10 NOVEMBER 1996. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de erkenningsmodaliteiten van de beoefenaars van de tandheelkunde, houders van een bijzondere beroepstitel. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-03-1997 en tekstbijwerking tot 12-06-2019)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
HOOFDSTUK I. Vlaams Gewest. [1 ...]1
Art. 1
Art. 1 Vlaams Gewest
Art. 2
Art. 2 Vlaams Gewest
HOOFDSTUK II. - De Raad van de tandheelkunde en de Erkenningscommissies.
HOOFDSTUK II. Vlaams Gewest. [1 ...]1
Art. 3
Art. 3 Duitstalige gemeenschap
Art. 3 Franse gemeenschap
Art. 3 Vlaams Gewest
Art. 4
Art. 4 Vlaams Gewest
Art. 5
Art. 5 Vlaams Gewest
Art. 5/1
Art. 5/1 Vlaams Gewest
Art. 5/2
Art. 5/2 Vlaams Gewest
Art. 6
Art. 6 Duitstalige gemeenschap
Art. 6 Franse gemeenschap
Art. 6 Vlaams Gewest
Art. 7
Art. 7 Duitstalige gemeenschap
Art. 7 Franse gemeenschap
Art. 7 Vlaams Gewest
Art. 8
Art. 8 Vlaams Gewest
HOOFDSTUK III. - De stage en de erkenning van beoefenaars van de tandheelkunde, houders van een bijzondere beroepstitel.
HOOFDSTUK III. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1
HOOFDSTUK III. Franse gemeenschap.
HOOFDSTUK III. Vlaams Gewest. [1 ...]1
Afdeling I. - De stage.
Afdeling I. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1
Afdeling I. Vlaams Gewest. [1 ...]1
Art. 9
Art. 9 Duitstalige gemeenschap
Art. 9 Franse gemeenschap
Art. 9 Vlaams Gewest
Art. 10
Art. 10 Duitstalige gemeenschap
Art. 10 Franse gemeenschap
Art. 10 Vlaams Gewest
Art. 11
Art. 11 Duitstalige gemeenschap
Art. 11 Franse gemeenschap
Art. 11 Vlaams Gewest
Art. 12
Art. 12 Duitstalige gemeenschap
Art. 12 Franse gemeenschap
Art. 12 Vlaams Gewest
Art. 13
Art. 13 Duitstalige gemeenschap
Art. 13 Franse gemeenschap
Art. 13 Vlaams Gewest
Art. 14
Art. 14 Duitstalige gemeenschap
Art. 14 Franse gemeenschap
Art. 14 Vlaams Gewest
Art. 15
Art. 15 Duitstalige gemeenschap
Art. 15 Franse gemeenschap
Art. 15 Vlaams Gewest
Art. 16
Art. 16 Duitstalige gemeenschap
Art. 16 Franse gemeenschap
Art. 16 Vlaams Gewest
Art. 17
Art. 17 Duitstalige gemeenschap
Art. 17 Franse gemeenschap
Art. 17 Vlaams Gewest
Art. 18
Art. 18 Duitstalige gemeenschap
Art. 18 Franse gemeenschap
Art. 18 Vlaams Gewest
Art. 19
Art. 19 Duitstalige gemeenschap
Art. 19 Franse gemeenschap
Art. 19 Vlaams Gewest
Afdeling II. - De erkenning.
Afdeling II. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1
Afdeling II. Franse gemeenschap.
Afdeling II. Vlaams Gewest. [1 ...]1
Art. 20
Art. 20 Duitstalige gemeenschap
Art. 20 Franse gemeenschap
Art. 20 Vlaams Gewest
Art. 21
Art. 21 Duitstalige gemeenschap
Art. 21 Franse gemeenschap
Art. 21 Vlaams Gewest
Art. 22
Art. 22 Duitstalige gemeenschap
Art. 22 Franse gemeenschap
Art. 22 Vlaams Gewest
Art. 23
Art. 23 Duitstalige gemeenschap
Art. 23 Franse gemeenschap
Art. 23 Vlaams Gewest
Art. 24
Art. 24 Duitstalige gemeenschap
Art. 24 Franse gemeenschap
Art. 24 Vlaams Gewest
Art. 24bis
Art. 24bis Duitstalige gemeenschap
Art. 24bis Franse gemeenschap
Art. 24bis Vlaams Gewest
Art. 25
Art. 25 Duitstalige gemeenschap
Art. 25 Franse gemeenschap
Art. 25 Vlaams Gewest
Art. 26
Art. 26 Duitstalige gemeenschap
Art. 26 Franse gemeenschap
Art. 26 Vlaams Gewest
Art. 27
Art. 27 Duitstalige gemeenschap
Art. 27 Franse gemeenschap
Art. 27 Vlaams Gewest
Afdeling III. - De beroepsprocedure.
Afdeling III. Duitstalige gemeenschap. [1 ...]1
Afdeling III. Franse gemeenschap.
