20 APRIL 1999. - [Koninklijk besluit van 20 april 1999 houdende toekenning van een vergoeding voor het gebruik van de fiets aan de personeelsleden van sommige overheidsdiensten.] (KB 2002-09-05/37, art. 209, 005; Inwerkingtreding : 26-09-2002) - (NOTA 1 : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap wat betreft de rechtpositie van het personeel van de wetenschappelijke instellingen door (BVR 2004-02-20/49, art. 27; Inwerkingtreding : 20-02-2004)) - (NOTA 2 : opgeheven wat betreft de rechtspositie van het personeel van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap bij BVR 2004-02-20/50, art. 43, 006; Inwerkingtreding : 01-05-2003) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-04-1999 en tekstbijwerking tot 15-12-2010)
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Fietsgebruik voor woon-werkverkeer.
Art. 2-5
HOOFDSTUK III. - Fietsgebruik bij dienstopdrachten.
Art. 6
HOOFDSTUK IV. - Algemene bepalingen.
Art. 7-13
BIJLAGEN.
Art. N1-N4
2000002055 2000003472 2002000578 2007001049 2008022607 2010002042 2010007300
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Artikel 1.(Zie NOTA'S onder opschrift) [1 Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van :
1° de volgende openbare instellingen die onder het gezag, de controle of het toezicht van de Staat vallen :
a) het Belgisch instituut voor postdiensten en telecommunicatie;
b) het Nationaal orkest van België;
c) de Koninklijke Muntschouwburg;
d) het Federaal agentschap voor nucleaire controle;
2° het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racisme- bestrijding;
3° [2 ...]2.]1
----------
(1)<KB 2010-06-13/06, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
(2)<KB 2010-12-09/01, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
HOOFDSTUK II. - Fietsgebruik voor woon-werkverkeer.
Art.2. (Zie NOTA'S onder opschrift) De in artikel 1 bedoelde personeelsleden die voor de verplaatsing van hun verblijfplaats naar de plaats van hun werk, en omgekeerd, gebruik maken van hun fiets, hebben, wanneer zij voor het traject in één richting ten minste één kilometer afleggen, recht op een vergoeding van (15 c) per afgelegde kilometer. (Met een fiets wordt gelijkgesteld, een rolstoel of een ander niet-motorisch aangedreven licht vervoermiddel.) <KB 2000-07-20/72, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002> <KB 2000-09-03/30, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2000>
Het fietsen mag voorafgaan aan of volgen op aanvullend gebruik van de gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen. De vergoeding mag evenwel nooit gecumuleerd worden met een tegemoetkoming in de kosten van openbaar vervoer voor hetzelfde traject en tijdens dezelfde periode.
Art.3. (Zie NOTA'S onder opschrift) De betrokken personeelsleden dienen hun aanvraag voor het bekomen van deze fietsvergoeding in bij hun personeelsdienst of de hiervoor aangewezen ambtenaar, overeenkomstig het model, opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit. Zij vermelden de gedetailleerde opgave van de reisweg die zij zullen volgen en waaraan zij zich na aanvaarding, behoudens overmacht, strikt dienen te houden. Zij maken hierin tevens een omstandige berekening van het aantal door hen af te leggen kilometers per traject heen en terug.
Het is niet noodzakelijk dat de voorgelegde reisweg de kortste is, maar het moet wel de meest aangewezen weg voor fietsers zijn, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan de veiligheid.
Art.4. (Zie NOTA'S onder opschrift) De personeelsdienst of de hiervoor aangewezen ambtenaar stuurt deze aanvragen met zijn advies binnen de vijftien werkdagen na ontvangst door aan de minister of de met het bestuur belaste overheid, ofwel aan de hiertoe gemachtigde ambtenaar.
Deze beslist binnen de maand na de doorzending over de te volgen reisweg en afstand, waarbij het totaal aantal toegekende kilometers heen en terug naar boven toe wordt afgerond. Tevens wordt de datum vermeld waarop deze beslissing in werking treedt.
Bij ontstentenis van een formele beslissing binnen de hiervoor gestelde termijn, wordt de aanvraag geacht aanvaard te zijn.
Art.5. (Zie NOTA'S onder opschrift) Wanneer het betrokken personeelslid niet kan instemmen met de opgelegde reisweg en afstand, maakt het zijn bezwaar binnen de vijf werkdagen na kennisneming, via de personeelsdienst of de hiervoor aangewezen ambtenaar, kenbaar aan de minister die de hiërarchische bevoegdheid of de controlemacht uitoefent, of, in voorkomend geval, aan de door hem voor de behandeling van deze bezwaren aangewezen ambtenaar, die de eindbeslissing neemt binnen de maand na ontvangst van het dossier.
Deze beslissing wordt onmiddellijk medegedeeld aan de betrokken personeelsdienst voor uitvoering.
HOOFDSTUK III. - Fietsgebruik bij dienstopdrachten.
Art.6. (Zie NOTA'S onder opschrift) Personeelsleden die reizen en verplaatsingen maken in het belang van de dienst of wegens dienstnoodwendigheden kunnen, via hun personeelsdienst of de hiervoor aangewezen ambtenaar, bij de minister of de met het bestuur belaste overheid waaronder zij ressorteren, ofwel bij de hiertoe gemachtigde ambtenaar, een aanvraag indienen, overeenkomstig het model opgenomen in bijlage 2 bij dit besluit, om toestemming te krijgen hiervoor hun fiets te gebruiken.
