Details





Titel:

5 JUNI 2008. - Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren en stagiairs van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad. (NOTA : de originele tekst wordt vervangen door deze op 18-09-2008, p. 48562-48624, gepubliceerd; zie eerste erratum) (NOTA : de lezing van art. 19 tem 22 is gewijzigd door BESL2018-03-21/27, art. 17 tem 21, wat betreft de bicommunautaire Dienst voor gezondheid, bijstand aan personen en gezinsbijslag, Inwerkingtreding : 14-05-2018) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 02-09-2008 en tekstbijwerking tot 14-08-2024)



Inhoudstafel:

BOEK I. - ALGEMEEN.
TITEL I. - Toepassingsgebied.
Art. 1
TITEL II. - Definities.
Art. 2-3
BOEK II. - ADMINISTRATIEF STATUUT.
TITEL I. - Organisatie van de Diensten van het Verenigd College.
HOOFDSTUK I. [1 - Organogram van de Diensten]1
Art. 4
HOOFDSTUK II. - Opdrachten van het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn.
Art. 5
HOOFDSTUK III. - Personeelsformatie.
Art. 6-9
HOOFDSTUK IV. - Ambtenaren.
Afdeling 1. - Graden.
Art. 10-12
Afdeling 2. [1 - Opdrachten en taken van de Leidend Ambtenaren.]1
Art. 13-14, 14/1
HOOFDSTUK V. - Directieraad.
Art. 15-17
HOOFDSTUK VI. - [1 Raad van beroep]1
Afdeling 1. - [1 Over de oprichting en de samenstelling van de raad van beroep]1
Art. 18
Afdeling 2. - [1 Werking]1
Art. 19
Afdeling 3. - [1 Procedures die buiten de tuchtregeling vallen]1
Onderafdeling 1. - [1 Beroep inzake stage]1
Art. 20
Onderafdeling 2. - [1 Beroep inzake evaluatie en verklaring van definitieve beroepsongeschiktheid]1
Art. 21
Onderafdeling 2/1. [1 Beroep tegen een beslissing inzake proefperiode]1
Art. 21/1
Onderafdeling 3. - [1 Beroep inzake verloven, afwezigheden en disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst]1
Art. 22
HOOFDSTUK VII. - Werktijdregeling.
Art. 23
HOOFDSTUK VIII. [1 - De selectiecommissies en de evaluatiecommissie]1
Art. 23/1, 23/2, 23/3
TITEL II. - Rechten en plichten.
Art. 24, 24/1, 24/2, 25-26, 26/1, 26/2, 27-32
TITEL III. - Onverenigbaarheden.
Art. 33-37
TITEL IV. [1 - Werving, de stage en de benoeming.]1
HOOFDSTUK I. [1 - De werving en de selectie.]1
Art. 37/1, 37/2
Afdeling I. [1 - Algemene bepaling.]1
Art. 38
Afdeling 2. [1 - De benoemings-, toelaatbaarheids- en wervingsvoorwaarden.]1
Art. 39-40
HOOFDSTUK II.
Art. 41
Afdeling 3. [1 - Organisatie van de selecties en samenstelling van de selectiecommissie.]1
Art. 42-44
HOOFDSTUK III.
Art. 45
Afdeling 4. [1 - Functiebeschrijving, programma en organisatie van de selectie.]1
Art. 46, 46/1, 46/2, 47
Afdeling 5. [1 - De selectieproeven.]1
Onderafdeling 1. [1 - Algemene bepaling]1
Art. 48
Onderafdeling 2. [1 - De instapkaartmodule]1
Art. 49
Onderafdeling 3. [1 - De generieke module]1
Art. 50-51
TITEL V.
HOOFDSTUK I.
Onderafdeling 4. [1 - De specifieke module en rangschikking van de geslaagden]1
Art. 52-55
Onderafdeling 5. [1 - Over de samenstelling en de raadpleging van de wervingsreserve en van de wervingsreserve van de andere overheden.]1
Art. 56, 56/1, 56/2
Onderafdeling 6. [1 - Regels voor de toelating van de geslaagden.]1
Art. 57
HOOFDSTUK II.
Art. 58
Onderafdeling 7. [1 - Oproep tot indiensttreding van de geslaagden.]1
Art. 59
HOOFDSTUK II. [1 - Werving van personen met een handicap.]1
Art. 60, 60/1, 60/2, 60/3
HOOFDSTUK III. [1 - De stage.]1
Eerste afdeling. [1 - Algemene bepalingen.]1
Art. 61-63
TITEL VI.
Art. 64
Afdeling 2. [1 - Inhoud van de stage.]1
Art. 65
Afdeling 3. [1 - Het verloop van de stage.]1
Art. 66, 66/1, 66/2, 66/3, 66/4, 66/5, 66/6
Afdeling 4. [1 - Het einde van de stage]1
Art. 66/7, 66/8, 66/9
HOOFDSTUK IV. [1 - Benoeming als ambtenaar.]1
Art. 67, 67/1, 67/2, 67/3
TITEL VII. - Het onthaal, de vorming en de voorlichting.
Art. 68-74
TITEL VIII. - Evaluatie.
HOOFDSTUK I. [1 - Evaluatie van de ambtenaren zonder mandaat.]1
Art. 75-82
HOOFDSTUK II [1 - Evaluatie van de mandaathouders.]1
Art. 83, 83/1, 83/2, 83/3
TITEL IX. - Anciënniteit.
Art. 84-87
TITEL X. - Loopbaan van de ambtenaren.
HOOFDSTUK I. - Algemene regels inzake de loopbaan en de bevorderingen.
Art. 88-96, 96/1, 97
HOOFDSTUK II. - Functionele loopbaan.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art. 98-99
Afdeling 2. [1 - De verschillende functionele loopbanen.]1
Art. 100
HOOFDSTUK III. [1 - Bevordering tot de graden van de rangen A2 en A3.]1
Art. 101, 101/1, 101/2, 102-103, 103/1
HOOFDSTUK IV. - [1 Het mandaat]1
Art. 104-108, 108/1, 108/2, 108/3, 108/4, 108/5
HOOFDSTUK V. - Uitoefening van een hogere functie.
Art. 109-114
TITEL XI. [1 - Dienstaanwijzing, overplaatsing, externe mutatie, wedertewerkstelling en wedertewerkstelling na afschaffing van de betrekking.]1
Art. 115-116, 116/1, 116/2, 117-119
TITEL XII. - [1 De tuchtregeling]1
HOOFDSTUK I. - [1 Algemene bepaling]1
Art. 120
HOOFDSTUK II. - [1 Tuchtstraffen]1
Art. 121-126, 126/1, 127
HOOFDSTUK III. - [1 Principes in verband met de tuchtprocedure.]1
Art. 128-132
HOOFDSTUK IV. - [1 De procedures]1
Afdeling 1. - [1 Voorstel van tuchtstraf]1
Art. 133
Afdeling 2. - [1 Uitspraak van de tuchtstraf]1
Art. 134
HOOFDSTUK V. - [1 Uitwissing van de tuchtstraf]1
Art. 135
HOOFDSTUK VI. - [1 Beroep]1
Afdeling 1. - [1 Algemene bepalingen]1
Art. 136
Afdeling 2. - [1 Beroepsprocedure]1
Art. 137-139
Afdeling 3. - [1 Uitspraak van de straf in beroep]1
Art. 140
TITEL XIII. - Schorsing in het belang van de dienst.
HOOFDSTUK I. - Feiten die kunnen aanleiding geven tot een schorsing in het belang van de dienst.
Art. 150-151
HOOFDSTUK II. - Bevoegde overheid.
Art. 152
HOOFDSTUK III. - Procedure.
Art. 153-154
HOOFDSTUK IV. - Duur en gevolgen van de schorsing in het belang van de dienst.
Art. 155-156
HOOFDSTUK V. - Beroep.
Art. 157
HOOFDSTUK VI. - Einde van de schorsing in het belang van de dienst.
Art. 158-159
TITEL XIV. - Verloven en administratieve standen.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 160-161
HOOFDSTUK II. - Dienstactiviteit.
Afdeling 1. - Algemeen.
Art. 162-164
Afdeling 2. - Verloven voor jaarlijkse vakantie en op de feestdagen, omstandigheidsverlof en uitzonderlijk verlof.
Art. 165-172
Afdeling 3. - Verlof voor moederschapsbescherming [1 ...]1.
Art. 173-174, 174/1
Afdeling 4. - Ouderschapsverlof, voor opvang met het oog op adoptie of pleegvoogdij [1 of plaatsing in een onthaalgezin naar aanleiding van een rechterlijke beslissing]1.
Art. 175-176
Afdeling 5. - Verlof om dwingende redenen van familiaal belang.
Art. 177
Afdeling 5/1. [1 - Het zorgverlof.]1
Art. 177/1
Afdeling 6. - Ziekteverlof.
Art. 178-179
Afdeling 7. - Verlof voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden.
Art. 180
Afdeling 8. [1 - Verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen.]1
Art. 181, 181/1, 181/2, 181/3, 181/4
Afdeling 9. - Verlof om zich kandidaat te stellen bij verkiezingen of om een politiek mandaat uit te oefenen.
Art. 182-185, 185/1, 186-190
Afdeling 10. - Verlof voor sociale promotie en om deel te nemen aan vormingsactiviteiten.
Art. 191
Afdeling 11. - Verlof wegens opdracht.
Art. 192-197
Afdeling 12. - Verlof voor vakbondsopdracht.
Art. 198
Afdeling 13. - Verlof voor werkzaamheden bij een politieke groep die erkend is in een wetgevende vergadering van de Staat, van een Gemeenschap of een Gewest, respectievelijk bij de voorzitter van een van die groepen.
Art. 199-200
Afdeling 14. - Verlof om een ambt uit te oefenen bij het kabinet van een federale minister of staatssecretaris, of bij het kabinet van een regeringslid van een Gemeenschap of een Gewest of bij het kabinet van een lid van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of van de Colleges van de Vlaamse of Franse Gemeenschapscommissies.
Art. 201
Afdeling 15. - Verlof voor het verrichten van sommige militaire prestaties in vredestijd en van diensten bij de civiele bescherming of van taken van openbaar nut op grond van het koninklijk besluit van 20 februari 1980 houden coördinatie van de wetten betreffende het statuut van de gewetensbezwaarden.
Art. 202
Afdeling 16. - Verlof om een stage te vervullen bij een andere openbare dienst.
Art. 203
Afdeling 16bis. [1 - Het verlof om medische of humanitaire redenen.]1
Art. 203/1, 203/2, 203/3, 203/4
Afdeling 17. - Andere verloven.
Art. 204-205
HOOFDSTUK III. - Non-activiteit.
Art. 206-210
HOOFDSTUK IV. - Disponibiliteit.
Afdeling 1. - Algemeen.
Art. 211-213
Afdeling 2. - Disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst.
Art. 214-216
Afdeling 3. - Disponibiliteit wegens ziekte of gebrekkigheid.
Art. 217-221
TITEL XV. - Verlies van de hoedanigheid van ambtenaar en definitieve ambtsneerlegging.
Art. 222-225
TITEL XVI. - Overgangsbepalingen.
Art. 226-232
BOEK III. - GELDELIJK STATUUT.
TITEL I. - Voorafgaande bepaling.
Art. 233
TITEL II. - Organieke regeling.
HOOFDSTUK I. - Vaststelling van de weddenschalen.
Art. 234-236
HOOFDSTUK II. - Vaststelling van de wedde.
Art. 237
HOOFDSTUK III. - Vaststelling van de weddenschaal.
Art. 238
HOOFDSTUK IV. - In aanmerking komende diensten.
Art. 239-248
HOOFDSTUK V. - Berekening van de anciënniteit en de wedde.
Art. 249-252
HOOFDSTUK VI. - Uitbetaling van de wedde.
Art. 253-254
HOOFDSTUK VII. - Wedde in geval van verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden.
Art. 255-256
HOOFDSTUK VIII. [1 - Beëindiging van het mandaat van rechtswege.]1
Art. 256/1
HOOFDSTUK IX. [1 - Vroegtijdige beëindiging van het mandaat.]1
Art. 256/2, 256/3
HOOFDSTUK X. [1 - De graad en de schaal na het mandaat.]1
Art. 256/4, 256/5, 256/6
TITEL III. - Gewaarborgde bezoldiging, haard- of standplaatstoelage, vakantiegeld en eindejaarstoelage.
Art. 257-259
TITEL IV. - Toelagen.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 260-262
HOOFDSTUK II. - Toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt.
Art. 263
HOOFDSTUK III. [1 - Toelagen aan de boekhouders en rekenplichtigen.]1
Afdeling 1. [1 - Algemene bepalingen.]1
Art. 264
Afdeling 2. [1 - De verantwoordelijkheidstoelage aan de centraliserend rekenplichtigen, de rekenplichtigen van de geschillen en de liggende gelden en de boekhouders.]1
Art. 265
Afdeling 3. [1 - Toelage aan de rekenplichtigen.]1
Art. 266-267
HOOFDSTUK IV. - Toelage aan sommige laureaten van een vergelijkende selectie voor overgang naar het hoger niveau.
Art. 268
HOOFDSTUK V. [1 - Tweetaligheidstoelage.]1
Art. 269-270, 270/1, 271
HOOFDSTUK VI. - Mandaatstoelage.
Art. 272
HOOFDSTUK VII. - [1 Toelage voor wachtdienst]1
Art. 272/1
HOOFDSTUK VIII. [1 - Toelagen voor geneesheren en ingenieurs]1
Art. 272/2. [4 § 1. Er wordt aan de ambtenaren, titularis van de graden van geneesheer, ingenieur, eerste geneesheer deskundige en eerste ingenieur deskundige, alsook aan de ambtenaren van rang A4+ en A5, die titularis zijn van een diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde of master in de geneeskunde (huisarts) en, hetzij van een diploma burgerlijk bouwkundig ingenieur of master in de ingenieurswetenschappen (bouwkunde), hetzij van een diploma burgerlijk ingenieur architect of master in de ingenieurswetenschappen (architectuur), een premie toegekend, voor zover zij de specifieke functie van geneesheer of ingenieur uitoefenen zoals voorzien in hun functiebeschrijving.]4
TITEL V. - Vergoedingen.
HOOFDSTUK I. - De vergoeding voor reiskosten gemaakt in het belang van de dienst.
Art. 273
HOOFDSTUK II. - De vergoeding voor het gebruik van het gemeenschappelijk openbaar vervoer.
Art. 274
HOOFDSTUK III. - De vergoedingen voor het gebruik van de fiets.
Art. 275
HOOFDSTUK IV. - Vergoeding van de begrafeniskosten bij overlijden van een ambtenaar.
Art. 276
TITEL VI. - Overgangsbepalingen.
Art. 277-278, 278/1
BOEK IV. - OPHEFFINGS- EN SLOTBEPALINGEN.
Art. 279-281
BIJLAGEN.
Art. N1, N1/1, N2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1993031081  2005031340  2007031552 





Artikels:

BOEK I. - ALGEMEEN.
TITEL I. - Toepassingsgebied.
Artikel 1. Dit besluit is toepasselijk op de ambtenaren van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad en, in de voorwaarden die het bepaalt, op de stagiairs.

TITEL II. - Definities.
Art.2.[1 § 1.]1 Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :
  1° [1 "Minister": het Lid of de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het Openbaar Ambt;]1
  2° [1 "Dienst van Staat": elke niet over afzonderlijke rechtspersoonlijkheid beschikkende dienst die ressorteert onder de wetgevende en uitvoerende machten van de Staat, van de Gemeenschappen en Gewesten, van de Gemeenschapscommissies of van de rechterlijke macht;]1
  3° [1 "Andere openbare diensten dan de diensten van de Staat":
   a) elke dienst met afzonderlijke rechtspersoonlijkheid die ressorteert onder de uitvoerende macht van de Staat, van de Gemeenschappen, van de Gewesten, van de Gemeenschapscommissies;]1
  b) elke dienst die ressorteert onder een provincie, een gemeente, een OCMW, een vereniging van gemeenten of een vereniging van OCMW's, een agglomeratie of die ressorteert onder een federatie van gemeenten, alsook elke dienst die ressorteert onder een aan een provincie of gemeente ondergeschikte instelling;
  c) elke andere instelling onder Belgisch recht, die voldoet aan collectieve noodwendigheden van algemeen of lokaal belang, en waarbij de openbare overheid bij de oprichting of de bijzondere leiding klaarblijkelijk een overwegend aandeel heeft;
  4° " Vakorganisaties " : de representatieve vakorganisaties die zetelen in Sectorcomité XV in uitvoering van artikel 8, § 1, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;
  5° " Werkdagen " : het geheel van de kalenderdagen, met uitsluiting van de zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen alsmede 2 en 15 november en 26 december;
  [1 6° "Dienst": de bicommunautaire Dienst voor gezondheid, bijstand aan personen en gezinsbijslag, opgericht bij de ordonnantie van 23 maart 2017;]1
  [1 7° "De functionele chef": personeelslid dat de leiding of de dagelijkse controle heeft over het functioneren van een team ingevolge zijn functiebeschrijving;]1
  [1 8° "De hiërarchisch meerdere": de ambtenaar aan wie de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde de verantwoordelijkheid heeft toegekend voor een dienst of een directie en die door dit feit een directe autoriteit uitoefent over de personeelsleden;]1
  [1 9° "HRM": de dienst binnen de Diensten van het Verenigd College die belast is met het personeelsbeheer;]1
  [1 10° : "De kennisgeving": het gebruik van één van de volgende middelen om aan de ambtenaar of stagiair bijzondere informatie ter kennis te brengen:
   a) Hetzij de afgifte van een document aan de ambtenaar of aan de stagiair tegen een gedateerd en getekend ontvangstbewijs;
   b) Hetzij de aangetekende verzending van een document naar het laatste door de ambtenaar of stagiair meegedeelde adres;]1
  [1 11° : "In kennis stellen van": overgaan tot een kennisgeving.]1
  [1 § 2. Het begrip "ontwikkelingslanden" slaat op de lijst van landen geklasseerd door de OESO als "minst ontwikkelde landen", "landen met een laag inkomen" en "landen met een lager intermediair inkomen", ook DAC-lijst genoemd.]1
  [1 § 3. Wanneer dit besluit een termijn voorziet die begint te lopen na een kennisgeving, wordt deze termijn berekend vanaf de dag volgend op de afgifte van het document of vanaf de derde dag volgend op de aangetekende zending ervan, postdatum ter staving, behoudens tegenbewijs van de verzender.
   De vervaldag is in de termijn begrepen.
   Wanneer deze dag evenwel valt op een zaterdag, een zondag of een in artikel 171 bedoelde feestdag, wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag. Als deze dag valt tussen Kerst en Nieuwjaar, wordt hij verplaatst naar de eerstvolgende werkdag na Nieuwjaar.]1
  [1 § 4. Wanneer dit besluit voorziet in een termijn dan wordt deze, behoudens andersluidende bepalingen, gerekend in kalenderdagen.]1
  [1 § 5. Het gebruik van de mannelijke benamingen in dit besluit is gemeenslachtig.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.3. Ambtenaar van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie is elkeen die, in vast dienstverband, benoemd is bij de Diensten van het Verenigd College. Hij verkeert in een statutaire situatie waaraan in de bij dit besluit bepaalde gevallen een einde kan worden gesteld.
  Stagiair is elkeen die werd toegelaten tot een stage met het oog op een benoeming in vast dienstverband.

BOEK II. - ADMINISTRATIEF STATUUT.
TITEL I. - Organisatie van de Diensten van het Verenigd College.
HOOFDSTUK I. [1 - Organogram van de Diensten]1   ----------   (1)
Art.4.[1 Onverminderd de organisatie van de Diensten van het Verenigd College in directies, waaronder het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, stelt de Directieraad het organigram vast door de door het Verenigd College toevertrouwde opdrachten en zijn aanbevelingen in aanmerking te nemen.]1
  ----------
  (1)<BESL 2022-09-22/17, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 01-07-2024>

HOOFDSTUK II. - Opdrachten van het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn.
Art.5. Het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn heeft onder andere als opdracht de noodzakelijke informatie voor de uitwerking van een gecoördineerd beleid zowel inzake gezondheid als inzake welzijn op het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad te verzamelen, te verwerken en te verspreiden.
  Deze opdracht omvat inzonderheid de volgende aspecten :
  1° de sociaal-sanitaire en sociaal-economische karakteristieken van voornoemd gebied in het licht te stellen;
  2° de nuttige informaties verzamelen, verwerken en verspreiden;
  3° een balans opmaken van de bestaande gegevens en de specifieke enquêtes die reeds in samenwerking met de documentatiediensten werden verwezenlijkt;
  4° bijdragen tot de evaluatie van het beleid inzake preventie en inzake gezondheidsopvoeding;
  5° thematische studies verwezenlijken teneinde de acties gevoerd in een welbepaalde gezondheids- of welzijnssector te kunnen evalueren en oriënteren;
  6° elk advies of elk voorstel formuleren over al de aangelegenheden die op de sociaal-sanitaire en sociaaleconomische problematiek betrekking hebben;
  7° de coördinatie bevorderen van de op het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad door de verschillende gezondheids- en welzijnsinstanties en actoren op het terrein gevoerde acties;
  8° meewerken aan het opstellen van het armoederapport en van de sociale barometer, bedoeld in de artikelen 3 en 9 van de ordonnantie van 20 juli 2006 betreffende het opstellen van het armoederapport van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
  9° de structurele samenwerking met het " Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting ", zoals voorzien in artikel 6, § 2, van het Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de bestendiging van het armoedebeleid, ondertekend te Brussel, op 5 mei 1998.

HOOFDSTUK III. - Personeelsformatie.
Art.6. De personeelsformatie bepaalt, per niveau, per rang en per graad, het aantal betrekkingen dat noodzakelijk wordt geacht om de permanente opdrachten van de Diensten van het Verenigd College uit te voeren.

Art.7.Na advies van de Directieraad [1 bedoeld in artikel 15]1 en van het Basisoverlegcomité, bepaalt het Verenigd College de personeelsformatie.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 14, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.8.[1 Het organogram, evenals elke wijziging ervan, wordt bij dienstnota of bij ieder ander intern communicatiemiddel aan de personeelsleden medegedeeld.]1
  ----------
  (1)<BESL 2022-09-22/17, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-07-2024>

Art.9.Onverminderd het tweede lid, [1 legt de Minister vast]1, op de voordracht van de Directieraad, de functiebeschrijvingen.
  Indien het de functiebeschrijvingen van de betrekkingen van rang A3 betreft, gaat het voorstel uit van de [2 leidend ambtenaren]2.
  De vereiste kwalificaties worden aan iedere functiebeschrijving toegevoegd. Er dient onder kwalificaties te worden verstaan, het geheel van kennis en vaardigheden die vereist zijn om de functie uit te oefenen.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 15, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK IV. - Ambtenaren.
Afdeling 1. - Graden.
Art.10.De ambtenaren worden benoemd in graden, hiërarchisch verdeeld in [1 vier niveaus en acht rangen]1, overeenkomstig artikel 11 van dit besluit.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 16, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.11.§ 1. Het niveau van een graad bepaalt de plaats van die graad in de hiërarchie volgens de kwalificatie van de opleiding en de geschiktheid waarvan blijk moet worden gegeven opdat die graad kan worden toegekend.
  § 2. De rang bepaalt de betrekkelijke waarde van een graad in zijn niveau.
  Elke rang wordt met een letter gevolgd door een cijfer aangeduid : de letter verwijst naar het niveau, het cijfer plaatst de rang binnen het niveau; het hoogste cijfer stemt overeen met de hoogste rang.
  De rangen worden verdeeld onder de [1 niveaus]1 als volgt :
  1° [1 in niveau A, vijf rangen gerangschikt van rang A1 tot rang A5;]1
  2° in niveau B, één rang gerangschikt in rang B1;
  3° in niveau C, één rang gerangschikt in rang C1;
  4° in niveau D, één rang gerangschikt in rang D1.
  Het niveau A is het hoogste niveau.
  § 3. De graad is de titel die de ambtenaar in een rang situeert en hem machtigt tot het bekleden van een van de betrekkingen welke met die graad overeenstemmen.
  [1 Volgende graden worden opgericht :
   1° in rang A5 : leidend ambtenaar;
   2° in rang A4+ : adjunct-leidend ambtenaar;
   3° in rang A3 : directeur;
   4° in rang A2 : eerste attaché; eerste ingenieur deskundige, eerste geneesheer deskundige, eerste attaché deskundige;
   5° in rang A1 : geneesheer; ingenieur; attaché;
   6° in rang B1 : assistent;
   7° in rang C1 : adjunct;
   8° in rang D1 : klerk.]1
  § 4. Zijn [1 leidend ambtenaren]1, de ambtenaren die titularis zijn van een graad behorend tot niveau A en die respectievelijk is ingedeeld in de rangen A5 en [1 A4+]1.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 17, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.12.Onverminderd artikel 104, worden de ambtenaren van de niveaus A en B door het Verenigd College benoemd.
  De ambtenaren van de niveaus C en D worden door de [1 Minister]1 benoemd.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 2. [1 - Opdrachten en taken van de Leidend Ambtenaren.]1   ----------   (1)
Art.13. De leidend ambtenaar, onverminderd de opdrachten en taken die hem bij dit besluit worden toevertrouwd :
  1° leidt, onder het gezag van het Verenigd College, de Diensten van het Verenigd College en zorgt voor hun goede werking en de coördinatie van het geheel van de directies en diensten en van hun activiteiten;
  2° oefent het hoog gezag uit over al het personeel en is in het bijzonder belast met de handhaving van de tucht en de orde;
  3° beslist over de verdeling van de werkingsmiddelen van de Diensten van het Verenigd College;
  4° leidt en coördineert de opstelling van de begrotingen en ziet toe op de uitvoering ervan;
  5° coördineert de activiteiten van in artikel 4 bedoelde directies en diensten;
  6° ziet toe op de uitvoering van de beslissingen van het Verenigd College en van zijn Leden;
  Met dit doel, zendt hij aan de bevoegde diensten de dossiers en de ministeriële beslissingen en onderrichtingen, in voorkomend geval, samen met de nodige inlichtingen.
  Hij viseert de naar de Leden van het Verenigd College gezonden dossiers en voegt er, in voorkomend geval, zijn opmerkingen aan toe;
  7° voert de opdrachten en taken uit die hem door het Verenigd College worden gedelegeerd;
  8° neemt deel, samen met de Adviesraad voor Gezondheids- en Welzijnszorg, opgericht bij ordonnantie van 17 juli 1991, gewijzigd bij de ordonnanties van 8 december 1994 en 5 juni 2008, aan het uitwerken van voorstellen tot bepaling van het beleid inzake Gezondheid en Bijstand aan personen vastgelegd door het Verenigd College.

Art.14. De leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtenaar werken een billijke en evenwichtige verdeling van de verantwoordelijkheden uit; deze verdeling wordt ter goedkeuring aan het Verenigd College voorgelegd.
  De adjunct-leidend ambtenaar oefent bovendien de in artikel 13 bepaalde opdrachten en taken van de leidend ambtenaar uit, wanneer deze afwezig of verhinderd is. Met dit doel, houdt hij zich regelmatig op de hoogte van de beslissingen van het Verenigd College, toegezonden bij middel van de notulen van de beraadslagingen ervan.

Art. 14/1. [1 De leidende ambtenaren kunnen binnen de beperkingen van hun bevoegdheden, hun bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren aan de ambtenaren van niveau A en B die zij aanwijzen.
   De delegaties worden ter kennis van de personeelsleden gebracht.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 19, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


HOOFDSTUK V. - Directieraad.
Art.15.Binnen de Diensten van het Verenigd College is er een directieraad. [1 Deze bestaat uit de leidend ambtenaar, de adjunct-leidend ambtenaar, de directeurs en de directeur van het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn]1.
  ----------
  (1)<BESL 2024-03-21/33, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Art.16.Behalve de bevoegdheid die dit statuut hem met name toekent, neemt de directieraad kennis van alle vraagstukken met algemene strekking die verband houden met de toepassing van de statutaire regels. Hij oefent onder meer het hoog gezag uit over het verloop van de loopbaan van de ambtenaren.
  Bovendien beraadslaagt de directieraad over de algemene werking en de organisatie van de Diensten van het Verenigd College; hij kan ook beraadslagen over bevoegdheidsgeschillen binnen de Diensten en over de eindversie van de begrotingsvoorstellen die aan de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor de Begroting, dienen te worden toegestuurd.
  Elke aangelegenheid die betrekking heeft op de organisatie van de Diensten van het Verenigd College kan bij de directieraad door één van zijn leden worden aanhangig gemaakt.
  De directieraad wordt geraadpleegd voor de specifieke uitvoeringsmaatregelen van het statuut.
  [1 Elk voorstel of elke individuele beslissing, door de directieraad genomen ten opzichte van een ambtenaar of stagiair, gebeurt bij geheime stemming. Tenzij één wettelijk tweetalig lid van de directieraad aanwezig is, is een lid van de directieraad van dezelfde taalrol als de ambtenaar of stagiair aanwezig.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 20, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.17.De directieraad wordt voorgezeten door de leidend ambtenaar of, in geval van afwezigheid of van verhindering, door de adjunct-leidend ambtenaar.
  Een secretaris wordt [1 onder zijn leden]1 aangeduid.
  De directieraad stelt zijn reglement van inwendige orde op dat ten minste de frequentie van de vergaderingen, het vereiste [1 aanwezigheidsquorum]1 en de, voor de geldigheid van zijn beslissingen, vereiste meerderheid vastlegt. Dit wordt door het Verenigd College goedgekeurd en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 21, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK VI. - [1 Raad van beroep]1   ----------   (1)
Afdeling 1. - [1 Over de oprichting en de samenstelling van de raad van beroep]1   ----------   (1)
Art.18.[1 Er wordt een raad van beroep ingesteld gezamenlijk voor de Diensten van het Verenigd College en voor de instellingen van openbaar nut van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, bevoegd voor het beroep inzake stage, evaluatie, verklaring van professionele ongeschiktheid, proefperiode, verlof, afwezigheden, beschikbaarheid wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst en van de disciplinaire regeling.
  De raad is samengesteld :
  1° uit een effectieve voorzitter en een plaatsvervangende voorzitter, magistraten, gepensioneerde magistraten, ambtenaren of gepensioneerde ambtenaren aangeduid door het verenigd College. Eén van hen behoort tot de Franse taalrol, de andere tot de Nederlandse taalrol. Ze kennen de andere taal voldoende om de eenheid van de rechtspraak van de twee afdelingen van de raad te verzekeren. De taalkennis van de magistraten wordt vastgesteld overeenkomstig de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken. De taalkennis van de ambtenaren wordt vastgesteld door het bewijs te leveren dat ze een taalbewijs van Selor hebben behaald dat uitgereikt is op grond van de artikelen 7, 8 en 11, of 12 van het koninklijk besluit van 8 maart 2001 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966;
  De aangewezen ambtenaren moeten titularis zijn of geweest zijn van minstens een graad van directeur van rang A3 of gelijkwaardig.
  Ze moeten de titel dragen van doctor, licentiaat of master in de rechten en hebben minstens zes maanden ervaring op het vlak van het openbaar ambt of van het beheer van human resources in de openbare sector.
  Indien de minister van Justitie niet binnen de drie maanden van het verzoek van de [2 Minister]2 de effectieve voorzitter of de plaatsvervangende voorzitter heeft aangewezen, wijst het College hen aan uit de ambtenaren of de gepensioneerde ambtenaren. Zij mogen geen ambtenaar zijn of geweest zijn bij de Diensten van het Verenigd College of van een instelling van openbaar nut van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad.
  2° per taalrol, uit drie assessoren, ambtenaren van niveau A, die de overheid vertegenwoordigen, aangeduid door het Verenigd College. Er worden op dezelfde manier evenveel plaatsvervangende assessoren aangewezen met dien verstande dat ze de effectieve assessoren vervangen in de volgorde die door het Verenigd College bepaald is;
  3° per taalrol, uit drie effectieve assessoren en drie plaatsvervangende assessoren aangewezen door de vakorganisaties.
  Aan de werkzaamheden van de raad nemen eveneens een effectieve secretaris en een plaatsvervangende secretaris per taalrol deel die door het Verenigd College werden aangewezen en niet stemgerechtigd zijn.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-01-26/30, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 2. - [1 Werking]1   ----------   (1)
Art.19.[1 § 1. De raad wordt uitsluitend geadieerd op het adres van zijn secretariaat dat vastgelegd is in het huishoudelijk reglement. Zodra de raad geadieerd is, laat de secretaris van de betrokken afdeling zich het dossier bezorgen door de leidende ambtenaar van de Diensten van het Verenigd College of van de betrokken instelling van openbaar nut. Dit bevat alle elementen die de raad in staat stellen met kennis van zaken te beraadslagen.
  De raad bestaat uit twee afdelingen, één per taalrol. De afdelingen worden voorgezeten door de voorzitter of bij zijn afwezigheid door de ondervoorzitter.
  Elke afdeling telt ten minste één derde vertegenwoordigers van elk geslacht.
  § 2. De verenigde afdelingen leggen een gemeenschappelijk huishoudelijk reglement vast.
  § 3. Elke afdeling kan slechts geldig beraadslagen indien de meerderheid van haar leden aanwezig is en het dossier de nodige elementen bevat die de raad toelaten met kennis van zaken een advies te geven of een beslissing te nemen.
  Het effectieve lid dat de overheid vertegenwoordigt en niet kan zetelen, wordt van rechtswege vervangen door de eerste plaatsvervanger, bij ontstentenis, door de tweede, bij ontstentenis, door de derde.
  Het effectieve lid dat een representatieve vakorganisatie vertegenwoordigt en niet kan zetelen wordt van rechtswege vervangen door zijn plaatsvervanger.
  Elk effectief lid van een afdeling die weet dat hij niet zal kunnen zetelen in een vergadering van de raad van beroep, verzekert onmiddellijk zijn vervanging en licht de secretaris hierover in.
  Indien de aanwezige leden het quorum niet bereikt hebben, hoewel ze behoorlijk opgeroepen waren, wordt er binnen de twee weken een nieuwe vergadering bijeengeroepen die, in afwijking van het eerste lid, ongeacht het aantal aanwezige leden zetelt en beraadslaagt.
  Tijdens de stemming moet het aantal assessoren aangewezen door het Verenigd College en aangewezen door de vakorganisaties gelijk zijn; in voorkomend geval wordt de pariteit hersteld door uitschakeling van één of meer leden op basis van een consensus tussen de betrokken assessoren of, bij hun afwezigheid, door loting.
  De beraadslagingen van de raad gaan eerst over de ontvankelijkheid van het beroep of van de raadpleging, daarna in voorkomend geval over de grond van de zaak. Enkel de voorzitter en de assessoren van de behandelde zaak, in aanwezigheid van de secretaris, nemen aan de beraadslagingen deel.
  De kennisgeving van de beslissing vermeldt de voorziene beroepsmogelijkheden en de termijn waarbinnen deze uitgeoefend kunnen worden.
  § 4. Elk lid van de [2 raad van beroep]2, met inbegrip van de voorzitter, is stemgerechtigd. De stemming is geheim. Bij staking van stemmen, is de beslissing gunstig voor de stagiair of voor de ambtenaar.
  § 5. De stagiair of de ambtenaar wordt gehoord om zijn verweermiddelen te doen gelden. Hij is ertoe gehouden persoonlijk te verschijnen en mag zich voor zijn verdediging laten bijstaan door een persoon van zijn keuze. De verdediger mag hoe dan ook geen deel uitmaken van de raad van beroep of van een directieraad.
  Op basis van een medisch attest of bij behoorlijk bewezen overmacht kan de stagiair of de ambtenaar voor zijn verdediging vertegenwoordigd worden door de persoon van zijn keuze. In deze hypothese verhindert de afwezigheid van de ambtenaar geenszins het werk van de raad. Het attest of het bewijs worden voor zijn vergadering overgemaakt aan het secretariaat van de raad, overeenkomstig de manieren voorzien in § 7 of, in noodgevallen, via zijn e-mailadres.
  Wanneer de stagiair of de ambtenaar zijn eigen verdediging verzekert en hij verhinderd is om redenen van overmacht om te verschijnen, wordt hem een laatste oproepingsbrief toegestuurd. De maximumduur van de procedure voorzien in artikel 19, § 6, wordt verlengd met de periode tussen de geplande datums voor de eerste en de tweede hoorzitting.
  Onverminderd de twee vorige leden, wordt de stagiair of de ambtenaar, indien hij niet persoonlijk verschijnt, volgens het geval, geacht in te stemmen met het voorstel dat hem door de overheid gedaan wordt of van zijn beroep af te zien. Volgens het geval geeft de raad hem kennis van de bevestiging van het voorstel van de administratie of van de afvoering ervan.
  § 6. Volgens het geval geeft de raad binnen de drie maanden nadat de zaak aanhangig gemaakt werd kennis van zijn advies of van zijn beslissing. Deze termijn wordt met [2 een maand]2 verlengd om redenen van overmacht of wanneer de gerechtelijke vakanties tijdens deze termijn lopen.
  Indien de raad geen kennis geeft van zijn beslissing of zijn advies binnen de opgelegde termijn wordt de procedure beëindigd in het voordeel van de stagiair of van de ambtenaar.
  § 7. De in dit hoofdstuk bedoelde [2 kennisgevingen]2 gebeuren :
  1° hetzij middels de afgifte van een document tegen een gedateerd en getekend ontvangstbewijs;
  2° hetzij middels de aangetekende verzending van een document.
  Elke termijn wordt berekend vanaf de dag volgend op de afgifte van het document of vanaf de derde dag volgend op de aangetekende verzending ervan, postdatum ter staving, behoudens tegenbewijs van de verzender.
  De vervaldag is in de termijn begrepen. Wanneer deze dag evenwel valt op een zaterdag, een zondag of een in artikel 171 bedoelde feestdag, wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag. Als deze dag valt tussen Kerstmis en Nieuwjaar, wordt hij verplaatst naar de eerstvolgende werkdag na Nieuwjaar.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-01-26/30, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 22, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 3. - [1 Procedures die buiten de tuchtregeling vallen]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. - [1 Beroep inzake stage]1   ----------   (1)
Art.20.[1 In de in artikel 66/9, derde lid, bedoelde gevallen brengt de stagebegeleider krachtens artikel 65, § 1, verslag uit over het verloop van de stage. Deze ambtenaar en de directeur van de Directie Coördinatie en Procedures belast met de opleiding krachtens artikel 72, of zijn vervanger, worden gehoord.
   De raad:
   1° beslist de stage te verlengen, volgens de nadere regels die zij bepaalt, met inachtneming van de maximumtermijnen bedoeld in artikel 66/3. In geval van verlenging van de stage wordt de stagiair geëvalueerd zoals tijdens de initiële stage. Artikel 66/9 is van toepassing, met dien verstande dat de directieraad geen tweede verlenging van de stage kan voorstellen;
   2° of geeft de benoemende overheid het advies de stagiair te benoemen;
   3° of geeft de benoemende overheid het advies de stagiair te ontslaan wegens ongeschiktheid voor het uitoefenen van een betrekking.
   De beslissing of het advies van de raad wordt genomen binnen de termijn voorzien in artikel 19, § 6.
   Wanneer het advies van de raad erin bestaat aan de benoemende overheid de benoeming van de stagiair of zijn afdanking voor te stellen, heeft deze een maand om zijn beslissing te nemen. Deze termijn wordt met een maand verlengd wanneer de gerechtelijke vakanties tijdens deze termijn lopen.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 23, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Onderafdeling 2. - [1 Beroep inzake evaluatie en verklaring van definitieve beroepsongeschiktheid]1   ----------   (1)
Art.21.[1 In de in artikelen 79, § 3 bedoelde gevallen bevestigt de raad binnen de in artikel 19, § 6, voorziene termijn de toegekende globale evaluatievermelding of kent hij een van de andere in artikel 77, § 3, vierde lid, voorziene vermeldingen toe.
  In de gevallen voorzien in artikel 80 § 3, deelt de raad zijn advies aan de benoemende overheid mee binnen de in artikel 19 § 6 voorziene termijn. De benoemende overheid heeft een maand om een beslissing te nemen. Deze termijn wordt met [2 een maand]2 verlengd wanneer de gerechtelijke vakanties tijdens deze termijn lopen.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-01-26/30, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 24, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Onderafdeling 2/1. [1 Beroep tegen een beslissing inzake proefperiode]1   ----------   (1)
Art. 21/1.[1 In het geval een geslaagde deelnemer overgaat naar het hogere niveau, voorzien in artikel 96/1, [3 zevende lid]3, brengt de met de controle van de proefperiode belaste ambtenaar aan de raad verslag uit over het verloop van de proefperiode en wordt hij door de hogervermelde raad gehoord.
  De raad beslist om de beslissing van de met de controle van de proefperiode belaste ambtenaar te bevestigen of te annuleren binnen de in artikel 19 § 6 voorziene termijn. Deze beslissing wordt meegedeeld aan de ambtenaar, de met de controle van de proefperiode belaste ambtenaar en de [2 HRM]2.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-01-26/30, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<BESL 2018-11-29/16, art. 25, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Onderafdeling 3. - [1 Beroep inzake verloven, afwezigheden en disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst]1   ----------   (1)
Art.22. [1 In de in de artikelen 164, eerste lid, en 213, eerste lid, bedoelde gevallen wordt de betwiste beslissing verdedigd door een ambtenaar aangewezen door de leidend ambtenaar.
  De raad beslist binnen de in artikel 19 § 6 voorziene termijn.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-01-26/30, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2017>

