Details





Titel:

29 MAART 2012. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de AARDGASONDERNEMINGEN en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-03-2012 en tekstbijwerking tot 15-06-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen
Art. 2-5, 5bis
HOOFDSTUK III. - Opstelling van de aangiften van schuldvorderingen
Art. 6-8
HOOFDSTUK IV. - Controle van de schuldvorderingen
Art. 9-11
HOOFDSTUK V. - Terugbetaling van de schuldvorderingen
Art. 12, 12bis, 12ter
HOOFDSTUK VI. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen
Art. 13-16
BIJLAGEN.
Art. N1-N2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2004011034 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.[4 Voor de toepassing van dit besluit zijn de definities van toepassing bedoeld in artikel 1 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, aangevuld met de volgende definities:]4
  1° " wet " : de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen;
  2° [2 "ministerieel besluit van 30 maart 2007": ministerieel besluit van 30 maart 2007 houdende vaststelling van sociale maximumprijzen voor de levering van aardgas aan beschermde residentiële afnemers;]2
  3° " koninklijk besluit van 28 juni 2009 " : koninklijk besluit van 28 juni 2009 betreffende de automatische toepassing van maximumprijzen voor de levering van elektriciteit en aardgas aan de beschermde residentiële afnemers met een laag inkomen of in een onzekere situatie;
  4° [1 "residentiële beschermde klanten": de beschermde residentiële afnemers, bedoeld in artikel 1, 54°, van de wet en in artikel 4/1 van de programmawet van 27 april 2007;]1
  5° " sociaal tarief " : maximumprijs bedoeld in artikel 15/10, § 2, eerste lid, van de wet, die door de Commissie wordt berekend overeenkomstig [1 artikel 10]1 van het ministerieel besluit van 30 maart 2007;
  6° " Fonds " : het fonds ten gunste van de residentiële beschermde klanten bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 22 december 2003 tot bepaling van de nadere regels voor de financiering van de reële nettokost die voortvloeit uit de toepassing van maximumprijzen voor de levering van aardgas aan residentiële beschermde klanten bekrachtigd door de programmawet van 9 juli 2004, bestemd voor de financiering van de kost die resulteert uit de toepassing van sociale tarieven voor de levering van aardgas aan residentiële beschermde klanten;
  7° " referentieprijs " : de prijs bepaald met toepassing van artikel 3; :
  8° " regularisatiefactuur " : factuur die het gasbedrijf aan de klant richt en die betrekking heeft op het verschil tussen de som van de voorschotfacturen en het bedrag dat resulteert uit de laatste verbruiksopname;
  Als het gaat om de levering van aardgas aan sociale huisvestingsmaatschappijen zoals bedoeld in artikel 2, C, van het ministerieel besluit van 30 maart 2007, waarbij het energieverbruik rechtstreeks aan de huurders wordt aangerekend, wordt de " egularisatiefactuur " in de zin van dit besluit vergezeld van een attest dat van de aardgasonderneming uitgaat en dat de verbruiksopname bevat van de gemeenschappelijke verwarmingsketel waarop het sociaal tarief van toepassing is;
  9° " EAN-code " : European Article Numbering Code, unieke numerieke code in een veld van 18 posities voor de identificatie van een toegangspunt tot het distributienet voor elektriciteit of aardgas;
  10° " FOD Economie " : de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie;
  [3 11° [4 ...]4]3
  [4 12° "ZTP DAM WE": het rekenkundig gemiddelde van de spot slotnoteringen ZTP van ICIS Heren waarbij de notering "ZTP Day Ahead" wordt genomen voor de waarde voor de werkdagen en waarbij de waarde op vrijdag van de notering "ZTP Weekend" wordt genomen om de zaterdag-zondagwaarde te bepalen. Indien de vermelde gasnoteringen niet meer beschikbaar zijn, zal de Commissie gelijkaardige noteringen gebruiken;
   13° "TTF DAM WE": het rekenkundig gemiddelde van de spot slotnoteringen TTF van ICIS Heren waarbij de notering "TTF Day Ahead" wordt genomen voor de waarde voor de werkdagen en waarbij de waarde op vrijdag van de notering "TTF Weekend" wordt genomen om de zaterdag-zondagwaarde te bepalen. Indien de vermelde gasnoteringen niet meer beschikbaar zijn, zal de Commissie gelijkaardige noteringen gebruiken.]4
  ----------
  (1)<KB 2020-06-16/04, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
  (2)<KB 2021-03-05/05, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2021>
  (3)<KB 2021-03-05/05, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2021>
  (4)<KB 2023-03-21/01, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 01-04-2023>

HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen
Art.2.De aardgasonderneming die heeft bevoorraad tegen het sociaal tarief :
  1° residentiële beschermde klanten;
  2° sociale huisvestingsmaatschappijen die gebouwen verhuren waarvan de verwarming met aardgas wordt verzekerd door een gemeenschappelijke installatie,
  heeft recht op terugbetaling van de kost die resulteert uit de toepassing van dit tarief.
  Deze kost stemt overeen met het verschil tussen de referentieprijs en het sociaal tarief dat het bedrijf heeft toegepast op de residentiële beschermde klanten.
  De terugbetaling is verschuldigd mits het gasbedrijf voor de betreffende factureringsperiode beschikt over :
  1° hetzij de vermelding van de beschermde klanten in de lijsten die aan deze aardgasonderneming werden overgemaakt door de FOD Economie, met toepassing van het koninklijk besluit van 28 juni 2009 (klanten van categorie 1);
  2° hetzij een attest dat hun hoedanigheid als beschermde klant aantoont (klanten van categorie 2);
  3° hetzij de vermelding van de sociale huisvestingsmaatschappij in de lijst van sociale huisvestingsmaatschappijen, gepubliceerd door de gewesten (klanten van categorie 3).
  De modellen van de toegelaten attesten zijn opgenomen in bijlage 2.
  Het bedrag van de kost bedoeld in het eerste lid is aan de btw onderworpen.


Art.3.§ 1. De referentieprijs is de som van :
  1° De referentie-energiecomponent; en
  2° van de distributiecomponent voortvloeiend uit de toepassing van het distributietarief van de netbeheerder bij wie de residentiële beschermde klant is aangesloten.
  [3 De referentie-energiecomponent stemt overeen met de som van:
   1° [4 het vastrecht ten belope van 30 euro/jaar per huishoudelijke afnemer met een individuele aansluiting en 125 euro/jaar per EAN van een collectieve installatie zoals bedoeld in artikel 15/10, § 2/2, tweede lid, van de wet, en;]4
   2° [4 het bedrag berekend met toepassing van de volgende formule:
   a) tot 1 januari 2024 : (70 % ZTP DAM WE + 30 % TTF DAM WE + 5,75) /MWh;
   b) vanaf 1 januari 2024: (ZTP DAM WE + 5,75) /MWh.]4]3
  § 2. [3 Ten laatste 14 dagen na het [4 einde van elke kalendermaand]4 wordt de referentie-energiecomponent door de Commissie aan de aardgasondernemingen overgemaakt.]3
  § 3 De Commissie kan bijkomende praktische modaliteiten vaststellen voor de berekening van de referentieprijs.
  ----------
  (1)<KB 2020-06-16/04, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
  (2)<KB 2020-06-16/04, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
  (3)<KB 2021-03-05/05, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2021>
  (4)<KB 2023-03-21/01, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 01-04-2023>

Art.4. De kost bedoeld in artikel 2, wordt berekend ter gelegenheid van elke facturatie. Deze berekening is geautomatiseerd en geïntegreerd in de factureringssoftware van de aardgasonderneming. Met behulp van deze software stelt de aardgasonderneming enerzijds de factuur tegen sociaal tarief op die naar de klant wordt verstuurd en herberekent hij anderzijds het bedrag van deze factuur tegen referentieprijs.

Art.5. De afzonderlijke boekhouding bedoeld in artikel 15/10, § 2, tweede lid, van de wet omvat de afzonderlijke registratie :
  1° van het omzetcijfer dat resulteert uit de levering van aardgas tegen sociaal tarief;
  2° van het bedrag van de door het Fonds gestorte compensaties.

Art.5bis. [1 De commissie voert een permanente monitoring van de middelen benodigd in uitvoering van artikel 15/11, § 1bis/1, van de wet en brengt hierover verslag uit aan de ministers bevoegd voor Economie, Energie en Begroting.
   Deze rapportering gebeurt jaarlijks na de aanvaarding of weigering van de schuldvorderingen bedoeld in artikel 10, § 3, en elk kwartaal zolang een regeling krachtens artikel 15/10, § 2/2, 2°, van de wet in werking is. Het eerste verslag wordt uitgebracht uiterlijk op 1 mei 2021.
   Wanneer de commissie vaststelt dat de in uitvoering van artikel 15/11, § 1bis/1, van de wet aan het Fonds gestorte middelen niet volstaan om te voldoen aan de schuldvorderingen van de leveranciers, brengt ze hierover verslag uit aan de ministers bevoegd voor Economie, Energie en Begroting. Het benodigde bedrag wordt overeenkomstig artikel 15/11, § 1bis/1, van de wet overgemaakt aan het Fonds.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-01-28/03, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-02-2021>