Afdeling III. Vlaams Gewest. [1 ...]1
Art. 28
Art. 28 Duitstalige gemeenschap
Art. 28 Franse gemeenschap
Art. 28 Vlaams Gewest
Art. 29
Art. 29 Duitstalige gemeenschap
Art. 29 Franse gemeenschap
Art. 29 Vlaams Gewest
Art. 30
Art. 30 Duitstalige gemeenschap
Art. 30 Franse gemeenschap
Art. 30 Vlaams Gewest
Art. 31
Art. 31 Duitstalige gemeenschap
Art. 31 Franse gemeenschap
Art. 31 Vlaams Gewest
Art. 32
Art. 32 Duitstalige gemeenschap
Art. 32 Franse gemeenschap
Art. 32 Vlaams Gewest
HOOFDSTUK IV. - De erkenning van de stagemeesters en stagediensten.
Art. 33-42
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
HOOFDSTUK V. Vlaams Gewest. [1 ...]1
Art. 43
Art. 43 Vlaams Gewest
Art. 44
Art. 44 Vlaams Gewest
1999022882 2001022360 2001022411 2001022759 2001022965 2002022291 2006022084 2007022497 2007022498 2007022636 2009024221 2009024226 2013024339 2013024340 2013024341 2015024258 2016202717 2017012267 2018040102 2019202246
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
HOOFDSTUK I. VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° de Minister : de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort;
2° het bestuur : de directie Geneeskundepraktijk van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu;
3° de Raad : de Raad van de Tandheelkunde;
4° de stagemeester : de beoefenaar van de tandheelkunde verantwoordelijk voor de stages, en die als zodanig erkend is, overeenkomstig de geldende criteria;
5° de stagedienst : de dienst waarin de stage van de kandidaat geheel of gedeeltelijk geschiedt en die daar voor erkend is, conform de geldende criteria;
6° de kandidaat : de kandidaat voor een erkenning als houder van een bijzondere beroepstitel in de tandheelkunde;
7° de discipline : de beoefening van de algemene of gespecialiseerde tandheelkunde;
8° de scholen voor tandheelkunde : de faculteit of de afdeling van een faculteit die belast is met het universitair onderwijs in de tandheelkunde.
Art.1_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
Art.2. Dit besluit regelt bovendien de erkenning van stagemeesters en stagediensten.
De criteria voor hun erkenning worden door de Minister bepaald.
Art.2_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
HOOFDSTUK II. - De Raad van de tandheelkunde en de Erkenningscommissies.
HOOFDSTUK II. VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)
Art.3. Bij het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu worden opgericht :
1° een Raad van de tandheelkunde;
2° een Erkenningscommissie voor elk van de bijzondere beroepstitels waartoe de beoefenaars van de tandheelkunde toegang hebben.
Art.3_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Bij het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu worden opgericht : 1° een Raad van de tandheelkunde; 2° [1 ...]1.
----------
(1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019>
Art.3_FRANSE_GEMEENSCHAP. Bij het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu worden opgericht : 1° een Raad van de tandheelkunde; 2° [1 ...]1 ---------- (1)<BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 3_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 4. § 1. De Raad bestaat uit een Nederlandstalige en een Franstalige kamer, die voor het vervullen van de opdrachten opgesomd in § 4 samen vergaderen. § 2. De Raad wordt voorgezeten door een ambtenaar, die door de Minister op voordracht van de Raad benoemd wordt voor een hernieuwbare periode van zes jaar. Hij is niet stemgerechtigd. De voorzitter van de Nederlandstalige kamer en de voorzitter van de Franstalige kamer treden op als ondervoorzitters van de Raad. Bij ontstentenis of bij afwezigheid van de voorzitter, wordt het voorzitterschap waargenomen door de oudste ondervoorzitter in jaren. Bij afwezigheid van de oudste ondervoorzitter in jaren wordt het voorzitterschap waargenomen door de andere ondervoorzitter. Bij afwezigheid van de voorzitter en de ondervoorzitters wordt het voorzitterschap waargenomen door het oudste lid in jaren. § 3. Het secretariaat van de Raad wordt gezamelijk waargenomen door de secretarissen van de beide kamers. § 4. De Raad heeft als opdracht : 1° aan de Minister advies te verstrekken, hetzij op diens aanvraag, hetzij op eigen initiatief, inzake beginselkwesties en algemene aangelegenheden betreffende de tandheelkunde; 2° aan de Minister een met redenen omkleed advies te verstrekken over de aanvragen tot erkenning als stagemeester of als stagedienst; 3° aan de Minister adviezen te verstrekken betreffende het vaststellen van erkenningscriteria voor de beoefenaars van de tandheelkunde met een bijzondere beroepstitel, stagemeesters en stagediensten; 4° aan de Minister, op zijn verzoek of op eigen initiatief, adviezen te verstrekken of voorstellen te doen in verband met richtlijnen en aanbevelingen ten behoeve van de Erkenningscommissies, de stagemeesters en de kandidaten of betreffende beginselkwesties en algemene aangelegenheden. § 5. (Het bureau van de Raad is samengesteld uit de voorzitter van de Raad en uit de voorzitters en de ondervoorzitters van de kamers.) <KB 1999-08-31/74, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 03-03-1998> In dringende gevallen kan de Raad het bureau belasten met het volledig of gedeeltelijk uitvoeren van de opdrachten bepaald in § 4, 2°, van dit artikel. § 6. De Raad kan werkgroepen oprichten belast met een welbepaalde opdracht. Deze werkgroepen zijn samengesteld uit leden van de Raad en eventueel uit deskundigen die niet tot de Raad behoren. § 7. Om geldig te kunnen beraadslagen moet ten minste de helft van de leden bedoeld in artikel 5, § 1, 1°, en de helft van de