23 MAART 2019. - Wet tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-04-2019 en tekstbijwerking tot 28-11-2023)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Diverse bepalingen.
Afdeling I. - Wijziging van het Gerechtelijk Wetboek.
Art. 3-6
Afdeling II. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen.
Art. 7
Afdeling III. - Wijziging van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en houdende diverse bepalingen.
Art. 8-10
Afdeling IV. - Wijziging van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen.
Art. 11-12
Afdeling V. - Wijziging van de wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht.
Art. 13-19
Afdeling VI. - Wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen.
Art. 20-21
Afdeling VII. - Wijziging van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen
Art. 22-23
Afdeling VIII. - Wijziging van de wet van 20 juli 1955 houdende instelling van een Nationale Raad voor Coöperatie.
Art. 24-25
Afdeling IX. - Wijziging van de wet van 6 mei 1999 ter bevordering van de oprichting van burgerlijke bosgroeperingsvennootschappen.
Art. 26
Afdeling X. - Wijziging van het Wetboek van economisch recht.
Art. 27-30
Afdeling XI. - Terminologische wijzigingen.
Art. 31
Afdeling XII. - Verwijzingen.
Art. 32
Afdeling XIII. - Machtiging aan de Koning met het oog op het inpassen van nieuwe technologie.
Art. 33
HOOFDSTUK IV. - Opheffingsbepalingen. - Overgangsregeling. - Inwerkingtreding. - Bevoegdheidstoewijzing.
Afdeling I. - Opheffingsbepalingen.
Art. 34-37
Afdeling II. - Overgangsregeling en inwerkingtreding.
Art. 38-44
Afdeling III. - Bevoegdheidstoewijzing.
Art. 45
Bijlage.
N. [1 Bijlage - Omzettingstabel]1
1898033150 1921062701 1934102450 1955072010 1989009845 1999003330 1999A09646 2004009511 2007003184 2007003215 2014003194 2016011092
2019013405 2019014460 2019014739 2019041269 2020040066 2021021432 2021021521
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid zoals bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
HOOFDSTUK II. - Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen
Art.2. De hiernavolgende bepalingen vormen het Wetboek van vennootschappen en verenigingen:
"WETBOEK VAN VENNOOTSCHAPPEN EN VERENIGINGEN
(NOTA : voor het Wetboek, zie 2019-03-23/09)
HOOFDSTUK III. - Diverse bepalingen.
Afdeling I. - Wijziging van het Gerechtelijk Wetboek.
Art.3. In artikel 574, 12° van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 februari 1999, worden de woorden "43bis en 124ter van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935." vervangen door de woorden "5:28, 5:49, 6:27, 7:33 en 7:61 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;".
Art.4. In artikel 588 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepaling onder 17°, ingevoegd bij de wet van 8 juni 2008, wordt vervangen als volgt:
"17° op de vorderingen ingesteld op grond van artikel 12:114, § 2, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;";
2° de bepaling onder 19°, ingevoegd bij de wet van 22 april 2012, wordt vervangen als volgt:
"19° op de vorderingen tot bevestiging en homologatie van de aanstelling van de vereffenaars bedoeld in artikel 2:84 of 2:119 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en op de vorderingen tot vervanging van de vereffenaar bedoeld in de artikelen 2:86 en 2:120 van hetzelfde wetboek;"
Art.5. In artikel 764 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de bepaling onder 9°, hersteld bij de wet van 17 mei 2017 tot wijziging van diverse wetten met het oog op de aanvulling van de gerechtelijke ontbindingsprocedure van vennootschappen, worden de woorden "artikel 182, § 3, van het Wetboek van vennootschappen" vervangen door de woorden "artikel 2:74 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen" en worden de woorden "bedoeld in artikel 182 van het Wetboek van vennootschappen" vervangen door de woorden "bedoeld in artikel 2:74 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen";
2° in de bepaling onder 9° bis, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017 houdende invoeging van het Boek XX "Insolventie van ondernemingen", in het Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van de definities eigen aan boek XX, en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan boek XX, in het boek I van het Wetboek van economisch recht, worden de woorden "artikelen 18, eerste lid, 4°, en 39, eerste lid, 5°, van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen" vervangen door de woorden "de artikelen 2:113, § 1, 4°, en 2:114, § 1, 5°, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen".
Art.6. Artikel 1128, derde lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 29 juni 1993 en gewijzigd bij de wet van 13 april 1995, wordt vervangen als volgt:
"Na het verstrijken van een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de bekendmaking van de rechterlijke beslissing, gedaan overeenkomstig artikel 2:14, 2:15, 2:16 of 2:17 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, is niet meer ontvankelijk het derdenverzet tegen een rechterlijke beslissing:
1° tot nietigverklaring van een rechtspersoon;
2° tot nietigverklaring van een statutenwijziging;
3° tot nietigverklaring van een fusie of splitsing van een vennootschap;
4° tot nietigverklaring van een rechtshandeling bedoeld in artikel 12:2, 12:3, 12:4 of 12:5 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;
5° tot nietigverklaring van een besluit van een orgaan van een rechtspersoon;
6° van een ontbinding of van de sluiting van de vereffening van een rechtspersoon uitgesproken krachtens artikelen 2:74, 2:75, 2:81 en 2:101 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;
7° van een overdracht of uittreding krachtens de artikelen 2:60 tot 2:69, of van een beslissing over de voorwaarden van een overname krachtens de artikelen 5:69 en 7:82 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.".
Afdeling II. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen.
