Details





Titel:

11 JULI 2003. - Koninklijk besluit tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-01-2004 en tekstbijwerking tot 11-09-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1, 1/1
HOOFDSTUK II. - Werking.
Afdeling 1. - De organisatie van het Commissariaat-generaal.
Art. 2-3
Afdeling 2. - De deontologie van de ambtenaren.
Art. 4
HOOFDSTUK III. - De rechtspleging voor het Commissariaat-generaal.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art. 5
Onderafdeling 1. - De oproepingen.
Art. 6-9
Onderafdeling 2. - Verzoek om inlichtingen.
Art. 10-11
Onderafdeling 3. - Het gehoor.
Art. 12, 12/1, 13, 13/1, 14-18
Onderafdeling 4. - Het recht op bijstand.
Art. 19
Onderafdeling 5. - De rol van de tolk.
Art. 20, 20/1, 21, 21/1
Onderafdeling 6.
Art. 22-23
Onderafdeling 7. - Bepalingen met betrekking tot de beslissing genomen door de Commissaris-generaal of één van zijn adjuncten.
Art. 23/1, 24-26
Afdeling 2.
Art. 27-28
Afdeling 3. - Andere bevoegdheden toegekend aan de Commissaris-generaal op basis van [1 [2 ...]2 artikel 57/6, eerste lid, 8° van de wet]1 .
Onderafdeling 1.
Art. 29
Onderafdeling 2. - Bevoegdheid tot het uitreiken van documenten en het verlenen van administratieve bijstand bedoeld in [1 artikel 57/6, eerste lid, 8°]1 , van de wet en artikel 25 van het Internationaal Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, ondertekend te Genève op 28 juli 1951 en artikel 25 van het Verdrag betreffende de status van staatlozen, ondertekend te New York op 28 september 1954.
Art. 30-32
Afdeling 4.
Art. 33-35
Afdeling 5. [1 - Bevoegdheden toegekend aan de Commissaris-generaal met betrekking tot de opheffing of de intrekking van de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus op basis van artikel [2 57/6, § 1, eerste lid, 4° en 6°,]2 van de wet.]1
Art. 35/1, 35/2, 35/3, 35/4
Afdeling 6. [1 - Bevoegdheden toegekend aan de Commissaris-generaal om het advies te verstrekken bedoeld in artikel 57/41, § 1 van de wet.]1
Art. 35/5, 35/6, 35/7, 35/8, 35/9
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 36-37



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1981001949 



Uitvoeringsbesluit(en):

2013000528  2016000724  2018012717  2021034164  2024008163 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel. 1.[1 Dit koninklijk besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking) en van de richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (herschikking).]1
  ----------
  (1)<KB 2018-06-27/09, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 21-07-2018>

Art. 1/1.[1 (vroeger artikel 1)]1 Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° de wet : de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
  2° de Minister : de Minister die de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen onder zijn bevoegdheid heeft;
  3° de Commissaris-generaal : de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen;
  4° het Commissariaat-generaal : het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen;
  5° [2 de asielzoeker : de vreemdeling die een aanvraag tot erkenning van de vluchtelingenstatus of tot toekenning van de subsidiaire beschermingsstatus heeft ingediend;]2
  6°[3 de vertrouwenspersoon: een persoon die door de asielzoeker aangeduid wordt om hem bij te staan tijdens de behandeling van zijn aanvraag, en die beroepshalve gespecialiseerd is in bijstand aan personen of vreemdelingenrecht. Vrijwilligers van een organisatie die gericht is op bijstand aan personen of vreemdelingenrecht, bloedverwanten van de asielzoeker tot en met de derde graad, asielzoekers, en personen die zijn veroordeeld voor feiten gepleegd op de persoon of met behulp van de persoon van een minderjarige kunnen niet worden aangesteld als vertrouwenspersoon;]3
  7° de ambtenaar : het statutaire of contractuele personeelslid dat door de Minister ter beschikking wordt gesteld aan de Commissaris-generaal.
  [2 8° [3 de Voogdijwet: Titel XIII, Hoofdstuk VI van de Programmawet (I) (art. 479) van 24 december 2002 met opschrift "Voogdij over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen;]3]2
  [3 9° de niet-begeleide minderjarige: iedere persoon die de voorwaarden voorzien in de artikelen 5 of 5/1 van de Voogdijwet vervult.]3
  ----------
  (1)<KB 2010-08-18/19, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 13-09-2010>
  (2)<KB 2010-08-18/19, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 13-09-2010>
  (3)<KB 2018-06-27/09, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 21-07-2018>

HOOFDSTUK II. - Werking.
Afdeling 1. - De organisatie van het Commissariaat-generaal.
Art.2.De ambtenaren die de asielzoekers horen, de ontwerpbeslissingen opstellen en de ontwerpbeslissingen superviseren, dienen houder te zijn van een diploma dat toegang geeft tot [1 betrekkingen van niveau A]1 van de Staat [1 en de gepaste kennis te bezitten van de normen die van toepassing zijn op het gebied van het asiel- en vluchtelingenrecht]1 .
  [1 De ambtenaren belast met het gehoor van een minderjarige asielzoeker moeten over de vereiste kennis met betrekking tot de bijzondere noden van minderjarigen beschikken.]1
  ----------
  (1)<KB 2010-08-18/19, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 13-09-2010>

Art.3.§ 1. Binnen het Commissariaat-generaal wordt een interne documentatie- en researchdienst opgericht ter ondersteuning van de behandeling van de asielaanvragen.
  Deze interne documentatiedienst is eveneens toegankelijk voor de ambtenaren van de Dienst Vreemdelingenzaken belast met de behandeling van asielaanvragen, juridische of internationale vragen, evenals voor [1 de magistraten, de leden van de griffie en de ambtenaren van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen]1 .
  De toegang voor andere personen is onderworpen aan de schriftelijke machtiging van de Commissaris-generaal.
  § 2. Binnen het Commissariaat-generaal wordt een kennis- en leercentrum opgericht dat aan de ambtenaren een basisopleiding en voortgezette vorming geeft betreffende ondermeer de toepassing van het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 betreffende het statuut van de vluchtelingen, [1 de Conventies betreffende de rechten van de mens]1 de Conventies betreffende de rechten van de mens die België binden evenals de andere beschermingsgronden die in de wet zijn voorzien. Hiertoe behoort een opleiding met betrekking tot het verhoren van asielzoekers en interculturele communicatie, evenals een basisinformatie over de specifieke behoeften van de kwetsbare groepen.
  § 3. Binnen het Commissariaat-generaal wordt een juridische cel opgericht belast met de behandeling van de beroepen ingediend tegen de beslissingen van de Commissaris-generaal of één van zijn adjuncten en ter ondersteuning van de behandeling van de asielaanvragen.
  Voor elk geschil hangend voor de Raad van State [1 of voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen]1 tegen beslissingen genomen door de Commissaris-generaal of één van zijn adjuncten, wordt de Commissaris-generaal of één van zijn adjuncten er op geldige wijze en op elk moment vertegenwoordigd door een ambtenaar.
  ----------
  (1)<KB 2010-08-18/19, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 13-09-2010>

