12 MAART 1946. - Besluit van de Regent tot bepaling der voorwaarden en der pleegvormen voor het bekomen, in geval van staking en lock-out, van toelagen voor onvrijwillige werkloosheid.
Art. 1-6
Artikel 1. De arbeiders, in staking of lock-out, kunnen met de onvrijwillige werklozen gelijkgesteld worden, wanneer de werkgever een werkstaking uitlokt door het invoeren, vóór de vaststelling, vanwege de bevoegde instanties, van de mislukking der verzoeningspoging, van de door het personeel verworpen nieuwe arbeids- en loonsvoorwaarden; wanneer hij het lock-out van zijn personeel verordent zonder vooraf tot de verzoeningprocedure zijn toevlucht te hebben genomen; wanneer hij verwaarloost vóór de instanties die hem zullen opgeroepen hebben, te verschijnen of zich daarbij te laten vertegenwoordigen; wanneer hij weigert de in verzoening getroffen overeenkomst of de scheidsrechterlijke uitspraak uit te voeren; wanneer de verzoeningsinstanties verklaren dat hij,door zijn houding,de verzoening onmogelijk heeft gemaakt. In soortgelijke gevallen en op verzoek te dien einde, uitdrukkelijk bij de (het beheerscomité van de (Rijksdienst voor arbeidsvoorziening)) door een arbeidersorganisatie ingediend, zullen de bij het conflict betrokken loonarbeiders, van de eerste dag van de werkstaking of van het lock-out af, binnen de bij het organiek besluit van de Regent van 26 mei 1945 <thans KB 20 december 1963>, tot inrichting van deze Dienst, voorziene perken en voorwaarden, de toelagen voor onvrijwillige werkloosheid mogen genieten. <KB 13 december 1951, art. 16> < W 14 februari 1961, art. 9>
Bedoelde toelagen zullen echter niet voor een langere periode dan één maand worden verleend, zonder dat er door de arbeiders beroep worde gedaan op de verzoeningsinstanties die overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 tussenbeide komen.
De toelagen van de (Rijksdienst voor arbeidsvoorziening) mogen worden uitgekeerd wanneer toelagen der syndicale werkstakingskas worden uitbetaald. <W 14 februari 1961, art. 9>
Art.2. Wanneer de arbeiders een lock-out uitlokken door de arbeidsvoorwaarden te wijzigen, alvorens de mislukking van de verzoeningspoging door de bevoegde instanties is vastgesteld; wanneer zij tot de werkstaking overgaan, zonder vooraf tot de verzoeningsprocedure hun toevlucht te hebben genomen of alvorens de mislukking van de verzoeningspoging door vermelde instanties was vastgesteld; wanneer zij verwaarlozen vóór de instanties, die ze zullen opgeroepen hebben, te verschijnen of zich daarbij te laten vertegenwoordigen; wanneer zij weigeren de in verzoening getroffen overeenkomst of de scheidsrechterlijke uitspraak uit te voeren; wanneer de verzoeningsinstanties verklaren dat zij door hun houding, de verzoening onmogelijk hebben gemaakt, zal de organisatie, die ze vertegenwoordigt, te rekenen van de eerste dag van de werkstaking of het lock-out, voor zes maanden, worden uitgesloten van het recht om het bij voorgaand artikel voorzien voordeel te genieten, tenzij zij er laat van blijken dat er,zonder haar akkoord of zonder haar steun, in werkstaking werd gegaan. Gaat het om een nationale of gewestelijke syndicale organisatie,dan wordt de uitsluitingsmaatregel slechts op de bij het conflict betrokken leden van de secties toegepast.
In geval van herhaling binnen het jaar, zal de duur der uitsluiting twaalf maanden bedragen.
De beslissing tot uitsluiting wordt door (het beheerscomité van de (Rijksdienst voor arbeidsvoorziening)) uitgesproken. <KB 13 december 1951, art. 16> <W 14 februari 1961, art. 9>
Art.3. Wanneer er bij (het beheerscomité van de (Rijksdienst voor arbeidsvoorziening)) een aanvraag om, overeenkomstig artikel 1 de werklozentoelagen te genieten, aanhangig, wordt gemaakt, doet het in toepassing van de voorschriften van artikel 75, 1°, van het organiek besluit van de Regent van 26 mei 1945 (thans K.B. 20 december 1963, art. 129) tot inrichting van vermelde (Dienst), uitspraak omtrent de aanvraag, onder voorbehoud dat volgende procedure vooraf werd nageleefd: <KB 13 december 1951, art. 16> <W 14 februari 1961, art. 9> <KB 13 december 1951, art. 16>
In geval van conflict wordt de betwisting aan de sociaal inspecteur voor het gebied van inrichting waarin het conflict ontstond, voorgelegd. Vermelde ambtenaar maakt gebruik van de bevoegdheid, die hem bij het besluit van de Regent van 3 juli 1945, houdende statuut van de sociaal inspecteurs, werd verleend; zo de verzoeningspoging mislukt, maakt hij het dossier, samen met de vaststelling van de mislukking, voor verzoening over aan het bevoegd paritair comité of aan het bestendig bureau ervan. Het paritair comité of het bestendig bureau zal trachten de partijen te verzoenen en zal, desgevallend, de mislukking van de verzoeningspoging vaststellen. In laatstvermelde eventualiteit zal door het comité of door het bureau, in de notulen aangeduid worden welke partij, door haar houding, de verzoening onmogelijk heeft gemaakt.
De betwisting kan eveneens onmiddelijk aan het paritair comité of het bestendig bureau worden voorgelegd.
Art.4. Ten einde (het beheerscomité van de (Rijksdienst voor arbeidsvoorziening)) in de mogelijkheid te stellen de hem door bovenstaande artikelen 2 en 3 toevertrouwde opdracht te vervullen, maakt het paritair comité of het bestendig bureau hem, op zijn verzoek het dossier omtrent het conflict, de notulen inbegrepen, over. <KB 13 december 1951, art. 16> <W 14 februari 1961, art. 9>
Vooraleer over de hem voorgelegde gevallen uitspraak te doen, mag (het beheerscomité van de (Rijksdienst voor arbeidsvoorziening)) desnoods, maar zonder van de grond van de zaak kennis te nemen, alle aanvullende onderzoeks- of andere maatregelen, die hij zal nuttig oordelen, treffen. <KB 13 december 1951, art. 16> <W 14 februari 1961, art. 9>
Art.5. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 6. De Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg wordt belast met de uitvoering van dit besluit.