februari van het jaar 1990, conform het bepaalde in het decreet van 2 juli 1981 betreffende het beheer van afvalstoffen, zoals gewijzigd bij de decreten van 23 maart 1983 en 22 oktober 1986, en zijn uitvoeringsbesluiten.
Art.4. <wijzigingsbepaling van art. 6, van W 1974-07-22/01>
Afdeling 2. - Wijzigingen van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging.
Art.5. <wijzigingsbepaling van 32ter van W 1971-03-26/02>
Art.6. <wijzigingsbepalingen van hoofdstuk II, afdeling III, artikelen 32octies tot en met 32septiesdecies van W 1971-03-26/02>
Art. 6bis. <Ingevoegd bij DVR 1990-12-21/33, art. 70, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1991> § 1. In afwijking van artikel 32quaterdecies, 2°, a) van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, zoals die bepaling werd ingevoegd bij het decreet van 20 december 1989, wordt de in dat artikel 32quaterdecies bedoelde heffing voor het aanslagjaar 1990 voor de varkensfokkerijen met meer dan 1.000 gespeende dieren die gedurende het jaar 1990 getroffen zijn geweest door de klassieke varkenspest, hierna genoemd varkenspest, of gedurende het jaar 1990 onderworpen zijn geweest aan maatregelen ter bestrijding van de varkenspest, verminderd tot volgend bedrag :
H X (365 - D)/365
waarin :
H : het bedrag van de heffing berekend overeenkomstig
artikel 32quaterdecies, 2, a);
D : het aantal dagen gedurende dewelke de varkensfokkerij getroffen is
geweest door de varkenspest of onderworpen is geweest aan
maatregelen ter bestrijding van de varkenspest, zoals
blijkt uit het attest van de diergeneeskundige inspectie
Geen vermindering van de heffing wordt toegestaan voor zover bewezen is dat het werkelijk aantal gespeende dieren aanwezig in de inrichting, bij de aanvang van de toepassing van de in het eerste lid bedoelde maatregelen op de inrichting, groter was dan het maximale aantal vermeld in de exploitatievergunning geldig op het tijdstip van de vaststelling.
§ 2. De exploitant van een in § 1 bedoelde varkensfokkerij dient op straffe van verval van het recht tot toepassing van de afwijkingsbepalingen van § 1 aan de met invordering belaste ambtenaar vóór 1 april 1991 aangifte te doen van het aantal dagen gedurende dewelke de varkensfokkerij getroffen is geweest door de varkenspest of onderworpen is geweest aan maatregelen ter bestrijding van de varkenspest. Bij deze aangifte dienen de nodige stavingsstukken gevoegd.
§ 3. De Vlaamse Executieve kan nadere regels vaststellen met betrekking tot het model en de wijze van indiening van de in § 2 bedoelde aangifte.
Art. 6ter. <Ingevoegd bij DVR 1990-12-21/33, art. 70, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1991> Ter uitvoering van de bepalingen van artikel 32septiesdecies wordt de met de inning en invordering belaste ambtenaar bij gebrek aan voldoening van de heffing, gemachtigd een dwangbevel uit te vaardigen.
Dit dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de ambtenaar daartoe aangewezen door de Vlaamse Executieve.
De betekening van het dwangbevel gebeurt bij gerechtsdeurwaardersexploot of bij aangetekend schrijven.
Op het dwangbevel zijn de bepalingen toepasselijk van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging.
HOOFDSTUK II. - Binnenlandse Aangelegenheden.
Art.7. In afwijking van artikel 75 van de wet van 5 januari 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1975-76, wordt de dotatie van het Gemeentefonds voor het jaar 1989 en voor het jaar 1990 vastgesteld op 34 101,7 miljoen frank per jaar.
Art.8. In afwijking van artikel 3 van de wet van 17 maart 1965 betreffende het Fonds der Provinciën, wordt de dotatie van het Fonds der Provinciën voor het jaar 1989 en het jaar 1990 vastgesteld op 2 907,2 miljoen frank per jaar.
Art.9. In afwachting van de vaststelling van de dotaties van het Gemeentefonds en het Fonds der Provinciën voor 1987 en 1988, wordt het gedeelte van die fondsen dat toevalt aan de gemeenten en de provincies van het Vlaamse Gewest, met het oog op de toekenning van hun aandelen overeenkomstig de reglementaire verdelingsregelen, vastgesteld op de volgende bedragen :
1987: Gemeentefonds 35 155 miljoen frank
Provinciefonds 3 008 miljoen frank
1988: Gemeentefonds 34 600,9 miljoen frank
Provinciefonds 2 885 miljoen frank
HOOFDSTUK III. - Maatschappijen van Gemeenschappelijk Vervoer.