HOOFDSTUK III. - Opstelling van de aangiften van schuldvorderingen
Art.6. § 1. Met het oog op de terugbetaling van de kost bedoeld in artikel 2, dient de aardgasonderneming bij de Commissie, in originele versie en vergezeld van haarbijlagen, een aangifte van schuldvordering in.
  Deze aangifte van schuldvordering dekt de regularisatiefacturen die werden verstuurd in de loop van het jaar waarop de schuldvordering betrekking heeft.
  § 2. De aangifte van schuldvordering en haar bijlagen worden bij de Commissie ingediend per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs uiterlijk op 31 maart van het volgend kalenderjaar.
  Onverminderd artikel 9 geeft de aangifte van schuldvordering die na deze datum wordt ingediend geen recht meer op een terugbetaling.

Art.7.§ 1. De aangifte van schuldvordering met betrekking tot de terugbetaling van de kost bedoeld in artikel 2, wordt " Aangifte van schuldvordering voor de terugbetaling van de kost bedoeld in artikel 2, van het koninklijk besluit van 29 maart 2012 tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de aardgasondernemingen en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan " genoemd.
  Deze aangifte van schuldvordering vermeldt op zijn minst :
  1° het jaar waarop de aangifte van schuldvordering betrekking heeft;
  2° het totale verschuldigde bedrag exclusief btw;
  3°het bedrag van de btw;
  4° het totale verschuldigde bedrag inclusief btw;
  5° de vermelding " Dit document is geen factuur en laat niet toe de btw af te trekken ";
  6° het rekeningnummer waarop de terugbetaling kan gebeuren;
  7° de handtekening van de perso(o)n(en) met handtekeningbevoegdheid voor de betrokkene aardgasonderneming en de na(a)m(en) en functie(s) van deze perso(o)n(en);
  8° het totale aantal beschermde klanten aan wie het uitsluitend aardgas levert;
  9° in voorkomend geval, het totale aantal beschermde klanten aan wie het elektriciteit en aardgas levert;
  10° voor elk van deze categorieën van klanten, het gemiddelde bedrag van de vordering dat overeenstemt met de verhouding tussen het bedrag van de totale schuldvordering en het aantal betrokken klanten.
  § 2. Als bijlage bij de aangifte van schuldvordering bedoeld in § 1, deelt de leverancier zijn volledige tarieflijsten mee die van toepassing zijn voor elk van de maanden waarop de aangifte van schuldvordering betrekking heeft.
  § 3. Als bijlage bij de aangifte bedoeld in § 1, deelt de aardgasonderneming tevens in elektronische vorm, op een informatiedrager zoals een cd-rom of een USB-stick, of als bijlage bij een e-mail met leesbevestiging, voor elk van de maanden waarop de aangifte van schuldvordering betrekking heeft, de nominatieve lijst mee van de residentiële beschermde klanten van categorie 1 en 2 die aan sociaal tarief worden gefactureerd en, voor elk van deze klanten, alle factureringsparameters waarmee de juistheid van het bedrag van de factuur aan sociaal tarief en het bedrag dat tegen referentieprijs zou zijn gefactureerd kan worden nagegaan.
  Deze factureringsparameters omvatten op zijn minst :
  1° de identificatie van de desbetreffende klant en zijn EAN-code;
  2° de datum van het begin en het einde van het verbruik;
  3° in voorkomend geval, de begin- en einddatum van de toepassing van een meerjarentarief;
  4° de datum van uitgifte van de regularisatiefactuur;
  5° het aantal dagen waarop de facturering betrekking heeft;
  6° het totale aantal kWh;
  7° de identificatie van de distributienetbeheerder;
  8° de eenheidstarieven (c€ /kWh) en de gefactureerde bedragen (€ ) voor de energie, de transmissie en de distributie;
  9° de eenheidstarieven (c€ /kWh) en de gefactureerde bedragen (€ ) tegen sociaal tarief, de referentieprijs en het verschil tussen deze twee bedragen;
  10° de categorie waartoe de klant behoort, zoals bedoeld in het artikel 2, tweede lid, 1°of 2°.
  Voor de volgende categorieën van klanten deelt de aardgasonderneming bovendien de detailberekening van de factuur aan het normaal tarief en aan het sociaal tarief mee, met een opsplitsing tussen de componenten energie, transmissie en distributie :
  1° een klant " verwarming ", te weten een klant waarvan het jaarlijkse aardgasverbruik groter is dan 5 000 kWh/jaar;
  2° een klant " keuken - warm water ", te weten een klant waarvan het jaarlijkse aardgasverbruik kleiner is dan 5 000 kWh/jaar.
  § 4. Als bijlage bij de aangifte van schuldvordering bedoeld in § 1, deelt de aardgasonderneming tevens, in elektronische vorm, op een informatiedrager zoals een cd-rom of een USB-stick, of als bijlage bij een e-mail met leesbevestiging, voor elk van de maanden waarop de aangifte van schuldvordering betrekking heeft, de lijst mee van de sociale huisvestingsmaatschappijen (klanten van categorie 3) en, voor elk van deze maatschappijen, alle parameters waarmee de juistheid van het bedrag dat het voorwerp van de aangifte van schuldvordering vormt kan worden nagegaan, met een opsplitsing tussen de componenten energie, transmissie en distributie.
  Deze parameters omvatten op zijn minst :
  1° de identificatie van de desbetreffende klant, het desbetreffende gebouw en de EAN-code;
  2° de datum van het begin en het einde van het verbruik;
  3° in voorkomend geval, de begin- en einddatum van de toepassing van een meerjarentarief;
  4° de datum van uitgifte van de regularisatiefactuur;
  5° het aantal dagen waarop de facturering betrekking heeft;
  6° het totale aantal kWh;
  7° de identificatie van de distributienetbeheerder;
  8° de eenheidstarieven (c€ /kWh) en de gefactureerde bedragen (€ ) voor de energie, de transmissie en de distributie;
  9° de eenheidstarieven (c€ /kWh) en de bedragen (€ ) toegepast voor energie, transmissie en distributie tegen sociaal tarief, de referentieprijs en het verschil tussen deze twee bedragen;
  10° in voorkomend geval, het bewijs dat de aardgasonderneming het voordeel verbonden aan het sociaal tarief toepast op de huurders van sociale woningen.
  Voor de volgende categorieën van klanten deelt de aardgasonderneming bovendien de detailberekening van de factuur tegen referentieprijzen sociaal tarief mee, met een opsplitsing tussen de componenten energie, transmissie en distributie :
  1° een sociale huisvestingsmaatschappij zoals bedoeld in artikel 2, C, van het ministerieel besluit van 30 maart 2007;
  2° een residentiële beschermde klant zoals bedoeld in artikel 1, 4°, b) en waarvan het warmteverbruik individueel wordt aangerekend.
  [1 § 5. Een afzonderlijke aangifte van schuldvordering wordt ingediend voor de terugbetaling van de kost met betrekking tot de beschermde residentiële afnemers aangewezen door de Koning overeenkomstig artikel 15/10, § 2/2, derde lid, van de wet. Deze aangifte bevat de informatie zoals beschreven in dit artikel.]1
  ----------
  (1)<KB 2021-01-28/03, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-02-2021>

