Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

20 DECEMBER 1963. - Koninklijk besluit betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-01-1981 en tekstbijwerking tot 21-09-2017)



Inhoudstafel:

TITEL I. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
HOOFDSTUK I. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
AFDELING I. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 4-7
AFDELING II. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 8-10
AFDELING III. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 11-15
HOOFDSTUK III. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
AFDELING I. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 16-20, 20bis
AFDELING II. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 21-30
AFDELING III. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 30bis, 30ter, 30quater, 30quinquies, 30sexies, 30septies, 30octies, 30nonies, 30decies, 30undecies
TITEL II. Arbeidsvoorziening.
HOOFDSTUK I. Arbeidsbemiddeling.
AFDELING I. Openbare arbeidsbemiddeling.
Art. 31-38
AFDELING II. (opgeheven) <KB 06-10-1978, art. 20>
Art. 39-43
AFDELING III. - Kosteloze, bijzondere arbeidsbemiddeling.
Art. 44-52
HOOFDSTUK II. Financiële tegemoetkomingen.
AFDELING I. Tegemoetkoming in het loon van de moeilijk te plaatsen werklozen. <De artikelen 53 tot 58 zijn niet meer van toepassing op het Waalse Gewest, zie art. 270 ingevoegd bij BEWG 1985-07-15/38, art. 1, 050>
Art. 53
Art. 53 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 54
Art. 54 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 55
Art. 55 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 56-57
Art. 57 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 58
Art. 58 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
AFDELING II. Tegemoetkoming in de kosten van nieuwe installatie der werklozen.
Art. 59-67
AFDELING III. Tegemoetkoming in het loon van werknemers door overschakeling getroffen.
Art. 68-75
AFDELING IV. Hulp bij oprichting uitbreiding of overschakeling van ondernemingen.
Art. 76-81
AFDELING V. <KB 04-02-1977> Tegemoetkoming in het loon van de minder-validen.
Art. 81bis
HOOFDSTUK III. Beroepsopleiding. <opgeheven : - voor de Vlaamse Gemeenschap bij BVE van 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138 - voor de Franse Gemeenschap bij BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043 - voor de Duitstalige Gemeenschap bij BDG 1985-06-12/34, art. 37, 1°, 045>
AFDELING I. Algemene bepalingen.
Art. 82-86
AFDELING II. Centra voor beroepsopleiding.
Art. 87-91
AFDELING III. Opleiding in een centrum voor beroepsopleiding.
A. Toelating tot een centrum.
Art. 92-95
B. Overeenkomst van versnelde beroepsopleiding.
Art. 96-103
C. Rechten en plichten van de betrokkenen in opleiding.
Art. 104-109
AFDELING IV. <KB 07-12-1973, art. 17> Opleiding in een technische onderwijsinrichting.
Art. 110-112
AFDELING V. Beroepsopleiding in een onderneming.
Art. 113-117
HOOFDSTUK IV. (Impl. opgeheven) <KB 24-09-1976>
Art. 117bis
TITEL III. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
HOOFDSTUK I. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
AFDELING I. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 118, 118bis, 119-124, 124bis, 125, 125bis
AFDELING II. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 126-127, 127bis, 128-138, 138bis, 139-140, 140bis, 141-143, 143bis, 144-146, 146bis, 147-149, 149bis, 150-153
AFDELING IIBIS. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 153bis, 154
AFDELING IITER. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 155, 155bis
Afdeling IIQUATER. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 155ter
AFDELING IIQUINQUIES. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 155quater, 155quinquies
AFDELING IISEXIES. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 155sexies
AFDELING IIsepties. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 155septies
AFDELING III. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 156-157, 157bis, 158-159, 159bis, 160, 160bis, 160ter
AFDELING IV. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Onderafdeling I. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 161-169, 169bis, 170, 170bis, 170ter
Onderafdeling II. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 171
AFDELING IVBIS. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 171bis
HOOFDSTUK 1BIS. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
AFDELING I. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 171ter
AFDELING II. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 171quater, 171quinquies, 171sexies
AFDELING III. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 171septies
ONDERAFDELING 1. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 171octies
ONDERAFDELING 2. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 171nonies
AFDELING IV. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 171decies, 171undecies
HOOFDSTUK II. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
AFDELING I. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 172, 172bis, 173-184
AFDELING II. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 185-193
AFDELING III. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 194-202
AFDELING IV. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 203-216, 216bis
HOOFDSTUK III. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
AFDELING I. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 217-228
AFDELING II. <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 229-260
HOOFDSTUK IV. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 122; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 261-263
TITEL IV. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 122; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art. 264-269
TITEL V. <BEWG 1985-07-15/38, art.1, 050> Bepalingen eigen aan het Waalse Gewest.
Afdeling I. <BEWG 1987-04-29/32, art. 1, 058; Inwerkingtreding : 23-06-1987> Tegemoetkoming in het loon van de moeilijk te plaatsen werklozen.
Art. 270-278, 278bis
Afdeling 1bis. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/41, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 05-03-1991> Tijdelijke maatregelen inzake indienstneming.
Art. 278ter, 278quater, 278quinquies, 278sexies, 278septies, 278octies, 278novies, 278decies, 278undecies, 278duodecies, 278terdecies, 278quaterdecies, 278quinquiesdecies, 278sexiesdecies
Afdeling 2. <ingevoegd bij BEWG 1987-09-24/31, art. 1, 066, Inwerkingtreding : 1987-11-17> Hulp aan de bedrijfsoprichting, -uitbreiding en -herschakeling.
Art. 279-293
Afdeling 2bis. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/40, art. 1, 103; Inwerkingtreding : 05-03-1991; zal niet meer van kracht zijn vanaf 31-12-1992> - Tijdelijke maatregelen inzake opleiding.
Onderafdeling 1. - Definities en gelijkstellingen.
Art. 294
Onderafdeling 2. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/40, art. 1, 103; Inwerkingtreding : 05-03-1991; zal niet meer van kracht zijn vanaf 31-12-1992> - Toekenning van een indienstnemings- en opleidingspremie.
Art. 295-300
Onderafdeling 3.<ingevoegd bij BWG 1990-12-12/40, art. 1, 103; Inwerkingtreding : 05-03-1991; zal niet meer van kracht zijn vanaf 31-12-1992> -Tussenkomst in de opleidingskosten van werknemers ter vervanging van het naar nieuwe productieuitrustingen overgedragen personeel.
Art. 301-307
Onderafdeling 4. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/40, art. 1, 103; Inwerkingtreding : 05-03-1991; zal niet meer van kracht zijn vanaf 31-12-1992> - Aanzet tot indienstneming en opleiding van weinig gekwalificeerd personeel.
Art. 308-314



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

TITEL I. (Opgeheven)
HOOFDSTUK I. (Opgeheven)
Artikel 1. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.2. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.3. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

HOOFDSTUK II. (Opgeheven)
AFDELING I. (Opgeheven)
Art.4. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.5. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.6. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.7. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

AFDELING II. (opgeheven)
Art.8. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.9. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.10. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

AFDELING III. (opgeheven)
Art.11. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.12. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.13. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.14. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.15. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

HOOFDSTUK III. (Opgeheven)
AFDELING I. (Opgeheven)
Art.16. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.17. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.18. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.19. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.20. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 20bis. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

AFDELING II. (Opgeheven)
Art.21. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.22. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.23. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.24. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.25. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.26. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.27. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.28. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.29. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.30. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

AFDELING III. (Opgeheven)
Art. 30bis. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 30ter. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 30quater. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 30quinquies. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 30sexies. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 30septies. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 30octies. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 30nonies. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 30decies. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 30undecies. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

TITEL II. _ Arbeidsvoorziening.
HOOFDSTUK I. _ Arbeidsbemiddeling.
AFDELING I. _ Openbare arbeidsbemiddeling.
Art.31. (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  Iedereen mag zich als werkzoekende bij een dienst voor openbare arbeidsbemiddeling laten inschrijven. Deze diensten verzoeken de werkgevers van hun ambtsgebied hun behoeften aan personeel op te geven en zijn behulpzaam bij de aanwerving ervan.

Art.32. (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  De werkgevers die werk aanbieden en de werkzoekenden doen opgave van:
  1° het beroep en de graad van beroepskwalificatie die vereist is voor de aangeboden dienstbetrekking of die de werkzoekende bezit, volgens de categorieën vastgesteld door de paritaire comités;
  2° het aangeboden of gevraagde loon;
  3° alle andere voorwaarden door de werkgever aangeboden of vereist of die de werkzoekende bezit en welke een passende aanwerving of plaatsing mogelijk maken.

Art.33. (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  Voor de werkzoekenden die wegens hun ouderdom of wegens een vermindering van hun lichamelijke of geestelijke geschiktheid, moeilijk te plaatsen zijn, wenden (de subregionale diensten) bijzondere stappen aan bij de werkgevers en werkgeversorganisaties ten einde hun passende betrekkingen te bezorgen. <KB 06-10-1978, art. 16>

Art.34. (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  Ten einde te voldoen aan de aanbiedingen van werk waaraan geen onmiddellijk gevolg kan worden gegeven in het gewest, hebben compensatieverrichtingen plaats, dagelijks tussen aangrenzende (subregionale) diensten en ten minste eens per week tussen alle (subregionale) diensten van het land. <KB 06-10-1978, art. 17>
  De intergewestelijke verrichtingen kunnen ook het voorwerp uitmaken van een gespecialiseerde organisatie in bepaalde bedrijfstakken, zoals de landbouw en het hotelbedrijf of voor bepaalde categorieën van werknemers, zoals het huispersoneel.

Art.35. (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  De (subregionale diensten) mogen de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de werkzoekenden doen nagaan door middel van een geneeskundig onderzoek waarvan de kosten ten laste van de Rijksdienst zijn. <KB 06-10-1978, art. 18>
  Het beheerscomité maakt de lijst op van de geneesheren belast met die onderzoekingen. Het zorgt voor de coördinatie van hun activiteiten en bepaalt welke documentatie over de lichamelijke en geestelijke vereisten van de verschillende beroepen hun moet worden bezorgd.

Art.36. (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  (De subregionale diensten) mogen de werkzoekenden eveneens onderwerpen aan een onderzoek betreffende hun psychologische geschiktheid in een medico-psychotechnisch centrum van de Rijksdienst. <KB 06-10-1978, art. 19>
  Deze centra hebben tot doel de bijzondere vraagstukken in verband met de voorlichting, de voorselectie en de beroepsselectie van de werknemers op te lossen, inzonderheid wanneer het gaat om:
  1° werknemers, zelfstandigen of uitkeringsgerechtigde werklozen die verzoeken om in een centrum voor beroepsopleiding te worden opgenomen;
  2° werknemers aan te werven in geval van oprichting, uitbreiding of overschakeling van bedrijven;
  3° jonge werkzoekenden wier werkloosheidsduur of de moeilijkheden ondervonden, om hun een passende betrekking te bezorgen, een inventaris van of een toezicht op hun geschiktheid vereisen;
  4° werkzoekenden die wegens hun ouderdom of wegens een vermindering van hun lichamelijke of geestelijke geschiktheid, moeilijk te plaatsen zijn.

Art.37. (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  De Rijksdienst beschikt over gewestelijke of intergewestelijke medico-psychotechnische centra.
  Hun aantal, localisering en ambtsgebied, evenals hun organisatie, worden, na goedkeuring door de Minister, door het beheerscomité vastgesteld.
  De Rijksdienst kan evenwel, op zijn kosten, om de medewerking verzoeken van een psycho-medisch-sociaal centrum, dat door de Staat wordt ingericht of gesubsidieerd. De criteria en de voorwaarden van deze medewerking worden vastgesteld door het beheerscomité en goedgekeurd door de Minister en door de Minister tot wiens bevoegdheid de Nationale Opvoeding behoort.

Art.38. (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  De werkzoekenden die een geneeskundig of medico-psychotechnisch onderzoek ondergaan, kunnen de terugbetaling van hun reiskosten bekomen, onder de voorwaarden vastgesteld door de Minister, na advies van het beheerscomité.

AFDELING II. _ (opgeheven)
Art.39. (opgeheven) <KB 06-10-1978, art. 20>

Art.40. (opgeheven) <KB 06-10-1978, art. 20>

Art.41. (opgeheven) <KB 06-10-1978, art. 20>

Art.42. (opgeheven) <KB 06-10-1978, art. 20>

Art.43. (opgeheven) <KB 06-10-1978, art. 20>

AFDELING III. - Kosteloze, bijzondere arbeidsbemiddeling. AFDELING III. - Kosteloze, bijzondere arbeidsbemiddeling. (VLAAMS GEWEST)  (Opgeheven)   Art. 44 tot en met 52. (Opgeheven)     AFDELING III. - Kosteloze, bijzondere arbeidsbemiddeling. (BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST)   (Opgeheven)   Art. 44 tot en met 52. (Opgeheven)     AFDELING III. - Kosteloze, bijzondere arbeidsbemiddeling. (DUITSTALIGE GEMEENSCHAP)  (Opgeheven)   Art. 44 tot en met 52. (Opgeheven)   (Opgeheven)   Art. 44 tot en met 52. (Opgeheven)   (Opgeheven)   Art. 44 tot en met 52. (Opgeheven)
Art.44.De bureaus voor kosteloze arbeidsbemiddeling, door beroepsorganisaties of menslievende verenigingen tot stand gebracht, kunnen, na advies van het beheerscomité, door de Minister erkend worden. Daartoe richten zij tot hem een verzoek, waarin de algemene organisatie van het bureau en zijn bestaansredenen worden uiteengezet.

Art.45. Om te kunnen erkend worden, voegen de bureaus voor kosteloze bijzondere arbeidsbemiddeling bij het verzoekschrift twee exemplaren van hun statuten alsmede de lijst van hun beheerders.
  De statuten dienen onder meer te vermelden:
  1° de benaming, de zetel en het ambtsgebied van het bureau voor arbeidsbemiddeling;
  2° zijn doel, waarbij inzonderheid de categorieën en de kunne van de arbeiders die het kosteloos plaatst, dienen bepaald;
  3° de samenstelling van de raad van beheer, de wijze van benoeming van de beheerders, hun ontslagneming of hun afzetting , hun bevoegdheden en de duur van hun mandaat;
  4° de inrichting der controle op de verrichtingen van het bureau door de leden van de raad van beheer;
  5° de modaliteiten volgens welke eventueel de versmelting met een ander bureau voor kosteloze arbeidsbemiddeling of zijn ontbinding geschiedt.
  Elke wijziging in de lijst van de beheerders dient aan de Minister te worden bekendgemaakt.

Art.46. Het bureau voor kosteloze bijzondere arbeidsbemiddeling moet de verbintenis aangaan:
  1° gevolg te geven aan elke aanbieding van of aanvraag om werk, ook wanneer de arbeidsbemiddeling geen aanleiding kan geven tot het verlenen van toelagen overeenkomstig artikel 52;
  2° zich niet te vestigen in een drankslijterij, in een handels- of winkelhuis; indien het bureau in belendende lokalen gevestigd is, moet men er door een afzonderlijke ingang kunnen binnenkomen, zonder dat de handelaar of zijn personeel hoeft tussenbeide te komen;
  3° noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks als voorwaarde voor de plaatsing, de verplichting op te leggen tot aankopen of uitgaven in een drankslijterij, een hotel of een logieshuis, of in om het even welke andere handel of bedrijf.