Afdeling 2. - De deontologie van de ambtenaren.
Art.4.§ 1. [2 ...]2
  § 2. Indien de ambtenaar tijdens het gehoor vaststelt dat er tussen de asielzoeker en hem een belangenconflict bestaat, wordt het gehoor stopgezet en dan stelt hij hier onmiddellijk de functionele overste van op de hoogte. Deze laatste onderzoekt het belangenconflict en wijst indien nodig het dossier aan een andere ambtenaar toe.
  [1 § 3. [2 ...]2
   § 4 De ambtenaar deelt noch informatie betreffende de asielaanvraag, noch het feit dat een asielaanvraag werd ingediend mee aan de vermeende actoren van vervolging of ernstige schade van de asielzoeker.
   Hij wint bij de vermeende actoren van vervolging of ernstige schade van de asielzoeker geen informatie in op een wijze die ertoe leidt dat deze actoren te weten komen dat een asielaanvraag is ingediend door de betrokken asielzoeker, en dat er gevaar zou ontstaan voor de fysieke integriteit van deze laatste en van de personen te zijnen laste of voor de vrijheid en veiligheid van zijn nog in het land van herkomst verblijvende familieleden.]1
  ----------
  (1)<KB 2010-08-18/19, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 13-09-2010>
  (2)<KB 2018-06-27/09, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 21-07-2018>

HOOFDSTUK III. - De rechtspleging voor het Commissariaat-generaal.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art.5.[1 De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing in het kader van de behandeling van de verzoeken om internationale bescherming op basis van artikel 57/6, § 1, eerste lid, 1°, 2°, 3° en 5°, artikel 57/6, §§ 2 en 3, artikel 57/6/1, artikel 57/6/2, artikel 57/6/4 en artikel 57/6/5 van de wet.]1
  ----------
  (1)<KB 2018-06-27/09, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 21-07-2018>

Onderafdeling 1. - De oproepingen.
Art.6.
  <Opgeheven bij KB 2018-06-27/09, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 21-07-2018>

Art.7.[1 § 1. Bovenop de verzendingsprocedure voorgeschreven bij artikel 51/2, zesde lid van de wet stuurt de Commissaris-generaal of zijn gemachtigde ter informatie een kopie van elke verzending zowel per gewone post naar de effectieve woonplaats van de verzoeker om internationale bescherming, indien hij daarover is ingelicht en deze van latere datum is dan de door de verzoeker gekozen woonplaats, als per gewone post, per fax of per e-mail naar de advocaat van de verzoeker.
   § 2. Indien de verzoeker om internationale bescherming een minderjarige is, stuurt de Commissaris-generaal of zijn gemachtigde de oproeping voor een persoonlijk onderhoud op één van de wijzen voorzien in artikel 51/2, zesde lid van de wet naar de gekozen woonplaats van de persoon die het ouderlijk gezag of de voogdij uitoefent op grond van de wet die van toepassing is overeenkomstig artikel 35 van de wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van Internationaal Privaatrecht. Bovendien wordt een kopie van de oproeping per gewone post zowel naar de effectieve woonplaats van de minderjarige als, in voorkomend geval, naar de dienst Voogdij verstuurd.
   § 3. In afwijking van paragraaf 2 wordt de oproeping voor een persoonlijk onderhoud op uitdrukkelijk verzoek van de begeleide minderjarige verzoeker om internationale bescherming, die een verzoek om internationale bescherming in eigen naam heeft ingediend, alleen verzonden naar de door de minderjarige gekozen woonplaats.
   § 4. Indien de verzoeker om internationale bescherming wordt opgeroepen op zijn gekozen woonplaats bij een ter post aangetekende zending, per drager tegen ontvangstbewijs, of door een kennisgeving aan de persoon zelf kan het persoonlijk onderhoud minstens acht dagen na de kennisgeving van de oproeping plaatsvinden.
   § 5. Indien de verzoeker om internationale bescherming zich op basis van de gegevens vervat in het administratief dossier op het moment van de verzending van de oproeping bevindt in een situatie zoals bedoeld in de artikelen 57/6, § 3 of 57/6/1 van de wet kan het persoonlijk onderhoud, in afwijking van paragraaf 4, minstens twee dagen na de kennisgeving van de oproeping plaatsvinden.
   § 6. Indien de verzoeker om internationale bescherming zijn volgend verzoek heeft gedaan terwijl hij zich in een welbepaalde plaats bevindt zoals bedoeld in de artikelen 74/8 of 74/9 of met het oog op zijn verwijdering het voorwerp uitmaakt van een veiligheidsmaatregel zoals bedoeld in artikel 68, kan het persoonlijk onderhoud minstens één dag na de kennisgeving van de oproeping plaatsvinden.
   § 7. Wanneer het niet mogelijk is een persoonlijk onderhoud af te ronden op de dag waarop het plaatsgevonden heeft, kan de verzoeker om internationale bescherming door middel van een kennisgeving aan de persoon zelf opgeroepen worden om het persoonlijk onderhoud op een andere dag verder te zetten. In voorkomend geval kan het persoonlijk onderhoud minstens twee dagen na de kennisgeving aan de persoon zelf plaatsvinden.]1
  ----------
  (1)<KB 2018-06-27/09, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 21-07-2018>

Art.8. § 1. Indien de asielzoeker in een door de Staat, een andere overheid of één of meer besturen georganiseerd centrum of een plaats waar hulpverlening wordt verstrekt op verzoek en op kosten van de staat verblijft, kan de oproeping tot gehoor worden gefaxt naar de directeur van het centrum of de verantwoordelijke van de plaats waar hij verblijft.
  In dat geval treedt de directeur van het centrum of de verantwoordelijke van de plaats waar de asielzoeker verblijft, of zijn gemachtigde, op als bode die de oproeping aan de asielzoeker overhandigt. Het door de asielzoeker getekend ontvangstbewijs wordt naar de Commissaris-generaal teruggestuurd.
  § 2. Indien de asielzoeker op een welbepaalde plaats wordt vastgehouden, kan de kennisgeving van de oproeping tot gehoor gebeuren per bode tegen ontvangstbewijs.
  § 3. Indien blijkt dat de asielzoeker de oproeping tot gehoor, in de gevallen in dit artikel omschreven, niet heeft ontvangen, dan zal deze hem door de Commissaris-generaal of zijn gemachtigde bij een ter post aangetekende zending worden bevestigd. Indien ondertussen de voorziene datum voor het gehoor is verstreken, zal de Commissaris-generaal of zijn gemachtigde een nieuwe gehoordatum vastleggen.