leden bedoeld in artikel 5, § 1, 2°, aanwezig zijn. Indien het aanwezigheidsquorum niet wordt bereikt, belegt de voorzitter een tweede vergadering met dezelfde agenda; de Raad kan dan geldig beraadslagen, ongeacht het aantal aanwezige leden. De Raad spreekt zich uit bij meerderheid van de aanwezige leden; bij staking van stemmen wordt het punt waarover werd gestemd verworpen. De beraadslagingen van de Raad zijn geheim. De adviezen moeten met redenen worden omkleed. Art. 4_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 5. § 1. Elke kamer van de Raad bestaat uit : 1° zes licentiaten in de tandheelkunde die een academisch ambt bekleden of bekleed hebben en voorgedragen worden op een lijst van dubbeltallen door de Scholen voor tandheelkunde die een volledige onderwijscyclus inrichten; 2° zes licentiaten in de tandheelkunde voorgedragen op een lijst van dubbeltallen door de representatieve beroepsverenigingen. § 2. Elke kamer kiest uit haar midden een voorzitter en een ondervoorzitter voor een hernieuwbaar mandaat van zes jaar. Elk van hen wordt beurtelings voorgedragen door de beroepsverenigingen en door de Scholen voor tandheelkunde. § 3. De leden worden door de Minister benoemd voor een hernieuwbare termijn van zes jaar; zij blijven hun functie bekleden totdat hun mandaat is hernieuwd of in hun vervanging is voorzien. In geval van overlijden, ontslag of intrekking van het mandaat van een lid, benoemt de Minister, om het lopend mandaat te voleindigen, een nieuw lid volgens de in dit artikel bepaalde procedure. § 4. De Minister kan, op advies van de Raad een einde maken aan het mandaat van de leden van de kamers van de Raad die duidelijk blijk gegeven hebben van gebrek aan regelmatigheid in het bijwonen van de vergaderingen of van gebrek aan belangstelling voor de opdrachten die hen werden toevertrouwd. § 5. Bij afwezigheid van de voorzitter en de ondervoorzitter wordt de vergadering in de kamer voorgezeten door het oudste lid in jaren. § 6. Het secretariaat van de kamers wordt waargenomen door ambtenaren van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu aangewezen door de Minister. § 7. De kamers van de Raad hebben tot taak : 1° uitspraak te doen, bij een met redenen omkleed advies, over de beroepen ingesteld tegen de adviezen van de Erkenningscommissies; 2° op verzoek van de Minister, uitspraak te doen, bij een met redenen omkleed advies, over adviezen van de Erkenningscommissies in verband met het stageplan, de opleiding en de erkenning als titularis van een bijzondere beroepstitel. § 8. De bepalingen van artikel 4, § 7, zijn, mutatis mutandis, van toepassing. Art. 5_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 5/1. [1 Om aangewezen te worden als in artikel 5 bedoelde representatieve beroepsvereniging, en om aangewezen te blijven, moet de beroepsvereniging voldoen aan de volgende voorwaarden: 1° de juridische vorm aannemen van een beroepsvereniging overeenkomstig de wet van 31 maart 1898 op de beroepsverenigingen of van een vereniging zonder winstoogmerk overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen; 2° statutair het verdedigen van de beroepsbelangen van alle tandartsen en het waken over de kwaliteit van de uitoefening van de tandheelkunde tot doel hebben; 3° zich statutair richten tot alle tandartsen gemachtigd de tandheelkunde in België uit te oefenen in ten minste twee van de gewesten bedoeld in artikel 3 van de Grondwet; 4° statutair van de aangesloten tandartsen een jaarbijdrage innen teneinde de kosten van de ledenvertegenwoordiging te dekken; 5° minimum 750 leden hebben die de volledige jaarbijdrage betaald hebben; 6° zich ertoe verbinden om hun ledenlijst en hun statuten ter beschikking te houden van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.]1 ---------- (1)<Ingevoegd bij KB 2015-10-23/10, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 20-11-2015> Art. 5/1_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 5/2. [1 § 1. De aanwijzing als representatieve beroepsvereniging wordt verleend door de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort; zij geldt voor een periode van zes jaar en kan vernieuwd worden. § 2. Door middel van een bericht gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, doet de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort een oproep tot kandidaatstelling aan de beroepsverenigingen die wensen aangewezen te worden als representatieve beroepsvereniging. § 3. Het dossier van kandidaatstelling om als representatieve beroepsvereniging aangewezen te kunnen worden moet de ledenlijst en de statuten bevatten. § 4. De aanwijzing kan door de Minister ingetrokken worden als blijkt dat de beroepsvereniging niet meer beantwoordt aan de voorwaarden bedoeld in artikel 5/1.]1 ---------- (1)<Ingevoegd bij KB 2015-10-23/10, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 20-11-2015> Art. 5/2_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 6. § 1. Elke Erkenningscommissie bestaat uit een Nederlandstalige en een Franstalige kamer. § 2. Elke kamer van de Erkenningscommissies is samengesteld uit : 1° ten minste drie en ten hoogste zes beoefenaars van de tandheelkunde, die een academisch ambt bekleden of hebben bekleed, erkend zijn als houder van de betrokken bijzondere beroepstitel en voorgedragen zijn op een lijst van dubbeltallen door de Scholen voor Tandheelkunde; 2° een aantal beoefenaars van de tandheelkunde, gelijk aan het aantal beoefenaars bedoeld sub 1°, die erkend zijn als houder van de betrokken bijzondere beroepstitel en op een lijst van dubbeltallen door de representatieve beroepsverenigingen zijn voorgedragen. § 