Art.47. De erkende bureaus voor kosteloze bijzondere arbeidsbemiddeling staan onder toezicht van de Rijksdienst; zij dienen aan alle vragen om inlichtingen, tot hen door de Rijksdienst gericht, gevolg te geven.

Art.48. De erkende bureaus bezorgen vóór de tiende van elke maand, aan de Rijksdienst de statistiek van de plaatsingen gedaan in de loop van de vorige maand.
  Zij doen aan de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling van het ambtsgebied waarin zij gelegen zijn wekelijks opgave van de aanbiedingen van werk waaraan niet kon worden voldaan.
  Zij brengen ter kennis van de gewestelijke bureaus waaronder de belanghebbenden ressorteren, de werkweigeringen van werklozen met de door hen opgegeven redenen, naarmate deze weigeringen zich voordoen.

Art.49. De erkenning wordt, na advies van het beheerscomité door de Minister geschorst of ingetrokken, wanneer het bureau zich niet schikt naar de voorschriften van deze afdeling of de onderrichtingen van de Rijksdienst, of wanneer zijn bedrijvigheid zodanig afneemt, dat zijn bestaan kennelijk niet meer verantwoord is.

Art.50. De besluiten houdende erkenning, schorsing of intrekking, worden in het Belgisch Staatsblad bij uittreksel bekendgemaakt.

Art.51. Binnen de perken van de kredieten hiertoe op de begroting van het Ministerie waaronder de tewerkstelling ressorteert, uitgetrokken, ontvangen de erkende bureaus toelagen, waarvan de Minister, na advies van het beheerscomité, het bedrag en de wijze van uitbetaling vaststelt.
  Het bedrag van deze toelagen wordt bepaald in verhouding tot het aantal gedane plaatsingen die door de Rijksdienst zijn aanvaard.

Art.52.Voor het verlenen van toelagen komt in aanmerking de werkelijke plaatsing van een door het bureau voorgestelde kandidaat in een betrekking, waarin hij ten minste drie dagen aan het werk is gebleven.
  Voor het huispersoneel en voor de extra's in het hotelbedrijf mag het in dienst blijven beperkt zijn tot één dag, maar er wordt slecht één toelage per maand voor een zelfde persoon verleend, wat ook het aantal dienstbetrekkingen weze die hem in de loop van de maand werden bezorgd.


HOOFDSTUK II. _ Financiële tegemoetkomingen.
AFDELING I. _ Tegemoetkoming in het loon van de moeilijk te plaatsen werklozen.   (NOTA : Voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wordt afdeling 1, dat de artikelen 53 tot 58 omvat, vervangen door de volgende bepalingen : "Afdeling 1. - Beroepsoverstappremie."; BESL 1994-05-19/49, art. 2, 124; Inwerkingtreding : 01-07-1994)
Art.53. <Niet meer op toepassing op het Waalse Gewest; zie art. 270 van dit KB> (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  (Een financiële tegemoetkoming in het loon van de moeilijk te plaatsen werklozen, die door toedoen van de Rijksdienst in dienst worden genomen, kan worden toegekend gedurende een periode van ten hoogste tweeënvijftig weken zo het een werkman betreft, en van ten hoogste twaalf maanden zo het een bediende betreft.) <KB 24-02-1967, art. 1>
  Onder loon wordt verstaan, het minimumloon vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst, bij al dan niet algemeen verbindend verklaarde beslissing van het paritair comité of, bij gebreke hiervan, door het gebruik, vermeerderd met de werkgeversbijdrage die verschuldigd is krachtens de wetgeving op de sociale zekerheid .
  (NOTA : Voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wordt art. 53 vervangen door :
  "§ 1. Binnen de beperkingen van de beschikbare kredieten, kent de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling aan (kleine en middelgrote ondernemingen en V.Z.W.'s die kansarme werknemers aanwerven), een beroepsoverstappremie toe. <BESL 2004-03-11/50, art. 1, 130; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  (§ 1bis. De kleine en middelgrote ondernemingen, de zogenaamde K.M.O.'s, zijn de ondernemingen :
  1° met minder dan 250 werknemers;
  2° en waarvan ofwel de jaaromzet 40 miljoen euro niet overschrijdt, ofwel het jaarlijks balanstotaal 27 miljoen euro niet overschrijdt;
  3° en die het zelfstandigheidscriterium in acht nemen. Als zelfstandig wordt de onderneming beschouwd die niet voor 25 % of meer van het kapitaal of van de stemrechten in handen is van één onderneming of van verscheidene ondernemingen gezamenlijk, die niet aan de definitie van K.M.O. beantwoorden. Deze drempel mag in twee gevallen overschreden worden :
  a) indien de onderneming in handen is van openbare participatiemaatschappijen, van ondernemingen met risicokapitaal of institutionele beleggers, mits deze individueel noch gezamenlijk in enig opzicht zeggenschap over de onderneming hebben;
  b) indien het wegens de spreiding van het kapitaal onmogelijk is te weten in wiens handen het is, en de onderneming verklaart dat ze redelijkerwijs mag aannemen niet voor 25 % of meer in handen te zijn van één onderneming of, van verscheidene ondernemingen gezamenlijk die niet aan de definitie van K.M.O. beantwoorden.) <BESL 2004-03-11/50, art. 1, 130; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  (§ 1ter. 1° De drempels bedoeld in § 1bis, worden berekend door de optelling van de gegevens van de begunstigde onderneming en van alle ondernemingen waarvan eerstgenoemde onderneming rechtstreeks of onrechtstreeks 25 % of meer van het kapitaal of van het stemrecht bezit.
  2° Indien een onderneming op de datum waarop haar balans afgesloten wordt, de aangekondigde drempels inzake werknemersbestand of geldmiddelen overschrijdt of eronder zakt, verwerft of verliest bedoelde onderneming haar hoedanigheid van K.M.O. pas indien die omstandigheid zich gedurende twee opeenvolgende werkjaren voordoet.
  3° Het aantal tewerkgestelde personen stemt overeen met het aantal werkeenheden per jaar, namelijk het aantal werknemers in loondienst die gedurende één jaar voltijds werkzaam zijn, waarbij deeltijdse dan wel seizoensgebonden arbeid breukgetallen van werkeenheden per jaar vormen. Het jaar dat in overweging dient te worden genomen, is het laatst afgesloten boekjaar.
  4° De drempels die in acht genomen worden voor het omzetcijfer of het totaal op de balans zijn de drempels met betrekking tot het laatst afgesloten boekjaar van twaalf maanden. Voor pas in het leven geroepen ondernemingen waarvan er nog geen rekening afgesloten is, worden de in overweging genomen drempels te goeder trouw geschat in de loop van het boekjaar.) <BESL 2004-03-11/50, art. 1, 130; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  § 2. Om deze beroepsoverstappremie te kunnen genieten, moet (de K.M.O.) of de VZW. de volgende voorwaarden nakomen : <BESL 2004-03-11/50, art. 1, 130; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  1° zijn werkaanbieding aan de BGDA. meedelen ;
  2° zijn maatschappelijke zetel of zijn bedrijfszetel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben;
  3° de (kansarm) werknemer tewerkstellen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. <BESL 2004-03-11/50, art. 1, 130; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  (4° niet behoren tot de sector van de scheepsbouw of van de steenkoolnijverheid.) <BESL 2004-03-11/50, art. 1, 130; Inwerkingtreding : 01-01-2004> " <BESL 1966-07-18/63, art. 2, 126; Inwerkingtreding : 01-09-1996>)

Art.53_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  <Opgeheven bij BESL 2017-09-14/04, art. 34, 135; Inwerkingtreding : 01-10-2017>

Art.54. <Niet meer op toepassing op het Waalse Gewest; zie art. 270 van dit KB> (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  Voor de toepassing van deze afdeling wordt als "moeilijk te plaatsen werkloze" beschouwd:
  1° de werkloze die tijdens de achttien maanden onmiddellijk vóór zijn indienstneming, gedurende ten minste twaalf maanden werkloosheidsuitkering heeft genoten en die op het tijdstip van zijn indienstneming 55 of 40 jaar is naargelang het een werkman of een bediende betreft: op advies van het beheerscomité kan de Minister van die leeftijdsvoorwaarde afwijken voor een bepaalde streek, een bepaald beroep of een bepaalde bedrijfstak;
  2° de werkloze die, tijdens de negen maanden onmiddellijk vóór zijn indienstneming, gedurende ten minste zes maanden werkloosheidsuitkering heeft genoten en wiens arbeidsgeschiktheid op het ogenblik van zijn indienstneming, verminderd is, hetzij met tenminste 30 pct. wegens een vermindering van zijn lichamelijke geschiktheid, hetzij met tenminste 20 pct. wegens een vermindering van zijn geestelijke geschiktheid.
  (Voor de toepassing van dit artikel worden gelijkgesteld met dagen waarvoor werkloosheidsuitkering wordt verleend, de dagen die aanleiding hebben gegeven tot toekenning van een uitkering met toepassing van de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit of van een vergoeding voor arbeidsongevallen, ongevallen op de weg naar en van het werk , beroepsziekten of ongevallen van gemeen recht.) <KB 24-02-1967, art. 2>
  (In geval van sluiting van een onderneming, kan de Minister echter, na advies van het beheerscomité, aan de directeur toelating verlenen om de ontslagen werknemers vrij te stellen van de voorwaarde genoten te hebben van de werkloosheidsuitkeringen gedurende de perioden bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, indien de toestand van de arbeidsmarkt en de bijzondere toestand der belanghebbenden niet toelaten hen te herplaatsen zonder de financiële tegemoetkoming bedoeld in artikel 53.) <KB 24-02-1967, art. 2>
  (NOTA : Voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wordt art. 54 vervangen door :
  "§ 1. (De beroepsoverstappremie kan verkregen worden voor de werkzoekenden die op het ogenblik van hun aanwerving ingeschreven zijn bij de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling en meer bepaald voor :
  1° de personen jonger dan 25 jaar die nog geen eerste regelmatige bezoldigde beroepsactiviteit voor een duur gelijk aan of hoger dan drie opeenvolgende maanden vonden en niet houder zijn van een diploma, getuigschrift, brevet of een ander gelijkgesteld document hoger dan het hoger secundair onderwijs;
  2° de personen die zich willen inschakelen of herinschakelen op de arbeidsmarkt en die gedurende ten minste twee jaar niet gewerkt hebben noch een opleiding gevolgd hebben en meer bepaald alle personen die gestopt zijn met werken omwille van problemen bij het combineren van het professionele leven en het gezinsleven;
  3° de personen ouder dan 45 jaar, die geen houder zijn van een diploma, getuigschrift, brevet of een ander gelijkgesteld document hoger dan het hoger secundair onderwijs en de personen ouder dan 55 jaar die geen werk hebben;
  4° de personen die gedurende twaalf opeenvolgende maanden, of in geval van personen jonger dan 25 jaar gedurende zes opeenvolgende maanden, niet gewerkt hebben en geen houder zijn van een diploma, getuigschrift, brevet of een ander gelijkgesteld document hoger dan het hoger secundair onderwijs;
  5° de personen die geen eerste rechtsgeldige bezoldigde beroepsactiviteit vonden nadat ze een vrijheidsstraf hebben uitgezeten;
  6° de niet-werkende personen jonger dan 46 jaar die geen houder zijn van een diploma, getuigschrift, brevet of een gelijkgesteld document hoger dan het lager secundair onderwijs en die niet behoren tot de categorieën 1°, 2°, 4° en 5°, van onderhavig artikel, op voorwaarde dat hun aanwerving aanleiding geeft tot het creëren van netto-arbeidsplaatsen. Onder het creëren van arbeidsplaatsen moet worden verstaan, een stijging van het aantal loontrekkenden uitgedrukt in voltijdse equivalenten gedurende de twaalf kalendermaanden die aan de aanwerving voorafgaan.) <BESL 2004-03-11/50, art. 2, 130; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  § 2. (opgeheven) <BESL 2004-03-11/50, art. 2, 130; Inwerkingtreding : 01-01-2004>" <BESL 1996-07-18/63, art. 3, 126; Inwerkingtreding : 01-09-1996>)

Art.54_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  <Opgeheven bij BESL 2017-09-14/04, art. 34, 135; Inwerkingtreding : 01-10-2017>