Art.8. De Commissie kan aanvullende praktische modaliteiten vaststellen met betrekking tot de gegevens die de aangifte van schuldvordering en haar bijlagen moeten bevatten.

HOOFDSTUK IV. - Controle van de schuldvorderingen
Art.9. § 1. Bij de ontvangst van de aangifte van schuldvordering en haar bijlagen voert de Commissie een eerste controle uit.
  Ten laatste tegen 31 mei maakt de Commissie per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs aan de aardgasondernemingen haar vraag over tot :
  1° correctie van de aangifte van schuldvordering;
  2° aanvullende informatie, met daarbij in het bijzonder de lijst van de klanten voor wie de aardgasonderneming het bewijs moet leveren dat ze van het sociaal tarief kunnen genieten.
  § 2. De aardgasondernemingen maken hun gecorrigeerde aangifte van schuldvordering over per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs en de aanvullende informatie op een elektronische drager, ten laatste tegen 31 juli.
  Bij ontstentenis hiervan en in afwezigheid van een geldige verantwoording verliest de aardgasonderneming definitief zijn recht op terugbetaling van de schuldvordering.
  § 3. Onverminderd § 1 heeft de Commissie altijd het recht om, tijdens de volledige controleperiode, bijkomende inlichtingen te vragen aan de aardgasondernemingen.