3. De leden van de Erkenningscommissies worden door de Minister benoemd voor een hernieuwbare termijn van zes jaar. Zij blijven hun functie waarnemen tot de Minister over de hernieuwing van hun mandaat een beslissing heeft genomen of tot in hun vervanging is voorzien. In geval van overlijden, ontslag of intrekking van het mandaat van een lid, benoemt de Minister, om het lopend mandaat te voleindigen, een nieuw lid volgens de in dit artikel bepaalde procedure. § 4. De Minister kan op advies van de betrokken kamer een eind maken aan het mandaat van de leden van de kamers van de Erkenningscommissies die duidelijk blijk hebben gegeven van gebrek aan regelmatigheid in het bijwonen van de vergaderingen of van gebrek aan belangstelling voor de opdrachten die hen werden toevertrouwd. § 5. Elke kamer kiest uit haar midden een voorzitter en een ondervoorzitter. Bij afwezigheid van de voorzitter en de ondervoorzitter wordt de vergadering van de kamer van de Erkenningscommissie voorgezeten door het oudste lid in jaren. § 6. Het secretariaat van de kamers wordt waargenomen door ambtenaren van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu aangewezen door de Minister. Art. 6_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1 ---------- (1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 6_FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 6_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 7. § 1. De kamers van de Erkenningscommissies hebben tot taak : 1° advies te verstrekken over het stageplan dat door de kandidaat wordt ingediend; 2° toezicht uit te oefenen op de uitvoering van het stageplan in al zijn geledingen, zowel door de stagemeester als door de kandidaat, overeenkomstig de geldende criteria en de bepalingen van dit besluit; 3° de Minister een met redenen omkleed advies te verstrekken betreffende de aanvragen tot erkenning als beoefenaar van de tandheelkunde, houder van een bijzondere beroepstitel en de kwesties in verband met die erkenning; 4° aan de Raad, op eigen initiatief en in verenigde kamers, een met redenen omkleed advies te verstrekken over de criteria voor de erkenning van de houders van de bijzondere beroepstitel en van de stagemeesters en stagediensten; 5° aan de Raad, op eigen initiatief, een met redenen omkleed advies te verstrekken over de aanvragen tot erkenning van de stagemeesters en stagediensten. § 2. Elke Erkenningscommissie of elke kamer kan te allen tijde aan de Raad een nota overmaken met haar advies of aanmerkingen over algemene of bijzondere aangelegenheden betreffende haar discipline. § 3. Om geldig te beraadslagen moet ten minste de helft van de leden bedoeld in artikel 6, § 2, 1°, en de helft van de leden bedoeld in artikel 6, § 2, 2°, aanwezig zijn. Indien het aanwezigheidsquorum niet wordt bereikt, belegt de voorzitter een tweede vergadering met dezelfde agenda; de kamer kan dan geldig beraadslagen ongeacht het aantal aanwezige leden. De kamer spreekt zich uit bij meerderheid der aanwezige leden; bij staking van stemmen wordt het punt waarover werd gestemd verworpen. De beraadslagingen van de Erkenningscommissie en van de kamers zijn geheim. De adviezen moeten met redenen worden omkleed. Art. 7_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. De kamers van de Erkenningscommissies hebben tot taak : 1° [1 ...]1 2° [1 ...]1 3° [1 ...]1 4° aan de Raad, op eigen initiatief en in verenigde kamers, een met redenen omkleed advies te verstrekken over de criteria voor de erkenning van de houders van de bijzondere beroepstitel en van de stagemeesters en stagediensten; 5° aan de Raad, op eigen initiatief, een met redenen omkleed advies te verstrekken over de aanvragen tot erkenning van de stagemeesters en stagediensten. § 2. Elke Erkenningscommissie of elke kamer kan te allen tijde aan de Raad een nota overmaken met haar advies of aanmerkingen over algemene of bijzondere aangelegenheden betreffende haar discipline. § 3. Om geldig te beraadslagen moet ten minste de helft van de leden bedoeld in artikel 6, § 2, 1°, en de helft van de leden bedoeld in artikel 6, § 2, 2°, aanwezig zijn. Indien het aanwezigheidsquorum niet wordt bereikt, belegt de voorzitter een tweede vergadering met dezelfde agenda; de kamer kan dan geldig beraadslagen ongeacht het aantal aanwezige leden. De kamer spreekt zich uit bij meerderheid der aanwezige leden; bij staking van stemmen wordt het punt waarover werd gestemd verworpen. De beraadslagingen van de Erkenningscommissie en van de kamers zijn geheim. De adviezen moeten met redenen worden omkleed. ---------- (1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 7_FRANSE_GEMEENSCHAP. § 1. De kamers van de Erkenningscommissies hebben tot taak : 1° [1 ...]1 2° [1 ...]1 3° [1 ...]1 4° aan de Raad, op eigen initiatief en in verenigde kamers, een met redenen omkleed advies te verstrekken over de criteria voor de erkenning van de houders van de bijzondere beroepstitel en van de stagemeesters en stagediensten; 5° aan de Raad, op eigen initiatief, een met redenen omkleed advies te verstrekken over de aanvragen tot erkenning van de stagemeesters en stagediensten. § 2. Elke Erkenningscommissie of elke kamer kan te allen tijde aan de Raad een nota overmaken met haar advies of aanmerkingen over algemene of bijzondere aangelegenheden betreffende haar discipline. § 3. Om geldig te beraadslagen moet ten minste de helft van de leden bedoeld in artikel 6, § 2, 1°, en de helft van de leden bedoeld in artikel 6, § 2, 2°, aanwezig zijn. Indien het aanwezigheidsquorum niet wordt bereikt, belegt de voorzitter een tweede vergadering met dezelfde agenda; de