HOOFDSTUK VII. - Werktijdregeling.
Art.23.[2 § 1.]2 [1 De gemiddelde wekelijkse arbeidsduur wordt op achtendertig uur maximum vastgesteld, gespreid over vijf werkdagen, wat een dagelijkse uurregeling van gemiddeld zeven uur en zesendertig minuten betekent.]1
  [1 In afwijking van het vorige lid, kan het arbeidsreglement voor specifieke werkzaamheden een bijzondere werktijdregeling bepalen.]1
  De dagelijkse uurregeling wordt in glij- en stamtijden verdeeld.
  De toepassingsmodaliteiten van dit artikel worden door het arbeidsreglement van de Diensten van het Verenigd College vastgesteld.
  Deze bepalingen zijn van toepassing op de stagiairs.
  [2 § 2. Onverminderd de wettelijke of reglementaire bepalingen die voorzien in een recht op aanpassing van de bestaande arbeidsregeling of in het kader van andere wettelijke of reglementaire bepalingen die voorzien in een dergelijke aanpassing, heeft de ambtenaar het recht om voor een onafgebroken periode van maximum twaalf maanden een flexibele werkregeling aan te vragen voor zorgdoeleinden, op voorwaarde dat de ambtenaar gedurende de periode van twaalf maanden voorafgaand aan het verzoek ten minste over zes maanden dienstanciënniteit beschikt, volgens de modaliteiten uiteengezet in de paragrafen 3, 4, 5, 6, 7 en 8.
   Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
   1° flexibele werkregeling: een aanpassing van het bestaande werkpatroon van de ambtenaar, die kan worden verwezenlijkt door middel van een aanpassing van de werktijdregeling of het uurrooster. Voor de deeltijdse prestaties gebeurt de berekening van de bezoldiging naar rato van de verrichte prestaties, als onderdeel van een flexibele werkregeling ;
   2° zorgdoeleinden:
   a) de zorg voor zijn kind vanaf de geboorte of, in het kader van de adoptie van een kind, vanaf de inschrijving van het kind als deel uitmakend van zijn gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de ambtenaar zijn verblijfplaats heeft, en dit tot het kind twaalf jaar wordt;
   b) het verlenen van persoonlijke zorg of steun aan een welbepaald gezinslid of familielid dat om een ernstige medische reden behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun;
   3° gezinslid: elke persoon die samenwoont met de ambtenaar;
   4° familielid: de echtgenoot van de ambtenaar of de persoon met wie de ambtenaar wettelijk samenwoont, in de zin van de artikelen 1475 en volgende van het oud Burgerlijk Wetboek, alsook de bloedverwanten in de eerste graad van de ambtenaar;
   5° een ernstige medische reden als gevolg waarvan men behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun: elke gezondheidstoestand, al dan niet het gevolg van een ziekte of medische ingreep, die door de behandelende arts als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de arts oordeelt dat er een behoefte is aan aanzienlijke zorg of steun. Dit betreft elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of zorg;
   6° de verantwoordelijke: de directeur van de directie waarvan de ambtenaar afhangt die de aanvraag indient. Indien deze directie of dienst geen directeur heeft, moet de ambtenaar met de hoogste rang binnen deze directie als verantwoordelijke worden beschouwd. Indien meerdere ambtenaren een gelijkwaardige rang hebben, wordt de ambtenaar die onder hen als hiërarchisch meerdere wordt beschouwd, als verantwoordelijke beschouwd.
   De leeftijdsgrens bepaald in het tweede lid, 2°, a) wordt vastgesteld op 21 jaar wanneer het kind voor ten minste 66 % getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag of dat ten minste negen punten toegekend worden in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal in de zin van deze regelgeving .
   Aan de voorwaarde betreffende de leeftijd van het kind moet zijn voldaan uiterlijk gedurende de aangevraagde periode, overeenkomstig deze paragraaf.
   § 3. De ambtenaar maakt gebruik van het recht om een flexibele werkregeling aan te vragen voor het doel waarvoor het is ingesteld. Hij onthoudt zich van elk misbruik ervan.
   § 4. De ambtenaar die een flexibele werkregeling wenst te bekomen, bezorgt de verantwoordelijke hiertoe minstens twee maanden vooraf een schriftelijke aanvraag. Deze termijn kan door de verantwoordelijke worden ingekort op verzoek van de ambtenaar en als zijn hiërarchische meerdere hiermee akkoord gaat.
   De aanvraag gebeurt hetzij door de overhandiging van een geschrift aan de verantwoordelijke waarbij deze laatste een duplicaat tekent als bericht van ontvangst, hetzij door middel van een aangetekend schrijven, hetzij op elektronische wijze mits ontvangstbevestiging van het bericht.
   Uit de aanvraag moet blijken dat de ambtenaar zich beroept op het recht om flexibele werkregelingen aan te vragen. De aanvraag bevat minstens de volgende elementen:
   1° de gewenste flexibele werkregeling;
   2° de begin- en einddatum van de onafgebroken periode waarvoor de flexibele werkregeling wordt gevraagd en die niet meer dan twaalf maanden kan omvatten;
   3° het zorgdoeleinde waarvoor de flexibele werkregeling wordt gevraagd, met inbegrip van de identiteit van de persoon ten behoeve van wie de flexibele werkregeling wordt aangevraagd. De identiteit van betrokkene betreft zijn naam, voornaam en eventuele andere gegevens waarmee kan worden vastgesteld dat de ambtenaar ten aanzien van deze persoon voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een flexibele werkregeling ;
   4° desgevallend, een medisch attest, zoals bepaald in § 6.
   De verantwoordelijke controleert of aan deze voorwaarden wordt voldaan. Indien dit het geval is, stuurt hij het verzoek door naar de HRM, eventueel voorzien van opmerkingen en relevante informatie.
   § 5. De verantwoordelijke overlegt met de hiërarchische meerdere van de verzoekende ambtenaar over het ingediende verzoek. Deze meldt dit binnen vijf werkdagen schriftelijk aan de verantwoordelijke. Bij ontstentenis van een advies binnen deze termijn wordt dit advies geacht positief te staan tegenover het door de ambtenaar ingediende verzoek.
   De verantwoordelijke beoordeelt deze aanvraag en geeft er een gevolg aan, rekening houdend met het advies van de hiërarchische meerdere, de noden van de dienst, de instelling en van de ambtenaar. Hij stelt de ambtenaar in kennis binnen de maand volgend op de aanvraag.
   Indien de hiërarchisch meerdere van de ambtenaar voldoet aan de voorwaarden vermeld in § 2, tweede lid, 6°, van dit artikel om in het kader van deze procedure als verantwoordelijke te worden beschouwd, is geen overleg of adviesverlening vereist.
   Indien de verzoekende ambtenaar voldoet aan de voorwaarden vermeld in tweede lid, paragraaf 2, 6°, van dit artikel om in het kader van deze procedure als verantwoordelijke te worden beschouwd, voert de leidend ambtenaar dit laatste uit als verantwoordelijke. Naar analogie geeft de adjunct-leidend ambtenaar vervolgens een advies over het ingediende verzoek, volgens de in het eerste lid uiteengezette modaliteiten met betrekking tot de hiërarchisch meerdere van de verzoekende ambtenaar.
   De verantwoordelijke kan de aanvraag inwilligen, weigeren of een met redenen omkleed tegenvoorstel doen bestaande uit een andere flexibele werkregeling of periode die beter aansluit bij de noden van de dienst en/of de instelling. Het uitblijven van een antwoord binnen de termijn voorzien in het eerste lid wordt gelijkgesteld met een akkoord.
   Indien de verantwoordelijke het verzoek afwijst, bevat zijn schriftelijke reactie een omstandige motivering van deze beslissing. In dit verband geeft hij met name aan hoe hij bij de behandeling van het verzoek rekening heeft gehouden met de behoeften van de dienst, de instelling en die van de ambtenaar.
   Het tegenvoorstel, waaruit een akkoord tussen partijen voortvloeit, die een aanpassing inhoudt van de bestaande arbeidsregeling van de ambtenaar, vormt een flexibele werkregeling in de zin van dit artikel, ongeacht wanneer dit schriftelijke akkoord wordt gesloten.
   Indien het verzoek wordt afgewezen, of indien het tegenvoorstel door de ambtenaar wordt afgewezen, kan hij de zaak voorleggen aan de directieraad, zodat deze over zijn verzoek kan beslissen. De ambtenaar brengt de voorzitter van de directieraad per aangetekende brief, met ontvangstbewijs, op de hoogte binnen een termijn van 14 dagen na de kennisgeving van de weigering van het verzoek of van de mededeling door de ambtenaar van zijn beslissing om het tegenvoorstel bij aangetekende brief, met ontvangstbevestiging, van de verantwoordelijke te weigeren.
   De ambtenaar die een tegenvoorstel van zijn leidinggevende ontvangt, stuurt zijn antwoord per aangetekende brief ter attentie van zijn verantwoordelijke, met ontvangstbevestiging, binnen de 15 werkdagen na de kennisgeving van het tegenvoorstel. De Directieraad beslist binnen veertien dagen vanaf de derde dag die volgt op de verzending van het verzoek per aangetekende brief.
   § 6. De ambtenaar verstrekt, als bijlage bij het verzoek aan de verantwoordelijke, de documenten die de zorgdoeleinden staven.
   Ingeval de aanvraag is ingediend met het oog op het verlenen van persoonlijke zorg of steun aan een welbepaald gezinslid of familielid dat om een medische reden behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun wordt het bewijs hiervan geleverd aan de hand van een attest dat ten vroegste 12 maanden voor de aanvraag is afgeleverd door de behandelend arts van het betrokken gezinslid of familielid en waaruit blijkt dat dit gezinslid of familielid om een ernstige medische reden behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun. Dit attest mag de medische reden zelf niet vermelden.
   § 7. De ambtenaar heeft het recht om de flexibele werkregeling tussentijds te beëindigen, teneinde terug te keren naar zijn oorspronkelijke werkregeling, mits hij de verantwoordelijke hiervan vooraf schriftelijk op de hoogte stelt, met inachtneming van een opzegtermijn van één maand, te presteren volgens de overeengekomen flexibele werkregeling, en op voorwaarde dat bij aanvang van voornoemde opzegtermijn minimaal één maand volgens deze voorwaarden werd gepresteerd. Deze termijn kan worden ingekort door de verantwoordelijke op verzoek van de ambtenaar en als zijn hiërarchisch meerdere hiermee akkoord gaat.
   § 8. De ambtenaar heeft het recht om aan het einde van de flexibele werkregeling zonder te respecteren termijn terug te keren naar zijn of haar oorspronkelijke werkregeling. Er kan hem geen reden worden gegeven om zijn terugkeer naar de oorspronkelijk overeengekomen werkregeling te weigeren of uit te stellen, nadat de periode waarop de flexibele werkregeling betrekking heeft, is verstreken.
   § 9. De bepalingen voorzien in de paragrafen 2 tot en met 8 zijn van toepassing op de stagiairs.]2
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 26, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BESL 2024-07-04/18, art. 4, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2024>

HOOFDSTUK VIII. [1 - De selectiecommissies en de evaluatiecommissie]1   ----------   (1)
Art. 23/1.[1 Met het oog op de toekenning van de mandaatbetrekkingen bedoeld in artikel 104 worden er hiertoe [5 ...]5 selectiecommissies opgericht. De selectiecommissies worden samengesteld in functie van de te begeven mandaatbetrekkingen en bestaan elk uit ten minste vijf en ten hoogste zeven leden.
   Het Verenigd College wijst op de voordracht van de Ministers, de leden van een selectiecommissie aan telkens als een mandaatbetrekking bedoeld in artikel 104 vacant wordt verklaard en duidt één onder hen aan als voorzitter. De leden van de selectiecommissies beschikken over expertise met betrekking tot de materies die ressorteren onder de te begeven mandaatbetrekking en/of met betrekking tot overheidsmanagement. De aanstelling van de leden van een selectiecommissie is beperkt tot de selectieprocedure waarvoor zij zijn aangesteld.
   Ten hoogste twee derden van de leden van een selectiecommissie behoort tot hetzelfde geslacht.
  [5 Wanneer een betrekking vacant wordt verklaard voor kandidaten van beide taalrollen, dient één lid van de selectiecommissie de kennis van de tweede taal bewezen te hebben overeenkomstig artikel 43, § 3, derde lid, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966.]5
   [4 De Minister duidt]4, voor het geheel van de selectiecommissies, [4 ...]4 twee effectieve en twee plaatsvervangende secretarissen aan die tot een verschillende taalrol behoren.
   Het Verenigd College, op de voordracht van de [2 Minister]2, stelt het huishoudelijk reglement van de selectiecommissies op en bepaalt de vergoeding toegekend aan de voorzitter en de leden van de selectiecommissies.
  [5 ...]5
   Het Verenigd College kan, op de voordracht van de [3 Minister]3, een extern selectie- en assessmentbureau aanstellen dat de selectiecommissie ondersteunt in zijn werkzaamheden.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<BESL 2018-11-29/16, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (4)<BESL 2018-11-29/16, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (5)<BESL 2018-11-29/16, art. 27, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 23/2.[1 Niemand kan worden aangeduid tot lid van een selectiecommissie die in welke hoedanigheid dan ook belang heeft bij de desbetreffende selectieprocedure.
   De leden van de selectiecommissies zijn gebonden tot geheimhouding omtrent de beraadslagingen en besluiten alsmede aangaande elke inlichting waarvan zij kennis zouden hebben gekregen bij het uitvoeren van hun opdracht.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>

Art. 23/3.[1 Met het oog op de evaluatie van de mandaathouders bedoeld in artikel 83 wordt er een evaluatiecommissie opgericht. De evaluatiecommissie bestaat uit zeven leden die beschikken over expertise met betrekking tot overheidsmanagement en die niet behoren tot Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie [4 of tot de Dienst]4.
   Het Verenigd College, wijst op voordracht van de [2 Minister]2, de leden van de evaluatiecommissie aan alsook de voorzitter onder hen. Het Verenigd College wijst eveneens op de voordracht van de [2 Minister]2, vier plaatsvervangende leden aan die beantwoorden aan dezelfde criteria als de effectieve leden. Wanneer één van de leden afwezig of verhinderd is, wijst de voorzitter het plaatsvervangend lid aan dat hem zal vervangen. Wanneer de voorzitter afwezig is, komt het voorzitterschap toe aan het oudste effectieve lid.
   De leden worden aangesteld voor een periode van vijf jaar. Hun aanstelling is hernieuwbaar.
   Ten hoogste twee derden van de leden van de evaluatiecommissie behoort tot hetzelfde geslacht.
   [3 De Minister duidt]3 twee effectieve en twee plaatsvervangende secretarissen aan van verschillende taalrol om de evaluatiecommissie bij te staan.
   Het Verenigd College, op de voordracht van de [2 Minister]2, stelt het huishoudelijk reglement van de evaluatiecommissie op.
   De evaluatiecommissie vervult de opdrachten die haar worden toegewezen door dit besluit. Het Verenigd College kan haar bijkomende bevoegdheden toewijzen.
   De leden van de evaluatiecommissie die in welke hoedanigheid dan ook bij een door de commissie onderzocht dossier betrokken zijn, onthouden zich van zitting.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<BESL 2018-11-29/16, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (4)<BESL 2018-11-29/16, art. 28, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

TITEL II. - Rechten en plichten.
Art.24.De ambtenaren oefenen hun ambt op loyale, zorgvuldige en integere wijze uit onder het gezag van hun hiërarchische meerderen.
  [1 Zij dienen daartoe :
   1° de van kracht zijnde wetten, ordonnanties en reglementeringen alsmede de richtlijnen waaronder de gedragsregels inzake deontologie, van de overheid waartoe zij behoren na te leven;
   2° nauwgezet en correct hun adviezen te formuleren en hun verslagen op te stellen;
   3° de beslissingen zorgvuldig en plichtsbewust uit te voeren.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>

Art. 24/1.[1 De ambtenaren hebben het recht om met waardigheid en hoffelijkheid te worden behandeld, zowel door hun hiërarchische meerderen als door hun collega's en hun ondergeschikten.
   Zij dienen hun collega's, hiërarchische meerderen en ondergeschikten met waardigheid en hoffelijkheid te behandelen. Zij vermijden elk woord, houding en voorkomen die deze waardigheid en hoffelijkheid in het gedrang zouden kunnen brengen of de goede werking van de dienst zouden kunnen schaden.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>

Art. 24/2.[1 Onverminderd artikel 29 van het Wetboek van strafvordering, stellen de ambtenaren hun hiërarchische meerdere of, indien nodig, een hogere hiërarchische meerdere op de hoogte van elke onwettigheid of onregelmatigheid waarvan zij kennis hebben.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>

Art.25.[1 De ambtenaren behandelen de gebruikers van hun dienst welwillend en zonder enige discriminatie. In de wijze waarop zij de vragen van de gebruikers beantwoorden of waarop zij de dossiers behandelen, eerbiedigen zij op een strikte wijze de beginselen van neutraliteit, van gelijkheid in behandeling en van naleving van de wetten, ordonnanties, reglementeringen en richtlijnen.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>

Art.26.Buiten de uitoefening van hun ambt vermijden de ambtenaren elke handelwijze die het vertrouwen van het publiek in hun dienst kan aantasten. [1 Zij vermijden evenzeer elke toestand waarbij zij, zelfs door een tussenpersoon, in verband zouden kunnen worden gebracht met bezigheden die in strijd zijn met de waardigheid van hun ambt.]1
  Zelfs buiten hun ambt doch ter oorzake ervan, mogen de ambtenaren rechtstreeks of bij tussenpersoon, geen giften, beloningen of enig voordeel vragen, eisen of aannemen.[1 Dit slaat niet op symbolische geschenken van kleine waarde uitgewisseld tussen ambtenaren in de normale uitoefening van hun ambt.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>

Art. 26/1. [1 De ambtenaren plaatsen zich niet en laten zich niet plaatsen in een toestand van belangenconflicten, dit wil zeggen in een toestand waarin zij door henzelf of door een tussenpersoon een persoonlijk voordeel hebben dat van die aard is om de onpartijdige en objectieve uitoefening van hun ambt te beïnvloeden of de gewettigde verdenking te doen ontstaan van zulke invloed.
   Wanneer ambtenaren van oordeel zijn dat zij een belangenconflict hebben of vrezen te hebben, brengen zij hun hiërarchische meerdere hierover onmiddellijk op de hoogte. Deze verleent hen hiervan schriftelijk akte.
   In geval van een erkend belangenconflict, neemt de hiërarchische meerdere de passende maatregelen om er een einde aan te stellen.
   De ambtenaren kunnen schriftelijk om het advies van de voorzitter van de directieraad vragen over een toestand waarin zij zich bevinden, dit om te weten of deze de oorzaak is van een belangenconflict.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2015-05-21/07, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>

Art. 26/2.
  <Opgeheven bij BESL 2015-05-21/07, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>

Art.27. De ambtenaren hebben het recht op vrijheid van meningsuiting ten aanzien van de feiten waarvan zij kennis hebben uit hoofde van hun ambt.
  Het is hun enkel verboden feiten bekend te maken die betrekking hebben op 's lands veiligheid, de bescherming van de openbare orde, de financiële belangen van de overheid, het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten, het medisch geheim, de rechten en de vrijheden van de burger en in het bijzonder het recht op eerbied voor het privé-leven. Dit verbod geldt bovendien voor feiten die betrekking hebben op de voorbereiding van alle beslissingen zolang er nog geen eindbeslissing is genomen.
  De bepalingen van de voorgaande leden gelden eveneens voor de ambtenaren die hun ambt hebben neergelegd.

Art.28. De ambtenaren hebben recht op informatie wat alle aspecten betreft die nuttig zijn voor de taakvervulling.

Art.29. De ambtenaren houden zich permanent op de hoogte van de ontwikkeling van de technieken, regelingen en opzoekingen in de materies waarmee ze beroepshalve belast zijn.
  De ambtenaar heeft recht op opleiding die nuttig is voor zijn functioneren binnen de Diensten van het Verenigd College. De overheid voorziet in die opleiding en waarborgt tevens de toegang tot de voortgezette opleiding onder meer met het oog op de uitbouw van de beroepsloopbaan.
  Periodes van afwezigheid gerechtvaardigd door deelname aan verplichte opleidingsactiviteiten worden in ieder opzicht gelijkgesteld met periodes van dienstactiviteit.

Art.30. Elke ambtenaar heeft het recht zijn persoonlijk dossier te raadplegen.

Art.31.Elke overtreding van de artikelen 24 tot 27 wordt, naargelang het geval dit vereist, bestraft met een van de tuchtstraffen voorzien in artikel 121, onverminderd de toepassing van [1 de strafwetten]1.
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 29, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.32. De bepalingen van deze Titel zijn van toepassing op de stagiairs.

TITEL III. - Onverenigbaarheden.
Art.33. Met de hoedanigheid van ambtenaar is onverenigbaar elke bezigheid die, hetzij door de ambtenaar zelf, hetzij door een tussenpersoon verricht wordt, en die het vervullen van de ambtsplichten in de weg kan staan of met de waardigheid van het ambt in strijd is.

Art.34.§ 1. De cumulatie van beroepsactiviteiten is verboden [1 tenzij er toestemming voor werd gegeven]1.
  Onder beroepsactiviteit wordt verstaan elke bezigheid die een belastbaar beroepsinkomen verschaft en die niet inherent is aan de uitoefening van het ambt.
  Inherent aan het ambt is elke opdracht die, overeenkomstig een wettelijke of reglementaire bepaling, verbonden is aan het ambt of waarvoor de ambtenaar door de overheid waaronder hij ressorteert, wordt aangewezen.
  § 2. Een politiek mandaat wordt niet als een beroepsactiviteit beschouwd.
  De verkozen ambtenaar verwittigt hiervan de leidend ambtenaar.
  [1 De uitoefening van een mandaat bedoeld in artikel 104 is onverenigbaar met een politiek mandaat.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.35.Van deze titel kan, op schriftelijk verzoek van de belanghebbende en op verslag van de directieraad, worden afgeweken door de [1 Minister]1.
  [2 De door een mandaathouder gevraagde afwijking om een politiek mandaat uit te oefenen, kan maar betrekking hebben op een niet-uitvoerend politiek mandaat bedoeld in artikel 183.]2
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 31, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.36.Het in artikel 35 bedoelde schriftelijk verzoek wordt bij de leidend ambtenaar ingediend, door middel van een modelformulier dat door de [1 HRM]1 wordt verstrekt. De directeur van de dienst geeft vooraf in het vak dat op het formulier daartoe is voorzien, een gemotiveerd advies.
  De verzoeker wordt in kennis gesteld van de beslissing van de [2 Minister]2.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.37. De bepalingen van deze Titel gelden eveneens voor de stagiairs.

TITEL IV. [1 - Werving, de stage en de benoeming.]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK I. [1 - De werving en de selectie.]1   ----------   (1)
Art. 37/1.
  <Opgeheven bij BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 37/2.
  <Opgeheven bij BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling I. [1 - Algemene bepaling.]1   ----------   (1)
Art.38.[1 Voor de aanwerving sluiten de Minister en de afgevaardigde bestuurder van SELOR een samenwerkingsprotocol af voor de Diensten van het Verenigd College en voor de Dienst.
   De Minister pleegt voorafgaandelijk overleg met de leidend ambtenaren van de voormelde instellingen.
   SELOR organiseert de selecties en speelt een beslissende rol in de uitvoering ervan.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 2. [1 - De benoemings-, toelaatbaarheids- en wervingsvoorwaarden.]1   ----------   (1)
Art.39.[1 Niemand kan tot ambtenaar worden benoemd indien hij niet voldoet aan de hiernavolgende voorwaarden:
   1° Voldoen aan de opgelegde toelatingsvoorwaarden van de in te vullen betrekking;
   2° Slagen voor de voorziene vergelijkende proeven;
   3° Met goed gevolg de stage volbrengen.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.40.[1 Niemand kan tot ambtenaar worden benoemd indien hij niet voldoet aan de hiernavolgende algemene toelaatbaarheidsvoorwaarden:
   1° Belg zijn wanneer de uit te oefenen functies een rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming aan het openbaar gezag inhouden of werkzaamheden omvatten strekkende tot bescherming van de algemene belangen van de Staat of andere openbare instanties;
   2° gedrag vertonen in overeenstemming met de eisen van de beoogde betrekking;
   3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
   4° houder zijn van een diploma of studiegetuigschrift dat overeenkomt met het niveau van de te verlenen graad, houder zijn van getuigschrift van vaardigheden die buiten het diploma verworven zijn en die toegang verlenen tot de functie waarvoor de selectie georganiseerd wordt, of slagen voor de instapkaartmodule, overeenkomstig de tabel in bijlage bij onderhavig besluit.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK II.   
Art.41.[1 Voor bepaalde selecties kunnen volgende bijzondere toelaatbaarheidsvoorwaarden voorzien worden:
   1° het bezitten van een specifiek diploma dat in het bijzonder toegang verleent tot het ambt waarvoor de selectie georganiseerd wordt;
   2° relevante werkervaring wanneer de aard van de te verlenen betrekking zodanige eisen wettigt;
   3° het toelaten van studenten die in het laatste jaar zitten van de studies voor het behalen van het vereiste diploma of getuigschrift, wanneer de organisator van de selectie vermoedt dat het aantal deelnemers niet groot genoeg zal zijn om voldoende kandidaten of geslaagden te kunnen weerhouden; in welk geval zij die geslaagd zijn voor het examen van het voorlaatste jaar en verklaren dat zij het examen van het laatste jaar voor de examencommissie van hun Gemeenschap zullen afleggen, ook tot dat wervingsexamen worden toegelaten. Voor hun benoeming kunnen de geslaagden van deze selecties zich slechts vanaf de dag waarop zij aan de organisator van de selectie het vereiste diploma of studiegetuigschrift hebben voorgelegd, op hun rangschikking beroepen;
   4° behalve de in artikel 40, 4° vermelde diploma's en getuigschriften, de volgende diploma's en getuigschriften aanvaarden voor de selectie in een bepaalde graad wanneer de vereisten van de uit te oefenen ambten dit toelaten:
   a) diploma's en getuigschriften van het onderwijs voor sociale promotie en van het kunstonderwijs voor socioculturele promotie;
   b) diploma's en getuigschriften van het technisch onderwijs, kunstonderwijs of beroepssecundair onderwijs met volledig leerplan;
   5° voor de selectie van bepaalde functies van niveau D, het bezit van bepaalde diploma's, vormingsattesten of bevoegdheidstitels als dit verantwoord is vanwege de technische of de gespecialiseerde aard van de uit te oefenen ambten;
   6° voor de selectie in bepaalde graden van de niveaus A, B en C de vormingsdiploma's of vormingsgetuigschriften of competentie titels eisen als dit verantwoord is vanwege de technische of de gespecialiseerde aard van de uit te oefenen ambten en voor zover de houders van die diploma's en getuigschriften eveneens houder zijn van één van de studiebewijzen vermeld in artikel 40, 4°.
   7° medische geschiktheid voor het uit te oefenen ambt, indien de aard van het ambt dit vereist;
   8° andere voorwaarden vereist door de aard van het ambt.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 3. [1 - Organisatie van de selecties en samenstelling van de selectiecommissie.]1   ----------   (1)
Art.42.[1 Op voorstel van de HRM kiest de leidend ambtenaar één of meerdere van de volgende mogelijkheden, en de rangschikking waarbinnen ze worden georganiseerd:
   - Overplaatsing zoals bepaald in artikel 116;
   - Externe mutatie zoals bepaald in artikel 116/1;
   - Mobiliteit zoals bepaald in artikel 102;
   - Overgang tot een hoger niveau zoals bepaald in de artikelen 93 en volgende;
   - Aanwerving.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.43.[1 De vergelijkende selectieproeven worden georganiseerd voor de werving in de graden van de rangen A1, A2, B1, C1 en D1.
   Worden als wervingsgraden beschouwd :
   1° in niveau A,
   a) rang A2: eerste attaché-deskundige; eerste ingenieur deskundige, eerste geneesheer deskundige;
   b) rang A1: geneesheer; ingenieur; attaché;
   2° in niveau B, rang B1 : assistent;
   3° in niveau C, rang C1 : adjunct;
   4° in niveau D, rang D1 : klerk.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.44.[1 § 1. De afgevaardigd bestuurder van SELOR kondigt de vergelijkende selectie minstens aan door middel van publicatie in het Belgisch Staatsblad.
   Het bericht vermeldt minstens de laatste dag waarop kan worden gesolliciteerd en of er eventueel een wervingsreserve wordt aangelegd van de laureaten. Desgevallend wordt de geldigheidsduur van en het aantal laureaten dat opgenomen wordt in de wervingsreserve vermeld.
   § 2. Wanneer een vergelijkend examen wordt georganiseerd, dan bepaalt de afgevaardigd bestuurder van SELOR de datum waarop de kandidaten moeten voldoen aan de diplomavoorwaarden of de voorwaarden met betrekking tot studiegetuigschriften, en in voorkomend geval, de datum waarop de kandidaten een minimumleeftijd bereikt moeten hebben of over specifieke professionele vaardigheden moeten beschikken.
   § 3. De afgevaardigd bestuurder van SELOR roept de kandidaten op die toegelaten worden om deel te nemen aan de selectieproeven voorzien door het selectieprogramma.
   § 4. De afgevaardigd bestuurder van SELOR bepaalt de kandidatenlijst en verzekert zich ervan dat zij beantwoorden aan de algemene en specifieke toelaatbaarheidsvoorwaarden voor de functie waarnaar ze meedingen.
   Vanaf het moment dat de afgevaardigd bestuurder van SELOR vaststelt tijdens de vergelijkende selectieproeven, dat een kandidaat niet voldoet of niet kan voldoen aan één van de algemene voorwaarden of aan de bijzondere toelatingsvoorwaarden gesteld voor de functie waarvoor de kandidaat solliciteert, dan sluit hij de kandidaat uit en deelt hem zijn gemotiveerde beslissing mee.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK III.   
Art.45.[1 § 1. Voor elke selectie stelt de afgevaardigd bestuurder van SELOR een selectiecommissie samen.
   De selectiecommissie bestaat uit:
   1° de afgevaardigd bestuurder van SELOR of zijn/haar afgevaardigde, voorzitter;
   2° op voorstel van de leidend ambtenaar, ten minste twee bijzitters gekozen uit de personeelsleden van de Diensten van het Verenigd College die minstens een rang bekleden gelijk aan deze van de in te vullen functie, en die beschikken over een professionele kwalificatie of ervaring die verband houdt met de functiebeschrijving van de in te vullen betrekking of uit externe personen die wegens hun ervaring bijzonder gekwalificeerd zijn;
   3° ten minste één plaatsvervanger voor elk lid van de selectiecommissie. De plaatsvervangers wonen alle gesprekken met de kandidaten bij.
   Ten hoogste twee derden van de leden behoren tot hetzelfde geslacht.
   § 2. De beslissingen worden genomen bij meerderheid van stemmen.
   § 3. Een toelage kan worden toegekend aan de leden van de commissie bedoeld in paragraaf 1, 2°, als ze geen personeelslid van de Diensten van het Verenigd College zijn. De Minister bepaalt het bedrag van deze toelage.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 4. [1 - Functiebeschrijving, programma en organisatie van de selectie.]1   ----------   (1)
Art.46.[1 De HRM stelt, in samenspraak met de leidend ambtenaren, de functiebeschrijvingen op.
   Deze functiebeschrijvingen worden bepaald overeenkomstig artikel 9 van dit besluit.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 46/1.
  <Opgeheven bij BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 46/2.
  <Ingetrokken bij BESL 2015-05-21/07, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>

Art.47.[1 Op basis van de functiebeschrijving die opgesteld en bepaald werd overeenkomstig de artikelen 9 en 46, legt de afgevaardigd bestuurder van SELOR het programma van de selectie vast en bepaalt hierin:
   1° voor zover de aard van de betrekking het vereist, de bijzondere toelaatbaarheidsvoorwaarden, zoals omschreven in artikel 41;
   2° het selectieprogramma, vastgesteld overeenkomstig afdeling 5;
   3° het aantal punten dat aan de volledige selectie, aan iedere proef en desgevallend aan de onderdelen ervan wordt toegekend;
   4° het minimaal aantal punten dat voor het slagen van de selectie wordt vereist;
   5° de uiterste datum waarop de kandidaten geslaagd moeten zijn voor de instapkaartmodule om te mogen deelnemen aan de generieke module;
   6° de datum waarop de kandidaten geslaagd moeten zijn voor de generieke module om te mogen deelnemen aan de specifieke module;
   7° de datum waarop aan de toelatingsvoorwaarden moet worden voldaan;
   8° het aantal toelaatbare kandidaten voor de specifieke module van de selectie indien een tussenmodule wordt georganiseerd.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 5. [1 - De selectieproeven.]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. [1 - Algemene bepaling]1   ----------   (1)
Art.48.[1 § 1. De selectie omvat minstens een schriftelijke of computergestuurde generieke module waarbij de anonimiteit van de kandidaten is gewaarborgd, en een specifieke module die een tussentest kan omvatten.
   § 2. De inhoud van de generieke module wordt bepaald door SELOR. De inhoud van de specifieke modules wordt bepaald door SELOR in samenspraak met de HRM.
   § 3. Die proeven zijn eliminerend. Een kandidaat wordt pas toegelaten om een proef af te leggen op voorwaarde dat hij of zij geslaagd of vrijgesteld is voor de voorgaande proef.
   § 4. Indien het aantal ingeschreven kandidaten of de aard van de in te vullen functie het verantwoorden kunnen meerdere opeenvolgende selectieproeven worden georganiseerd.
   § 5. De HRM of SELOR roept de kandidaten voor elke test op. Een afwezige kandidaat wordt van de selectie uitgesloten.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Onderafdeling 2. [1 - De instapkaartmodule]1   ----------   (1)
Art.49.[1 § 1. De instapkaartmodule is een module met proeven voor een kwalitatieve selectie die nagaat of de kandidaat over de basis- en cognitieve vaardigheden beschikt, die vereist worden op een hoger niveau dan datgene waar hij krachtens zijn graad, zijn diploma('s) of zijn studiegetuigschrift(en) aanspraak op kan maken.
   Het slagen geldt als getuigschrift voor vaardigheden die buiten het diploma verworven zijn en die toegang verlenen tot het niveau van de graad tot welke de functie behoort waarvoor de selectie georganiseerd wordt.
   De geldigheidsduur van dit getuigschrift wordt bepaald door de afgevaardigd bestuurder van SELOR.
   De instapkaartmodule wordt georganiseerd per niveau minstens om de twee jaar.
   § 2. Het certificaat voor vaardigheden of het getuigschrift dat door de Gemeenschappen of de Gemeenschapscommissies afgegeven wordt, heeft dezelfde waarde als de instapkaartmodule.
   § 3. De kandidaat die niet slaagt voor de instapkaartmodule van de vergelijkende selectie mag gedurende een periode van zes maanden geen proeven van dezelfde module afleggen. Deze periode van zes maanden gaat in op de dag dat de resultaten van de proef worden meegedeeld.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Onderafdeling 3. [1 - De generieke module]1   ----------   (1)
Art.50.[1 De generieke module van de selectie omvat de proeven die dienen om een eerste kwalitatieve selectie te maken van de kandidaten op basis van de generieke vaardigheden die verbonden zijn aan een functieniveau.
   Indien meerdere selecties binnen eenzelfde niveau een generieke module gemeenschappelijk hebben, geeft de organisator van de selectie de geslaagden een vrijstelling voor de generieke module wanneer ze deelnemen aan een andere selectie.
   De afgevaardigde bestuurder van SELOR bepaalt de geldigheidsduur van de vrijstelling bij de mededeling van het resultaat.
   Elke ambtenaar benoemd door de federale staat of een andere gefedereerde entiteit van een bepaald niveau geniet een vrijstelling van de generieke module voor dit niveau.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.51.[1 De kandidaat die niet slaagt voor de generieke module van een vergelijkende selectie, mag gedurende een periode van zes maanden geen proeven van dezelfde module afleggen. Deze periode van zes maanden gaat in op de dag dat de resultaten van de proef worden meegedeeld.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