Art.7. In artikel 3quater, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen, ingevoegd bij de wet van 17 mei 2017, worden de woorden "artikel 182/1 van het Wetboek van vennootschappen" vervangen door de woorden "artikel 2:90 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen".
Afdeling III. - Wijziging van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en houdende diverse bepalingen.
Art.8. In titel II van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en houdende diverse bepalingen wordt een hoofdstuk VI/1 ingevoegd, luidende "Sancties".
Art.9. In hoofdstuk VI/1, ingevoegd bij artikel 8, wordt een artikel 25/1 ingevoegd, luidende:
"Art. 25/1. Niemand kan op de algemene vergadering van een vennootschap waarvan de statutaire zetel in België is gelegen aan de stemming deelnemen voor meer stemrechten dan die verbonden aan de effecten waarvan hij, overeenkomstig de bepalingen die voorafgaan, minstens twintig dagen voor de datum van de algemene vergadering kennis heeft gegeven. De stemrechten verbonden aan die effecten worden opgeschort.
Het eerste lid is niet van toepassing:
1° op de effecten waaraan stemrechten van minder dan 5 % van het stemrechtentotaal op de datum van de algemene vergadering zijn verbonden of op een lager quotum dat in de statuten als kennisgevingsdrempel conform artikel 18 is bepaald;
2° op de effecten waaraan stemrechten verbonden zijn die tussen twee opeenvolgende drempels van vijf punten zoals bedoeld in artikel 6, § 1, of tussen twee opeenvolgende drempels bepaald in de statuten conform artikel 18 begrepen zijn;
3° op de effecten waarop is ingeschreven met uitoefening van een voorkeurrecht, op de effecten verworven door erfopvolging of ingevolge fusie, splitsing of vereffening, evenmin als op de effecten verworven in het kader van een openbaar koopaanbod uitgebracht in overeenstemming met de bepalingen van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen; en
4° op de effecten waarvan werd kennisgegeven door een volmachtdrager met toepassing van artikel 7, eerste lid, 5°, op voorwaarde dat de betrokken volmachtgever of volmachtgevers ofwel zelf minstens twintig dagen voor de datum van de algemene vergadering een kennisgeving hebben gedaan voor de betrokken stemrechtverlenende effecten, ofwel zelf niet verplicht zijn om een kennisgeving te doen voor de betrokken stemrechtverlenende effecten.".
Art.10. In hetzelfde hoofdstuk VI/1 wordt een artikel 25/2 ingevoegd, luidende:
"Art. 25/2. § 1. Indien de krachtens deze wet vereiste kennisgevingen niet werden verricht volgens de modaliteiten en binnen de termijnen zoals voorgeschreven, kan de voorzitter van de ondernemingsrechtbank van het rechtsgebied waarbinnen de vennootschap haar zetel heeft, recht doende als in kort geding:
1° de uitoefening van alle of een deel van de aan de betrokken effecten verbonden rechten voor een periode van ten hoogste één jaar opschorten;
2° gedurende de termijn die hij vaststelt, een reeds bijeengeroepen algemene vergadering opschorten;
3° onder zijn toezicht de verkoop van de bewuste effecten aan een derde, die niet met de huidige aandeelhouder verbonden is, bevelen binnen een termijn die hij vaststelt en die kan worden verlengd.
§ 2. De procedure wordt ingesteld door een dagvaarding uitgaande van de vennootschap of van één of meer stemgerechtigde aandeelhouders. Wanneer het voorwerp van de vraag de opschorting van een reeds bijeengeroepen algemene vergadering betreft, kan de procedure eveneens ingesteld worden door de persoon wiens effecten het voorwerp zijn van een vraag of beslissing tot opschorting van alle of een deel van de aan de betrokken effecten verbonden rechten.
Wanneer het voorwerp van de vraag de opschorting betreft, overeenkomstig paragraaf 1, 1°, van alle of een deel van de rechten verbonden aan de betrokken effecten, moet zij, indien een kennisgeving is verricht, op straffe van onontvankelijkheid, uiterlijk vijftien dagen na de betekening van de kennisgeving worden ingediend.
De voorzitter kan de opheffing van de door hem bevolen maatregelen toestaan op vraag van één der belanghebbenden en na de personen die de zaak bij hem aanhangig hebben gemaakt alsook de vennootschap te hebben gehoord.".
Afdeling IV. - Wijziging van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen.
Art.11. Artikel 5 van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen laatstelijk gewijzigd bij de wet van 11 juli 2018 wordt aangevuld met vier leden, luidende:
"Voor de toepassing van de percentages bedoeld in het eerste en tweede lid en in de koninklijke besluiten genomen in uitvoering van deze wet, wordt rekening gehouden met het aantal effecten met stemrecht en niet met het aantal stemrechten. Er wordt derhalve geen rekening gehouden met het in artikel 7:53 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bedoelde dubbel stemrecht.
De niet genoteerde vennootschappen waarvan de effecten zijn toegelaten op een multilaterale handelsfaciliteit, die de Koning overeenkomstig het tweede lid heeft aangeduid, zijn aan de dwingende regeling van het stemrecht in genoteerde vennootschappen onderworpen. Deze vennootschappen kunnen derhalve, ongeacht hun rechtsvorm, artikel 7:53 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen toepassen, met uitsluiting van enige andere vorm van meervoudig stemrecht.
