6 SEPTEMBER 2024. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2003 tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen
Art. 1-7
Artikel 1. In Hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 11 juli 2003 tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen wordt een afdeling 6 ingevoegd met als titel "Bevoegdheden toegekend aan de Commissaris-generaal om het advies te verstrekken bedoeld in artikel 57/41, § 1 van de wet".
Art.2. In afdeling 6 wordt een artikel 35/5 ingevoegd luidende:
"Art. 35/5. § 1. Indien de Commissaris-generaal een persoonlijk onderhoud noodzakelijk acht, wordt de betrokkene opgeroepen voor een persoonlijk onderhoud bij een ter post aangetekende zending of per drager tegen ontvangstbewijs op zijn effectieve verblijfplaats. Dit persoonlijk onderhoud kan ten vroegste acht dagen na de kennisgeving plaatsvinden.
In afwijking van het vorig lid kan het persoonlijk onderhoud ten vroegste twee dagen na de kennisgeving van de oproeping plaatsvinden wanneer de betrokkene zich in een welbepaalde plaats bevindt zoals bedoeld in de artikelen 74/8 of 74/9 van de wet of met het oog op zijn verwijdering het voorwerp uitmaakt van een veiligheidsmaatregel zoals bedoeld in artikel 68 van de wet.
Indien de betrokkene die zich in een welbepaalde plaats bevindt zoals bedoeld in de artikelen 74/8 of 74/9 van de wet of met het oog op zijn verwijdering het voorwerp uitmaakt van een veiligheidsmaatregel zoals bedoeld in artikel 68 van de wet wordt opgeroepen voor een persoonlijk onderhoud op afstand, dient zijn bezwaar zo spoedig mogelijk over te maken aan de Commissaris-generaal. In de andere gevallen waarin de betrokkene wordt uitgenodigd voor een persoonlijk onderhoud op afstand, geldt de in artikel 12/1, § 2, eerste en tweede lid vastgestelde termijn voor het overmaken van het bezwaar.
§ 2. Een kopie van de oproepingsbrief wordt desgevallend ter informatie per gewone post, per fax of per e- mail gestuurd naar de advocaat van de betrokkene.
§ 3. Het persoonlijk onderhoud van de begeleide minderjarige vindt alleen plaats in aanwezigheid van de ambtenaar, de minderjarige en de persoon die over de minderjarige het ouderlijk gezag, de voogdij krachtens de nationale wet van de minderjarige of de bijzondere voogdij uitoefent voorzien door de Belgische wet, en, in voorkomend geval, een tolk, de advocaat van de minderjarige en één enkele vertrouwenspersoon.
De ambtenaar kan zich verzetten tegen de aanwezigheid van de persoon die over de minderjarige het ouderlijk gezag, de voogdij krachtens de nationale wet van de minderjarige of de bijzondere voogdij uitoefent voorzien door de Belgische wet indien het hoger belang van het kind dit vereist.
§ 4. De ambtenaar gaat tijdens het persoonlijk onderhoud na of er geen bezwaar is te worden gehoord door een persoon die een ander geslacht heeft dan de betrokkene. Indien de reden die wordt ingeroepen ter ondersteuning van dit bezwaar als gegrond wordt beschouwd, wordt hieraan gevolg gegeven.
§ 5. Met uitzondering van artikel 12/1, tweede paragraaf, derde lid, artikel 14, tweede paragraaf, tweede lid, en artikel 18 zijn de artikelen van onderafdeling 3 van afdeling 1 van hoofdstuk III met betrekking tot het persoonlijk onderhoud en onderafdeling 4 van afdeling 1 van hoofdstuk III betreffende het recht op bijstand van toepassing op het persoonlijk onderhoud bedoeld in dit artikel."
Art.3. In afdeling 6 wordt een artikel 35/6 ingevoegd luidende:
"Art. 35/6. De oproeping tot persoonlijk onderhoud inzake de aanvraag om toelating tot het grondgebied wegens staatloosheid bevat minstens volgende gegevens:
- de plaats en de datum van het persoonlijk onderhoud;
- de datum van de oproeping;
- desgevallend de aankondiging van de aanwezigheid van een tolk die één van de talen gesproken door de betrokkene beheerst;
- de vermelding volgens dewelke de betrokkene zich op de dag van het persoonlijk onderhoud kan laten bijstaan door een advocaat en een vertrouwenspersoon;
- de mededeling dat, wanneer de betrokkene zich niet aanmeldt op het Commissariaat-generaal op de voor het persoonlijk onderhoud vastgestelde datum, hij schriftelijk de redenen dient mee te delen voor zijn afwezigheid op het persoonlijk onderhoud;
- de gevolgen die kunnen voortvloeien uit de afwezigheid van antwoord vanwege de betrokkene."