TITEL V.   
HOOFDSTUK I.   
Onderafdeling 4. [1 - De specifieke module en rangschikking van de geslaagden]1   ----------   (1)
Art.52.[1 De specifieke module strekt ertoe de motivatie van de kandidaten te evalueren met betrekking tot de te bekleden functie, alsook de specifieke vaardigheden van de kandidaten.
   Deze module kan bestaan uit meerdere schriftelijke en/of mondelinge uitsluitingsproeven.
   Op het einde van elke test worden de kandidaten gerangschikt op basis van de behaalde resultaten.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.53.[1 Indien het aantal kandidaten voor een betrekking, die geslaagd zijn voor de generieke module van de selectie, of die hiervoor zijn vrijgesteld, en die naar de betrekking in kwestie solliciteren, en indien de betrekking dit rechtvaardigt of als de complexiteit van het aan te werven profiel dit vereist, kan in de specifieke module een uitsluitingsproef georganiseerd worden.
   De afgevaardigd bestuurder van SELOR bepaalt, in samenspraak met de HRM, de aard van de proef en de vaardigheden waarop de bijkomende proef betrekking zal hebben.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.54.[1 § 1. Er worden één of meerdere specifieke proeven georganiseerd voor een betrekking die ingevuld moet worden op basis van een bepaalde functiebeschrijving.
   § 2. Indien het aantal laureaten het rechtvaardigt, dan stelt de afgevaardigd bestuurder van SELOR, in samenspraak met de HRM het aantal laureaten vast die mogen deelnemen aan de specifieke module.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.55.[1 De laureaten van de specifieke module die geschikt bevonden worden door de selectiecommissie voor de in te vullen functie worden gerangschikt.
   De afgevaardigd bestuurder van SELOR of zijn afgevaardigde stelt een proces-verbaal op met de rangschikking van de laureaten.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Onderafdeling 5. [1 - Over de samenstelling en de raadpleging van de wervingsreserve en van de wervingsreserve van de andere overheden.]1   ----------   (1)
Art.56.[1 § 1. De laureaten van de generieke module worden opgenomen in een wervingsreserve.
   Een wervingsreserve is samengesteld uit laureaten van de specifieke module, vervolgens van elk van de specifieke proeven die in de loop van de selectieprocedure plaatsvonden, en desgevallend van de bijkomende proef.
   § 2. De geldigheidsduur van een wervingsreserve bedraagt twee jaar.
   De afgevaardigd bestuurder van SELOR, op vraag van de Minister, kan de geldigheidsduur van de wervingsreserve verlengen die op zijn initiatief werd samengesteld, telkens voor een periode van maximaal één jaar.
   § 3. De laureaten van een wervingsreserve kunnen uitgenodigd worden om deel te nemen aan de specifieke module georganiseerd overeenkomstig de artikelen 52 en volgende met het oog op een andere betrekking dan die waarvoor ze werden gerangschikt.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 56/1. [1 De Minister kan voor een aanwerving waarvoor geen wervingsreserve is samengesteld, een beroep doen op de wervingsreserves die SELOR voor een andere overheid heeft samengesteld, op voorwaarde dat deze overheid daarvoor toestemming verleend heeft.
   In overleg met de gedelegeerd bestuurder van SELOR kan de Minister beslissen een specifieke module te organiseren volgens de regels in artikelen 52 tot 55.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 56/2. [1 De Minister kan een andere instelling toestaan de wervingsreserve te consulteren.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Onderafdeling 6. [1 - Regels voor de toelating van de geslaagden.]1   ----------   (1)
Art.57.[1 § 1. Elke geslaagde krijgt bericht van zijn resultaat en van zijn rangschikking .
   § 2. De geslaagden die een betrekking aanvaarden, verbinden er zich toe in dienst te treden. Zij die na deze aanvaarding weigeren in dienst te treden, worden ambtshalve uit de rangschikking geschrapt.
   Als de geslaagde de betrekking aanvaard heeft, vergewist de HRM zich ervan dat hij aan alle vereiste voorwaarden voldoet.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK II.   
Art.58.[1 Na het afsluiten van het proces-verbaal van de selectie, worden de batig gerangschikte geslaagden die aan de gestelde eisen voldoen, in de volgorde van hun rangschikking, tot de stage toegelaten in de functie waarvoor zij hebben meegedongen.
   Zij worden voor een vacante betrekking van die graad aangewezen.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Onderafdeling 7. [1 - Oproep tot indiensttreding van de geslaagden.]1   ----------   (1)
Art.59.[1 De HRM roept de geselecteerde kandidaat op tot indiensttreding. Ze stelt een maximumtermijn vast voor zijn indiensttreding.
   Indien de geslaagde de functie niet binnen een termijn van drie maanden kan invullen, kan de HRM de volgende gerangschikte oproepen.
   Wanneer de geslaagde nog gebonden is door een arbeidsovereenkomst houdt de HRM rekening met een eventuele opzegtermijn.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK II. [1 - Werving van personen met een handicap.]1   ----------   (1)
Art.60.[1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk, wordt verstaan onder " erkenningsinstellingen " de zes volgende instellingen :
   1° het Waals Agentschap voor een Kwaliteitsvol Leven, in het kort AViQ;
   2° de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor personen met een handicap (Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung);
   3° het Vlaams Agentschap voor Personen met een handicap, in het kort VAPH;
   4° de Brusselse Franstalige dienst voor mindervaliden;
   5° de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;
   6° de Algemene directie voor gehandicapte personen van de FOD Sociale Zekerheid.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 60/1. [1 De Diensten van het Verenigd College moeten personen met een handicap tewerkstellen a rato van twee percent van het personeelskader.
   De betrekkingen die voor personen met een handicap bestemd zijn, kunnen bekleed worden door kandidaten die bij hun aanwerving ten minste één van de volgende voorwaarden vervullen :
   1° ingeschreven zijn bij één van de erkenningsinstellingen bedoeld in artikel 60 of het voorwerp hebben uitgemaakt van een beslissing tot tegemoetkoming vanwege één van deze instellingen en één van deze instellingen in kennis te hebben gesteld van elke beslissing betreffende maatregelen inzake hulp of sociale integratie of inschakeling in het arbeidsproces, die door de federale of gemeenschapsoverheid is genomen;
   2° het slachtoffer zijn geweest van een arbeidsongeval en een attest voorleggen van het Federaal Agentschap voor Beroepsrisico's of van het Bestuur medische expertise waarbij een blijvende ongeschiktheid van ten minste 66 % wordt bevestigd;
   3° door een beroepsziekte zijn getroffen en een attest voorleggen van het Federaal Agentschap voor Beroepsrisico's of van het Bestuur medische expertise waarbij een blijvende ongeschiktheid van ten minste 66 % wordt bevestigd;
   4° het slachtoffer zijn geweest van een gemeenrechtelijk ongeval en een door de griffie van de rechtbank afgeleverd afschrift van het vonnis voorleggen waarbij een handicap of een blijvende ongeschiktheid van ten minste 30 % wordt bevestigd;
   5° het slachtoffer zijn geweest van een thuis-ongeval en een afschrift van de beslissing van de verzekeringsinstelling voorleggen waarbij een blijvende ongeschiktheid van ten minste 66 % wordt bevestigd;
   6° een inkomensvervangende of integratietegemoetkoming genieten krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 60/2. [1 De leidend ambtenaar zendt de lijst van de vacante betrekkingen die door een persoon met een handicap bekleed kunnen worden naar de erkenningsinstellingen bedoeld in artikel 60, alsook naar Actiris, het FOREM en de VDAB.
   Hij voegt er een fiche bij met de functiebeschrijving, de vereiste kwalificaties en bekwaamheden voor elke betrekking.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 60/3. [1 § 1. De Minister richt zich tot de afgevaardigd bestuurder van SELOR om een persoon met een handicap aan te werven.
   De persoon met een handicap moet voldoen aan de wervingsvoorwaarden voor elke betrekking en slagen voor een wervingsexamen dat aangepast is aan de beperkingen opgelegd door zijn handicap en bestemd is om zijn bekwaamheid tot het bekleden van de betrekking na te gaan.
   De Minister duidt de kandidaten aan die naar zijn mening het beste profiel voor het bekleden van de betrekking bezitten.
   § 2. De leidend ambtenaar duidt een ambtenaar aan, belast met de begeleiding van de bij de Diensten van het Verenigd College tewerkgestelde personen met een handicap die dit wensen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


HOOFDSTUK III. [1 - De stage.]1   ----------   (1)
Eerste afdeling. [1 - Algemene bepalingen.]1   ----------   (1)
Art.61.[1 De stagiair is geen ambtenaar in de zin van dit besluit.
   De bepalingen van dit besluit gelden voor hem slechts in zover zij uitdrukkelijk op hem toepasselijk zijn verklaard.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.62.[1 Perioden van afwezigheid gedurende de stage hebben een verlenging van de stage tot gevolg [2 in evenredige mate]2 zodra ze, buiten de verloven bedoeld in artikel 163, 1°, [2 equivalent van]2 tien werkdagen gewettigde afwezigheid overschrijden, verspreid over één of meerdere malen, zelfs als de stagiair in dienstactiviteit is.
   Tijdens de schorsing van de stage behoudt de betrokkene zijn hoedanigheid van stagiair.
   Hij behoudt zijn hoedanigheid van stagiair eveneens tot de datum waarop een definitieve beslissing omtrent zijn benoeming of ontslag wordt genomen.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BESL 2024-07-04/18, art. 5, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2024>

Art.63.[1 De geslaagde die in dienst wordt geroepen, wordt tot de stage toegelaten door de leidend ambtenaar of de adjunct-leidend ambtenaar die hem voorlopig aanstelt in de betrekking waarvoor hij in dienst werd geroepen.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

TITEL VI.   
Art.64.[1 De leidend ambtenaar of de adjunct-leidend ambtenaar kan de aanwijzing wijzigen:
   1° in het belang van de dienst;
   2° op vraag van de stagiair.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 2. [1 - Inhoud van de stage.]1   ----------   (1)
Art.65.[1 § 1. De stage is bedoeld om de stagiair optimaal te integreren in zijn Directie, in de Diensten van het Verenigd College en in het openbaar ambt in het algemeen. Daartoe duidt de leidend ambtenaar, in overleg met de functionele chef van de stagiair, het personeelslid aan dat, als hiërarchische meerdere, bevoegd is voor de stagebegeleiding, hierna de `stagebegeleider' genoemd, en dit volgens de taalrol van de stagiair.
   § 2. De HRM waakt eveneens over het goede verloop van de stage. Hiertoe kan hij deelnemen aan alle stagegesprekken.
   Als de stagebegeleider meer dan tien werkdagen afwezig is, brengt de HRM de leidend ambtenaar daarvan op de hoogte opdat hij een "vervangende stagebegeleider" zou kunnen aanstellen die de stagebegeleider tijdens diens afwezigheid vervangt. De vervangende stagebegeleider wordt aangeduid conform de daartoe voorziene modaliteiten voorzien in paragraaf 1. In dit kader beschikt hij over dezelfde bevoegdheden als de stagebegeleider.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 3. [1 - Het verloop van de stage.]1   ----------   (1)
Art.66.[1 Aan het begin van de stage heeft de stagebegeleider een eerste gesprek met de stagiair waarbij de volgende punten verduidelijkt worden:
   1° De verwachte resultaten en houdingen bij de verwezenlijking van de taken die overeenkomen met de functiebeschrijving van de stagiair;
   2° De opleidingsactiviteiten die de stagiair moet volgen;
   3° De andere middelen ter ontwikkeling van de vaardigheden zodat de inzetbaarheid van de stagiair vergroot wordt.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 66/1. [1 Met het oog op de voorbereiding van dit eerste stagegesprek, pleegt de stagebegeleider vooraf overleg met de functionele chef van de stagiair en met de HRM.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 66/2. [1 De stagebegeleider maakt de verslagen bedoeld in de artikelen 66/6, § 2 en 66/7 .
   De stagebegeleider kan, in overleg met de HRM en de functionele chef, en desgevallend met de vervangende stagebegeleider, beslissen dat bijkomende vormingsactiviteiten vereist zijn.
   De verantwoordelijke van de HRM legt het model van het stageverslag vast.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 66/3. [1 De stage duurt één jaar voor de stagiairs van de niveaus A en B.
   Ze duurt 6 maanden voor de stagiairs van de niveaus C en D.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 66/4. [1 De directieraad kan een vormingstraject per functietype vastleggen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 66/5. [1 Na het eerste stagegesprek organiseert de stagebegeleider tweemaandelijks een stagegesprek over het verloop van de stage. Wanneer hij het nodig acht, kunnen bijkomende gesprekken georganiseerd worden.
   Met het oog op de voorbereiding van de stagegesprekken pleegt de stagebegeleider vooraf overleg met de functionele chef van de stagiair en met de HRM.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 66/6. [1 § 1. Het stagegesprek gaat over:
   1° de vormingsactiviteiten en de resultaten ervan voor de ontwikkeling van de vaardigheden van de stagiair;
   2° de wijze waarop de stagiair zich in de dienst integreert;
   3° de uitvoering van zijn werkopdrachten.
   Het gesprek heeft tot doel de vooruitgang te evalueren die de stagiair maakt en de nog te verbeteren punten aan te stippen.
   Het beoogt eveneens de beoordeling mogelijk te maken van zowel de gunstige als de ongunstige feiten. Ingeval ongunstige feiten worden vastgesteld, geeft de stagebegeleider een verwittiging aan de stagiair.
   § 2. De conclusies van elk gesprek worden opgetekend in het stageverslag. De stagiair wordt in kennis gesteld van het verslag en kan er desgevallend zijn opmerkingen aan toevoegen. Vervolgens wordt het overgemaakt aan de HRM.
   Bij afwezigheid van de stagebegeleider voert de vervangende stagebegeleider het stagegesprek en stelt hij het stageverslag op. In dat geval hebben het gesprek en het verslag betrekking op de periode waarin de vervangende stagebegeleider de stage heeft opgevolgd. Bij terugkeer van de stagebegeleider moet deze een verslag opstellen over de periode waarin hij de stage effectief opgevolgd heeft.
   Wat betreft de eerste tien werkdagen bedoeld in artikel 65, § 2, tweede lid, vraagt de vervangende stagebegeleider aan de officiële stagebegeleider of aan de hiërarchie de informatie die hij nodig heeft voor het opstellen van zijn stageverslag. Als er geen informatie beschikbaar is, dan geeft de in artikel 65, § 2, tweede lid bedoelde periode aanleiding tot een gunstige beoordeling van de stagiair.
   Wanneer de stagebegeleider de dienst hervat, stelt de vervangende stagebegeleider een verslag op over de periode waarin hij de stage opgevolgd heeft. Dit verslag beantwoordt aan de vereisten van § 1 .De stagiair wordt in kennis gesteld van het verslag en kan er desgevallend zijn opmerkingen aan toevoegen. Vervolgens wordt het overgemaakt aan de HRM en aan de stagebegeleider. Laatstgenoemde houdt er rekening mee tijdens het volgende stagegesprek.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Afdeling 4. [1 - Het einde van de stage]1   ----------   (1)
Art. 66/7. [1 De stage wordt afgesloten met een laatste stagegesprek. De stagebegeleider stelt het eindverslag van de stage op, in overleg met de HRM en de functionele chef. Hij voegt er één van de voorstellen bedoeld in artikel 66/9 aan toe.
   Hij stelt de stagiair in kennis van het eindverslag, die over vijftien dagen beschikt om er zijn opmerkingen aan toe te voegen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 66/8. [1 De eindevaluatie houdt rekening met alle feiten, zowel gunstig als ongunstig, die in de loop van de stage werden vastgesteld, evenals met de tussentijdse evaluaties.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 66/9. [1 De stagebegeleider overhandigt het eindverslag aan de leidend ambtenaar of adjunct-leidend ambtenaar.
   Indien het eindverslag over het geheel van de stage gunstig is, stelt de leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtenaar voor de benoeming van de stagiair voor te leggen aan de Minister.
   Indien het eindverslag ongunstig is, legt de leidend ambtenaar het dossier voor aan de in artikel 18 bedoelde raad van beroep. Hij voegt er een voorstel van beslissing aan toe.
   Hij stelt de stagiair in kennis van deze voorlegging. De datum van kennisgeving doet de in artikel 19, § 6 bedoelde termijn lopen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


HOOFDSTUK IV. [1 - Benoeming als ambtenaar.]1   ----------   (1)
Art.67.[1 Onverminderd artikel 104 worden de ambtenaren benoemd door de Minister.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 67/1. [1 De stagiairs leggen de eed af wanneer zij tot ambtenaar worden benoemd.
   Zij worden geacht als ambtenaar in dienst te zijn getreden vanaf de aanvangsdatum van de stage.
   De ambtenaren leggen de eed af in handen van de leidend ambtenaar.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 67/2. [1 De in het vorig artikel bedoelde eed wordt afgelegd in de termen, bepaald bij artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 67/3. [1 Indien zij verzuimen de in artikel 67/2 bedoelde eed af te leggen, wordt hun benoeming met terugwerkende kracht vernietigd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


TITEL VII. - Het onthaal, de vorming en de voorlichting.
Art.68. Onder onthaal dient elke maatregel te worden verstaan tot bevordering van de integratie van de nieuwe personeelsleden binnen de Diensten van het Verenigd College.

Art.69. Onder vorming dient elke activiteit te worden verstaan die tot doel heeft :
  1° zich te vormen en te vervolmaken in het beroep;
  2° te voldoen aan de bevorderingscriteria;
  3° te voldoen aan de evaluatiecriteria.
  Tijdens de periodes van afwezigheid die gerechtvaardigd worden door deelname aan verplichte of toegelaten activiteiten georganiseerd in het raam van het eerste lid, is de ambtenaar in actieve dienst.

Art.70. Onder voorlichting dient elke maatregel te worden verstaan waarbij nuttige inlichtingen aan de ambtenaren worden verschaft.

Art.71.Het Verenigd College neemt, op voordracht van de [1 Minister]1 de algemene beginselen inzake onthaal en vorming aan.
  Met inachtneming van de algemene beginselen uitgevaardigd op grond van voorgaand lid, stelt de directieraad het onthaal- en vormingsprogramma vast dat aan de behoeften van het bestuur en zijn personeel beantwoordt. Hij kan in samenwerking met de erkenningsinstellingen bedoeld in [2 artikel 60]2, het onthaal, de vorming en de inschakeling in het arbeidsproces van de personen met een handicap organiseren.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 33, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.72.[1 De directeur van de Directie Coördinatie en Procedures of zijn afgevaardigde is belast met de functies van verantwoordelijke voor de opleiding en voorlichting.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 34, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.73.[1 De verantwoordelijke voor de opleiding, de verantwoordelijke voor de voorlichting of hun afgevaardigde dienen in het bezit te zijn van een bekwaamheidsattest, dat afgeleverd wordt na een opleidingscursus waarvan het Verenigd College de nadere regelen vaststelt.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 35, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.74.[1 § 1. De verantwoordelijke voor de opleiding is belast met:
   1° de opmaak van een jaarlijks opleidingsplan. Het plan wordt door de Minister goedgekeurd, na overleg met de vakorganisaties. Dit plan bevat:
   a) de te bereiken algemene doelstellingen van de vorming, zowel kwalitatief als kwantitatief;
   b) de prioriteiten voor het komende jaar;
   c) de inhoud, de vorm en duur van de vormingen;
   d) het al dan niet verplicht karakter van de vormingen;
   e) de te voorziene begroting voor ieder van de vormingsdoelstellingen;
   f) na verloop van het eerste vormingsplan, een evaluatie van de mate waarin de doelstellingen werden verwezenlijkt.
   2° de organisatie van de voorgeschreven opleidingen voor de vergelijkende bevorderingsselecties;
   3° de organisatie van de opleidingen voor de ambtenaren die het voorstel inzake voorlopige globale vermelding en de vermelding van globale evaluatie dienen op te stellen;
   4° de organisatie van de noodzakelijke vervolmakingscursussen voor de ambtenaren.
   § 2. De verantwoordelijke voor de voorlichting is belast met:
   1° de uitvoering van de onthaalprogramma's;
   2° de opmaak van een strategisch plan voor de communicatie.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 36, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

TITEL VIII. - Evaluatie.
HOOFDSTUK I. [1 - Evaluatie van de ambtenaren zonder mandaat.]1   ----------   (1)
Art.75. De evaluatie, uitgevoerd op basis van een in artikel 81 beschreven individueel evaluatiedossier, heeft tot doel het werk van de ambtenaar in de functie die hij vervult, aan de hand van de functiebeschrijving ervan, doorlopend te beoordelen. Ze is verplicht voor elke ambtenaar.

Art.76.§ 1. [1 De evaluatie gebeurt door de hiërarchisch meerdere van de ambtenaar, met eerbiediging van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken.]1 Indien hij niet tot dezelfde taalrol als de ambtenaar behoort, dient de hiërarchische meerdere een voldoende kennis van de taal van de geëvalueerde ambtenaar te bezitten, als ambtenaar behorend tot het tweetalig kader, die krachtens artikel 43, § 3, derde lid van dezelfde wetten het bewijs heeft geleverd de tweede taal voldoende te kennen, ofwel omdat hij in het bezit is van een taalbewijs waaruit de voldoende kennis van de andere taal blijkt dat uitgereikt is op grond van de artikelen 7, 11 of 12 van het koninklijk besluit van 8 maart 2001 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van dezelfde wetten.
  Indien de hiërarchische meerdere niet voldoet aan de in het vorige lid bepaalde vereiste, wijst de leidend ambtenaar de gemachtigde ambtenaar aan.
  Een hiërarchische meerdere mag geen evaluatie uitvoeren zonder eerst [1 een aangepaste vorming]1 te hebben genoten.
  § 2. Voor de evaluatie van de ambtenaren van de niveaus B, C en D is de hiërarchische meerdere met ten minste een graad van rang A1 bekleed.
  [1 Voor de graden van rang A1 en A2 is dit de directeur waarvan de geëvalueerde ambtenaar afhangt.]1
  Voor de graden van de rang A3 zijn dit de leidende ambtenaren.
  De hiërarchische meerdere die de ambtenaar niet onder zijn gezag heeft gehad gedurende de volledige evaluatieperiode, raadpleegt de vorige rechtstreekse hiërarchische meerderen van de ambtenaar voor het evaluatiegesprek.
  Indien de hiërarchische meerdere niet de [1 functionele chef]1 van de ambtenaar is, dient hij de functionele meerdere te raadplegen voor de evaluatiegesprekken.
  [1 Een ambtenaar aan wie de globale evaluatievermelding "met voorbehoud" of "onvoldoende" wordt toegekend, kan niet belast worden met evaluaties.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 38, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.77.§ 1. De evaluatieperiode van de ambtenaar is de periode tussen het functiegesprek en het evaluatiegesprek. Deze periode heeft een tijdsduur van minstens zes maanden.
  § 2. In het begin van elke evaluatieperiode en bij elke benoeming of dienstaanstelling van de ambtenaar heeft de in artikel 76, § 1, bedoelde hiërarchische meerdere een functiegesprek met hem, waarbij de te bereiken doelen en de elementen waarop de ambtenaar zal worden geëvalueerd op basis van de functiebeschrijving, worden omschreven.
  Voornoemde elementen betreffen :
  1° de kwaliteit van het werk;
  2° het werkritme;
  3° de toe te passen werkmethoden;
  4° de te verwerven werkattitudes.
  De voornoemde hiërarchische meerdere stelt een verslag op van het functiegesprek. Dit wordt door de ambtenaar geviseerd en naar de [2 HRM]2 gestuurd en in het in artikel 81 bedoelde individueel evaluatiedossier opgenomen. [1 Als de ambtenaar het verslag van het functiegesprek niet tekent voor ontvangst, wordt het hem aangetekend opgestuurd.]1
  § 3. [3 Op het einde van elke evaluatieperiode heeft de in artikel 76, § 1, bedoelde hiërarchische meerdere een evaluatiegesprek met de ambtenaar.
   Op vraag van de ambtenaar kan een vakbondsafgevaardigde als waarnemer deelnemen aan het evaluatiegesprek.
   Dit gesprek heeft, in beginsel, om de twee jaar plaats tussen 15 januari en 15 maart, het ene jaar voor de ambtenaren van de niveaus A en B, het volgende jaar voor die van de andere niveaus. Als het gesprek niet kan plaatshebben tussen 15 januari en 15 maart, kan het plaatshebben op een andere datum, voor zover de periode van effectieve prestaties van de geëvalueerde ambtenaar sinds het functiegesprek minstens zes maanden bedraagt.
   Het evaluatiegesprek handelt over de verwezenlijking van de tijdens het functiegesprek opgestelde doelen en over de in § 2, tweede lid, bedoelde elementen.
   De ambtenaar krijgt één van de drie volgende globale evaluatievermeldingen :
   1° gunstig;
   2° onder voorbehoud;
   3° onvoldoende.
   Wanneer een vermelding " onder voorbehoud " toegekend is, heeft een nieuwe evaluatie plaats na een termijn van één jaar, welke termijn op verzoek van de ambtenaar ingekort kan worden tot zes maanden. Deze laatste evaluatie moet worden gevolgd door een nieuw functiegesprek; het nieuwe functiegesprek kan plaatshebben tussen 15 januari en 15 maart aan het einde van de lopende evaluatieperiode, voor zover de effectieve prestaties een periode van minstens zes maanden bestrijken.]3
  § 4. De ambtenaar die zijn prestaties niet effectief gedurende ten minste zes maanden heeft geleverd en die afwezig is, met verlof is, of zijn functie niet vervult, behoudt zijn laatste evaluatie.
  [1 Buiten de in het eerste lid bedoelde gevallen, krijgt de ambtenaar die om welke reden dan ook niet werd geëvalueerd, een gunstige evaluatie, ongeacht de periode tijdens dewelke hij effectief zijn prestaties leverde, behalve als hij bewust weigerde geëvalueerd te worden.
   Na afloop van zijn stage, krijgt de stagiair die als ambtenaar wordt benoemd van ambtswege een gunstige evaluatie.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<BESL 2018-11-29/16, art. 39, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.78.[2 De ambtenaar wordt in kennis gesteld van het verslag van het evaluatiegesprek.]2 Deze kan zijn bemerkingen neerschrijven binnen de [1 twintig dagen]1 die volgen op de communicatie van dit verslag en deze overmaken aan de in artikel 76, § 1, bedoelde hiërarchische meerdere.
  [1 Als de ambtenaar het evaluatieverslag niet tekent voor ontvangst, wordt het hem aangetekend opgestuurd.]1
  Dit verslag, in voorkomend geval, vergezeld van de opmerkingen van de ambtenaar, wordt in het in artikel 81 bedoelde individueel evaluatiedossier opgenomen.
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 40, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.79.§ 1. De evaluatie vindt plaats op zijn minst eens om de twee jaar en op zijn minst één jaar na een bevordering of een vaste benoeming; ze wordt persoonlijk aan de ambtenaar betekend.
  [1 Als de ambtenaar het evaluatieverslag niet tekent voor ontvangst, wordt het hem aangetekend opgestuurd.]1
  § 2. Wanneer de [2 globale evaluatievermelding "gunstig"]2 opnieuw wordt toegekend, bevestigt, in voorkomend geval, het bestuur de kennisgeving van de reeds bestaande vermelding.
  Wanneer de globale evaluatievermelding " onder voorbehoud " wordt toegekend, kan op verzoek van de ambtenaar worden overgegaan tot een nieuwe evaluatie één jaar na de toekenning van die vermelding.
  Wanneer de globale evaluatievermelding " onvoldoende " wordt toegekend, wordt ambtshalve overgegaan tot een nieuwe evaluatie [2 zes maanden]2 na de toekenning van deze vermelding.
  Wanneer de globale evaluatievermelding " onvoldoende " wordt toegekend, stelt de directieraad een specifieke opleiding voor en onderzoekt hij de mogelijkheden om van functie te veranderen.
  Alvorens enige beslissing te nemen hoort de directieraad de ambtenaar die een globale evaluatie " onvoldoende " heeft gekregen.
  [2 Hiertoe roept de directieraad de ambtenaar minstens tien dagen voor de hoorzitting op, door middel van een kennisgeving.
   Tijdens deze periode heeft hij toegang tot de stukken van het dossier. Voor deze hoorzitting kan de ambtenaar zich laten vergezellen door een door hem gekozen persoon.]2
  § 3. Indien de ambtenaar niet kan instemmen met de globale vermelding " onder voorbehoud " of " onvoldoende " waarvan hem kennis werd gegeven, kan hij binnen de [1 vijftien dagen]1 die volgen op de kennisgeving zich per aangetekend schrijven wenden tot de in artikel 18 bedoelde [2 raad van beroep]2.
  [1 Deze termijn is berekend volgens dezelfde regels als die bedoeld in [2 artikel 19 § 7, tweede en derde lid]2.]1. Er wordt de ambtenaar een ontvangstbewijs van het beroep uitgereikt.
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 41, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.80.§ 1. Wanneer de globale evaluatievermelding " onvoldoende " tweemaal achter elkaar wordt toegekend, verklaart de directieraad de ambtenaar beroepsongeschikt.
  § 2. Indien de ambtenaar niet kan instemmen met de verklaring van definitieve beroepsongeschiktheid, kan hij binnen de [1 vijftien dagen]1 die volgen op de kennisgeving zich per aangetekend schrijven wenden tot de in artikel 18 bedoelde [2 raad van beroep]2.
  Artikel 79, § 3, tweede lid, is toepasselijk.
  § 3. [2 Na advies van de in artikel 18 bedoelde raad van beroep, spreekt de overheid die overeenkomstig artikel 12 bevoegd is voor de benoeming, zich uit over de definitieve ambtsneerlegging door de vaststelling van de definitieve beroepsongeschiktheid.]2
  [1 De ambtenaar die wegens beroepsongeschiktheid wordt afgedankt geniet een vergoeding wegens ontslag.
   Deze vergoeding is gelijk aan twaalf maal de laatste maandbezoldiging van de ambtenaar, indien hij ten minste twintig jaar dienst heeft, aan acht maal of zes maal deze bezoldiging naargelang de ambtenaar tien jaar dienst of minder dan tien jaar dienst heeft.
   Voor de toepassing van het derde lid moet onder " bezoldiging " worden verstaan elke wedde, loon of vergoeding geldend als wedde of loon, rekening houdend met de verhogingen of verminderingen die te wijten zijn aan de schommelingen van [2 de spilindex van de consumptieprijzen]2. De in aanmerking te nemen bezoldiging is die welke verschuldigd is voor volledige prestaties, eventueel met inbegrip van de haard- of standplaatstoelage, rekening houdend met de verhogingen of verminderingen die te wijten zijn aan de schommelingen van de index der kleinhandelsprijzen.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 42, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.81.Het individueel evaluatiedossier omvat :
  1° een identificatiefiche (naam, voornaam, adres);
  2° een loopbaanfiche (verloop van de administratieve loopbaan);
  3° een opleidingsfiche;
  4° in voorkomend geval, een individuele fiche met de feiten of vaststellingen betreffende de uitoefening van de functie, opgetekend door de hiërarchische meerderen die bevoegd zijn voor de evaluatie; ze dienen naar behoren te zijn geviseerd of geannoteerd door de betrokken ambtenaar; deze kan de gemachtigde hiërarchische meerdere vragen een document met een gunstige beoordeling betreffende de uitvoering van zijn werk toe te voegen;
  5° de omschrijving van de functie;
  6° het verslag van het functiegesprek;
  7° het verslag van het evaluatiegesprek;
  8° het evaluatierapport.
  [1 De Minister bepaalt]1 het model van de elementen van het individuele evaluatiedossier bedoeld in het eerste lid.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.82.[1 Het in artikel 81 bedoelde individueel evaluatiedossier wordt in het persoonlijk dossier opgenomen en bewaard op de HRM die de geheimhouding omtrent de inhoud ervan dient te bewaren.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 43, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK II [1 - Evaluatie van de mandaathouders.]1   ----------   (1)
Art.83.[1 De evaluatie heeft tot doel na te gaan in welke mate de bij de toekenning van het mandaat overeengekomen doeleinden werden bereikt of op weg zijn om te worden bereikt.
   De mandaathouder stelt hiertoe op het einde van iedere evaluatieperiode een verslag op over zijn werkzaamheden als hoofd van de administratieve eenheid die hij leidt.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>

Art. 83/1.[1 De evaluatiecommissie [2 bedoeld in artikel 23/3]2 evalueert de mandaathouder over de wijze waarop hij het mandaat heeft uitgeoefend.
   Ze neemt kennis van het verslag opgesteld door de mandaathouder en nodigt deze uit voor een evaluatiegesprek.
   De vermelding " gunstig " wordt toegekend aan de mandaathouder wanneer deze de doelstellingen die hem bij het begin van zijn mandaat werden opgedragen heeft bereikt.
   De vermelding " voldoende " wordt toegekend aan de mandaathouder wanneer hij de doelstellingen gedeeltelijk heeft bereikt.
   De vermelding " ongunstig " wordt toegekend aan de mandaathouder wanneer de doelstellingen niet of in zeer geringe mate zijn gerealiseerd.
   In zijn evaluatie moet de evaluatiecommissie rekening houden met onvoorziene omstandigheden of omstandigheden, die het geheel of gedeeltelijk realiseren van de vastgestelde objectieven onmogelijk hebben gemaakt.
   De evaluatie wordt aan de geëvalueerde meegedeeld bij aangetekend schrijven.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 21, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 45, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 83/2.[1 § 1. Een eerste evaluatie heeft plaats twee jaar na het begin van het mandaat.
   Indien bij deze evaluatie de vermelding " ongunstig " wordt weerhouden heeft een bijkomende evaluatie plaats zes maanden na deze eerste evaluatie. Als de bijkomende evaluatie van de mandaathouder eveneens ongunstig is wordt zijn mandaat definitief beëindigd en kan hij niet deelnemen aan een nieuwe toekenningsprocedure voor het mandaat dat hij bekleedt.
   § 2. Een tweede evaluatie heeft plaats zes maanden voor het einde van het mandaat.
   Indien op het einde van deze tweede evaluatie de [2 mandaathouder]2 de vermelding " gunstig " bekomt, dan kan het Verenigd College zijn mandaat verlengen zonder dat er wordt overgegaan tot een nieuwe toekenningsprocedure voor het mandaat dat hij bekleedt. De mandaathouder stelt, bij de hernieuwing van zijn mandaat, een beheersplan op zoals bedoeld in [2 artikel 108/5, tweede lid]2, dat rekening houdt met de te bereiken doelstelling vastgelegd door de overheid.
   Indien de mandaathouder de vermelding " voldoende " bekomt, dan wordt zijn mandaat niet verlengd maar kan hij deelnemen aan een nieuwe toekenningsprocedure voor het mandaat dat hij bekleedt.
   Indien de mandaathouder de vermelding " ongunstig " bekomt, dan wordt zijn mandaat definitief beëindigd en kan hij niet deelnemen aan de nieuwe toekenningsprocedure voor het mandaat dat hij bekleedt.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 22, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 46, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 83/3.[1 De mandaathouder beschikt over vijftien dagen vanaf de [2 kennisgeving]2 van zijn evaluatie om schriftelijk beroep in te dienen bij het Verenigd College.
  [2 Het Verenigd College spreekt zich, met uitsluiting van de in artikel 18 bedoelde raad van beroep, uit over het beroep van een mandaathouder.]2
   Het Verenigd College moet zich uitspreken binnen de maand na ontvangst van het verzoekschrift [2 indien de mandaathouder niet vraagt om gehoord te worden, ofwel in de maand die volgt op het verhoor]2.
   De mandaathouder wordt op zijn verzoek gehoord [2 door het Verenigd College of door zijn door hem aangeduide Leden]2. Hij kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze en moet, vóór zijn verhoor, toegang tot alle stukken van het dossier hebben gekregen. [2 Zijn hoorzitting vindt plaats ten vroegste tien dagen na de vraag van de mandaathouder.]2
   Indien geen beslissing wordt genomen binnen de vereiste termijn, wordt ze gunstig geacht voor de mandaathouder.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 23, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 47, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

TITEL IX. - Anciënniteit.
Art.84.§ 1. Voor het berekenen van de graad- en niveauanciënniteit, komen enkel in aanmerking de werkelijke diensten die de ambtenaar als stagiair en als ambtenaar zonder vrijwillige onderbreking heeft verricht als lid van het personeel van een ministerie of van een overheidsinstelling die afhangt van de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten [2 of de Gemeenschapscommissies]2, een provincie of een plaatselijk bestuur of, op voorwaarde dat de [1 Minister]1 [2 beslist]2 over de toelaatbaarheid ervan, in een overheidsdienst die vergelijkbaar is met één van die welke hiervoor zijn opgesomd, van een Staat van de Europese Unie als onderdaan van een van de lidstaten, en als titularis van een ambt met volledige of onvolledige prestaties.
  Wat de vrijwillige onderbreking betreft, dient de onderbreking in de tijd ten minste één dag te omvatten.
  Voor de deeltijdse prestaties gebeurt de berekening van de anciënniteit a rato van de verrichte prestaties.
  § 2. Voor de graadanciënniteit, worden de in aanmerking komende diensten aangerekend vanaf de datum waarop de ambtenaar benoemd is in de graden die door de toe te passen bepalingen in aanmerking worden genomen, of vanaf de datum waarop de ambtenaar voor latere bevordering is gerangschikt ingevolge de terugwerking van zijn benoeming in zulke graden.
  § 3. Voor de niveauanciënniteit worden de in aanmerking komende diensten aangerekend vanaf de datum waarop de ambtenaar is benoemd in de graden die door de toe te passen bepalingen in aanmerking worden genomen of vanaf de datum waarop de ambtenaar voor latere bevordering is gerangschikt ingevolge de terugwerking van zijn benoeming in zulke graad.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 48, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.85.Voor de berekening van de dienstanciënniteit komen in aanmerking de werkelijke diensten welke de ambtenaar in enigerlei hoedanigheid zonder vrijwillige onderbreking heeft verricht als lid van het personeel van een ministerie of van een overheidsinstelling die afhangt van de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten [2 of de Gemeenschapscommissies]2, een provincie of een plaatselijk bestuur of, op voorwaarde dat de [1 Minister]1 [2 beslist]2 over de toelaatbaarheid ervan, in een overheidsdienst die vergelijkbaar is met één van die welke hiervoor zijn opgesomd, van een Staat van de Europese Unie als onderdaan van een van de lidstaten, en als titularis van een ambt met volledige of onvolledige prestaties.
  Voor de deeltijdse prestaties gebeurt de berekening van de anciënniteit a rato van de verrichte prestaties.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 49, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.86. De werkelijke diensten zijn de diensten die zijn geleverd in een administratieve stand, die bij de geldende bepalingen, een activiteitswedde garanderen of bij ontstentenis daarvan, het behoud van de aanspraak op bevordering tot een hogere wedde.
  Vrijwillig is de onderbreking van ten minste één dag die door de daad of de schuld van de ambtenaar is veroorzaakt.
  Volledig zijn de prestaties waarvan de uurregeling een normale beroepsactiviteit volledig in beslag neemt.

Art.87. § 1. De in aanmerking komende diensten die in volle kalendermaanden berekend zijn, worden rechtstreeks gevaloriseerd in de graad-, niveau- en dienstanciënniteit.
  § 2. De deeltijdse prestaties van 1 976 uren worden voor twaalf volle kalendermaanden geteld.
  De deeltijdse prestaties van een twaalfde van 1 976 uren worden voor één volle kalendermaanden geteld, waarbij elk uurgedeelte wordt verwaarloosd.

