Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

28 JUNI 2019. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 42, § 4, van de wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen inzake het vermoeden van erkenning als landbouwonderneming en als sociale onderneming



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Sociale ondernemingen
Art. 2-4
HOOFDSTUK 3. - Landbouwondernemingen
Art. 5-7
HOOFDSTUK 4. - Slotbepaling
Art. 8-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
  1° wet: de wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen;
  2° wetboek: het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;
  3° vennootschap erkend als sociale onderneming: een coöperatieve vennootschap die erkend is als sociale onderneming in overeenstemming met artikel 8:5 van het wetboek;
  4° vennootschap erkend als landbouwonderneming: een vennootschap onder firma, een commanditaire vennootschap, een besloten vennootschap of een coöperatieve vennootschap die erkend is als landbouwonderneming overeenkomstig artikel 8:2 van het wetboek;
  5° FOD Economie: de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie.

HOOFDSTUK 2. - Sociale ondernemingen
Art.2. Overeenkomstig artikel 42, § 1, van de wet worden de bestaande vennootschappen met sociaal oogmerk op de dag van de inwerkingtreding van het wetboek vermoed erkend te zijn als sociale onderneming.

Art.3. § 1. Op basis van een beslissing van de minister bevoegd voor Economie wordt het vermoeden bedoeld in artikel 2 in de volgende gevallen weerlegd:
  1° wanneer, volgend op de indiening van een aanvraag tot erkenning als sociale onderneming overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit van 28 juni 2019 tot vaststelling van de voorwaarden van de erkenning als landbouwonderneming en als sociale onderneming, de betrokken vennootschap een dergelijke erkenning heeft toegekend gekregen;
  2° wanneer de betrokken vennootschap aan de minister bevoegd voor Economie, of aan de FOD Economie, haar wens om afstand te doen van het vermoeden van erkenning als sociale onderneming, betekent;
  3° wanneer, na 1 januari 2024, de betrokken vennootschap de voorwaarden om erkend te zijn als sociale onderneming vervult en een dergelijke erkenning heeft toegekend gekregen;
  4° wanneer, na 1 januari 2024, de betrokken vennootschap niet de voorwaarden om erkend te zijn als sociale onderneming vervult;
  5° wanneer de betrokken vennootschap die geen coöperatieve vennootschap is, zich niet heeft omgezet in een coöperatieve vennootschap vóór 1 januari 2024.
  § 2. Om de minister bevoegd voor Economie toe te laten een beslissing in de gevallen bedoeld in paragraaf 1, 3° en 4°, te nemen, maakt de betrokken vennootschap op vraag van de FOD Economie, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 juni 2019 tot vaststelling van de voorwaarden van de erkenning als landbouwonderneming en als sociale onderneming, elk stuk vereist door de FOD Economie, over. Bij gebrek aan het indienen van de vereiste stukken binnen de termijn bepaald door de FOD Economie wordt het vermoeden van erkenning als sociale onderneming waarvan de betrokken vennootschap geniet, weerlegd.

Art.4. In de gevallen bedoeld in artikel 3, § 1, schrapt de minister bevoegd voor Economie de betrokken vennootschappen van de lijst van vennootschappen die vermoed erkend te zijn als sociale onderneming.

HOOFDSTUK 3. - Landbouwondernemingen
Art.5. Overeenkomstig artikel 42, § 2, van de wet worden de bestaande landbouwvennootschappen op de dag van de inwerkingtreding van het wetboek vermoed erkend te zijn als landbouwonderneming.

Art.6. § 1. Op basis van een beslissing van de minister bevoegd voor Economie wordt het vermoeden bedoeld in artikel 5 in de volgende gevallen weerlegd:
  1° wanneer, volgend op de indiening van een aanvraag tot erkenning als landbouwonderneming overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 juni 2019 tot vaststelling van de voorwaarden van de erkenning als landbouwonderneming en als sociale onderneming, de betrokken vennootschap een dergelijke erkenning heeft toegekend gekregen;
  2° wanneer de betrokken vennootschap aan de minister bevoegd voor Economie, of aan de FOD Economie, haar wens om afstand te doen van het vermoeden van erkenning als landbouwonderneming, betekent;
  3° wanneer, na 1 januari 2024, de betrokken vennootschap de voorwaarden om erkend te zijn als landbouwonderneming vervult en een dergelijke erkenning heeft toegekend gekregen;
  4° wanneer, na 1 januari 2024, de betrokken vennootschap niet de voorwaarden om erkend te zijn als landbouwonderneming vervult;
  5° wanneer, na 1 januari 2024, de betrokken vennootschap zich van rechtswege in een andere rechtsvorm heeft omgezet en die, overeenkomstig artikel 41, § 3, van de wet, geen algemene vergadering binnen een termijn van zes maanden te rekenen vanaf deze omzetting, heeft bijeengeroepen.
  § 2. Om de minister bevoegd voor Economie toe te laten een beslissing in de gevallen bedoeld in paragraaf 1, 3° en 4°, te nemen, maakt de betrokken vennootschap op vraag van de FOD Economie, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 juni 2019 tot vaststelling van de voorwaarden van de erkenning als landbouwonderneming en als sociale onderneming, elk stuk vereist door de FOD Economie, over. Bij gebrek aan het indienen van de vereiste stukken binnen de termijn bepaald door de FOD Economie wordt het vermoeden van erkenning als landbouwonderneming waarvan de betrokken vennootschap geniet, weerlegd.

Art.7. In de gevallen bedoeld in artikel 6, § 1, schrapt de minister bevoegd voor Economie de betrokken vennootschappen van de lijst van vennootschappen die vermoed erkend te zijn als landbouwonderneming.

HOOFDSTUK 4. - Slotbepaling
Art.8. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekedgemaakt, met uitzondering van hoofdstuk 3, dat in werking treedt op 15 juli 2019.

Art. 9. De minister bevoegd voor Economie en de minister bevoegd voor Justitie, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.