Art.9.§ 1. De oproeping tot gehoor bevat minstens volgende gegevens :
  - de plaats en de datum van het gehoor;
  - de datum van de oproeping;
  - de aankondiging van de aanwezigheid van een tolk, indien de asielzoeker hier overeenkomstig artikel 51/4 van de wet om heeft gevraagd;
  [1 - de vermelding dat de asielzoeker zich op de dag van het gehoor kan laten bijstaan door een advocaat en een vertrouwenspersoon;]1
  - de mededeling dat de betrokkene op de dag van het gehoor alle documenten ter staving van zijn aanvraag dient mee te brengen, met name de oproeping, [1 en alle documenten waarover hij beschikt over zijn leeftijd, achtergrond, alsook die van relevante familieleden, identiteit, nationaliteit(en), land(en) of plaats(en) van eerder verblijf, eerdere asielaanvragen, reisroutes, identiteits- en reisdocumenten alsook elk ander stuk ter ondersteuning van de asielaanvraag]1 ;
  - de mededeling dat, wanneer de asielzoeker zich niet aanbiedt [3 ...]3 op de voor het gehoor vastgestelde datum, hij schriftelijk een geldige reden moet mededelen [2 binnen de door artikel 18 vastgestelde termijn]2;
  [3 - in voorkomend geval, de mededeling dat het gehoor op afstand zal plaatsvinden en de mededeling dat de nodige maatregelen getroffen worden opdat een passende geheimhouding zoals voorzien in de artikelen 13/1, eerste lid en 14, § 1, gewaarborgd wordt;
   - in voorkomend geval, de mededeling dat overeenkomstig de artikelen 13/1, vijfde lid en 14, § 2 aan de advocaat, de vertrouwenspersoon en/of de voogd de mogelijkheid wordt geboden om het gehoor op afstand bij te wonen, tenzij redenen van vertrouwelijkheid zich hiertegen verzetten;
   - in voorkomend geval, de mededeling dat wanneer de asielzoeker bezwaar heeft tegen het horen op afstand, hij schriftelijk in de proceduretaal een geldige reden moet meedelen binnen de door artikel 12/1 vastgestelde termijn.]3
  § 2. Indien de Commissaris-generaal het nodig acht moet hij, onder een afzonderlijke rubriek in de oproeping de vermelding mededelen volgens welke in het geval waarin een geldig motief de asielzoeker zou verhinderen aan de oproeping gevolg te geven dat deze laatste hem de nieuwe elementen moet mededelen ter staving van zijn asielaanvraag die nog niet zouden zijn medegedeeld, hetzij uitdrukkelijk verklaren dat er geen nieuwe elementen bestaan die hij kan laten gelden ter staving van zijn asielaanvraag.
  § 3. De Commissaris-generaal of zijn gemachtigde vermeldt uitdrukkelijk na zijn verzoek om inlichtingen bedoeld in § 2 [1 de eventuele gevolgen indien er geen antwoord volgt op het verzoek om inlichtingen binnen de maand volgend op de verzending ervan en er hiervoor geen geldige reden ter verantwoording wordt aangebracht]1 .
  ----------
  (1)<KB 2010-08-18/19, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 13-09-2010>
  (2)<KB 2018-06-27/09, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 21-07-2018>
  (3)<KB 2021-11-26/25, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 19-09-2022>

Onderafdeling 2. - Verzoek om inlichtingen.
Art.10.§ 1. Overeenkomstig artikel 51/2 van de wet, kan de Commissaris-generaal of zijn gemachtigde aan de asielzoeker verzoeken hem bepaalde inlichtingen te verschaffen.
  Het verzoek om inlichtingen dient duidelijk te worden geformuleerd en kan tot doel hebben zowel algemene als specifieke informatie te verkrijgen.
  § 2. Het verzoek kan in de oproeping tot gehoor worden gevoegd of kan het voorwerp uitmaken van een aparte brief.
  De bepalingen met betrekking tot de kennisgevingen voorzien in de artikelen 7 en 8 zijn eveneens van toepassing op dit verzoek.
  § 3. De Commissaris-generaal of zijn gemachtigde geeft uitdrukkelijk in het verzoek om inlichtingen aan wat de gevolgen kunnen zijn indien het verzoek om inlichtingen zonder antwoord blijft en er daarvoor geen geldige reden wordt aangebracht [1 binnen de maand volgend op de verzending van het verzoek om inlichtingen]1 .
  ----------
  (1)<KB 2010-08-18/19, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 13-09-2010>

Art.11.
  <Opgeheven bij KB 2018-06-27/09, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 21-07-2018>

Onderafdeling 3. - Het gehoor.
Art.12. De ambtenaar leidt het gehoor en waakt over het goede verloop ervan. De ambtenaar beschikt over de politie van het gehoor.

Art.12/1. [1 § 1. De Commissaris-generaal kan beslissen dat het persoonlijk onderhoud op afstand wordt gevoerd.
   § 2. De verzoeker om internationale bescherming kan de redenen voor een eventueel bezwaar tegen het op afstand plaatsvinden van het persoonlijk onderhoud aan de Commissaris-generaal meedelen.
   Dit bezwaar moet schriftelijk in de proceduretaal aan de Commissaris-generaal worden meegedeeld en dient de Commissaris-generaal te bereiken uiterlijk vijf dagen voor de vastgestelde datum van het persoonlijk onderhoud.
   In afwijking van het tweede lid moet de verzoeker, die overeenkomstig artikel 7, paragrafen 5, 6 of 7, werd opgeroepen voor een persoonlijk onderhoud op afstand, zijn bezwaar zo spoedig mogelijk overmaken aan de Commissaris-generaal.
   § 3. Als hij de reden die ter verantwoording van het bezwaar bedoeld in paragraaf 2 geldig acht, roept de Commissaris-generaal de verzoeker op een latere datum opnieuw op voor een persoonlijk onderhoud of verzoekt de Commissaris-generaal hem om bepaalde inlichtingen schriftelijk te verschaffen.
   § 4. Wanneer de ambtenaar tijdens het persoonlijk onderhoud vaststelt dat het niet aangewezen is dat het onderhoud op afstand gevoerd wordt, roept de Commissaris-generaal de verzoeker op een latere datum op om het persoonlijk onderhoud verder te zetten of verzoekt de Commissaris-generaal hem om bepaalde inlichtingen schriftelijk te verschaffen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/25, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 19-09-2022>


Art.13. Indien de asielzoeker overeenkomstig de artikelen 74/5 en 74/6 van de wet wordt vastgehouden of in een penitentiaire instelling in hechtenis wordt gehouden, wordt hij gehoord op de plaats van de vasthouding of de hechtenis.

