Details





Titel:

9 DECEMBER 2010. - Koninklijk besluit houdende toekenning van een vergoeding voor het gebruik van de fiets aan de militairen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-12-2010 en tekstbijwerking tot 28-02-2020)



Inhoudstafel:


Art. 1-11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1999002043 



Uitvoeringsbesluit(en):

2017031832  2018014818  2020020364 



Artikels:

Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de militair in werkelijke dienst.

Art.2.§ 1. [2 De militair die voor de verplaatsing van zijn verblijfplaats naar zijn plaats van het werk [3 of naar het satellietkantoor bedoeld in artikel 3, eerste lid, 2°, van de wet van 10 april 2016 betreffende het werken op afstand binnen Defensie]3, en omgekeerd, gebruik maakt van zijn fiets, heeft, wanneer hij voor een traject in één richting ten minste één kilometer aflegt, recht op een fietsvergoeding per afgelegde kilometer. De vergoeding is gelijk aan het bedrag dat elk jaar voor het gebruik van de fiets is vrijgesteld van belasting krachtens artikel 38, § 1, eerste lid, 14°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. Onder fiets verstaat men elk voertuig met twee wielen voorzien van pedalen, aangedreven door de spierkracht van de fietser en eventueel voorzien, van een bijkomend type van aandrijving met als primaire doel trapondersteuning te bieden, en waarvan de aandrijfkracht onderbroken wordt als het voertuig een maximale snelheid van 45 km per uur bereikt. Met een fiets wordt gelijkgesteld, een motorisch of niet-motorisch aangedreven rolstoel of een ander niet-motorisch aangedreven licht vervoermiddel.
   Het fietsen mag voorafgaan aan of volgen op aanvullend gebruik van het gemeenschappelijk openbaar vervoer of van het eigen voertuig. De vergoeding kan evenwel nooit gecumuleerd worden met een tegemoetkoming in de kosten van het openbaar vervoer of van het eigen voertuig voor eenzelfde traject tijdens dezelfde periode.]2
  § 2. De militair bedoeld in § 1, eerste lid, dient een aanvraag voor het bekomen van de fietsvergoeding in bij zijn korpscommandant of de overheid die deze bevoegdheid uitoefent, hierna genoemd "de korpscommandant".
  In de aanvraag worden volgende inlichtingen vermeld :
  1° de gedetailleerde opgave van de reisweg die de militair zal volgen en waaraan hij zich na aanvaarding, behoudens overmacht, strikt dient te houden;
  2° een omstandige berekening van het aantal af te leggen kilometers per traject heen en terug.
  Het is niet noodzakelijk dat de voorgelegde reisweg de kortste is, maar het moet wel de meest aangewezen weg voor fietsers zijn, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan de veiligheid.
  [1 3° de technische karakteristieken van de elektrische fiets.]1
  § 3. De korpscommandant beschikt over een termijn van een maand, te rekenen vanaf de verzending van de aanvraag, om zijn beslissing aan de militair kenbaar te maken inzake:
  1° de te volgen reisweg;
  2° de afstand, rekening gehouden met het feit dat het totaal aantal toegekende kilometers heen en terug naar boven wordt afgerond;
  3° de datum waarop deze beslissing in werking treedt.
  Bij ontstentenis van een formele beslissing binnen de gestelde termijn, wordt de aanvraag geacht aanvaard te zijn.
  § 4. Wanneer de militair niet akkoord gaat met de beslissing van de korpscommandant, kan hij binnen de vijf werkdagen na kennisname van de beslissing, een schriftelijk bezwaar indienen bij de korpscommandant.
  Wanneer, binnen de maand na indiening van het bezwaar, geen akkoord wordt bereikt, beschikt de militair over een termijn van vijf werkdagen om een schriftelijk beroep in te dienen bij de directeur-generaal human resources.
  De door de directeur-generaal human resources hiertoe aangeduide overheid, neemt de eindbeslissing binnen de maand na ontvangst van het dossier.
  Deze beslissing wordt onmiddellijk medegedeeld aan de korpscommandant van de militair voor uitvoering en aan de betrokkene militair.
  ----------
  (1)<KB 2017-11-29/24, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
  (2)<KB 2018-11-14/06, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<KB 2020-02-23/02, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2020>

Art.3. De militair mag aan zijn korpscommandant de toestemming vragen om zijn fiets te gebruiken om een dienstverplaatsing uit te voeren.
  Indien het gebruik van de fiets wordt toegelaten door de korpscommandant, ontvangt de militair, per afgelegde kilometer, met afronding naar boven toe, de vergoeding bedoeld in artikel 2, § 1, eerste lid.
  De vergoeding wordt toegekend op basis van de door de begunstigde gedetailleerd weergegeven reisweg die niet de kortste, maar wel de meest aangewezen weg voor fietsers moet zijn, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan de veiligheid.

Art.4. De fietsvergoeding kan toegestaan worden aan de militair die zich buiten het nationale grondgebied bevindt, voor zover deze niet gecumuleerd wordt, voor hetzelfde traject en tijdens dezelfde periode, met een andere al dan niet uitsluitend op deze militair toepasselijke verplaatsingsvergoeding, ten gevolge van een Belgische of buitenlandse regelgeving.

Art.5.De militair legt maandelijks aan de korpscommandant voor goedkeuring een staat voor, waarin voor de voorbije maand nauwkeurig wordt aangeduid op welke dagen hij verplaatsingen per fiets heeft gemaakt met vermelding van het totaal aantal afgelegde kilometers en de vergoeding waarop hij aanspraak kan maken.
  [1 Er wordt een aparte staat opgemaakt voor de verplaatsingen tussen de verblijfplaats en, naar gelang het geval, de plaats van het werk of het satellietkantoor en voor de dienstverplaatsingen.]1
  De maandelijkse staat dient, behoudens overmacht, ten laatste op het einde van de derde maand na de maand waarin de prestaties werden geleverd, te worden overhandigd.
  Na verificatie van de rechten wordt de vergoeding maandelijks uitbetaald aan de militair.
  ----------
  (1)<KB 2020-02-23/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2020>

Art.6.Een tijdelijke of definitieve uitsluiting uit het stelsel van fietsvergoeding kan, in geval van valse verklaringen of frauduleuze praktijken, opgelegd worden aan de militair door de directeur-generaal human resources, op gemotiveerd voorstel van de korpscommandant.
  Een gemotiveerd beroep tegen de beslissing bedoeld in het eerste lid kan ingediend worden binnen de tien werkdagen met een ter post aangetekende brief bij de minister van [1 Defensie]1.
  ----------
  (1)<KB 2016-01-29/11, art. 116, 002; Inwerkingtreding : 11-03-2016>

Art.7. De fietsvergoeding toegekend overeenkomstig de bepalingen van dit besluit mag niet gecumuleerd worden met andere gelijkaardige vergoedingen.

Art.8. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 20 april 1999 houdende toekenning van een vergoeding voor het gebruik van de fiets aan de personeelsleden van sommige overheidsdiensten, vervangen door het koninklijk besluit van 13 juni 2010, wordt de bepaling onder 3° opgeheven.

Art.9. Het ministerieel besluit van 5 augustus 1999 tot regeling van de toepassing van het koninklijk besluit van 20 april 1999 houdende toekenning van een vergoeding voor het gebruik van de fiets aan de personeelsleden van sommige federale overheidsdiensten op de militairen die zich buiten het nationaal grondgebied bevinden, wordt opgeheven.

Art.10. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2010.

Art. 11. De Minister bevoegd voor Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.