Art.10. Na ontvangst van de aanvullende informatie en, in voorkomend geval, van de gecorrigeerde aangifte van schuldvordering, onderzoekt de Commissie de realiteit van de aangegeven schuldvordering.
  § 2. De controle van het sociaal statuut van de klanten gebeurt door middel van steekproeven.
  Voor de klanten van categorie 1 wordt een steekproef van klanten ter bevestiging naar de FOD Economie gestuurd. De FOD Economie onderzoekt, ten laatste tegen 31 augustus, of de klanten in de steekproef wel degelijk beschermde klanten zijn voor de volledige facturatieperiode aan het sociaal tarief waarop de aangifte van schuldvordering slaat en brengt de Commissie via e-mail op de hoogte.
  Voor de klanten van categorie 2 controleert de Commissie de conformiteit van een steekproef van attesten met de modellen in bijlage 2.
  Voor de klanten van categorie 3 heeft de controle door de Commissie betrekking op het voorkomen van de sociale huisvestingsmaatschappij op de door het desbetreffende gewest gepubliceerde lijst.
  § 3. Ten laatste op 30 september beslist de Commissie om de aangegeven schuldvordering, geheel of gedeeltelijk, te aanvaarden of te weigeren. Ze brengt de aardgasondernemingen hiervan op de hoogte per aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging.
  De betaling van de schuldvordering gebeurt naar rato van het geglobaliseerde resultaat van de steekproeven bedoeld in § 2.
  Als de weigering van de schuldvordering wordt gerechtvaardigd op grond van een ander motief dan het resultaat van de steekproeven, kan de aardgasonderneming, in de artikelen 6 en 7 bepaalde vorm, deze gecorrigeerde of aangevulde schuldvordering en haar bijlagen opnieuw indienen, ten laatste tegen 31 oktober. In dit geval beslist de Commissie ten laatste op 30 november op definitieve wijze om de schuldvordering te aanvaarden of te weigeren. Ze brengt de aardgasondernemingen hiervan op de hoogte per aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging.

Art.11. Elke vastgestelde afwijking tussen de ingediende schuldvordering en de werkelijkheid geeft aanleiding tot een weigering tot betaling van de overeenkomstige bedragen.

HOOFDSTUK V. - Terugbetaling van de schuldvorderingen
Art.12. § 1. Binnen dertig dagen volgend op de datum van goedkeuring van de schuldvordering door de Commissie wordt het bedrag ervan aan de aardgasonderneming gestort. Deze betaling wordt uitgevoerd als definitieve eindafrekening.
  In voorkomend geval wordt het negatieve bedrag door de aardgasonderneming aan het Fonds gestort binnen dertig dagen volgend op de datum van goedkeuring van de aangifte van schuldvordering.
  Indien het Fonds niet genoeg middelen bevat, om alle stortingen aan de aardgasondernemingen uit te voeren, wordt de betaling van de schuldvorderingen die niet meer konden voldaan worden, uitgesteld tot de nodige middelen weer in het Fonds voorhanden zijn. Het beschikbare bedrag wordt toegekend naargelang van de volgorde van ontvangst van de aangiften van schuldvordering door de Commissie.
  § 2. Voor de distributienetbeheerders wordt het bedrag van de gestorte compensaties in mindering gebracht van de kosten die aan de basis liggen van de distributietarieven van het lopende jaar waarin ze zijn ontvangen.