Art. 13/1.[1 Het gehoor vindt plaats in omstandigheden die een passende geheimhouding waarborgen. [3 Er mag geen geluidsopname of audiovisuele opname van het gehoor gemaakt worden.]3
   Het gehoor vindt slechts plaats in aanwezigheid van de ambtenaar, de asielzoeker, en, in voorkomend geval, een tolk, de advocaat van de asielzoeker en één enkele vertrouwenspersoon.
   [2 De ambtenaar kan niettemin de aanwezigheid van andere personen die niet voldoen aan de voorwaarden om op te treden als vertrouwenspersoon aanvaarden wanneer de aanwezigheid van één van hen noodzakelijk lijkt om tot een adequaat onderzoek van de aanvraag over te gaan. Deze personen komen niet tussen tijdens het gehoor, maar hebben de mogelijkheid om mondelinge opmerkingen te formuleren op het einde van het gehoor binnen het kader dat wordt bepaald door de ambtenaar die het gehoor afneemt.]2
   Om redenen eigen aan het onderzoek van de aanvraag of om vertrouwelijkheidsredenen, kan de ambtenaar zich verzetten tegen de aanwezigheid van de vertrouwenspersoon op het gehoor.]1
  [3 Wanneer het gehoor op afstand gevoerd wordt, wordt aan de advocaat en de vertrouwenspersoon de mogelijkheid geboden om het gehoor op afstand bij te wonen, tenzij redenen van vertrouwelijkheid zich hiertegen verzetten.]3
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2010-08-18/19, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 13-09-2010>
  (2)<KB 2018-06-27/09, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 21-07-2018>
  (3)<KB 2021-11-26/25, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 19-09-2022>

Art.14.[1 § 1. Het gehoor van de minderjarige vindt plaats in omstandigheden die een passende geheimhouding waarborgen. [3 Er mag geen geluidsopname of audiovisuele opname van het gehoor gemaakt worden.]3
   § 2. [2 Het gehoor van de niet-begeleide minderjarige vindt alleen plaats in aanwezigheid van de ambtenaar, de minderjarige en de voogd die overeenkomstig de Voogdijwet is aangewezen, en, in voorkomend geval, een tolk, de advocaat van de minderjarige en één enkele vertrouwenspersoon.
   Onder voorbehoud van artikel 57/1, § 3, tweede lid van de wet, vindt het gehoor van de begeleide minderjarige vreemdeling, die een verzoek om internationale bescherming in eigen naam heeft ingediend, alleen plaats in aanwezigheid van de ambtenaar, de minderjarige, en, in voorkomend geval, een tolk, de advocaat van de minderjarige en één enkele vertrouwenspersoon. Hetzelfde geldt voor het eventuele gesprek dat wordt gevoerd met de in artikel 57/1, § 1, eerste lid, van de wet bedoelde minderjarige.
   De ambtenaar kan niettemin de aanwezigheid van andere personen die niet voldoen aan de voorwaarden om op te treden als vertrouwenspersoon aanvaarden wanneer de aanwezigheid van één van hen noodzakelijk lijkt om tot een adequaat onderzoek van de aanvraag over te gaan. Deze personen komen niet tussen tijdens het gehoor, maar hebben de mogelijkheid om mondelinge opmerkingen te formuleren op het einde van het gehoor binnen het kader dat wordt bepaald door de ambtenaar die het gehoor afneemt.]2
  [3 Wanneer het gehoor op afstand gevoerd wordt, wordt aan de voogd die overeenkomstig de Voogdijwet is aangewezen, en, in voorkomend geval, aan de advocaat en de vertrouwenspersoon de mogelijkheid geboden om het gehoor op afstand bij te wonen, tenzij redenen van vertrouwelijkheid zich hiertegen verzetten.]3
   § 3. Om redenen eigen aan het onderzoek van de aanvraag of om vertrouwelijkheidsredenen, kan de ambtenaar zich verzetten tegen de aanwezigheid van de vertrouwenpersoon op het gehoor van de minderjarige.
   § 4. Het hogere belang van het kind is een doorslaggevende overweging die de Commissaris-generaal en zijn ambtenaren moeten leiden tijdens het onderzoek van de asielaanvraag.]1
  ----------
  (1)<KB 2010-08-18/19, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 13-09-2010>
  (2)<KB 2018-06-27/09, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 21-07-2018>
  (3)<KB 2021-11-26/25, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 19-09-2022>

Art.15. Aan het begin van het gehoor gaat de ambtenaar na of het adres van de gekozen woonplaats van de asielzoeker onveranderd is.
  De ambtenaar verduidelijkt de asielzoeker zijn rol, in voorkomend geval die van de aanwezige tolk, de advocaat of de vertrouwenspersoon, en legt het verloop van het gehoor uit.
  Indien er aanwijzingen zijn van vervolging wegens zijn of haar geslacht, gaat de ambtenaar na of de asielzoeker er geen bezwaar tegen heeft te worden gehoord door een persoon die een ander geslacht heeft dan de asielzoeker. Indien dat zo is wordt voldaan aan zijn vraag.
  De ambtenaar verifieert of de asielzoeker en de tolk elkaar voldoende begrijpen.

