13 JULI 2001. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de criteria, voorwaarden en refertebedragen van de tussenkomsten in de individuele materiële bijstand voor de sociale integratie van personen met een handicap. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-11-2001 en tekstbijwerking tot 29-01-2025)
HOOFDSTUK I. - Voorafgaande bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied.
Art. 3-8
HOOFDSTUK III. - Persoonlijke adviesverlening.
Art. 9-11, 11/1
HOOFDSTUK IV. - Procedure.
Art. 12-15
HOOFDSTUK V. - Tenlasteneming van de bijstand.
Art. 16, 16/1, 16/2, 16/3, 16/4, 16/5, 16/6, 17-24, 24/1
HOOFDSTUK VI. - Het kennis- en ondersteuningscentrum.
Art. 25-30
HOOFDSTUK VII. - De bijzondere bijstandscommissie.
Art. 31
HOOFDSTUK VIII. - Wijzigende bepalingen en slotbepalingen.
Art. 32-36
BIJLAGEN.
Art. N0-N5
2002035701 2002036117 2002036468 2003035481 2004036253 2004036904 2006035237 2006036430 2007035043 2007035049 2007036344 2007037295 2009036071 2009200195 2010035977 2011035006 2011035446 2012035419 2012035532 2012035705 2013035197 2013036174 2013206010 2014035219 2014036565 2015036136 2016036536 2017040924 2018032546 2019013243 2020020019 2020031428 2021033422 2021042177 2022033625 2023043684 2023046976 2023047388 2023048413 2024005750
HOOFDSTUK I. - Voorafgaande bepalingen.
Artikel 1.Binnen de perken van de kredieten, vastgelegd op de begroting van het Vlaams [1 Agentschap voor Personen met een Handicap]1 , kan overeenkomstig de bepalingen van dit besluit individuele materiële bijstand worden verleend voor de sociale integratie van personen met een handicap.
Het Vlaams [1 Agentschap voor Personen met een Handicap]1 kan, ten belope van 10 % van de vastgelegde kredieten, individuele bijstand voor de sociale integratie verlenen die buiten de bepalingen en bedragen van de [2 refertelijst]2 vallen.
----------
(1)<BVR 2008-12-12/69, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<BVR 2018-12-14/31, art. 1, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.2.In dit besluit wordt verstaan onder :
1° [1 het decreet : het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;]1
2° [1 het agentschap : het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;]1
3° de materiële bijstand : de individuele materiële bijstand voor de sociale integratie, die deel uitmaakt van de kosten voor sociale integratie [1 ...]1 ;
4° [4 ...]4
5° [4 ...]4
6° [4 ...]4
7° [5 ...]5
8° [5 adviesrapport: een adviesrapport als vermeld in artikel 9, § 3, 6°, dat een gespecialiseerd multidisciplinair team opmaakt;]5
9° (gespecialiseerd multidisciplinair team : het multidisciplinair team dat overeenkomstig hoofdstuk III van het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991 betreffende de inschrijving bij het [1 Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap]1 bijkomend werd erkend als gespecialiseerd multidisciplinair team voor toekenning van individuele materiële bijstand;) <BVR 2002-07-19/66, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
10° KOC : het kennis- en ondersteuningscentrum, bedoeld in hoofdstuk VI van dit besluit;
11° gemachtigde expert : de expert die beschikt over specifieke ervaring en deskundigheid inzake het doelmatig gebruik van een segment van de materiële bijstand en die, overeenkomstig [1 overeenkomstig artikel 11/1 door het agentschap]1 gemachtigd is om een gespecialiseerd persoonlijk advies te verlenen zoals bedoeld in hoofdstuk III;
[1 12° onderhoud : de kosten die gemaakt worden om de goede staat van een hulpmiddel en de correcte werking ervan te garanderen. Het onderhoud omvat onder meer reinigen en smeren van onderdelen, werkingscontrole, afregelingswerkzaamheden, werkuren, verplaatsingskosten en bij een onderhoudsbeurt gebruikelijke vervangingen van onderdelen;
13° herstel : uitzonderlijke kosten die gemaakt worden om een defect toestel opnieuw gebruiksklaar te maken;
14° refertelijst : de lijst die als bijlage I bij dit besluit is gevoegd, waarin de tegemoetkomingen worden vermeld die het agentschap kan verlenen voor de hulpmiddelen en aanpassingen die in de lijst zijn opgenomen;
15° refertebedrag : het bedrag van de tegemoetkoming die het agentschap kan verlenen voor hulpmiddelen en aanpassingen, vermeld in [3 de refertelijst en in de refertelijst bis]3;
16° refertetermijn : de termijn, vermeld in [3 de refertelijst en in de refertelijst bis]3.]1
[2 17° basiskosten : de kosten van een standaardproduct dat een valide persoon voor dezelfde activiteit kan gebruiken. De basiskosten zijn vermeld in [3 de refertelijst en in de refertelijst bis]3;]2
[3 18° maatwerk: elk hulpmiddel dat speciaal is vervaardigd en dat bestemd is om uitsluitend door één bepaalde gebruiker te worden gebruikt. De hulpmiddelen die volgens methoden van continue fabricage of van seriefabricage worden vervaardigd en die een aanpassing vereisen om te voldoen aan de specifieke behoeften van de gebruiker, worden niet beschouwd als maatwerk;
19° refertelijst bis: de lijst die opgenomen is in bijlage IV, die bij dit besluit is gevoegd, en waarin de tegemoetkomingen worden vermeld die het agentschap kan verlenen voor hulpmiddelen en aanpassingen uit de refertelijst die gebruikt worden bij een door het agentschap vergunde of een bij het agentschap geregistreerde zorgaanbieder;]3
[4 20° hulpmiddelenfiches: de hulpmiddelenfiches die opgenomen zijn in bijlage IV die bij dit besluit is gevoegd en die voor de bijstand, vermeld in de refertelijst of de refertelijst bis de omschrijving van de bijstand, de doelgroep, cumulbepalingen en specifieke voorwaarden bevatten.]4
[6 21° G-index: het indexcijfer van de afgevlakte gezondheidsindex, vermeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.]6
----------
(1)<BVR 2008-12-12/69, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<BVR 2011-12-09/18, art. 1, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(3)<BVR 2018-12-14/31, art. 2, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(4)<BVR 2019-04-26/32, art. 7, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
(5)<BVR 2021-03-05/14, art. 7, 033; Inwerkingtreding : 09-05-2021>
(6)<BVR 2025-01-17/08, art. 3, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied.
Art.3.[1 Het agentschap kan materiële bijstand verlenen aan personen als :
1° zij een handicap hebben overeenkomstig artikel 2, 2°, van het decreet;
2° [2 ...]2]1
----------
(1)<BVR 2008-12-12/69, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<BVR 2019-04-26/32, art. 8, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art.4.De materiële bijstand kan aan de persoon met een handicap alleen toegekend worden voor kosten die, door de behoefte die voortvloeit uit de handicap, noodzakelijk zijn voor zijn sociale integratie.
De in het eerste lid bedoelde kosten moeten bijkomende uitgaven zijn ten opzichte van de uitgaven die een valide persoon in dezelfde omstandigheden moet doen.
De bijstand kan alleen toegekend worden als de noodzaak, de gebruiksfrequentie, de werkzaamheid en de doelmatigheid van de bijstand in functie zijn van de handicap, en in verhouding staan tot het bedrag van de gevraagde bijstand dat vermeld staat op de [1 refertelijst of op de refertelijst bis]1.
----------
(1)<BVR 2018-12-14/31, art. 3, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.5.Aan personen met een handicap die de volle leeftijd van 65 jaar bereikt hebben op het ogenblik van het indienen van de aanvraag tot materiële bijstand, kan die bijstand alleen worden toegekend als die personen reeds ingeschreven waren bij het [1 agentschap]1 vóór deze leeftijd en als de bijstand verband houdt met een handicap die ze voor deze leeftijd al hadden.