Art.12bis.[1 Bij wijze van voorschot op de in artikel 12 bedoelde terugbetaling met betrekking tot de levering van aardgas aan de beschermde residentiële afnemers aangewezen door de Koning overeenkomstig artikel 15/10, § 2/2, derde lid, van de wet, wordt uiterlijk op 1 mei 2021 een bedrag van 38,4 miljoen euro [5 (btw inbegrepen)]5 uitbetaald. Dit bedrag wordt geput uit de in het Fonds aanwezige middelen bedoeld in artikel 15/11, § 1bis/1, van de wet en wordt proportioneel verdeeld over de leveranciers op basis van de laatst goedgekeurde schuldvorderingen. Leveranciers voor wie nog geen schuldvorderingen zijn goedgekeurd, krijgen een forfaitair voorschot van 10.000 euro uitgekeerd.
  [2 Bij wijze van aanvullend voorschot op de in artikel 12 bedoelde terugbetaling met betrekking tot de levering van aardgas aan de beschermde residentiële afnemers aangewezen door de Koning overeenkomstig artikel 15/10, § 2/2, derde lid van de wet, wordt uiterlijk op 20 december 2021 een bedrag van 78 miljoen euro [5 (btw inbegrepen)]5 uitbetaald door de CREG aan de leveranciers. Dit bedrag wordt geput uit de in het Fonds aanwezige middelen bedoeld in artikel 15/11, § 1bis/1 van de wet en wordt proportioneel verdeeld over de leveranciers op basis van het aantal beschermde residentiële afnemers van elke leverancier per 30 september 2021.]2
  [3 [4 Onverminderd het [6 negende lid,]6]4 wordt bij wijze van aanvullend voorschot op de in artikel 12 bedoelde terugbetaling met betrekking tot de levering van aardgas aan de beschermde residentiële afnemers aangewezen door de Koning overeenkomstig artikel 15/10, § 2/2, derde lid van de wet, een bedrag van 149.5 miljoen euro [5 (btw inbegrepen)]5 uitbetaald door de CREG aan de leveranciers uiterlijk 30 dagen volgend op de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 28 februari 2022 tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 maart 2012 tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de aardgasondernemingen en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan, het koninklijk besluit van 29 maart 2012 tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de elektriciteitsbedrijven en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan. Hiertoe ontvangt de CREG het voormelde bedrag uiterlijk 15 dagen volgend op de inwerkingtreding van voornoemd koninklijk besluit van 28 februari 2022. Dit bedrag wordt geput uit de in het Fonds aanwezige middelen bedoeld in artikel 15/11, § 1bis/1 van de wet en wordt proportioneel verdeeld over de leveranciers op basis van het aantal beschermde residentiële afnemers van elke leverancier per 30 september 2021.
  [4 Onverminderd het [6 negende lid,]6 wordt bij wijze van aanvullend voorschot op de in artikel 12 bedoelde terugbetaling met betrekking tot de levering van aardgas aan de beschermde residentiële afnemers aangewezen door de Koning overeenkomstig artikel 15/10, § 2/2, derde lid van de wet, een bedrag van 170.4 miljoen euro [5 (btw inbegrepen)]5 uitbetaald door de CREG aan de leveranciers uiterlijk 30 dagen volgend op de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 24 april 2022 tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 maart 2012 tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de aardgasondernemingen en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan en het koninklijk besluit van 29 maart 2012 tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de elektriciteitsbedrijven en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan. Hiertoe ontvangt de CREG het voormelde bedrag uiterlijk 15 dagen volgend op de inwerkingtreding van voornoemd koninklijk besluit van 24 april 2022. Dit bedrag wordt geput uit de in het Fonds aanwezige middelen bedoeld in artikel 15/11, § 1bis/1 van de wet en wordt proportioneel verdeeld over de leveranciers op basis van het aantal beschermde residentiële afnemers van elke leverancier per 31 december 2021.]4
  [5 Onverminderd het [6 negende lid,]6 wordt bij wijze van aanvullend voorschot op de in artikel 12 bedoelde terugbetaling met betrekking tot de levering van aardgas aan de beschermde residentiële afnemers aangewezen door de Koning overeenkomstig artikel 15/10, § 2/2, derde lid van de wet, een bedrag van 38,4 miljoen euro (btw inbegrepen) uitbetaald door de CREG aan de leveranciers uiterlijk dertig dagen volgend op de inwerkingtreding dit lid. Hiertoe ontvangt de CREG het voormelde bedrag uiterlijk vijftien dagen volgend op de inwerkingtreding van dit lid. Dit bedrag wordt geput uit de in het Fonds aanwezige middelen bedoeld in artikel 15/11, § 1bis/1 van de wet en wordt proportioneel verdeeld over de leveranciers op basis van het aantal beschermde residentiële afnemers van elke leverancier per 31 december 2021.
   Onverminderd het [6 negende lid,]6 wordt bij wijze van aanvullend voorschot op de in artikel 12 bedoelde terugbetaling met betrekking tot de levering van aardgas aan de beschermde residentiële afnemers aangewezen door de Koning overeenkomstig artikel 15/10, § 2/2, derde lid, van de wet, een bedrag van 193,3 miljoen euro (btw inbegrepen) uitbetaald door de CREG aan de leveranciers uiterlijk vijftien dagen volgend op de dag dat de CREG het voormelde bedrag ontvangt. Dit bedrag wordt geput uit de in het fonds aanwezige middelen bedoeld in artikel 15/11, § 1bis/1, van de wet en wordt proportioneel verdeeld over de leveranciers op basis van het aantal beschermde residentiële afnemers van elke leverancier per 31 december 2021.]5
  [6 Onverminderd het negende lid, wordt bij wijze van aanvullend voorschot op de in artikel 12 bedoelde terugbetaling met betrekking tot de levering van aardgas aan de beschermde residentiële afnemers die genieten van de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, aangewezen door de Koning overeenkomstig artikel 15/10, § 2/2, derde lid, van de wet, een bedrag van [9 230 miljoen euro]9 (btw inbegrepen) uitbetaald door de CREG aan de leveranciers uiterlijk vijftien dagen volgend op de dag dat de CREG het voormelde bedrag ontvangt. Dit bedrag wordt geput uit de in het fonds aanwezige middelen bedoeld in artikel 15/11, § 1bis/1, van de wet en wordt proportioneel verdeeld over de leveranciers op basis van het aantal beschermde residentiële afnemers van elke leverancier per 31 december 2021.
   Onverminderd het negende lid, wordt bij wijze van aanvullend voorschot op de in artikel 12 bedoelde terugbetaling met betrekking tot de levering van aardgas aan de beschermde residentiële afnemers zoals bedoeld in artikel 15/10, § 2/2, eerste lid, 1° tot en met 5° en tweede lid, van de wet en in artikel 4/1 van de programmawet van 27 april 2007, een bedrag van [9 230 miljoen euro]9 (btw inbegrepen) uitbetaald door de CREG aan de leveranciers uiterlijk vijftien dagen volgend op de dag dat de CREG het voormelde bedrag ontvangt. Dit bedrag wordt geput uit de in het fonds aanwezige middelen bedoeld in artikel 15/11, § 1bis, tweede lid, 3°, van de wet en wordt proportioneel verdeeld over de leveranciers op basis van het aantal beschermde residentiële afnemers van elke leverancier per 31 december 2021.]6
   In de volgende gevallen, waarvan de CREG kennis heeft, worden de krachtens dit artikel uit te betalen bedragen bij wijze van voorschot [8 of aanvullend voorschot]8 op de in artikel 12 bedoelde terugbetaling niet uitbetaald door de CREG aan een leverancier :
   1° in geval van faillissement van de leverancier uiterlijk 5 dagen voor de datum van betaling van het bedrag door de CREG;
   2° in geval van de opening van een procedure van gerechtelijke reorganisatie als vermeld in boek XX, titel V, van het Wetboek van economisch recht ten aanzien van de leverancier uiterlijk 5 dagen voor de datum van betaling van het bedrag door de CREG;
   3° in geval van de opheffing of schorsing van de gewestelijke leveringsvergunning van de leverancier door de bevoegde overheid uiterlijk 5 dagen voor de datum van betaling van het bedrag door de CREG;
   4° of ingeval van het ontzeggen, schorsen of opheffen van de toegang van het distributienet, aan de leverancier door de bevoegde overheid uiterlijk 5 dagen voor de datum van betaling van het bedrag door de CREG.
   Bedragen die niet worden uitbetaald door de CREG krachtens het voorgaande lid komen niet in mindering bij het vaststellen van de definitieve eindafrekening bedoeld in artikel 12.]3
   De krachtens [2 dit artikel]2 uitbetaalde bedragen komen in mindering voor het vaststellen van de definitieve eindafrekening bedoeld in artikel 12. Wanneer de eindafrekening negatief is, storten de leveranciers [3 uiterlijk op [7 30 oktober 2025]7]3 het teveel betaalde terug.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-01-28/03, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-02-2021>
  (2)<KB 2021-12-15/02, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 21-12-2021>
  (3)<KB 2022-02-28/08, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 11-03-2022>
  (4)<KB 2022-04-24/06, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 19-05-2022>
  (5)<KB 2022-09-18/02, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 14-10-2022>
  (6)<KB 2022-12-12/04, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 09-01-2023>
  (7)<KB 2023-03-21/01, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
  (8)<KB 2023-06-11/03, art. 1,3°, 012; Inwerkingtreding : 21-12-2021>
  (9)<KB 2023-06-11/03, art. 1,1°, 012; Inwerkingtreding : 25-06-2023>