TITEL X. - Loopbaan van de ambtenaren.
HOOFDSTUK I. - Algemene regels inzake de loopbaan en de bevorderingen.
Art.88.[1 Onverminderd de bepalingen betreffende de mobiliteit, kunnen de bevorderingen worden toegekend door verhoging in graad of door overgang naar het hogere niveau.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 50, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.89.[1 Iedere open betrekking, buiten de mandaatbetrekkingen, of die binnen de eerstvolgende zes maanden vrijkomt, wordt door de Minister vacant verklaard, alvorens zij kan worden gegeven via bevordering door verhoging in graad.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 51, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.90.[3 De vacante betrekking wordt in kennis gegeven van de voor bevordering in aanmerking komende ambtenaren en wordt eveneens per e-mail verstuurd. Het bericht vermeldt in ieder geval de vacante functie, de instantie waarbij en de termijn waarbinnen de kandidaatstelling moet worden ingediend, alsmede de gestelde algemene voorwaarden. Het omvat ook een functiebeschrijving die de te begeven betrekking betreft en verzoekt de kandidaten hun kwaliteiten te vermelden. Ambtenaren geven aan de HRM door via welk e-mailadres zij op de hoogte willen worden gehouden van vacante functies.]3
  [2 De vacante betrekking wordt ter informatie aan de andere personeelsleden meegedeeld.]2
  In aanmerking komen alleen de aanspraken van de ambtenaren die binnen [1 twintig dagen]1 vanaf de eerste werkdag die volgt op die van de kennisgeving van de vacature, ter post een aangetekende brief hebben afgegeven waarmee hun sollicitatie ter kennis van de leidend ambtenaar wordt gebracht.
  De vervaldag is in de termijn begrepen.
  [3 ...]3
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 52, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<BESL 2024-07-04/18, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2024>

Art.91.Voor iedere bevordering brengt de directieraad een met redenen omkleed advies uit.
  De directieraad spreekt zich in zijn advies uit over iedere [2 kandidaat]2 die voldoet aan de vereisten om de te begeven betrekking te bekleden. Hij weegt hierbij de beschrijving van de functie en de algemene en bijzondere voorwaarden af tegenover de aanspraken en ervaringen die de sollicitant kan laten gelden voor een benoeming in de vacante betrekking. Hij neemt bovendien het evaluatiedossier van de kandidaten in overweging.
  De directieraad formuleert een gemotiveerd voorstel van benoeming dat ten hoogste zes kandidaten per vacante betrekking bevat. Zij worden gerangschikt in de volgorde waarin zij voor de benoeming in aanmerking komen.
  [2 Van het voorstel wordt kennis gegeven aan de ambtenaren die zich kandidaat hebben gesteld voor de te begeven betrekking.]2
  De ambtenaar die zich benadeeld acht kan, binnen [1 vijftien dagen]1 na de in het vorige lid bedoelde kennisgeving, bezwaar indienen bij de directieraad.
  [2 De in het vierde lid bedoelde kennisgeving en termijn worden geregeld volgens de regels bedoeld in artikel 2, § 1, 10° en § 3.]2
  De ambtenaar wordt op zijn verzoek door de directieraad gehoord.
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 53, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.92. Het Verenigd College volgt de definitieve rangschikking die eenparig wordt uitgebracht.
  Indien het voorstel van de directieraad niet eenparig wordt uitgebracht en het Verenigd College niet instemt met de door de directieraad voorgestelde volgorde, moet het zijn beslissing omstandig met redenen omkleden.

Art.93. De bevordering door overgang naar het hoger niveau wordt verleend bij wege van een door het SELOR georganiseerde vergelijkende selectie.

Art.94.§ 1. De vergelijkende selecties voor overgang naar het hogere niveau worden georganiseerd voor de bevordering naar de graden die in rang A1 als attaché, in rang B1 als assistent of in rang C1 als adjunct zijn gerangschikt.
  [1 De bevordering door overgang naar een hoger niveau is alleen mogelijk als er een betrekking in de in het eerste lid bedoelde wervingsgraad van dat niveau vacant is.]1
  § 2. Om deel te nemen aan een vergelijkende selectie voor overgang naar het hogere niveau dient de ambtenaar zich in een administratieve stand te bevinden waarbij hij op de bevordering aanspraak kan maken en moet hij, als laatste evaluatie, de evaluatie " [1 gunstig]1 " hebben gekregen.
  § 3. De vergelijkende selectie voor overgang naar het hogere niveau staat open :
  1° voor bevordering tot de graad van rang A1, voor alle ambtenaren van de niveaus B en C die ten minste drie jaar anciënniteit hebben in één van beide of in beide niveaus;
  2° voor bevordering tot de graad van rang B1, voor alle ambtenaren van niveau C die tenminste drie jaar anciënniteit tellen in dit niveau;
  3° voor bevordering tot de graad van rang C1, voor alle ambtenaren van niveau D die tenminste drie jaar anciënniteit tellen in dit niveau.
  § 4. De deelnemingsvoorwaarden bepaald krachtens §§ 2 en 3 moeten vervuld zijn op de door de afgevaardigde beheerder van het SELOR bepaalde datum.
  Als na afsluiting van de vergelijkende selectie blijkt dat een kandidaat die voor bedoelde selectie geslaagd is, op welk ogenblik ook tijdens de vergelijkende selectie niet langer voldeed aan een van de deelnemingsvoorwaarden die vervuld moeten zijn om eraan te kunnen deelnemen, dan verliest hij het voordeel van zijn slagen voor deze selectie.
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 26, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>

Art.95.[1 De vergelijkende selectie voor overgang naar niveau A bestaat uit twee eerste schiftingsproeven gevolgd door drie brevetten en een mondelinge proef.
   Enkel de geslaagden voor de eerste proef kunnen deelnemen aan de tweede proef en de geslaagden voor de tweede proef kunnen de drie brevetten en de mondelinge proef afleggen.
   Om de mondelinge proef af te leggen, moeten de kandidaten bovendien slagen voor elk brevet.
  [2 Om te slagen moeten de kandidaten ten minste 60% der punten behalen voor het geheel van de proeven en brevetten en ten minste 50% voor elke proef, elk brevet en voor de mondelinge proef.]2
   De eerste twee schiftingsproeven, waarvoor de kandidaat ten minste 60 % der punten heeft behaald zijn definitief verkregen.
   Elk brevet waarvoor de kandidaat 50 % der punten heeft behaald is definitief verkregen.]1
  [2 De geslaagden worden gerangschikt volgens de in het geheel van de proeven behaalde punten en volgens de door deze rangschikking bepaalde volgorde benoemd.]2
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 27, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 54, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.96.§ 1. De vergelijkende selecties voor overgang naar de niveaus B of C omvatten een algemeen gedeelte en een bijzonder gedeelte.
  § 2. [1 ...]1.
  [1 ...]1.
  Alleen de kandidaat die voor het algemeen gedeelte slaagt kan aan het bijzonder gedeelte deelnemen.
  § 3. Om te slagen moeten de kandidaten ten minste 50 % der punten voor elk gedeelte en ten minste 60 % der punten over het geheel van de selectie behalen.
  [1 Een kandidaat die 60 % behaalde voor de eerste proef maar niet voor de tweede, wordt vrijgesteld van deze eerste proef als hij nogmaals aan een vergelijkende selectie voor overgang naar hetzelfde niveau deelneemt.]1
  De geslaagden worden volgens de in beide proeven behaalde punten gerangschikt en volgens de door deze rangschikking bepaalde volgorde benoemd.
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 28, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>

Art. 96/1.[1 In geval van selectie van een geslaagde voor een vergelijkende selectie voor overgang naar een hoger niveau, wordt laatstgenoemde onderworpen, vanaf zijn indiensttreding, aan een proefperiode van zes maanden voltijdse prestaties.
   De leidend ambtenaar wijst de ambtenaar van een hogere graad aan die, naargelang van de taalrol van de geslaagde, de supervisie van de proefperiode uitoefent.
   Na de eerste en de zesde maand organiseert de ambtenaar belast met de supervisie van de proefperiode een evaluatiegesprek over het verloop van de proefperiode. Hij kan besluiten tot bijkomende gesprekken. Hij stelt de verslagen van deze gesprekken op en maakt deze over aan de HRM.
   Tijdens de proefperiode is de geslaagde voor een vergelijkende selectie voor overgang naar niveau A of B gehouden een activiteitenverslag op te stellen.
   Zowel de geslaagde als de ambtenaar belast met de supervisie van de proefperiode kunnen de proefperiode voortijdig beëindigen. Laatstgenoemde kan dat enkel indien op grond van een gemotiveerd verslag is aangetoond dat de kandidaat niet voldoet aan de vereisten van het ambt alsook bij tuchtstraffen. De ambtenaar wordt van deze beslissing in kennis gesteld. Tijdens de proefperiode wordt de evaluatie van de geslaagde opgeschort.
   Bij het verstrijken van de proefperiode wordt de kandidatuur van de geslaagde definitief aanvaard of verworpen door de ambtenaar belast met de supervisie van de proefperiode. Hij stelt de geslaagde in kennis van zijn beslissing.
   De geslaagde kan beroep indienen tegen deze beslissingen bedoeld in het vijfde en zesde lid bij de in artikel 18 bedoelde raad, binnen acht dagen na haar kennisgeving. Dit beroep is opschortend.
   De in het vijfde en zesde lid bedoelde kennisgeving en termijn worden geregeld volgens dezelfde regels als die bedoeld in artikel 19, § 7 van dit besluit.
   Er kan in zijn evaluatiedossier geen melding worden gemaakt van de motivering die een einde maakt aan de proefperiode in zijn evaluatiedossier.
   De geslaagde die niet slaagde voor zijn proefperiode of die de betrekking opgeeft, herneemt zijn oorspronkelijke graad en behoudt zijn eerste rangschikking. Hij herneemt zijn voormalige betrekking of een gelijkgestelde betrekking.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 55, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.97.De bevorderingen door verhoging in graad en door overgang naar het hoger niveau worden verleend :
  1° door het Verenigd College, voor de graden van de niveaus A en B;
  2° door de [1 Minister]1, voor niveau C.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK II. - Functionele loopbaan.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art.98.[1 De functionele loopbaan wordt toegepast op alle graden behalve deze die worden toegekend bij mandaat.
   Zij bestaat erin dat de ambtenaar, zonder in graad te verhogen, één, twee of drie hogere weddenschalen geniet, volgens de graad, dan de aanvankelijke weddeschaal van zijn graad, zolang hij voldoet aan de eisen die dit statuut stelt inzake anciënniteit en evaluatie.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 56, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.99. De leidend ambtenaar beheert het stelsel van de functionele loopbanen. Hij kent de hogere weddenschaal toe zodra een ambtenaar de voorwaarden inzake anciënniteit en evaluatie vervult.

Afdeling 2. [1 - De verschillende functionele loopbanen.]1   ----------   (1)
Art.100.[1 § 1. Aan de graden van klerk, adjunct en assistent zijn de weddeschalen 101, 102, 103 en 200 verbonden.
   Aan de graad van attaché zijn de weddeschalen 101, 102 en 103 verbonden.
   Aan de graad van ingenieur zijn de weddeschalen 111, 112, 113 en 310 verbonden.
   Aan de graad van geneesheer zijn de weddeschalen 131, 132, 133 en 331 verbonden.
   Aan de graad van eerste attaché zijn de weddeschalen 200, 210 en 220 verbonden.
   Aan de graad van eerste attaché deskundige zijn de weddeschalen 220 en 230 verbonden.
   Aan de graad van eerste ingenieur deskundige zijn de weddeschalen 220, 230 en 310 verbonden.
   Aan de graad van eerste geneesheer deskundige zijn de weddeschalen 133, 231 en 331 verbonden.
   Aan de graad van directeur zijn de weddeschalen 300 en 310 verbonden.
   § 2. De weddeschaal 102, 112, 132, 210, 230, 231 of 310, naargelang van de graad, wordt toegekend aan de ambtenaar die zes jaar graadanciënniteit telt en die over een evaluatie " gunstig " beschikt.
   De weddeschaal 103, 113, 133, 220, 310 of 331, naargelang van de graad, wordt aan de ambtenaar toegekend zodra hij twaalf jaar graadanciënniteit telt en over een evaluatie "gunstig" beschikt.
   De weddeschaal 200, 310 of 331, naargelang van de graad, wordt aan de ambtenaar toegekend zodra hij achttien jaar graadanciënniteit telt en over een evaluatie "gunstig" beschikt.]1
  ----------
  (1)<BESL 2023-09-14/20, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK III. [1 - Bevordering tot de graden van de rangen A2 en A3.]1   ----------   (1)
Art.101.[1 Kunnen worden bevorderd tot de graad van directeur van rang A3, de ambtenaren titularis van de graden van attaché van rang A1, van eerste attaché en van eerste attaché deskundige van rang A2, zodra hun niveauanciënniteit ten minste zes jaar bedraagt.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 60, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 101/1. [1 Kunnen worden bevorderd tot de graad van eerste attaché deskundige A2, de attachés van rang A1 die minstens zes jaar graadanciënniteit hebben en de eerste attachés van rang A2 die minstens drie jaar graadanciënniteit hebben.
   Kunnen worden bevorderd tot de graad van eerste attaché van de rang A2, de attachés van rang A1 die minstens drie jaar graadanciënniteit hebben.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 61, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 101/2. [1 De ambtenaar die zich kandidaat stelt voor een betrekking van rang A2 of A3 moet een evaluatie met vermelding "gunstig" hebben, moet zich in een administratieve positie bevinden waarin hij zijn bevorderingstitels kan laten gelden en mag niet onderworpen zijn aan een definitieve tuchtstraf.
   De ambtenaar die een tuchtstraf heeft gekregen kan niet worden bevorderd alvorens zijn straf is doorgehaald in overeenstemming met artikel 135 of met de bepalingen van het statuut dat op hem van toepassing is.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 62, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art.102.[1 Onverminderd de artikelen 101 en 101/1 en in de in artikel 89 bedoelde gevallen, kan het Verenigd College de vacante betrekking openstellen via mobiliteit voor ambtenaren van de Dienst, van de Federale Staat, van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, van de Vlaamse, Franse en Duitstalige Gemeenschappen, van de Gemeenschapscommissies en van het Waalse Gewest, van de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen waarvan het personeel via SELOR wordt aangeworven, die aan dezelfde bevorderingsvoorwaarden voldoen als degene welke voor de ambtenaren van de Dienst gelden.
   Het Verenigd College verduidelijkt, voor iedere vacante betrekking, van welke instellingen onder deze bepaald in het eerste lid, de ambtenaren die zich kandidaat mogen stellen, moeten voortkomen.
   In afwijking van artikel 90, eerste lid, wordt de vacature van een te verlenen betrekking ter kennis gebracht van de voor benoeming in aanmerking komende ambtenaren door middel van een bericht dat in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Zij bevat de te vervullen functiebeschrijving, de vereiste ervaring en kennis en de termijn binnen dewelke de ambtenaar zijn kandidatuur kan indienen.
   De vacante betrekking wordt ter informatie aan de andere personeelsleden meegedeeld.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 63, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.103.[1 Wanneer een betrekking openstaat overeenkomstig artikel 102, is het vereist dat de ambtenaren van een andere instelling de gelijkwaardige bevorderingsvoorwaarden bedoeld in de artikelen 101 en 101/1 vervullen.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 64, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 103/1. [1 § 1. Wanneer er beroep wordt gedaan op artikel 102, neemt de Minister een individueel besluit tot overdracht dat bij uittreksel gepubliceerd wordt in het Belgisch Staatsblad. Een kopie wordt ter informatie overgemaakt aan de overheid die de benoemingsbevoegdheid heeft in de instelling van herkomst van de ambtenaar.
   § 2. De overdracht houdt de benoeming in de graad van tewerkstelling naar dewelke de ambtenaar is overgeplaatst van rechtswege in. De ambtenaar behoudt zijn administratieve anciënniteit die hij verworven heeft voor zijn overplaatsing.
   § 3. De overgedragen ambtenaar is niet langer onderworpen aan de statutaire bepalingen die op hem van toepassing waren binnen zijn instelling van herkomst.
   § 4. Indien, in zijn instelling van herkomst, de graad van de ambtenaar duidelijk verschilt van de bij de Diensten van het Verenigd College bestaande graad, wordt de gelijkwaardigheid bepaald door de Minister.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 65, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


HOOFDSTUK IV. - [1 Het mandaat]1   ----------   (1)
Art.104.[1 Het Verenigd College kent de betrekkingen verbonden aan de graden van rang [2 A4+]2 en A5 bij mandaat toe.
   Iedere betrekking wordt door het Verenigd College vacant verklaard alvorens zij kan worden begeven bij mandaat.
   De mandaten van rang [2 A4+]2 en A5 worden vacant verklaard via een open procedure, waarbij gelijktijdig interne en externe kandidaten meedingen.
   Onder externe kandidaten dient te worden verstaan, alle andere kandidaten dan de ambtenaren van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad.
  [2 Onder mandaathouder niet-ambtenaar dient te worden verstaan, alle mandaathouders die, op het moment van hun aanwijzing tot een mandaat bij de Diensten van het Verenigd College, geen ambtenaar zijn van de Diensten van het Verenigd College, de openbare diensten van het federaal administratief openbaar ambt of van een openbare dienst van een Gewest of van een Gemeenschap of van een Gemeenschapscommissie of van een instelling van openbaar nut die ervan afhangt.
   De mandaathouders niet-ambtenaren tekenen een arbeidscontract dat onderworpen is aan de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten.
   Telkens wanneer er in dit besluit het woord "ambtenaar" gebruikt wordt, wordt ook de mandaathouder bedoeld, behoudens andersluidende bepaling.]2]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 32, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 66, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.105.[1 Vóór elke toekenning van een mandaat legt het Verenigd College, na advies van de Minister, de doelstellingen vast die tijdens dit mandaat moeten bereikt worden.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 67, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.106.[2 § 1.]2 [1 De aangestelde ambtenaar oefent het mandaat daadwerkelijk uit.
  [2 § 2.]2 In geval de aangestelde ambtenaar het mandaat niet kan uitoefenen wegens langdurige ziekte of zwangerschapsverlof of schorsing in het belang van de dienst, kan het Verenigd College de voortzetting ervan voor maximum zes maanden aan een andere ambtenaar toevertrouwen, conform artikelen 111 en 112 van dit besluit.]1
  [2 § 3. De mandaathouder oefent zijn taak voltijds uit.
   Tijdens zijn mandaat kan hij:
   1° geen verlof voor loopbaanonderbreking krijgen, uitgezonderd als dit het ouderschapsverlof, de palliatieve verzorging en de zorgen in geval van ernstige ziekte betreft;
   2° geen verlof krijgen om zich kandidaat te stellen voor verkiezingen, om een ambt uit te oefenen in het kabinet van een minister of om een functie uit te oefenen bij een erkende politieke fractie;
   3° geen politiek verlof krijgen;
   4° geen verlof krijgen voor een stage of een proefperiode in een andere betrekking van een overheidsdienst;
   5° geen verlof krijgen voor opleiding;
   6° geen verlof krijgen om in vredestijd prestaties te verrichten bij het Korps burgerlijke veiligheid als vrijwilliger bij dit korps of om cursussen bij te wonen van de school van het korps voor civiele bescherming;
   7° geen verlof voor opdracht van algemeen belang krijgen;
   8° geen toelating verkrijgen om zijn functies uit te oefenen met verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheden, in het kader van de vierdagenweek en in het kader van een halftijds werk vanaf 50 of 55 jaar;
   9° geen verlof krijgen voor persoonlijke aangelegenheden;
   10° geen verlof krijgen om ter beschikking gesteld te worden van de Koning of de Prinsen en Prinsessen van België;
   11° geen ouderschapsverlof krijgen buiten de loopbaanonderbreking;]2
  [3 12° geen flexibele werkregeling opnemen.]3
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 32, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 68, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<BESL 2024-07-04/18, art. 7, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2024>

Art.107.[1 De graadanciënniteit van de mandaathouder is gelijk aan zijn anciënniteit in de graad die hij bekleedde voor zijn aanstelling. De duur van het mandaat wordt meegerekend in zijn dienst, graad- en geldelijke anciënniteit.
   De ambtenaar geniet de geldelijke rechten verbonden aan de graad die hem bij mandaat wordt toegekend.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 32, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>

Art.108.[1 Het mandaat duurt vijf jaar.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 69, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 108/1.[1 Met inachtneming van artikel 39 tot en met 41 staan de mandaten van rang A4+ en A5 open voor ambtenaren van niveau A die ten minste negen jaar anciënniteit van niveau A hebben of ten minste zes jaar leidinggevende ervaring hebben.
   Met inachtneming van artikel 39 tot en met 41 staan de mandaten van rang A4+ en A5 open voor personen die kunnen deelnemen aan een vergelijkende selectie van niveau A en die ten minste zes jaar leidinggevende ervaring hebben.
   Onder leidinggevende ervaring wordt verstaan ervaring inzake het beheer in een overheidsdienst of in een organisatie uit de privésector.
   Elke betrekking die overeenkomt met de graden van de rangen A4+ en A5 omvat een al dan niet rechtstreekse deelneming aan de uitoefening van openbaar gezag en aan werkzaamheden strekkende tot bescherming van de algemene belangen van de staat of van andere openbare lichamen.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 70, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 108/2.[1 § 1. [2 De vacante betrekkingen maken het voorwerp uit van een oproep tot de kandidaten die ten minste in het Belgisch Staatsblad wordt gepubliceerd.]2
  In de oproep tot de kandidaten wordt voor elke vacant verklaarde betrekking het volgende vermeld :
  1° de termijn bedoeld in § 2 [2 ...]2 waarbinnen de kandidatuur ingediend moet worden bij de voorzitter van de directieraad;
  2° de gegevens die de kandidatuur dient te bevatten bedoeld in § 3;
  3° de adresgegevens van de personeelsdienst waar een functiebeschrijving van de te begeven betrekking en de omschrijving van de [2 doelstellingen]2bedoeld in artikel 105 bekomen kunnen worden.
  § 2. Worden enkel in aanmerking genomen de kandidaturen van de ambtenaren die per aangetekend schrijven gericht zijn aan de voorzitter van de directieraad, binnen een termijn van dertig dagen. Deze termijn gaat in de dag volgend op de bekendmaking van de oproep in het Belgisch Staatsblad.
  § 3. [2 Elke kandidatuur bevat een uiteenzetting van de aanspraken en ervaring die de kandidaat laat gelden om voor de betrekking te kandideren.]2
  De betrokkene dient een kandidatuur in te dienen voor elke betrekking waarvoor hij zich kandidaat stelt.
  § 4. Het staat de ambtenaren vrij om voorafgaandelijk naar elke betrekking te dingen die eventueel vacant zou worden verklaard tijdens hun afwezigheid. De geldigheid van een dergelijke kandidatuur is beperkt tot twee maanden. Zij behoort met een aangetekend schrijven ingediend te worden bij de voorzitter van de directieraad."]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2014-01-30/19, art. 33, 003; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 71, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 108/3.[1 § 1. Binnen de vijftien dagen volgend op de uiterlijke datum bedoeld in artikel 108/2, § 2, wordt het verzoek om advies bedoeld in artikel 108/4 door de voorzitter van de directieraad bij de selectiecommissie ingediend.
   § 2. In het verzoek om advies dient de termijn vermeld te worden waarbinnen de selectiecommissie zich dient uit te spreken.
   Deze termijn mag niet minder bedragen dan dertig dagen na ontvangst van het verzoek door de voorzitter van de selectiecommissie.
   § 3. Het verzoek om advies bevat :
   1° de kandidaturen bedoeld in artikel 108/2, § 3;
   2° de doelstellingen bedoeld in artikel 105;
   3° de functiebeschrijving van de te begeven betrekking.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 32, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>

Art. 108/4.[1 § 1. De selectiecommissie controleert de algemene en bijzondere toelatingsvoorwaarden van de kandidaten.
   De kandidaten die niet voldoen aan deze voorwaarden worden van de selectie uitgesloten. Deze beslissing wordt aan de uitgesloten kandidaten meegedeeld per aangetekend schrijven.
  [2 Binnen de vijftien dagen die volgen op deze kennisgeving kan de kandidaat bezwaar aantekenen per aangetekend schrijven aan de voorzitter van de selectiecommissie en kan hij vragen om gehoord te worden. In deze hypothese wordt de kandidaat ten minste tien dagen voor de hoorzitting opgeroepen, door middel van een kennisgeving, en moet hij tijdens deze termijn toegang hebben tot de stukken van het dossier. De kandidaat kan zich bij de hoorzitting laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.]2
   Na onderzoek van het bezwaar doet de selectiecommissie een uitspraak over de toelaatbaarheid en deelt haar beslissing mee per aangetekend schrijven.
   Wanneer de selectiecommissie een kandidaat uitsluit, begint de termijn voorzien om zijn advies te geven te lopen vanaf de dag waarop de commissie een definitieve uitspraak heeft gedaan over de toelatingsvoorwaarden.
   § 2. De selectiecommissie nodigt de kandidaten uit voor een gesprek.
   De selectiecommissie geeft een gemotiveerd advies over de gelijkwaardigheidsgraad van de competenties, van de relationele en managementvaardigheden van iedere kandidaat met betrekking tot de elementen vervat in het verzoek om advies bedoeld in artikel 108/3.
   Na een vergelijking van de diploma's en de verdiensten van de kandidaten, deelt de selectiecommissie de kandidaten in hetzij in groep A " geschikt ", hetzij in groep B " niet geschikt ".
   In de groep A worden de kandidaten gerangschikt. Als geoordeeld wordt dat ze gelijkwaardig zijn, worden ze ex aequo gerangschikt.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 32, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 72, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 108/5.[1 Het Verenigd College duidt de mandaathouder aan onder de kandidaten van groep A.]1
  [2 De mandaathouder stelt, binnen zes maanden vanaf de opname van zijn functie, een beheersplan op, rekening houdend met de doelstellingen bedoeld in artikel 105, en stelt het voor aan het Verenigd College of aan de afgevaardigden ervan.]2
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 32, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 73, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK V. - Uitoefening van een hogere functie.
Art.109. De ambten die bij mandaat worden uitgeoefend vallen niet onder de bepalingen van dit hoofdstuk.

Art.110. Onder hoger ambt wordt verstaan elk ambt dat overeenstemt met een in de personeelsformatie voorkomende betrekking van een graad van hogere rang dan die waarvan de ambtenaar titularis is.

Art.111.§ 1. Het feit alleen dat een betrekking definitief open staat of tijdelijk onbezet is, is geen voldoende reden om die betrekking voorlopig te verlenen.
  [1 De Minister beslist]1 over de noodzaak om een hogere functie toe te kennen, volgens de behoeften van de dienst. [2 Indien de betrekking definitief open staat, zet hij vooraf de procedure tot definitieve toekenning van die betrekking in, overeenkomstig één van de in artikel 42 bedoelde wijzen.]2
  § 2. Er kan in een ofwel definitief openstaande ofwel [2 tijdelijk]2 niet waargenomen betrekking niet voor langer dan zes maanden worden voorzien door aanstelling voor het uitoefenen van een hoger ambt.
  Indien de betrekking niet definitief open staat kan de in het vorige lid bepaalde termijn op gunstig advies van de Directieraad en van de Inspecteur van Financiën worden verlengd. De duur van de verlenging wordt bepaald volgens de behoeften van de dienst.
  Indien de betrekking definitief open staat kan de in het eerste lid bedoelde termijn op gunstig advies van de Directieraad en van de Inspecteur van Financiën met een nieuwe en laatste periode van zes maanden worden verlengd.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 74, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.112. Alleen een ambtenaar die voldoet aan de statutaire vereisten om tot het hoger ambt overeenstemmende graad te worden benoemd, kan voor het uitoefenen van dat ambt worden aangesteld.
  De ambtenaar die tuchtrechtelijk geschorst of in graad teruggezet is, mag niet aangesteld worden voor het uitoefenen van een hoger ambt vooraleer zijn straf uitgewist is.

Art.113. De ambtenaar die met een hoger ambt is belast, oefent alle aan dat ambt verbonden prerogatieven uit.

Art.114. Uitoefening van een hoger ambt verleent geen aanspraak op vaste benoeming in de graad van dat ambt.

TITEL XI. [1 - Dienstaanwijzing, overplaatsing, externe mutatie, wedertewerkstelling en wedertewerkstelling na afschaffing van de betrekking.]1   ----------   (1)
Art.115.De dienstaanwijzing van een ambtenaar preciseert de betrekking in de personeelsformatie waarin hij ingedeeld werd.
  De dienstaanwijzing van de stagiairs en de ambtenaren van niveau A gebeurt door de [1 Minister]1.
  De dienstaanwijzing van de stagiairs en de ambtenaren van de niveaus B, C en D gebeurt door de leidend ambtenaar.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.116.§ 1. De overplaatsing is de overheveling van een personeelslid naar een [1 ander]1 ambt van zijn graad voorzien in de personeelsformatie en dat deel uitmaakt hetzij van dezelfde Directie, hetzij van een andere Directie.
  De overplaatsing vindt plaats hetzij door vrijwillige overplaatsing op initiatief van de ambtenaar of naar aanleiding van een interne oproep, hetzij door ambtshalve overplaatsing.
  § 2. De ambtenaar kan op elk ogenblik op zijn verzoek, via overplaatsing worden ingedeeld in een betrekking van zijn graad die in een andere Directie vacant is of vatbaar voor [3 overplaatsing]3.
  De aanvraag tot overplaatsing moet schriftelijk worden ingediend bij de leidend ambtenaar. Een afschrift ervan wordt tegelijktertijd toegestuurd aan de [3 directeur van de Directie Coördinatie en Procedures]3 en aan de Directeurs van de diensten waar een betrekking via overplaatsing te begeven is. De Dienst voor personeelsbeleid onderzoekt in welke mate aan het verzoek gevolg kan worden gegeven; daartoe vergelijkt hij het profiel van de aanvrager met de functiebeschrijvingen van de vacante betrekkingen en legt de Directeurs van de betrokken diensten een lijst voor met kandidaten waarvan het profiel met de functiebeschrijving van deze betrekkingen overeenstemt.
  De Directeurs van de betrokken diensten, bijgestaan door de Dienst voor personeelsbeleid, selecteren de kandidaat die het best aan de vereisten van het ambt beantwoordt en stellen de overplaatsing van de weerhouden kandidaat voor aan de krachtens § 5 van dit artikel bevoegde overheid.
  [1 De vrijwillig overgeplaatste ambtenaar is verplicht zijn nieuwe functies gedurende een periode van minimaal drie jaar uit te oefenen, behoudens afwijking vanwege de directieraad.]1
  § 3. Een interne oproep kan worden gedaan door de Dienst voor personeelsbeleid aan de ambtenaren van de Diensten van het Verenigd College voor de vacante betrekking, met een dienstnota die het volgende vermeldt :
  1° de functiebeschrijving;
  2° het gewenste profiel van de kandidaten;
  3° binnen welke termijn de ambtenaar zijn belangstelling voor de betrekking kan kenbaar maken.
  [4 Deze interne oproep gebeurt met name door de dienstnota per e-mail te sturen naar de ambtenaren die in aanmerking komen voor overplaatsing. De ambtenaren geven aan de HRM door via welk e-mailadres zij op de hoogte willen worden gesteld van de te vervullen vacatures door vrijwillige overplaatsing.]4
  [3 De kandidaturen moeten schriftelijk worden ingediend bij de leidend ambtenaar. Een afschrift ervan wordt tegelijkertijd toegestuurd aan de directeur van de Directie Coördinatie en Procedure en aan de directeurs van de diensten waar een betrekking vacant is. De HRM onderzoekt in welke mate aan de, overeenkomstig § 2, uit eigen beweging ingediende kandidaturen, aan degene die het gevolg zijn van een interne oproep en desgevallend van een externe oproep, gevolg kan worden gegeven; daartoe vergelijkt hij het profiel van de kandidaat met de functiebeschrijvingen van de vacante betrekkingen en legt de Directeurs van de betrokken diensten een lijst voor met kandidaten waarvan het profiel met de functiebeschrijving van deze betrekking overeenstemt.]3
  De Directeurs van de betrokken diensten, bijgestaan door de Dienst voor personeelsbeleid, selecteren de kandidaat die het best aan de vereisten van het ambt beantwoordt en stellen de overplaatsing van de weerhouden kandidaat voor aan de krachtens § 5 bevoegde overheid.
  § 4. De ambtenaar kan ambtshalve overgeplaatst worden als voor het bekleden van een betrekking bijzondere eisen inzake kennis of ervaring gelden en indien de betrekking niet kon worden bezet na een vergelijkende selectieproef. [1 De ambtshalve overplaatsing kan eveneens worden beslist indien zij gerechtvaardigd is door dienstbehoeften of -noodwendigheden.]1
  De overplaatsingsbeslissing wordt gemotiveerd aan de hand van de functiebeschrijving en het gewenste profiel om de betrekking te kunnen bezetten.
  [3 Voorafgaand aan de beslissing, wordt de ambtenaar gehoord en kan hij zich laten bijstaan door de persoon van zijn keuze.
   Hij moet minstens tien dagen voor de hoorzitting worden opgeroepen, door middel van een kennisgeving, en tijdens deze termijn toegang hebben tot de stukken van het dossier.]3
  § 5. De overplaatsing wordt verricht door de [2 Minister]2 voor de ambtenaren van niveau A en door de leidend ambtenaar voor de niveaus B, C en D.
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 33, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<BESL 2018-11-29/16, art. 76, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (4)<BESL 2024-07-04/18, art. 8, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2024>

Art. 116/1. [1 § 1. De externe mutatie is de overplaatsing van een ambtenaar die niet tot de Diensten van het Verenigd College behoort naar een vacante betrekking van zijn graad of van een gelijkwaardige graad voorzien in de personeelsformatie van de Diensten van het Verenigd College.
   § 2. De Minister kan beslissen een oproep te lanceren ten aanzien van de ambtenaren van de Dienst, de Federale Staat, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Waals Gewest, de Franse, Vlaamse en Duitstalige Gemeenschappen en de Gemeenschapscommissies, de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen waarvan het personeel via SELOR wordt aangeworven, die aan dezelfde voorwaarden voldoen als degene welke voor de ambtenaren van de Diensten van het Verenigd College gelden.
   De beslissing van de Minister specifieert voor iedere openstaande betrekking, tot welke instellingen bedoeld in het eerste lid de ambtenaren dienen te behoren opdat ze zich kandidaat kunnen stellen.
   De ambtenaar die zich kandidaat stelt voor een openstaande betrekking middels een externe mutatie moet een " gunstige " evaluatie genieten, moet zich in een administratieve positie bevinden waarin hij zijn bevorderingstitels kan laten gelden en niet vallen onder een nog niet geschrapte definitieve tuchtstraf overeenkomstig de bepalingen van het statuut dat op hem van toepassing is.
   § 3. In afwijking van artikel 90, eerste lid, worden de ambtenaren die vatbaar zijn voor een benoeming in kennis gebracht van de openstelling van de betrekking, middels een bericht dat gepubliceerd wordt in het Belgisch Staatsblad.
   Het in het Belgisch Staatsblad gepubliceerde bericht bevat de vacante functieomschrijving, de vereiste ervaring en kennis van de kandidaten en de termijn waarbinnen de ambtenaar zijn kandidatuur kan indienen.
   Artikel 116, § 3, tweede en derde lid zijn van toepassing.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 77, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 116/2. [1 § 1. Wanneer er beroep wordt gedaan op artikel 116/1, neemt de Minister een individueel besluit tot overplaatsing dat bij uittreksel wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Een kopie wordt ter informatie overgemaakt aan de overheid die de benoemingsbevoegdheid heeft in de instelling van herkomst van de ambtenaar.
   § 2. De overplaatsing houdt de benoeming in de graad van tewerkstelling naar dewelke de ambtenaar is overgeplaatst van rechtswege in. De ambtenaar behoudt zijn administratieve anciënniteit die hij verworven heeft voor zijn overplaatsing.
   § 3. De overgeplaatste ambtenaar is niet langer onderworpen aan de statutaire bepalingen die op hem van toepassing waren binnen zijn instelling van herkomst.
   § 4. Indien, in zijn instelling van herkomst, de graad van de ambtenaar duidelijk verschilt van de bij de Diensten van het Verenigd College bestaande graad, wordt de gelijkwaardigheid bepaald door de Minister.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 78, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art.117.Wedertewerkstelling is de aanwijzing van een ambtenaar in een ambt van zijn graad in een andere Directie dan die waar hij oorspronkelijk tewerkgesteld werd, indien één of meerdere betrekkingen binnen deze Directie worden afgeschaft of de ambtenaar medisch ongeschikt wordt voor de uitoefening van zijn ambt.
  Zij wordt verricht door de [1 Minister]1 voor de ambtenaren van niveau A en door de leidend ambtenaar voor de niveaus B, C en D.
  [2 De ambtenaren van de Dienst kunnen worden wedertewerkgesteld in de Diensten van het Verenigd College op basis van een beslissing genomen door het Verenigd College, op voorstel van de Minister, gegeven binnen de maand waarin hij werd gevat. Na verloop van deze termijn wordt het advies als gunstig beschouwd.]2
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 79, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.118. De afschaffing van de betrekking die een ambtenaar bekleedt, kan geen aanleiding geven tot het verlies van de hoedanigheid van ambtenaar of tot ontslag.
  De ambtenaar wordt herplaatst en bevindt zich in de administratieve stand activiteit.

Art.119. Het advies van de arbeidsgeneesheer kan vereist worden om de bekwaamheid van een persoon met een handicap tot het bekleden van de nieuwe betrekking na te gaan.