kamer kan dan geldig beraadslagen ongeacht het aantal aanwezige leden. De kamer spreekt zich uit bij meerderheid der aanwezige leden; bij staking van stemmen wordt het punt waarover werd gestemd verworpen. De beraadslagingen van de Erkenningscommissie en van de kamers zijn geheim. De adviezen moeten met redenen worden omkleed. ---------- (1)<BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 7_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 8. De leden van de Raad en van de Erkenningscommissies hebben recht op : 1° presentiegeld, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 januari 1960 tot wijziging van het besluit van de Regent van 15 juli 1946 dat het bedrag van de presentiegelden en de kosten bepaalt, welke uitgekeerd worden aan de leden van de vaste Commissies die van het departement van Volksgezondheid en van Leefmilieu afhangen. De leden ambtenaren kunnen er alleen aanspraak op maken in de mate waarin hun aanwezigheid op de vergaderingen prestaties vergt buiten hun gewone diensturen; 2° de terugbetaling van de reiskosten overeenkomstig het koninklijk besluit van 18 januari 1965, houdende algemene regeling inzake reiskosten. Voor de toepassing van dit artikel worden de leden niet-ambtenaar van de Erkenningscommissies en van de Raad gelijkgesteld met de ambtenaren die een graad bekleden van rang 15 tot 17. Art. 8_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> HOOFDSTUK III. - De stage en de erkenning van beoefenaars van de tandheelkunde, houders van een bijzondere beroepstitel. HOOFDSTUK III. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1 ---------- (1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> HOOFDSTUK III. FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> HOOFDSTUK III. VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Afdeling I. - De stage. Afdeling I. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1 ---------- (1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Afdeling I. VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 9. De kandidaat, gemachtigd de tandheelkunde in België uit te oefenen, moet uiterlijk binnen de eerste drie maanden van de aanvang van zijn stage, bij aangetekend schrijven, aan de Minister een programma toesturen met vermelding van : 1° de instelling waar hij het theoretisch onderricht voor de bijzondere beroepstitel volgt; 2° het stageplan met de verschillende stageperiodes die hij wenst te doorlopen. Art. 9_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1 ---------- (1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 9_FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 9_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 10. § 1. De goedkeuring van het stageplan wordt aangevraagd door middel van een formulier dat door het bestuur wordt bezorgd. Deze aanvraag bevat de volgende gegevens : 1° een adres in België voor toezending van de briefwisseling; 2° de discipline waarop de aanvraag betrekking heeft; 3° de begin- en einddata van de stage, waarbij het stageplan op de volledige duur van de opleiding betrekking moet hebben; 4° de diensten waar de stages zullen worden gedaan; 5° de naam en het akkoord van de stagemeester(s) en eventueel van een stagemeester-coördinator. § 2. Wanneer de kandidaat meer dan één stagemeester heeft, moet één van hen fungeren als stagemeester-coördinator. De stagemeester-coördinator moet erkend zijn in dezelfde discipline als die welke de kandidaat op het oog heeft en de kandidaat moet bij hem zijn stage beëindigen. De stagemeester-coördinator heeft als opdracht de kandidaat te begeleiden bij het opstellen van zijn stageplan en het geheel van zijn opleiding te coördineren. De stagemeester-coördinator moet een globale beoordeling formuleren die de Erkenningscommissie in staat stelt te oordelen of de kandidaat aan de opleidingscriteria heeft voldaan en of hij de discipline onafhankelijk en op eigen verantwoordelijkheid kan uitoefenen. § 3. Bij de aanvraag tot goedkeuring van het stageplan voegt men : 1° de stukken waaruit blijkt dat de aanvrager gemachtigd is om in België de tandheelkunde uit te oefenen; 2° voor elk deel van de stage een exemplaar van de geschreven overeenkomst tussen de kandidaat en de stagemeester of de verantwoordelijke instelling, met betrekking tot (de vergoeding die door de Minister bevoegd voor de volksgezondheid wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 35sexies van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen), met nauwkeurige vermelding van de duur van de overeenkomst. <KB 2007-04-21/81, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 28-05-2007> Art. 10_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1 ---------- (1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 10_FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 10_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 11. Vooraleer het stageplan voor advies aan de bevoegde kamer wordt voorgelegd, gaat het bestuur na of de voorschriften van artikel 9 en van artikel 10 volledig zijn nageleefd. Als zulks niet het geval is wordt de belanghebbende daarvan binnen dertig dagen in kennis gesteld. Als het stageplan tijdens de eerste drie maanden van de opleiding wordt ingediend, wordt de duur ervan gerekend vanaf de datum waarop de opleiding werkelijk begonnen is; als het later wordt ingediend, wordt de datum van het aangetekend schrijven beschouwd als de datum waarop de stage is begonnen. Art. 11_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1 ---------- (1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 11_FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 