Art.12ter.[1 § 1. Onverminderd paragraaf 2, wordt bij wijze van aanvullend voorschot op de in artikel 12 bedoelde terugbetaling met betrekking tot de levering van aardgas aan de beschermde residentiële afnemers die genieten van de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, aangewezen door de Koning overeenkomstig artikel 15/10, § 2/2, derde lid, van de wet, een bedrag van 203,990 miljoen euro (btw inbegrepen) uitbetaald door de CREG aan de leveranciers uiterlijk vijftien dagen volgend op de dag dat de CREG het voormelde bedrag ontvangt. Dit bedrag wordt geput uit de in het fonds aanwezige middelen bedoeld in artikel 15/11, § 1bis/1, van de wet en wordt proportioneel verdeeld over de leveranciers op basis van het aantal beschermde residentiële afnemers van elke leverancier per 31 december 2021.
   § 2. In de volgende gevallen, waarvan de CREG kennis heeft, worden de krachtens dit artikel uit te betalen bedragen bij wijze van voorschot [2 of aanvullend voorschot]2 op de in artikel 12 bedoelde terugbetaling niet uitbetaald door de CREG aan een leverancier :
   1° in geval van faillissement van de leverancier uiterlijk 5 dagen voor de datum van betaling van het bedrag door de CREG;
   2° in geval van de opening van een procedure van gerechtelijke reorganisatie als vermeld in boek XX, titel V, van het Wetboek van economisch recht ten aanzien van de leverancier uiterlijk 5 dagen voor de datum van betaling van het bedrag door de CREG;
   3° in geval van de opheffing of schorsing van de gewestelijke leveringsvergunning van de leverancier door de bevoegde overheid uiterlijk 5 dagen voor de datum van betaling van het bedrag door de CREG;
   4° of ingeval van het ontzeggen, schorsen of opheffen van de toegang van het distributienet, aan de leverancier door de bevoegde overheid uiterlijk 5 dagen voor de datum van betaling van het bedrag door de CREG.
   Bedragen die niet worden uitbetaald door de CREG krachtens het voorgaande lid komen niet in mindering bij het vaststellen van de definitieve eindafrekening bedoeld in artikel 12.
   De krachtens dit artikel uitbetaalde bedragen komen in mindering voor het vaststellen van de definitieve eindafrekening bedoeld in artikel 12. Wanneer de eindafrekening negatief is, storten de leveranciers uiterlijk op 31 maart 2025 het teveel betaalde terug.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-12-22/02, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 30-12-2022>
  (2)<KB 2023-06-11/03, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 30-12-2022>