Art.55. <Niet meer op toepassing op het Waalse Gewest; zie art. 270 van dit KB> (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  <KB 11-10-1971, art. 1> De in artikel 53 bedoelde tegemoetkoming bedraagt:
  1° gedurende een periode van ten hoogste zes maanden : 24,30 frank per uur of 4.860 frank per maand, naargelang het een werkman of een bediende betreft; deze bedragen worden evenwel verhoogd tot respectievelijk 31,05 en 6.210 frank voor de werklozen die terzelfdertijd de voorwaarden vervullen, bepaald in artikel 54, eerste lid, 1° en 2°;
  2° gedurende een periode van ten hoogste drie maanden volgend op de onder 1° vernoemde periode : 12,15 frank per uur of 2.430 frank per maand, naargelang het een werkman of een bediende betreft;
  3° gedurende een periode van ten hoogste drie maanden volgend op de onder 2° vernoemde periode : 6,75 frank per uur of 1.215 frank per maand, naargelang het een werkman of een bediende betreft.
  De in het eerste lid, 1° bedoelde bedragen worden beperkt tot 50 pct. van het door de werkgever betaald brutoloon wanneer dit loon minder bedraagt dan 43,20 frank per uur of 8.640 frank per maand, naargelang het een werkman of een bediende betreft.
  De in het eerste lid bedoelde bedragen zijn gekoppeld aan de spilindex 114,20. Zij worden verhoogd of verminderd volgens de regels bedoeld in artikel 159, tweede en derde lid.
  (NOTA : Artikel 55 geldig voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest :
  Art. 55. <BESL 1996-09-19/38, art. 2, 127; Inwerkingtreding : 01-09-1996> § 1. De beroepsoverstappremie wordt toegekend tijdens een periode van twaalf maanden (en onder voorbehoud van de effectieve prestaties uitgevoerd door de kansarme werknemer). <BESL 2004-03-11/50, art. 3, 130; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  De twaalf maanden moeten vallen binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanwerving van de (kansarme werknemer) plaatsvindt. Bij het verstrijken van deze termijn vervalt het recht op de premie. <BESL 2004-03-11/50, art. 3, 130; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  § 2. (De premie bedraagt :
  1° 500 euro per maand bij de aanwerving voor onbepaalde duur en voltijds van een kansarme werknemer bedoeld in artikel 54, § 1, waaraan het voordeel wordt toegekend van een beroepsopleiding in een K.M.O. van minimum 240 uur met het oog op de optimale inzetbaarheid ervan, mits de erkenning van de beroepsopleiding door de bevoegde entiteit.
  2° 250 euro per maand bij aanwerving van een kansarme werknemer bedoeld in artikel 54, § 1, 1°, 2°, 4°, 5° en 6°, met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en minstens halftijds, het voordeel wordt toegekend van een beroepsopleiding in een K.M.O. van minimum 240 uur met het oog op de optimale inzetbaarheid ervan, mits de erkenning van de beroepsopleiding door de bevoegde entiteit. Dat Contract moet ook voldoen aan de voorwaarden van artikel 27, lid 1 en 2, van de wet van 24 december 1999, zoals gewijzigd door de programmawet van 24 december 2002 en de programmawet van 22 december 2003;
  3° 125 euro per maand bij de aanwerving van een kansarme werknemer bedoeld in artikel 54, § 1, 1°, 2°, 4°, 5° en 6° :
  - met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur en minstens halftijds, voorzover zij voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 27, lid 1 en 2, van de wet van 24 december 1999, zoals gewijzigd door de programmawet van 24 december 2002 en de programmawet van 22 december 2003;
  - met een leerovereenkomst, een stageovereenkomst of een inschakelingsovereenkomst, voor zover zij voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 27, lid 1, 3°, van de wet van 24 december 1999, zoals gewijzigd door de programmawet van 24 december 2002 en de programmawet van 22 december 2003.
  De in dit lid bedoelde overeenkomsten moeten een duur hebben van minstens één jaar.
  Alleen de prioritaire sectoren, die jaarlijks door het Beheerscomité van de BGDA worden bepaald, kunnen een beroepsoverstappremie krijgen bedoeld in artikel § 2, 3°, van dit besluit. Deze sectoren zullen in een ministerieel besluit opgenomen worden. Onder prioritaire sector wordt verstaan, de beroepssector die op een bepaald ogenblik problemen ondervindt om vacante arbeidsplaatsen in te vullen met geschikte arbeidskrachten.
  De opleiding, de leerovereenkomst, de stageovereenkomst of inschakelingsovereenkomst bedoeld in artikel § 2, 3, 3°, van dit besluit, moeten kaderen in opleidingsfilières voor het alternerend leren/werken. Onder opleidingsfilières voor het alternerend leren/werken wordt verstaan, de organisatie van een kwalificerende opleiding, met de steun en de betrokkenheid van de betrokken beroepssector(en), op grond van het inschakelingstraject dat de volgende elementen omvatten :
  - de organisatie voorafgaand aan de opleiding alternerend leren/werken, oriënterende acties en de voorbereidende vorming van de jongeren;
  - de opleiding alternerend leren/werken voor jongeren die wordt bevestigd door een getuigschrift of een bekwaamheidsdiploma, die een theoretische, algemene en praktische kwalificerende opleiding koppelt aan een stage in een onderneming;
  - de indienstneming van de jongeren na afloop van de opleidingen die met een gunstige beoordeling werden afgesloten.
  De opleidingstrajecten alternerend leren/werken dienen erkend te worden door de bevoegde Minister van Beroepsomschakeling en Bijscholing.) <BESL 2004-03-11/50, art. 3, 130; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  § 3. De beroepsoverstappremie wordt niet toegekend voor de aanwerving ter vervanging van een werknemer anders dan ontslagen wegens zware fout of die met pensioen ging.
  § 4. Zij mag, ter gelegenheid van de aanwerving of de tewerkstelling van een (kansarme werknemer) zoals bedoeld in artikel 54, uit hoofde van de werkgever niet gecumuleerd worden met om het even welk ander financieel voordeel dan een vermindering van de bijdragen van de sociale zekerheid. (Bovendien is zij niet cumuleerbaar met een staatstussenkomst verbonden aan een investering.) <BESL 2004-03-11/50, art. 3, 130; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  (§ 5. De werkgever is verplicht te zorgen voor de omkadering van de opleiding van de kansarme werknemer.
  § 6. Onrechtmatig verkregen premies worden ingevorderd of ingehouden op de bedragen verschuldigd aan de werkgever. Zo nodig zendt de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling de dossiers van weerspannige debiteurs aan de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen. De vervolgingen ingesteld door de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen geschieden overeenkomstig artikel 3 van de domaniale wet van 22 december 1949; de aldus ingevorderde bedragen worden door de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen, na aftrek van de eventuele kosten, aan de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling terugbetaald.) <BESL 2004-03-11/50, art. 3, 130; Inwerkingtreding : 01-01-2004>)

Art.55_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  <Opgeheven bij BESL 2017-09-14/04, art. 34, 135; Inwerkingtreding : 01-10-2017>

Art.56. <Niet meer op toepassing op het Waalse Gewest; zie art. 270 van dit KB>
   (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  (Opgeheven voor het Brusselse bij BESL 2004-03-11/50, art. 4, 130; Inwerkingtreding : 01-01-2004)
  De aanvraag tot het bekomen van de tegemoetkoming wordt ingediend bij het gewestelijk bureau.
  De nodige bewijsstukken moeten bij het gewestelijk bureau worden ingediend uiterlijk de laatste dag van het kalendertrimester dat volgt op het trimester tijdens hetwelk de arbeid is verricht.
  De Minister kan bij gemotiveerde beslissing die termijn met een trimester verlengen, indien de werkgever doet blijken, dat de vertraging te wijten is aan een oorzaak buiten zijn wil.

Art.57. <Niet meer op toepassing op het Waalse Gewest; zie art. 270 van dit KB> (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  De directeur beslist over de toekenning van de tegemoetkoming en stelt de maximumduur ervan vast.
  De uitbetaling geschiedt door de Rijksdienst na het verstrijken van elk burgerlijk trimester, tegen overlegging van de door hem gevergde bewijsstukken.
  (NOTA : Voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wordt art. 57 vervangen door :
  "§ 1. (Het maandelijkse bedrag van de beroepsoverstappremie mag in geen geval het maandelijkse nettoloon dat door de werkgever aan de werknemer wordt betaald, overschrijden.
  De aanwerving van de werknemer gebeurt op de eerste dag van een maand.
  De beroepsoverstappremie is niet verschuldigd gedurende de maand(en) waarin de werkgever aan de kansarme werknemer bedoeld in artikel 54, § 1, geen loon uitbetaalt.) <BESL 2004-03-11/50, art. 5, 130; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  (§ 2. Alvorens te kunnen overgaan tot de aanwerving van de kansarme werknemer bedoeld in artikel 54, § 1, moet de K.M.O. of de V.Z.W. de goedkeuring bekomen van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Hiertoe moet zij haar aanvraag tot aanwerving aan de hand van het document dat haar ter beschikking wordt gesteld door de Dienst, bij de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling indienen.
  Zodra de K.M.O. of de V.Z.W. de goedkeuring heeft verkregen, zal zij binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de datum van aanwerving van de kansarme werknemer, de documenten die de aanwerving van de kansarme werknemer bewijzen per aangetekende zending aan de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling toesturen, teneinde de beroepsoverstappremie te verkrijgen.
  De premie zal door de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling gestort worden onder voorbehoud van het inzenden van de bewijsstukken houdende de prestaties binnen een termijn van drie maanden volgend op de kalendermaand waarop zij betrekking hebben.) <BESL 2004-03-11/50, art. 5, 130; Inwerkingtreding : 01-01-2004>" <BESL 1994-05-19/49, art. 2, 124; Inwerkingtreding : 01-07-1994>)

Art.57_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  <Opgeheven bij BESL 2017-09-14/04, art. 34, 135; Inwerkingtreding : 01-10-2017>

Art.58. <Niet meer op toepassing op het Waalse Gewest; zie art. 270 van dit KB> (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  De directeur ontzegt de tegemoetkoming op advies van het (subregionale comité): <KB 06-10-1978, art. 21>
  1° wanneer uit nauwkeurige en overeenstemmende vermoedens blijkt dat een werkgever één of meer werknemers heeft ontslagen om ze te vervangen door één of meer moeilijk te plaatsen werklozen, voor wie hij de tegemoetkoming geniet;
  2° wanneer de werkgever de geldende regelingen van lonen en andere arbeidsvoorwaarden niet in acht neemt.
  Deze beslissing heeft uitwerking vanaf de eerste dag van het kalendertrimester tijdens hetwelk zij is genomen.
  (NOTA : Voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wordt art. 58 vervangen door :
  "Art. 58. <BESL 2004-03-11/50, art. 6, 130; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. De inspecteurs van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling houden toezicht op de naleving van de bepalingen voorzien in hoofdstuk II - afdeling 1 van dit besluit.
  De Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling kan van de werkgever eisen dat hij alle nodige documenten of inlichtingen verstrekt ter nazicht van de besteding van de premies.
  § 2. Indien de werkgever de bepalingen van dit besluit, de sociale regelgeving of de arbeidswetgeving niet naleeft, kan de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling in absoluut dringende gevallen en bij wijze van voorlopige maatregel beslissen de premie niet meer uit te betalen en kan hij de terugbetaling van de premies eisen overeenkomstig art. 55, § 6, van dit besluit. ")

Art.58_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  <Opgeheven bij BESL 2017-09-14/04, art. 34, 135; Inwerkingtreding : 01-10-2017>

AFDELING II. _ Tegemoetkoming in de kosten van nieuwe installatie der werklozen.
Art.59.(Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  (Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2014-02-20/15, art. 27, 134; Inwerkingtreding : 23-03-2014)
  Een financiële tegemoetkoming in de kosten van nieuwe installatie wordt toegekend aan de werklozen die verplicht zijn zich in een nieuwe verblijfplaats te installeren om in een andere gemeente van het land een nieuwe betrekking te vervullen of een beroepsopleiding, bedoeld in hoofdstuk III, te ontvangen.
  Deze afdeling is niet van toepassing op de werknemers die, krachtens het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor kolen en staal, een tegemoetkoming in hun kosten van nieuwe installatie kunnen genieten.
  <Wat het Brusselse Gewest betreft, is dit artikel vervangen door BESL 1991-07-17/32, art. 2, 111; Inwerkingtreding : 01-07-1991>
  Art. 59. De Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor arbeidsbemiddeling kent een financiële tegemoetkoming toe in de kosten van nieuwe installatie van werklozen die zich domiciliëren in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest om in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest een betrekking in loondienst met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en voor tenminste 18 werkuren per week te vervullen.

Art.60.(Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  (Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2014-02-20/15, art. 27, 134; Inwerkingtreding : 23-03-2014)
  Voor de toepassing van deze afdeling komt in aanmerking, de werkloze die:
  1° ten minste 18 jaar is;
  2° sedert ten minste één maand als werkzoekende ingeschreven is bij een gewestelijk bureau en generlei betrekking in loondienst vervult noch een zelfstandig beroep uitoefent;
  3° zonder zijn verblijfplaats te veranderen, geen dienstbetrekking heeft kunnen vinden van soortgelijke aard en van hetzelfde niveau als die welke hij vervulde toen hij werkloos werd, of welke, voor het geval hij nooit in loondienst heeft gewerkt, met zijn normale mogelijkheden overeenstemt.
  Met een werkloze wordt gelijkgesteld, de werknemer of zelfstandige die zich kennelijk bij voortduring in een toestand van onvoldoende tewerkstelling bevindt en die sedert ten minste één jaar bij een gewestelijk bureau is ingeschreven als werkzoekende voor een volledige dienstbetrekking.
  <Wat het Brusselse Gewest betreft, is dit artikel vervangen door BESL 1991-07-17/32, art. 2, 111; Inwerkingtreding : 01-07-1991>
  Art. 60. De financiële tegemoetkoming wordt toegekend voor zover aan alle onderstaande voorwaarden voldaan werd :
  - de vroegere woonplaats moet op het nationaal grondgebied gelegen zijn;
  - de nieuwe woonplaats moet in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest gelegen zijn;
  - de nieuwe plaats van tewerkstelling moet in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest gelegen zijn;
  - de nieuwe woonplaats moet op een afstand van tenminste 30 kilometer van de vorige gelegen zijn;
  - de betrekking dient door de tussenkomst van de Dienst te worden verkregen.)

Art.61.(Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  (Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2014-02-20/15, art. 27, 134; Inwerkingtreding : 23-03-2014)
  De verandering van verblijfplaats wordt als noodzakelijk beschouwd, wanneer daaruit een vermindering van ten minste een uur afwezigheid van huis voortvloeit, en op voorwaarde dat de werkloze ofwel:
  1° om zijn nieuwe dienstbetrekking te vervullen, zijn nieuwe verblijfplaats vestigt op ten minste dertig kilometer van zijn vroegere verblijfplaats: de in aanmerking genomen afstanden zijn die welke voorkomen in het officiële boek van de wettelijke afstanden;
  2° om zijn nieuwe dienstbetrekking te vervullen of om zijn beroepsopleiding te ontvangen, gewoonlijk meer dan twaalf uren per dag van huis moet zijn, rekening houdend met de trajecten te voet en met het normale wachten op aansluitingen inherent aan het gebruik van gemeenschappelijke vervoermiddelen.
  3° om een van de in 2° genoemde redenen, vervoerkosten moet maken, die dagelijks twintig frank hoger zijn dan die welke hij geregeld maakte voordat hij werkloos werd, rekening houdend met de mogelijkheden van gemeenschappelijk vervoer en met de verminderingen van vervoerkosten waarop hij aanspraak kan maken.
  <Wat het Brusselse Gewest betreft, is dit artikel vervangen door BESL 1991-07-17/32, art. 2, 111; Inwerkingtreding : 01-07-1991>
  Art. 61. De financiële tegemoetkoming wordt toegekend aan de aanvrager die tenminste 18 jaar is en die alvorens zijn betrekking te bekleden, uitkeringsgerechtigde werkloze was of een vrij ingeschreven niet werkende werkzoekende sinds minstens drie maand ingeschreven bij een Subregionale Tewerkstellingsdienst als loontrekkende werkzoekende.