Wanneer ten gevolge van een openbaar overnamebod, de bieder ten minste twee derde van de effecten met stemrecht verwerft van een vennootschap waarvan de statuten voorzien in een dubbel stemrecht als bedoeld in artikel 7:53 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, kan deze bieder, binnen één maand na de in artikel 32 van het koninklijk besluit van 27 april 2007 op de openbare overnamebiedingen voorgeschreven bekendmaking van de resultaten van het bod, de bijeenroeping vragen, binnen drie weken van dit verzoek, van een buitengewone algemene vergadering om de statutaire bepaling te schrappen die in het dubbel stemrecht voorziet. Op die algemene vergadering zullen de effecten waaraan een dubbel stemrecht is verbonden slechts recht geven op één stem.
De afschaffing van het dubbel stemrecht door deze algemene vergadering zal geen recht geven op enige financiële vergoeding.".
Art.12. Artikel 46, paragraaf 1, 4° en 5°, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt:
"4° op een algemene vergadering, bijeengeroepen tijdens de biedperiode en waar inzonderheid het nemen van beschermingsmaatregelen wordt geagendeerd, stemrechtbeperkingen bepaald in zowel de statuten als in overeenkomsten met en tussen effectenhouders, niet gelden en tijdens deze algemene vergadering aan effecten met meervoudig stemrecht slechts één stem is verbonden;
5° wanneer de bieder ten gevolge van een bod in het bezit komt van minstens 75 % van het kapitaal waaraan stemrecht is verbonden, de in 3° en 4°, bedoelde overdrachtsbeperkingen of stemrechtbeperkingen, inclusief meervoudig stemrecht, of buitengewone statutaire rechten van aandeelhouders ten aanzien van benoeming of ontslag van leden van het bestuursorgaan, niet gelden op de eerste algemene vergadering die op verzoek van de bieder ten vroegste twee weken, en uiterlijk twee maanden na de bekendmaking van de resultaten van het openbaar bod wordt bijeengeroepen om de statuten te wijzigen of leden van het bestuursorgaan te benoemen of te ontslaan, en tijdens deze algemene vergadering aan effecten met meervoudig stemrecht slechts één stem is verbonden.".
Afdeling V. - Wijziging van de wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht.
Art.13. In artikel 109 van de wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de woorden "de voornaamste vestiging of" worden opgeheven;
2° het artikel wordt aangevuld met de volgende zin:
"De Belgische rechters zijn, niettegenstaande andersluidend beding, evenwel steeds bevoegd kennis te nemen van vorderingen die de aansprakelijkheid van de bestuurders van de rechtspersoon als bedoeld in artikel 2:56, eerste lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen tegenover anderen dan de rechtspersoon of zijn vennoten of aandeelhouders of leden betreffen, voor gedragingen in het kader van de uitoefening van de bestuursfunctie, indien de voornaamste vestiging van de rechtspersoon zich in België bevindt, terwijl de statutaire zetel van de rechtspersoon zich in een staat buiten de Europese Unie bevindt en de rechtspersoon slechts een formele band met die staat heeft.".
Art.14. Artikel 110 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt:
"Art. 110. Rechtspersonen worden beheerst door het recht van de Staat waar hun statutaire zetel is gelegen.".
Art.15. In artikel 111, § 1, van dezelfde wet wordt in de bepaling onder 9° het woord "vennootschapsrecht" vervangen door het woord "rechtspersonenrecht".
Art.16. In artikel 112 van dezelfde wet worden de woorden "voornaamste vestiging" twee maal vervangen door de woorden "statutaire zetel".
Art.17. In artikel 114 van dezelfde wet wordt het woord "titels" vervangen door het woord "effecten".
Art.18. In artikel 115 van dezelfde wet worden de woorden "voornaamste vestiging" vervangen door de woorden "statutaire zetel".
Art.19. In artikel 119, § 1, tweede lid, van dezelfde wet, worden de woorden "4, § 2, (a) tot (m)" vervangen door de woorden "7, § 2, (a) tot (m)".
Afdeling VI. - Wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen.
Art.20. Artikel 24, § 1, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, wordt vervangen als volgt:
" § 1. Iedere kredietinstelling die is opgericht als naamloze vennootschap richt een directiecomité op dat de bevoegdheden heeft van de directieraad zoals bepaald in artikel 7:104 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, en dat uitsluitend is samengesteld uit leden van de raad van bestuur.".
Art.21. In dezelfde wet wordt een artikel 24bis ingevoegd, luidende:
"Art. 24bis. § 1. Wanneer een lid van het directiecomité een rechtstreeks of onrechtstreeks belang van vermogensrechtelijke aard heeft dat strijdig is met het belang van de kredietinstelling naar aanleiding van een beslissing of een verrichting die tot de bevoegdheid behoort van het directiecomité, moet het betrokken lid dit mededelen aan de andere leden vóór het directiecomité een besluit neemt. Zijn verklaring en toelichting over de aard van dit strijdig belang worden opgenomen in de notulen van de vergadering van het directiecomité dat de beslissing moet nemen. Het directiecomité mag deze beslissing niet delegeren.
Het directiecomité omschrijft in de notulen de aard van de in het eerste lid bedoelde beslissing of verrichting en de vermogensrechtelijke gevolgen ervan voor de kredietinstelling en verantwoordt het genomen besluit, en bezorgt een kopie van deze notulen aan de raad van bestuur tijdens zijn volgende vergadering. In het jaarverslag als bedoeld in artikel 3:5 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen wordt dit deel van de notulen in zijn geheel opgenomen.
De notulen van de vergadering van het directiecomité worden aan de commissaris meegedeeld. In het in artikel 3:74 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bedoelde verslag beoordeelt de commissaris, in een afzonderlijke sectie, de vermogensrechtelijke gevolgen voor de kredietinstelling van de besluiten van het directiecomité, zoals door hem omschreven, waarvoor een strijdig belang als bedoeld in het eerste lid bestaat.