Het bestaan van de handicap kan blijken uit :
1° [1 een verslag van een instantie die door het agentschap is erkend om een multidisciplinair verslag af te leveren;]1
2° een aanvraag tot inschrijving en bijstand bij het Rijksfonds voor Sociale Reclassering van de Minder-validen of bij het Fonds voor Medische, Sociale en Pedagogische Zorg voor Gehandicapten. Deze aanvraag werd ingediend vóór de datum van aanvraag tot tenlasteneming van bijstand;
3° een attest of uitspraak, afgeleverd door een overheidsdienst, een verzekeringsinstelling met inbegrip van de ziekenfondsen of een gerechtelijke instantie. Uit dit attest of deze uitspraak blijkt dat de officiële vaststelling van de handicap gebeurd is vóór de aanvrager 65 jaar geworden is.
----------
(1)<BVR 2008-12-12/69, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.6.[1 De kosten die de personen met een handicap voor hun sociale integratie maken, kunnen niet door het agentschap ten laste genomen worden als de tenlasteneming ervan op wettelijke, decretale of ordonnantiële basis behoort tot de bevoegdheid van andere overheidsdiensten dan het agentschap.
[3 ...]3]1
----------
(1)<BVR 2011-12-09/18, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(2)<BVR 2013-02-01/09, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 01-04-2013>
(3)<BVR 2018-11-30/16, art. 550, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.7.In geen geval kan met toepassing van dit besluit de tenlasteneming gebeuren van :
1° apparatuur voor medische of paramedische behandeling of voor onderhoud van de fysieke conditie;
2° [3 dienstverlening door fysieke of rechtspersonen, met uitzondering van :
a) pedagogische hulp bij hogere studies, lessen in de techniek om zich met een lange lichtweerkaatsende witte stok te verplaatsen en aanvullende rijlessen als vermeld in de refertelijst [5 of in de refertelijst bis]5;
b) onderhoud als vermeld in de refertelijst [5 of in de refertelijst bis]5 [6 ...]6;
c) herstellingen van hulpmiddelen ongeacht of ze al of niet vermeld zijn in de refertelijst [5 of in de refertelijst bis]5 [6 ...]6;]3 [8 met uitzondering van de herstellingen van fietsoplossingen, de handicapspecifieke aanpassingen uitgezonderd, ongeacht of ze zijn opgenomen in de refertelijst of de refertelijst bis of niet;]8
[8 d) individueel vervoer naar gewoon lager onderwijs, gewoon secundair onderwijs of hoger beroepsonderwijs, hoger onderwijs of volwassenenonderwijs en verblijf voor opleiding in gewoon lager onderwijs, gewoon secundair onderwijs of hoger beroepsonderwijs, hoger onderwijs of volwassenenonderwijs;]8
3° [4 materiële bijstand aan personen die langer dan drie maanden opgenomen zijn in een voorziening, die bijstand en verzorging biedt en die krachtens andere wettelijke, decretale of ordonnantiële bepalingen dan het decreet aangemeld is, erkend is of gesubsidieerd wordt;]4
4° materiële bijstand die behoort tot de (op school) gebruikte schooluitrusting of daarmee equivalent is, inzonderheid hulpmiddelen die nodig zijn om de lessen te volgen, schoolgeld en leerboeken;
5° fietsen met een hulpmotor, snor- en bromfietsen;
6° verzekeringskosten;
[5 7° [7 mobiele telefoontoestellen of tablets, behalve in de gevallen, vermeld in de refertelijst of de refertelijst bis;]7]5
8° (...) <BVR 2006-01-27/39, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
(9° [8 ...]8relaxzetels, behalve van de in de bijlage bij dit besluit opgenomen specifieke zetels voor personen die lijden aan de ziekte van Huntington;) <BVR 2004-12-17/37, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
[2 10° standaard computer (desktop of laptop), standaard beeldscherm of groot beeldscherm, televisiescherm, tv-voorzetscherm, telefoonversterker of telefoontoestel met ingebouwde versterking, faxtoestel of toestel met analoge functie, aanhangfiets met één wiel, fietskar of aanhangwagen, badopstapje, badplank, badverkorter, badzit, badstoel, bedtafel, toiletrugleuning, toiletverhoging, toiletzitkussen, serveerwagen, sleutelgreepaanpassingen, leeslamp, leesplank, leestafel, memorecorder, sprekende basisrekenmachine, sprekende huishoudweegschaal, sprekende personenweegschaal, sprekende wekker, sprekende labelpen;
11° [5 materiële bijstand voor gebruik binnen de infrastructuur van een aanbieder van zorg en ondersteuning die erkend of vergund is door het agentschap of die geregistreerd is bij het agentschap en die krachtens het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden aanspraak kan maken op investeringssubsidies, met uitzondering van:
a) de materiële bijstand die is opgenomen in de refertelijst bis;
b) de materiële bijstand die niet is opgenomen in de refertelijst bis, maar wel is opgenomen in de refertelijst als het maatwerk betreft;
c) de materiële bijstand die niet is opgenomen in de refertelijst bis en niet is opgenomen in de refertelijst als aan een van navolgende voorwaarden is voldaan:
1° het betreft maatwerk;
2° het gaat om materiële bijstand [7 voor]7 mobiliteit en communicatie die niet door verschillende personen, eventueel opeenvolgend, gebruikt kan worden, eventueel na een omkeerbare individuele aanpassing.]5
[5 In afwijking van het eerste lid, 3°, kan materiële bijstand die in de refertelijst vermeld wordt onder de [7 activiteiten]7 communicatie en mobiliteit [7 ...]7, de specifieke zetel voor personen met de ziekte van Huntington, de aangepaste stoelen en tafels [7 , het mechanische eetapparaat, de draaischijf, de hulphond, de hoorhond, de kleurendetector en de aangepaste kledij voor een persoon met een ernstige gedragsstoornis]7 toegekend worden aan personen die verblijven in een woonzorgcentrum als vermeld in artikel 37 van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009.]5
[5 [7 Aan de personen die verblijven in een groep van assistentiewoningen als vermeld in artikel 33 van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009, kan in afwijking van het eerste lid, 3°, materiële bijstand toegekend worden die in de refertelijst is vermeld, met uitzondering van de hulpmiddelen en aanpassingen voor de activiteit wonen, zoals bepaald in de refertelijst, met uitzondering van de volgende aanpassingen en hulpmiddelen:
1° omgevingsbedieningsapparatuur;
2° automatische deuropener;
3° herstellingskosten automatische deuropener;
4° in hoogte verstelbaar werkvlak;
5° onderrijdbaar werkvlak;
6° in hoogte verstelbare gootsteen;
7° onderrijdbare gootsteen;
8° mobiel parlofoonsysteem (uitgezonderd bij nieuwbouw).]7]5
----------
(1)<BVR 2008-12-12/69, art. 6, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<BVR 2011-12-09/18, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(3)<BVR 2013-02-01/09, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 01-04-2013>
(4)<BVR 2013-11-29/06, art. 1, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(5)<BVR 2018-12-14/31, art. 4, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(6)<BVR 2018-11-30/16, art. 551, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(7)<BVR 2019-04-26/32, art. 9, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
(8)<BVR 2023-01-20/07, art. 1, 036; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
Art.8. (Opgeheven) <BVR 2003-02-14/52, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
HOOFDSTUK III. - Persoonlijke adviesverlening.
Art.9.§ 1. [1 Het gespecialiseerde multidisciplinair team waarop de persoon met een handicap met een verzoek om materiële bijstand een beroep doet, zorgt voor de persoonlijke adviesverlening. Dat advies omvat:]1
1° het informeren, oriënteren en begeleiden van de persoon gedurende het proces van het stellen van de zorgvraag, tot de tenlasteneming en het effectief gebruik van de materiële bijstand;
2° het vertalen van de functionele vraag naar het advies over de meest aangewezen materiële bijstand;
3° de nazorg en de evaluatie van het effectief gebruik van de materiële bijstand.