Art.4. In afdeling 6 wordt een artikel 35/7 ingevoegd luidende:
"Art. 35/7. § 1. Indien de betrokkene wordt opgeroepen voor een persoonlijk onderhoud, verzekert de Commissaris-generaal de bijstand van een tolk die één van de talen gesproken door de betrokkene beheerst.
§ 2. Indien de Commissaris-generaal niet beschikt over een tolk die één van de talen gesproken door de betrokkene beheerst, kan de Commissaris-generaal aan de betrokkene, in de oproepingsbrief, vragen om zelf een tolk naar het persoonlijk onderhoud te brengen.
Indien in het in lid 1 bedoelde geval de betrokkene in gebreke blijft een tolk naar het persoonlijk onderhoud mee te brengen, kan de Commissaris-generaal een advies geven zonder de betrokkene te horen op basis van de elementen waarover hij beschikt.
§ 3. Op elk moment van de procedure voor het Commissariaat-generaal, kan de betrokkene beslissen om geen beroep meer te doen op een tolk en aan de bijstand van elke tolk, die hem ter beschikking werd gesteld door de Commissaris-generaal, te verzaken. In dat geval gaat het persoonlijk onderhoud verder in het Frans of het Nederlands. De beslissing van de betrokkene wordt genoteerd.
§ 4. De artikelen 20/1, 21 en 21/1 van onderafdeling 5 van afdeling 1 van hoofdstuk III betreffende de rol van de tolk zijn van toepassing op de tolk bedoeld in dit artikel."
Art.5. In afdeling 6 wordt een artikel 35/8 ingevoegd luidende:
"Art. 35/8. § 1. In het geval dat de betrokkene opgeroepen wordt voor een persoonlijk onderhoud, maar hij verhinderd is, moet hij aan de Commissaris-generaal binnen de acht dagen volgend op de door de Commissaris-generaal vastgestelde datum van het persoonlijk onderhoud een geldige reden voor zijn afwezigheid overmaken.
Indien hij de reden geldig acht, roept de Commissaris-generaal deze op een latere datum opnieuw op.
Indien de betrokkene, na opnieuw te zijn opgeroepen overeenkomstig het vorige lid, een nieuwe reden aanhaalt die een afwezigheid op een vastgelegd persoonlijk onderhoud rechtvaardigt, geeft de Commissaris-generaal een advies op basis van de elementen in zijn bezit.
§ 2. In afwijking van het eerste lid van paragraaf 1 moet de betrokkene die zich in een welbepaalde plaats bevindt zoals bedoeld in de artikelen 74/8 of 74/9 van de wet of met het oog op zijn verwijdering het voorwerp uitmaakt van een veiligheidsmaatregel zoals bedoeld in artikel 68 van de wet binnen de twee dagen volgend op de door de Commissaris-generaal vastgestelde datum van persoonlijk onderhoud een geldige reden voor zijn afwezigheid overmaken.
§ 3. Bij afwezigheid van de betrokkene op het persoonlijk onderhoud zonder geldige reden licht de Commissaris-generaal de Minister of zijn gemachtigde in van de afwezigheid van de betrokkene op het persoonlijk onderhoud zonder geldige reden."
Art.6. In afdeling 6 wordt een artikel 35/9 ingevoegd luidende:
"Art. 35/9. § 1. De Commissaris-generaal kan de betrokkene schriftelijk om bijkomende inlichtingen vragen. Het verzoek kan in de oproeping tot persoonlijk onderhoud worden gevoegd of kan het voorwerp uitmaken van een aparte brief. De bepaling met betrekking tot de kennisgevingen voorzien in artikel 35/5 zijn eveneens van toepassing op dit verzoek.
§ 2. De Commissaris-generaal geeft uitdrukkelijk in het verzoek om inlichtingen aan wat de gevolgen kunnen zijn indien het verzoek om inlichtingen zonder antwoord blijft en er daarvoor geen geldige reden wordt aangebracht binnen de dertig dagen volgend op de verzending van het verzoek om inlichtingen.
§ 3. Indien de betrokkene niet antwoordt op het verzoek om inlichtingen en daarvoor geen geldige reden aanbrengt, licht de Commissaris-generaal de Minister of zijn gemachtigde hierover in."
Art. 7. De minister bevoegd voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen is belast met de uitvoering van dit besluit.