Het lid met een belangenconflict als bedoeld in het eerste lid mag niet deelnemen aan de beraadslagingen van het directiecomité over deze verrichtingen of beslissingen, noch aan de stemming in dat verband. Wanneer alle leden een belangenconflict hebben, wordt de beslissing of de verrichting aan de raad van bestuur voorgelegd; ingeval de raad van bestuur de beslissing of de verrichting goedkeurt, kan het directiecomité ze uitvoeren.
§ 2. Onverminderd het recht voor de in de artikelen 2:44 en 2:46 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen genoemde personen om de nietigheid of de opschorting van het besluit van het directiecomité te vorderen, kan de kredietinstelling de nietigheid vorderen van besluiten of verrichtingen die hebben plaatsgevonden met overtreding van de in dit artikel bepaalde regels, indien de wederpartij bij die beslissingen of verrichtingen van die overtreding op de hoogte was of had moeten zijn.
§ 3. Paragraaf 1 is niet van toepassing wanneer de beslissingen of verrichtingen die tot de bevoegdheid behoren van het directiecomité, betrekking hebben op beslissingen of verrichtingen die tot stand zijn gekomen tussen vennootschappen, waaronder de kredietinstelling, waarvan de ene rechtstreeks of onrechtstreeks ten minste 95 % bezit van de stemmen verbonden aan het geheel van de door de andere uitgegeven effecten, dan wel tussen vennootschappen, waaronder de kredietinstelling, waarvan ten minste 95 % van de stemmen verbonden aan het geheel van de door elk van hen uitgegeven effecten in het bezit zijn van een andere vennootschap.
Bovendien is paragraaf 1 niet van toepassing wanneer de beslissingen van het directiecomité betrekking hebben op gebruikelijke verrichtingen die plaatshebben onder de voorwaarden en tegen de zekerheden die op de markt gewoonlijk gelden voor soortgelijke verrichtingen.".
Afdeling VII. - Wijziging van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen
Art.22. Artikel 45, § 1, eerste lid, van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen wordt vervangen als volgt:
" § 1. Iedere verzekerings- of herverzekeringsonderneming die is opgericht als naamloze vennootschap richt een directiecomité op dat de bevoegdheden heeft van de directieraad zoals bepaald in artikel 7:104 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.".
Art.23. In dezelfde wet wordt een artikel 45bis ingevoegd, luidende:
"Art. 45bis. § 1. Wanneer een lid van het directiecomité een rechtstreeks of onrechtstreeks belang van vermogensrechtelijke aard heeft dat strijdig is met het belang van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming naar aanleiding van een beslissing of een verrichting die tot de bevoegdheid behoort van het directiecomité, moet het betrokken lid dit mededelen aan de andere leden vóór het directiecomité een besluit neemt. Zijn verklaring en toelichting over de aard van dit strijdig belang worden opgenomen in de notulen van de vergadering van het directiecomité dat de beslissing moet nemen.
Het directiecomité mag deze beslissing niet delegeren. Het directiecomité omschrijft in de notulen de aard van de in het eerste lid bedoelde beslissing of verrichting en de vermogensrechtelijke gevolgen ervan voor de verzekerings- of herverzekeringsonderneming en verantwoordt het genomen besluit, en bezorgt een kopie van deze notulen aan de raad van bestuur tijdens zijn volgende vergadering. In het jaarverslag als bedoeld in artikel 3:5 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen wordt dit deel van de notulen in zijn geheel opgenomen.
De notulen van de vergadering van het directiecomité worden aan de commissaris meegedeeld. In het in artikel 3:74 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bedoelde verslag beoordeelt de commissaris, in een afzonderlijke sectie, de vermogensrechtelijke gevolgen voor de verzekerings- of herverzekeringsonderneming van de besluiten van het directiecomité, zoals door hem omschreven, waarvoor een strijdig belang als bedoeld in het eerste lid bestaat.
Het lid met een belangenconflict als bedoeld in het eerste lid mag niet deelnemen aan de beraadslagingen van het directiecomité over deze verrichtingen of beslissingen, noch aan de stemming in dat verband. Wanneer alle leden een belangenconflict hebben, wordt de beslissing of de verrichting aan de raad van bestuur voorgelegd; ingeval de raad van bestuur de beslissing of de verrichting goedkeurt, kan het directiecomité ze uitvoeren.
§ 2. Onverminderd het recht voor de in de artikelen 2:44 en 2:46 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen genoemde personen om de nietigheid of de opschorting van het besluit van het directiecomité te vorderen, kan de verzekerings- of herverzekeringsonderneming de nietigheid vorderen van besluiten of verrichtingen die hebben plaatsgevonden met overtreding van de in dit artikel bepaalde regels, indien de wederpartij bij die beslissingen of verrichtingen van die overtreding op de hoogte was of had moeten zijn.
§ 3. Paragraaf 1 is niet van toepassing wanneer de beslissingen of verrichtingen die tot de bevoegdheid behoren van het directiecomité, betrekking hebben op beslissingen of verrichtingen die tot stand zijn gekomen tussen vennootschappen, waaronder de verzekerings- of herverzekeringsonderneming, waarvan de ene rechtstreeks of onrechtstreeks ten minste 95 % bezit van de stemmen verbonden aan het geheel van de door de andere uitgegeven effecten, dan wel tussen vennootschappen, waaronder de verzekerings- of herverzekeringsonderneming, waarvan ten minste 95 % van de stemmen verbonden aan het geheel van de door elk van hen uitgegeven effecten in het bezit zijn van een andere vennootschap.