§ 2. De persoonlijke adviesverlening moet gebaseerd zijn op het onderling verband tussen de volgende factoren die bij de vraag naar materiële bijstand een rol spelen :
1° de beperkingen van de persoon en de verwachte evolutie;
2° de inbreng van de persoon over zijn persoonlijke ervaring met zijn beperkingen;
3° de inbreng van artsen en/of therapeuten die de persoon behandelen of behandeld hebben;
4° de inbreng van personen met een handicap die ervaring hebben met het gebruik van vergelijkbare materiële bijstand;
5° de globale situatie van de persoon op vlak van wonen, activiteiten, ondersteuning en assistentie;
6° de gebruiksfrequentie, de werkzaamheid en de doelmatigheid van de bijstand;
7° het marktaanbod en de technologische ontwikkelingen;
8° de prijs-kwaliteitverhouding;
9° de bepalingen van dit besluit;
10° de financiële tenlasteneming in het kader van dit besluit en/of in het kader van andere regelingen.
§ 3. Het gespecialiseerd multidisciplinair team neemt bij de persoonlijke adviesverlening de volgende werkingsprincipes en werkwijze in acht :
1° geen financiële bijdrage vragen aan de persoon met een handicap;
2° alle stappen tijdens het proces van de persoonlijke adviesverlening bespreken met de persoon met een handicap;
3° de onafhankelijkheid garanderen tegenover producenten, leveranciers, verstrekkers en verhuurders van materiële bijstand;
4° de privacy van de persoon met een handicap en zijn omgeving respecteren;
5° de adviezen technisch deskundig onderbouwen;
6° een adviesrapport met de bevindingen en de conclusies van de persoonlijke adviesverlening opstellen, en dit rapport bespreken met, en bezorgen aan de persoon met een handicap;
7° [1 het adviesrapport, vermeld in punt 6°, of de adviesrapporten, vermeld in artikel 11, § 3, 2°, bezorgen aan het agentschap en, als dat gevraagd wordt, een afschrift ervan bezorgen aan het KOC;]1
8° de uitvoering van de conclusies van het adviesrapport opvolgen, het doelmatig en doeltreffend gebruik van de materiële bijstand evalueren;
9° uitvoering geven aan de richtlijnen van het KOC voor het toepassen van een uniforme methodologie bij de persoonlijke adviesverlening;
10° aan het KOC alle gevraagde inlichtingen bezorgen.
----------
(1)<BVR 2021-03-05/14, art. 8, 033; Inwerkingtreding : 09-05-2021>
Art.10. § 1. Als het gespecialiseerd multidisciplinair team geconfronteerd wordt met een complexe probleemstelling, en het beschikt over onvoldoende informatie en expertise om een persoonlijk advies te kunnen verlenen, bezorgt het team de omschrijving van deze complexe probleemstelling aan het KOC.
§ 2. Het KOC gaat na of het intern beschikt over bijkomende informatie en kennis, op basis waarvan een persoonlijk advies kan worden verleend. Het KOC bezorgt deze bijkomende gegevens binnen een termijn van twee weken aan het gespecialiseerd multidisciplinair team.
Het team verwerkt deze bijkomende informatie in de persoonlijke adviesverlening aan de persoon met een handicap zoals bepaald in artikel 9 van dit besluit.
§ 3. Als het KOC intern niet beschikt over adequate bijkomende informatie, geeft het daarvan binnen een termijn van twee weken de bevestiging aan het gespecialiseerd multidisciplinair team, en verwijst het tegelijk de persoon met een handicap voor het verkrijgen van een gespecialiseerd persoonlijk advies naar de experts die gemachtigd zijn voor het segment van de materiële bijstand waar de complexe probleemstelling betrekking op heeft.
Als de complexe probleemstelling betrekking heeft op een persoon met een meervoudige handicap, kan het KOC de persoon voor meer dan één gespecialiseerd persoonlijk advies verwijzen naar meer dan één gemachtigde expert.
Het KOC bezorgt aan de persoon met een handicap en aan het gespecialiseerd multidisciplinair team de lijst(en) van de gemachtigde experts, bedoeld in het eerste en tweede lid.
In overleg met het gespecialiseerd multidisciplinair team vraagt de persoon met een handicap een gespecialiseerd persoonlijk advies aan de gemachtigde expert(en) die hij kiest uit de lijst(en) die bedoeld worden in het derde lid.
Art.11.§ 1. De gemachtigde expert verleent op verzoek van de persoon met een handicap, en binnen een termijn van dertig dagen, een gespecialiseerd persoonlijk advies.
Deze gespecialiseerde persoonlijke adviesverlening omvat het vertalen van de complexe functionele vraag naar het advies over de meest aangewezen materiële bijstand.
§ 2. De gespecialiseerde persoonlijke adviesverlening moet gebaseerd zijn op het onderling verband tussen de factoren, bedoeld in artikel 9, § 2, 1°, tot en met 10°, van dit besluit.
§ 3. De gemachtigde expert neemt bij de gespecialiseerde persoonlijke adviesverlening de volgende werkingsprincipes en werkwijze in acht :
1° de werkingsprincipes en werkwijze, bedoeld in artikel 9, § 3, 3°, tot en met 6°;
2° het adviesrapport bezorgen aan het gespecialiseerd multidisciplinair team;
3° uitvoering geven aan de richtlijnen van het KOC voor het toepassen van een uniforme methodologie bij de gespecialiseerde persoonlijke adviesverlening;
4° aan het KOC alle gevraagde inlichtingen bezorgen.
§ 4. Het [1 agentschap]1 neemt de kosten die de persoon met een handicap draagt voor het gespecialiseerd persoonlijk advies van een gemachtigde expert ten laste, na voorlegging aan het [1 agentschap]1 van :
1° een kopie van de verwijzing door het KOC naar de gemachtigde experts;
2° de factuur of de onkostennota van de gemachtigde expert.
Het maximumbedrag van de tenlasteneming door het [1 agentschap]1 van de kosten, bedoeld in het eerste lid, wordt [2 voor 2024]2 vastgesteld op [2 449,73 euro]2 per gespecialiseerd advies waarvoor de persoon door het KOC verwezen werd naar een gemachtigde expert. Dat bedrag wordt verhoogd met de verplaatsingskosten overeenkomstig de terugbetalingsschalen die gelden voor het overheidspersoneel. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, kan het maximumbedrag dat het [1 agentschap]1 ten laste neemt verhogen. <BVR 2007-07-19/39, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
[2 De tegemoetkoming voor het gespecialiseerde persoonlijke advies van een gemachtigde expert wordt jaarlijks op 1 januari aangepast, rekening houdend met de G-index, volgens de formule: bedrag X-1 x G-index december X-1/G-index december X-2, waarbij X het jaartal is waarin de indexering gebeurt.]2
----------
(1)<BVR 2008-12-12/69, art. 7, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<BVR 2025-01-17/08, art. 4, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art. 11/1. [1 Het agentschap verleent een machtiging aan de gemachtigde experts, na bekrachtiging van de beslissing over de machtiging door het toezichtcomité, vermeld in artikel 29.
Om voor machtiging in aanmerking te komen, moeten de experts :
1° hun aanvraag tot machtiging ingediend hebben bij het agentschap;
2° verbonden zijn aan een van de onderstaande instanties :
a) een onderzoeksinstituut in het raam van een instelling voor hoger onderwijs;
b) een revalidatieafdeling van een universitair ziekenhuis;
c) een organisatie die deskundigheid en ervaring op het vlak van het doeltreffende en doelmatige gebruik van minstens één segment van de materiële bijstand in het kader van dit besluit kan bewijzen;
3° niet verbonden zijn aan een producent, leverancier, verstrekker of verhuurder van materiële bijstand.
Bij de eerste aanvraag verleent het agentschap de machtiging voor een termijn van maximaal één jaar. Vanaf de eerste aanvraag tot verlenging kan het agentschap de machtiging toestaan voor een termijn van maximum drie jaar.