Art.16.§ 1. De ambtenaar neemt nota van de verklaringen afgelegd door de asielzoeker tijdens het gehoor. Daarenboven bevatten deze notities de volgende gegevens :
  - de naam en voorna(a)m(en) van de asielzoeker;
  - zijn geboortedatum evenals zijn nationaliteit;
  - de datum waarop het gehoor plaatsvond;
  - het nummer van het dossier van de asielzoeker bij het Commissariaat-generaal;
  - de taal gebruikt door de asielzoeker;
  - de eventuele aanwezigheid van een tolk en, in voorkomend geval, het nummer van de gevraagde tolk;
  - in voorkomend geval de naam van de advocaat, de aanwezige vertrouwenspersoon of de persoon die over hem het ouderlijk gezag, de voogdij krachtens de nationale wet van de minderjarige of de bijzondere voogdij uitoefent voorzien door de Belgische wet;
  - [1 de initialen]1 en de handtekening van de ambtenaar;
  - de duur van het gehoor;
  - met toepassing van artikel 15, 3de lid, het bezwaar of het gebrek aan bezwaar van de asielzoeker om gehoord te worden door een persoon van het ander geslacht dan het zijne;
  - in voorkomend geval, een korte beschrijving van de incidenten die zich tijdens het gehoor hebben voorgedaan met de tolk, de asielzoeker of diens advocaat, de vertrouwenspersoon of de persoon die over de minderjarige asielzoeker het ouderlijk gezag, de voogdij krachtens de nationale wet van de minderjarige of de bijzondere voogdij uitoefent voorzien door de Belgische wet;
  [1 - in voorkomend geval, de uiteenzetting van de redenen waarom de ambtenaar zich verzet tegen de aanwezigheid van de vertrouwenspersoon tijdens het gehoor van de asielzoeker;]1
  [2 - in voorkomend geval, de vermelding dat het gehoor op afstand gevoerd wordt, en wie zich in dezelfde ruimte als de verzoeker bevindt.]2
  § 2. De ambtenaar legt een inventaris aan van de stukken die door de asielzoeker werden voorgelegd ter ondersteuning van zijn asielaanvraag.
  ----------
  (1)<KB 2010-08-18/19, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 13-09-2010>
  (2)<KB 2021-11-26/25, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 19-09-2022>

Art.17.§ 1. [2 ...]2
  § 2. [2 Indien de ambtenaar tijdens het gehoor tegenstrijdigheden vaststelt in de verklaringen van de asielzoeker of vaststelt dat er relevante elementen ter staving van de asielaanvraag ontbreken, stelt hij de asielzoeker in de loop van het gehoor in de gelegenheid om hier uitleg over te geven.]2
  § 3. De asielzoeker, zijn advocaat of de vertrouwenspersoon kunnen per aangetekende brief [1 of door afgifte tegen ontvangstbewijs]1 aanvullende opmerkingen of aanvullende stukken naar de Commissaris-generaal sturen. Deze opmerkingen en stukken zullen bij het individueel dossier van de asielzoeker worden gevoegd. De ambtenaar zal rekening houden met de opmerkingen en de stukken die hem tijdig zullen zijn overhandigd.
  ----------
  (1)<KB 2010-08-18/19, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 13-09-2010>
  (2)<KB 2018-06-27/09, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 21-07-2018>

Art.18.§ 1. Indien de asielzoeker zich [2 ...]2 niet aanmeldt op de voor het gehoor vastgelegde datum, neemt de ambtenaar nota van zijn afwezigheid.
  De regelmatigheid van de kennisgeving van de oproeping tot het gehoor moet worden geverifieerd.
  § 2. [2 De asielzoeker maakt binnen de vijftien dagen na de vastgestelde datum van het gehoor schriftelijk een geldige reden voor zijn afwezigheid over aan de Commissaris-generaal.
   In afwijking van het eerste lid legt de asielzoeker, die overeenkomstig artikel 7, paragraaf 5 of paragraaf 7 werd opgeroepen voor een gehoor, binnen de twee dagen na de vastgestelde datum van het gehoor schriftelijk een geldige reden voor zijn afwezigheid over aan de Commissaris-generaal.
   In afwijking van het eerste en tweede lid legt de asielzoeker, die overeenkomstig artikel 7, paragraaf 6 werd opgeroepen voor een gehoor, binnen één dag na de vastgestelde datum van het gehoor schriftelijk een geldige reden voor zijn afwezigheid over aan de Commissaris-generaal.
   Als hij de reden geldig acht roept de Commissaris-generaal de asielzoeker op een latere datum opnieuw op of verzoekt de Commissaris-generaal hem om bepaalde inlichtingen schriftelijk te verschaffen.
   Indien de betrokkene, na opnieuw te zijn opgeroepen overeenkomstig het vierde lid, een nieuwe geldige reden aanhaalt die zijn afwezigheid op het vastgelegde gehoor rechtvaardigt, kan de Commissaris-generaal een beslissing nemen op grond van de elementen in zijn bezit.]2
  ----------
  (1)<KB 2010-08-18/19, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 13-09-2010>
  (2)<KB 2018-06-27/09, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 21-07-2018>

Onderafdeling 4. - Het recht op bijstand.
Art.19.§ 1. De asielzoeker kan zich tijdens de behandeling van zijn aanvraag bij het Commissariaat-generaal laten bijstaan door een advocaat of een vertrouwenspersoon.
  De advocaat of de vertrouwenspersoon kan het gehoor van de asielzoeker bijwonen. Elke verstoring van het gehoor zal door de ambtenaar onmiddellijk worden gemeld aan zijn functionele overste en worden genoteerd in de notities van het gehoor.
  [3 Onder voorbehoud van artikel 57/1, § 3, tweede lid, van de wet belet de afwezigheid van de advocaat of van de vertrouwenspersoon de ambtenaar niet de asielzoeker persoonlijk te horen.]3
  § 2. [2 De advocaat of de vertrouwenspersoon komt niet tussen tijdens het gehoor, maar heeft de mogelijkheid mondelinge opmerkingen te formuleren op het einde van het gehoor.]2
  [3 Het is de voogd, die overeenkomstig de Voogdijwet is aangewezen om de niet-begeleide minderjarige tijdens het gehoor bij te staan, toegestaan vragen te stellen en opmerkingen te maken binnen het kader dat wordt bepaald door de ambtenaar die het gehoor afneemt.]3
  [1 § 3. [3 ...]3
   § 4. [3 ...]3]1
  ----------
  (1)<KB 2010-08-18/19, art. 17, 002; Inwerkingtreding : 13-09-2010>
  (2)<KB 2013-08-17/02, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (3)<KB 2018-06-27/09, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 21-07-2018>