Bovendien is paragraaf 1 niet van toepassing wanneer de beslissingen van het directiecomité betrekking hebben op gebruikelijke verrichtingen die plaatshebben onder de voorwaarden en tegen de zekerheden die op de markt gewoonlijk gelden voor soortgelijke verrichtingen.".
Afdeling VIII. - Wijziging van de wet van 20 juli 1955 houdende instelling van een Nationale Raad voor Coöperatie.
Art.24. Het opschrift van de wet van 20 juli 1955 houdende instelling van een Nationale Raad voor Coöperatie wordt vervangen als volgt:
"Wet van 20 juli 1955 houdende instelling van een Nationale Raad voor Coöperatie, het Sociaal Ondernemerschap en de Landbouwonderneming".
Art.25. In de artikelen 1, 1/1, 2, 3, 4, 4/1, 5 en 9 van dezelfde wet, vervangen, respectievelijk ingevoegd bij de wet van 12 juli 2003, worden de woorden "Nationale Raad voor de Coöperatie" vervangen door de woorden "Nationale Raad voor Coöperatie, het Sociaal Ondernemerschap en de Landbouwonderneming".
Afdeling IX. - Wijziging van de wet van 6 mei 1999 ter bevordering van de oprichting van burgerlijke bosgroeperingsvennootschappen.
Art.26. Artikel 2 van de wet van 6 mei 1999 ter bevordering van de oprichting van burgerlijke bosgroeperingsvennootschappen wordt vervangen als volgt:
"Voor de toepassing van deze wet wordt onder bosgroeperingsvennootschap verstaan elke vennootschap als bedoeld in artikel 8:1 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.".
Afdeling X. - Wijziging van het Wetboek van economisch recht.
Art.27. Artikel I.1, eerste lid, van het Wetboek van economisch recht wordt aangevuld met de bepalingen onder 16° en 17°, luidende:
"16° omzet voor de ondernemingen die in toepassing van artikel III.85 een vereenvoudigde boekhouding voeren: het bedrag van de andere dan niet-recurrente ontvangsten;
17° balanstotaal voor de ondernemingen die in toepassing van artikel III.85 een vereenvoudigde boekhouding voeren: het grootste van de twee bedragen vermeld onder de bezittingen en de schulden."
Art.28.
<Opgeheven bij W 2019-03-17/14, art. 117, 002; Inwerkingtreding : 30-04-2019>
Art.29. Artikel III.85, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 15 april 2018, wordt vervangen als volgt:
" § 2. De verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de internationale verenigingen zonder winstoogmerk die niet meer dan één van de criteria vermeld in paragraaf 2 van de respectievelijke artikelen 3:47 en 3:51 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen overschrijden, behoeven geen boekhouding te voeren volgens de voorschriften van de artikelen III.83 en III.84 wanneer de verrichtingen die betrekking hebben op mutaties in contant geld of op rekeningen zonder uitstel, getrouw en volledig en naar tijdsorde ingeschreven worden in een ongesplitst dagboek volgens het model door de Koning bepaald.".
Art.30. In artikel XX.225, § 2, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "of wanneer het een vzw, ivzw of stichting betreft die een vereenvoudigde boekhouding voert, overeenkomstig de artikelen 17, 37 en 53 van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen" opgeheven.
Afdeling XI. - Terminologische wijzigingen.
Art.31. Vanaf de datum dat de wet op hen van toepassing wordt moet het begrip "landbouwvennootschap" bedoeld in artikel 789 van het Wetboek van vennootschappen in alle wetten worden verstaan als "vennootschap erkend als landbouwonderneming als bedoeld in artikel 8:2 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen".
Vanaf de datum dat de wet op hen van toepassing wordt, worden in alle wetten de woorden "gewone commanditaire vennootschap", "besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid", "coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid", "V.O.F.", "Comm.V", "BVBA" en "CVBA" respectievelijk vervangen door de woorden "commanditaire vennootschap", "besloten vennootschap", "coöperatieve vennootschap", "VOF", "CommV", "BV" en "CV".
Afdeling XII. - Verwijzingen.
Art.32. De Koning kan de verwijzingen in wetten en koninklijke besluiten naar bepalingen die in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen werden opgenomen, aanpassen, met behulp van de bijgevoegde concordantietabel.
Afdeling XIII. - Machtiging aan de Koning met het oog op het inpassen van nieuwe technologie.
Art.33. De Koning kan de maatregelen nemen die nodig zijn om het gebruik van nieuwe technologieën mogelijk te maken voor de registratie van verrichtingen met effecten of voor aanpassingen van het vennootschapsregister, met inbegrip van de opheffing, aanvulling, wijziging of vervanging van de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen of andere wetsbepalingen.
HOOFDSTUK IV. - Opheffingsbepalingen. - Overgangsregeling. - Inwerkingtreding. - Bevoegdheidstoewijzing.
Afdeling I. - Opheffingsbepalingen.
Art.34. Onverminderd afdeling II, wordt het Wetboek van vennootschappen opgeheven.
Art.35. Onverminderd afdeling II, wordt de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen opgeheven.
Art.36. De wet van 31 maart 1898 op de beroepsverenigingen wordt opgeheven.
Art.37. De wet van 12 juli 1989 houdende verscheidene maatregelen tot toepassing van de Verordening (EEG) nr. 2137/85 van de Raad van 25 juli 1985 tot instelling van Europese economische samenwerkingsverbanden wordt opgeheven.