Bij het verlenen van de machtiging houdt het agentschap rekening met de evaluatie, vermeld in artikel 25, § 2, 11°.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2008-12-12/69, art. 8, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
HOOFDSTUK IV. - Procedure.
Art.12.
<Opgeheven bij BVR 2019-04-26/32, art. 10, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art.13.[1 § 1. De aanvraag van materiële bijstand wordt gemotiveerd in een adviesrapport. In dat adviesrapport wordt aangetoond dat is voldaan aan de voorwaarden voor het krijgen van een tegemoetkoming in de kosten van materiële bijstand en worden ook alle elementen aangebracht om het doeltreffende en doelmatige gebruik van de materiële hulp die al eerder is toegekend, te evalueren.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 kan de aanvrager of zijn wettelijke vertegenwoordiger in de volgende gevallen de aanvraag van materiële bijstand motiveren, behalve als het agentschap een adviesrapport vraagt:
1° de aanvraag van een tegemoetkoming voor [2 materiële bijstand]2 waarvoor in de refertelijst of in de refertelijst bis is aangegeven dat [2 die in aanmerking komt]2 voor een vereenvoudigde aanvraagprocedure, behalve als het een eerste aanvraag van materiële bijstand sinds 1 januari 2002 betreft;
2° de aanvraag van een tegemoetkoming voor [2 dezelfde of vergelijkbare materiële bijstand]2als het agentschap de kosten al ten laste heeft genomen voor [2 die materiële bijstand]2, ongeacht of [2 die materiële bijstand]2 is opgenomen in de refertelijst of in de refertelijst bis;
3° de aanvraag van een tegemoetkoming voor de kosten van onderhoud of herstel van[2 materiële bijstand]2g. Bij de motivatie wordt een factuur of een offerte gevoegd als het agentschap daarom vraagt;
4° als het agentschap een beslissing heeft genomen over de tenlasteneming van materiële bijstand, maar de aankopen, leveringen of werken niet hebben plaatsgevonden binnen de termijnen, vermeld in artikel 23, § 1, eerste lid, 1°, en een nieuwe aanvraag voor [2 dezelfde materiële bijstand]2 wordt ingediend.
De aanvrager of zijn wettelijke vertegenwoordiger bezorgt de motivatie aan het agentschap met de post of elektronisch op de wijze die het agentschap bepaalt. Als de motivatie met de post wordt bezorgd, wordt die ondertekend door de aanvrager of zijn wettelijke vertegenwoordiger.
§ 3. Het agentschap kan andere gevallen dan de gevallen, vermeld in paragraaf 2, vaststellen, waarin afgeweken kan worden van de bepalingen van paragraaf 1. Het agentschap kan in die gevallen vaststellen op welke wijze de aanvraag gemotiveerd moet worden.
§ 4. Voor de aanvraag van een tegemoetkoming in incontinentiemateriaal wordt in afwijking van paragraaf 1 geen adviesrapport gevraagd, maar wordt een medisch attest bezorgd aan het agentschap.
Het agentschap bepaalt de inhoud van het attest, de disciplines van artsen die het attest moeten invullen, en de bewijsstukken die moeten worden toegevoegd.]1
----------
(1)<BVR 2021-03-05/14, art. 9, 033; Inwerkingtreding : 09-05-2021>
(2)<BVR 2023-01-20/07, art. 2, 036; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
Art.14.[1 Het agentschap beslist over de tenlasteneming van de materiële bijstand conform de bepalingen van hoofdstuk V.]1
----------
(1)<BVR 2019-04-26/32, art. 12, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art.15.Het [1 agentschap]1 betekent de beslissing of het voornemen omtrent tenlasteneming binnen dertig dagen nadat een volledig dossier is ingediend.
----------
(1)<BVR 2008-12-12/69, art. 12, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
HOOFDSTUK V. - Tenlasteneming van de bijstand.
Art.16.[1 Het agentschap beslist positief over de tenlasteneming van de gevraagde materiële bijstand als het agentschap vaststelt dat al de volgende voorwaarden vervuld zijn:
1° de bijstand is opgenomen in de refertelijst of in de refertelijst bis;
2° er is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in dit besluit;
3° de persoon met een handicap behoort tot de doelgroep, vermeld in de hulpmiddelenfiche over de gevraagde bijstand;
4° [2 de gevraagde materiële bijstand beantwoordt aan de beschrijving van de materiële bijstand die is opgenomen in de hulpmiddelenfiche over de gevraagde bijstand of de aanvraag heeft betrekking op de materiële bijstand, vermeld in het punt "te gebruiken als forfait voor" in de hulpmiddelenfiche over de gevraagde materiële bijstand]2;
5° er is in voorkomend geval voldaan aan de specifieke voorwaarden die zijn opgenomen in de hulpmiddelenfiches over de bijstand.
In afwijking van het eerste lid kan het agentschap positief beslissen over de tenlasteneming van de gevraagde materiële bijstand als niet is voldaan aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 3°, maar het agentschap van oordeel is dat de materiële bijstand door de behoefte die voortvloeit uit de handicap, noodzakelijk is voor de sociale integratie van de persoon met een handicap.
[2 Als niet voldaan is aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid, 3° of 5°, kan het agentschap positief beslissen over de tenlasteneming van andere materiële bijstand dan de gevraagde bijstand als die bijstand in de hulpmiddelenfiche over de gevraagde bijstand wordt vermeld in het punt "te gebruiken als forfait voor.]2
[2 Als de gevraagde materiële bijstand aanvullingen omvat die zijn opgenomen in de hulpmiddelenfiche voor die bijstand kan de tenlasteneming voor de materiële bijstand in afwijking van het vierde lid maximaal gebeuren voor de som van de refertebedragen die voor de bijstand en de aanvullingen zijn opgenomen in de refertelijst of de refertelijst bis.]2
De tenlasteneming van de bijstand gebeurt maximaal voor het refertebedrag dat is opgenomen in de refertelijst of in de refertelijst bis.
[3 ...]3.
[3 De refertebedragen en de basiskosten die opgenomen zijn in de refertelijst en in de refertelijst bis, worden jaarlijks op 1 januari aangepast, rekening houdend met de G-index, volgens de volgende formule: bedrag X-1 x G-index december X-1/G-index december X-2, waarbij X het jaartal is waarin de indexering gebeurt.]3]1
----------
(1)<BVR 2019-04-26/32, art. 13, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
(2)<BVR 2023-01-20/07, art. 3, 036; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
(3)<BVR 2025-01-17/08, art. 5, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art. 16/1.[1 Als de refertelijst of de refertelijst bis voorziet in een tegemoetkoming in de kosten van onderhoud of herstel van de materiële bijstand waarbij het agentschap conform artikel 16 positief heeft beslist over de tenlasteneming ervan, heeft de persoon met een handicap automatisch recht op de refertebedragen die in de refertelijst of de refertelijst bis zijn vastgesteld voor onderhoud of herstel van die materiële bijstand.
Als de refertelijst of de refertelijst bis niet in een tegemoetkoming in de kosten van onderhoud of herstel voorziet voor de gevraagde materiële bijstand op het ogenblik dat het agentschap conform artikel 16 positief beslist over de tenlasteneming van de gevraagde materiële bijstand, kan een tegemoetkoming in de kosten van herstel of onderhoud conform artikel 13 van dit besluit worden gevraagd nadat een tegemoetkoming voor de kosten van onderhoud of herstel voor die bijstand is opgenomen in de refertelijst of de refertelijst bis.
Als de refertelijst of de refertelijst bis voorziet in een tegemoetkoming in de kosten van onderhoud of herstel van materiële bijstand, maar er geen tenlasteneming wordt gevraagd van de kosten van die materiële bijstand of het agentschap niet positief heeft beslist over de tenlastenemingvan die materiële bijstand kan het agentschap een tegemoetkoming in de kosten van onderhoud en herstel toewijzen als de persoon met een handicap behoort tot de doelgroep van die bijstand conform de hulpmiddelenfiche over de materiële bijstand waarvoor hij een tegemoetkoming voor onderhoud of herstel vraagt.