Art.62.(Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  (Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2014-02-20/15, art. 27, 134; Inwerkingtreding : 23-03-2014)
  De kosten van nieuwe installatie, die kunnen terugbetaald worden, omvatten:
  1° de reiskosten van de werkloze en van de personen te zijnen laste, als zodanig beschouwd voor de toepassing van de bedrijfsbelastingen, berekend op basis van de prijs van het goedkoopste gemeenschappelijk vervoermiddel;
  2° de kosten voor het vervoer van zijn inboedel; na advies van het beheerscomité, kan de Minister hiervoor echter een forfaitaire vergoeding vaststellen;
  3° een forfaitaire vergoeding tot dekking van de overige kosten. Die vergoeding is gelijk aan driemaal het gemiddelde van het verdiende weekloon gedurende de eerste zes maanden activiteit na zijn nieuwe installatie; zij wordt per persoon ten laste vermeerderd met anderhalf maal hetzelfde gemiddelde; de totale vergoeding mag niet hoger zijn dan twaalf maal dat gemiddelde.
  (NOTA : Artikel 62 geldig voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest :
  Art. 62. <BESL 1991-07-17/32, art. 2, 111; Inwerkingtreding : 01-07-1991> De tegemoetkoming in de kosten voor nieuwe installatie omvat :
  1° de betaling van de reiskosten van de aanvrager, van de inwonende personen te zijnen/haren laste en van zijn/haar wettelijke of feitelijke echtgeno(o)t(e), zelfs wanneer deze niet te zijn/haar laste is; deze kosten worden berekend op basis van de prijs van het goedkoopste openbaar vervoer; de personen ten laste zijn die die als dusdanig voorkomen op de laatste belastingsaangifte in de personenbelasting van de aanvrager;
  2° de terugbetaling van de vervoerkosten van de inboedel tegen afgifte van de facturen tot een maximaal bedrag van (500 EUR); <BESL 2001-12-11/55, art. 7, 128; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  3° een forfaitaire vergoeding van (375 EUR) voor de kosten van nieuwe installatie; deze wordt met 50 % per persoon ten laste vermeerderd zoals bepaald in 1° van dit artikel. <BESL 2001-12-11/55, art. 7, 128; Inwerkingtreding : 01-01-2002>)

Art.63.(Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  (Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2014-02-20/15, art. 27, 134; Inwerkingtreding : 23-03-2014)
  De werkloze die van verblijfplaats is veranderd om een nieuwe dienstbetrekking te vervullen, kan de terugbetaling bekomen van de reiskosten en van de vervoerkosten, bedoeld in artikel 62 zodra hij binnen zes maanden volgende op de datum van vertrek uit zijn vroegere verblijfplaats, een volledige dienstbetrekking, aangeboden of erkend door de Rijksdienst, heeft vervuld.
  Hij kan de uitbetaling bekomen van de forfaitaire vergoeding, bedoeld bij artikel 62, 3°, zodra hij, binnen twaalf maanden volgende op de datum van vertrek uit zijn vroegere verblijfplaats, gedurende ten minste zes maanden één of verscheidene volledige dienstbetrekkingen, aangeboden of erkend door de Rijksdienst heeft vervuld.
  <Wat het Brusselse Gewest betreft, is dit artikel vervangen door BESL 1991-07-17/32, art. 2, 111; Inwerkingtreding : 01-07-1991>
  Art. 63. Ingeval twee wettelijke of feitelijke echtgenoten tegelijkertijd een nieuwe betrekking bekleden waarop de onderhavige bepalingen van toepassing zijn, heeft slechts één van de twee echtgenoten recht op het voordeel van de tegemoetkomingen bedoeld bij 2° en 3° van het vorige artikel. In dit geval wordt voor de toepassing van 3° van voorgaand artikel één van beiden echtgenoten beschouwd als een persoon ten laste.

Art.64.(Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  (Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2014-02-20/15, art. 27, 134; Inwerkingtreding : 23-03-2014)
  De werkloze die van verblijfplaats verandert om een beroepsopleiding, bedoeld in hoofdstuk III, te ontvangen, kan de terugbetaling van de kosten van nieuwe installatie bekomen, vanaf het ogenblik dat hij binnen twaalf maanden volgende op het einde van de opleiding, gedurende ten minste zes maanden één of verscheidene volledige dienstbetrekkingen, aangeboden of erkend door de Rijksdienst, heeft vervuld.
  <Wat het Brusselse Gewest betreft, is dit artikel vervangen door BESL 1991-07-17/32, art. 2, 111; Inwerkingtreding : 01-07-1991>
  Art. 64. De aanvrager dient binnen de twaalf maanden volgend op de datum waarop hij de betrekking innam verhuisd te zijn. Als datum van verhuizing geldt de datum van inschrijving in het bevolkingsregister van zijn nieuwe gemeente.)

Art.65.(Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  (Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2014-02-20/15, art. 27, 134; Inwerkingtreding : 23-03-2014)
  Alvorens van verblijfplaats te veranderen vraagt de werkloze de toelating aan de directeur in wiens ambtsgebied hij verblijft.
  De aanvraag om terugbetaling van de reis- en vervoerkosten bedoeld bij artikel 63, eerste lid, moet worden ingediend bij de directeur in wiens ambtsgebied de dienstbetrekking wordt vervuld, binnen twee maanden volgend op de datum waarop de werkloze in deze dienstbetrekking is getreden.
  De aanvraag om terugbetaling van de forfaitaire vergoeding bedoeld bij artikel 63, tweede lid, en van de kosten van nieuwe installatie bedoeld bij artikel 64 moet worden ingediend bij de directeur in wiens ambtsgebied de laatste periode van tewerkstelling werd volbracht, binnen twee maanden volgend op de door deze artikelen voorziene periode van zes maanden.
  <Wat het Brusselse Gewest betreft, is dit artikel vervangen door BESL 1991-07-17/32, art. 2, 111; Inwerkingtreding : 01-07-1991>
  Art. 65. De aanvraag voor tegemoetkoming moet per aangetekend schrijven ingediend worden bij de direkteur-generaal van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor arbeidsbemiddeling en dit ten laatste binnen de drie maanden volgend op de inschrijvingsdatum in het bevolkingsregister van zijn nieuwe gemeente.

Art.66.(Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  (Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2014-02-20/15, art. 27, 134; Inwerkingtreding : 23-03-2014)
  De beslissingen van de bevoegde directeurs over de vraag om toelating en over de aanvraag om terugbetaling worden bij ter post aangetekende brief ter kennis van de werkloze gebracht.
  Tegen deze beslissingen kan worden opgekomen bij het beheerscomité. Het beroep tegen de beslissing over de aanvraag tot terugbetaling moet bij ter post aangetekende brief worden ingediend binnen vijftien dagen volgend op de in het eerste lid bedoelde kennisgeving.
  <Wat het Brusselse Gewest betreft, is dit artikel vervangen door BESL 1991-07-17/32, art. 2, 111; Inwerkingtreding : 01-07-1991>
  Art. 66. De Brusselse Gewestelijke Dienst voor arbeidsbemiddeling mag om elk bewijsstuk dat hij nodig acht verzoeken.)

Art.67.(Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  (Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2014-02-20/15, art. 27, 134; Inwerkingtreding : 23-03-2014)
  De kosten van nieuwe installatie worden door de Rijksdienst terugbetaald tegen overlegging van de door hem gevergde bewijsstukken.
  <Wat het Brusselse Gewest betreft, is dit artikel vervangen door BESL 1991-07-17/32, art. 2, 111; Inwerkingtreding : 01-07-1991>
  Art. 67. De beslissing wordt per aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de aanvrager. Tegen deze beslissing kan beroep ingesteld worden bij het Beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor arbeidsbemiddeling. Dit met redenen omklede beroep moet per aangetekend schrijven ingediend worden binnen de vijftien dagen volgend op de bekendmaking van de beslissing.

AFDELING III. _ Tegemoetkoming in het loon van werknemers door overschakeling getroffen.
Art.68. (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  De Rijksdienst kent aan de werkgevers een financiële tegemoetkoming toe in het loon van de werknemers die door de overschakeling van de onderneming die hen te werk stelt getroffen worden.
  Deze afdeling is niet van toepassing op de werknemers die een tegemoetkoming in een loon genieten krachtens het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor kolen en staal.

Art.69. (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  Onder overschakeling van een onderneming wordt in deze afdeling verstaan: iedere niet voorlopige verandering van het produktieprogramma van een onderneming of gedeelte van een onderneming met een eigen produktieprogramma welke de hoofdbestanddelen van dit programma beïnvloedt en de voortbrenging beoogt van nieuwe produkten welke zich anders dan door verbeteringen of aanvullingen van de oude produkten onderscheiden.
  De verandering moet gepaard gaan met een vermindering of onderbreking van de arbeid van het personeel, nadat van de in de onderneming zelf aanwezige mogelijkheden tot passende tewerkstelling van deze arbeidskrachten gebruik is gemaakt, terwijl na afloop van de periode van overschakeling het gehele personeel of een gedeelte daarvan wederom moet kunnen te werk gesteld worden. De overschakeling moet tot gevolg hebben, dat tijdens of onmiddellijk vóór de overschakeling het gemiddelde aantal arbeidsuren van het ganse personeel met ten minste 10 pct. of de personeelssterkte met ten minste 5 pct. in de onderneming of in het betrokken gedeelte daarvan is verminderd.
  De overschakeling mag niet langer dan zes maanden duren. De Minister kan evenwel van deze tijdsvoorwaarde afwijken wanneer ernstige redenen dit rechtvaardigen.

Art.70. (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  Door overschakeling getroffen is iedere werknemer die vóór de overschakeling een dienstbetrekking voor onbepaalde tijd in de betrokken onderneming of het betrokken gedeelte daarvan vervulde en die tijdelijk geen arbeid, gedeeltelijke arbeid of andere arbeid tegen een geringer loon verricht.
  De werknemer die geen arbeid verricht moet zich als werkzoekende bij het gewestelijk bureau laten inschrijven.
  Weigert hij zonder geldige redenen een passende dienstbetrekking te aanvaarden, dan wordt de tegemoetkoming, wat hem betreft, gedurende ten minste vier weken en ten hoogste acht weken niet toegekend.

Art.71. (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  Het bedrag van de tegemoetkoming is gelijk aan 90 pct. van het loon van de door overschakeling getroffen werknemer en van de stortingen die nodig zijn voor het behoud van de al dan niet wettelijke voordelen welke met dit loon verband houden en waarop de werknemer gedurende een normale betalingsperiode recht had.
  Dit bedrag wordt verminderd met het verdiende loon en de daarop verschuldigde werkgeversbijdrage voor sociale zekerheid, wanneer de betrokken werknemer gedeeltelijke arbeid verricht, andere arbeid tegen geringer loon verricht, of door toedoen of met instemming van de Rijksdienst tijdelijk in dienst van een andere werkgever arbeid verricht. Het aldus verdiende loon mag niet lager zijn dan het minimumloon bepaald door een collectieve arbeidsovereenkomst of een al dan niet algemeen verbindend verklaarde beslissing van een paritair comité of, bij gebreke hiervan, door het gebruik.

Art.72. (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  Het loon, dat overeenkomstig artikel 71, eerste lid, voor de berekening van de tegemoetkoming in aanmerking komt, wordt vastgesteld aan de hand van de loonboekhouding van de onderneming en van de individuele rekeningen; het wordt berekend vóór iedere verplichte aftrek wegens door de werknemers te betalen bijdragen voor sociale zekerheid en belastingen.
  Het omvat:
  1° het geldloon;
  2° de tegenwaarde van de voordelen in natura, overeengekomen als tegenprestatie voor werkelijke arbeid, die gedurende de periode van overschakeling niet worden gehandhaafd;
  3° de contractueel bedongen premies die een rechtstreekse aanvulling van het loon betekenen, doch met uitzondering van alle premies en vergoedingen in geld of in natura, verleend ter bestrijding van door de arbeid veroorzaakte reiskosten en van kosten wegens werkelijke arbeid.
  Het vast loon in geld wordt berekend overeenkomstig de uurlonen gedurende de laatste betalingsperiode voorafgaande aan de indiening van het plan tot overschakeling, bedoeld bij artikel 73 en op basis van het normale aantal arbeidsuren van elke werknemer dat in de onderneming gebruikelijk is. Deze berekening mag echter niet worden gemaakt voor de arbeidsduur boven (vijfenveertig) uren per week, behoudens voor zover voor bepaalde beroepen of werkzaamheden een langere arbeidstijd is toegestaan krachtens een in een wet of verordening vervatte afwijking van blijvende aard. <KB 07-10-1971, art. 1>
  Het veranderlijk loon wordt geraamd op basis van de gemiddelde prestatie in de laatste zes maanden voorafgaande aan het indienen van het plan tot overschakeling.

Art.73. (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  De onderneming die een overschakeling ontwerpt, moet de Rijksdienst alle gegevens voorleggen die het mogelijk maken het voorgenomen overschakelingsplan te beoordelen, waaronder ten minste de volgende gegevens:
  - noodzaak, doel, omvang en financiering van de overschakeling;
  - waarschijnlijk benodigde tijd om de overschakeling te volbrengen en het tijdschema van de werkzaamheden;
  - aantal werknemers dat in dienst zal worden gehouden als gevolg van door de onderneming zelf genomen maatregelen;
  - aantal werknemers wier werk tijdelijk geheel of gedeeltelijk zal worden ingekrompen of stilgelegd en beschrijving van de beoogde nieuwe werkzaamheden;
  - tijdschema van de inkrimpingen en van de hernieuwde tewerkstellingen;
  - financiële gevolgen van de handhaving van hetzelfde loonpeil der getroffen werknemers;
  - rechtvaardiging van de wenselijkheid van een eventueel herscholingsprogramma en aantal daarbij betrokken werknemers ;
  - financiële gevolgen van de uitvoering van dit herscholingsprogramma.

Art.74. (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  Het ontwerp evenals de vraag tot financiële tegemoetkoming moeten minstens drie maanden voor het begin van de overschakelingsverrichtingen aan het centraal bestuur van de Rijksdienst worden voorgelegd.
  Het voorgelegd ontwerp moet door de Minister worden goedgekeurd.

Art.75. (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  Tijdens de duur van de overschakeling ontvangt de werkgever maandelijks van de Rijksdienst de terugbetaling van de helft der tegemoetkoming.
  De andere helft wordt hem overgemaakt zodra hij het bewijs levert, dat hij gedurende ten minste zes maanden na het einde van de overschakeling, de werknemers die het voordeel van het behoud van loon hebben ontvangen, volledig heeft te werk gesteld.
  Om de terugbetaling van deze tweede helft te bekomen moet binnen acht maanden na het einde van de goedgekeurde overschakelingsverrichtingen, een bij ter post aangetekend verzoekschrift worden gericht aan de directeur in wiens ambtsgebied de onderneming of het betrokken gedeelte ervan gelegen is.