Afdeling II. - Overgangsregeling en inwerkingtreding.
Art.38. Deze wet treedt in werking op 1 mei 2019.
Artikel 2:4, vijfde lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, zoals ingevoegd bij artikel 2, heeft uitwerking met ingang van 31 december 2018.
Art.39.§ 1. Op de vennootschappen, verenigingen en stichtingen die bestaan op de dag van de inwerkingtreding van deze wet is het Wetboek van vennootschappen en verenigingen voor het eerst van toepassing op 1 januari 2020. Vennootschappen en verenigingen met rechtspersoonlijkheid, en stichtingen worden geacht te bestaan vanaf de dag waarop zij rechtspersoonlijkheid hebben verkregen.
Vanaf de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad kunnen de in het eerste lid bedoelde vennootschappen, verenigingen en stichtingen evenwel beslissen de bepalingen van hetzelfde Wetboek toe te passen vóór 1 januari 2020. Deze beslissing vereist een statutenwijziging. Als een in het eerste lid bedoelde vennootschap, vereniging of stichting van deze mogelijkheid gebruik maakt, dient zij haar statuten aan de bepalingen van het Wetboek aan te passen en wordt het Wetboek op haar van toepassing vanaf de dag van de bekendmaking van deze statutenwijziging maar ten vroegste op 1 mei 2019.
De in het eerste lid bedoelde vennootschappen, verenigingen en stichtingen moeten hun statuten in overeenstemming brengen met de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen ter gelegenheid van de eerstvolgende statutenwijziging na 1 januari 2020, tenzij deze statutenwijziging voortvloeit uit de toepassing van het toegestane kapitaal, de uitoefening van inschrijvingsrechten of de conversie van converteerbare obligaties. In ieder geval moeten de statuten uiterlijk op 1 januari 2024 met de bepalingen van hetzelfde Wetboek in overeenstemming worden gebracht. De leden van het bestuursorgaan zijn persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de schade geleden door de vennootschap, vereniging of stichting, of door derden ten gevolge van de niet-nakoming van deze verplichting.
§ 2. Vanaf 1 januari 2020 of, voor de vennootschappen, verenigingen of stichtingen die van de in paragraaf 1, tweede lid bedoelde mogelijkheid hebben gebruik gemaakt, vanaf de dag van de bekendmaking van de in dat lid bedoelde statutenwijziging, zijn de dwingende bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van toepassing. Statutaire bepalingen die in strijd zijn met deze dwingende bepalingen worden vanaf die dag voor niet geschreven gehouden. De aanvullende bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen worden slechts van toepassing in zoverre zij niet door statutaire clausules worden uitgesloten.
[1 Vanaf die dag worden de volgende benamingen en afkortingen van vennootschapsvormen van rechtswege als volgt gelezen, ongeacht of de statuten in overeenstemming zijn gebracht met de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen: de benaming "gewone commanditaire vennootschap" als "commanditaire vennootschap", "besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid" als "besloten vennootschap", "coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid" als "coöperatieve vennootschap" voor zover de vennootschap aan de definitie van coöperatieve vennootschap van artikel 6:1 van het Wetboek beantwoordt, de afkorting V.O.F. als VOF, Comm.V. als CommV, BVBA als BV, CVBA als CV voor zover zij aan de definitie van cooperatieve vennootschap van artikel 6:1 van het Wetboek beantwoordt.]1
Vanaf die dag worden het volgestort gedeelte van het kapitaal en de wettelijke reserve van de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en het volgestorte gedeelte van het vaste gedeelte van het kapitaal en de wettelijke reserve van de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid [1 die aan de definitie van coöperatieve vennootschap van artikel 6:1 van het Wetboek beantwoorden]1, van rechtswege en zonder vervulling van enige formaliteit, omgevormd in een statutair onbeschikbare eigen vermogensrekening. Het niet gestorte gedeelte van het kapitaal in de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en het niet gestorte gedeelte van het vaste gedeelte van het kapitaal in de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid worden op dezelfde wijze omgevormd in een eigen vermogensrekening "niet-opgevraagde inbrengen". Bij volstorting worden de gestorte bedragen geboekt op de onbeschikbare eigen vermogensrekening.
§ 3. De artikelen 524bis en 524ter van het Wetboek van vennootschappen blijven van toepassing op de directiecomités die overeenkomstig deze bepalingen werden opgericht, tot de dag waarop de betrokken vennootschappen hun statuten overeenkomstig paragraaf 1, tweede of derde lid, hebben aangepast.
§ 4. Zolang een VZW of IVZW haar voorwerp niet heeft gewijzigd, mag zij slechts activiteiten uitoefenen binnen de perken van artikel 1, respectievelijk 46 van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen. Het verbod om andere activiteiten uit te oefenen vervalt op 1 januari 2029.
§ 5. Boek 2, Titel 7, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen wordt op de dag van de inwerkingtreding van de wet van toepassing op alle in artikel 2:60 van hetzelfde Wetboek bedoelde vennootschappen. De artikelen 334 tot 342, of 635 tot 644 van het Wetboek van vennootschappen blijven evenwel van toepassing op de rechtsvorderingen die werden ingeleid vóór de inwerkingtreding van deze wet.
§ 6. De artikelen 2:56 tot 2:58 worden van toepassing op schadeveroorzakende feiten die plaatsvinden na de datum waarop het Wetboek van vennootschappen en verenigingen overeenkomstig paragraaf 1, eerste of tweede lid op de betrokken rechtspersoon van toepassing wordt.