De refertebedragen die voor herstel zijn opgenomen zijn in de refertelijst of in de refertelijst bis, die van toepassing zijn op de datum van de beslissing over de tenlasteneming van de gevraagde materiële bijstand of op de datum van de beslissing over de tenlasteneming van de kosten van herstel, gelden voor de totale levensduur van de materiële bijstand waarvoor een tegemoetkoming voor de kosten van herstel is toegekend Als het refertebedrag voordien is uitgeput, kan het agentschap een tegemoetkoming voor aanvullende herstelkosten toekennen rekening houdend met de elementen, vermeld in het zevende lid.
De kosten voor onderhoud worden door het agentschap ten laste genomen op basis van de refertebedragen die conform artikel 16, zesde [2 ...]2 lid, worden geïndexeerd en die van toepassing zijn op de datum van de factuur voor de kosten van onderhoud.
Tijdens de wettelijke garantieperiode worden geen herstelkosten ten laste genomen.
Als de refertelijst of de refertelijst bis niet voorziet in een tegemoetkoming voor de kosten van herstel van een hulpmiddel, kan het agentschap de herstelkosten volledig of gedeeltelijk ten laste nemen, rekening houdend met de volgende elementen:
1° de verwachte resterende gebruiksduur van het hulpmiddel;
2° de kostprijs van de herstelling ten aanzien van de kostprijs van de aankoop van een nieuw hulpmiddel;
3° de restwaarde van het hulpmiddel ten aanzien van de kostprijs van de herstelling ]1.
----------
(1)<BVR 2023-01-20/07, art. 4, 036; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
(2)<BVR 2025-01-17/08, art. 6, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art. 16/2.[1 De beslissingen over de toekenning van een refertebedrag voor incontinentiemateriaal gelden met ingang van de eerste dag van de maand waarin de aanvraag volledig is ingediend.
De beslissingen over de toekenning van het refertebedrag voor incontinentiemateriaal voor kinderen vanaf drie jaar gelden tot en met de laatste dag van de maand waarin het kind vijf jaar is geworden.
De andere beslissingen over de toekenning van een refertebedrag voor incontinentiemateriaal dan deze, vermeld in het tweede lid, gelden tot en met 31 december van het derde kalenderjaar, te rekenen vanaf het kalenderjaar waarin de beslissing werd genomen. De beslissingen worden telkens ambtshalve verlengd voor een termijn van drie jaar.]1
----------
(1)<BVR 2013-11-29/06, art. 2, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 16/3. [1 Als de evolutie van de incontinentieproblematiek van de persoon met een handicap onzeker is, kan het agentschap beslissen om de toekenning van een refertebedrag voor incontinentiemateriaal niet ambtshalve te verlengen maar om over de verlenging voor een periode van drie jaar te oordelen op basis van een nieuw medisch attest als vermeld in artikel 13, § 1/3.
De eventuele verlenging gaat in op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de geldigheidsduur van de beslissing over de toekenning van een refertebedrag voor incontinentiemateriaal verstrijkt, op voorwaarde dat het nieuwe medisch attest aan het agentschap wordt bezorgd binnen drie maanden na de datum waarop de geldigheidsduur van de beslissing afloopt.
Als het nieuwe medisch attest niet binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het agentschap wordt bezorgd, gaat de eventuele verlenging in op de eerste dag van de maand waarin het nieuwe medisch attest aan het agentschap wordt bezorgd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2013-11-29/06, art. 3, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 16/4. [1 § 1. In afwijking van artikel 16/2, derde lid, en artikel 16/3, houden de beslissingen over de toekenning van het refertebedrag voor incontinentiemateriaal voor kinderen vanaf vijf jaar tot en met elf jaar op uitwerking te hebben met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het kind twaalf jaar is geworden.
Het agentschap neemt ambtshalve een nieuwe beslissing waarbij het refertebedrag wordt toegekend voor personen van twaalf jaar en ouder voor de categorie van incontinentieforfait die vermeld wordt in de beslissing over de toekenning van het refertebedrag voor incontinentiemateriaal voor kinderen vanaf vijf jaar tot en met elf jaar. Die beslissing gaat in op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het kind twaalf jaar is geworden.
§ 2. Als het agentschap met toepassing van artikel 16/3, heeft beslist dat over de verlenging geoordeeld zal worden op basis van een nieuw medisch attest, zal het agentschap in voorkomend geval een beslissing over de toekenning van een refertebedrag voor personen van twaalf jaar en ouder nemen op basis van het nieuwe medisch attest. Die beslissing gaat in op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het kind twaalf jaar is geworden als het nieuwe medisch attest aan het agentschap wordt bezorgd binnen drie maanden na de datum waarop de beslissing tot toekenning van een refertebedrag voor kinderen vanaf vijf jaar tot en met elf jaar ophoudt uitwerking te hebben.
Als het nieuwe medisch attest niet binnen de termijn, vermeld in het derde lid, wordt bezorgd, gaat de nieuwe beslissing in op de eerste dag van de maand waarin het nieuwe medisch attest aan het agentschap wordt overgemaakt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2013-11-29/06, art. 4, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 16/5. [1 Als er zich een wijziging voordoet in de toestand van de persoon kan de persoon met een handicap een aanvraag indienen om de beslissing tot toekenning van een refertebedrag voor incontinentiemateriaal te herzien.
Als er zich een zodanig belangrijke wijziging voordoet in de toestand van de persoon met een handicap dat een herziening van de toegekende tegemoetkoming in de kosten voor incontinentiemateriaal noodzakelijk blijkt en betrokkene zelf geen aanvraag tot herziening indient, kan het agentschap zelf het initiatief nemen tot herziening en de betrokken persoon vragen een nieuw medisch attest als vermeld in artikel 13, § 1/3, te bezorgen. Het nieuwe medisch attest wordt bezorgd binnen zes maanden te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarin de vraag om een nieuw attest werd ontvangen. Als het nieuwe medisch attest niet binnen zes maanden wordt aangeleverd, wordt de beslissing stopgezet. In voorkomend geval geldt de nieuwe beslissing vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de nieuwe beslissing wordt genomen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2013-11-29/06, art. 5, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 16/6.[1 De refertebedragen voor incontinentiemateriaal worden in voorkomend geval pro rata, uitbetaald rekening houdend met de aanvangsdatum van de geldigheid van de beslissing of rekening houdend met de einddatum van de geldigheid van de beslissing.
Het refertebedrag dat voor het tweede kalenderjaar en de volgende kalenderjaren wordt uitbetaald is het refertebedrag, vermeld in de beslissing, dat geïndexeerd is overeenkomstig artikel 16, [2 zesde]2.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2013-11-29/06, art. 6, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<BVR 2025-01-17/08, art. 7, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art.17.[1 Na advies van het KOC en op voorstel van het agentschap kunnen de refertelijst en de refertelijst bis herzien worden door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen. Die herziening kan betrekking hebben op de lijst van de materiële bijstand en op de refertebedragen. Ook na advies van het KOC en op voorstel van het agentschap kunnen de hulpmiddelenfiches herzien worden door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen. Die herziening kan betrekking hebben op de omschrijving van de bijstand en de doelgroep en de specifieke voorwaarden. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, kan hulpmiddelenfiches toevoegen of verwijderen.]1
----------
(1)<BVR 2019-04-26/32, art. 15, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art.18.[1 Het agentschap kan materiële bijstand ten laste nemen die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in dit besluit, maar die niet is opgenomen in de refertelijst of in de refertelijst bis, op voorwaarde dat de bijzondere bijstandscommissie, vermeld in artikel 31, een gunstige beslissing neemt.