HOOFDSTUK VI. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen
Art.13. § 1. Onverminderd § 2, gebeurt de definitieve regeling van de schuldvorderingen die betrekking hebben op de jaren 2004 tot het eerste kwartaal van 2012, en die niet door het Fonds ten laste werden genomen, met toepassing van de bepalingen van het koninklijk besluit van 21 januari 2004 tot vaststelling van de nadere regels voor de compensatie van de reële nettokost die voortvloeit uit de toepassing van de sociale maximumprijzen in de gasmarkt en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan.
  § 2. In afwijking van § 1, als de tenlasteneming van de schuldvorderingen die betrekking hebben op de jaren 2004 tot het eerste kwartaal van 2012 niet kon gebeuren met als enige reden dat de door de Commissie gevraagde attesten niet werden overgemaakt, dan wordt de controle van deze schuldvorderingen, voor elke periode waarop een aangifte van schuldvordering betrekking heeft, uitgevoerd op basis van een steekproef van attesten.
  De Commissie beslist om de aangegeven schuldvorderingen goed te keuren of te weigeren, naar rato van het geglobaliseerde resultaat van de steekproef bedoeld in het eerste lid. Ze brengt de aardgasondernemingen hiervan op de hoogte per aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging.

Art.14. Onverminderd artikel 13, wordt het koninklijk besluit van 21 januari 2004 tot vaststelling van de nadere regels voor de compensatie van de reële nettokost die voortvloeit uit de toepassing van de sociale maximumprijzen in de aardgassector en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan, opgeheven.

Art.15. Dit besluit treedt in werking op 1 april 2012.
  Bij afwijking van artikel 3, § 2, wordt de tot 1 augustus 2012 geldende referentieprijs door de Commissie op 1 april 2012 vastgesteld en onverwijld aan de aardgasondernemingen overgemaakt.
  Bij afwijking van artikel 6, § 1, lid 2, heeft de eerste aangifte van schuldvordering ingediend na de inwerkingtreding van dit besluit slechts betrekking op de laatste drie kwartalen van het jaar 2012.

Art.16. De Minister bevoegd voor economie en de Minister bevoegd voor energie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1.
  <Opgeheven bij KB 2020-06-16/04, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2020>

Art. N2. Bijlage 2. - Lijst van modellen van de toegelaten attesten
  op het niveau van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, Directie-generaal Personen met een handicap :
  - bijlage 2.A. [model in het Nederlands];
  - bijlage 2.B. [model in het Frans];
  - bijlage 2.C. [model in het Duits].
  op het niveau van de Rijksdienst voor Pensioenen :
  - bijlage 2.D. [model in het Nederlands];
  - bijlage 2.E. [model in het Frans];
  - bijlage 2.F. [model in het Duits].
  op het niveau van de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn :
  - bijlage 2.G. [model in het Nederlands];
  - bijlage 2.H. [model in het Frans];

  (NOTA : Beelden van de modellen niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 30-03-2012, p. 20592-20599)