[1 § 7. De artikelen 20 tot en met 23 worden op de daarin bedoelde rechtspersonen van toepassing vanaf de dag waarop zij aan het Wetboek van vennootschappen en verenigingen zijn onderworpen.]1
----------
(1)<W 2020-04-28/06, art. 234, 004; Inwerkingtreding : 06-05-2020>
Art.40. In afwijking van de artikelen 38 en 39, treden de artikelen 3:1, § 3, 5°, 3:4, eerste lid, 4°, 3:8, § 1, tweede lid, 2°, 3:21, 4°, 3:72, 3°, 3:76, 3°, 6:1, § 3, 8:2, 8:3 en 8:6 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en de artikelen 31, eerste lid, en 42, § 2, van deze wet in werking op een door de Koning te bepalen datum, en uiterlijk op 1 januari 2020.
(NOTA : Inwerkingtreding van artikelen 3:1, § 3, 5° ; 3:4, L 1er, 4° ; 3:8, § 1er, L 2, 2° ; 3:21, 4° ; 3:72, 3° ; 3:76, 3° ; 6:1, § 3 ; 8:2, 8:3 et 8:6 vastgesteld op 15-07-2019 door KB 2019-07-03/02, art. 1)
(NOTA : Inwerkingtreding van artikelen 31, L1er ; 42, § 2 vastgesteld op 15-07-2019 door KB 2019-07-03/02, art. 1)
Art.41.§ 1. Rechtspersonen die de rechtsvorm hebben van commanditaire vennootschap op aandelen, vennootschap met sociaal oogmerk, landbouwvennootschap, economisch samenwerkingsverband, coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid, coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die niet aan de definitie van coöperatieve vennootschap in artikel 6:1 [1 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]1 beantwoordt, en beroepsvereniging blijven tot hun omzetting in een andere rechtsvorm beheerst door het Wetboek van vennootschappen, respectievelijk door de wet van 31 maart 1898 op de beroepsvereniging, met dien verstande dat, vanaf de dag waarop het Wetboek van vennootschappen en verenigingen overeenkomstig artikel 39, § 1, eerste of tweede lid op hen van toepassing wordt, bovendien:
- de dwingende bepalingen van hetzelfde Wetboek die op de naamloze vennootschap toepassing vinden, met uitzondering van boek 7, titel 4, hoofdstuk 1, toepasselijk worden op de commanditaire vennootschap op aandelen;
- de dwingende bepalingen van hetzelfde Wetboek die op de vennootschap onder firma toepassing vinden toepasselijk worden op de coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid, op het economisch samenwerkingverband en op de landbouwvennootschap die geen stille vennoten heeft;
- de dwingende bepalingen van hetzelfde Wetboek die op de commanditaire vennootschap toepassing vinden toepasselijk worden op de landbouwvennootschap die stille vennoten heeft;
- de dwingende bepalingen van hetzelfde Wetboek die op de VZW toepassing vinden toepasselijk worden op de beroepsvereniging en de federatie van beroepsverenigingen;
- de dwingende bepalingen van hetzelfde Wetboek die op de besloten vennootschap toepassing vinden met uitzondering van boek 2, titel 7, en boek 5, [1 artikel 5:1 en]1 titels 5 en 6, toepasselijk worden op de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die niet aan de definitie van coöperatieve vennootschap in artikel 6:1 van het Wetboek beantwoordt.
In geval van tegenstrijdigheid tussen dwingende bepalingen van hetzelfde Wetboek en dwingende bepalingen van het Wetboek van vennootschappen respectievelijk de wet van 31 maart 1898 op de beroepsvereniging, prevaleren de dwingende bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
§ 2. De rechtspersonen die een van de in paragraaf 1 vermelde rechtsvormen hebben aangenomen en op 1 januari 2024 nog niet in een andere rechtsvorm zijn omgezet, worden op die dag van rechtswege als volgt omgezet:
- de commanditaire vennootschap op aandelen wordt een naamloze vennootschap met een enige bestuurder;
- de landbouwvennootschap wordt een vennootschap onder firma en indien er stille vennoten zijn, een commanditaire vennootschap;
- het economisch samenwerkingsverband wordt een vennootschap onder firma;
- de coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid wordt een vennootschap onder firma;
- de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die niet aan de definitie van coöperatieve vennootschap in artikel 6:1 van het Wetboek beantwoordt, wordt een besloten vennootschap. [1 Artikel 39, § 2, derde lid, is van overeenkomstige toepassing]1;
- de beroepsvereniging en de federatie van beroepsverenigingen wordt een VZW.
§ 3. Binnen een termijn van zes maanden te rekenen van de dag dat deze rechtspersonen van rechtswege in een andere rechtsvorm zijn omgezet, dient het bestuursorgaan de algemene vergadering bijeen te roepen met als agenda de aanpassing van de statuten aan de nieuwe rechtsvorm.
De leden van het bestuursorgaan zijn persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de schade geleden door de rechtspersoon of door derden ten gevolge van de niet-nakoming van deze verplichting.
§ 4. De rechtspersonen die één van de in paragraaf 1 vermelde rechtsvormen hebben aangenomen kunnen zich tot 1 januari 2024 vrijwillig omzetten in de in paragraaf 2 voor hen aangeduide rechtsvorm. Deze omzetting vereist een statutenwijziging. De procedure van omzetting van vennootschappen zoals bepaald in boek 14, titel 1, hoofdstuk 2 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen vindt geen toepassing. In geval van omzetting van een commanditaire vennootschap op aandelen in een naamloze vennootschap blijven de gecommanditeerde vennoten ten aanzien van derden hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk voor de verbintenissen van de vennootschap die dateren van vóór het tijdstip vanaf hetwelk de akte van omzetting aan derden kan worden tegengeworpen overeenkomstig artikel 2:18 van hetzelfde Wetboek.