11_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 12. § 1. De kamer spreekt zich binnen zestig dagen vanaf de datum waarop de zaak bij haar aanhangig werd gemaakt uit over de aanvraag tot goedkeuring van het stageplan en alle andere vragen in verband met de stage. § 2. De kamer doet uitspraak op stukken. Indien haar advies afwijkt van het door de kandidaat ingediende plan, wordt het in beraad gehouden. In dat geval wordt de kandidaat, behalve in spoedgevallen, ten minste vijftien dagen voor de vergadering tijdens welke zijn dossier wordt onderzocht, bij een aangetekende brief tegen ontvangbewijs, opgeroepen om voor de kamer te verschijnen ten einde alle nuttige toelichtingen te verstrekken. Hij mag zich laten bijstaan door één of meer raadslieden. Indien de kandidaat, behoorlijk opgeroepen, niet verschijnt, wordt uitspraak gedaan op stukken, behalve bij gewettigde afwezigheid. § 3. Het dossier wordt op het secretariaat ter beschikking gehouden van de aanvrager of zijn raadsman; het ligt ter inzage gedurende vijftien dagen vóór de zitting. Art. 12_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1 ---------- (1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 12_FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 12_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 13. De met redenen omklede adviezen van de kamer worden aan de Minister medegedeeld en binnen dertig dagen ter kennis gebracht van de kandidaat. Indien het advies van de kamer afwijkt van het ingediende stageplan, geschiedt de mededeling aan de kandidaat bij aangetekend schrijven tegen ontvangbewijs. Art. 13_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1 ---------- (1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 13_FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 13_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 14. § 1. Bij aanvang van zijn stage krijgt de kandidaat een stageboekje, waarin hij al zijn werkzaamheden in het kader van zijn stage dient te vermelden. Het stageboekje moet, na afloop van elk jaar, aan de bevoegde kamer van de Erkenningscommissie worden teruggegeven. Het model van het stageboekje is vastgelegd door de Erkenningscommissie bevoegd in de discipline en is voor beide kamers hetzelfde. Het moet aangepast zijn aan elke discipline en het mogelijk maken zowel het theoretische als het praktische gedeelte van de opleiding tijdens het lopende jaar echt te controleren. § 2. Bovendien brengt de kandidaat bij de bevoegde kamer van de Erkenningscommissie jaarlijks schriftelijk verslag uit over het verloop van zijn stage. Art. 14_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1 ---------- (1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 14_FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 14_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 15. De kandidaat moet elke wijziging in zijn stageplan vooraf ter goedkeuring voorleggen aan de Minister; alvorens een beslissing te nemen, vraagt de Minister hierover het advies van de bevoegde kamer van de Erkenningscommissie. Noch de kandidaat, noch de stagemeester mogen eenzijdig veranderingen aanbrengen of voortijdig een einde maken aan de overeenkomst tussen de twee partijen met betrekking tot de stage. In geval van een meningsverschil zijn de bepalingen van artikel 17 van toepassing. Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen die betrekking hebben op een nieuw stageplan eveneens van toepassing op een wijziging van een stageplan. Art. 15_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1 ---------- (1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 15_FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 15_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 16. Een onderbreking van de stage mag in geen geval de totale duur van de opleiding verkorten. Wanneer de kandidaat zijn opleiding onderbreekt, moet hij onmiddellijk de bevoegde kamer van de Erkenningscommissie daarvan in kennis stellen en de reden van de onderbreking vermelden. De kandidaat zal aan de bevoegde kamer voorstellen doen met het oog op een aanvullende stageperiode. De kamer deelt haar advies over dit voorstel binnen dertig dagen mee aan de kandidaat en zijn stagemeester, en stuurt het voorstel, met haar advies, ter goedkeuring naar de Minister. Art. 16_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1 ---------- (1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 16_FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 16_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 17. In geval van een meningsverschil tussen een stagemeester en een kandidaat kan zowel de een als de ander het geschil aanhangig maken bij de bevoegde kamer van de Erkenningscommissie. De kamer hoort beide partijen. Indien het geschil blijft bestaan, belast de kamer een commissie, bestaande uit één of meer van haar leden met een onderzoek ter plaatse. Deze commissie moet vergezeld zijn van een ambtenaar aangeduid door de Minister. Na inzage van het verslag opgesteld door de onderzoekscommissie, brengt de kamer advies uit. Zij deelt haar advies binnen dertig dagen mee aan de stagemeester en aan de kandidaat en stuurt het ter goedkeuring naar de Minister. Art. 17_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1 ---------- (1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 17_FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 17_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 18. Wanneer de stagemeester oordeelt dat de kandidaat niet geschikt is voor de gekozen discipline, of ongewenst is geworden in zijn dienst, deelt