17 AUGUSTUS 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2003 tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen
Art. 1-8
Artikel 1. In artikel 5 van het koninklijk besluit van 11 juli 2003 tot regeling van de werking en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, gewijzigd bij koninklijk besluit van 18 augustus 2010, worden de woorden " artikel 57/6/1, artikel 57/6/2, artikel 57/6/3 en artikel 57/10 " gevoegd tussen de woorden " artikel 57/6, eerste lid, 1°, 2°, 3° en 5° " en " van de wet ";
Art.2. In artikel 6 van hetzelfde besluit, wordt paragraaf 2, opgeheven bij artikel 6 van het koninklijk besluit van 18 augustus 2010, hersteld als volgt :
" § 2. In afwijking van § 1 kan de Commissaris-generaal in het kader van de behandeling van asielaanvragen op basis van artikel 57/6/2 van de wet afzien van een persoonlijk onderhoud met de asielzoeker wanneer hij van oordeel is dat hij een beslissing kan nemen op basis van een volledige bestudering van de door de asielzoeker aan de Minister of diens gemachtigde verstrekte elementen, zoals bepaald in artikel 51/8 van de wet. "
Art.3. In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de paragrafen 3 en 4, ingevoegd bij koninklijk besluit van 18 augustus 2010, vervangen als volgt :
" § 3. Indien de asielzoeker wordt opgeroepen op zijn gekozen woonplaats bij een ter post aangetekende zending of per drager tegen ontvangstbewijs, moet het gehoor minstens acht werkdagen na de datum van verzending van de oproeping voor gehoor plaatsvinden. Voor de onderdaan van de Europese Unie, of van een Staat die partij is bij een Toetredingsverdrag tot de Europese Unie dat nog niet in werking is getreden, voor de asielzoeker die afkomstig is uit een veilig land van herkomst zoals vastgesteld in het koninklijk besluit tot uitvoering van het artikel 57/6/1, vierde lid van de wet, voor de asielzoeker die een volgende asielaanvraag overeenkomstig artikel 51/8 van de wet heeft ingediend, voor de asielzoeker die reeds in een andere lidstaat van de Europese Unie de vluchtelingenstatus bekomen heeft, en voor de asielzoeker van wie de asielaanvraag overeenkomstig artikel 52/2 van de wet dient behandeld te worden, kan het gehoor minstens achtenveertig uur na de kennisgeving van de oproeping plaatsvinden. "
" § 4. Indien de asielzoeker wordt opgeroepen door een kennisgeving aan de persoon zelf, kan het gehoor niet vroeger dan acht dagen volgend op de kennisgeving plaatsvinden. Voor de onderdaan van de Europese Unie of van een Staat die partij is bij een Toetredingsverdrag tot de Europese Unie dat nog niet in werking is getreden, voor de asielzoeker die afkomstig is uit een veilig land van herkomst zoals voorzien in het koninklijk besluit tot uitvoering van het artikel 57/6/1, vierde lid van de wet, voor de asielzoeker die een volgende asielaanvraag overeenkomstig artikel 51/8 van de wet heeft ingediend, voor de asielzoeker die reeds in een andere lidstaat van de Europese Unie de vluchtelingenstatus bekomen heeft, en voor de asielzoeker van wie de asielaanvraag overeenkomstig artikel 52/2 van de wet dient behandeld te worden, kan het gehoor minstens achtenveertig uur na de kennisgeving van de oproeping plaatsvinden. "
Art.4. Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende :
" § 5. In afwijking van § 3 en § 4 kan, in het geval de vreemdeling zich bevindt in een welbepaalde plaats zoals bedoeld in de artikelen 74/8, § 1 en 74/9, § § 2 en 3 van de wet of het voorwerp uitmaakt van een veiligheidsmaatregel zoals bedoeld in artikel 68 van de wet, het gehoor minstens vierentwintig uur na de kennisgeving van de oproeping plaatsvinden wanneer het asielverzoek een volgende asielaanvraag in de zin van artikel 51/8 van de wet betreft. "
Art.5. In artikel 19 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 2 vervangen als volgt :
" § 2. De advocaat of de vertrouwenspersoon komt niet tussen tijdens het gehoor, maar heeft de mogelijkheid mondelinge opmerkingen te formuleren op het einde van het gehoor. "
Art.6. Aan artikel 22 van hetzelfde besluit wordt een nieuw lid toegevoegd, luidend :
" De asielzoeker dient de door hem neergelegde stukken, opgesteld in een vreemde taal, te laten vertalen of zelf toe te lichten tijdens het gehoor via de aanwezige tolk. Bij gebreke aan een dergelijke vertaling is de Commissaris-generaal niet verplicht om elk stuk integraal te vertalen. Het volstaat dat de Commissaris-generaal de relevante elementen van de voorgelegde stukken nagaat om met kennis van zaken een beslissing te nemen. "
Art.7. In artikel 23, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt de zin " De originelen van de ingehouden bewijsstukken worden na het onderzoek van de asielaanvraag door het Commissariaat-generaal teruggegeven aan de asielzoeker " aangevuld met de woorden " of aan de advocaat, mits voorlegging van een schriftelijke machtiging van de asielzoeker ".
Art. 8. De Minister bevoegd voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 augustus 2013.
FILIP
Van Koningswege :
Voor de Minister van Justitie,
J. VANDE LANOTTE
De Staatssecretaris voor Asiel en Migratie,
Mevr. M. DE BLOCK