TITEL XII. - [1 De tuchtregeling]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK I. - [1 Algemene bepaling]1   ----------   (1)
Art.120. [1 De bepalingen van deze titel zijn ook van toepassing op de stagiairs.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-01-26/30, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2017>

HOOFDSTUK II. - [1 Tuchtstraffen]1   ----------   (1)
Art.121. [1 De volgende tuchtstraffen kunnen tegen ambtenaren worden uitgesproken.
  1° de terechtwijzing;
  2° de inhouding van wedde;
  3° de verplaatsing bij tuchtmaatregel;
  4° de tuchtschorsing;
  5° de lagere inschaling;
  6° de terugzetting in graad;
  7° het ontslag van ambtswege;
  8° de afzetting.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-01-26/30, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2017>

Art.122.[1 De inhouding van de wedde wordt toegepast gedurende ten hoogste drie maanden. [2 Onverminderd artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, mag ze niet meer dan twintig procent van de brutowedde bedragen.]2
  De ambtenaar die inhouding van wedde als tuchtstraf opgelegd krijgt, krijgt een gewaarborgde maandelijkse wedde waarvan het nettobedrag minstens gelijk is aan het leefloon zoals bepaald krachtens de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.
  Als de ambtenaar deeltijds werkt, wordt het gewaarborgd bedrag vastgelegd naar rato van de duur van zijn prestaties.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-01-26/30, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 80, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.123. [1 De bij tuchtmaatregel verplaatste ambtenaar kan op zijn verzoek geen nieuwe aanwijzing noch overplaatsing bekomen gedurende de termijn die voor de uitwissing van zijn tuchtstraf is bepaald.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-01-26/30, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2017>

Art.124. [1 Tuchtschorsing wordt uitgesproken voor ten hoogste drie maanden.
  De bestrafte ambtenaar krijgt een gewaarborgde maandelijkse wedde waarvan het nettobedrag minstens gelijk is aan het leefloon zoals bepaald krachtens de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.
  Als de ambtenaar deeltijds werkt, wordt het gewaarborgd bedrag vastgelegd naar rato van de duur van zijn prestaties.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-01-26/30, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2017>

Art.125. [1 De lagere inschaling bestaat in de toekenning :
  1° ofwel van een lagere weddenschaal ingedeeld in dezelfde graad;
  2° ofwel van een graad van dezelfde rang met een lagere weddeschaal.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-01-26/30, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2017>

Art.126. [1 De terugzetting in graad bestaat in de toekenning :
  1° ofwel van een graad van een lagere rang die in hetzelfde niveau is ingedeeld, wanneer de ambtenaar titularis is van een bevorderingsgraad;
  2° ofwel van een graad van het rechtstreeks lager niveau, wanneer de ambtenaar titularis is van een wervingsgraad.
  In ieder geval moet de graad waarin de terugzetting plaatsvindt, voorkomen in de personeelsformatie.
  De ambtenaar neemt in de nieuwe graad rang in op de datum waarop de in het eerste lid bedoelde toekenning van een graad uitwerking heeft.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-01-26/30, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2017>

Art. 126/1. [1 Het ontslag van ambtswege maakt definitief een einde aan de functies van de ambtenaar zonder verval van zijn recht op rustpensioen.
   De afzetting maakt definitief een einde aan de functies van de ambtenaar en brengt het verval van zijn recht op rustpensioen met zich mee.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 81, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art.127. [1 Elke tuchtstraf wordt in het persoonlijk dossier van de betrokken ambtenaar opgenomen.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-01-26/30, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2017>

HOOFDSTUK III. - [1 Principes in verband met de tuchtprocedure.]1   ----------   (1)
Art.128. [1 De tuchtprocedure kan slechts slaan op feiten die zich hebben voorgedaan of die werden vastgesteld binnen de zes maanden voorafgaand aan de datum waarop de procedure aanvangt.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-01-26/30, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2017>

Art.129. [1 § 1. Behoudens nieuwe elementen die de heropening van het dossier rechtvaardigen, kan niemand het voorwerp van een tuchtvordering zijn voor reeds bestrafte feiten.
  § 2. Wanneer in de loop van een tuchtprocedure een nieuw feit ten laste van de ambtenaar wordt gelegd, kan dit tot een nieuwe procedure aanleiding geven, zonder dat de lopende procedure wordt onderbroken.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-01-26/30, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2017>

Art.130. [1 § 1. De overheid die bevoegd is om de tuchtstraf uit te spreken, kan geen zwaardere straf opleggen dan die welke werd voorgesteld en mag slechts rekening houden met de feiten die de tuchtprocedure gerechtvaardigd hebben.
  De straf mag geen uitwerking hebben vóór de uitspraak ervan.
  § 2. De overheid die bevoegd is om de tuchtstraf uit te spreken, motiveert elke beslissing die niet overeenstemt met het voorstel dat haar werd gedaan.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-01-26/30, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2017>

Art.131. [1 Elk voorstel tot tuchtstraf wordt schriftelijk geformuleerd, gemotiveerd en aan de betrokken ambtenaar ter kennis gebracht.
  De ambtenaar wordt vooraf ondervraagd over de feiten. Hij mag, voor zijn verdediging, zijn dossier raadplegen en zich laten bijstaan door een persoon naar eigen keuze.
  Na de kennisgeving van het voorlopige of definitieve voorstel heeft de ambtenaar twintig dagen de tijd om zijn eventuele bezwaren schriftelijk uiteen te zetten. Zijn bij aangetekende zending toegestuurd bezwaarschrift wordt bij het dossier gevoegd.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-01-26/30, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2017>

Art.132. [1 De kennisgevingswijzen die in deze Titel XII bedoeld worden, komen overeen met deze bedoeld in artikel 19, § 7.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-01-26/30, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2017>

HOOFDSTUK IV. - [1 De procedures]1   ----------   (1)
Afdeling 1. - [1 Voorstel van tuchtstraf]1   ----------   (1)
Art.133.[1 De Minister stelt het voorstel op voor de mandaathouders.
   De leidende en adjunct-leidende ambtenaren stellen het voorstel op voor de andere ambtenaren.
   Het voorstel wordt tegelijkertijd aan de betrokken ambtenaar en aan de krachtens artikel 134 bevoegde overheid overgemaakt om de tuchtstraf uit te spreken.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 82, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 2. - [1 Uitspraak van de tuchtstraf]1   ----------   (1)
Art.134.[1 De tuchtstraf wordt uitgesproken door het Verenigd College voor de mandaathouders.
   De tuchtstraf wordt uitgesproken door de Minister voor de andere ambtenaren.
   De overheid bevoegd om de tuchtstraf uit te spreken betekent haar beslissing aan de betrokken ambtenaar binnen de maand vanaf de dag waarop ze het voorstel ontving, zoniet wordt ze geacht van de tuchtstraf af te zien. Deze termijn wordt met een maand verlengd wanneer de gerechtelijke vakanties tijdens deze termijn lopen.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 83, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK V. - [1 Uitwissing van de tuchtstraf]1   ----------   (1)
Art.135.[1 § 1. Elke tuchtstraf, behalve het ontslag van ambtswege en de afzetting, wordt in het persoonlijk dossier van de ambtenaar uitgewist onder de in § 2 bepaalde voorwaarden
  Onverminderd de uitvoering van de straf, heeft de uitwissing tot gevolg dat met de uitgewiste tuchtstraf geen rekening meer mag worden gehouden [2 ...]2.
  Met de uitwissing wordt elke vermelding van of verwijzing naar de tuchtstraf in het dossier geschrapt.
  § 2. De uitwissing van de tuchtstraffen geschiedt van ambtswege na een termijn waarvan de duur is vastgesteld op :
  1° zes maanden voor de terechtwijzing;
  2° één jaar voor de inhouding van de wedde;
  3° achttien maanden voor de verplaatsing bij tuchtmaatregel;
  4° twee jaar voor de tuchtschorsing;
  5° drie jaar voor de lagere inschaling en de terugzetting in graad.
  De termijn gaat in vanaf de [2 kennisgeving]2 van de straf.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-01-26/30, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 84, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK VI. - [1 Beroep]1   ----------   (1)
Afdeling 1. - [1 Algemene bepalingen]1   ----------   (1)
Art.136.[1 De ambtenaar tegen wie een tuchtstraf wordt voorgesteld, kan hiertegen, binnen een termijn van twintig dagen te rekenen na de [2 kennisgeving]2 van het voorstel, hetzij persoonlijk, hetzij door een persoon naar keuze, beroep aantekenen bij de in artikel 18 bedoelde raad van beroep.
  Het beroep wordt verstuurd naar het adres van het secretariaat van de raad van beroep, overeenkomstig de bepalingen in artikel 19, § 7.]1
  [2 Het beroep is opschortend.]2
  ----------
  (1)<BESL 2017-01-26/30, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 85, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 2. - [1 Beroepsprocedure]1   ----------   (1)
Art.137.[1 Een ambtenaar van de Diensten van het Verenigd College of van de betrokken instelling van openbaar nut, of een raadsman, wordt in elke zaak aangeduid door de Directieraad waarvan de stagiair of de ambtenaar afhangt om de bestreden straf te verdedigen. Deze ambtenaar of deze raadsman mag niet deelnemen aan de beraadslagingen. De in [2 artikel 140]2 bedoelde beslissing vermeldt dat dit verbod werd geëerbiedigd.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-01-26/30, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 86, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.138.[1 De raad van beroep kan aanvullende onderzoeken bevelen [2 en daartoe twee assessoren afvaardigen]2 Deze assessoren worden gekozen, de ene uit de leden aangewezen door de overheid, de andere uit de leden aangewezen door de vakorganisaties.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-01-26/30, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 87, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.139.[1 De verzoeker heeft het recht één of meerdere assessoren te wraken. Dit recht mag slechts één enkele keer voor eenzelfde zaak worden uitgeoefend en mag er niet toe leiden dat het aantal assessoren minder dan vier bedraagt.
  [2 De secretaris stelt de verzoeker, overeenkomstig de bepalingen in artikel 19, § 7, in kennis van de lijst van de effectieve en de plaatsvervangende assessoren.]2
  Binnen een termijn van acht dagen vanaf de [2 kennisgeving]2 van de lijst, stuurt de verzoeker deze, overeenkomstig de bepalingen in artikel 19, § 7, terug naar de secretaris, met aanduiding van de naam van de assessoren die hij wraakt. Het wrakingsverzoek vermeldt de redenen waarom geloofd wordt dat de assessor niet onpartijdig zal zijn.
  Na de in het derde lid bepaalde termijn, wordt de verzoeker geacht af te zien van zijn recht op wraking.
  Vooraleer de grond van de zaak te behandelen beslist de voorzitter of er reden is om het wrakingsverzoek in te willigen.
  Het lid van de raad van beroep dat vaststelt dat er ten aanzien van hem een wrakingsreden bestaat, onthoudt zich op eigen initiatief.
  De voorzitter wraakt bovendien elke assessor die hij als partijdig zou kunnen beschouwen.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-01-26/30, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 88, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 3. - [1 Uitspraak van de straf in beroep]1   ----------   (1)
Art.140. [1 Na afloop van de beraadslagingen, geeft de raad de ambtenaar kennis van zijn beslissing binnen de termijn voorzien in artikel 19, § 6. De straf die door de raad wordt uitgesproken, mag niet zwaarder zijn dan deze die in eerste aanleg werd uitgesproken.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-01-26/30, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2017>

TITEL XIII. - Schorsing in het belang van de dienst.
HOOFDSTUK I. - Feiten die kunnen aanleiding geven tot een schorsing in het belang van de dienst.
Art.150.Wanneer een ambtenaar vervolgd wordt, hetzij strafrechtelijk, hetzij tuchtrechtelijk wegens een ernstig vergrijp waarbij de betrokkene op heterdaad is betrapt [1 of waarvoor er voldoende aanwijzingen voorhanden zijn die verantwoorden dat een tuchtstraf wordt opgelegd]1, en zijn aanwezigheid onverenigbaar is met het belang van de dienst, kan hij preventief worden geschorst als maatregel van orde.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 89, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.151. De bepalingen van deze titel gelden eveneens voor de stagiairs.

HOOFDSTUK II. - Bevoegde overheid.
Art.152.De overheid die, krachtens artikel 133, bevoegd is om [1 een tuchtstraf]1 uit te spreken, is tevens bevoegd om een schorsing in het belang van de dienst uit te spreken.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 90, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK III. - Procedure.
Art.153.[2 De schorsing in het belang van de dienst kan slechts worden uitgesproken nadat de betrokken ambtenaar vooraf door de in artikel 152 bedoelde overheid gehoord is over de feiten die hem ten laste worden gelegd. De ambtenaar wordt minstens 5 dagen voor de hoorzitting opgeroepen, door middel van een kennisgeving, en moet tijdens deze termijn toegang hebben tot de stukken van het dossier. De oproeping vermeldt deze feiten.]2
  Hij kan zich voor zijn verdediging laten bijstaan door een persoon naar eigen keuze.
  Indien de ambtenaar wegens overmacht niet kan worden gehoord, kan hij zich door een persoon naar eigen keuze laten vertegenwoordigen.
  Het verhoor vindt plaats uiterlijk [1 vijftien dagen]1 nadat de overheid kennis heeft genomen van de ten laste gelegde feiten.
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 50, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 91, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.154.[2 De schorsingsbeslissing wordt ter kennis gesteld volgens de in artikel 19 § 7 bedoelde regels.]2 Bij gebrek aan kennisgeving van de beslissing binnen tien werkdagen te rekenen van het in artikel 153 bedoelde hoorgesprek, wordt deze geacht te zijn ingetrokken.
  In dat geval kan de overheid geen nieuwe schorsing in het belang van de dienst uitspreken op basis van dezelfde feiten.
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 51, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 92, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK IV. - Duur en gevolgen van de schorsing in het belang van de dienst.
Art.155.§ 1. De schorsing in het belang van de dienst wordt uitgesproken voor een periode van ten hoogste zes maanden.
  Ingeval van strafrechtelijke vervolging kan de overheid deze termijn verlengen met opeenvolgende perioden van ten hoogste zes maanden tot aan de [1 kennisname]1 van de rechterlijke eindbeslissing.
  [1 De tuchtoverheid is ertoe gehouden zich op de hoogte te stellen met betrekking tot de uitkomst van deze beslissing.]1
  § 2. Als er binnen de in § 1 bedoelde termijnen geen tuchtstraf is uitgesproken, worden alle gevolgen van de schorsing in het belang van de dienst opgeheven.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 93, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.156. De ambtenaar die in het belang van de dienst is geschorst, kan het recht worden ontzegd om zijn aanspraken op bevordering en op verhoging in wedde te doen gelden en het voorwerp zijn van een vermindering van zijn wedde.
  De in het eerste lid bedoelde vermindering van wedde mag evenwel niet meer bedragen dan deze bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.

HOOFDSTUK V. - Beroep.
Art.157.De in [1 artikel 18]1 van dit besluit bedoelde raden van beroep nemen kennis van de beroepen ingesteld tegen de beslissingen in verband met de schorsing in het belang van de dienst en met de in artikel 156 bedoelde maatregelen.
  De beroepsprocedure is die welke voor de beroepen in tuchtzaken geldt.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 94, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK VI. - Einde van de schorsing in het belang van de dienst.
Art.158.Wanneer een tuchtstraf met inhouding van wedde wordt uitgesproken tegen een ambtenaar die in het belang van de dienst werd geschorst met vermindering van wedde, heeft de tuchtstraf, in afwijking van [1 artikel 130, § 1, tweede lid]1, uitwerking ten vroegste met ingang van de dag waarop de schorsing in het belang van de dienst in werking treedt.
  In dat geval wordt de duur van de schorsing in het belang van de dienst aangerekend tot het passende beloop op de duur van de tuchtschorsing. Het bedrag van de tijdens de tuchtschorsing ingehouden wedde wordt afgetrokken van het bedrag van het verlies van wedde dat met de tuchtschorsing gepaard gaat. Als het bedrag van de ingehouden wedde hoger is dan het bedrag van het verlies van wedde dat met de tuchtschorsing gepaard gaat, wordt het verschil door de overheid aan de ambtenaar terugbetaald.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 95, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.159. Nadat de in artikel 154 bedoelde beslissing is genomen worden de bij toepassing van artikel 156 genomen maatregelen ingetrokken door beslissingen die terugwerken tot de dag met ingang waarvan die maatregelen uitwerking hebben gehad, behalve :
  1° indien tot besluit van dat onderzoek de ambtenaar afgezet wordt;
  2° voor de periode van schorsing in het belang van de dienst aangerekend op de duur van de tuchtschorsing bij toepassing van artikel 158, tweede lid.

TITEL XIV. - Verloven en administratieve standen.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art.160. De ambtenaar bevindt zich in een van de volgende standen :
  1° dienstactiviteit;
  2° non-activiteit;
  3° disponibiliteit.

Art.161. De ambtenaar wordt voor de vaststelling van zijn administratieve stand altijd geacht in actieve dienst te zijn behoudens uitdrukkelijke bepaling die hem hetzij van rechtswege, hetzij bij beslissing van de bevoegde overheid, in een andere administratieve stand plaatst.

HOOFDSTUK II. - Dienstactiviteit.
Afdeling 1. - Algemeen.
Art.162.Behoudens uitdrukkelijke [1 andersluidende]1 bepaling heeft de ambtenaar in actieve dienst recht op wedde en op bevordering tot een hogere weddenschaal.
  De ambtenaar mag niet afwezig zijn zonder verlof, dienstvrijstelling of inhaalrust te hebben gekregen.
  De ambtenaar in actieve dienst kan zijn aanspraken op bevordering, op toekenning van een mandaat of op een hogere weddenschaal in zijn functionele loopbaan doen gelden.
  Artikel 161, de eerste en tweede leden van dit artikel en artikel 163 zijn eveneens van toepassing op de stagiairs [2 , zij het dat voor wat betreft de loopbaanonderbreking enkel de specifieke stelsels opgenomen kunnen worden]2.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 96, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BESL 2024-07-04/18, art. 9, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2024>

Art.163.De ambtenaar in dienstactiviteit krijgt verlof onder meer :
  1° voor jaarlijkse vakantie en op de feestdagen, omstandigheidsverlof en uitzonderlijk verlof;
  2° voor moederschapsbescherming; vaderschapsverlof;
  3° ouderschapsverlof, voor opvang met het oog op adoptie of pleegvoogdij [1 of plaatsing in een onthaalgezin naar aanleiding van een rechterlijke beslissing]1;
  4° om dwingende redenen van familiaal belang;
  5° wegens ziekte;
  6° voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden;
  7° voor verminderde prestaties [1 om medische redenen]1;
  8° om zich kandidaat te stellen bij verkiezingen of om een politiek mandaat uit te oefenen;
  9° voor sociale promotie en om deel te nemen aan vormingsactiviteiten;
  10° wegens opdracht;
  11° [2 voor vakbondsopdrachten;]2
  12° voor werkzaamheden bij een politieke groep die erkend is in een wetgevende vergadering van de Staat, van een Gemeenschap of een Gewest, respectievelijk bij de voorzitter van een van die groepen;
  13° om een ambt uit te oefenen bij het kabinet van een federale minister of staatssecretaris, of bij het kabinet van een regeringslid van een Gemeenschap of een Gewest of bij het kabinet van een lid van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of van de Colleges van de Vlaamse of Franse Gemeenschapscommissies;
  14° voor het verrichten van sommige militaire prestaties in vredestijd en van diensten bij de civiele bescherming of van taken van openbaar nut op grond van de wet van 20 februari 1980 houdende coördinatie van de wetten betreffende het statuut van de gewetensbezwaarden;
  15° om een stage te vervullen bij een andere openbare dienst;
  [2 16° om medische of humanitaire redenen;]2
  [3 17° voor loopbaanonderbreking.
   18° voor zorgverlof.]3
  [2 Behoudens andersluidende bepaling worden de verloven toegekend door de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde.]2
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 52, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 97, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<BESL 2024-07-04/18, art. 10, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2024>

Art.164.Behalve inzake ziekteverlof, bedoeld in artikel 163, 5°, kan de ambtenaar in beroep gaan bij de in artikel 18 bedoelde [2 raad van beroep]2, wanneer hij niet akkoord gaat met een beslissing inzake verlof.
  Hij beschikt, voor het instellen van zijn beroep, over een termijn van [1 vijftien dagen]1 ingaande op de datum waarop [2 hij in kennis werd gesteld van de beslissing tot afwijzing]2.
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 53, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 98, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 2. - Verloven voor jaarlijkse vakantie en op de feestdagen, omstandigheidsverlof en uitzonderlijk verlof.
Art.165. Het jaarlijks verlof bedoeld in artikel 163, 1°, is vastgesteld op 35 werkdagen. De ambtenaar geniet een bijkomende jaarlijkse vakantie van één werkdag na vijf jaar dienstanciënniteit en twee werkdagen na tien jaar dienstanciënniteit.

Art.166. De vakantiedagen worden opgenomen naar keuze van de ambtenaar doch met inachtneming van de behoeften van de dienst.
  De ambtenaar heeft recht op een onafgebroken periode van ten minste tien werkdagen vakantie.
  De dagen worden opgenomen binnen het kalenderjaar. Nadere regels voor de overdracht naar het volgende kalenderjaar van onbestede vakantiedagen kunnen door het arbeidsreglement worden vastgesteld.

Art.167.[1 De ambtenaar heeft het recht om binnen het aantal van 35 werkdagen, vier werkdagen verlof te nemen, zonder dat het dienstbelang daar tegenover kan worden gesteld, om in geval van dringende familieomstandigheden, in geval van ziekte of een ongeval waardoor de onmiddellijke aanwezigheid van de ambtenaar vereist is.
   De ambtenaar staaft zijn aanvraag. Het eventuele medische attest mag de medische reden zelf niet vermelden.]1
  ----------
  (1)<BESL 2024-07-04/18, art. 11, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2024>

Art.168. Indien de ambtenaar de in artikel 167, eerste lid, bedoelde vier werkdagen heeft opgebruikt of indien hij volledig de werkdagen waarin artikel 165 voorziet heeft opgebruikt, heeft hij recht op twee bijkomende werkdagen om dezelfde redenen en onder dezelfde voorwaarden als deze bepaald in artikel 167.

Art.169.Elke periode van dienstactiviteit geeft recht op jaarlijkse vakantie. Deze laatste wordt in evenredige mate verminderd :
  1° wanneer de ambtenaar in de loop van het jaar in dienst treedt of zijn ambt definitief neerlegt;
  2° wanneer hij tijdens het jaar verlof bekomt :
  a) om een stage te vervullen bij een andere overheidsdienst, zoals bedoeld in artikel 163, 15°;
  b) om kandidaat te zijn voor de parlements-, gewest-, provincie-, gemeente-, of Europese raadsverkiezingen, zoals bedoeld in artikel 163, 8°;
  c) om dwingende redenen van familiaal belang, zoals bedoeld in artikel 163, 4°;
  d) wegens halftijdse vervroegde uittreding, zoals bedoeld in artikel 204, 1°;
  e) met toepassing van de vrijwillige vierdagenweek, zoals bedoeld in artikel 204, 2°;
  f) voor onderbreking van de beroepsloopbaan, zoals bedoeld in artikel 205;
  g) wegens opdracht, zoals bedoeld in artikel 163, 10°;
  [1 h) zorgverlof, zoals bedoeld in artikel 163, eerste lid, 18°.]1
  De afwezigheden waarbij de ambtenaar in non-activiteit of in disponibiliteit is geplaatst, geven eveneens aanleiding tot een evenredige vermindering van de vakantie. Het aldus berekende aantal vakantiedagen bedraagt steeds een hele of een halve dag. De afronding gebeurt naar de hogere halve of hele dag.
  ----------
  (1)<BESL 2024-07-04/18, art. 12, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2024>

Art.170. Het jaarlijks verlof bedoeld in artikel 163, 1° wordt opgeschort bij ziekte voor zover de geneeskundige controle mogelijk is.

Art.171.[2 De feestdagen bedoeld in artikel 163, 1° zijn de wettelijke feestdagen, 8 mei, 2 en 15 november en 26 december.]2
  De in het eerste lid vermelde verlofdagen die samenvallen met een zaterdag of een zondag, worden ambtshalve gecompenseerd door een verlof van 27 december tot en met 31 december.
  De ambtenaar die krachtens de arbeidsregeling die op hem van toepassing is, of ten gevolge van de behoeften van de dienst verplicht is te werken op één van de in het eerste lid bedoelde dagen of gedurende de in het tweede lid bedoelde periode, bekomt vervangende verlofdagen die genomen kunnen worden onder dezelfde voorwaarden als het jaarlijks vakantieverlof.
  [1 Bij definitieve ambtsneerlegging of inpensioenstelling vóór de in het tweede lid bedoelde periode, heeft de ambtenaar recht op een aantal verlofdagen gelijk aan het aantal feestdagen die samenvielen met een niet-werkdag in de periode dat hij nog in dienst was. Deze kunnen onder dezelfde voorwaarden als het jaarlijks vakantieverlof worden genomen.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 54, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 101, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.172.Het omstandigheidsverlof, vermeld in artikel 163, 1°, wordt toegekend, binnen de hiernagestelde perken, naar aanleiding van de volgende gebeurtenissen :
  1° [3 huwelijk]3 [3 of inschrijving in het bevolkingsregister van het contract van wettelijke samenwoning]3 van de ambtenaar : 4 werkdagen;
  2° [4 de geboorte van een kind waarvan de afstamming langs de zijde van de ambtenaar vaststaat : twintig werkdagen, op te nemen binnen vier maanden vanaf de dag van de bevalling;". Om voor dit omstandigheidsverlof in aanmerking te komen, moet de ambtenaar een verklaring voorleggen waaruit de beweerde afstamming blijkt. Bij ontstentenis komt datzelfde verlof toe aan de volgende personen, in volgorde van prioriteit:
   - de ambtenaar die wettig samenwoont met de persoon van wie de afstamming is vastgesteld en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft en niet is verbonden door een band van bloedverwantschap die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor geen ontheffing kan verleend worden;
   - de ambtenaar die gedurende een ononderbroken periode van drie jaar voorafgaand aan de geboorte op permanente en affectieve wijze samenwoont met de persoon met wie de afstamming is vastgesteld en met wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft en niet is verbonden door een band van bloedverwantschap die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor geen ontheffing kan verleend worden. Slechts één ambtenaar heeft recht op bovengenoemd verlof, ter gelegenheid van de geboorte van hetzelfde kind. Het bewijs van samenwoning en hoofdverblijfplaats wordt geleverd door middel van een uittreksel uit het bevolkingsregister. Het recht op moederschapsverlof sluit voor dezelfde ouder het recht op dit verlof uit. Dit verlof kan niet worden gecombineerd met adoptieverlof, zoals bedoeld in de artikelen 175 en 176 van dit besluit;]4
  3° [3 overlijden]3 van de echtgenoot(ote) of van de persoon met wie de ambtenaar samenleefde : 4 werkdagen;
  4° [3 overlijden]3 van een bloedverwant in de eerste graad hetzij van de ambtenaar, hetzij van de echtgenoot, hetzij van de persoon met wie de ambtenaar samenleeft : 4 werkdagen;
  5° [3 huwelijk]3 [3 of inschrijving in het bevolkingsregister van het contract van wettelijke samenwoning]3 van een kind van de ambtenaar of van de persoon met wie de ambtenaar samenleeft : 2 werkdagen;
  6° onder voorbehoud van het onder punt 4° voorziene verlof, [3 overlijden]3 van een bloedverwant in om het even welke graad hetzij van de ambtenaar, hetzij van de echtgenoot, hetzij van de persoon met wie de ambtenaar samenleeft, maar onder hetzelfde dak wonend als de ambtenaar : 2 werkdagen;
  7° [2 [3 overlijden]3 van een bloedverwant in de tweede graad van de ambtenaar, hetzij van de echtgenoot of de persoon met wie de ambtenaar als koppel samenleeft maar niet onder hetzelfde dak wonend als de ambtenaar : 2 werkdagen]2;
  [2 8° [3 overlijden]3 van een bloedverwant in de derde graad van de ambtenaar, hetzij van de echtgenoot of de persoon met wie de ambtenaar als koppel samenleeft maar niet onder hetzelfde dak wonend als de ambtenaar : 1 werkdag]2;
  9° [3 het overlijden van een bloedverwant in de vierde graad van de ambtenaar, hetzij van de echtgenoot of de persoon met wie de ambtenaar als koppel samenleeft, maar niet onder hetzelfde dak wonend als de ambtenaar: 1 halve werkdag;]3
  [3 10° de geboorte van een kleinkind van de ambtenaar, hetzij van de echtgenoot of de persoon met wie de ambtenaar als koppel samenleeft: 1 werkdag.]3
  Indien de gebeurtenis zich voordoet tijdens een periode van deeltijdse arbeid, wordt de duur van het verlof in evenredige mate verminderd.
  [2 De verlofdagen [3 zoals vermeld in 7°, 8° en 10°]3 kunnen opgesplitst worden in halve dagen.]2
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 55, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2016-12-08/11, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (3)<BESL 2018-11-29/16, art. 102, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (4)<BESL 2024-07-04/18, art. 13, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2024>

Afdeling 3. - Verlof voor moederschapsbescherming [1 ...]1.   ----------   (1)
Art.173.De verschuldigde bezoldiging voor de periode gedurende welke de vrouwelijke ambtenaar bevallingsverlof geniet, mag niet meer dan vijftien weken bestrijken of [1 negentien ]1 weken in geval van meervoudige geboorte.
  [2 ...]2
  Wanneer de vrouwelijke ambtenaar het prenataal verlof heeft opgebruikt en de bevalling na de voorziene datum gebeurt, wordt het prenataal verlof verlengd tot de werkelijke datum van de bevalling. Tijdens deze periode bevindt de vrouwelijke ambtenaar zich in bevallingsverlof. In afwijking van het eerste lid is de bezoldiging verschuldigd.
  [1 Op verzoek van de vrouwelijke ambtenaar wordt het moederschapsverlof, in toepassing van artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971, na de negende week verlengd met een periode waarvan de duur gelijk is aan de duur van de periode waarin zij verder gearbeid heeft vanaf de zesde week vóór de werkelijke datum van de bevalling of vanaf de achtste week wanneer de geboorte van een meerling wordt verwacht. Deze periode wordt, bij vroeggeboorte, verminderd met de dagen waarop arbeid verricht werd tijdens de periode van zeven dagen die de bevalling voorafgaat.]1
  Worden gelijkgesteld met werkdagen die tot na het postnataal verlof verschoven kunnen worden, de volgende afwezigheden gedurende de zes weken of, in geval van de geboorte van een meerling, gedurende de acht weken die vallen vóór de zevende dag welke aan de werkelijke bevallingsdatum voorafgaan :
  1° de in artikel 163, 1°, bedoelde verloven;
  2° het in artikel 163, 4°, bedoelde verlof om dwingende redenen van familiaal belang;
  3° de afwezigheden wegens ziekte [2 ...]2;
  [2 4° de vrijstelling van arbeid bedoeld in het zevende lid;]2
  [3 5° het zorgverlof, zoals bedoeld in artikel 163, eerste lid, 18°.]3
  [1 [2 ...]2. Ingeval van geboorte van een meerling wordt, op verzoek van de vrouwelijke ambtenaar, de periode van arbeidsonderbreking na de negende week, eventueel verlengd, met een periode van maximaal twee weken verlengd. De bezoldiging voor deze verlenging van de postnatale rust mag niet meer dan één week bestrijken.]1
  Zwangere of borstgevende ambtenaren mogen geen overuren verrichten. Als overuren dienen, voor de toepassing van dit lid, te worden beschouwd, alle werk opgelegd bovenop de 38 uren week.
  De ambtenaar die, met toepassing van de artikelen 42 en 43 van de arbeidswet van 16 maart 1971 [1 en van artikel 18 van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector]1 is vrijgesteld van arbeid, wordt ambtshalve in verlof gesteld voor de nodige periode. Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
  Dit artikel is niet van toepassing in geval van miskraam vóór de 181e dag van de zwangerschap.
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 56, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2021-02-11/10, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 01-03-2020>
  (3)<BESL 2024-07-04/18, art. 14, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2024>

Art.174.Als de moeder van het kind overlijdt bij de bevalling of tijdens het moederschapsverlof of als zij in het ziekenhuis wordt heropgenomen, verkrijgt de vader van het kind of de ambtenaar waarmee de moeder op het ogenblik van de geboorte van het kind samenleeft, op eigen verzoek, een verlof ter vervanging van het moederschapverlof om in de opvang van het kind te voorzien.
  In geval van overlijden van de moeder is de duur van het verlof ter vervanging van het moederschapverlof ten hoogste gelijk aan de duur van het bevallingsverlof dat de moeder nog niet opgebruikt had. De ambtenaar die vader van het kind is of de persoon waarmee de moeder op het ogenblik van de geboorte van het kind samenleeft en die het verlof ter vervanging van het moederschapverlof wenst te genieten stelt daar schriftelijk de leidend ambtenaar van op de hoogte binnen zeven dagen vanaf het overlijden van de moeder. De brief waarin hij dat doet vermeldt de begindatum en de vermoedelijke duur van het verlof ter vervanging van het moederschapverlof. Hij legt zo spoedig mogelijk een uittreksel uit de overlijdensakte van de moeder voor.
  In geval van hospitalisatie van de moeder kan de ambtenaar die vader van het kind is of de persoon waarmee de moeder op het ogenblik van de geboorte van het kind samenleeft, een verlof ter vervanging van het moederschapverlof krijgen onder de volgende voorwaarden :
  1° de pasgeborene moet het ziekenhuis verlaten hebben;
  2° de hospitalisatie van de moeder moet langer dan zeven dagen duren.
  Het verlof ter vervanging van het moederschapverlof kan niet aanvangen voor de zevende dag volgend op de dag van de geboorte van het kind en moet beëindigd zijn op het ogenblik dat de hospitalisatie van de moeder ten einde loopt en uiterlijk op het einde van het gedeelte van het bevallingsverlof dat door de moeder nog niet was opgebruikt.
  De ambtenaar die de vader van het kind is of de persoon waarmee de moeder op het ogenblik van de geboorte van het kind samenleeft en die het verlof ter vervanging van het moederschapverlof wenst te genieten, stelt daar schriftelijk de leidend ambtenaar van op de hoogte. De brief waarin hij dat doet vermeldt de begindatum en de vermoedelijke duur van het verlof. De verlofaanvraag wordt gestaafd met een getuigschrift dat de duur van de hospitalisatie van de moeder vermeldt bovenop de zeven dagen volgend op de datum van de bevalling en de datum waarop de pasgeborene het ziekenhuis verlaten heeft.
  Zodra de vader van het kind of de persoon waarmee de moeder op het ogenblik van de geboorte van het kind samenleeft het verlof bedoeld in dit artikel verkrijgt, heeft hij geen recht meer op het verlof bedoeld in artikel 172, eerste lid, 2°.
  [1 Wanneer het pasgeboren kind na de eerste zeven dagen te rekenen vanaf zijn geboorte in de verpleeginrichting moet opgenomen blijven, kan, op verzoek van de vrouwelijke ambtenaar, de postnatale rustperiode worden verlengd met een duur gelijk aan de periode dat haar kind na die eerste zeven dagen in de verpleeginrichting opgenomen blijft. De duur van deze verlenging mag vierentwintig weken niet overschrijden. Met dat doel bezorgt de vrouwelijke ambtenaar aan de overheid waaronder zij ressorteert :
   1° bij het einde van de postnatale rustperiode, een getuigschrift van de verpleeginrichting waaruit blijkt dat het pasgeboren kind in de verpleeginrichting opgenomen blijft na de eerste zeven dagen vanaf zijn geboorte en met de vermelding van de duur van de opname;
   2° in voorkomend geval, een nieuw getuigschrift van de verpleeginrichting bij het einde van de verlenging die voortvloeit uit de bepalingen van dit lid, waaruit blijkt dat tijdens deze verlenging het pasgeboren kind de verpleeginrichting nog niet heeft mogen verlaten en met de vermelding van de duur van de opname.
   De bezoldiging voor de in het vorige lid bedoelde verlenging van de postnatale rust mag niet meer dan vierentwintig weken bestrijken.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 57, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>

Art. 174/1.[1 § 1. De vrouwelijke ambtenaar heeft recht op een dienstvrijstelling om haar kind met moedermelk te voeden of melk af te kolven tot zeven maanden na de geboorte van het kind.
   In uitzonderlijke omstandigheden die verband houden met de gezondheidstoestand van het kind en voor zover één en ander blijkt uit een medisch getuigschrift, kan de totale duur tijdens welke de vrouwelijke ambtenaar recht heeft op borstvoedingspauzes, met maximum twee maanden worden verlengd.
   § 2. De borstvoedingspauze duurt een half uur. De vrouwelijke ambtenaar die tijdens een werkdag vier uur of langer werkt, heeft die dag recht op één pauze. De vrouwelijke ambtenaar die tijdens een werkdag ten minste zeven en een half uur werkt, heeft die dag recht op twee pauzes. Als de vrouwelijke ambtenaar recht heeft op twee pauzes tijdens een werkdag, kan zij deze opnemen in één of twee keer.
   De duur van borstvoedingspauze(s) is bij de duur van de prestaties van de werkdag begrepen.
   De vrouwelijke ambtenaar dient met de overheid waaronder zij ressorteert overeen te komen op welk(e) moment(en) van de dag zij de borstvoedingspauze(s) kan nemen. Bij ontstentenis van een akkoord vallen de borstvoedingspauzes onmiddellijk vóór of na de in het arbeidsreglement bepaalde rusttijden.
   § 3. De vrouwelijke ambtenaar die wenst de borstvoedingspauzes te genieten brengt schriftelijk twee weken op voorhand de overheid waaronder zij ressorteert hiervan op de hoogte, tenzij deze op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.
   Het recht op borstvoedingspauzes wordt toegekend mits het bewijs van borstvoeding wordt geleverd. Het bewijs wordt vanaf het begin van de uitoefening van het recht, naar keuze van de vrouwelijke ambtenaar, geleverd door een attest van een consultatiebureau voor zuigelingen (Kind en Gezin, [2 Office de la Naissance et de l'Enfance]2 of Dienst für Kind und Familie) of door een medisch getuigschrift.
   Nadien bezorgt de vrouwelijke ambtenaar aan de overheid waaronder zij ressorteert elke maand een attest of een medisch getuigschrift, telkens op de datum waarop de uitoefening van het recht op borstvoedingspauzes voor het eerst is ingegaan.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 58, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 106, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 4. - Ouderschapsverlof, voor opvang met het oog op adoptie of pleegvoogdij [1 of plaatsing in een onthaalgezin naar aanleiding van een rechterlijke beslissing]1.   ----------   (1)
Art.175.Aan de ambtenaar in dienstactiviteit wordt, bij de geboorte of de adoptie van een kind [1 of de plaatsing van een kind in een opvanggezin in het kader van de pleegzorg]1, maximum [3 vier]3 maanden ouderschapsverlof, zoals bedoeld in artikel 163, 3°, toegestaan. Dit verlof moet genomen worden voor het kind de leeftijd van [2 12 jaar]2 heeft bereikt. Het verlof mag enkel gesplitst worden in maanden en genomen worden met volledige dagen.
  Het ouderschapsverlof wordt niet vergoed. Het wordt voor het overige met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 60, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 107, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<BESL 2024-07-04/18, art. 15, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2024>

Art.176.[1 § 1. De ambtenaar kan verlof krijgen wanneer een kind beneden tien jaar in zijn gezin wordt opgenomen met het oog op adoptie.
   De maximumduur van het verlof bedraagt zes weken. Het verlof kan in weken worden gesplist en dient uiterlijk binnen de vier maanden na de opname van het kind in het gezin van de ambtenaar te worden genomen. Op verzoek van de ambtenaar kunnen ten hoogste drie weken van dit verlof worden opgenomen vooraleer het kind effectief in het gezin werd opgenomen.
   De maximumduur van het adoptieverlof wordt verdubbeld wanneer het opgenomen kind getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66 pct. of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal, overeenkomstig de regelgeving betreffende de kinderbijslag.
   De ambtenaar die het verlof wenst te genieten, [2 ...]2 deelt aan de overheid onder welke hij ressorteert de datum mee waarop het verlof zal aanvangen en de duur ervan. Die mededeling gebeurt schriftelijk minstens één maand vóór de aanvang van het verlof, tenzij de overheid op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.
   De ambtenaar dient volgende documenten voor te leggen :
   1° een attest, uitgereikt door de Gemeenschap, waarbij de toewijzing van het kind aan de ambtenaar wordt bevestigd, om het verlof van ten hoogste drie weken te verkrijgen vooraleer het kind in het gezin wordt opgenomen;
   2° een attest dat de inschrijving van het kind in het bevolkings- of vreemdelingenregister bevestigt, om het resterend verlof te kunnen opnemen.
   § 2. De ambtenaar kan verlof krijgen wanneer een kind beneden tien jaar in zijn gezin wordt opgenomen met het oog op pleegvoogdij. Hij kan eveneens dit verlof krijgen wanneer hij een minderjarige in zijn gezin opneemt, ingevolge een rechterlijke beslissing tot plaatsing in een onthaalgezin.
   De maximumduur van het verlof bedraagt vier weken, indien het opgenomen kind ouder is dan drie jaar, en zes weken, indien het die leeftijd nog niet heeft bereikt. Het verlof vangt aan op de dag dat het kind in het gezin wordt opgenomen en kan in weken worden gesplist; het dient uiterlijk binnen de vier maanden na de opname van het kind in het gezin van de ambtenaar te worden genomen.
   De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld wanneer het opgenomen kind getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66 pct. of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal, overeenkomstig de regelgeving betreffende de kinderbijslag.
   § 3. De in de §§ 1 en 2 bedoelde verloven worden bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 61, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 108, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 5. - Verlof om dwingende redenen van familiaal belang.
Art.177.Met een maximum van vijfenveertig werkdagen per kalenderjaar, kan de ambtenaar verlof krijgen wegens dwingende redenen van familiaal belang, zoals bedoeld in artikel 163, 4°, uit hoofde van volgende omstandigheden :
  1° ziekenhuisopname van een persoon die met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont of van een bloed- of aanverwant in de eerste graad die niet met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont;
  2° [1 de opvang van zijn/haar kinderen of kleinkinderen jonger dan [2 18]2. Deze leeftijdsgrens is echter niet van toepassing op kinderen of kleinkinderen die als gehandicapt erkend zijn;]1
  [1 3° het verlies van zelfredzaamheid van bloedverwanten in opgaande lijn in de eerste en de tweede graad, onder hetzelfde dak wonend of niet;]1
  [1 Het verlof wordt toegekend door de leidend ambtenaar.]1
  Indien het verlof wegens dwingende familiale redenen tijdens een periode van deeltijdse arbeid genomen wordt, wordt de duur van het verlof in evenredige mate verminderd.
  Dit verlof is niet bezoldigd. Het wordt voor het overige met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.
  ----------
  (1)<BESL 2016-12-08/11, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 109, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 5/1. [1 - Het zorgverlof.]1   ----------   (1)
Art.177/1. [1 § 1. De ambtenaar heeft het recht om, volgens de voorwaarden en regels waarin deze paragraaf voorziet, van het werk afwezig te zijn gedurende maximaal vijf, al dan niet opeenvolgende, dagen per kalenderjaar, met het oog op het verlenen van persoonlijke zorg of steun aan een gezinslid of een familielid dat om een ernstige medische reden behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun.
   Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder:
   1° gezinslid: het bepaalde onder artikel 23, § 2;
   2° familielid: het bepaalde onder artikel 23, § 2;
   3° een ernstige medische reden als gevolg waarvan men behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun: het bepaalde onder artikel 23, § 2.
   De ambtenaar die gebruik wenst te maken van het recht op zorgverlof, zoals bedoeld in deze paragraaf, stelt de HRM en zijn hiërarchische lijn hier vooraf van in kennis.
   De ambtenaar legt de HRM zo spoedig mogelijk ter staving een doktersattest voor dat ten vroegste 12 maanden voorafgaand aan de datum van het zorgverlof door de behandelend arts van het betrokken gezinslid of het familielid is afgeleverd en waaruit blijkt dat dit gezinslid of familielid om een ernstige medische reden behoefte heeft aan aanzienlijke zorg of steun. Dit attest mag de medische reden zelf niet vermelden.
   § 2. Het verlof wordt genomen per dag of per halve dag.
   § 3. Dit verlof is niet bezoldigd. Het verlof wordt gelijkgesteld met periodes van dienstactiviteit.
   § 4. Indien het verlof tijdens een periode van deeltijdse arbeid genomen wordt, wordt de duur van het verlof in evenredige mate verminderd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2024-07-04/18, art. 16, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2024>