De statuten van de naamloze vennootschap waarin de commanditaire vennootschap op aandelen wordt omgezet, kunnen de vetorechten waarover de statutaire zaakvoerder vóór de omzetting beschikt overeenkomstig artikel 659 van het Wetboek van vennootschappen of de statuten slechts beperken indien de statutaire zaakvoerder daarmee instemt.
§ 5. De landbouwvennootschap, de beroepsvereniging en de federatie van beroepsverenigingen behouden tot hun omzetting de voordelen die met hun statuut zijn verbonden.
----------
(1)<W 2020-04-28/06, art. 235, 004; Inwerkingtreding : 06-05-2020>
Art.42. § 1. De op de dag van de inwerkingtreding van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bestaande vennootschappen met sociaal oogmerk worden vermoed erkend te zijn als een sociale onderneming. De minister bevoegd voor Economie stelt de lijst van de vennootschappen die vermoed erkend te zijn als een sociale onderneming op en kan dit vermoeden weerleggen.
De op de dag van de inwerkingtreding van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bestaande vennootschappen met sociaal oogmerk die geen coöperatieve vennootschap zijn en die als een sociale onderneming willen erkend blijven, dienen zich uiterlijk op 1 januari 2024 om te zetten in een coöperatieve vennootschap.
§ 2. De op de dag van de inwerkingtreding van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bestaande landbouwvennootschappen worden vermoed erkend te zijn als landbouwonderneming. De minister bevoegd voor Economie stelt de lijst van de vennootschappen die vermoed erkend te zijn als een landbouwonderneming op en kan dit vermoeden weerleggen.
§ 3. De op de dag van de inwerkingtreding van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bestaande beroepsverenigingen of federaties van beroepsverenigingen worden vermoed erkend te zijn als VZW erkend als beroepsvereniging of als federatie van beroepsverenigingen. De minister bevoegd voor Middenstand stelt de lijst op van de beroepsverenigingen en federaties van beroepsverenigingen die vermoed erkend te zijn als VZW erkend als beroepsvereniging of als federatie van beroepsverenigingen en kan dit vermoeden weerleggen.
§ 4. De Koning bepaalt de modaliteiten betreffende de weerlegging van de vermoedens bedoeld in de paragrafen 1 tot 3.
Art.43. De neerlegging en bewaring van de in de artikelen 2:8 tot 2:11 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bedoelde eerste en gecoördineerde versies van de statuten blijft behouden ter griffie van de ondernemingsrechtbank in afwachting van het operationeel worden van het openbaar raadpleegbaar elektronisch databanksysteem bedoeld in artikel 2:7, § 2, van hetzelfde Wetboek. Van zodra ten minste één van beide onderdelen van dat databanksysteem operationeel is, zal de opdracht van de griffie een einde nemen voor dat deel voor alle vanaf die datum neergelegde statuten.
Art.44.Voor de in artikel 2:5 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen bedoelde rechtspersonen die, op 1 januari 2020 [1 het adres waarop de zetel van de rechtspersoon is gevestigd hebben opgenomen in de statuten en daarin bepalen dat de zetel kan worden verplaatst door het bestuursorgaan, alsmede]1 voor de vennootschappen, verenigingen of stichtingen die van de in artikel 39, § 1, tweede lid, bedoelde mogelijkheid hebben gebruik gemaakt, [1 en die]1 op de datum van de bekendmaking van de in dat lid bedoelde statutenwijziging, het adres waarop de zetel van de rechtspersoon is gevestigd hebben opgenomen in de statuten en daarin bepalen dat de zetel kan worden verplaatst door het bestuursorgaan, wordt de verwijzing naar het adres waarop de zetel van de rechtspersoon is gevestigd van rechtswege gelijkgesteld met een vermelding hiervan buiten de statuten, en wordt het adres waarop de zetel van de rechtspersoon is gevestigd bij de eerstvolgende coördinatie van de statuten daaruit geschrapt en vervangen door de vermelding van het gewest waarin de zetel van de rechtspersoon is gevestigd.
[1 ...]1
----------
(1)<W 2020-04-28/06, art. 236, 004; Inwerkingtreding : 06-05-2020>
Afdeling III. - Bevoegdheidstoewijzing.
Art.45.De koninklijke besluiten tot uitvoering van de artikelen 1:24, § 8, 1:26, § 4, 3:1, § 1, 3:2, 3:3, 3:6, § 4, 3:8, 3:29, 3:30, § 1, 3:32, § 2, 3:33, 3:37, 3:38, 3:39, 3:40 en 3:81 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen worden genomen op voorstel van de minister bevoegd voor Economie en worden eveneens getekend door de minister van Financiën, de minister van Justitie en de minister bevoegd voor Middenstand.
De koninklijke besluiten tot uitvoering van de artikelen 8:2 en 8:5 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen worden genomen op voorstel van de minister bevoegd voor Economie en worden eveneens getekend door de minister van Justitie.
[1 Het koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 9:24 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen wordt genomen op voorstel van de minister bevoegd voor Middenstand en wordt eveneens getekend door de minister van Justitie.]1
----------
(1)<W 2020-04-28/06, art. 237, 004; Inwerkingtreding : 06-05-2020>
Bijlage.
N. [1 Bijlage - Omzettingstabel]1
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 24-06-2019, p. 64916)
----------
(1)