AFDELING IV. _ Hulp bij oprichting uitbreiding of overschakeling van ondernemingen.
Art.76. (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  De Rijksdienst kan tegemoetkomen in de uitgaven inherent aan de selectie, de beroepsopleiding en de nieuwe installatie van het door een werkgever in dienst genomen personeel met het oog op de oprichting van een onderneming, de uitbreiding of de overschakeling van zijn onderneming.
  (NOTA : Voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wordt art. 76 vervangen door de volgende bepaling : "Voor de toepassing van deze afdeling verstaat men onder :
  1° onderneming : de commerciële vennootschap die haar sociale zetel of een exploitatiezetel heeft in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
  2° beroepsopleiding : de opleiding die gegeven wordt aan de werkzoekenden binnen de onderneming die hen aanwerft of erbuiten om hen toe te laten zich aan te passen aan de ontwikkelingen in hun beroep of zich om te scholen naar een nieuwe activiteit;
  3° oprichting : de oprichting van een onderneming en het effectief opstarten van een activiteit;
  4° uitbreiding : de oprichting van een filiaal, van een nieuwe afdeling binnen een onderneming of het aanbieden van nieuwe produkten of diensten;
  5° omschakeling : de bestendige wijziging van het produktieproces meer bepaald verbonden aan de technologische evolutie en/of de aanpassing aan een nieuwe activiteit."; BESL 1995-01-19-38, art. 2, 125; Inwerkingtreding : 13-07-1995)

Art.77. (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  De selectie van de werknemers wordt met de medewerking van de diensten voor openbare arbeidsbemiddeling uitgevoerd.
  Deze diensten mogen de kandidaten aan een geneeskundig of aan een psychotechnisch onderzoek onderwerpen.
  De kandidaten die aan een onderzoek worden onderworpen , kunnen de terugbetaling van hun reiskosten bekomen, onder de voorwaarden vastgesteld door de Minister, na advies van het beheerscomité.
  De Minister kan ook na advies van het beheerscomité, beslissen dat de Rijksdienst bijdraagt in andere uitgaven inherent aan de selectie.
  (NOTA : Voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wordt art. 77 vervangen door de volgende bepaling : "De Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling kan een financiële tussenkomst verlenen in de uitgaven voor de beroepsopleiding van bij hem ingeschreven werkzoekenden die door zijn tussenkomst aangeworven worden door een onderneming in oprichting, uitbreiding of omschakeling waarvan het personeelsbestand maximaal 250 werknemers bedraagt.
  Het personeelsbestand wordt vastgesteld op basis van het rekenkundig gemiddelde van de raamstatistieken die gevoegd worden bij de aangifte aan de RSZ betreffende de vier kalenderkwartalen die het kalenderkwartaal voorafgaan waarin de bijscholing aanvangt."; BESL 1995-01-19-38, art. 2, 125; Inwerkingtreding : 13-07-1995)

Art.78. (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  § 1. De werknemer die beroepsopleiding dient te ontvangen om ter beschikking te worden gesteld van een werkgever die een onderneming opricht, zijn onderneming uitbreidt of overschakelt, kan bij voorrang toegelaten worden tot de centra voor beroepsopleiding, bedoeld in de artikelen 87 en 88. Hij moet eventueel vóór de in artikel 92 bedoelde werknemer toegelaten worden.
  § 2. De Minister kan de Rijksdienst machtigen om met werkgevers een overeenkomst te sluiten met het oog op de opleiding in hun onderneming van de werknemers in dienst genomen of overgeplaatst voor de oprichting, de uitbreiding of de overschakeling van de onderneming.
  Deze overeenkomst bepaalt de voorwaarden, het bedrag en de duur van de tegemoetkoming door de Rijksdienst in het loon, vermeerderd met de hiermede verbonden sociale lasten, van het personeel dat met de opleiding is belast en van de werknemers in opleiding.
  § 3. Indien de aard van de fabricagemethodes of van de aangewende procédés of andere technische redenen vergen dat één of meer werknemers de nodige opleiding in het buitenland verwerven of dat monitors of technici voor een bepaalde tijd in het buitenland worden aangeworven om die opleiding te geven, kan het beheerscomité, met machtiging van de Minister, een tegemoetkoming verlenen ten belope van maximum 50 pct. in de te dien einde door de werkgever gedane uitgaven.
  § 4. Op eensluidend advies van het beheerscomité, kan de Minister de Rijksdienst machtigen om bij te dragen in andere uitgaven die inherent zijn aan de opleiding van de in dit artikel bedoelde werknemers.
  (NOTA : Voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wordt art. 78 vervangen door de volgende bepaling : "§ 1. Om recht te kunnen geven op een financiële tussenkomst moet de beroepsopleiding :
  1° betrekking hebben op werkzoekenden aangeworven met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur;
  2° betrekking hebben op werkzoekenden waarvan de plaats van tewerkstelling zich bevindt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
  3° ingericht worden hetzij door één of meerdere instructeurs vreemd aan de onderneming, hetzij door een of meerdere instructeurs die hiervoor, al dan niet tijdelijk, aangeworven zijn door de onderneming, hetzij door één of meerdere personeelsleden die hiervoor een aangepaste opleiding hebben gekregen.
  § 2. Voor wat ondernemingen betreft (met een personeelsbestand van minder dan 50 werknemers) wordt de financiële tussenkomst slechts toegekend op voorwaarde dat het globale tewerkstellingsvolume behouden blijft, behoudens afwijking toegekend door de Minister bevoegd voor Tewerkstelling, op voorstel van het Beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. (Err. B.St. 13-12-1995, p. 33457)
  Het behoud van het globale tewerkstellingsvolume wordt beoordeeld door het rekenkundig gemiddelde van het personeelsbestand van de onderneming vermeld in de raamstatistieken die gevoegd worden bij de aangifte aan de RSZ betreffende de vier kalenderkwartalen die het kalenderkwartaal voorafgaan waarin de beroepsopleiding aanvangt, te vergelijken met het personeelsbestand vermeld in de raamstatistiek die gevoegd wordt bij de verklaring aan de RSZ betreffende het kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de beroepsopleiding wordt beëindigd.
  § 3. Voor wat ondernemingen betreft met een personeelsbestand tussen de 50 en de 250 werknemers wordt de financiële tussenkomst slechts toegekend op voorwaarde dat de onderneming voor haar oprichting, uitbreiding of omschakeling begunstigde is van de tweede bijkomende investeringstoelage bedoeld in artikel 6, § 2, van de ordonnantie van 1 juli 1993 betreffende de bevordering van de economische expansie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest."; BESL 1995-01-19-38, art. 2, 125; Inwerkingtreding : 13-07-1995)

Art.79. (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  <KB 26-03-1965, art. 1> Met machtiging van de Minister kan een financiële tegemoetkoming in de kosten van nieuwe installatie worden toegekend aan niet werkloze geschoolde of geoefende werknemers die ten minste achttien jaar oud zijn en van verblijfplaats moeten veranderen om ter beschikking te worden gesteld of ter beschikking te blijven van een werkgever die een onderneming opricht of zijn onderneming uitbreidt of overschakelt, in het ambtsgebied van één der gewestelijke bureaus waarvan de lijst, na advies van het beheerscomité, door de Minister wordt opgemaakt.
  Op deze tegemoetkoming zijn de artikelen 59, tweede lid, 61 en 62, 1° en 2°, toepasselijk.
  De in het eerste lid bedoelde werknemer kan deze tegemoetkoming bekomen, indien hij door de Rijksdienst gevergde bescheiden indient bij de directeur in wiens ambtsgebied de onderneming is gevestigd.
  Om geldig te zijn, dient de aanvraag om tegemoetkoming in de kosten van nieuwe installatie ingediend te worden binnen een termijn van zes maanden nadat de werknemer van verblijfplaats veranderde ofwel binnen de zes maanden volgend op de datum van goedkeuring door de Minister van de beslissing waarbij het beheerscomité het in artikel 80 voorgeschreven verzoekschrift van de werkgever inwilligt.
  De beslissing van de bevoegde directeur over de aanvraag om tegemoetkoming in de kosten van nieuwe installatie wordt bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de werknemer.
  Tegen deze beslissing kan worden opgekomen bij het beheerscomité. Dit beroep moet bij een ter post aangetekende brief worden ingediend binnen vijftien dagen volgend op de in het vijfde lid bedoelde kennisgeving.
  (NOTA : Artikel 79 geldig voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest :
  Art. 79. <BESL 1995-01-19-38, art. 2, 125; Inwerkingtreding : 13-07-1995> § 1. De financiële tussenkomst is enerzijds bestemd voor de bezoldiging van de op te leiden werkzoekende en anderzijds voor de kost van de instructeurs.
  Ze wordt vastgesteld op 50 percent van de bezoldiging voor de opleidingsuren, van de op te leiden werkzoekenden en van de hierop toepasselijke werkgeversbijdrage voor de sociale zekerheid en op 50 percent van hun eventuele verplaatsingskosten.
  Ze wordt vastgesteld op 50 percent hetzij van de bezoldiging van de instructeur of instructeurs en van de werkgeversbijdrage hiervoor aan de sociale zekerheid, hetzij van het forfait dat door een derde voor de bijscholing aan de onderneming gefactureerd wordt.
  Het maximale bedrag van de financiële tussenkomst wordt vastgesteld gemiddeld op (2 500 EUR) per opgeleide werkzoekende, inclusief de kost van de instructeurs en mag in totaal de (125 000 EUR) per bedrijf en per periode van twee jaar niet overschrijden. <BESL 2001-12-11/55, art. 5, 128; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 3. De looptijd van de financiële tussenkomst bedraagt maximum 6 maanden voor iedere opgeleide werkzoekende.
  Een beroepsopleiding die minder dan 20 uren duurt kan geen aanleiding geven tot een tussenkomst.
  § 4. De financiële tussenkomst mag voor eenzelfde opleiding en eenzelfde werknemer niet gecumuleerd worden met tussenkomsten waarin voorzien is door de wetgeving betreffende het betaald educatief verlof of door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 25 november 1994 tot wijziging van de artikelen 53 tot 58 van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende de arbeidsvoorziening en de werkloosheid.)

Art.80. (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  De werkgever richt een bij ter post aangetekend verzoekschrift aan het centraal bestuur van de Rijksdienst.
  In zijn verzoekschrift doet hij opgave van de andere tegemoetkomingen of voordelen die hij met het oog op de oprichting, de uitbreiding of de overschakeling van zijn onderneming van de openbare besturen heeft bekomen of bij deze heeft aangevraagd.
  Bovendien voegt hij bij het verzoekschrift een plan, waarin inzonderheid de volgende inlichtingen voorkomen:
  1° in geval van oprichting van een onderneming:
  a) plaats waar de onderneming zal worden gevestigd;
  b) aard van de activiteit der onderneming;
  c) raming van het aantal werknemers die in dienst zullen worden genomen, alsook tijdschema van de indienstnemingen;
  d) kwalificatie van deze werknemers, opgave en eventueel beschrijving van hun beroep;
  e) voorziene arbeidstijdregeling en bedrag van het aangeboden loon en de aangeboden voordelen;
  2° in geval van uitbreiding van een onderneming:
  a) handelsnaam en adres van de onderneming, alsmede aard van de activiteit ervan;
  b) plaats waar de in dienst te nemen werknemers hun activiteit zullen uitoefenen;
  c) raming van het aanvullend aantal werknemers die in dienst zullen worden genomen, alsmede tijdschema van die indienstnemingen;
  d) kwalificatie van deze werknemers en beschrijving van hun beroep;
  e) voorziene arbeidstijdregeling en bedrag van het aangeboden loon en de aangeboden voordelen;
  3° in geval van overschakeling van een onderneming:
  a) handelsnaam en adres van de onderneming, alsmede aard van de activiteit ervan;
  b) plaats waar de in dienst te nemen werknemers hun activiteit zullen uitoefenen;
  c) noodzaak, doel, omvang en financiering van de overschakeling;
  d) tijd die waarschijnlijk nodig is om de overschakeling te volbrengen en tijdsschema van de werkzaamheden;
  e) raming van het aantal werknemers wier betrekking zal behouden worden tijdens de overschakelingsverrichtingen;
  f) raming van het aantal werknemers wier arbeid gedurende deze overschakeling tijdelijk zal worden verminderd of onderbroken;
  g) raming van het aantal en beschrijving van de nieuwe in uitzicht gestelde betrekkingen;
  h) tijdschema van de verminderingen en de hernieuwde tewerkstellingen van personeel;
  i) rechtvaardiging van de wenselijkheid van een eventueel scholingsprogramma; raming van het aantal bij de opleiding betrokken werknemers en beschrijving van het nieuwe beroep dat zij moeten uitoefenen.
  (NOTA : Voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wordt art. 80 vervangen door de volgende bepaling : "§ 1. Voor ondernemingen met een personeelsbestand van minder dan 50 werknemers, moet de aanvraag tot tegemoetkoming op straffe van nietigheid per aangetekende brief worden ingediend bij de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling en dit voor de aanvang van de beroepsopleiding.
  Voor ondernemingen met 50 tot 250 werknemers moet de aanvraag tot tegemoetkoming op straffe van nietigheid per aangetekende brief worden ingediend bij de Dienst Economische Expansie van de Administratie voor Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, samen met de aanvraag van de onderneming tot toekenning van de tweede bijkomende investeringstoelage bedoeld in artikel 6, § 2, van voormelde ordonnantie van 1 juli 1993 en dit voor de aanvang van de beroepsopleiding.
  § 2. Het Beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling beslist over de aanvragen tot tussenkomst.
  In geval van gunstig advies van het Beheerscomité en op grond van de inlichtingen die door de onderneming werden overgemaakt, wordt een overeenkomst gesloten tussen de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling en de onderneming, waarin de toekenningsvoorwaarden en het maximumbedrag van de financiële tussenkomst worden vastgesteld."; BESL 1995-01-19-38, art. 2, 125; Inwerkingtreding : 13-07-1995)

Art.81. (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  Het beheerscomité beslist over de aanvragen om tegemoetkoming.
  Deze beslissingen worden aan de goedkeuring van de Minister onderworpen.
  De uitbetaling geschiedt na overlegging van de bewijsstukken die de Rijksdienst vordert.
  (NOTA : Voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wordt art. 80 vervangen door de volgende bepaling : "De helft van de financiële tussenkomst wordt na de beroepsopleiding gestort op grond van de bewijsstukken die de onderneming binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf het einde van de bijscholing, op straffe van nietigheid per aangetekende zending moet overmaken. Nadat is gecontroleerd of het globaal tewerkstellingsvolume in de onderneming werd behouden of de toekenningsvoorwaarden voor de tweede bijkomende investeringstoelage bedoeld in artikel 6, § 2, van voormelde ordonnantie van 1 juli 1993 werden nageleefd, wordt het saldo in voorkomend geval gestort."; BESL 1995-01-19-38, art. 2, 125; Inwerkingtreding : 13-07-1995)

AFDELING V. _ Tegemoetkoming in het loon van de minder-validen.
Art. 81bis. (Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1988-12-21/36; zie ook art. 138)
  <KB 04-02-1977> § 1. Voor de toepassing van deze afdeling dient te worden verstaan onder:
  1° minder-valide werknemer: de minder-valide voor wie de mogelijkheden van tewerkstelling werkelijk beperkt zijn wegens een ontoereikendheid of een vermindering van zijn lichamelijke geschiktheid met ten minste 30 pct. of van zijn geestelijke geschiktheid met ten minste 20 pct., die niet door het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen is ingeschreven, die door toedoen van de Rijksdienst in dienst wordt genomen en die wordt tewerkgesteld krachtens een arbeidsovereenkomst waardoor onderwerping aan de sociale zekerheid ontstaat, met uitzondering van de arbeidsovereenkomst voor dienstboden;
  2° werkgever: ieder privaatrechtelijk persoon die een onder 1° bedoelde minder-valide werknemer tewerkstelt;
  3° loon: het minimumregelingsloon dat voor de valide werknemers door het bevoegde paritair comité is vastgesteld, of, bij ontstentenis van een paritair comité, het door het gebruik bepaalde minimumloon, vermeerderd met het bedrag van de werkgeversbijdrage die verschuldigd is krachtens de wetgeving betreffende de sociale zekerheid en de arbeidsongevallen.
  § 2. De Rijksdienst betaalt een financiële tegemoetkoming aan de werkgevers die door de inspecteurs en de adjunct-inspecteurs van de Administratie van de arbeidsbetrekkingen en reglementering gemachtigd zijn om aan de minder-validen een onder het loon liggend bedrag te betalen, voor zover het rendement van die minder-valide werknemers niet het normale bereikt.
  Bij die machtiging wordt bepaald welk percentage het door de werkgever gedragen loongedeelte beloopt; dat percentage mag niet lager zijn dan 50 pct. van het loon.
  De machtiging mag pas na advies van het door de Rijksdienst erkende medisch-psychotechnische centrum worden verleend.
  De machtiging mag slechts worden verleend voor een maximumduur van één jaar. Ze is echter hernieuwbaar.
  § 3. De financiële tegemoetkoming van de Rijksdienst vult het door de werkgevers gedragen gedeelte aan, zodanig dat het bedrag van het aan de valide werknemers betaalde loon wordt bereikt.
  § 4. De financiële tegemoetkoming van de Rijksdienst mag niet worden gecumuleerd met die bepaald bij de artikelen 53 tot 58.
  § 5. De aanvraag om tegemoetkoming en de bewijsstukken dienen uiterlijk, op de laatste dag van de eerste veertien dagen der maand welke volgt op die waarin de arbeidsprestaties zijn verricht, te worden ingediend bij het gewestelijk bureau van de Rijksdienst in het ressort waarvan de onderneming is gevestigd. De uitbetaling van de tegemoetkoming geschiedt door de Rijksdienst vóór het einde van de maand waarin de aanvraag en de bewijsstukken overeenkomstig het eerste lid zijn ingediend.
  § 6. Van het genot der tegemoetkoming wordt uitgesloten en, in voorkomend geval, is verplicht tot terugbetaling van de tegemoetkoming die hij reeds zou hebben genoten:
  1° de werkgever die, volgens nauwkeurige en overeenstemmende vermoedens, een of meer werknemers heeft ontslagen en hen heeft vervangen door een of meer minder-valide werknemers met het enige doel de bij dit besluit bepaalde tegemoetkoming te genieten;
  2° de werkgever die niet voldoet aan de wettelijke en reglementaire verplichtingen die hij als werkgever te dragen heeft.