Afdeling 6. - Ziekteverlof.
Art.178.Tijdens zijn volledige loopbaan heeft de ambtenaar, die wegens ziekte verhinderd is zijn ambt normaal uit te oefenen, recht op ziekteverlof, bedoeld in artikel 163, 5°, tot maximum eenentwintig werkdagen per twaalf maanden dienstanciënniteit. Als hij nog geen 36 maanden in dienst is, wordt zijn wedde hem niettemin gedurende 63 werkdagen gewaarborgd.
  [1 In aanmerking komen ook alle daadwerkelijke prestaties die de ambtenaar in welke hoedanigheid ook verricht heeft, als titularis van ambten met volledige prestaties in een andere overheidsdienst of een onderwijsinstelling, een dienst voor beroepskeuze, een psycho-medisch-sociaal centrum of een medisch-pedagogisch instituut voor zover zij werden opgericht, erkend of gesubsidieerd door de Staat, een Gewest, een Gemeenschap of een Gemeenschapscommissie.]1
  Voor de ambtenaar die oorlogsinvalide is wordt het aantal in het eerste lid vastgestelde dagen respectievelijk op 32 en 95 gebracht.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 110, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.179.§ 1. Het aantal werkdagen, bedoeld in artikel 178, wordt in evenredigheid verminderd, wanneer de ambtenaar tijdens zijn loopbaan verlof heeft gekregen :
  1° van arbeidsherverdelende aard, bedoeld in artikel 204;
  2° om een stage te vervullen in een andere overheidsdienst, bedoeld in artikel 163, 15°;
  3° om een opdracht te vervullen, bedoeld in artikel 163, 10°;
  4° om kandidaat te zijn bij verkiezingen, bedoeld in artikel 163, 8°;
  5° voor onderbreking van de beroepsloopbaan, bedoeld in artikel 205;
  6° wegens ziekte of gebrekkigheid, bedoeld in artikel 163, 5°, behalve in geval van een arbeidsongeval of op de weg van en naar het werk of een beroepsziekte.
  De ambtenaar die op non-activiteit is geplaatst geweest wegens ongewettigde afwezigheid, is onderworpen aan dezelfde regel.
  Indien het aldus berekende aantal dagen ziekteverlof geen geheel getal vormt, wordt het afgerond naar de onmiddellijk hogere eenheid.
  Enkel de werkdagen begrepen in de periode van afwezigheid wegens ziekte worden aangerekend.
  § 2. Verlof wegens ziekte maakt geen einde aan de in de artikelen 204 en 205 bedoelde verloven, noch aan verminderde prestaties om persoonlijke redenen, bedoeld in artikel 163, 6°.
  De ambtenaar blijft de voor zijn verminderde prestaties verschuldigde wedde ontvangen.
  § 3. Wanneer de ambtenaar deeltijdse prestaties verricht, worden de afwezigheden wegens ziekte aangerekend op het aantal verlofdagen waarop hij recht heeft, naar rata van de te verrichten prestaties. Als het totale aantal aldus verrekende dagen per twaalf maanden dienstanciënniteit geen geheel getal is, worden de gedeelten van een dag niet meegeteld.
  Voor de ambtenaar die deeltijdse prestaties verricht, worden als dagen ziekteverlof de dagen afwezigheid aangerekend tijdens welke de ambtenaar prestaties diende te verrichten.
  § 4. Het verlof wegens ziekte wordt tijdelijk onderbroken tijdens het verlof om dwingende redenen van familiaal belang, bedoeld in artikel 163, 4°. De dagen verlof om dwingende redenen die samenvallen met een ziekteverlof worden niet als ziekteverlofdagen beschouwd.
  [4 § 4/1. Het ziekteverlof wordt tijdelijk onderbroken tijdens het zorgverlof, bedoeld in artikel 163, eerste lid, 18°. De dagen van het zorgverlof die samenvallen met het ziekteverlof, worden niet beschouwd als ziekteverlofdagen.]4
  § 5. In afwijking van artikel 178 en van § 4 [3 ...]3, wordt het verlof wegens ziekte zonder tijdsbeperking toegestaan, naar aanleiding van :
  1° een arbeidsongeval;
  2° een ongeval op de weg van en naar het werk;
  3° een beroepsziekte.
  Bovendien komen de verlofdagen toegestaan naar aanleiding van een arbeidsongeval, een ongeval op de weg van en naar het werk of een beroepsziekte, niet in aanmerking voor het bepalen van het aantal verlofdagen die de ambtenaar overeenkomstig artikel 178 nog kan krijgen, zelfs niet na de datum van consolidatie. De ambtenaren die door een beroepsziekte bedreigd worden en die, onder de door de [2 Minister]2 vastgestelde voorwaarden, daardoor tijdelijk ophouden hun ambt uit te oefenen, worden ambtshalve in verlof gesteld voor de nodige periode. Het verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
  § 6. De verlofdagen wegens ziekte ingevolge een ongeval veroorzaakt door de schuld van een derde dat geen ongeval is als bedoeld in § 5, worden niet in aanmerking genomen om het aantal verlofdagen te bepalen die de ambtenaar nog krachtens artikel 178 kan krijgen ten belope van het percentage aansprakelijkheid dat aan de derde is toegewezen en dat als grondslag dient voor de [1 ...]1 indeplaatsstelling van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
  § 7. Wanneer de ambtenaar verminderde prestaties verricht die gespreid zijn over alle werkdagen, wordt het ziekteverlof aangerekend pro rata van het aantal uren dat hij gedurende zijn afwezigheid had moeten presteren. Indien het aldus berekende aantal werkdagen geen geheel getal is, wordt het afgerond naar de onmiddellijk hogere eenheid. Indien aldus het totaal aantal aangerekende dagen per twaalf maanden dienstanciënniteit geen geheel getal is, wordt het gedeelte van de dag niet meegerekend.
  [3 Indien de ambtenaar deeltijds verlof geniet op basis van een wettelijke bepaling tot herverdeling van de arbeid in de openbare sector, worden enkel de werkdagen tijdens dewelke hij op basis van een voltijdse werkregeling prestaties had moeten verrichten als ziekteverlof meegerekend.]3
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 62, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<BESL 2018-11-29/16, art. 111, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (4)<BESL 2024-07-04/18, art. 17, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2024>

Afdeling 7. - Verlof voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden.
Art.180.§ 1. [2 De ambtenaren die houder zijn van een graad die zich bevindt in rang A1 en in de niveaus B, C en D hebben recht op de verminderde prestaties om persoonlijke redenen zoals voorzien in artikel 163, 6°. De houders van een andere graad kunnen eveneens deze verloven genieten, met toestemming van de leidend ambtenaar. De mandaathouders worden van deze verloven uitgesloten.]2
  De ambtenaar moet de helft, twee derden, drie vierden [1 ,]1 vier vijfden [1 of negen tienden]1 van de prestaties volbrengen die hem normaal worden opgelegd. Deze prestaties worden ofwel elke dag ofwel volgens een andere vaste verdeling over de week verricht.
  De machtiging om verminderde prestaties te leveren wordt toegekend voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vierentwintig maanden. Verlengingen van ten minste 3 maanden en maximum 24 maanden kunnen worden toegekend.
  Voor elke verlenging wordt een aanvraag van het betrokken personeelslid vereist. Zij moet ten minste een maand voor het verstrijken van het lopende verlof worden ingediend.
  De ambtenaar kan zijn ambt volledig hervatten voordat de toegestane periode verstrijkt met inachtneming van een opzegperiode van drie maanden [2 tenzij de leidend ambtenaar een kortere periode aanvaardt]2.
  § 2. Tijdens de [2 afwezigheidsperiode]2 is de ambtenaar die gebruik maakt van de regeling van verminderde prestaties om persoonlijke redenen op non-activiteit. Hij kan niettemin zijn aanspraken op bevordering doen gelden alsook op de functionele loopbaan, naar rata van de verrichte dienstprestaties. De bevordering tot een hogere graad maakt een einde aan de machtiging tot het uitoefenen van zijn ambt met verminderde prestaties.
  § 3. De ambtenaar geniet de wedde die verschuldigd is voor de verminderde prestaties.
  De wedde van de ambtenaar, die de leeftijd van vijftig jaar heeft bereikt en de ambtenaar die ten minste twee kinderen die niet de volle leeftijd van vijftien jaar bereikt hebben ten laste heeft, wordt vermeerderd met het vijfde van de wedde die verschuldigd zou zijn voor de prestaties die niet worden verstrekt.
  § 4. De machtiging om verminderde prestaties te verrichten wordt opgeschort zodra de ambtenaar één van de volgende verloven bekomt :
  1° het bevallingsverlof, vaderschapsverlof, ouderschapsverlof en opvangverlof, bedoeld in artikel 163, 2° en 3°;
  2° het verlof om dwingende redenen van familiaal belang, bedoeld in artikel 163, 4°;
  3° het verlof om een stage te vervullen, bedoeld in artikel 163, 15°;
  4° om kandidaat te zijn bij verkiezingen, bedoeld in artikel 163, 8°;
  5° het verlof om in vredestijd prestaties te verrichten bij het korps Civiele Bescherming, bedoeld in artikel 163, 14°;
  6° het verlof om een ambt uit te oefenen bij een ministerieel kabinet, bedoeld in artikel 163, 13°;
  7° het verlof voor opdracht, bedoeld in artikel 163, 10° :
  8° het verlof voor werkzaamheden bij een erkende politieke fractie in een federale wetgevende vergadering of een wetgevende vergadering van een Gemeenschap of een Gewest of bij de voorzitter van één van die groepen, bedoeld in artikel 163, 12°;
  9° [3 het zorgverlof, zoals bedoeld in artikel 163, eerste lid, 18°.]3
  ----------
  (1)<BESL 2016-01-07/02, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 112, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<BESL 2024-07-04/18, art. 18, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2024>

Afdeling 8. [1 - Verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen.]1   ----------   (1)
Art.181.[1 Zoals vermeld in artikel 163, 7°, kan de ambtenaar vragen om zijn ambt met verminderde prestaties om medische redenen uit te oefenen :
   "1° om zich opnieuw aan te passen aan het normale arbeidsritme, na een ononderbroken afwezigheid wegens ziekte van tenminste dertig dagen;
   "2° wanneer hij wegens een langdurige medische ongeschiktheid verhinderd is voltijds te werken, na een ononderbroken afwezigheid wegens ziekte van tenminste dertig dagen.
   "De beoordeling van de medische toestand van de ambtenaar en de toekenning van de verminderde prestaties om medische redenen gebeurt door een arts van de medische controledienst.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 63, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>

Art. 181/1.[1 § 1. De ambtenaar bedoeld in artikel 181, eerste lid, 1°, kan zijn ambt opnieuw opnemen ten belope van 50 %, 60 % of 80 % van zijn normale prestaties voor een periode van maximum drie maanden.
   De verminderde prestaties mogen worden toegestaan voor een periode van één maand. Verlengingen mogen worden toegestaan voor ten hoogste dezelfde periode, indien de medische controledienst oordeelt dat de gezondheidstoestand van de ambtenaar dit wettigt. De bepalingen van artikel 181, tweede lid, zijn van toepassing.
   § 2. De ambtenaar bedoeld in artikel 181, eerste lid, 2°, kan zijn ambt opnieuw opne-men ten belope van 50 %, 60 % of 80 % van zijn normale prestaties voor een periode van maximum twaalf maanden, tenzij de arts van de medische controledienst oordeelt dat het nieuw onderzoek vroeger moet plaatsvinden.
   Verlengingen mogen worden toegestaan voor ten hoogste twaalf maanden, indien de medische controledienst bij een nieuw onderzoek oordeelt dat de gezondheidstoestand van de ambtenaar dit wettigt. De bepalingen van artikel 181, tweede lid, zijn van toepassing.
   § 3. Bij elk onderzoek oordeelt de arts van de medische controledienst of de ambtenaar geschikt is om 50 %, 60 % of 80 % van zijn normale prestaties te leveren.
   Tijdens een lopende periode van verminderde prestaties om medische redenen kan de in § 2 bedoelde ambtenaar een nieuw medisch onderzoek aanvragen bij de medische controledienst met het oog op het aanpassen van zijn arbeidsstelsel.
   § 4. De verminderde prestaties bedoeld in § 1 worden elke dag verricht, tenzij de arts van de medische controledienst er anders over beslist.
   De in § 2 bedoelde verminderde prestaties worden verricht volgens een verdeling van de prestaties over de week, conform het advies van de arts van de medische controledienst.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 64, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>

Art. 181/2.[1 § 1. De dagen dat een ambtenaar afwezig is tijdens deze periode van verminderde prestaties om medische redenen worden beschouwd als verlof. Dit verlof wordt met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.
   De ambtenaar die zijn ambt uitoefent met verminderde prestaties om medische redenen, moet niettemin zijn vakantieverlofdagen opnemen met volledige dagen.
   § 2. De ambtenaar bedoeld in artikel 181, eerste lid, 1° en 2° geniet zijn volledige wedde voor de eerste drie maanden van de verminderde prestaties om medische redenen.
   De ambtenaar bedoeld in artikel 181, eerste lid, 2°, geniet vanaf de vierde maand de wedde die verschuldigd is voor de verminderde prestaties, vermeerderd met 60 % van de wedde die verschuldigd zou zijn voor de prestaties die niet worden verstrekt.
   § 3. De verminderde prestaties om medische redenen worden opgeschort door :
   1° de loopbaanonderbreking;
   2° de halftijdse vervroegde uittreding;
   3° de vrijwillige vierdagenweek;
   4° de verminderde prestaties om persoonlijke redenen;
   5° de afwezigheid van lange duur om per-soonlijke redenen;
   6° de verloven in het kader van de moederschapsbescherming;
   7° het ouderschapsverlof.
   De machtiging om verminderde prestaties om medische redenen te verrichten, wordt tijdelijk onderbroken tijdens een afwezigheid wegens ziekte, arbeidsongeval, een ongeval op de weg van en naar het werk en een beroepsziekte.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 65, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>

Art. 181/3.[1 § 1. De ambtenaar die verminderde prestaties om medische redenen wenst te genieten, dient het advies verkregen te hebben van de arts van de medische controledienst ten minste vijf werkdagen voor de aanvang van de verminderde prestaties.
   De ambtenaar bedoeld in artikel 181, eerste lid, 1°, dient een geneeskundig getuigschrift en een plan voor reïntegratie voor te leggen van zijn behandelende arts. In het plan voor reïntegratie vermeldt de behandelende arts de vermoedelijke datum van de volledige werkhervatting.
   De ambtenaar bedoeld in artikel 181, eerste lid, 2°, dient een omstandig geneeskundig verslag voor te leggen van een geneesheer-specialist.
   § 2. [2 De arts van de medische controledienst bedoeld in artikel 220, eerste lid, spreekt zich uit over de medische geschiktheid van de ambtenaar om zijn ambt ten belope van 50 %, 60 % of 80 % van de normale prestaties weer op te nemen. Hij overhandigt zo spoedig mogelijk, eventueel na de behandelende arts bedoeld in artikel 181, tweede lid, te hebben geraadpleegd, zijn bevindingen schriftelijk aan de ambtenaar.]2
   § 3. Na de overhandiging van de bevindingen door de arts van de medische controledienst, in het kader van een aanvraag voor verminderde prestaties om medische redenen bedoeld in artikel 181, eerste lid, 1° en 2°, kan de ambtenaar, indien hij niet akkoord gaat met deze bevindingen, vragen dat in gemeen overleg een arts-scheidsrechter wordt aangewezen.
   De arts-scheidsrechter voert het medisch onderzoek uit en beslist in het medisch geschil binnen drie werkdagen na zijn aanwijzing. Elke andere vaststelling blijft beschermd door het beroepsgeheim.
   De kosten van deze procedure, alsmede de eventuele verplaatsingskosten van de ambtenaar, vallen ten laste van de in het ongelijk gestelde partij.
   De arts-scheidsrechter brengt diegene die het geneeskundig getuigschrift heeft afgeleverd en de arts van de medische controledienst op de hoogte van zijn beslissing. De medische controledienst en de ambtenaar worden onmiddellijk bij een ter post aangetekende brief verwittigd door de arts-scheidsrechter.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 66, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 114, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 181/4.[1 Indien de medische controledienst van oordeel is dat een ambtenaar geschikt is om zijn ambt terug op te nemen ten belope van 50 %, 60 % of 80 % van zijn normale prestaties dan geeft hij daarvan kennis aan de leidend ambtenaar.
   De leidend ambtenaar nodigt de ambtenaar uit het werk te hervatten en staat hem toe voornoemde verminderde prestaties te verrichten voor zover deze verenigbaar zijn met de vereisten van de goede werking van de dienst.
   Indien de ambtenaar geen gevolg geeft aan deze vraag om het werk te hervatten, wordt hij in non-activiteit geplaatst.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 67, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>

Afdeling 9. - Verlof om zich kandidaat te stellen bij verkiezingen of om een politiek mandaat uit te oefenen.
Art.182. De ambtenaar kan een verlof bekomen om zich kandidaat te stellen voor parlements-, gewest-, gemeente-, provincie- of Europese raadsverkiezingen, zoals voorzien in artikel 163, 8°.
  Dit verlof wordt toegekend voor de periode die overeenstemt met de duur van de verkiezingscampagne waaraan betrokkene deelneemt. Dit verlof wordt niet bezoldigd; het wordt voor het overige met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.

Art.183.[1 Zoals voorzien in artikel 163, 8°, krijgt de ambtenaar, op zijn aanvraag, een vrijstelling van dienst van twee dagen per maand voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten :
   1° gemeenteraadslid dat noch burgemeester, noch schepen, noch voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn is;
   2° lid van een raad voor maatschappelijk welzijn, de voorzitter uitgezonderd;
   3° lid van een districtsraad, in het Vlaamse Gewest, of van een sectorraad, in het Waalse Gewest, de bureauleden en de voorzitter uitgezonderd;
   4° provincieraadslid, niet-lid van de deputatie, in het Vlaamse Gewest, of van het provinciaal college, in het Waalse Gewest.
   De vrijstelling van dienst, wordt naar keuze van de betrokkene genomen in dagen of halve dagen. Zij mag niet van een maand naar een andere worden overgedragen tenzij zij is toegekend voor het uitoefenen van een mandaat van provincieraadslid.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 68, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.184.[1 De ambtenaar kan, binnen de hierna bepaalde grenzen en op zijn verzoek, een facultatief politiek verlof bekomen voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten :
   1° gemeenteraadslid dat noch burgemeester, noch schepen, noch voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn is, lid van een raad voor maatschappelijk welzijn dat noch voorzitter, noch lid van het vast bureau is, of lid van een districtsraad, in het Vlaamse Gewest, of van een sectorraad, in het Waalse Gewest, dat noch voorzitter, noch lid van het bureau is, van een gemeente :
   a) tot 80.000 inwoners : 2 dagen per maand;
   b) meer dan 80.000 inwoners : 4 dagen per maand;
   2° schepen, voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn of lid van het bureau van een districtsraad, van een gemeente :
   a) tot 30.000 inwoners : 4 dagen per maand;
   b) van 30.001 tot 50.000 inwoners : een vierde van een voltijds ambt;
   c) van 50.001 tot 80.000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;
   3° burgemeester van een gemeente of voorzitter van een districtsraad, in het Vlaamse Gewest, of van een sectorraad, in het Waalse Gewest, van een gemeente :
   a) tot 30.000 inwoners : een vierde van een voltijds ambt;
   b) van 30.001 tot 50.000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;
   4° lid van het vast bureau van een raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente :
   a) tot 10.000 inwoners : 1 of 2 dagen per maand;
   b) van 10.001 tot 20.000 inwoners : 1, 2 of 3 dagen per maand;
   c) meer dan 20.000 inwoners : 1, 2, 3, 4 of 5 dagen per maand;
   5° provincieraadslid, niet-lid van de deputatie, in het Vlaamse Gewest, of van het provinciaal college, in het Waalse Gewest : 4 dagen per maand.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 69, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.185.[1 De ambtenaar is, binnen de hierna bepaalde grenzen, in politiek verlof van ambtswege voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten :
   1° burgemeester van een gemeente :
   a) tot 20.000 inwoners : 3 dagen per maand;
   b) van 20.001 tot 30.000 inwoners : een vierde van een voltijds ambt;
   c) van 30.001 tot 50.000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;
   d) van meer dan 50.000 inwoners : voltijds;
   2° [2 voorzitter van een districtsraad in het Vlaamse Gewest, of van een sectorraad in het Waalse Gewest: gelijkstelling met een burgemeester van een gemeente waarvan het bevolkingsaantal overeenstemt met dat van het district in het Vlaamse Gewest, of van de sector in het Waalse Gewest, waarbij de duur van het ambtshalve politiek verlof beperkt wordt tot het percentage van de wedde van die burgemeester;]2
   3° schepen of voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente :
   a) tot 20.000 inwoners : 2 dagen per maand;
   b) van 20.001 tot 30.000 inwoners : 4 dagen per maand;
   c) van 30.001 tot 50.000 inwoners : een vierde van een voltijds ambt;
   d) van 50.001 tot 80.000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;
   e) meer dan 80.000 inwoners : voltijds;
   4° [2 lid van het bureau van districtsraad in het Vlaamse Gewest, of van een sectorraad in het Waalse Gewest: gelijkstelling met een schepen van een gemeente waarvan het bevolkingsaantal overeenstemt met dat van het district in het Vlaamse Gewest, of van de sector in het Waalse Gewest, waarbij de duur van het ambtshalve politiek verlof beperkt wordt tot het percentage van de wedde van die schepen;]2
   5° [2 lid]2 van een deputatie, in het Vlaamse Gewest, of van een provinciaal college, in het Waalse Gewest : voltijds.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 115, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 185/1. [1 De ambtenaar is in politiek verlof van ambtswege, ten belope van een voltijds ambt, voor de uitoefening van een mandaat van:
   1° lid van één der wetgevende Kamers of van de federale Regering;
   2° lid van het Vlaams Parlement, van het Waals Parlement, van het Parlement van de Franse Gemeenschap en van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap;
   3° lid van de Vlaamse Regering, van de Waalse Gewestregering, van de Franse Gemeenschapsregering en van de Duitstalige Gemeenschapsregering;
   4° lid van het Europees Parlement of van de Europese Commissie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 116, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art.186. Het politiek verlof van ambtswege vangt aan op de datum van de eedaflegging.

Art.187.Voor de toepassing van de [1 artikelen 184 tot 185]1, wordt het aantal inwoners bepaald overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 5 en 29 van de Nieuwe Gemeentewet.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 117, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.188. De ambtenaar die geen voltijds ambt uitoefent wordt met voltijds politiek verlof van ambtswege gezonden indien aan zijn politiek mandaat reeds een politiek verlof van ambtswege beantwoordt waarvan de duur ten minste de helft van een voltijds ambt beloopt.
  De ambtenaar die recht heeft op een politiek verlof waarvan de duur niet de helft van een voltijds ambt overschrijdt, kan, op zijn aanvraag, halftijds of voltijds politiek verlof krijgen.
  De ambtenaar die recht heeft op een halftijds politiek verlof, kan op zijn aanvraag, voltijds politiek verlof krijgen.

Art.189. De periodes welke door facultatief politiek verlof of politiek verlof van ambtswege worden gedekt, worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Ze worden evenwel niet bezoldigd.

Art.190. Het politiek verlof eindigt uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op die tijdens de welke het mandaat een einde neemt.
  Vanaf dat ogenblik herkrijgt de belanghebbende zijn rechten. Wanneer hij niet in zijn betrekking werd vervangen, bezet hij die betrekking wanneer hij zijn dienst hervat. Indien hij wel werd vervangen, wordt hij voor een andere betrekking aangewezen.
  De ambtenaar mag na zijn wederopneming zijn wedde niet cumuleren met voordelen die verbonden zijn aan de uitoefening van een politiek mandaat en die een wederaanpassingsvergoeding betreffen.

Afdeling 10. - Verlof voor sociale promotie en om deel te nemen aan vormingsactiviteiten.
Art.191.De ambtenaar heeft recht op een opleiding die hem voorbereidt op de in artikel 94 bedoelde vergelijkende selecties voor overgang naar het hogere niveau.
  [1 Hij mag evenwel slechts tweemaal dezelfde opleiding volgen.
   Indien de opleidingen tijdens de diensturen worden gegeven, geniet de ambtenaar een dienstvrijstelling.
   Op zijn verzoek, krijgt hij een studieverlof van ten hoogste vijf dagen voor de vergelijkende selectie voor overgang naar niveau A en B en van ten hoogste twee dagen voor de vergelijkende selectie voor overgang naar niveau C.
   Hij heeft recht op één dag studieverlof voor de eerste proef.
   Wat betreft de vergelijkende selectie voor overgang naar niveau A heeft de ambtenaar recht op één dag studieverlof per proef of brevet.]1
  [2 Het studieverlof bedoeld in het vierde, vijfde en zesde lid kan uitgesteld worden omwille van dienstredenen.]2
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 71, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 119, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 11. - Verlof wegens opdracht.
Art.192.[1 Het Verenigd College kan]1 een ambtenaar, met zijn instemming, belasten met een opdracht.
  Iedere ambtenaar kan eveneens met instemming van [1 het Verenigd College]1 aanvaarden :
  1° de uitoefening van functies in België in uitvoering van een door het Verenigd College toevertrouwde of erkende opdracht;
  2° een internationale opdracht buiten België uitgeoefend, die wordt toevertrouwd hetzij door één van de regeringen van het Rijk of een Belgisch openbaar bestuur, hetzij door een buitenlandse regering of door een buitenlands openbaar bestuur;
  3° een internationale opdracht in of buiten België uitgeoefend, bij een internationale instelling;
  4° een opdracht in een ontwikkelingsland.
  De ambtenaar die wordt aangewezen om een mandaat in een Belgische overheidsdienst uit te oefenen wordt ambtshalve in opdracht geplaatst voor de duur van het mandaat.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 120, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.193.[1 De Minister verleent]1 de opdracht voor ten hoogste twee jaar. [2 Hij kan]2 haar verlengen voor telkens maximum dezelfde duur.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 9, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 121, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.194.§ 1. Tijdens de duur van een opdracht die door een eerste machtiging is gedekt, is de ambtenaar met verlof. Dit verlof wegens opdracht wordt niet bezoldigd. Het wordt voor het overige gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
  Het verlof wordt evenwel bezoldigd wanneer de ambtenaar wordt aangewezen als nationale deskundige, krachtens de beschikking van 26 juli 1988 of 7 januari 1998 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen tot vaststelling van de regeling die geldt voor nationale deskundigen die bij de diensten van de commissie gedetacheerd zijn. Het kan eveneens worden bezoldigd met instemming van het Verenigd College wanneer de opdracht in het kader van de programma's van de Europese Unie wordt toegewezen.
  § 2. Tijdens de duur van een opdracht die door volgende machtigingen is gedekt, wordt aan de ambtenaar verlof verleend indien de opdracht welke hij uitvoert als zijnde van algemeen belang is erkend. Dit verlof wegens opdracht wordt niet bezoldigd. Het wordt voor het overige gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
  [1 Voor de toepassing van het vorige lid wordt als volgende machtiging beschouwd, die welke iedere volgende periode dekt van een opdracht in dienst van dezelfde regering, van hetzelfde openbaar bestuur of van dezelfde instelling voor zover de beschouwde periode van de voorafgaande periode niet wordt gescheiden door een termijn die zes maanden overschrijdt.]1
  § 3. Het karakter van algemeen belang wordt van rechtswege erkend :
  1° voor de opdrachten welke de uitoefening van een functie in een ontwikkelingsland bevatten;
  2° voor opdrachten uitgevoerd door de als nationaal deskundige aangewezen ambtenaar, krachtens de beschikking van 26 juli 1988 of 7 januari 1998 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, of wanneer de opdracht in het kader van de programma's van de Europese Unie wordt toegewezen;
  3° om een mandaat in een Belgische publieke overheidsdienst uit te oefenen.
  Het karakter van algemeen belang wordt van rechtswege erkend voor de internationale opdrachten bedoeld in artikel 192, tweede lid, 2° en 3°, wanneer zij door [1 het Verenigd College]1 geacht worden van overwegend belang te zijn hetzij voor het land, [1 hetzij voor een Belgische regering of een Belgisch openbaar bestuur]1.
  In uitzonderlijke gevallen wordt het karakter van algemeen belang voor de in artikel 192, tweede lid, 1°, bedoelde opdrachten erkend onder dezelfde voorwaarden dan die vastgesteld in het vorige lid.
  § 4. In afwijking van § 3, verliest iedere opdracht van rechtswege haar karakter van algemeen belang vanaf de eerste dag van de maand die volgt op die waarin de ambtenaar een dienstanciënniteit heeft bereikt die volstaat om aanspraak te kunnen maken op het krijgen van een onmiddellijk ingaand dan wel uitgesteld pensioen ten laste van een buitenlandse regering, van het buitenlands openbaar bestuur of van de internationale instelling ten behoeve waarvan de opdracht werd vervuld.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 122, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.195. Tijdens de duur van een opdracht die door volgende machtigingen is gedekt doch niet erkend van algemeen belang te zijn, wordt de ambtenaar op non-activiteit gesteld. In die stand heeft hij geen recht op wedde en kan hij zijn aanspraken op bevordering in zijn weddeschaal niet doen gelden.
  Voor de toepassing van het vorige lid wordt als volgende machtiging beschouwd, die welke iedere volgende periode dekt van een opdracht in dienst van dezelfde regering, van hetzelfde openbaar bestuur of van dezelfde instelling voor zover de beschouwde periode van de voorafgaande periode niet wordt gescheiden door een termijn die zes maanden overschrijdt.

Art.196.De ambtenaar die door [1 het Verenigd College]1 met een internationale opdracht wordt belast, kan een vergoeding genieten.
  [1 Het Verenigd College stelt]1 de vergoeding vast rekening houdend met :
  1° de bezoldiging toegekend ter uitvoering van de opdracht;
  2° de duur van de opdracht, de levensduurte in het land waar de opdracht wordt uitgevoerd, de sociale rang die met deze opdracht overeenstemt en de verhoogde gezinslasten verbonden aan de expatriatie.
  De vergoeding mag niet worden toegekend indien de ambtenaar hetzij krachtens andere wets- of verordeningsbepalingen, hetzij wegens de vervulling van zijn opdracht, gelijkwaardige voordelen geniet.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 123, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.197.Zodra de ambtenaar twee jaar met verlof wegens opdracht is, [1 kan de Minister]1 beslissen of de betrekking die hij bekleedt, in het belang van de dienst als vacant moet worden beschouwd.
  Onverminderd artikel 192, derde lid, [1 kan de Minister]1 op ieder ogenblik een eind maken aan de opdracht waarmede de ambtenaar is belast, met inachtneming van een opzeggingstermijn van ten minste drie maanden en ten hoogste zes maanden.
  De ambtenaar wiens opdracht verstreken is of door zijn toedoen wordt beëindigd, stelt zich opnieuw ter beschikking van de Diensten van het Verenigd College.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 12. - Verlof voor vakbondsopdracht.
Art.198. Een ambtenaar die vooraf aan de leidend ambtenaar een van een verantwoordelijke leider van een vakorganisatie uitgaande persoonlijke oproeping voorlegt, verkrijgt van rechtswege, gedurende de daartoe benodigde tijd, vakbondsverlof om deel te nemen aan de werkzaamheden van de onderhandelings- en overlegcomités waaronder hij ressorteert, overeenkomstig artikel 81 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.

Afdeling 13. - Verlof voor werkzaamheden bij een politieke groep die erkend is in een wetgevende vergadering van de Staat, van een Gemeenschap of een Gewest, respectievelijk bij de voorzitter van een van die groepen.
Art.199.De ambtenaar kan verlof krijgen om een werkzaamheid uit te oefenen bij een erkende politieke fractie, zoals voorzien in artikel 163, 12°.
  Een erkende politieke fractie is een groep verkozenen die als dusdanig is erkend, overeenkomstig het reglement van de wetgevende vergadering waartoe zij behoren. De Voorzitter van een politieke fractie dient hiertoe een verzoek in bij de [1 Minister]1.
  De directieraad gaat na of het belang van de dienst er zich niet tegen verzet.
  Met de instemming van de ambtenaar [2 kent de Minister]2 het verlof toe.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 10, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.200.Het besluit vermeldt de duur van het toegekende verlof, alsmede de politieke fractie waarbij de ambtenaar een werkzaamheid zal uitoefenen.
  [1 De Minister kan om dienstredenen het verlof beëindigen mits hij een opzeggingstermijn van een maand respecteert.]1
  Het verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het is niet bezoldigd.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 126, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 14. - Verlof om een ambt uit te oefenen bij het kabinet van een federale minister of staatssecretaris, of bij het kabinet van een regeringslid van een Gemeenschap of een Gewest of bij het kabinet van een lid van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of van de Colleges van de Vlaamse of Franse Gemeenschapscommissies.
Art.201.De ambtenaar krijgt verlof wanneer hij aangewezen wordt om een functie te vervullen, zoals vermeld in artikel 163, 13°, op :
  1° het secretariaat, de cel algemene beleidscoördinatie of de cel algemeen beleid of, in voorkomend geval, het kabinet van een lid van de federale Regering;
  2° het kabinet van een minister of staatssecretaris van de Regering van een Gemeenschap of Gewest;
  3° het kabinet van een lid van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of de Colleges van de Vlaamse of Franse Gemeenschapscommissies.
  [1 De detachering bij een Regering of College, andere dan het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, is slechts toegestaan indien door de Regering of het College die ervan geniet de bezoldiging van de gedetacheerde ambtenaar aan de Diensten van het Verenigd College wordt terugbetaald.]1
  Op het einde van zijn detachering en tenzij hij naar een ander secretariaat, cel algemene beleidscoördinatie of cel algemeen beleid van de federale Regering of kabinet overgaat, krijgt de ambtenaar, per maand activiteit in deze organen, één dag verlof met een minimum van drie werkdagen en een maximum van vijftien werkdagen.
  [1 Wanneer de ambtenaar sinds twee jaar een verlof wegens detachering geniet, kan de Minister beslissen dat de betrekking die de ambtenaar bekleedt, in het belang van de dienst als vacant moet worden beschouwd.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 127, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 15. - Verlof voor het verrichten van sommige militaire prestaties in vredestijd en van diensten bij de civiele bescherming of van taken van openbaar nut op grond van het koninklijk besluit van 20 februari 1980 houden coördinatie van de wetten betreffende het statuut van de gewetensbezwaarden.
Art.202. De ambtenaren zijn ambtshalve met verlof gedurende de gedeelten van kalendermaanden waarin zij, in vredestijd, om het even welke militaire prestaties verrichten, of diensten volbrengen bij de civiele bescherming of taken van openbaar nut, in toepassing van het koninklijk besluit van 20 februari 1980 houdende coördinatie van de wetten betreffende het statuut van de gewetensbezwaarden.

Afdeling 16. - Verlof om een stage te vervullen bij een andere openbare dienst.
Art.203. Zoals voorzien in artikel 163, 15°, kan de ambtenaar verlof krijgen om een stage te doen in een betrekking bij een overheidsdienst, bepaald in artikel 2, 2° en 3°.
  Een betrekking in het gesubsidieerd of het universitair onderwijs wordt gelijkgesteld met een betrekking in een overheidsdienst.
  Het verlof wordt toegestaan voor een periode die overeenstemt met de duur van de stage. Het is niet bezoldigd en wordt voor het overige met dienstactiviteit gelijkgesteld.

Afdeling 16bis. [1 - Het verlof om medische of humanitaire redenen.]1   ----------   (1)
Art. 203/1. [1 De ambtenaar verkrijgt een dienstvrijstelling om bloed, bloedplasma en bloedplaatjes te geven op voorwaarde dat hij de toelating heeft van zijn functionele chef voor de donatie. Die dienstvrijstelling kan geweigerd worden om dienstredenen.
   De ambtenaar verkrijgt een dienstvrijstelling voor de noodzakelijke duur van de bloed-, plasma- en bloedplaatjesdonatie alsook voor de verplaatsingstijd van maximaal twee uur.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 128, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 203/2. [1 De ambtenaar krijgt verlof voor het afstaan van beenmerg, van organen of van weefsel. De duur van dit verlof is die van de ziekenhuisopname en de herstelperiode. De tijd noodzakelijk voor de voorafgaande medische onderzoeken kan eveneens in aanmerking komen.
   De aanvraag moet worden gestaafd door een medisch attest.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 128, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 203/3. [1 Met een maximum van vijf werkdagen per jaar en voor zover het belang van de dienst er zich niet tegen verzet, kan de ambtenaar verlof krijgen om personen met een handicap en zieken te vergezellen of om andere humanitaire zendingen te vervullen tijdens verblijven en reizen in België of het buitenland.
   Deze verblijven of reizen moeten georganiseerd zijn door een openbare instelling of een vereniging die de zorg voor personen met een handicap en zieken of de humanitaire zendingen als opdracht heeft. De instelling of vereniging moet erkend zijn door de Belgische Staat of één van haar gefedereerde entiteiten.
   De verlofaanvraag moet worden gestaafd met een attest waarin de vereniging of instelling verklaart dat de reis of het verblijf onder haar verantwoordelijkheid gebeurt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 128, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 203/4. [1 De verloven om medische of humanitaire redenen zijn bezoldigd en worden gelijkgesteld met dienstactiviteit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 128, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Afdeling 17. - Andere verloven.
Art.204.[1 Onder de door de artikelen 4 tot 8 van de wet van 19 juli 2012 betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector gestelde voorwaarden, krijgt de ambtenaar die voltijds tewerkgesteld is verlof :
   1° om, over vier werkdagen per week, vier vijfde van de prestaties die hun normaal worden opgelegd, te verrichten;
   2° om vanaf 55 jaar halftijds te werken tot aan de datum van zijn al dan niet vervroegde opruststelling.]1
  ----------
  (1)<BESL 2016-01-07/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.205. Overeenkomstig het besluit van het Verenigd College van 16 december 2004 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van personeelsleden van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad, krijgt de ambtenaar in dienstactiviteit eveneens verlof voor gehele of gedeeltelijke loopbaanonderbreking.