In afwijking van het eerste lid kan het agentschap de kosten van herstel van een hulpmiddel ten laste nemen als dat niet is opgenomen in de refertelijst of in de refertelijst bis, zonder een gunstige beslissing als vermeld in het eerste lid. Het agentschap beslist over de tenlasteneming conform artikel 16/1, zesde lid.]1
----------
(1)<BVR 2021-03-05/14, art. 11, 033; Inwerkingtreding : 09-05-2021>
Art.19.In afwijking van de bepaling, vermeld in artikel 16, vierde lid, kan de tenlasteneming gebeuren voor een bedrag dat hoger is dan de waarde die de hulpmiddelen vertegenwoordigen in de [2 refertelijst of in de refertelijst bis]2, op voorwaarde dat de commissie, bedoeld in artikel 31, oordeelt dat het bedrag in de refertelijst niet volstaat gelet op de zeer uitzonderlijke zorgbehoefte van de persoon. [1 ...]1
[1 De commissie beoordeelt de zeer uitzonderlijke zorgbehoefte op basis van de volgende elementen :
1° de persoon met een handicap bevindt zich in een situatie die op een treffende wijze verschilt van die van de groep van personen met soortgelijke beperkingen;
2° de situatie, vermeld in 1°, is het gevolg van factoren als eventuele aanvullende gezondheidsproblemen of de sociale, professionele en gezinssituatie.]1
[2 Een aanvraag van een hogere tegemoetkoming als vermeld in het eerste lid, kan alleen worden ingediend voor het verstrijken van de periodes waarin de aankopen, leveringen of werken uiterlijk moeten plaatsvinden om in aanmerking te komen voor tenlasteneming conform artikel 23, § 1, eerste lid, 1°.
[3 In afwijking van het eerste lid kan geen hogere tegemoetkoming als vermeld in het eerste lid, worden gevraagd voor de volgende bijstand:
1° mobiele telefoontoestellen;
2° tablets, uitgezonderd tablets die gebruikt worden als communicatietoestel;
3° het bouwen van een aangepaste woning in functie van rolstoelgebruik;
4° het kopen van een aangepaste woning in functie van rolstoelgebruik;
5° een tweedehands rolstoeltoegankelijke auto met bodemverlaging.]3]2
[4 6° verblijf voor opleiding in het gewoon lager onderwijs, gewoon secundair onderwijs, of het hoger beroepsonderwijs, hoger onderwijs of volwassenenonderwijs;
7° fietsoplossingen, de handicapspecifieke aanpassingen uitgezonderd,]4
[4 Er kan geen hogere tegemoetkoming als vermeld in het eerste lid gevraagd worden als het refertebedrag voor de materiële bijstand waarbij het agentschap positief heeft beslist over de tenlasteneming ervan, gebruikt is of gebruikt zal worden voor materiële bijstand die in de hulpmiddelenfiche over de materiële bijstand waarbij het agentschap positief heeft beslist over de tenlasteneming ervan, vermeld wordt in het punt "te gebruiken als forfait voor".
De beslissing over de tenlasteneming voor een bedrag dat hoger is dan de refertebedragen vervalt als het refertebedrag van de materiële bijstand waarvoor een hogere tegemoetkoming is gevraagd, wordt gebruikt voor materiële bijstand die in de hulpmiddelenfiche over de materiële bijstand waarbij het agentschap positief heeft beslist over de tenlasteneming ervan, vermeld wordt in het punt "te gebruiken als forfait voor]4
----------
(1)<BVR 2008-12-12/69, art. 16, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<BVR 2018-12-14/31, art. 10, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(3)<BVR 2019-04-26/32, art. 17, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
(4)<BVR 2023-01-20/07, art. 5, 036; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
Art.20.(Eerste lid opgeheven). <BVR 2004-05-14/53, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
De toegekende bijstand kan zowel op initiatief van de aanvrager als op initiatief van het [1 agentschap]1 , overeenkomstig de procedure, vastgelegd in hoofdstuk IV, (...), herzien worden (als de behoefte die uit de handicap voortvloeit of de toestand van de aanvrager of zijn omgeving wijzigt). <BVR 2002-07-19/87, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002> <BVR 2004-05-14/53, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
Bij een nieuwe aanvraag zal het [1 agentschap]1 rekening houden met de in het verleden reeds toegekende bijstand en het doeltreffend en doelmatig gebruik van de materiële bijstand evalueren.
----------
(1)<BVR 2008-12-12/69, art. 17, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.21.
<Opgeheven bij BVR 2021-03-05/14, art. 12, 033; Inwerkingtreding : 09-05-2021>
Art.22.Het [1 agentschap]1 bepaalt de voorwaarden voor de recuperatie en het hergebruik van de materiële bijstand.
----------
(1)<BVR 2008-12-12/69, art. 18, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.23.[1 § 1. Aankopen, leveringen of werken komen alleen in aanmerking voor tenlasteneming op voorwaarde dat:
1° ze ten vroegste plaatsvinden één maand voor de datum waarop de aanvraag is ingediend bij het agentschap, en voor het verstrijken van een periode van twee jaar vanaf de datum van de beslissing van het agentschap over de tenlasteneming ervan. Als de woning wordt omgebouwd of er delen worden aangebouwd, of als de tenlasteneming aanvullende uitrusting betreft, gebeuren de aankopen, leveringen of werken uiterlijk voor het verstrijken van een periode van vier jaar vanaf de datum van de beslissing van het agentschap over de tenlasteneming ervan;
2° [3 een origineel of een kopie van de facturen van de aankopen, leveringen of werken of een bewijs van aankoop dat het agentschap heeft vastgesteld, aan het agentschap bezorgd worden binnen een jaar vanaf de factuurdatum of de datum van het bewijs aankoop dat het agentschap heeft vastgesteld. Als op de datum van de factuur of van het bewijs van aankoop de beslissing nog niet is bezorgd, wordt de factuur of het ander bewijs van aankoop bezorgd binnen een jaar vanaf de datum van de beslissing]3
[2 3° een bewijs van de betaling van de facturen [3 of het bewijs van aankoop dat het agentschap heeft vastgesteld"]3, vermeld in punt 2°, aan het agentschap wordt bezorgd binnen de termijnen, vermeld in punt 2°, behalve als de persoon met een handicap of zijn vertegenwoordiger aan het agentschap de opdracht heeft gegeven om de toegewezen tegemoetkoming rechtstreeks aan de leverancier van de bijstand te betalen.]2
[3 ° als ze beantwoorden aan de beschrijving in de hulpmiddelenfiche over de materiële bijstand waarbij het agentschap positief heeft beslist over de tenlasteneming ervan, of ze worden in die hulpmiddelenfiche vermeld in het punt "te gebruiken als forfait voor" en beantwoorden aan de beschrijving in de hulpmiddelenfiche over de materiële bijstand vermeld in het punt "te gebruiken als forfait voor.]3
[2 4° Als een kopie van een factuur als vermeld in het eerste lid, 2°, is bezorgd, kan het agentschap, als het dat nodig acht, het origineel van de factuur, vermeld in het eerste lid, 2°, opvragen.]2
In afwijking van het eerste lid, 1°, komen bij een eerste aanvraag van individuele materiële bijstand ook de aankopen, leveringen en werken die plaatsvonden tot één jaar voor de datum waarop de aanvraag is ingediend bij het agentschap of tot achttien maanden voor de datum waarop de vraag is aangemeld bij de toegangspoort, vermeld in artikel 17 van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, in aanmerking voor tenlasteneming.
In afwijking van het eerste lid, 1°, komen bij een vraag voor een tegemoetkoming in aanvullende herstelkosten als vermeld in artikel 16/1, derde lid, aanvullende herstelkosten die ten vroegste zijn gemaakt één jaar voor de datum waarop de aanvraag is ingediend bij het agentschap, in aanmerking voor tenlasteneming.
[3 In afwijking van het eerste lid, 1°, komen bij een aanvraag van een tegemoetkoming voor herstelkosten als vermeld in artikel 16/1, tweede, derde, vierde en zevende lid, herstelkosten die op zijn vroegst zijn gemaakt een jaar voor de datum waarop de aanvraag is ingediend bij het agentschap, in aanmerking voor tenlasteneming]3.