hij zulks mede aan de bevoegde kamer van de Erkenningscommissie en aan de kandidaat, met opgave van de redenen waarop hij zijn oordeel steunt. De kamer hoort beide partijen. Indien de stagemeester bij zijn standpunt blijft, kan de kamer een commissie, samengesteld uit een of meer van haar leden belasten met een onderzoek ter plaatse. Deze commissie moet vergezeld zijn van een ambtenaar aangeduid door de Minister. Daarna adviseert de kamer ofwel een einde te maken aan de stage of het gedeelte van de stage, ofwel op voorstel van de kandidaat, een andere stagemeester aan te duiden; in dit laatste geval bepaalt zij in hoeverre de bij de eerste stagemeester gedane stage in aanmerking komt voor de berekening van de totale duur van de stage die voor de discipline vereist wordt. Indien de tweede stagemeester eveneens een ongunstig advies uitbrengt, mag de kamer advizeren de kandidaat niet toe te laten zijn stage in de discipline in kwestie voort te zetten. De bepalingen van artikel 12 zijn in dit geval toepasselijk. Binnen dertig dagen deelt de kamer, bij aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs, haar met redenen omkleed advies mee aan de kandidaat en zijn stagemeester, en stuurt het ter goedkeuring naar de Minister. Art. 18_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1 ---------- (1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 18_FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 18_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 19. Indien binnen de in artikel 29 vastgestelde termijn geen beroep wordt ingesteld tegen de adviezen van de Erkenningscommissies met betrekking tot het stageplan en de uitvoering ervan, neemt de Minister een beslissing. Indien de Erkenningscommissies geen advies hebben uitgebracht binnen de gestelde termijn, kan de Minister een beslissing nemen zonder dat advies. De beslissing van de Minister wordt aan de belanghebbende meegedeeld. Indien de beslissing afwijkt van het door de kandidaat ingediende plan, geschiedt de mededeling bij aangetekend schrijven tegen ontvangbewijs. Art. 19_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1 ---------- (1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 19_FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 19_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Afdeling II. - De erkenning. Afdeling II. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1 ---------- (1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Afdeling II. FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Afdeling II. VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 20. De aanvraag om erkenning als houder van een bijzondere beroepstitel wordt, na het beëindigen van de stage bij een aangetekende brief, bij de Minister ingediend door de belanghebbende door middel van een formulier dat door het bestuur wordt bezorgd. De aanvraag is vergezeld van : 1° de attesten van de stagemeesters; 2° het laatste stageboekje en elk ander document dat de kamer in staat stelt de waarde van de kandidaat te beoordelen. De Minister kan de betrokkene verzoeken hem de stukken te bezorgen die voor het onderzoek van de aanvraag vereist zijn. De Minister zendt het aanvraagdossier voor advies naar de bevoegde kamer van de Erkenningscommissie. Art. 20_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1 ---------- (1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 20_FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 20_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 21. § 1. De bevoegde kamer van de Erkenningscommissie vergelijkt de verstrekte gegevens met die welke tijdens de opleiding opgetekend werden; bij gebrek aan overeenstemming, stelt zij de uitspraak van het advies uit en verzoekt zij de kandidaat de nodige toelichting te verstrekken. § 2. De bevoegde kamer van de Erkenningscommissie kan ook adviseren dat de stage nog gedurende een welbepaalde tijd moet worden voortgezet om aan de erkenningscriteria te voldoen. (§ 3. De kandidaat zal beoordeeld worden door de bevoegde kamer van de erkenningscommissie op basis van de evaluatie van het theoretische gedeelte, het klinische gedeelte en de scriptie.) <KB 2001-11-27/47, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-03-2002> Art. 21_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1 ---------- (1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 21_FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 21_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 22. De bevoegde kamer van de Erkenningscommissie doet uitspraak overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, mutatis mutandis. In de gevallen bedoeld in artikel 21, § 1, wordt het advies gegeven binnen zestig dagen vanaf de dag waarop de kandidaat de nodige toelichting heeft verstrekt. Art. 22_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1 ---------- (1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 22_FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 22_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 23. De met redenen omklede adviezen van de kamer worden aan de Minister medegedeeld en binnen dertig dagen ter kennis gebracht van de kandidaat. Indien het advies van de kamer afwijkt van het ingediend stageplan, geschiedt de mededeling aan de kandidaat bij aangetekend schrijven tegen ontvangbewijs. Art. 23_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1 ---------- (1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 23_FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 23_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 24.