Onderafdeling 5. - De rol van de tolk.
Art.20. § 1. Indien de asielzoeker de bijstand heeft gevraagd van een tolk overeenkomstig artikel 51/4 van de wet, verzekert de Commissaris-generaal of zijn gemachtigde, in de mate dat hij over zulk een tolk beschikt, de aanwezigheid van een tolk die één van de talen gesproken door de asielzoeker beheerst.
  § 2. De Commissaris-generaal of zijn gemachtigde houdt rekening met de bijzondere situatie van de asielzoeker bij het aanduiden van de tolk belast met het bijstaan van de asielzoeker tijdens het gehoor.
  § 3. Indien hij niet beschikt over een tolk die één van de talen gesproken door de asielzoeker beheerst, kan de Commissaris-generaal of zijn gemachtigde aan de asielzoeker, in de oproepingsbrief, vragen om zelf een tolk naar het gehoor te brengen.
  Indien in het in lid 1 bedoelde geval de asielzoeker in gebreke blijft een tolk naar het gehoor mee te brengen, kan de Commissaris-generaal of één van zijn adjuncten een beslissing nemen zonder de asielzoeker te horen voor zover aan deze laatste voorgesteld werd op het Commissariaat-generaal een geschreven verklaring op te stellen die als gehoor geldt. Indien de asielzoeker geen geschreven verklaring kan of wil opstellen, zal de Commissaris-generaal op basis van de elementen waarover hij beschikt, een uitspraak doen.
  § 4. Op elk moment van de procedure voor het Commissariaat-generaal, kan de asielzoeker beslissen om geen beroep meer te doen op een tolk en aan de bijstand van elke tolk, die hem ter beschikking werd gesteld door de Commissaris-generaal of zijn gemachtigde, te verzaken. In dat geval, blijft de taal van het onderzoek van de asielaanvraag die taal die door de Minister of zijn gemachtigde wordt vastgesteld, overeenkomstig artikel 51/4, § 2, 3de lid, van de wet. Die beslissing van de asielzoeker wordt vermeld in de notities van het gehoor.

Art. 20/1. [1 De tolk vertaalt getrouw de verklaringen van de personen aanwezig op het gehoor.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2010-08-18/19, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 13-09-2010>

Art.21. De asielzoeker kan vragen dat een andere tolk wordt aangeduid. Deze vraag kan worden gesteld aan het begin van het gehoor of tijdens het verloop van dit gehoor.
  Indien de reden die wordt ingeroepen ter ondersteuning van deze vraag als geldig wordt beschouwd, wordt het gehoor gestopt en hernomen met een andere tolk aanwezig op het Commissariaat-generaal die één van de talen gesproken door de asielzoeker beheerst.
  Indien op dat ogenblik geen enkele andere tolk kan worden aangeduid, wordt een nieuwe datum vastgesteld en al naar het geval, aan de asielzoeker medegedeeld of verstuurd naar zijn verkozen verblijfplaats overeenkomstig artikel 51/2, 6e lid van de wet.

Art. 21/1. [1 Indien de tolk tijdens het gehoor vaststelt dat er tussen de asielzoeker en hem een belangenconflict bestaat, meldt hij dit aan de ambtenaar. De ambtenaar onderzoekt het belangenconflict en, indien nodig, wordt overgegaan tot de aanwijzing van een andere op het Commissariaat-generaal aanwezige tolk die één van de talen gesproken door de asielzoeker beheerst.
   Indien niet onmiddellijk een andere tolk kan worden aangewezen, wordt een nieuwe datum voor het gehoor vastgesteld en naar gelang het geval, aan de asielzoeker meegedeeld overeenkomstig artikel 51/2, zesde lid, van de wet.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2010-08-18/19, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 13-09-2010>

Onderafdeling 6.   
Art.22.
  <Opgeheven bij KB 2018-06-27/09, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 21-07-2018>

Art.23.
  <Opgeheven bij KB 2018-06-27/09, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 21-07-2018>

Onderafdeling 7. - Bepalingen met betrekking tot de beslissing genomen door de Commissaris-generaal of één van zijn adjuncten.
Art. 23/1.
  <Opgeheven bij KB 2018-06-27/09, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 21-07-2018>

Art.24. Naast de procedure voor de kennisgeving van de beslissing die is voorzien in artikel 51/2, vijfde lid, van de wet, en zonder hieraan afbreuk te doen, zijn de bepalingen met betrekking tot de kennisgevingen bedoeld in de artikelen 7 en 8 eveneens van toepassing op de beslissingen genomen door de Commissaris-generaal of één van zijn adjuncten.

Art.25. Indien, eens de beslissing genomen is, de vertegenwoordiger van het Hoog Commissariaat van de Verenigde Naties voor de Vluchtelingen in overeenstemming met artikel 57/23bis, tweede lid, van de wet, een advies verstrekt, is de Commissaris-generaal of één van zijn adjuncten niet gehouden om op basis van dit advies een nieuwe beslissing te nemen. In voorkomend geval licht hij de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Vluchtelingen in over zijn houding.

Art.26.[1 De Commissaris-generaal kan zich, in zijn beslissing, baseren op informatie die telefonisch of via e-mail werd verkregen van een persoon of instelling om bepaalde feitelijke aspecten van een specifiek asielrelaas na te gaan.
   De redenen waarom deze persoon of deze instelling werd gecontacteerd alsook de redenen die toelaten hun betrouwbaarheid te veronderstellen, moeten uit het administratieve dossier blijken.
   Van de telefonisch verkregen informatie moet een schriftelijk verslag worden opgemaakt dat de naam van de telefonisch gecontacteerde persoon, zijn contactgegevens, een beknopte beschrijving van zijn activiteiten of van zijn functie en de datum van het telefoongesprek vermeldt. Het schriftelijke verslag moet ook een overzicht van de relevante vragen bevatten en de relevante antwoorden, zonder echter exhaustief te zijn.
   Wanneer de informatie wordt verkregen via e-mail, moeten de e-mails in schriftelijke vorm in het administratieve dossier worden opgenomen met de naam van de gecontacteerde persoon, de contactgegevens en de datum van de e-mails, alsook de relevante vragen en de relevante antwoorden. De activiteiten of de functie van de gecontacteerde persoon moeten beknopt in het administratieve dossier worden beschreven als ze niet direct uit het e-mailverkeer blijken.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-11-06/02, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 22-12-2016>

Afdeling 2.   
Art.27.
  <Opgeheven bij KB 2018-06-27/09, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 21-07-2018>

Art.28.
  <Opgeheven bij KB 2010-08-18/19, art. 28, 002; Inwerkingtreding : 13-09-2010>

Afdeling 3. - Andere bevoegdheden toegekend aan de Commissaris-generaal op basis van [1 [2 ...]2 artikel 57/6, eerste lid, 8° van de wet]1 .   ----------   (1)   (2)
Onderafdeling 1.   
Art.29.
  <Opgeheven bij KB 2018-06-27/09, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 21-07-2018>

Onderafdeling 2. - Bevoegdheid tot het uitreiken van documenten en het verlenen van administratieve bijstand bedoeld in [1 artikel 57/6, eerste lid, 8°]1 , van de wet en artikel 25 van het Internationaal Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, ondertekend te Genève op 28 juli 1951 en artikel 25 van het Verdrag betreffende de status van staatlozen, ondertekend te New York op 28 september 1954.   ----------   (1)
Art.30.Een informatienota over de vluchtelingenstatus wordt uitgereikt aan iedere persoon die als vluchteling erkend wordt.
  [1 Een informatienota over de subsidiaire beschermingsstatus wordt uitgereikt aan iedere persoon aan wie de subsidiaire beschermingsstatus wordt toegekend.]1
  ----------
  (1)<KB 2010-08-18/19, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 13-09-2010>

Art.31. De Commissaris-generaal of zijn gemachtigde kan slechts attesten en getuigschriften afleveren wanneer de betrokkenen hun identiteit kunnen bewijzen.