§ 2. De bepalingen van paragraaf 1 zijn niet van toepassing als de tenlasteneming incontinentiemateriaal betreft.]1
----------
(1)<BVR 2018-12-14/31, art. 12, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<BVR 2019-04-26/32, art. 19, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
(3)<BVR 2023-01-20/07, art. 6, 036; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
Art.24.[3 Materiële bijstand met uitzondering van incontinentiemateriaal wordt betaald op basis van de documenten of gegevens, vermeld in artikel 23, § 1, eerste lid, 2° en 3°]3
[2 In het geval van tenlasteneming van kosten van incontinentiemateriaal bewaart de persoon met een handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger de facturen van de aankopen van incontinentiemateriaal die gedaan zijn gedurende de geldigheidstermijn van de beslissing, tot aan het einde van de geldigheidstermijn van de beslissing.]2
[1 De facturen van de onderhoudskosten moeten een gedetailleerde beschrijving van het uitgevoerde onderhoud bevatten en moeten de verschillende onderdelen van de kostprijs van het uitgevoerde onderhoud vermelden, zoals
de prijs van de wisselstukken, het aantal werkuren, de kostprijs ervan en de verplaatsingskosten.
De facturen van de herstelkosten moeten een beschrijving bevatten van het defect dat aanleiding heeft gegeven tot het herstel, evenals de prijs van wisselstukken, het aantal werkuren, de kostprijs ervan en de verplaatsingskosten.]1
[3 De aanvrager kan aan het agentschap de toestemming verlenen om de refertebedragen voor de materiële bijstand waarbij het agentschap positief heeft beslist over de tenlasteneming ervan rechtstreeks te betalen aan de leverancier van die materiële bijstand. De aanvrager verleent die toestemming op de wijze die het agentschap vaststelt. ]3
----------
(1)<BVR 2008-12-12/69, art. 20, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<BVR 2010-12-17/07, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
(3)<BVR 2023-01-20/07, art. 7, 036; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
Art. 24/1. [1 Behalve als een tegemoetkoming wordt toegekend met toepassing van artikel 19, kan het agentschap nooit een bedrag ten laste nemen dat meer bedraagt dan het verschil tussen het bedrag, vermeld op de factuur, en de basiskosten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2011-12-09/18, art. 5, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
HOOFDSTUK VI. - Het kennis- en ondersteuningscentrum.
Art.25.§ 1. Bij het [1 agentschap]1 wordt op de datum dat dit besluit in werking treedt een kennis- en ondersteuningscentrum opgericht.
§ 2. Het KOC wordt belast met de volgende opdrachten voor de materiële bijstand in het kader van dit besluit, de technische hulpmiddelen en de materiële aanpassingen in functie van de beperkingen van personen met een handicap :
1° behoeften van personen met een handicap continu onderzoeken;
2° technische hulpmiddelen voor personen met een handicap onderwerpen aan vergelijkend onderzoek;
3° alle beschikbare kennis en documentatie verzamelen, inventariseren en structureren;
4° een bestand van op de markt verkrijgbare hulpmiddelen, met bijbehorende produktdocumentatie, gebruikerservaring en actuele prijzen ontwikkelen en continu actualiseren;
5° de verzamelde kennis, documentatie en informatie verspreiden onder het brede (doel)publiek, en gericht ter beschikking stellen aan de diverse actoren die betrokken zijn bij de uitvoering van dit besluit;
6° aan werkgevers of kandidaat-werkgevers van personen met een handicap advies verlenen over de noodzakelijke [1 ...]1 materiële aanpassingen van de arbeidspost;
7° een uniforme methodologie ontwikkelen voor de realisatie van de in hoofdstuk III van dit besluit bedoelde persoonlijke adviesverlening en gespecialiseerde persoonlijke adviesverlening;
8° coördineren van de toepassing van de in 7° bedoelde uniforme methodologie;
9° [1 de vragen om aanvullende informatie van het agentschap, de provinciale evaluatiecommissie, de adviescommissie of de bijzondere bijstandscommissie beantwoorden;]1
10° de persoon met een handicap met een complexe zorgvraag verwijzen naar een gemachtigd expert, overeenkomstig de bepalingen van artikel 10 van dit besluit;
11° de kwaliteit van de adviesverlening evalueren, die verleend wordt door de gespecialiseerde multidisciplinaire teams en door de gemachtigde experts;
12° (het [1 agentschap]1 adviseren over de minimale kwaliteitseisen, bedoeld in artikel 24, § 3, 3°, van het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991 betreffende de inschrijving bij [1 het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap]1 ;) <BVR 2002-07-19/66, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
13° (het [1 agentschap]1 adviseren, op basis van de in 11° bedoelde24, § 1, 2°, § 2, 3° en § 3, 3° bedoelde minimale kwaliteitseisen. Noch het team of zijn inrichtende macht, noch de eraan verbonden medewerkers, mogen voor het opstellen van een multidisciplinair verslag een vergoeding of beloning vragen of aanvaarden, behalve die, bepaald in dit artikel.) <BVR 2002-07-19/66, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
14° de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de materiële bijstand evalueren;
15° het [1 agentschap]1, overeenkomstig artikel 17 van dit besluit, adviseren over het voorstel van herziening van de bijlage bij dit besluit.
§ 3. Het KOC kan voor de uitvoering van de opdrachten bepaald in § 2, alle initiatieven ontwikkelen die het nuttig acht, en samenwerkingen aangaan met deskundige instellingen, met inbegrip van de transnationale samenwerking in Europees verband.
(Het KOC sluit met de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding een protocol voor de uitvoering van de opdracht vermeld in § 2, 6°, en voor andere adviesverlening op het vlak van de professionele integratie van personen met een handicap.) <BVR 2006-11-17/52, art. 34, 009; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
§ 4. [1 ...]1
----------
(1)<BVR 2008-12-12/69, art. 21, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.26.
<Opgeheven bij BVR 2008-12-12/69, art. 22, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.27.
<Opgeheven bij BVR 2008-12-12/69, art. 22, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.28.
<Opgeheven bij BVR 2008-12-12/69, art. 23, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.29.
<Opgeheven bij BVR 2023-01-20/07, art. 8, 036; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
Art.30.
<Opgeheven bij BVR 2023-01-20/07, art. 8, 036; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
HOOFDSTUK VII. - De bijzondere bijstandscommissie.
Art.31.[1 § 1. Er wordt een bijzondere bijstandscommissie opgericht die de volgende taken heeft:
1° bij wijze van individuele bijzondere maatregel oordelen over de aanvragen voor tenlasteneming van hulpmiddelen en aanpassingen die niet zijn opgenomen in de refertelijst [2 , met uitzondering van de aanvragen van een tegemoetkoming in de kosten van herstel als in de refertelijst of de refertelijst bis geen tegemoetkoming is opgenomen]2;
2° de aanvragen voor een zeer uitzonderlijke zorgbehoefte, vermeld in artikel 19, beoordelen.
§ 2. De bijzondere bijstandscommissie bestaat uit vijf leden die worden gekozen wegens hun medische, technische of gebruiksdeskundigheid en uit één ambtenaar van het agentschap, die wordt voorgedragen door het raadgevend comité van het agentschap.
De Vlaamse Regering benoemt de voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden van de bij dit artikel bedoelde commissie, en stelt het bedrag van hun presentiegelden en vergoedingen vast. Het secretariaat en de werkingskosten van de commissie komen ten laste van het agentschap.
De commissie stelt haar huishoudelijk reglement op, dat ter goedkeuring aan het raadgevend comité van het agentschap wordt voorgelegd.