HOOFDSTUK III. - Non-activiteit.
Art.206.Behoudens uitdrukkelijke [1 andersluidende]1 bepaling heeft de ambtenaar in de stand non-activiteit geen recht op wedde en op bevordering tot een hogere weddenschaal.
  Hij kan alleen onder de door dit besluit gestelde voorwaarden aanspraken op bevordering, op toekenning van een mandaat of op een hogere weddenschaal in zijn functionele loopbaan doen gelden.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 129, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.207. Niemand kan in non-activiteit gesteld of gehouden worden wanneer hij aan de vereisten voldoet om in ruste te worden gesteld.

Art.208.De ambtenaar is in non-activiteit.
  1° voor het verrichten van sommige militaire prestaties in vredestijd en van diensten bij de civiele bescherming of van taken van openbaar nut, op grond van de wet van 20 februari 1980 houdende coördinatie van de wetten betreffende het statuut van de gewetensbezwaarden.
  Gedurende voormelde periodes van non-activiteit, behoudt de ambtenaar zijn aanspraak op bevordering en zijn rechten op bevordering tot een hogere weddenschaal;
  2° wanneer hij de uitvoering van een opdracht die niet van algemeen belang is erkend, voortzet, zoals vermeld in artikel 195;
  3° indien hij, voor zover het belang van de dienst er zich niet tegen verzet, de toelating bekomt om voltijds afwezig te zijn voor een periode van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden;
  Deze afwezigheid wordt enkel voltijds en voor minstens een maand en ten hoogste zes maanden toegekend. Ze kan verlengd worden of, na een onderbreking, opnieuw worden aangevraagd. Behoudens afwijking door de [1 Minister]1 en op gunstig advies van de directieraad, kan deze afwezigheid niet meer dan vierentwintig maanden belopen over de gehele loopbaan.
  Iedere aanvraag tot verlenging moet ten minste één maand vóór het verstrijken van de lopende afwezigheid worden ingediend.
  Met ziekten of ongevallen opgelopen gedurende deze periode van afwezigheid wordt geen rekening gehouden.
  4° wanneer hij afwezig is op grond van een machtiging om zijn ambt met verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden uit te oefenen, zoals vermeld in artikel 180, § 2;
  5° wanneer een periode van zijn verlof voor loopbaanonderbreking wordt omgezet in non-activiteit op basis van de bepalingen van artikel 24 van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen, bedoeld in artikel 205.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.209. De ambtenaar die zonder toestemming afwezig is of die zonder geldige reden de termijn van zijn verlof overschrijdt, bevindt zich van rechtswege in non-activiteit zonder wedde.
  In deze stand behoudt hij zijn aanspraken op bevordering tot een hogere weddenschaal. Hij kan zijn aanspraken op bevordering en overplaatsing evenwel niet doen gelden tijdens de duur van zijn onregelmatige afwezigheid, noch een bevordering of een overplaatsing genieten.

Art.210.Tuchtschorsing plaatst de ambtenaar ambtshalve in de administratieve stand non-activiteit.
  Tijdens de periodes van tuchtschorsing kan de ambtenaar zijn aanspraken op bevordering of op bevordering tot een hogere weddenschaal niet doen gelden en kan hij aan een in- houding van wedde worden onderworpen. De vermindering van wedde [1 bedraagt evenwel niet meer]1 dan deze bedoeld in de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 73, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>

HOOFDSTUK IV. - Disponibiliteit.
Afdeling 1. - Algemeen.
Art.211. De ambtenaar kan in de stand disponibiliteit worden gesteld :
  1° wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst;
  2° wegens ziekte of gebrekkigheid waaruit geen definitieve dienstongeschiktheid ontstaat, maar die aanleiding geeft tot langere afwezigheid dan voor verlof wegens ziekte of gebrekkigheid.

Art.212. Niemand kan in disponibiliteit gesteld of gehouden worden, wanneer hij voldoet aan de eisen om in ruste te worden gesteld.

Art.213.Behalve ingeval van disponibiliteit wegens ziekte, bedoeld in artikel 211, 2°, kan de ambtenaar in beroep gaan bij de in artikel 18 bedoelde [2 raad van beroep]2, wanneer hij niet akkoord gaat met een beslissing inzake disponibiliteit.
  [2 Hij beschikt, voor het instellen van zijn beroep, over een termijn van vijftien dagen vanaf de datum waarop hij in kennis werd gesteld van de in het vorig lid bedoelde beslissing.]2
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 74, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 130, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 2. - Disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst.
Art.214.De ambtenaar kan, zonder opzegging, in disponibiliteit worden gesteld wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst, wanneer hij een bepaald ambt niet kan uitoefenen en hij niet onmiddellijk in een beter geschikte betrekking wederom tewerkgesteld kan worden.
  [1 Op voorstel van de Directieraad neemt de benoemende overheid een beslissing omtrent de indisponibiliteitstelling. De betrokkene wordt minstens tien dagen voor de hoorzitting opgeroepen, door middel van een kennisgeving, moet tijdens deze termijn toegang hebben tot de stukken van het dossier en kan worden bijgestaan door een persoon naar zijn keuze.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 131, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.215. De ambtenaar in disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst heeft geen recht op wedde of op verhoging in zijn weddenschaal.
  Hij verliest zijn aanspraken op :
  1° bevordering of toekenning van een mandaat;
  2° een hogere weddenschaal in zijn functionele loopbaan.
  Hij geniet het eerste jaar een wachtgeld gelijk aan zijn laatste activiteitswedde. Vanaf het tweede jaar is dit wachtgeld gelijk aan 1/60e van de laatste activiteitswedde per dienstjaar dat hij telt op de datum waarop hij in disponibiliteit is gesteld.

Art.216.Elke ambtenaar in disponibiliteit krachtens artikel 211, 1°, blijft ter beschikking van het Verenigd College en kan bij vacature van een betrekking die met zijn graad overeenstemt opnieuw in de personeelsformaties tewerkgesteld worden.
  Hij moet binnen de door de [1 Minister]1 gestelde tijd, de hem toegewezen dienst opnemen.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 3. - Disponibiliteit wegens ziekte of gebrekkigheid.
Art.217.Onverminderd artikel 179, § 5, is de ambtenaar die wegens ziekte afwezig is na het maximum aantal verlofdagen hem toegekend bij artikel 178, van rechtswege in disponibiliteit wegens ziekte.
  Hij behoudt zijn recht op bevordering en op bevordering in zijn weddeschaal.
  Artikel 179, § 6, is van toepassing op de ambtenaar in disponibiliteit wegens [1 ziekte]1.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 132, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.218.§ 1. De ambtenaar die in disponibiliteit wegens ziekte is, ontvangt een wachtgeld dat gelijk is aan 60 % van zijn laatste activiteitswedde.
  Het bedrag van dit wachtgeld mag echter in geen geval lager liggen dan :
  1° de vergoedingen die de betrokkene in dezelfde toestand zou ontvangen indien de socialezekerheidsregeling op hem toepasselijk was geweest sinds het begin van zijn afwezigheid;
  2° het pensioen dat hij zou verkregen hebben indien hij, op de datum van zijn indisponibiliteitstelling, tot de vervroegde oppensioenstelling wegens lichamelijke ongeschiktheid was toegelaten.
  [1 Het wachtgeld wordt vastgesteld op grondslag van de laatste activiteitswedde.
   In geval van cumulatie van betrekkingen wordt het wachtgeld slechts toegekend op grond van het hoofdambt.]1
  § 2. De ambtenaar heeft recht op een maandelijks wachtgeld dat gelijk is aan het bedrag van zijn laatste activiteitswedde indien de kwaal waarvan hij lijdt door [1 het Bestuur van de medische expertise van de Staat]1 als een ernstige en langdurige ziekte wordt erkend. Dit recht heeft slechts uitwerking nadat de ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte werd gesteld voor een ononderbroken periode van ten minste drie maanden.
  Dit recht heeft een herziening van de toestand van de ambtenaar tot gevolg met geldelijke uitwerking op de dag waarop zijn disponibiliteit wegens ziekte een aanvang heeft genomen.
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 75, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>

Art.219. De disponibiliteit wegens ziekte maakt geen einde aan de in de artikelen 204 en 205 bedoelde verloven, noch aan verminderde prestaties om persoonlijke redenen, bedoeld in artikel 163, 6°.
  Voor de toepassing van artikel 218, § 1, is de laatste activiteitswedde deze welke voor de verminderde prestaties verschuldigd was.

Art.220. De ambtenaar die in disponibiliteit werd gesteld wegens ziekte, wordt ieder jaar medisch onderzocht door het Bestuur van de medische expertise (MEDEX) - cel pensioenen in de loop van de maand overeenstemmend met die waarin hij in disponibiliteit werd gesteld.
  Verschijnt de ambtenaar niet voor het voornoemde Bestuur van de medische expertise op het tijdstip bepaald in het eerste lid, dan wordt de uitkering van zijn wachtgeld vanaf dat tijdstip geschorst tot hij verschijnt.

Art.221. De, krachtens artikel 12, benoemende overheid kan de in disponibiliteit gestelde ambtenaar in actieve dienst terugroepen indien hij de vereiste beroeps- en lichamelijke geschiktheid bezit.
  De ambtenaar moet, binnen de door de voornoemde overheid gestelde termijn, het aangewezen ambt opnemen. Indien hij zonder geldige reden weigert, wordt hij, na een afwezigheid van tien werkdagen, ambtshalve ontslagen.

TITEL XV. - Verlies van de hoedanigheid van ambtenaar en definitieve ambtsneerlegging.
Art.222. De ambtenaar kan zijn hoedanigheid van ambtenaar niet verliezen voor de normale leeftijd van de inruststelling, behalve in de gevallen bepaald door de pensioenwetgeving of door dit besluit.

Art.223.Ambtshalve en zonder opzegging verliest de hoedanigheid van ambtenaar :
  1° de ambtenaar van wie de benoeming onregelmatig bevonden wordt binnen de termijn voor beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State; die termijn geldt niet in geval van arglist of bedrog van de ambtenaar;
  2° de ambtenaar die niet meer voldoet aan de nationaliteitsvereisten bedoeld in [2 artikel 40, 1°]2, of die de burgerlijke en politieke rechten niet meer geniet of wiens definitieve lichamelijke ongeschiktheid behoorlijk werd vastgesteld;
  3° onverminderd de georganiseerde werkonderbreking, de ambtenaar die zonder geldige reden zijn post verlaat en meer dan tien dagen afwezig blijft;
  4° de ambtenaar die zich in een geval bevindt waarin de toepassing van de burgerlijke wetten en van de strafwetten de ambtsneerlegging ten gevolge heeft;
  5° de ambtenaar die wegens tuchtredenen [1 van ambtswege ontslagen of]1 afgezet wordt.
  Er wordt een einde gesteld aan de stage onder dezelfde voorwaarden.
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 76, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 134, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.224.Tot ambtsneerlegging geven aanleiding :
  1° het vrijwillig ontslag; in dat geval mag de ambtenaar slechts na behoorlijke machtiging en na een opzeggingstermijn van ten minste dertig dagen, zijn dienst verlaten;
  2° de inrustestelling. [1 Nochtans, indien de ambtenaar ermee akkoord gaat en indien de noodwendigheid van de dienst dit vereist, kan hij uitzonderlijk in dienst gehouden worden, na de wettelijke pensioenleeftijd bereikt te hebben en dit gedurende een periode van zes maanden.
  [2 ...]2
   De ambtenaar die na de wettelijke pensioenleeftijd in dienst gehouden wordt, behoudt tijdens deze periode zijn hoedanigheid van ambtenaar.
   De beslissing wordt genomen door het Verenigd College, op de voordracht van zijn Leden, bevoegd voor het Openbaar ambt.]1;
  3° de definitieve beroepsongeschiktheid, vastgesteld door de in artikel 12 bedoelde overheid bevoegd voor de benoeming;
  4° een tweede benoeming in vast dienstverband in een andere in artikel 2, 2° en 3°, bedoelde overheidsdienst, eens die benoeming niet meer vatbaar is voor vernietiging door de Raad van State.
  Het 1° geldt eveneens voor de stagiairs.
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 77, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 135, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.225.[2 De directieraad kan een ambtenaar slechts beroepsongeschikt verklaren nadat de betrokken ambtenaar twee opeenvolgende malen de in artikel 77, § 3, vierde lid, 3° bedoelde globale evaluatievermelding "onvoldoende" heeft gekregen.]2
  Voor de ambtenaar over wie een definitief voorstel tot verklaring van beroepsongeschiktheid geformuleerd is, staat een beroep open bij de in artikel 18 bedoelde [2 raad van beroep]2.
  De ambtenaar stelt zijn beroep in binnen [1 twintig dagen]1 [2 nadat hij in kennis werd gesteld]2 van het definitief voorstel tot verklaring van beroepsongeschiktheid.
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 78, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 136, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

TITEL XVI. - Overgangsbepalingen.
Art.226.Op de datum van inwerkingtreding van dit besluit wordt ervan uitgegaan dat de ambtenaren een globale evaluatievermelding " voldoende " hebben gekregen.
  Deze vermeldingen worden toegewezen op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit [1 en de betrokken ambtenaar wordt daarvan in kennis gesteld]1.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 137, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.227. De ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, zijn bekleed :
  1° met de graad van geneesheer (rang 10), geneesheer-hoofd van dienst (rang 11) en hoofdgeneesheer-directeur (rang 13), worden titularis van de graad van geneesheer;
  2° met de graad van ingenieur (rang 10), eerstaanwezend ingenieur (rang 11) en hoofdingenieur-directeur (rang 13), worden titularis van de graad van ingenieur;
  3° met de graad van vertaler-revisor (rang 10), eerstaanwezend vertaler-revisor (rang 11) en vertaler-directeur (rang 13), worden titularis van de graad van attaché;
  4° met de graad van bestuurssecretaris (rang 10) en adjunct-adviseur (rang 11), worden titularis van de graad van attaché;
  5° met de graad van industrieel ingenieur (rang 10) en eerstaanwezend industrieel ingenieur (rang 11), worden titularis van de graad van attaché;
  6° met de graad van psycholoog van rang 10 (afgeschafte graad) en eerstaanwezend psycholoog van rang 11 (afgeschafte graad) worden titularis van de graad van attaché;
  7° met de graad van gegradueerd ziekenverpleger (rang 26), gegradueerd ziekenverpleger 1ste klasse (rang 27) en eerstaanwezend gegradueerd ziekenverpleger (rang 28), worden titularis van de graad van assistent;
  8° met de graad van maatschappelijk assistent (rang 26), maatschappelijk assistent 1ste klasse (rang 27) en eerstaanwezend maatschappelijk assistent (rang 28), worden titularis van de graad van assistent;
  9° met de graad van vertaler (rang 26), eerstaanwezend vertaler (rang 27) en hoofdvertaler (rang 28), worden titularis van de graad van assistent;
  10° met de graad van medische secretaris (rang 26), eerstaanwezend medische secretaris (rang 27) en hoofd medische secretaris (rang 28) worden titularis van de graad van assistent;
  11° met de graad van wederopvoeder van rang 26 (afgeschafte graad), wederopvoeder 1ste klasse van rang 27 (afgeschafte graad) en eerstaanwezend wederopvoeder van rang 28 (afgeschafte graad) worden titularis van de graad van assistent;
  12° met de graad van adjunct-medische secretaris van rang 21 (afgeschafte graad), eerstaanwezend adjunct-medische secretaris van rang 22 (afgeschafte graad) en hoofd adjunct-medische secretaris van rang 24 (afgeschafte graad) worden titularis van de graad van adjunct;
  13° met de graad van opsteller (rangen 20 of 21), onderbureauchef (rang 22) en bestuurschef (rang 24), worden titularis van de graad van adjunct;
  14° met de graad van klerk-stenotypist van rang 30 (afgeschafte graad), eerste klerk-stenotypist van rang 32 (afgeschafte graad) en hoofdklerk-stenotypist van rang 34 (afgeschafte graad), worden titularis van de graad van klerk;
  15° met de graad van klerk-typist van rang 30 (afgeschafte graad), eerstaanwezend klerk-typist van rang 32 (afgeschafte graad) en hoofdklerk-typist van rang 34 (afgeschafte graad) worden titularis van de graad van klerk;
  16° met de graad van klerk van rang 30 (afgeschafte graad), eerste klerk van rang 32 (afgeschafte graad) en hoofdklerk van rang 34 (afgeschafte graad) worden titularis van de graad van klerk;
  17° met de graad van klasseerder (rang 42), telefonist (rang 42), eerstaanwezend beambte (rang 43) en hoofdbeambte (rang 44), worden titularis van de graad van klerk.

Art.228. De in artikel 227, 12° en 13°, bedoelde ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, een diploma of studiegetuigschrift bezitten dat toegang verleent tot een betrekking van niveau B, worden titularis van de graad van assistent in rang B1.

Art.229. De in artikel 227, 14° tot 16°, bedoelde ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van een graad van rang 34 en die een diploma of studiegetuigschrift bezitten dat toegang verleent tot een betrekking van niveau C, worden titularis van de graad van adjunct in rang C1.

Art.230. Voor de toepassing van artikel 100 op de in de artikelen 227 tot 229 bedoelde ambtenaren, stemt de graadanciënniteit overeen met graadanciënniteit die deze ambtenaren hebben verworven in ieder van de graden die in de nieuwe basisgraad worden omgezet.

Art.231.[1 De ambtenaren die, op 18 februari 2014, respectievelijk titularis zijn van een betrekking van leidend ambtenaar in rang A5 en adjunct-leidend ambtenaar in rang [2 A4+]2 en die niet voor de vacant verklaarde mandaten zijn aangesteld of die zich niet voor de vacant verklaarde mandaten kandidaat hebben gesteld, worden door het Verenigd College met een opdracht belast.
   "De opdracht wordt door het Verenigd College vastgesteld en deze opdracht stemt overeen met hun titel.
   "Ze behouden het voordeel van de weddenschaal en van de rang waarvan ze genoten op het moment van de vacantverklaring.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 79, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 138, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.232. In afwijking van artikel 227, 1° en 2°, mogen de ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, zijn bekleed met de graden van hoofdgeneesheer-directeur of hoofdingenieur-directeur, hun titel blijven dragen.

BOEK III. - GELDELIJK STATUUT.
TITEL I. - Voorafgaande bepaling.
Art.233. De wedden van de ambtenaren en stagiairs worden vastgesteld in de weddenschalen bestaande uit :
  1° een minimumwedde;
  2° zogenaamde " weddentrappen " die het resultaat zijn van de tussentijdse weddenverhogingen;
  3° een maximumwedde.
  De wedden en de tussentijdse verhogingen worden uitgedrukt in een aantal munteenheden, dat met hun jaarbedrag overeenstemt.

TITEL II. - Organieke regeling.
HOOFDSTUK I. - Vaststelling van de weddenschalen.
Art.234.De schaal of de schalen voor elke graad [1 worden]1 in artikel 236 vastgesteld, met inachtneming van de rang van de graad en van de belangrijkheid van de daarmede normaal overeenstemmende functie.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 139, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.235. De weddenschalen komen in de in bijlage bij dit besluit gevoegde tabellen voor.
  De schaal wordt aangeduid met een letter gevolgd door drie cijfers dat in deze tabellen boven de schaal is geplaatst. De letter duidt het niveau aan, het eerste cijfer de rang van de schaal, het tweede de graad overeenstemmend met een bijzondere kwalificatie in dezelfde rang, het derde de code van de schaal. Het cijfer nul betekent dat de code niet bepaald is.

Art.236.[1 De weddeschaal of weddeschalen verbonden aan de door de personeelsformatie voorziene graden worden als volgt vastgesteld :


<td colspan="4" valign="top">(<font color="red">1</font>)<BESL <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2023091420" target="_blank">2023-09-14/20</a>, art. 236, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
[<font color="red">1</font> Fonctionnaire dirigeantA500Leidend ambtenaar
Fonctionnaire dirigeant adjointA410Adjunct-leidend ambtenaar
Directeur chef de serviceA400Directeur-Diensthoofd
DirecteurA310Directeur
 A300 
Premier attachéA220Eerste attaché
 A210 
 A200 
Premier ingénieur expertA310Eerste ingenieur deskundige
 A230 
 A220 
Premier médecin expertA331Eerste geneesheer deskundige
 A231 
 A133 
Premier attaché expertA230Eerste attaché deskundige
 A220 
IngénieurA310Ingenieur
 A113 
 A112 
 A111 
MédecinA331Geneesheer
 A133 
 A132 
 A131 
AttachéA103Attaché
 A102 
 A101 
AssistantB200Assistent
 B103 
 B102 
 B101 
AdjointC200Adjunct
 C103 
 C102 
 C101 
CommisD200Klerk
 D103 
 D102 
 D101]<font color="red">1</font>
]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 140, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK II. - Vaststelling van de wedde.
Art.237. Bij iedere wijziging in de bezoldigingsregeling van een graad, wordt elke wedde die werd vastgesteld met inachtneming van die graad opnieuw vastgesteld alsof de nieuwe bezoldigingsregeling altijd had bestaan.
  Indien de aldus opnieuw vastgestelde wedde lager is dan de wedde welke de ambtenaar en de stagiair in zijn graad genoot bij de inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit blijft het in die graad de hoogste wedde genieten tot het een ten minste gelijke wedde bekomt.

HOOFDSTUK III. - Vaststelling van de weddenschaal.
Art.238. Onverminderd andersluidende verordenende bepalingen, wordt de wedde van elke ambtenaar en stagiair vastgesteld in de schaal verbonden aan zijn graad.

HOOFDSTUK IV. - In aanmerking komende diensten.
Art.239.§ 1. Behoudens [2 andersluidende]2 bepalingen komen voor de toekenning van de verhogingen in zijn weddenschaal alleen in aanmerking de werkelijke diensten welke de ambtenaar of de stagiair prorata temporis heeft verricht terwijl hij behoorde :
  1° tot de diensten van de Federale Staat, van de Gemeenschappen, van de Gewesten, [2 van de Gemeenschapscommissies]2, van de andere openbare diensten of de diensten bij het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, de diensten bij het " Fonds national de Recherche scientifique ", de diensten bij het Instituut van het Wetenschappelijk - Technologisch Onderzoek in de Industrie, de diensten bij het " Fonds pour la formation à la recherche dans l'industrie et dans l'agriculture ", hetzij als burgerlijk of geestelijk titularis van een bezoldigd ambt, hetzij als beroepsmilitair;
  2° tot de gesubsidieerde vrije onderwijsinrichtingen als burgerlijk of geestelijk titularis van een door middel van een weddentoelage bezoldigd ambt.
  [2 ...]2
  3° [2 tot de Katholieke Universiteit Leuven, de Katholieke Universiteit Brussel, Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius te Antwerpen, de Vrije Universiteit Brussel, de " Université catholique de Louvain ", de " Université de Namur ", de " Université de Mons ", de " Université Saint-Louis ", de " Faculté universitaire de Théologie Protestante ", de " Université libre de Bruxelles ", de Katholieke Universiteit Leuven, afdeling Kortrijk, de Universitaire Instelling Antwerpen, het Limburgs Universitair Centrum, de "département des Sciences et Gestion de l'Environnement de l'Université de Liège", als burgerlijk of geestelijk titularis van een bezoldigd ambt. Deze erkenning geldt eveneens voor de geleverde diensten binnen de oude " Fondation universitaire luxembourgeoise " en de " Faculté polytechnique de Mons.]2
  [2 ...]2
  [2 De diensten die het voorwerp zijn van de storting van een beurs, een studiebeurs, een onderzoeksbeurs of die het voorwerp hebben uitgemaakt van een onderzoekscontract kunnen eveneens voor de toekenning van de verhogingen in weddeschaal in aanmerking worden genomen voor zover het bericht tot aankondiging van de selectieprocedure uitdrukkelijk het bezit van een nuttige vroegere ervaring vereist en dat de kandidaten de nuttige vroegere ervaring met elk rechtsmiddel kunnen bewijzen.]2
  De duur van de in het vorige lid vermelde diensten wordt vastgelegd door de [1 Minister]1;
  4° tot de onderwijsinstellingen van de Staat of van de Gemeenschappen alsook het gesubsidieerd officieel onderwijs, als burgerlijk of geestelijk titularis van een bezoldigd ambt;
  5° tot de vrije gesubsidieerde diensten van school- en beroepsoriëntering en de psycho-medisch-sociale centra, als burgerlijk of geestelijk titularis van een door middel van een weddentoelage bezoldigd ambt.
  [2 ...]2
  6° tot een federaal ministerieel kabinet, een kabinet van een lid van een regering of van een College van een Gemeenschap of Gewest;
  7° tot de overheidsdiensten van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte;
  8° tot de diensten van de instellingen van de Europese Unie, de Europese Gemeenschappen of van de instellingen die opgericht zijn door of krachtens een van de verdragen welke ze regelen.
  § 2. De diensten verricht in de openbare sector als tewerkgestelde werkloze komen eveneens in aanmerking voor de toekenning van verhogingen in de weddenschaal voor een maximumduur van zes jaar.
  § 3. Komen eveneens in aanmerking voor de toekenning van de tussentijdse verhogingen, en dit voor een maximumduur van [2 tien jaar]2, de diensten verricht in de privé-sector of als zelfstandige.
  Deze diensten zijn de diensten die nuttig zijn voor de uitoefening van het ambt en kunnen met elk rechtsmiddel worden bewezen.
  De belangrijkheid van de in het vorige lid bedoelde in aanmerking komende diensten wordt, na advies van de directieraad, door de [1 Minister]1 bepaald op basis namelijk van een getuigschrift afgeleverd door de werkgever of door iedere bevoegde openbare overheid, zoals de RSZ, het Bestuur van de BTW of het RIZIV.
  In geval van deeltijdse prestaties komen deze diensten in aanmerking naar rato van de geleverde prestaties.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 141, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.240. Voor de toepassing van artikel 239, § 1, wordt de ambtenaar of de stagiair geacht werkelijke diensten te verrichten, zolang hij zich bevindt in een administratieve stand op grond waarvan hij, krachtens zijn statuut, zijn activiteitswedde of, bij gemis daarvan, zijn aanspraak op bevordering in zijn weddenschaal behoudt.

Art.241. Voor elke periode waarin de ambtenaar of de stagiair zijn aanspraken op bevordering in zijn weddenschaal in een graad heeft behouden of verloren, worden de diensten welke hij in een andere graad mocht hebben verricht niet medegeteld bij de vaststelling van zijn wedde in die graad en in enige latere graad welke met deze laatste verband houdt ingevolge de statutaire samenhang van de opeenvolgende graden van de ambtenaar.

Art.242.§ 1. De in aanmerking komende diensten worden berekend per maand.
  Indien echter de gepresteerde diensten geen volledige maand vertegenwoordigen, worden zij dag per dag samengeteld. Het totaal van deze rekenkundige bewerking wordt vervolgens gedeeld door dertig. Het bekomen product geeft het aantal in aanmerking te nemen maanden; met de rest wordt geen rekening gehouden.
  § 2. De duur van de in aanmerking komende diensten welke de ambtenaar en de stagiair in het onderwijs ad interim of als tijdelijke heeft verricht, wordt door de [1 Minister]1 vastgesteld aan de hand van het attest afgegeven door de bevoegde overheid.
  De op dit attest vermelde prestaties, waarvoor de betaling in tienden gebeurde, en die per schooljaar geen volledig jaar werkelijke diensten vertegenwoordigen, worden dag per dag samengeteld.
  Het totale aantal aldus gewerkte dagen wordt vermenigvuldigd met 1,2. Het totaal van deze rekenkundige bewerking wordt vervolgens gedeeld door dertig. Het bekomen product geeft het aantal in aanmerking te nemen maanden; met de rest wordt geen rekening gehouden.
  De op hetzelfde attest vermelde prestaties, die bewijzen dat de ambtenaar en de stagiair een volledig schooljaar hebben gewerkt, gelden voor een totaal van driehonderd dagen en leveren één jaar in aanmerking te nemen diensten op.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.243. De duur van de in aanmerking komende diensten welke de ambtenaar en de stagiair tellen mag nooit de werkelijke duur van de door deze diensten gedekte tijdperken overschrijden.

Art.244. De belangrijkheid van de in artikel 239 bedoelde in aanmerking komende diensten hangt maand na maand af van de graad welke de ambtenaar en de stagiair bekleedden of waarin de ambtenaar door formele terugwerking van zijn benoeming in bedoelde graad, reeds rang ingenomen had met het oog op de bevordering tot een hogere wedde.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt geen rekening gehouden met de graad die ambtenaar voorlopig bekleedde wegens de uitoefening van een hogere functie.

Art.245. Voor de vaststelling van de belangrijkheid van de in aanmerking komende diensten wordt elke verandering van graad, die zich op een andere dag dan de eerste der maand voordoet, verschoven naar de eerste van de volgende maand.

Art.246.Wanneer de te beschouwen graad voorkomt in de bij artikel 236, bedoelde schaal, worden de in aanmerking te nemen diensten opgenomen in het niveau waartoe de aan die graad verbonden schaal behoort.
  Indien echter de graad die in het voormelde artikel voorkomt, klaarblijkelijk van de te beschouwen graad verschilt, ondanks hun zelfde benaming, worden de in aanmerking te nemen diensten opgenomen in het niveau waartoe de schalen voor de in de Diensten van het Verenigd College bestaande graden van dezelfde belangrijkheid als de te beschouwen graad behoren. [1 De Minister beslist]1 omtrent die gelijkstelling.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.247. Komt de te beschouwen graad niet voor in het artikel 236, dan worden de in aanmerking komende diensten opgenomen in het niveau waartoe de schalen voor de graden van dezelfde belangrijkheid behoren.

Art.248. Van de dag af waarop de ambtenaar in zijn basisgraad is benoemd, gelden voor de vaststelling van zijn wedde als ambtenaar, de in aanmerking te nemen vroegere diensten als gelijkwaardige diensten.
  De basisgraad van een ambtenaar of stagiair is de eerste graad waartoe hij wordt benoemd in een dienst waarvan het personeel aan deze bezoldigingsregeling is onderworpen.
  Van de dag echter waarop de ambtenaar of de stagiair, volgens een benoemingswijze waarbij zijn vroegere hoedanigheid van vast of stagedoend personeelslid statutair buiten beschouwing wordt gelaten, in vast verband of tot stagiair tot een nieuwe graad wordt benoemd, is de nieuwe graad zijn basisgraad voor de toepassing van het eerste lid.

HOOFDSTUK V. - Berekening van de anciënniteit en de wedde.
Art.249. De gerechtigde op een weddenschaal geniet te allen tijde de wedde overeenstemmend met zijn anciënniteit, die het totaal zijner in aanmerking komende diensten uitmaakt.

Art.250.Voor de vaststelling van de wedde overeenkomstig artikel 249 wordt alleen rekening gehouden met de nuttige anciënniteit, [1 namelijk]1 die, verkregen op het tijdstip dat de ambtenaar of de stagiair het grootste aantal jaren diensten telt, dat de anciënniteit uitmaakt.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 142, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.251.§ 1. De ambtenaar die wordt bevorderd, heeft in zijn nieuwe graad nooit een lagere wedde dan het in de weddenschaal van zijn vorige graad zou hebben genoten.
  § 2. Wanneer de schaal van zijn vorige graad tot de niveaus B of C en de schaal van zijn nieuwe graad tot niveau A behoort, bekomt de in § 1 bedoelde ambtenaar in zijn nieuwe graad steeds een wedde waarvan het bedrag dat van de wedde die hij in zijn vorige graad zou hebben genoten, met een bedrag overschrijdt dat ten minste gelijk is aan 1 000 euro.
  De toepassing van deze bepaling mag niet tot gevolg hebben dat de wedde van de ambtenaar hoger zou liggen dan de maximumwedde van de schaal van zijn nieuwe graad of die van de schaal van zijn vorige graad, indien deze hoger is.
  § 3. [1 De ambtenaar die een verandering van graad heeft verkregen, heeft in zijn nieuwe graad nooit een lagere wedde dan hij in de weddeschaal van zijn vorige graad zou hebben gehad op het ogenblik van zijn verandering van graad.]1
  Indien de wedde vastgesteld in de nieuwe graad lager is dan deze welke hij in zijn vorige graad zou hebben genoten, wordt de hoogste wedde behouden tot wanneer hij een wedde bekomt die tenminste daaraan gelijk is.
  [1 § 4. De voorafgaande paragraaf is van toepassing op de overgeplaatste ambtenaren op basis van de artikelen 102 en 116/1.
   De overgeplaatste ambtenaar behoudt de geldelijke anciënniteit die hij voor zijn overplaatsing heeft verworven.
   Hij is niet langer onderworpen aan de geldelijke bepalingen die op hem van toepassing waren in zijn instelling van herkomst.
   Hij verliest het genot van de voordelen, van welke aard ook, waarop hij aanspraak kon maken bij zijn instelling van herkomst voor zijn overplaatsing, met uitzondering van deze die het karakter hebben van verworven rechten krachtens wetten of bijzondere reglementeringen.
   Indien in zijn instelling van herkomst, de weddenschaal duidelijk verschilt van de bij de Diensten van het Verenigd College bestaande weddenschaal, wordt de gelijkwaardigheid bepaald door de Minister.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 143, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.252.De toekenning van de evaluatie " onvoldoende " blokkeert elke tussenverhoging in de weddenschaal van de betrokken ambtenaar of stagiair tot aan de toekenning van de volgende evaluatie.
  [1 In elk geval, als de overheid geen nieuwe vermelding heeft toegekend dan "onvoldoende" op het einde van de twee jaar die volgen op de toekenning van de vermelding "onvoldoende", wordt de blokkering opgeheven.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 144, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK VI. - Uitbetaling van de wedde.
Art.253.§ 1. De maandwedde is gelijk aan 1/12e van de wedde en wordt [2 betaald ten laatste op de laatste werkdag van de maand]2 bij storting op een bankrekening.
  Wanneer de ambtenaar of de stagiair op een andere datum dan de eerste ener maand wordt benoemd tot een nieuwe graad die geen basisgraad is in de zin als bedoeld in artikel 248, tweede lid, blijft de wedde voor de lopende maand ongewijzigd.
  Bij het overlijden of op pensioen stellen van de ambtenaar of de stagiair is de wedde van de lopende maand niet terugvorderbaar.
  § 2. [1 Wanneer de maandwedde niet volledig verschuldigd is, wordt de wedde voor volledige prestaties [2 vermenigvuldig]2 met de volgende breuk :
   (het percentage van de prestaties x het aantal gepresteerde werkdagen)/het aantal te presteren werkdagen op basis van het werkschema.
   " Het aantal gepresteerde of te presteren werkdagen is gelijk aan het aantal gepresteerde of te presteren uren gedeeld door 7,6.
   " Wordt verstaan onder :
   a) " werkdag " : elke dag, feestdagen inbegrepen, uitgezonderd zaterdagen en zondagen;
   b) " gepresteerde werkdag " : elke dag waarvoor een bezoldiging verschuldigd is;
   c) " werkschema " : het aantal te presteren werkdagen in een maand.]1
  ----------
  (1)<BESL 2016-01-07/02, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 145, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.254. De maandwedde ondergaat de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen, bedoeld in artikel 28 van het koninklijk besluit van 22 december 2000 tot bepaling van de algemene principes van het administratief en geldelijk statuut van de rijksambtenaren die van toepassing zijn op het personeel van de diensten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en van de Colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en van de Franse Gemeenschapscommissie, alsook op de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen.
  De wedde wordt aan het spilindexcijfer 138,01 van de consumptieprijzen gekoppeld.

HOOFDSTUK VII. - Wedde in geval van verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden.
Art.255. In afwijking van artikel 239 komt de periode gedurende dewelke de ambtenaar of de stagiair verminderde prestaties verricht gewettigd wegens persoonlijke aangelegenheden, in de zin van artikel 163, 6°, in aanmerking voor de toekenning van de tussentijdse verhogingen.