Art.32. § 1. Wanneer de betrokkenen afstand doen van de vluchtelingenstatus moeten ze hun getuigschriften, attesten en reisdocument of het attest van afwezigheid van reisdocument teruggeven.
  § 2. In geval van verkrijging van de Belgische nationaliteit moet de betrokkene dezelfde documenten teruggeven.

Afdeling 4.   
Art.33.
  <Opgeheven bij KB 2018-06-27/09, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 21-07-2018>

Art.34.
  <Opgeheven bij KB 2018-06-27/09, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 21-07-2018>

Art.35.
  <Opgeheven bij KB 2018-06-27/09, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 21-07-2018>

Afdeling 5. [1 - Bevoegdheden toegekend aan de Commissaris-generaal met betrekking tot de opheffing of de intrekking van de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus op basis van artikel [2 57/6, § 1, eerste lid, 4° en 6°,]2 van de wet.]1   ----------   (1)   (2)
Art. 35/1.
  <Opgeheven bij KB 2018-06-27/09, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 21-07-2018>

Art. 35/2.[1 § 1. Indien de betrokkene wordt opgeroepen voor een persoonlijk onderhoud, moet het persoonlijk onderhoud minstens vijftien dagen na de kennisgeving van de oproeping voor het persoonlijk onderhoud plaatsvinden.
   § 2. Als er aan de betrokkene wordt gevraagd schriftelijk de redenen mee te delen waarom zijn status dient te worden behouden, moet het antwoord de Commissaris-generaal bereiken binnen vijftien dagen na de kennisgeving van het verzoek om schriftelijk de redenen voor het behoud van zijn status mee te delen.
   § 3. Met uitzondering van artikel 15, eerste lid, en artikel 18 zijn de bepalingen van onderafdeling 3 van afdeling 1 van hoofdstuk III met betrekking tot het persoonlijk onderhoud en onderafdeling 4 van afdeling 1 van hoofdstuk III betreffende het recht op bijstand van toepassing op het persoonlijk onderhoud van heronderzoek bedoeld in dit artikel.]1
  ----------
  (1)<KB 2018-06-27/09, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 21-07-2018>

Art. 35/3. [1 De oproeping tot gehoor inzake heroverweging bevat minstens volgende gegevens :
   - de plaats en de datum van het gehoor;
   - de datum van de oproeping;
   - desgevallend de aankondiging van de aanwezigheid van een tolk die één van de talen gesproken door de asielzoeker beheerst;
   - de vermelding volgens dewelke de betrokkene zich op de dag van het gehoor kan laten bijstaan door een advocaat en een vertrouwenspersoon;
   - de heroverweging van de vluchtelingenstatus of van de subsidiaire beschermingsstatus, en de redenen voor de heroverweging;
   - de mededeling dat de betrokkene op de dag van het gehoor alle elementen ter staving van zijn standpunt dient mee te brengen;
   - de mededeling dat, wanneer de betrokkene zich niet aanmeldt op het Commissariaat-generaal op de voor het gehoor vastgestelde datum, hij schriftelijk de redenen dient mee te delen voor zijn afwezigheid op het gehoor;
   - de gevolgen die kunnen voortvloeien uit de afwezigheid van antwoord vanwege de betrokkene.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2010-08-18/19, art. 32, 002; Inwerkingtreding : 13-09-2010>

Art. 35/4.
  <Opgeheven bij KB 2018-06-27/09, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 21-07-2018>

Afdeling 6. [1 - Bevoegdheden toegekend aan de Commissaris-generaal om het advies te verstrekken bedoeld in artikel 57/41, § 1 van de wet.]1   ----------   (1)
Art.35/5. [1 § 1. Indien de Commissaris-generaal een persoonlijk onderhoud noodzakelijk acht, wordt de betrokkene opgeroepen voor een persoonlijk onderhoud bij een ter post aangetekende zending of per drager tegen ontvangstbewijs op zijn effectieve verblijfplaats. Dit persoonlijk onderhoud kan ten vroegste acht dagen na de kennisgeving plaatsvinden.
   In afwijking van het vorig lid kan het persoonlijk onderhoud ten vroegste twee dagen na de kennisgeving van de oproeping plaatsvinden wanneer de betrokkene zich in een welbepaalde plaats bevindt zoals bedoeld in de artikelen 74/8 of 74/9 van de wet of met het oog op zijn verwijdering het voorwerp uitmaakt van een veiligheidsmaatregel zoals bedoeld in artikel 68 van de wet.
   Indien de betrokkene die zich in een welbepaalde plaats bevindt zoals bedoeld in de artikelen 74/8 of 74/9 van de wet of met het oog op zijn verwijdering het voorwerp uitmaakt van een veiligheidsmaatregel zoals bedoeld in artikel 68 van de wet wordt opgeroepen voor een persoonlijk onderhoud op afstand, dient zijn bezwaar zo spoedig mogelijk over te maken aan de Commissaris-generaal. In de andere gevallen waarin de betrokkene wordt uitgenodigd voor een persoonlijk onderhoud op afstand, geldt de in artikel 12/1, § 2, eerste en tweede lid vastgestelde termijn voor het overmaken van het bezwaar.
   § 2. Een kopie van de oproepingsbrief wordt desgevallend ter informatie per gewone post, per fax of per e- mail gestuurd naar de advocaat van de betrokkene.
   § 3. Het persoonlijk onderhoud van de begeleide minderjarige vindt alleen plaats in aanwezigheid van de ambtenaar, de minderjarige en de persoon die over de minderjarige het ouderlijk gezag, de voogdij krachtens de nationale wet van de minderjarige of de bijzondere voogdij uitoefent voorzien door de Belgische wet, en, in voorkomend geval, een tolk, de advocaat van de minderjarige en één enkele vertrouwenspersoon.
   De ambtenaar kan zich verzetten tegen de aanwezigheid van de persoon die over de minderjarige het ouderlijk gezag, de voogdij krachtens de nationale wet van de minderjarige of de bijzondere voogdij uitoefent voorzien door de Belgische wet indien het hoger belang van het kind dit vereist.
   § 4. De ambtenaar gaat tijdens het persoonlijk onderhoud na of er geen bezwaar is te worden gehoord door een persoon die een ander geslacht heeft dan de betrokkene. Indien de reden die wordt ingeroepen ter ondersteuning van dit bezwaar als gegrond wordt beschouwd, wordt hieraan gevolg gegeven.
   § 5. Met uitzondering van artikel 12/1, tweede paragraaf, derde lid, artikel 14, tweede paragraaf, tweede lid, en artikel 18 zijn de artikelen van onderafdeling 3 van afdeling 1 van hoofdstuk III met betrekking tot het persoonlijk onderhoud en onderafdeling 4 van afdeling 1 van hoofdstuk III betreffende het recht op bijstand van toepassing op het persoonlijk onderhoud bedoeld in dit artikel.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2024-09-06/01, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 21-09-2024>