§ 3. Om door de bijzondere bijstandscommissie te worden onderzocht, moeten de aanvragen tot tenlasteneming van hulpmiddelen, vermeld in paragraaf 1, 1°, tegelijk aan al de volgende voorwaarden voldoen:
1° het hulpmiddel is niet opgenomen in de refertelijst;
2° de aanvraag tot tenlasteneming is geldig ingediend;
3° de tenlasteneming van het hulpmiddel is mogelijk overeenkomstig de voorwaarden, vermeld in dit besluit;
4° de kostprijs van het hulpmiddel bedraagt meer dan 300 euro, inclusief btw;
5° bij de aanvraag is een offerte of een factuur gevoegd.
Als de aanvraag materiële bijstand als vermeld in artikel 7, eerste lid, 11°, c), betreft geldt als bijkomende voorwaarde, naast de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, dat het agentschap geoordeeld moet hebben dat de aanvraag hulpmiddelen betreft die conform artikel 7, eerste lid, 11°, c), in aanmerking komen voor tenlasteneming.
§ 4. Om door de bijzondere bijstandscommissie te worden onderzocht, moeten de aanvragen, vermeld in [2 paragraaf 1, 2°,]2 voldoen aan de volgende voorwaarden:
1° de aanvraag tot tenlasteneming is geldig ingediend;
2° de tenlasteneming van het hulpmiddel waarvoor een hogere tegemoetkoming wordt gevraagd, is mogelijk conform de voorwaarden, vermeld in dit besluit;
3° de uitzonderlijke zorgbehoefte is gemotiveerd;
4° bij de aanvraag is een offerte of een factuur gevoegd;
5° het verschil tussen het bedrag, vermeld op de factuur of de offerte, gevoegd bij de aanvraag, en het refertebedrag en, in voorkomend geval, de basiskosten, bedraagt meer dan 300 euro, inclusief btw.
[3 Als de gevraagde materiële bijstand waarbij het agentschap conform artikel 16 positief beslist over de tenlasteneming ervan aanvullingen omvat die zijn opgenomen in de hulpmiddelenfiche voor die bijstand bedraagt het verschil tussen het bedrag, vermeld op de factuur of de offerte, die bij de aanvraag is gevoegd, en de som van de refertebedragen voor de bijstand en de aanvullingen en in voorkomend geval, van de basiskosten, meer dan 300 euro, inclusief btw.]3
§ 5. Als de aanvraag, vermeld in paragraaf 1, incontinentiemateriaal, aangepaste kledij en fixatiemateriaal betreft, wordt voor de berekening van het bedrag, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, 4°, en in paragraaf 4, 5°, rekening gehouden met de som van de kostprijs van de gevraagde stuks.
§ 6. De bijzondere bijstandscommissie kan bij het KOC bijkomend informatie opvragen. Op advies van het KOC kan de bijzondere bijstandscommissie een gespecialiseerd advies van een gemachtigd expert vragen.
Het agentschap of de bijzondere bijstandscommissie kan op elk moment bij de aanvrager andere offertes opvragen.]1
----------
(1)<BVR 2018-12-14/31, art. 13, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<BVR 2021-03-05/14, art. 13, 033; Inwerkingtreding : 09-05-2021>
(3)<BVR 2023-01-20/07, art. 9, 036; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
HOOFDSTUK VIII. - Wijzigende bepalingen en slotbepalingen.
Art.32. In het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991 wordt een artikel 28bis ingevoegd, dat luidt als volgt :
" Art. 28bis. § 1. Het Fonds kan een aantal van de instanties, bedoeld in dit hoofdstuk, machtigen om gespecialiseerde multidisciplinaire verslagen af te leveren voor de toekenning van individuele materiële bijstand. Bij het verlenen van de machtiging houdt het Fonds rekening met een evenwichtige geografische spreiding.
§ 2. Om dergelijke machtiging te verkrijgen moet de instantie :
1° een aanvraag indienen bij het Fonds;
2° voldoen aan de voorwaarden en de minimale kwaliteitsvereisten die vastgelegd zijn in een lastenboek;
3° de verbintenis aangaan om de persoonlijke adviesverlening inzake de materiële bijstand op zich te nemen.
Het in 2° bedoeld lastenboek wordt op voorstel van het Fonds goedgekeurd door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen.
§ 3. Het Fonds kent de in dit artikel bedoelde machtiging toe.
§ 4. In afwijking van de bepalingen van artikel 28 wordt de vergoeding voor het opstellen van een in § 1 bedoeld gespecialiseerd multidisciplinair verslag vastgesteld op 210 euro. ".
Art.33. § 1. Het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1992 tot vaststelling van de criteria, modaliteiten en bedragen van de tussenkomsten voor individuele materiële bijstand tot sociale integratie ten gunste van personen met een handicap, wordt opgeheven.
§ 2. Bij wijze van overgangsmaatregel worden de vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit ingediende aanvragen tot individuele materiële bijstand behandeld overeenkomstig de bepalingen van het in § 1 bedoelde besluit.
(§ 3. De beslissingen inzake tenlasteneming van individuele materiële bijstand genomen met toepassing van het in § 1, bedoelde besluit blijven van kracht tot op het ogenblik dat een nieuwe aanvraag om individuele materiële bijstand wordt ingediend.
Bij wijze van overgangsmaatregel kan bij de uitvoering van de beslissingen inzake incontinentiemateriaal genomen met toepassing van het in § 1, bedoelde besluit, rekening worden gehouden met de refertebedragen, die in de refertelijst in bijlage bij dit besluit, voor incontinentiemateriaal zijn vastgesteld.
Het Vlaams Fonds bepaalt onder welke voorwaarden met welke refertebedragen rekening gehouden kan worden.) <BVR 2002-07-19/87, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art.34. Het besluit van de Vlaamse regering van 4 mei 1999 betreffende adviesverlening inzake ergonomie en aanpassing van arbeidsposten voor personen met een handicap, wordt opgeheven.
Art.35. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002, behalve de bepalingen van artikel 26, § 2, tweede lid, en van artikel 32, die in werking treden op 15 juli 2001.
Art.36. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N0.(Overzicht van de bijlagen.)
Gewijzigd bij :
<MB 2009-10-29/16, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-11-2009>
Art. N1.[1 Bijlage I. Activiteiten Dagelijks Leven]1
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 20-10-2021, p. 108465)
----------
(1)<MB 2021-09-20/05, art. 1, 035; Inwerkingtreding : 01-11-2021>
(2)<BVR 2023-01-20/07, art. 10, 036; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
:
Gewijzigd door:
<MB 2023-07-13/17, art. 1, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
<MB 2023-12-01/09, art. 1, 041; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
<MB 2024-05-31/05, art. 1, 043; Inwerkingtreding : 01-10-2024>
Art. N2.
<Opgeheven bij BVR 2018-11-30/16, art. 553, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. N3.
<Opgeheven bij BVR 2019-04-26/32, art. 21, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art. N4.[1 Bijlage IV. Referte lijst bis.]1
gewijzigd door:
<MB 2023-07-13/17, art. 2, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
<MB 2023-12-01/09, art. 2, 041; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 09-12-2022, p. 90203)
<MB 2024-05-31/05, art. 2, 043; Inwerkingtreding : 01-10-2024>
----------
(1)<MB 2022-09-15/21, art. 2, 037; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. N5.[1 Bijlage V]1
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 19-06-2019, p. 62187)
Gewijzigd door:
<MB 2021-09-20/05, art. 3, 035; Inwerkingtreding : 01-11-2021>
<MB 2022-09-15/21, art. 3, 037; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
<MB 2023-12-01/09, art. 3, 041; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
<MB 2024-05-31/05, art. 3, 043; Inwerkingtreding : 01-10-2024>
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2019-04-26/32, art. 23, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
(2)<Gewijzigd bij MB 2019-12-20/45, art. 3, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<Gewijzigd bij MB 2020-09-29/04, art. 3, 032; Inwerkingtreding : 01-10-2020>
(4)<Gewijzigd bij MB 2021-05-27/18, art. 3, 034; Inwerkingtreding : 01-06-2021>
<BVR 2023-01-20/07, art. 11, 036; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
{XXXXXXXXXX
<MB 2023-07-13/17, art. 3, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2024>