Art.10. § 1. De Maatschappij voor Intercommunaal vervoer-Antwerpen (MIVA) en de Maatschappij voor Intercommunaal vervoer-Gent (MIVG) dienen de nodige maatregelen te treffen opdat het tekort, ontstaan vanaf 1 januari 1989 per 31 december 1991 opgeslorpt is en opdat de volgende dienstjaren telkens in begrotingsevenwicht zijn, rekening houdend met een financiële bijdrage van het Gewest, die ten hoogste gelijk kan zijn aan de financiële bijdrage van het voorbije jaar, verhoogd met een groeivoet, gelijk aan deze van de kredieten voor alle uitgaven, met uitzondering van de vermelde bijdrage en de werkingskosten van de organen en de diensten van de Vlaamse Gemeenschap zoals bepaald in de uitgavenbegroting.
§ 2. De beheersorganen van de Nationale Maatschappij voor Buurtspoorwegen (NMVB) worden verzocht de nodige maatregelen te nemen, opdat het tekort, ontstaan vanaf 1 januari 1989 en voorkomende uit de exploitatie van de lijnen, over te dragen aan het Vlaamse Gewest, per 31 december 1991 opgeslorpt is en opdat de volgende dienstjaren telkens in begrotingsevenwicht zijn, rekening houdend met een financiële bijdrage van het Gewest, die ten hoogste gelijk kan zijn aan de financiële bijdrage van het voorbije jaar, verhoogd met een groeivoet, gelijk aan deze van de kredieten voor alle uitgaven, met uitzondering van de vermelde bijdrage en de werkingskosten van de organen en de diensten van de Vlaamse Gemeenschap zoals bepaald in de uitgavenbegroting.
§ 3. De beheersorganen van MIVA en MIVG dienen bijkomende maatregelen te nemen of dienen die voor te stellen, naargelang van het geval :
a) als bij de uitvoering van de voorgestelde maatregelen mocht blijken dat deze ontoereikend zijn om de doelstellingen, zoals gespecifieerd in § 1, te verwezenlijken;
b) als mocht blijken dat de hypothesen die als berekeningsbasis van de begrotingsevenwichten hebben gediend, niet verwezenlijkt zijn;
c) als maatregelen die buiten de beslissingsmacht van de beheersorganen liggen, nadat ze voorgesteld zijn, noch geheel, noch gedeeltelijk verwezenlijkt worden.
De beheersorganen stellen de Executieve in kennis van de bijkomende maatregelen en geven de nodige verduidelijkingen indien zij hierom verzoekt.
§ 4. De beheersorganen van NMVB worden verzocht bijkomende maatregelen te nemen of voor te stellen, naargelang van het geval :
a) als bij de uitvoering van de voorgestelde maatregelen mocht blijken dat deze ontoereikend zijn om de doelstellingen, zoals gespecifieerd in § 1, te verwezenlijken;
b) als mocht blijken dat de hypothesen die als berekeningsbasis van de begrotingsevenwichten hebben gediend, niet verwezenlijkt zijn;
c) als maatregelen die buiten de beslissingsmacht van de beheersorganen liggen, nadat ze voorgesteld zijn, noch geheel, noch gedeeltelijk verwezenlijkt worden.
De beheersorganen worden verzocht de Executieve in kennis te stellen van de bijkomende maatregelen en de nodige verduidelijkingen te geven indien zij hierom verzoekt.
§ 5. De beheersorganen van de MIVA, de MIVG, de NMVB leggen deze maatregelen, conform § 3 of § 4 voor aan de Executieve, ten laatste één maand na de publicatie van dit decreet voor wat betreft het wegwerken van het gecumuleerd tekort ontstaan vanaf 1 januari 1989 en ten laatste drie maand vóór de datum van indiening van het ontwerp tot aanpassing van de algemene uitgavenbegroting, zoals bepaald in artikel 3 van de wet van 28 juni 1989, houdende aanpassing van de wet van 28 juni 1963 met betrekking tot de Rijkscomptabiliteit voor wat betreft het behalen van de doelstellingen inzake het begrotingsevenwicht. Ingeval binnen deze termijnen geen of ontoereikende voorstellen zijn voorgelegd, zal de Executieve op gezamenlijk voorstel van de Gemeenschapsminister van Openbare Werken en Verkeer en de Gemeenschapsminister van Financiën en Begroting een College samenstellen, dat belast wordt met het uitwerken van financiële saneringsmaatregelen voor elk van deze instellingen.