Art.35/6. [1 De oproeping tot persoonlijk onderhoud inzake de aanvraag om toelating tot het grondgebied wegens staatloosheid bevat minstens volgende gegevens:
   - de plaats en de datum van het persoonlijk onderhoud;
   - de datum van de oproeping;
   - desgevallend de aankondiging van de aanwezigheid van een tolk die één van de talen gesproken door de betrokkene beheerst;
   - de vermelding volgens dewelke de betrokkene zich op de dag van het persoonlijk onderhoud kan laten bijstaan door een advocaat en een vertrouwenspersoon;
   - de mededeling dat, wanneer de betrokkene zich niet aanmeldt op het Commissariaat-generaal op de voor het persoonlijk onderhoud vastgestelde datum, hij schriftelijk de redenen dient mee te delen voor zijn afwezigheid op het persoonlijk onderhoud;
   - de gevolgen die kunnen voortvloeien uit de afwezigheid van antwoord vanwege de betrokkene.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2024-09-06/01, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 21-09-2024>


Art.35/7. [1 § 1. Indien de betrokkene wordt opgeroepen voor een persoonlijk onderhoud, verzekert de Commissaris-generaal de bijstand van een tolk die één van de talen gesproken door de betrokkene beheerst.
   § 2. Indien de Commissaris-generaal niet beschikt over een tolk die één van de talen gesproken door de betrokkene beheerst, kan de Commissaris-generaal aan de betrokkene, in de oproepingsbrief, vragen om zelf een tolk naar het persoonlijk onderhoud te brengen.
   Indien in het in lid 1 bedoelde geval de betrokkene in gebreke blijft een tolk naar het persoonlijk onderhoud mee te brengen, kan de Commissaris-generaal een advies geven zonder de betrokkene te horen op basis van de elementen waarover hij beschikt.
   § 3. Op elk moment van de procedure voor het Commissariaat-generaal, kan de betrokkene beslissen om geen beroep meer te doen op een tolk en aan de bijstand van elke tolk, die hem ter beschikking werd gesteld door de Commissaris-generaal, te verzaken. In dat geval gaat het persoonlijk onderhoud verder in het Frans of het Nederlands. De beslissing van de betrokkene wordt genoteerd.
   § 4. De artikelen 20/1, 21 en 21/1 van onderafdeling 5 van afdeling 1 van hoofdstuk III betreffende de rol van de tolk zijn van toepassing op de tolk bedoeld in dit artikel.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2024-09-06/01, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 21-09-2024>


Art.35/8. [1 § 1. In het geval dat de betrokkene opgeroepen wordt voor een persoonlijk onderhoud, maar hij verhinderd is, moet hij aan de Commissaris-generaal binnen de acht dagen volgend op de door de Commissaris-generaal vastgestelde datum van het persoonlijk onderhoud een geldige reden voor zijn afwezigheid overmaken.
   Indien hij de reden geldig acht, roept de Commissaris-generaal deze op een latere datum opnieuw op.
   Indien de betrokkene, na opnieuw te zijn opgeroepen overeenkomstig het vorige lid, een nieuwe reden aanhaalt die een afwezigheid op een vastgelegd persoonlijk onderhoud rechtvaardigt, geeft de Commissaris-generaal een advies op basis van de elementen in zijn bezit.
   § 2. In afwijking van het eerste lid van paragraaf 1 moet de betrokkene die zich in een welbepaalde plaats bevindt zoals bedoeld in de artikelen 74/8 of 74/9 van de wet of met het oog op zijn verwijdering het voorwerp uitmaakt van een veiligheidsmaatregel zoals bedoeld in artikel 68 van de wet binnen de twee dagen volgend op de door de Commissaris-generaal vastgestelde datum van persoonlijk onderhoud een geldige reden voor zijn afwezigheid overmaken.
   § 3. Bij afwezigheid van de betrokkene op het persoonlijk onderhoud zonder geldige reden licht de Commissaris-generaal de Minister of zijn gemachtigde in van de afwezigheid van de betrokkene op het persoonlijk onderhoud zonder geldige reden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2024-09-06/01, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 21-09-2024>


Art.35/9. [1 § 1. De Commissaris-generaal kan de betrokkene schriftelijk om bijkomende inlichtingen vragen. Het verzoek kan in de oproeping tot persoonlijk onderhoud worden gevoegd of kan het voorwerp uitmaken van een aparte brief. De bepaling met betrekking tot de kennisgevingen voorzien in artikel 35/5 zijn eveneens van toepassing op dit verzoek.
   § 2. De Commissaris-generaal geeft uitdrukkelijk in het verzoek om inlichtingen aan wat de gevolgen kunnen zijn indien het verzoek om inlichtingen zonder antwoord blijft en er daarvoor geen geldige reden wordt aangebracht binnen de dertig dagen volgend op de verzending van het verzoek om inlichtingen.
   § 3. Indien de betrokkene niet antwoordt op het verzoek om inlichtingen en daarvoor geen geldige reden aanbrengt, licht de Commissaris-generaal de Minister of zijn gemachtigde hierover in.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2024-09-06/01, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 21-09-2024>


HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.36. Artikel 113bis van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wordt opgeheven.

Art. 37. Onze met de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen bevoegde Minister wordt belast met de uitvoering van dit besluit.