HOOFDSTUK III. _ Beroepsopleiding.
AFDELING I. _ Algemene bepalingen.
Art.82. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-09/37, art. 37, 1°, 045>

Art.83. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-09/37, art. 37, 1°, 045>

Art.84. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-09/37, art. 37, 1°, 045>

Art.85. (opgeheven) (KB 07-12-1973, art. 26> (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138)

Art.86. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 118; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

AFDELING II. _ Centra voor beroepsopleiding.
Art.87. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-09/37, art. 37, 1°, 045>

Art.88. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-09/37, art. 37, 1°, 045>

Art.89. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°, 045>

Art.90. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°, 045>

Art.91. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°, 045>

AFDELING III. _ Opleiding in een centrum voor beroepsopleiding.
A. Toelating tot een centrum.
Art.92. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 13)> <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°,045>

Art.93. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°, 045>

Art.94. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°, 045>

Art.95. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°, 045>

B. Overeenkomst van versnelde beroepsopleiding.
Art.96. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°, 045>

Art.97. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°, 045>

Art.98. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°, 045>

Art.99. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°, 045>

Art.100. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°, 045>

Art.101. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°, 045>

Art.102. (opgeheven) (KB 07-12-1973, art. 26> <BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138)

Art.103. (opgeheven) (B>E 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°, 045>

C. Rechten en plichten van de betrokkenen in opleiding.
Art.104. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°, 045>

Art.105. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°, 45>

Art.106. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°, 045>

Art.107. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°, 045>

Art.108. (Opgeheven) <KB 07-12-1973, art. 26> (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138)

Art.109. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°, 045>

AFDELING IV. _ Opleiding in een technische onderwijsinrichting.
Art.110. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°, 045>

Art.111. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°, 045>

Art.112. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°, 045>

AFDELING V. _ Beroepsopleiding in een onderneming.
Art.113. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°, 045>

Art.114. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°, 045>

Art.115. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°, 045>

Art.116. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°, 045>

Art.117. (opgeheven) (BVE 1988-12-21/36, art. 137, 1°; zie ook art. 138) <BFG 1985-07-09/30, art. 33, 043> <BDG 1985-06-12/37, art. 37, 1°, 045>

HOOFDSTUK IV. _ (Impl. opgeheven)
Art. 117bis. (Impl. opgeheven) <KB 24-09-1976>

TITEL III. (Opgeheven)
HOOFDSTUK I. (Opgeheven)
AFDELING I. (Opgeheven)
Art.118. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 118bis. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.119. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.120. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.121. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.122. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.123. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.124. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 124bis. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.125. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 125bis. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

AFDELING II. (Opgeheven)
Art.126. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.127. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 127bis. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.128. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.129. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.130. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.131. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.132. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.133. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.134. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.135. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.136. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.137. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.138. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 138bis. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.139. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.140. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 140bis. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.141. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.142. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.143. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 143bis. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.144. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.145. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.146. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 146bis. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.147. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.148. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.149. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 149bis. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.150. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.151. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.152. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.153. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

AFDELING IIBIS. (Opgeheven)
Art. 153bis. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.154. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

AFDELING IITER. (Opgeheven)
Art.155. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 155bis. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Afdeling IIQUATER. (Opgeheven)
Art. 155ter. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

AFDELING IIQUINQUIES. (Opgeheven)
Art. 155quater. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 155quinquies. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

AFDELING IISEXIES. (Opgeheven)
Art. 155sexies. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

AFDELING IIsepties. (Opgeheven)
Art. 155septies. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 119; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

AFDELING III. (Opgeheven)
Art.156. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.157. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 157bis. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.158. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.159. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 159bis. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.160. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 160bis. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 160ter. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

AFDELING IV. (Opgeheven)
Onderafdeling I. (Opgeheven)
Art.161. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.162. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.163. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.164. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.165. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.166. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.167. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.168. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.169. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 169bis. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.170. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 170bis. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 170ter. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Onderafdeling II. (Opgeheven)
Art.171. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

AFDELING IVBIS. (Opgeheven)
Art. 171bis. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

HOOFDSTUK 1BIS. (Opgeheven)
AFDELING I. (Opgeheven)
Art. 171ter. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

AFDELING II. (Opgeheven)
Art. 171quater. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 171quinquies. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 171sexies. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

AFDELING III. (Opgeheven)
Art. 171septies. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

ONDERAFDELING 1. (Opgeheven)
Art. 171octies. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

ONDERAFDELING 2. (Opgeheven)
Art. 171nonies. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

AFDELING IV. (Opgeheven)
Art. 171decies. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 171undecies. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

HOOFDSTUK II. (Opgeheven)
AFDELING I. (Opgeheven)
Art.172. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 172bis. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.173. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.174. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.175. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.176. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.177. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.178. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.179. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.180. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.181. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.182. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.183. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.184. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

AFDELING II. (Opgeheven)
Art.185. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.186. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.187. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.188. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 120; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.189. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.190. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.191. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.192. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.193. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

AFDELING III. (Opgeheven)
Art.194. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.195. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.196. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.197. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.198. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.199. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.200. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.201. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.202. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

AFDELING IV. (Opgeheven)
Art.203. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.204. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.205. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.206. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.207. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.208. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.209. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.210. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.211. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.212. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.213. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.214. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.215. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.216. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art. 216bis. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

HOOFDSTUK III. (Opgeheven)
AFDELING I. _ (opgeheven)
Art.217. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.218. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.219. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.220. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.221. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.222. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.223. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.224. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.225. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.226. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.227. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.228. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

AFDELING II.
Art.229. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.230. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.231. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.232. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.233. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.234. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.235. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.236. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.237. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.238. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.239. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.240. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.241. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.242. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.243. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.244. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.245. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.246. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 121; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.247. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 122; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.248. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 122; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.249. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 122; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.250. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 122; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.251. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 122; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.252. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 122; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.253. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 122; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.254. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 122; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.255. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 122; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.256. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 122; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.257. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 122; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.258. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 122; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.259. (opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 122; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.260. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 122; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

HOOFDSTUK IV. (Opgeheven)
Art.261. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 122; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.262. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 122; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.263. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 122; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

TITEL IV. (Opgeheven)
Art.264. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 122; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.265. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 122; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.266. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 122; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.267. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 122; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.268. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 122; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

Art.269. (Opgeheven) <KB 1991-11-25/50, art. 177, 122; Inwerkingtreding : 01-06-1992>

TITEL V. _ Bepalingen eigen aan het Waalse Gewest.
Afdeling I. Tegemoetkoming in het loon van de moeilijk te plaatsen werklozen.
Art.270. <BEWG 1985-07-15/38, art. 1, 050> De artikelen 53 tot 58 van dit besluit zijn niet meer van toepassing op het Waalse Gewest.

Art.271. (opgeheven) <BWG 1992-12-17/30, art. 1, 123; Inwerkingtreding : 01-01-1993>

Art.272. (opgeheven) <BWG 1992-12-17/30, art. 1, 123; Inwerkingtreding : 01-01-1993>

Art.273. (opgeheven) <BWG 1992-12-17/30, art. 1, 123; Inwerkingtreding : 01-01-1993>

Art.274. (opgeheven) <BWG 1992-12-17/30, art. 1, 123; Inwerkingtreding : 01-01-1993>

Art.275. (opgeheven) <BWG 1992-12-17/30, art. 1, 123; Inwerkingtreding : 01-01-1993>

Art.276. (opgeheven) <BWG 1992-12-17/30, art. 1, 123; Inwerkingtreding : 01-01-1993>

Art.277. (opgeheven) <BWG 1992-12-17/30, art. 1, 123; Inwerkingtreding : 01-01-1993>

Art.278. (opgeheven) <BWG 1992-12-17/30, art. 1, 123; Inwerkingtreding : 01-01-1993>

Art. 278bis. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/41, art. 1, 104; Inwerkingtreding : 05-03-1991> Met uitzondering van de aanvragen die het onderwerp waren van een beslissing vóór de inwerkingtreding van afdeling 1bis, houdt onderhavige afdeling op van toepassing te zijn op de in artikel 278quater bedoelde werkgevers tot 31 december 1992.

Afdeling 1bis. Tijdelijke maatregelen inzake indienstneming.
Art. 278ter. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/41, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 05-03-1991> Voor de toepassing van onderhavige afdeling wordt verstaan onder :
  1° de Dienst : de Gemeenschaps- en Gewestdienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling (FOREM);
  2° de Minister : de Minister van het Waalse Gewest tot wiens bevoegdheden de Tewerkstelling behoort.

Art. 278quater. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/41, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 05-03-1991> Iedere natuurlijke of rechtspersoon die een werkzoekende in dienst neemt door een arbeidsovereenkomst geniet, onder de voorwaarden vastgesteld in onderhavige afdeling, van een indienstnemingspremie, " Plus-premie " genaamd.
  Worden echter ervan uitgesloten :
  1° de publiekrechtelijke rechtspersonen;
  2° de personen die een onderwijsinstelling, een vrij psycho-medisch-sociaal centrum of een vrije dienst voor school- of beroepsoriëntatie inrichten;
  3° de ondernemingen zonder industrieel of commercieel doeleinde;
  4° de verzorgings- en verblijfinstellingen;
  5° de schouwspelbedrijven;
  6° de uitzendbureau's;
  7° de werkgevers die uitsluitend huispersoneel in dienst hebben;
  8° de personen die één der volgende vrije beroepen uitoefenen : dokters, apothekers, tandartsen, paramedische beroepen, veeartsen, advokaten, notarissen, architecten en gerechtsdeurwaarders;
  9° de feitelijke vennootschappen en de burgerlijke beroepsvennootschappen samengesteld door personen die één der sub 8° opgesomde beroepen uitoefenen;
  10° de ondernemingen zonder uitbatingscentrum in het Waalse Gewest.

Art. 278quinquies. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/41, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 05-03-1991> Is werkzoekende in de zin van artikel 278quater, iedere in het Waalse Gewest woonachtige en verblijvende persoon die :
  a) hetzij ingeschreven is als werkzoekende bij de diensten van de Dienst en :
  1° die deeltijds schoolplichtig is;
  2° of die, zijnde minstens 18 jaar en nog geen 25 jaar oud, aanzien wordt als minder gekwalificeerd en die sinds ten minste 12 maanden ononderbroken als werkzoekende ingeschreven is.
  Wordt niet aanzien als minder gekwalificeerd de werkzoekende die titularis is van een diploma dat het slagen bekrachtigt van universitaire studies of van studies van het hoger onderwijs van het lange of korte type of van het algemeen hoger sekundair onderwijs of van het lager technisch sekundair onderwijs;
  3° of die, zijnde ten minste 40 jaar oud, sinds minstens 12 maanden ononderbroken als werkzoekende ingeschreven is;
  4° of die sinds minstens 3 maanden van het bestaansminimum geniet voor zover dit bestaansminimum niet toegekend werd na een sanctie betreffende een werkweigering of werkverlating;
  5° of waarvan de werkgeschiktheid verminderd is ten gevolge van een ontoereikendheid of vermindering van hetzij minstens 20 % van zijn geestelijk vermogen, hetzij minstens 30 % van zijn fysisch vermogen;
  6° of die tewerkgesteld is in een deeltijdse betrekking waarvan de duur gelijk of lager is dan het derde van de normale duur van een voltijds werk in het bedrijf waar hij in dienst is;
  7° of die bedoeld is in artikel 171bis van onderhavig besluit;
  8° of die een beroepsopleiding geniet dewelke ingericht of erkend is door de Dienst of door het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen;
  b) hetzij volledig uitkeringsgerechtigde niet-werkzoekende werkloze is en die bedoeld is in artikelen 153bis, 155 en 155ter van onderhavig besluit.
  Voor de toepassing van onderhavig artikel wordt de situatie van de werkzoekende of van de werkloze in acht genomen op de dag van het begin van de kontraktuitvoering.

Art. 278sexies. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/41, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 05-03-1991> Voor de toepassing van artikel 278quinquies, eerste lid, a, 2° en 3°, worden niet als onderbrekingsperiodes aanzien :
  1° de periodes van inschrijvingsonderbreking die, gecumuleerd, niet langer dan 3 maanden zijn;
  2° de periodes die aanleiding gegeven hebben tot de betaling van een vergoeding bij toepassing van de wettelijke of reglementaire bepalingen inzake verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering;
  3° de periodes die aanleiding gegeven hebben tot de betaling van een vergoeding bij toepassing van de wettelijke of reglementaire bepalingen inzake schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten.
  Bovendien wordt de periode van inschrijving als werkzoekende onderbroken door :
  1° de periodes van gevangenisstraf in België;
  2° de periodes van oproep of wederoproep onder de wapens of van burgerlijke dienst.

Art. 278septies. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/41, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 05-03-1991> De in artikel 278quater bedoelde arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor een voltijdse of deeltijdse onbeperkte duur.
  Nochtans, indien de werkzoekende bedoeld is in artikel 278quinquies, 1e lid, a, 6°, mag de indienstneming slechts voltijds aangegaan worden.