Art.256.In afwijking van artikel 253, § 2, wordt het gedeelte van de maandwedde verschuldigd voor verminderde prestaties gewettigd wegens [1 persoonlijke aangelegenheden]1 prorata van de wedde voor voltijdse prestatie vastgesteld.
  Voor de duur van de periode van de verminderde prestaties [1 ...]1, worden de tussentijdse verhogingen toegekend alsof het gaat om diensten met volledige prestaties; na het beëindigen van de verminderde prestaties blijven deze tussentijdse verhogingen verworven.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 147, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK VIII. [1 - Beëindiging van het mandaat van rechtswege.]1   ----------   (1)
Art. 256/1. [1 Onverminderd artikelen 83/2 en 224 eindigt het mandaat na afloop van de vastgestelde duur zoals bepaald in artikel 108 of wanneer de mandaathouder de wettelijke pensioenleeftijd bereikt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 148, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


HOOFDSTUK IX. [1 - Vroegtijdige beëindiging van het mandaat.]1   ----------   (1)
Art. 256/2. [1 Het mandaat neemt vervroegd een einde in geval van schorsing in het belang van de dienst voor meer dan zes maanden, in geval van ononderbroken afwezigheid wegens langdurige ziekte van meer dan zes maanden, in geval van terugzetting in graad, in geval van ambtshalve ontslag, in geval van afzetting of door het vrijwillig ontslag van de mandaathouder.
   In geval van vrijwillig ontslag door de mandaathouder, is een opzegging van zes maanden vereist. Deze termijn kan in onderling akkoord verkort worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 148, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 256/3. [1 Indien de evaluatie bedoeld in artikel 83/2, § 2, leidt tot een vermelding "ongunstig", dan neemt het mandaat een einde op de eerste dag van de maand die volgt op de toekenning van deze vermelding, in voorkomend geval, zonder afbreuk te doen aan de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 148, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


HOOFDSTUK X. [1 - De graad en de schaal na het mandaat.]1   ----------   (1)
Art. 256/4. [1 De ambtenaar van wie het mandaat niet wordt verlengd, neemt opnieuw de laatste graad in waarin hij werd benoemd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 148, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 256/5. [1 De ambtenaren van wie het mandaat, na een mandaatperiode van vijf opeenvolgende jaren, verstreken is, genieten de weddeschaal A400.
   De ambtenaren bedoeld in het eerste lid van wie het mandaat van zelfde rang, na een mandaatperiode van tien opeenvolgende jaren, verstreken is, blijven hun weddeschaal, die zij genoten op het einde van hun mandaat, genieten.
   De mandaatperiodes waarvoor een ongunstige evaluatie werd verkregen, komen niet in aanmerking voor de berekening bedoeld in de eerste twee leden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 148, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 256/6. [1 De mandaathouder die geen ambtenaar is en waarvan het mandaat ten einde loopt, ontvangt een verbrekingsvergoeding overeenkomstig de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
   In geval van een zware fout, wordt hij zonder opzegging of verbrekingsvergoeding ontslagen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 148, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


TITEL III. - Gewaarborgde bezoldiging, haard- of standplaatstoelage, vakantiegeld en eindejaarstoelage.
Art.257.[1 Overeenkomstig]1 artikel 29 van het koninklijk besluit van 22 december 2000 tot bepaling van de algemene principes van het administratief en geldelijk statuut van de rijksambtenaren die van toepassing zijn op het personeel van de diensten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en van de Colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en van de Franse Gemeenschapscommissie, alsook op de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen, [1 hebben de ambtenaar en de stagiair]1 recht op de gewaarborgde bezoldiging en de haard- en standplaatsvergoeding waarvan het bedrag en de toekenningsvoorwaarden dezelfde zijn als voor de federale ambtenaren.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 149, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.258.§ 1. De ambtenaar en de stagiair genieten ieder jaar een vakantiegeld waarvan het bedrag gelijk is aan 92 % van één twaalfde van de jaarlijkse wedde, zoals die aan de index van de consumptieprijzen is gekoppeld, die de wedde bepaalt die voor de maand maart van het vakantiejaar is verschuldigd.
  Wanneer de ambtenaar of de stagiair voor die maand geen of slechts een gedeeltelijke wedde heeft ontvangen, wordt bedoeld percentage berekend op basis van de wedde die zou verschuldigd zijn voor de beschouwde maand.
  § 2. [1 Wanneer]1 de ambtenaar of de stagiair gedurende het gehele kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar tijdens hetwelk de vakantie moet worden toegestaan geen volledige prestaties heeft verricht, wordt het bedrag van het vakantiegeld vastgesteld als volgt :
  1° een twaalfde van het jaarbedrag voor elke prestatieperiode die een ganse maand beslaat;
  2° een dertigste van het maandbedrag per kalenderdag wanner de prestaties geen ganse maand beslaan.
  In afwijking van het vorige lid, worden [1 ...]1 voor de berekening van het bedrag van het vakantiegeld in aanmerking genomen de perioden waarin de ambtenaar of de stagiair, tijdens het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar tijdens hetwelk de vakantie moet worden toegestaan :
  1° zijn functies heeft opgeschort wegens de verplichtingen die hem worden opgelegd, krachtens de wet van 16 mei 2001 houdende statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht;
  2° met ouderschapsverlof was;
  3° uit de dienst afwezig was ingevolge een verlof of een arbeidsonderbreking zoals bedoeld in de artikelen 39 en 42 tot 43bis van de arbeidswet van 16 maart 1971 of in artikel 18, tweede lid, van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de arbeidstijd.
  Voor zover de ambtenaar en de stagiair ervan met elk rechtsmiddel het bewijs kunnen leveren, wordt, voor de berekening van het vakantiegeld, de periode vanaf 1 januari van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar tijdens hetwelk de vakantie moet worden toegestaan tot de dag welke voorafgaat aan die waarop hij de hoedanigheid van ambtenaar of stagiair heeft verkregen, eveneens in aanmerking genomen, op voorwaarde :
  1° minder dan 25 jaar oud te zijn op het einde van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar tijdens hetwelk de vakantie moet worden toegestaan;
  2° uiterlijk in dienst te zijn getreden op de laatste werkdag van de vier maanden volgend op :
  a) hetzij de datum waarop de ambtenaar of de stagiair de inrichting heeft verlaten waar hij zijn studies heeft gedaan, onder de in artikel 62 van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders voorziene voorwaarden;
  b) hetzij de datum waarop de leerovereenkomst werd beëindigd.
  § 3. In geval van onvolledige prestaties wordt het vakantiegeld toegekend naar rato van de geleverde prestaties.
  § 4. Twee of meer vakantiegelden met inbegrip van die verkregen in toepassing van de gecoördineerde wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van werknemers, kunnen niet gecumuleerd worden boven een bedrag overeenkomend met het hoogste vakantiegeld dat bekomen wordt wanneer de vakantiegelden van al de uitgeoefende ambten of activiteiten berekend worden op basis van volledige prestaties.
  Hiervoor wordt het vakantiegeld van één of meerdere ambten verminderd of ingehouden, met uitzondering van het vakantiegeld in uitvoering van de gecoördineerde wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van werknemers.
  Indien de inhoudingen of verminderingen op verscheidene vakantiegelden moeten of kunnen gebeuren, wordt eerst het kleinste vakantiegeld verminderd of ingehouden.
  Voor de toepassing van voorgaande leden moet onder het vakantiegeld in uitvoering van de gecoördineerde wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van werknemers worden verstaan, het gedeelte van het vakantiegeld dat niet overeenstemt met het loon voor de vakantiedagen.
  Voor de toepassing van voorgaande leden is de ambtenaar of de stagiair die vakantiegelden cumuleert, gehouden het bedrag ervan, evenals eventueel het bedrag berekend voor volledige prestaties, aan elke personeelsdienst waarvan hij afhangt mede te delen. Iedere inbreuk kan aanleiding geven tot tuchtstraffen.
  § 5. Het vakantiegeld wordt uitbetaald tijdens de maand mei van het jaar gedurende hetwelk de vakantie moet worden toegekend.
  [1 In afwijking van het vorige lid, wordt het vakantiegeld uitbetaald tijdens de maand volgend op de datum van het vrijwillig ontslag, van de opruststelling, van het overlijden, van het ontslag van ambtswege of van de afzetting of van het ontslag wegens beroepsongeschiktheid van de ambtenaar of van de stagiair.]1
  Voor de toepassing van het vorige lid wordt het vakantiegeld berekend rekening houdend met het percentage en de eventuele inhouding die op de beschouwde datum gelden; het percentage wordt toegepast op de jaarwedde die als basis dient voor de berekening van de wedde die de ambtenaar of de stagiair op die datum geniet. Wanneer hij op dit ogenblik geen wedde of een verminderde wedde geniet, wordt het percentage berekend op de wedde(n) die hem dan verschuldigd zou(den) zijn geweest.
  [2 ...]2
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 150, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BESL 2022-05-12/12, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 30-04-2022>

Art.259.[1 § 1. Elk jaar wordt een eindejaarstoelage toegekend aan de ambtenaar of stagiair die titularis is van een ambt bij de Diensten van het Verenigd College voor 1 oktober van het betreffende jaar.
   § 2. De ambtenaar of stagiair krijgt het volledige genot van het bedrag van de eindejaarstoelage, indien hij als titularis van een ambt met volledige prestaties het volledige voordeel van zijn wedde of in plaats daarvan gestelde vergoeding heeft genoten tijdens de hele periode van 1 januari tot 30 september van het in aanmerking genomen jaar.
   Wanneer de ambtenaar of de stagiair, als titularis van een ambt met volledige of onvolledige prestaties, niet het volledig voordeel van zijn in het eerste lid bedoelde wedde of in plaats daarvan gestelde vergoeding heeft genoten, krijgt hij een eindejaarstoelage waarvan het bedrag verminderd wordt naar rata van de wedde of in plaats daarvan gestelde vergoeding die hij werkelijk heeft ontvangen.
   Wanneer de ambtenaar of de stagiair, als titularis van een ambt met volledige of onvolledige prestaties, tijdens de periode van 1 januari tot 30 september van het in aanmerking genomen jaar met ouderschapsverlof was of niet in dienst is kunnen treden of zijn ambtsverplichtingen heeft geschorst wegens de verplichtingen die hem worden opgelegd, krachtens de wet van 16 mei 2001 houdende statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht, worden deze periodes gelijkgesteld met periodes tijdens welke hij het volledig voordeel van hun wedde of in plaats daarvan gestelde vergoeding heeft genoten.
   Als de ambtenaar in disponibiliteit geplaatst werd, wordt de eindejaarstoelage voor de periode van disponibiliteit berekend naar rato van het percentage van de bezoldiging dat het wachtgeld vertegenwoordigt.
   § 3. De eindejaarstoelage is samengesteld uit een forfaitair gedeelte en twee gedeeltes die variëren naargelang van de bezoldiging.
   De in het eerste lid bedoelde bezoldiging stemt overeen met voltijdse prestaties gedurende de periode van 1 januari tot 30 september van het beschouwde jaar, die de referentieperiode wordt genoemd. De bezoldiging omvat ook de haard- of eventuele standplaatstoelage.
   Het forfaitaire gedeelte wordt vastgesteld op basis van het forfaitaire bedrag van het vorige jaar en wordt elk jaar aangepast volgens een breuk waarvan de noemer de afgevlakte index van de maand oktober van het jaar daarvoor is en de teller de afgevlakte index van de maand oktober van het beschouwde jaar. Het forfaitaire bedrag van het jaar 2021 bedraagt 780,06 euro.
   Het eerste variabele gedeelte vertegenwoordigt 2,5% van de jaarlijkse bezoldiging. De jaarlijkse bezoldiging is die die dient of gediend zou hebben als basis voor de berekening van de bezoldiging van de maand oktober van het beschouwde jaar.
   Het tweede variabele gedeelte vertegenwoordigt 7% van de bezoldiging van dezelfde maand oktober of van die die verschuldigd geweest zou zijn voor deze maand. Dit tweede variabele gedeelte wordt echter op 100,95 euro gebracht als het resultaat van de berekening lager is dan dit bedrag en wordt tot 201,90 euro beperkt als het resultaat van de berekening hoger is dan dit bedrag.
   Voor de ambtenaar of de stagiair die de in artikel 257 bedoelde gewaarborgde bezoldiging geniet, zal het bedrag van de gewaarborgde bezoldiging in aanmerking moeten worden genomen voor de berekening van het variabele gedeelte van de eindejaarstoelage.
   § 4. Op de eindejaarstoelage worden de inhoudingen verricht die zijn vastgesteld krachtens de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, behalve voor de gerechtigden die uitsluitend onderworpen zijn aan de regeling van verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit, sector geneeskundige verzorging.
   § 5. De eindejaarstoelage wordt tijdens de maand december van het in aanmerking genomen jaar uitbetaald, behalve bij beëindiging van de arbeidsrelatie. In dat geval wordt de eindejaarstoelage op hetzelfde moment betaald als de laatste bezoldiging. Voor de berekening ervan is het forfaitaire gedeelte het laatste dat in aanmerking werd genomen en wordt het variabele gedeelte berekend op basis van de laatste betaalde maand.
   § 6. Voor de bedragen van 100,95 euro en 201,90 euro geldt de indexeringsregeling. Ze worden vastgelegd op de spilindex 138,01.]1
  ----------
  (1)<BESL 2022-09-22/06, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 27-10-2022>

TITEL IV. - Toelagen.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art.260.Het vervullen van prestaties die niet als normaal [1 en eigen aan de functie]1 kunnen worden beschouwd, kan aanleiding geven tot het toekennen van een toelage.
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 80, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2014>

Art.261. In het geval van onderbreking van de ambtsuitoefening is de toelage slechts verschuldigd als die onderbreking niet langer duurt dan dertig werkdagen en de ambtenaar of de stagiair het recht op zijn wedde niet verliest.

Art.262. Als de maandelijkse wedde niet volledig verschuldigd is, worden de toelagen bedoeld in hoofdstukken II, IV en V uitbetaald, overeenkomstig artikel 253, § 2.

HOOFDSTUK II. - Toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt.
Art.263.[1 De ambtenaar die een hoger ambt onafgebroken waarneemt gedurende een periode van ten minste negentig dagen, krijgt een toelage die gelijk is aan het verschil tussen de bezoldiging die de ambtenaar zou genieten in de graad van het hoger ambt en de bezoldiging die hij geniet in zijn effectieve graad.]1
  De in het eerste lid bedoelde bezoldiging omvat, in voorkomend geval, de haard- en standplaatsvergoeding.
  Deze toelage wordt retroactief toegekend tot de eerste dag waarop de ambtenaar de hogere functie effectief uitoefende.
  Zolang hij de voormelde functie bekleedt, heeft de ambtenaar recht op de hieraan verbonden tussentijdse verhogingen.
  De toelage wordt gekoppeld aan de schommelingen van de spilindex 138,01 van de consumptieprijzen.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 152, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK III. [1 - Toelagen aan de boekhouders en rekenplichtigen.]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 - Algemene bepalingen.]1   ----------   (1)
Art.264.[1 § 1. De in dit hoofdstuk bedoelde toelagen kunnen niet met elkaar worden gecumuleerd.
   § 2. De in dit hoofdstuk bedoelde toelagen worden maandelijks en samen met de wedde uitbetaald. Zij worden gekoppeld aan de schommelingen van de spilindex 138,01 van de consumptieprijzen.
   § 3. De in dit hoofdstuk bedoelde toelagen zijn niet verschuldigd als de centraliserend rekenplichtige, de rekenplichtige van de geschillen, de rekenplichtige van de liggende gelden of de boekhouder geschorst is.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 153, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 2. [1 - De verantwoordelijkheidstoelage aan de centraliserend rekenplichtigen, de rekenplichtigen van de geschillen en de liggende gelden en de boekhouders.]1   ----------   (1)
Art.265.[1 § 1. Er wordt aan de ambtenaren aangesteld door de Minister als centraliserend rekenplichtige, rekenplichtige van de geschillen, rekenplichtige van de liggende gelden of boekhouder een toelage toegekend waarvan het jaarbedrag is vastgelegd op 3.570 euro.
   § 2. De toelage wordt toegekend aan de plaatsvervangende centraliserende rekenplichtige, aan de plaatsvervangende rekenplichtige van de geschillen, aan de plaatsvervangende rekenplichtige van de liggende gelden of aan de plaatsvervangende boekhouder pro rata de periode gedurende dewelke hij die functie effectief heeft uitgeoefend.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 153, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 3. [1 - Toelage aan de rekenplichtigen.]1   ----------   (1)
Art.266.[1 § 1. Er wordt aan de ambtenaren aangesteld door de Minister als rekenplichtigen van de ontvangsten, rekenplichtigen voor rekeningen van derden en beheerders van de voorschotten of aan hun plaatsvervangers een forfaitaire jaartoelage toegekend van 900 euro.
   § 2. De toelage wordt toegekend aan de plaatsvervangende rekenplichtige van de ontvangsten, aan de plaatsvervangende rekenplichtige voor rekeningen van derden of aan de plaatsvervangende beheerder van de voorschotten toegekend naar rato van de periode waarin hij zijn functie daadwerkelijk heeft vervuld.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 153, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.267.[1 De toelage is niet verschuldigd indien de verschillende rekeningen waarvoor de rekenplichtige verantwoordelijk is, niet het bedrag van 30.000 euro per jaar bereiken.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 153, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK IV. - Toelage aan sommige laureaten van een vergelijkende selectie voor overgang naar het hoger niveau.
Art.268. § 1. De ambtenaar die slaagt voor een vergelijkende selectie voor overgang naar het hoger niveau en die, na verloop van twee jaar te rekenen vanaf de datum van het proces-verbaal van de selectie, niet is benoemd tot de graad waarvoor hij heeft meegedongen, krijgt een jaarlijkse toelage waarvan het bedrag als volgt wordt vastgesteld :
  1° 1 125 euro voor de selecties die toegang verlenen tot niveau A;
  2° 500 euro voor de selecties die toegang verlenen tot de niveaus B et C.
  De toelage wordt maandelijks en samen met de wedde vereffend. Zij wordt gekoppeld aan de schommelingen van de spilindex 138,01 van de consumptieprijzen.
  § 2. De toekenning van de toelage mag nooit tot gevolg hebben dat de bezoldiging van de ambtenaar hoger ligt dan die welke hij zou hebben bekomen als hij zou benoemd geworden zijn in de graad waarvoor hij heeft medegedongen.
  Om deze bezoldiging te bepalen wordt met de haard- of standplaatstoelage en iedere andere toelage inherent aan het uitoefenen van het ambt rekening gehouden.
  De ambtenaar die de bevordering weigert, waarop hij omwille van het slagen voor de vergelijkende selectie aanspraak kan maken, verliest vanaf de dag van weigering het voordeel van de toelage voorzien in paragraaf 1.

HOOFDSTUK V. [1 - Tweetaligheidstoelage.]1   ----------   (1)
Art.269.[1 Er wordt een tweetaligheidspremie toegekend aan de ambtenaren en stagiairs die het bewijs hebben geleverd dat zij een schriftelijke en/of mondelinge kennis hebben van de tweede taal.
   Deze schriftelijke en/of mondelinge kennis wordt bepaald door middel van:
   1° hetzij het Koninklijk Besluit van 8 maart 2001 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 en gestaafd door een taalcertificaat uitgereikt door SELOR.
   2° of één van de niveaus van taalbeheersing bepaald door het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader en gestaafd door een taalcertificaat uitgereikt door de Vlaamse Gemeenschap of de Franse Gemeenschap erkende taalonderwijsinstelling.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 154, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.270.[1 Het jaarlijkse bedrag van de toelage verschilt naargelang het aan de ambtenaar en de stagiair uitgereikte certificaat van taalkennis.
   1° Overeenkomstig artikel 269, tweede lid, 1°, wordt het bedrag bepaald op basis van de examens bedoeld in de volgende artikelen van voornoemd Koninklijk Besluit van 8 maart 2001:
   a) artikel 9, § 1, tweede lid, of artikel 10 (elementaire mondelinge kennis): 600 euro;
   b) artikel 9, § 2, 2de lid of artikelen 8 en, 9, § 1, tweede lid of artikel 10 (elementaire mondelinge en schriftelijke kennis): 2.400 euro;
   c) artikelen 11 en 9, § 1 (voldoende mondelinge en schriftelijke kennis) of artikel 12: 3.200 euro.
   2° Overeenkomstig artikel 269, tweede lid, 2°, wordt het bedrag bepaald op basis van de volgende niveaus van taalbeheersing van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader:
   a) Kennisniveau A1: 600 euro;
   b) Kennisniveau B1: 2.400 euro;
   c) Kennisniveau C1 voor de lees- en luistervaardigheden en B2 voor de mondelinge en schriftelijke kennis: 3.200 euro.
   De verschillende toelagen kunnen niet gecumuleerd worden.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 154, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 270/1.[1 De ambtenaren en stagiairs die geslaagd zijn voor het in artikel 7 van voormeld Koninklijk Besluit van 8 maart 2001 bedoelde examen, verkrijgen een tweetaligheidstoelage volgens hun niveau.
   Het jaarbedrag van de tweetaligheidstoelage wordt vastgesteld als volgt:
   1° ambtenaren van niveaus A en B: 3.200 euro;
   2° ambtenaren van niveaus C en D: 2.400 euro.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 154, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.271.[1 De tweetaligheidspremies worden maandelijks en samen met de wedde vereffend. Zij zijn gebonden aan de schommelingen van de spilindex 138,01 van de consumptieprijzen.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 154, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK VI. - Mandaatstoelage.
Art.272.[1 § 1. De ambtenaar die houder is van een mandaat, ontvangt een premie waarvan het jaarlijks bedrag bepaald is als volgt:
   1° voor de ambtenaar van rang A5: 3.000 euro;
   2° voor de ambtenaar van rang A4+: 2.000 euro.
   De mandaatspremie wordt maandelijks en samen met de wedde uitbetaald. Zij is gebonden aan de schommelingen van de spilindex 138,01 van de consumptieprijzen.
   In het geval van onderbreking van de uitoefening van het mandaat is de premie slechts verschuldigd als die onderbreking niet langer duurt dan dertig werkdagen en de mandaathouder het recht op zijn wedde niet verliest.
   § 2. Indien een vermelding "gunstig" zoals bedoeld in artikel 83/1 hem werd toegekend, wordt de mandaatpremie verdubbeld voor de periode waarop de evaluatie betrekking heeft.
   De verdubbeling van de mandaatpremie wordt aan de mandaathouder betaald binnen de drie maanden na de evaluatie.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 155, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK VII. - [1 Toelage voor wachtdienst]1   ----------   (1)
Art. 272/1.[1 Een forfaitaire toelage voor passieve wachtdienst wordt toegekend aan de ambtenaar die, in het kader van een georganiseerd wachtsysteem, buiten zijn gewone prestaties, oproepbaar dient te zijn met het oog op het vervullen van eventuele prestaties. [2 Deze komt neer op een maandelijks brutobedrag van 50 euro aan index 138,01 van de consumptieprijzen.]2
   Een toelage voor actieve wacht wordt toegekend aan de in het vorige lid bedoelde ambtenaar indien hij prestaties [2 buiten zijn normale prestaties]2 moet verrichten. Deze toelage bedraagt 1/1850e van zijn totale jaarlijkse brutobezoldiging per uur bijkomende prestatie.]1
  ----------
  (1)<BESL 2016-12-08/11, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 156, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK VIII. [1 - Toelagen voor geneesheren en ingenieurs]1   ----------   (1)
Art. 272/2. [4 § 1. Er wordt aan de ambtenaren, titularis van de graden van geneesheer, ingenieur, eerste geneesheer deskundige en eerste ingenieur deskundige, alsook aan de ambtenaren van rang A4+ en A5, die titularis zijn van een diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde of master in de geneeskunde (huisarts) en, hetzij van een diploma burgerlijk bouwkundig ingenieur of master in de ingenieurswetenschappen (bouwkunde), hetzij van een diploma burgerlijk ingenieur architect of master in de ingenieurswetenschappen (architectuur), een premie toegekend, voor zover zij de specifieke functie van geneesheer of ingenieur uitoefenen zoals voorzien in hun functiebeschrijving.]4    § 2. Het jaarlijks forfaitair bedrag van deze premie wordt vastgesteld op 3.500 euro.    De premie wordt maandelijks en volgens dezelfde voorwaarden als de wedde uitbetaald. Ze wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01 [3 van de consumptieprijzen]3.]1   ----------   (1)   (2)   (3)   (4)
TITEL V. - Vergoedingen.
HOOFDSTUK I. - De vergoeding voor reiskosten gemaakt in het belang van de dienst.
Art.273.[1 De artikelen 68 tot en met 75 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, evenals hun toekomstige wijzigingen, zijn van toepassing.
   Voor hun verplaatsingen in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, beschikken de ambtenaar en stagiair over een gratis jaarlijks MIVB- of MTB-abonnement.
   Het MTB-abonnement wordt uitgereikt op voorafgaande aanvraag en na goedkeuring door de overheid van de verantwoording door de ambtenaar of de stagiair van het nut voor hem/haar van dat abonnement.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 158, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK II. - De vergoeding voor het gebruik van het gemeenschappelijk openbaar vervoer.
Art.274.[1 Het gebruik van het gemeenschappelijk openbaar vervoer door de ambtenaar en de stagiair om hen van hun woonplaats naar hun werkplaats te begeven, geeft aanleiding tot een terugbetaling, overeenkomstig de artikelen 63 tot en met 67 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, met inbegrip van hun toekomstige wijzigingen.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 159, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK III. - De vergoedingen voor het gebruik van de fiets.
Art.275.De ambtenaar en de stagiair die van de fiets gebruik maken voor de behoeften van de dienst of die zich ten minste vijfmaal per maand per fiets verplaatsen om zich van hun woonplaats naar hun werk te begeven, hebben recht op een vergoeding.
  De vergoeding wordt forfaitair op [2 0,23 euro]2 per kilometer vastgesteld en wordt uitbetaald op overlegging van een aangifte op erewoord met een driemaandelijks overzicht van het aantal afgelegde kilometers.
  [2 Deze vergoeding wordt automatisch aangepast aan de erop van toepassing zijnde federale fiscale regelgeving.]2
  [2 Na goedkeuring door de overheid van de verantwoording door de ambtenaar of de stagiair van het nut voor hem/haar van die vervoerswijze, wordt hem/haar, op basis van het betaalbewijs, het jaarabonnement bij een Brussels deelfietsenbedrijf terugbetaald.]2
  ----------
  (1)<BESL 2015-05-21/07, art. 86, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<BESL 2018-11-29/16, art. 160, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK IV. - Vergoeding van de begrafeniskosten bij overlijden van een ambtenaar.
Art.276.[1 Een vergoeding wegens begrafeniskosten volgens de tarieven en voorwaarden, vastgesteld bij de artikelen 92 tot en met 95 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, evenals hun toekomstige wijzigingen.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 161, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

TITEL VI. - Overgangsbepalingen.
Art.277. De ambtenaren en stagiairs die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van een in artikel 227, 4°, bedoelde graad van rang 10 genieten de weddenschaal A 102, wanneer zij vier jaar graadanciënniteit tellen.

Art.278. De in artikel 229 bedoelde ambtenaren genieten van de weddenschaal C 103. Na zes jaar anciënniteit in de in dit artikel 229 bedoelde graad, bekomen deze ambtenaren de weddenschaal C 200.

Art. 278/1. [1 In afwijking van artikel 43 kunnen er vergelijkende selecties worden georganiseerd voor de aanwerving in de graden van rang A3 gedurende een periode van twee jaar, met ingang vanaf de datum van inwerkingtreding van het besluit dat huidig artikel invoegt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-11-29/16, art. 162, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


BOEK IV. - OPHEFFINGS- EN SLOTBEPALINGEN.
Art.279. Worden opgeheven :
  1° het besluit van het Verenigd College van 18 maart 1993 betreffende het statuut van de personeelsleden van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad, gewijzigd bij de besluiten van het Verenigd College van 22 december 1994, 20 mei 1999, 12 december 2002, 27 mei 2004 en 15 september 2005;
  2° het besluit van het Verenigd College van 15 september 2005 houdende het geldelijk statuut van de personeelsleden van de diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad, gewijzigd bij besluit van het Verenigd College van 11 oktober 2007;
  3° het besluit van het Verenigd College van 11 oktober 2007 tot vaststelling van de modaliteiten van erkenning van het in aanmerking komen van de door de personeelsleden van de diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad verrichte diensten in de privé-sector of als zelfstandige.

Art.280. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2008.

Art.281.[1 De Minister wordt belast]1 met de uitvoering van dit besluit.
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 11, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

BIJLAGEN.
Art. N1.[1 Bijlage A. Tabel der weddenschalen vanaf 1 juni 2019]1

  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 21-06-2019, p. 64519)
   (ERRATUM, zie B.St. 18-07-2019, p. 72517)
  ----------
  (1)<BESL 2019-05-09/14, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-06-2019>

Art. N1/1.[1 (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 10-11-2023, p. 104841) ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2023-09-14/20, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. N2.[1 Bijlage B. Diploma's en studiegetuigschriften
   HOOFDSTUK I. - De volgende diploma's of studiegetuigschriften komen in aanmerking voor de toelating tot de Diensten van het Verenigd College naargelang van de niveau's: NIVEAU A
   1) Diploma van master, arts en veearts verkregen na studies van twee cycli, die ten minste 60 studiepunten vertegenwoordigen, uitgereikt door een universiteit met inbegrip van de aan die universiteiten verbonden scholen, of de bij de wet of bij decreet daarmee gelijkgestelde instellingen of een `Haute Ecole', een door de Staat of door één van de Gemeenschappen opgerichte, gesubsidieerde of erkende instelling voor hoger onderwijs, een `Ecole supérieure des arts' of een jury ingesteld door de Staat of één van de Gemeenschappen of elke academische graad afgeleverd door bepalingen voorafgaand aan deze die van toepassing waren bij de inwerkingtreding van onderhavig besluit.
   2) Getuigschrift uitgereikt aan diegenen die de studies hebben voleindigd aan de polytechnische afdeling of aan de afdeling "Alle Wapens" van de Koninklijke Militaire School en die krachtens de wet van 11 september 1933 op de bescherming van de titels van het hoger onderwijs gerechtigd zijn tot het voeren van de titel van burgerlijk ingenieur of van licentiaat, met de door de Koning bepaalde kwalificatie.
   NIVEAU A (OVERGANGSMAATREGELEN)
   1) Diploma uitgereikt door de Koloniale Hogeschool van België te Antwerpen en licentiaatsdiploma uitgereikt door het Universitair Instituut voor de Overzeese Gebieden te Antwerpen indien de studies ten minste vier jaar hebben omvat.
   2) Diploma van :
   a) licentiaat in de handelswetenschappen;
   b) handelsingenieur;
   c) geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs in de handelswetenschappen;
   d) licentiaat-vertaler;
   e) licentiaat-tolk,
   uitgereikt door inrichtingen van hoger technisch onderwijs van de derde graad of door inrichtingen van technisch onderwijs - gerangschikt als handelshogescholen categorie A5 - of door een door de Staat ingestelde examencommissie.
   3) Diploma of eindgetuigschrift uitgereikt na een cyclus van vijf jaar door :
   a) de afdeling bestuurswetenschappen van het "Institut d'enseignement supérieur Lucien Cooremans" te Brussel;
   b) het Hoger Instituut voor Bestuurs- en Handelswetenschappen te Elsene;
   c) het Provinciaal Hoger Instituut voor Bestuurswetenschappen te Antwerpen.
   NIVEAU B
   1) Diploma van bachelor uitgereikt na een opleiding van één cyclus of na de eerste cyclus van een opleiding van twee cycli na ten minste 180 studiepunten uitgereikt door een universiteit of een Hogeschool, een `Ecole supérieure des arts' of door een door de Staat of door één van de Gemeenschappen ingestelde examencommissie of elke academische graad van de eerste cyclus afgeleverd in uitvoering van bepalingen voorafgaand aan deze die van toepassing waren bij de inwerkingtreding van onderhavig besluit.
   2) Getuigschrift, diploma of brevet van het zeevaartonderwijs van de hogere cyclus.
   3) Diploma van meetkundig schatter van onroerende goederen.
   4) Diploma van gegradueerde van het hoger beroepsonderwijs, uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door één van de Gemeenschappen, met uitzondering van het diploma van gegradueerde in de verpleegkunde uitgereikt in het hoger beroepsonderwijs.
   5) Kandidaatsdiploma of -getuigschrift uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar studie, ofwel door de Belgische universiteiten met inbegrip van de aan die universiteiten verbonden scholen, de bij de wet ermee gelijkgestelde instellingen of de instellingen voor hoger onderwijs van het lange type, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door één van de Gemeenschappen ofwel door een door de Staat of door één van de Gemeenschappen ingestelde examencommissie.
   6) Diploma van technisch ingenieur uitgereikt na hogere technische leergangen van de tweede graad.
   7) Diploma van een afdeling ingedeeld, in het economisch, paramedisch, pedagogisch, landbouwkundig of sociaal hoger onderwijs van het korte type en voor sociale promotie of van hoger kunst- of technisch onderwijs van de 3e, 2e of 1e graad uitgereikt door een inrichting opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door één van de Gemeenschappen.
   8) Getuigschrift na het slagen voor de eerste twee studiejaren van de polytechnische afdeling of van de afdeling "Alle Wapens" van de Koninklijke Militaire School.
   NIVEAU B (OVERGANGSMAATREGELEN)
   1) Diploma uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar studie door de Koloniale Hogeschool van België te Antwerpen of kandidaatsdiploma uitgereikt door het Universitair Instituut voor Overzeese Gebieden te Antwerpen.
   2) Kandidaatsdiploma uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar studie door een inrichting van hoger technisch onderwijs van de derde graad of door een inrichting van technisch onderwijs, gerangschikt als handelshogeschool in de categorie A5.
   3) Diploma van burgerlijk conducteur uitgereikt door een Belgische universiteit.
   4) Diploma van technisch ingenieur afgeleverd door een hogere technische school van de tweede graad.
   5) Diploma van mijnmeter.
   6) Diploma van gegradueerde in de landbouwwetenschappen, uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van artikel 8 van het koninklijk besluit van 31 oktober 1934 tot vaststelling van de voorwaarden voor het toekennen van de diploma's van landbouwkundig ingenieur, scheikundig landbouwingenieur, ingenieur voor waters en bossen, koloniaal landbouwkundig ingenieur, tuinbouwkundig ingenieur, boerderijbouwkundig ingenieur, ingenieur der landbouwbedrijven, zoals het werd gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 juli 1936.
   7) Diploma uitgereikt door een inrichting voor het hoger technisch onderwijs van de eerste graad met volledig leerplan opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van regeringswege samengestelde examencommissie.
   8) Diploma gerangschikt in één van navolgende categorieën : A1, A6/A1, A7/A1, C1/A1, A8/A1, A1/D, A2An, C1/D, C5/C1/D, C1/An,
   uitgereikt door een inrichting voor hoger technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van regeringswege samengestelde examencommissie.
   9) Diploma gerangschikt in de categorie B3/B1,
   uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden door een inrichting voor technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en die bij de toelating het volgende eist:
   * of een diploma van volledige hogere secundaire studies;
   * of het welslagen voor een daarmede gelijkgesteld toelatingsexamen;
   * of een diploma van een afdeling gerangschikt in de categorie B3/B2.
   10) Getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie, uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Vlaamse Gemeenschap of door een examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap.
   NIVEAU C
   1) Getuigschrift van hoger secundair onderwijs; bekwaamheidsdiploma dat toegang verleent tot het hoger onderwijs, gehomologeerd of uitgereikt door de examencommissie van de Staat of van één van de Gemeenschappen voor het secundair onderwijs.
   2) Getuigschrift van het slagen met vrucht voor één van de toelatingsexamens voor de universiteit zoals voorzien in art. 49 § 1, vijfde lid van het Decreet van de Franse Gemeenschap van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese Ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten.
   3) Gehomologeerd of door de examencommissie van de Staat of van één van de Gemeenschappen voor het secundair onderwijs uitgereikt bekwaamheidsdiploma dat toegang verleent tot het hoger onderwijs.
   4) Brevet van :
   a) verpleeg- of ziekenhuisassistent(e);
   b) verpleger of verpleegster;
   uitgereikt, hetzij door een door de Staat of één van de Gemeenschappen in de categorie van de aanvullende secundaire beroepsscholen opgerichte, gesubsidieerde of erkende verplegingsafdeling, hetzij door een door de Staat of één van de Gemeenschappen ingestelde examencommissie.
   5) Einddiploma, studiegetuigschrift of getuigschrift van het zesde leerjaar van het algemeen, het technisch, het kunst- of het beroepssecundair onderwijs met volledig leerplan uitgereikt na het volgen met vrucht door een inrichting opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door één van de Gemeenschappen.
   6) Getuigschrift, diploma of brevet van het zeevaartonderwijs van de hogere secundaire cyclus.
   7) Diploma van een tot de groep handel, administratie en organisatie behorende afdeling van een hogere secundaire technische leergang van een inrichting voor technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door één van de Gemeenschappen, uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden.
   8) Diploma van een afdeling van het secundair volwassenenonderwijs van een onderwijsinrichting, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door één van de Gemeenschappen, uitgereikt na ten minste zevenhonderdvijftig lestijden.
   9) Studiegetuigschrift of bekwaamheidsattest erkend en uitgereikt, in elke Gemeenschap, in het kader van de beroepsopleiding of erkenning van competenties, door een erkende openbare operator, of door één van zijn erkende partners.
   10) Diploma of getuigschrift dat in aanmerking genomen wordt voor aanwerving bij de diensten van de Vlaamse overheid in niveau A of B.
   11) Diploma van gegradueerde in de verpleegkunde, uitgereikt in het hoger beroepsonderwijs door een door de Staat of door een van de Gemeenschappen opgerichte, erkende of gesubsidieerde instelling of door de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap.
   NIVEAU C (OVERGANGSMAATREGELEN)
   1) Getuigschrift uitgereikt na één van de voorbereidende proeven voorgeschreven in de artikelen 10, 10bis en 12, van de op 31 december 1949 gecoördineerde wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens, zoals die bepalingen bestonden vóór 8 juni 1964.
   2) Getuigschrift uitgereikt na het afleggen van een examen voorzien in artikel 9 van de op 31 december 1949 gecoördineerde wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens.
   3) Gehomologeerd of door de examencommissie van de Staat voor het hoger middelbaar onderwijs uitgereikt diploma of getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs.
   4) Erkend of aanvaard diploma van middelbare studies van de hogere graad (handelsafdeling).
   5) Diploma of eindgetuigschrift van hoger middelbaar onderwijs behaald met vrucht.
   6) Gehomologeerd diploma van de hogere secundaire technische school of eindgetuigschrift van studies in een hogere secundaire technische school uitgereikt na een cyclus van drie jaren hogere secundaire studies, met vrucht, door een inrichting van technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of diploma van de hogere secundaire technische school uitgereikt door de examencommissie van de Staat.
   7) Diploma of eindgetuigschrift van de hogere secundaire technische school - vroeger categorieën A2, A6/A2, A6/C1/A2, A7/A2, A8/A2, A2A, C1, C1A, C5/C1, C1/A2 uitgereikt na een cyclus van drie jaren hogere secundaire studiën, met vrucht, door een inrichting van technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een examencommissie van de Staat.
   8) Gehomologeerd diploma van hoger secundair kunstonderwijs met volledig leerplan, uitgereikt overeenkomstig de voorwaarden bepaald bij het koninklijk besluit van 10 februari 1971 tot vaststelling van de gelijkwaardigheid van het studiepeil van de inrichtingen voor kunstonderwijs met dat van hogere secundaire technische school en waarbij de voorwaarden voor het uitreiken van de diploma's bepaald worden en het koninklijk besluit van 25 juni 1976 tot regeling van de studies van sommige hogere secundaire afdelingen van de inrichtingen voor kunstonderwijs met volledig leerplan.
   9) Einddiploma, eindgetuigschrift, studieattest of brevet van het zesde jaar van het kunst- of beroepssecundair onderwijs met volledig leerplan, uitgereikt door een inrichting opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat.
   10) Brevet of eindgetuigschrift uitgereikt na afloop van de hogere cyclus van een beroepsafdeling verbonden aan een inrichting voor technisch onderwijs opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en gerangschikt in één van de categorieën A4, C3, C2, C5.
   11) Diploma uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden door een inrichting voor technisch onderwijs gerangschikt in de categorie B3/B1, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat.
   12) Einddiploma of -getuigschrift uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden door een inrichting voor technisch onderwijs gerangschikt in de categorie B3/B2, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en die bij de toelating een diploma van lagere secundaire studies of het welslagen voor een daarmede gelijkgesteld toelatingsexamen eist.
   NIVEAU D
   Geen enkele vereiste van diploma of studiegetuigschrift wordt gesteld.
   HOOFDSTUK II. - § 1. Aangenomen worden eveneens de in overeenstemming met een buitenlandse regeling behaalde diploma's en studiegetuigschriften die, krachtens verdragen of internationale overeenkomsten of met toepassing van de procedure voor het verlenen van de gelijkwaardigheid, voorgeschreven bij de wet van 19 maart 1971 betreffende de gelijkwaardigheid van de buitenlandse diploma's en studiegetuigschriften, gelijkwaardig worden verklaard met één van de in deze lijst bedoelde diploma's of studiegetuigschriften. § 2. In afwijking van § 1, gelden voor de toelating tot de diensten van de Staat tot een gereglementeerd beroep, ook de bepalingen van de richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties.
   Voor een gereglementeerd beroep wordt volgende beroepskwalificatie uit een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen eveneens in aanmerking genomen: een kwalificatie die wordt gestaafd door:
   1° een opleidingstitel,
   2° een bekwaamheidsattest van een opleiding die niet wordt afgesloten met een certificaat of diploma, van een specifiek examen, of van de uitoefening van een beroep,
   3° en/of beroepservaring.
   Teneinde de waarde van de voorgestelde beroepskwalificatie te kennen, legt de selector die beroepskwalificatie voor advies voor aan de overheid bevoegd voor de erkenning van de beroepskwalificatie. De bevoegde overheid kan de erkenning afhankelijk maken van compenserende maatregelen (een aanpassingsstage of een proeve van bekwaamheid).
   § 3. De in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte richtlijnen die de in § 2 opgesomde richtlijn zouden aanvullen of vervangen, zijn van rechtswege toepasselijk, behalve indien ze bepalingen beïnvloeden die aanpassingsmaatregelen moeten ondergaan of de bevoegdheden zouden wijzigen die aan de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid zijn toegekend.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-11-29/16, art. 164, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>