Zij genieten alsdan een vergoeding van (15 c) per afgelegde kilometer, met afronding naar boven toe. <AR 2000-07-20/72, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
De vergoeding wordt toegekend op basis van de door de begunstigde gedetailleerd weergegeven reisweg die niet de kortste, maar wel de meest aangewezen weg voor fietsers moet zijn, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan de veiligheid.
HOOFDSTUK IV. - Algemene bepalingen.
Art.7. (Zie NOTA'S onder opschrift) De begunstigde personeelsleden maken maandelijks een staat op, waarin voor de voorbije maand nauwkeurig wordt aangeduid op welke dagen zij verplaatsingen per fiets hebben gemaakt met vermelding van het totaal aantal afgelegde kilometers en de vergoeding waarop zij recht hebben.
Er wordt een aparte staat opgemaakt voor woon-werkverkeer en dienstopdrachten, overeenkomstig de modellen opgenomen in bijlagen 3 en 4 bij dit besluit.
Na verificatie door de personeelsdienst, wordt de bevoegde uitbetalingsdienst belast met de vereffening van de vergoeding die tenminste iedere maand moet gebeuren.
Art.8. (Zie NOTA'S onder opschrift) Onverminderd de toepassing van artikel 106, § 1, van het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, kan, bij valse verklaringen of ingeval van frauduleuze praktijken, het betrokken personeelslid, behoudens straf- en tuchtvordering, ertoe verplicht worden de reeds ontvangen vergoedingen geheel of gedeeltelijk terug te betalen en kan daarenboven een tijdelijke of definitieve uitsluiting uit het stelsel van de fietsvergoeding opgelegd worden.
Art.9. (Zie NOTA'S onder opschrift) De minister die, hetzij de hiëarchische bevoegdheid, hetzij de controlemacht uitoefent, regelt, met instemming van de minister tot wiens bevoegdheid ambtenarenzaken behoort, de gevallen die een zodanig aspect vertonen dat een aangepaste oplossing verantwoord is.
Art.10. (Zie NOTA'S onder opschrift) De fietsvergoeding toegekend overeenkomstig de bepalingen van dit besluit mag niet gecumuleerd worden met andere gelijkaardige vergoedingen die aan federale personeelsleden zouden verleend worden.
Art.11. (Zie NOTA'S onder opschrift) De artikelen 34 en 35 van het koninklijk besluit van 24 oktober 1983 betreffende de bezoldigingsregeling van de personeelsleden van de rijkswacht worden opgeheven.
Art.12. (Zie NOTA'S onder opschrift) Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art.13. (Zie NOTA'S onder opschrift) Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 april 199.
ALBERT
Van Koningswege :
De Eerste Minister,
J.-L. DEHAENE
De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, Telecommunicatie en Buitenlandse Handel,
E. DI RUPO
De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken,
L. VAN DEN BOSSCHE
De Vice-Eerste Minister en Minister van Landsverdediging en Energie,
J.-P. PONCELET
De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting,
H. VAN ROMPUY
De Minister van Wetenschapsbeleid,
Y. YLIEFF
De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen,
M. COLLA
De Minister van Buitenlandse Zaken,
E. DERYCKE
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN
De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen,
K. PINXTEN
De Minister van Vervoer,
M. DAERDEN
De Minister van Ambtenarenzaken,
A. FLAHAUT
De Minister van Justitie,
T. VAN PARYS
De Minister van Financiën,
J.-J. VISEUR
De Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking,
R. MOREELS
De Staatssecretaris voor Veiligheid en voor Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu,
J. PEETERS
BIJLAGEN.
Art. N1. (Zie NOTA'S onder opschrift) Bijlage 1. Aanvraag om de eigen fiets te gebruiken voor woon-werk verkeer met toekenning van een fietsvergoeding.
(Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 29-04-1999, p. 14432).
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 20 april 1999.
ALBERT
Van Koningswege:
De Minister van Ambtenarenzaken,
A. FLAHAUT
Art. N2. (Zie NOTA'S onder opschrift) Bijlage 2. Aanvraag om de eigen fiets te gebruiken voor dienstopdrachten met toekenning van een fietsvergoeding.
(Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 29-04-1999, p. 14433).
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 20 april 1999.
ALBERT
Van Koningswege:
De Minister van Ambtenarenzaken,
A. FLAHAUT
Art. N3. (Zie NOTA'S onder opschrift) Bijlage 3. Aanvraag tot betaling van de fietsvergoeding voor woon-werkverkeer.
(Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 29-04-1999, p. 14434 en 14436).
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 20 april 1999.
ALBERT
Van Koningswege:
De Minister van Ambtenarenzaken,
A. FLAHAUT
Art. N4. (Zie NOTA'S onder opschrift) Bijlage 4. Aanvraag voor de uitbetaling van de fietsvergoeding bij dienstopdrachten.
(Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 29-04-1999, p. 14435 en 14436).
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 20 april 1999.
ALBERT
Van Koningswege:
De Minister van Ambtenarenzaken,
A. FLAHAUT