Art. 278octies. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/41, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 05-03-1991> De toekenning van de " Plus-premie " is onderworpen aan volgende voorwaarden :
  1° het aantal bij de R.S.Z. aangegeven werknemers moet, op het einde van elk der drie eerste trimesters gevende aanleiding tot een tussenkomst, met minstens zoveel eenheden als toegekende tussenkomsten hoger zijn dan hetwelk aangegeven op het einde van elk der drie overeenstemmende trimesters van het vorig jaar.
  Wat betreft het laatste trimester gevende aanleiding tot een tussenkomst, moet het aantal bij de R.S.Z. aangegeven werknemers ten minste gelijk zijn aan het aantal dat aangegeven werd op het einde van het trimester tijdens hetwelk de indienstneming plaats vond;
  2° de bijkomende betrekkingen voortkomend uit de in artikel 278quater van onderhavige afdeling bedoelde indienstnemingen moeten behouden worden gedurende twee jaar vanaf het begin van het eerste trimester gevende aanleiding tot de " Plus-premie ".
  Het bewijs van de indiensthouding van de werknemers waarvoor de " Plus-premie " toegekend werd of van hun vervangers wordt vastgesteld door de voorlegging van de nominatieve staat ingediend bij de R.S.Z. op het einde van elk der acht betrokkene trimesters.

Art. 278novies. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/41, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 05-03-1991> De in artikel 278quater bedoelde " Plus-premie " bedraagt 40 000 F per volledige werkkalendertrimester van de voltijds indienstgenomen werknemer.
  Zij wordt voor maximum vier trimesters toegekend.
  Het eerste trimester tijdens hetwelk zij toegekend is, is het trimester dat het begin van de uitvoering van het kontrakt volgt.
  In geval van deeltijds werk is het bedrag van de " Plus-premie " evenredig verminderd.

Art. 278decies. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/41, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 05-03-1991> Een werkgever kan niet meer dan vier " Plus-premies " genieten tijdens eenzelfde trimester.

Art. 278undecies. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/41, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 05-03-1991> Een werkgever kan niet van een " Plus-premie " genieten indien, voor eenzelfde indienstneming, hij reeds van een andere door het Waalse Gewest toegekende hulp of premie geniet.

Art. 278duodecies. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/41, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 05-03-1991> De aanvraag om een " Plus-premie " wordt ingediend ten laatste op het einde van het trimester na hetwelk de uitvoering van het kontrakt begonnen is.
  Zij wordt ingediend bij de subregionale diensten van de Dienst en door hem behandeld.
  De volgende stukken worden erbij gevoegd :
  1° een gedetailleerde toestand van de evolutie van de tewerkstelling in het bedrijf tijdens de drie trimesters voorafgaand het begin van de uitvoering van het kontrakt;
  2° de R.S.Z.-attesten betreffende deze drie trimesters;
  3° de identiteit, de woonplaats en de verblijfplaats van de indienstgenomen werkzoekende;
  4° een attest van de Dienst waarbij de in artikel 278quinquies bedoelde categorie tot dewelke de indienstgenomen werkzoekende behoorde, aangeduid wordt;
  5° een verklaring van de werkgever waarbij hij bevestigt dat hij onderworpen is aan de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en dat hij geen van de in artikel 278quater, 2e lid, bedoelde werkgevers is;
  6° een afschrift van de arbeidsovereenkomst afgesloten met de indienstgenomen werkzoekende;
  7° een verbintenis van de werkgever waarbij de ambtenaren en agenten van de Dienst toegelaten worden in het bedrijf of bij zijn lasthebber de toepassing van de bepalingen van onderhavige afdeling te controleren.

Art. 278terdecies. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/41, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 05-03-1991> Het bevoegde subregionaal comité voor arbeidsbemiddeling en vorming geeft zijn advies binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de indiening van de aanvraag.
  Na deze termijn is het advies niet meer gevraagd.
  Het ongunstig advies moet met redenen omschreven zijn.

Art. 278quaterdecies. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/41, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 05-03-1991> De Minister betekent zijn beslissing betreffende de toekenning van de " Plus-premie " aan de werkgever.
  De " Plus-premie " wordt toegekend binnen de grenzen van de begrotingskredieten die beschikbaar zijn voor het lopende jaar op het moment van de indiening van de aanvraag.

Art. 278quinquiesdecies. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/41, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 05-03-1991> De betaling geschiedt door de Dienst op het einde van elke kalendertrimester op voorlegging van het overeenstemmend driemaandelijks attest van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

Art. 278sexiesdecies. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/41, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 05-03-1991> § 1. Wordt uitgesloten van het voordeel van de " Plus-premie " :
  1° de werkgever die één of meerdere werknemers ontslagen heeft ten einde ze te vervangen door één of meerdere werkzoekenden waarvoor hij het voordeel van de " Plus-premie " aanvraagt;
  2° de werkgever die, tijdens de laatste drie jaren vóór de indiening van de aanvraag, gestraft werd wegens niet-naleving van de reglementeringen die van toepassing zijn inzake bezoldiging en andere werkomstandigheden.
  Deze uitsluiting heeft uitwerking vanaf de eerste dag van het kalendertrimester tijdens hetwelk zij besloten wordt.
  § 2. Wordt ertoe gehouden de " Plus-premie " terug te betalen :
  1° de werkgever die een " Plus-premie " genoten heeft bij overtreding van onderhavige afdeling;
  2° de werkgever die de in § 1, 1°, handelingen verricht tussen het ogenblik van de indiening van de aanvraag en het einde van de periode die voorzien is in de beslissing tot toekenning van de " Plus-premie ".
  § 3. In geval van ontslag of afdanking wegens ernstige redenen van de werkzoekende vóór het einde van de in artikel 278novies bedoelde periode, wordt de " Plus-premie " gehandhaafd tot het einde van deze periode in geval van indienstneming, onder de in onderhavige afdeling voorziene voorwaarden, van een werkzoekende ter vervanging van de werkzoekende wiens indienstneming beëindigt is.
  § 4. De vordering tot terugbetaling van de tegemoetkomingen is voorgeschreven per drie jaar vanaf de betaling.

Afdeling 2. Hulp aan de bedrijfsoprichting, -uitbreiding en -herschakeling.
Art.279. <ingevoegd bij BEWG 1987-09-24/31, art. 1, 066, Inwerkingtreding : 1987-11-17> De artikelen 76 tot 81 zijn niet meer van toepassing voor het Waalse Gewest.

Art.280. <ingevoegd bij BEWG 1987-09-24/31, art. 1, 066, Inwerkingtreding : 1987-11-17> De Dienst kan tussenkomen in de uitgaven verbonden aan de schifting en de opleiding van het personeel met het oog op de oprichting van een bedrijf, de uitbreiding of de herschakeling ervan.

Art.281. <ingevoegd bij BEWG 1987-09-24/31, art. 1, 066, Inwerkingtreding : 1987-11-17> De schifting van de werknemers wordt uitgevoerd in samenwerking met de openbare diensten voor arbeidsbemiddeling. Deze diensten kunnen de kandidaten aan een medisch of psychologisch onderzoek onderwerpen.
  De kandidaten die aan een onderzoek onderworpen geweest zijn kunnen de terugbetaling van de door hen medegedeelde verplaatsingskosten, aan de voorwaarden vastgesteld door de Minister, na advies van de Raad van beheer verkrijgen.
  De Minister kan eveneens bepalen, na advies van de Raad van beheer of de dienst zal tussenkomen in andere uitgaven aan de opleiding verbonden.

Art.282. <ingevoegd bij BEWG 1987-09-24/31, art. 1, 066, Inwerkingtreding : 1987-11-17> § 1. De Dienst is gemachtigd overeenkomsten met werkgevers betreffende de opleiding in hun bedrijf van de werknemers die zij tewerkstellen door een arbeidskontrakt van onbepaalde duur met het oog op de oprichting, de uitbreiding of de herschakeling ervan af te sluiten.
  De overeenkomst bepaald de voorwaarden en de duur van de bijdragen van de dienst in het loon vermeerderd met de maatschappelijke lasten en de verzekeringen voor arbeidsongevallen van het personeel belast met de opleiding en de ervan genietende werknemers.
  § 2. Indien de vervaardigingsmethoden of de procédés of andere technische redenen eisen dat één of meerdere werknemers de nodige opleiding in het buitenland verkrijgen of dat vreemde leiders of technici een opleiding in het bedrijf verzekeren kan de Raad van beheer evenals een bijdrage in de door de werkgever voor dit doel medegedeelde uitgaven voorstellen.

Art.283. <ingevoegd bij BEWG 1987-09-24/31, art. 1, 066, Inwerkingtreding : 1987-11-17> De bijdrage betreffende de opleidingsstage van werknemers in het buitenland en de uitgaven betreffende vreemde leiders houdt in, bovendien de lonen en lasten, de uitgaven verbonden aan de retourreizen (één per bestemmingsland voor de opgeleide werknemers) evenals de verblijfskosten en -vergoedingen.
  In vervallend geval, is de bijdrage voor de hierboven bedoelde kosten met uitzondering voor de reiskosten beperkt voor de aan het bedrijf vreemde leiders tot 28 850 F per week.
  Indien de leider andere lasten dan de opleiding van het personeel uitoefent kan enkel de bijdrage in de lonen en lasten in rekening genomen worden.

Art.284. <ingevoegd bij BEWG 1987-09-24/31, art. 1, 066, Inwerkingtreding : 1987-11-17> De bijdrage voor de leiders wordt berekend afhankelijk van het aantal weken van effectieve opleiding met inachtneming van het beroep en het aantal stagiairs die zij opleiden.
  Deze bijdrage is maximaal indien zij betrekking heeft op ten minste vijf werknemers, zo niet, wordt zij berekend naar verhouding van het aantal opgeleide werknemers.

Art.285. <ingevoegd bij BEWG 1987-09-24/31, art. 1, 066, Inwerkingtreding : 1987-11-17> Kunnen enkel genieten van een bijdrage de industriële bedrijven of die met een industrieel karakter waarvan een uitbatingszetel in het Waalse Gewest gelegen is, met uitzondering van :
  - dewelke activiteiten van de tertiaire sector in verband met de handel van verdeling van goederen en diensten, groot of klein, vervolgen;
  - dewelke een activiteit van productie en verdeling van energie hebben.
  De opleidingen waarvoor het bedrijf van de bijdragen van het Gewest kan genieten moeten een volstrekt technisch karakter bekleden met het oog op de inwerkingstelling van nieuwe procédés voor deze zetel die een opleiding van ten minste vier weken nodig maken indien zij plaats hebben in het bedrijf, verbonden of niet aan de voorbereiding van nieuwe produkten.
  De maximale opleidingsduur voor een werknemer is bepaald tot zesentwintig weken, of zij in het bedrijf of er buiten plaats heeft.
  De stage in het buitenland wordt enkel in acht genomen indien hij een minimale duur van vijf opeenvolgende dagen telt.
  De opgeleide werknemers moeten burger van een Lid-Staat van de E.E.G. zijn of werkelijk in het Waalse Gewest verblijven, minstens achttien jaar oud zijn en aan het bedrijf door een arbeidskontrakt van onbepaalde duur verbonden zijn.

Art.286. <ingevoegd bij BEWG 1987-09-24/31, art. 1, 066, Inwerkingtreding : 1987-11-17> Om van de bijdrage te kunnen genieten moet een nieuw bedrijf de instelling van ten minste vijf nieuwe betrekkingen als gevolg hebben.
  De investeringen uitgevoerd bij de uitbreiding van een bedrijf en die, hetzij de oprichting van een nieuwe afdeling in een bestaande maatschappij om andere produkten te vervaardigen, hetzij een verhoging van de capaciteit door toepassing van nieuwe technieken als gevolg hebben, moeten de bestaande tewerkstelling behouden.
  De uitvoering in een bedrijf of in een van zijn dochtermaatschappijen van investeringen met het oog op de herschakeling door de produktie van :
  - andere produkten door nieuwe technieken;
  - gelijkaardige produkten door andere technieken;
  - nieuwe produkten bestemd voor nieuwe markten, moeten het behouden van ten minste 80 pct. van de in het Waalse Gewest bestaande betrekkingen, hetzij in de maatschappij, hetzij in een van de dochtermaatschappijen als gevolg hebben wanneer deze investeringen er voor de herschakeling uitgevoerd worden.

Art.287. <ingevoegd bij BEWG 1987-09-24/31, art. 1, 066, Inwerkingtreding : 1987-11-17> De bijdrage is beperkt tot 50 pct. van de door de werkgever voorgelegde uitgaven en is vastgesteld op de maximumgrens van 5 miljoen franken.
  Deze maximumgrens kan overschreden worden :
  1° indien het een in het vorig artikel voorziene bedrijfsoprichting betreft, op voorwaarde dat het begin van zijn industriële activiteit noch door de overheveling van produktiewerknemers afkomstig uit een ander bedrijf welk deel heeft in het kapitaal van het nieuw bedrijf noch door beroep te doen op werknemers uitoefende dezelfde activiteit in dezelfde industriezone tot stand komt;
  2° indien een bedrijfsuitbreiding of -herschakeling een duidelijke verhoging van betrekkingen van minstens 25 pct. van het aantal ter plaatse opgeleide werknemers veroorzaakt.
  Het bedrijf verliest het voordeel van de bijdrage zonder begrenzing indien het de voorwaarden op het einde van de door de overeenkomst bepaalde operatie niet meer vervult.

Art.288. <ingevoegd bij BEWG 1987-09-24/31, art. 1, 066, Inwerkingtreding : 1987-11-17> De overeenkomst tot toekenning van de bijdrage begint, voor een maximale duur van twee jaar, ten vroegste op de datum waarop het bedrijf zijn basisaanvraag naar de Dienst heeft toegezonden en, ten laatste, op deze van het begin van de eerste opleiding.

Art.289. <ingevoegd bij BEWG 1987-09-24/31, art. 1, 066, Inwerkingtreding : 1987-11-17> § 1. De werkgever verstuurt deze basisaanvraag naar het centraal bestuur van de Dienst bij een ter post aangetekende brief.
  § 2. Hij doet aan de Dienst ten laatste bij het begin van de bedoelde industriële activiteit een kompleet dossier toekomen waarin hij vermeldt :
  1° de andere bijdragen of voordelen die hij bekomen of aangevraagd heeft bij de overheid met het oog op de oprichting, de uitbreiding of de herschakeling van zijn bedrijf;
  2° in geval van oprichting :
  a) de plaats waar het bedrijf gevestigd is of zal zijn;
  b) de aard van de activiteit van het bedrijf;
  c) de raming van het aantal werknemers die aangeworven zullen zijn evenals de spreiding van deze aanwervingen;
  d) de kwalificatie van deze werknemers, de aanduiding en, eventueel, de beschrijving van hun beroep;
  e) de voorziene arbeidsregeling en het bedrag van het loon en van de aangeboden voordelen;
  f) de aard en het plan van de investeringen verbonden aan de oprichting;
  3° in geval van uitbreiding :
  a) de firma en het adres van het bedrijf evenals de aard van zijn activiteit;
  b) de plaats waar de aan te werven werknemers hun activiteit zullen moeten uitoefenen;
  c) de raming van het aantal bijkomende werknemers die aangeworven zullen worden, evenals de spreiding van deze aanwervingen;
  d) de kwalificatie van deze werknemers en de beschrijving van hun beroep;
  e) de voorziene arbeidsregeling en het bedrag van het loon en van de aangeboden voordelen;
  f) de aard en het plan van de investeringen verbonden aan de uitbreiding;
  4° in geval van herschakeling :
  a) de firma en het adres van het bedrijf evenals de aard van zijn activiteit;
  b) de plaats waar de aan te werven werknemers hun activiteit zullen moeten uitoefenen;
  c) de noodzakelijkheid, het doel, de omvang en de financiering van de herschakeling;
  d) de voorziene duur van de herschakelingsoperaties en hun uitvoeringstempo;
  e) de raming van het aantal werknemers waarvan de tewerkstelling in het bedrijf tijdens de herschakelingsoperaties zal behouden worden;
  f) de raming van het aantal werknemers waarvan het werk tijdelijk verminderd of onderbroken zal zijn tijdens de herschakeling;
  g) de raming van het aantal en de beschrijving van de nieuwe voorziene betrekkingen;
  h) de spreiding van de verminderingen en van de nieuwe dienstbetrekkingen van het personeel;
  i) de verantwoording van de geschiktheid van een eventueel programma van beroepsopleiding; de raming van het aantal werknemers betrokken in deze opleiding en het nieuwe beroep dat zij zullen moeten uitoefenen;
  j) de aard en het plan van de investeringen verbonden aan de herschakeling.