Dit College zal drie leden tellen, die worden aangeduid op grond van hun bijzondere bevoegdheid en ervaring op financieel-economisch gebied.
Voor wat betreft de MIVA en de MIVG, zal dit College onmiddellijk na zijn aanstelling de voorstellen uitwerken. Voor wat de NMVB betreft, zal dit gebeuren op datum van de overdracht van deze instelling naar het Vlaams Gewest.
Dit College zal aan de respectieve beheersorganen de maatregelen voorstellen welke nodig geacht worden om de doelstellingen bedoeld in § 1 en § 2 te behalen. Indien de door dit College uitgewerkte voorstellen niet goedgekeurd worden door de beheersorganen van vermelde instellingen, of indien de voorgestelde maatregelen ontoereikend uitgevoerd blijken te worden, dan is de Executieve krachtens dit decreet gemachtigd om in de plaats te treden van de vermelde beheersorganen en de noodzakelijke maatregelen te nemen, door de uitvaardiging van een, in Executieve overlegd besluit.
TITEL II. - Bepalingen inzake de Gemeenschap.
HOOFDSTUK IV. - Cultuur.
Afdeling 1. - Cultuurfunctionarissen.
Art.11. <wijzigingsbepaling van art. 1 en 6 van DVR 16-07-1973>
Afdeling 2. - Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde van Antwerpen.
Art.12. In afwijking van artikel 3, § 1, a) van het decreet van 30 mei 1985, betreffende de subsidiëring van de v.z.w. Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde van Antwerpen wordt de toekenning van de basistoelage voor de werking voor het jaar 1990 bepaald op 39,6 miljoen frank ".
HOOFDSTUK V. - Onderwijs.
Afdeling 1. - Universitaire investeringen.
Art.13. <wijzigingsbepaling van het opschrift van het hoofdstuk II van KB167 30-12-1982>
Art.14. <wijzigingsbepaling van art. 4 van het KB167 30-12-1982>
Art.15. <wijzigingsbepaling van art. 5 van het KB167 30-12-1982>
Art.16. <wijzigingsbepaling van art. 6 van het KB167 30-12-1982>
Art.17. <wijzigingsbepaling van art. 7 van het KB167 30-12-1982>
Afdeling 2. - Werkingstoelagen.
Art.18. § 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 32, § 3, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, laatst gewijzigd door het decreet van 5 juli 1989 betreffende het onderwijs wordt de vermeerdering van de bedragen van de werkingstoelagen voor het schooljaar 1989-1990, in vergelijking met de bedragen bepaald voor het schooljaar 1988-1989, vastgesteld op 0,5 %.
§ 2. Per onderwijsniveau wordt bij besluit van de Vlaamse Executieve het saldo dat na toepassing van § 1 overblijft op de middelen voorzien in de begroting van de Vlaamse Gemeenschap voor 1990 voor de werkingstoelagen aan de gesubsidieerde onderwijsinstellingen verdeeld a rato van het aantal leerlingen.
Afdeling 3. - Inschrijvingsgelden.
Art.19. <wijzigingsbepaling van art. 12 van W 29-05-1959>
HOOFDSTUK VI. - Welzijn.
Afdeling 1. - Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten.
Art.20. <wijzigingsbepaling van art. 3 van het KB81 10-11-1967>
Afdeling 2. - Bejaardenzorg.
Art.21. <wijzigingsbepaling van art. 5 van DVR 05-03-1985>
TITEL III. - Bepalingen gemeenschappelijk aan de Gemeenschap en het Gewest.
HOOFDSTUK VII. - Financiën.
Art.22.
<Opgeheven bij DVR 2018-11-30/14, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
HOOFDSTUK VIII. - Inwerkingtreding.
Art. 23. De bepalingen van dit decreet treden als volgt in werking :
1° de artikelen 1 tot 6, 11, 12, 20 en 21 op 1 januari 1990;
2° de artikelen 7 tot 10, 13 tot 18 en 22 de dag van de publikatie van dit decreet in het Belgisch Staatsblad.
3° artikel 19 op 1 september 1990.