Art.290. <ingevoegd bij BEWG 1987-09-24/31, art. 1, 066, Inwerkingtreding : 1987-11-17> De Raad van beheer beslist over de overeenstemming van de aanvragen tot bijdrage met de voorziene bepalingen, over het gevolg eraan te geven en bepaalt, in geval van voordelig gevolg, het maximum bedrag van de bijdrage, de begrotingstoerekening evenals het voorleggingstermijn door het bedrijf van de bewijsstukken.
  De Minister keurt de aanvragen goed. De Raad van beheer sluit de overeenkomsten.
  Geen gunstige beslissing kan genomen worden tenzij binnen de grenzen van de beschikbare begrotingsgrenzen.

Art.291. <ingevoegd bij BEWG 1987-09-24/31, art. 1, 066, Inwerkingtreding : 1987-11-17> De bijdragen voor de bedrijven waarvan de oprichting, de uitbreiding of de herschakeling het overschrijden van de in artikel 287 voorziene maximumgrens toelaat, zullen, in alle onderstelling, na beëindiging van de overeenkomst vereffend worden.

Art.292. <ingevoegd bij BEWG 1987-09-24/31, art. 1, 066, Inwerkingtreding : 1987-11-17> De vereffening van de bijdrage zal op voorlegging door het bedrijf van de in de overeenkomst opgesomde bewijsstukken plaats hebben.
  Deze stukken zullen op de dienst ingediend worden op een in de overeenkomst bepaalde datum. De overschrijding van de aldus zo voorziene vervaldag zal hetzij de teruginning van de reeds gestorte bijdragegedeelte, hetzij het niet-storten van de bijdrage als gevolg hebben.

Art.293. <ingevoegd bij BEWG 1987-09-24/31, art. 1, 066, Inwerkingtreding : 1987-11-17> De artikelen 76 tot 81 blijven de vóór de inwerkingtreding van de artikelen 279 tot 292 gesloten overeenkomsten regelen.
  De aanvragen ingediend vóór de inwerkingtreding van dit besluit blijven geldig en, in afwijking van artikel 289, § 2, kunnen de volledige dossiers ingediend worden na het begin van de bedoelde activiteit, ten laatste op 31 december 1987.

Afdeling 2bis. - Tijdelijke maatregelen inzake opleiding.
Onderafdeling 1. - Definities en gelijkstellingen.
Art.294. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/40, art. 1, 103; Inwerkingtreding : 05-03-1991; zal niet meer van kracht zijn vanaf 31-12-1992> § 1. Voor de toepassing van onderhavige afdeling wordt verstaan onder :
  1° de Dienst : de Gemeenschaps- en Gewestdienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling (FOREM);
  2° de Minister : de Minister van het Waalse Gewest tot wiens bevoegdheden de Tewerkstelling behoort;
  3° de werkzoekenden : de bij de diensten van de Dienst ingeschreven werkloze personen.
  § 2. Voor de toepassing van onderhavige afdeling worden gelijkgesteld met werkzoekende :
  1° de werkzoekende met een deeltijdse betrekking waarvan de duur gelijk of lager is dan het derde van de normale duur van een voltijds werk in het bedrijf waar hij in dienst is;
  2° de in artikelen 153bis, 155 en 155ter van onderhavig besluit bedoelde volledig uitkeringsgerechtigde niet-werkzoekende werkloze;
  3° de in artikel 171bis van onderhavig besluit bedoelde werkzoekende;
  4° de werkzoekende die een beroepsopleiding volgt dewelke ingericht of erkend is door de Dienst of door het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen.
  § 3. Voor de toepassing van onderhavige afdeling, worden niet als onderbreking van de inschrijvingsperiode bij de diensten van de Dienst aanzien :
  1° de periodes van inschrijvingsonderbreking die, gecumuleerd, niet langer dan 3 maanden zijn;
  2° de periodes die aanleiding gegeven hebben tot de betaling van een vergoeding bij toepassing van de wettelijke of reglementaire bepalingen inzake verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering;
  3° de periodes die aanleiding gegeven hebben tot de betaling van een vergoeding bij toepassing van een wettelijke of reglementaire bepaling inzake schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten.
  § 4. De periode van inschrijving als werkzoekende wordt onderbroken door :
  1° de periodes van gevangenisstraf in België;
  2° de periodes van oproep of wederoproep onder de wapens of van burgerlijke dienst.

Onderafdeling 2. - Toekenning van een indienstnemings- en opleidingspremie.
Art.295. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/40, art. 1, 103; Inwerkingtreding : 05-03-1991; zal niet meer van kracht zijn vanaf 31-12-1992> De in artikel 285 van onderhavig besluit bedoelde industriebedrijven die een in artikel 288 van hetzelfde besluit bedoelde opleidingspremie met de Dienst afgesloten hebben of zullen afsluiten kunnen van een premie genieten wanneer zij werkzoekenden in dienst nemen met het oog op hun opleiding.
  Deze indienstnemings- en opleidingspremie kan gecumuleerd worden met de in artikelen 279 tot 293 van hetzelfde besluit bedoelde tussenkomsten.

Art.296. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/40, art. 1, 103; Inwerkingtreding : 05-03-1991; zal niet meer van kracht zijn vanaf 31-12-1992> De Dienst is gemachtigd aanhangsels af te sluiten met de werkgevers bij de reeds vastgestelde overeenkomsten en die betrekking hebben op de opleiding, binnen hun bedrijf, van werkzoekenden indienstgenomen door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur, met het oog op de oprichting, de uitbreiding of de herschakeling ervan.
  Het aanhangsel bij de overeenkomst bepaalt de voorwaarden en de bedragen van de premies.

Art.297. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/40, art. 1, 103; Inwerkingtreding : 05-03-1991; zal niet meer van kracht zijn vanaf 31-12-1992> De in artikel 295 bedoelde premie bedraagt :
  1° 50 000 frank voor de indienstneming van één werkzoekende;
  2° 75 000 frank voor de indienstneming van één werkzoekende sinds ten minste zes ononderbroken maanden en sinds maximum één jaar;
  3° 100 000 frank voor de indienstneming van één werkzoekende sinds meer dan één ononderbroken jaar.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt de situatie van de werkzoekende in acht genomen op de dag van het begin van de kontraktuitvoering.

Art.298. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/40, art. 1, 103; Inwerkingtreding : 05-03-1991; zal niet meer van kracht zijn vanaf 31-12-1992> De in artikel 295, 1e lid, bedoelde opleidingsovereenkomsten zijn dewelke eindigen tussen 1 januari 1990 en 31 december 1992.

Art.299. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/40, art. 1, 103; Inwerkingtreding : 05-03-1991; zal niet meer van kracht zijn vanaf 31-12-1992> Het Beheerscomité van de Dienst beslist over de overeenstemming van de premieaanvragen, over het hun te geven gevolg en bepaalt hun bedrag en hun begrotingstoerekening.
  De Minister tot wiens bevoegdheden de tewerkstelling behoort beslist over de toekenning van de premies.
  Het Beheerscomité van de Dienst sluit de aanhangsels bij de overeenkomsten af.
  De premies worden toegekend binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten.

Art.300. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/40, art. 1, 103; Inwerkingtreding : 05-03-1991; zal niet meer van kracht zijn vanaf 31-12-1992> De betaling van de tussenkomst geschiedt na nazicht door de Dienst van de door het bedrijf overgemaakte bewijsstukken.

Onderafdeling 3. -Tussenkomst in de opleidingskosten van werknemers ter vervanging van het naar nieuwe productieuitrustingen overgedragen personeel.
Art.301. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/40, art. 1, 103; Inwerkingtreding : 05-03-1991; zal niet meer van kracht zijn vanaf 31-12-1992> De in artikel 295, 1e lid, bedoelde bedrijven kunnen een tussenkomst van de Dienst genieten in de selectie en de opleiding van het indienstgenomen personeel ter vervanging van de naar nieuwe productieuitrustingen overgedragen werknemers in het kader van een overeenkomst afgesloten overeenkomstig artikelen 279 tot 293 van het voormeld koninklijk besluit van 20 december 1963.

Art.302. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/40, art. 1, 103; Inwerkingtreding : 05-03-1991; zal niet meer van kracht zijn vanaf 31-12-1992> De Dienst is gemachtigd overeenkomsten af te sluiten met werkgevers betreffende de opleiding, binnen het bedrijf, van het in artikel 301 bedoelde personeel op voorwaarde dat zij werkzoekend zijn sinds minstens zes ononderbroken maanden wanneer de uitvoering van het kontrakt begint.
  De overeenkomst bepaalt de voorwaarden en de duur van de tussenkomst van de Dienst in de bezoldiging vermeerderd met de sociale lasten en de verzekeringen voor de werkongevallen van de instructeurs belast met de opleiding en van de werknemers die ervan genieten.

Art.303. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/40, art. 1, 103; Inwerkingtreding : 05-03-1991; zal niet meer van kracht zijn vanaf 31-12-1992> De tussenkomst voor de instructeurs is berekend naargelang het aantal weken effectieve opleiding, rekening houdend met het beroep, en het aantal stagiairs die zij opleiden.
  Deze tussenkomst is maximaal indien zij betrekking heeft op minstens vijf werknemers, zo niet wordt zij berekend naar evenredigheid van het aantal opgeleide werknemers.

Art.304. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/40, art. 1, 103; Inwerkingtreding : 05-03-1991; zal niet meer van kracht zijn vanaf 31-12-1992> De minimale en maximale opleidingsduur voor een werknemer zijn respectievelijk 4 en 18 weken.
  De opgeleide werknemers moeten burger zijn van een lid-Staat van de E.E.G. of werkelijk in het Waalse Gewest verblijven, minstens achttien jaar oud zijn en aan het bedrijf gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur.

Art.305. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/40, art. 1, 103; Inwerkingtreding : 05-03-1991; zal niet meer van kracht zijn vanaf 31-12-1992> De tussenkomst is beperkt tot 50 % van de door de werkgever voorgelegde uitgaven.

Art.306. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/40, art. 1, 103; Inwerkingtreding : 05-03-1991; zal niet meer van kracht zijn vanaf 31-12-1992> De overeenkomst houdende toekenning van de tussenkomst begint voor een maximale duur van twee jaar, ten vroegste op de datum waarop het bedrijf haar eerste aanvraag aan de Dienst gericht heeft en, laatstens op de datum van het begin van de eerste opleiding.

Art.307. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/40, art. 1, 103; Inwerkingtreding : 05-03-1991; zal niet meer van kracht zijn vanaf 31-12-1992> De in artikelen 289, 290 en 292 van onderhavig besluit voorziene vordering is toepasselijk op de aanvragen die door onderhavige onderafdeling geregeld worden.

Onderafdeling 4. - Aanzet tot indienstneming en opleiding van weinig gekwalificeerd personeel.
Art.308. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/40, art. 1, 103; Inwerkingtreding : 05-03-1991; zal niet meer van kracht zijn vanaf 31-12-1992> De in artikel 295, 1e lid, bedoelde bedrijven kunnen genieten van een tussenkomst van de Dienst in de uitgaven verbonden aan de selectie en de opleiding van het indienstgenomen personeel om een betrekking van verminderde kwalificatie te bekleden die rechtstreeks of onrechtstreeks verbonden is aan de toepassing van nieuwe technieken.

Art.309. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/40, art. 1, 103; Inwerkingtreding : 05-03-1991; zal niet meer van kracht zijn vanaf 31-12-1992> De Dienst is gemachtigd overeenkomsten af te sluiten met werkgevers betreffende de opleiding, binnen het bedrijf, van het in artikel 308 bedoelde personeel op voorwaarde dat zij werkzoekend zijn sinds minstens één jaar wanneer de uitvoering van het kontrakt begint.
  De overeenkomst bepaalt de voorwaarden en de duur van de tussenkomsten van de Dienst in de bezoldiging vermeerderd met de sociale lasten en de verzekeringen voor de werkongevallen van de instructeurs belast met de opleiding en van de werknemers die ervan genieten.

Art.310. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/40, art. 1, 103; Inwerkingtreding : 05-03-1991; zal niet meer van kracht zijn vanaf 31-12-1992> De tussenkomst voor de instructeurs is berekend naargelang het aantal weken effectieve opleiding, rekening houdend met het beroep, en het aantal stagiairs die zij opleiden.
  Deze tussenkomst is maximaal indien zij betrekking heeft op minstens vijf werknemers, zo niet wordt zij berekend naar evenredigheid van het aantal opgeleide werknemers.

Art.311. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/40, art. 1, 103; Inwerkingtreding : 05-03-1991; zal niet meer van kracht zijn vanaf 31-12-1992> De minimale en maximale opleidingsduur voor een werknemer zijn respectievelijk 2 en 13 weken.
  De opgeleide werknemers moeten burger zijn van een lid-Staat van de E.E.G. of werkelijk in het Waalse Gewest verblijven, minstens achttien jaar oud zijn en aan het bedrijf gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur.

Art.312. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/40, art. 1, 103; Inwerkingtreding : 05-03-1991; zal niet meer van kracht zijn vanaf 31-12-1992> De tussenkomst is beperkt tot 50 % van de door de werkgever voorgelegde uitgaven.

Art.313. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/40, art. 1, 103; Inwerkingtreding : 05-03-1991; zal niet meer van kracht zijn vanaf 31-12-1992> De overeenkomst houdende toekenning van de tussenkomst begint voor een maximale duur van twee jaar, ten vroegste op de datum waarop het bedrijf haar eerste aanvraag aan de Dienst gericht heeft en, laatstens op de datum van het begin van de eerste opleiding.

Art. 314. <ingevoegd bij BWG 1990-12-12/40, art. 1, 103; Inwerkingtreding : 05-03-1991; zal niet meer van kracht zijn vanaf 31-12-1992> De in artikelen 289, 290 en 292 van onderhavig besluit voorziene vordering is toepasselijk op de aanvragen die door onderhavige onderafdeling geregeld worden.