[1 § 1. De bevoegde kamer van de erkenningscommissie controleert de naleving van de criteria voor het behoud van de erkenning en de beroepstitel van de beoefenaar van de tandheelkunde die zijn vastgesteld door de Minister, overeenkomstig artikel 35sexies van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, ingevoegd bij de wet van 19 december 1990. § 2. De beoefenaar van de tandheelkunde stelt de erkenningscommissie voor het einde van elke cyclus van zes jaar in kennis van de gegevens waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de criteria voor het behoud van de erkenning. § 3. De beoefenaar van de tandheelkunde die niet voldoet aan de criteria voor het behoud van de erkenning wordt hiervan op de hoogte gebracht door de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. § 4. De beoefenaar van de tandheelkunde die niet voldoet aan de criteria voor het behoud van de erkenning wordt opgeroepen om zich te verantwoorden voor de bevoegde kamer van de erkenningscommissie. Daartoe wordt de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde uitgenodigd, behoudens in geval van hoogdringendheid, ten minste vijftien dagen voor de vergadering waarop zijn dossier zal worden onderzocht, bij een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs, om te verschijnen voor de bevoegde kamer teneinde alle nuttige informaties te geven. Hij mag zich laten bijstaan door één of meer raadslieden. Indien de belanghebbende beoefenaar van de tandheelkunde, behoorlijk opgeroepen, niet verschijnt, dan wordt er uitspraak gedaan op stukken, behalve bij gewettigde afwezigheid. In dat geval wordt de betrokkene opgeroepen voor de volgende bijeenkomst van de erkenningscommissie. Het dossier wordt op het secretariaat ter beschikking gehouden van de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde of zijn raadsman; het kan daar ingekeken worden, zonder verplaatsing ervan, gedurende de vijftien dagen die aan de zitting voorafgaan. Het met redenen omklede advies van de kamer wordt aan de Minister medegedeeld en binnen de dertig dagen ter kennis gebracht van de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde bij aangetekende brief tegen ontvangstbewijs. De beoefenaar van de tandheelkunde die geen afdoende verantwoording aflegt voor de bevoegde kamer van de erkenningscommissie, moet zich voegen naar de criteria voor het behoud van de erkenning binnen een termijn medegedeeld door de erkenningscommissie, met een maximum van twee jaar. § 5. Indien de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde, binnen de hem toegestane termijn, niet voldoet aan de criteria voor het behoud van de erkenning, kan de Minister, op voorstel van de bevoegde kamer van de erkenningscommissie, zijn erkenning intrekken. Na de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde gehoord te hebben overeenkomstig de procedure voorzien in § 4, tweede lid, spreekt de bevoegde kamer van de erkenningscommissie zich uit. Het met redenen omklede voorstel van de kamer wordt aan de Minister medegedeeld en binnen dertig dagen aan de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde kenbaar gemaakt per aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging.]1 ---------- (1)<KB 2009-06-30/03, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 13-07-2009> Art. 24_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [2 ...]2 ---------- (1)<KB 2009-06-30/03, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 13-07-2009> (2)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 24_FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 24_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 24bis. [1 § 1. De erkenningscommissie behoudt zich het recht voor de naleving van de door de Minister vastgelegde voorwaarden voor het behoud van de erkenning indien nodig en op eigen initiatief te controleren. In ieder geval kan deze controle doorgevoerd worden als de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde niet voldoet aan de kennisgeving voorzien in artikel 24, § 2. § 2. De betrokken beoefenaar van de tandheelkunde wordt schriftelijk van de lopende controle jegens hem op de hoogte gebracht. § 3. De betrokken beoefenaar van de tandheelkunde bezorgt de erkenningscommissie binnen de 30 dagen vanaf de datum waarop het schrijven waarvan sprake in § 2 is verzonden, de documenten waaruit de naleving van de door de Minister vastgestelde voorwaarden voor het behoud van de erkenning in kwestie blijkt. In geval van uitzonderlijke gemotiveerde omstandigheden, kan de erkenningscommissie de termijn verlengen. § 4. De beoefenaar van de tandheelkunde die naar aanleiding van de controle door de erkenningscommissie niet voldoet aan de criteria voor het behoud van de erkenning wordt opgeroepen om zich te verantwoorden voor de bevoegde kamer van de erkenningscommissie. Daartoe wordt de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde uitgenodigd, behoudens in geval van hoogdringendheid, ten minste vijftien dagen voor de vergadering waarop zijn dossier zal worden onderzocht, bij een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs, om te verschijnen voor de kamer teneinde alle nuttige informaties te geven. Hij mag zich laten bijstaan door één of meer raadslieden. Indien de belanghebbende beoefenaar van de tandheelkunde, behoorlijk opgeroepen, niet verschijnt, dan wordt er uitspraak gedaan op stukken, behalve bij gewettigde afwezigheid. In dat geval wordt de betrokkene opgeroepen voor de volgende bijeenkomst van de erkenningscommissie. Het dossier wordt op het secretariaat ter beschikking gehouden van de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde of zijn raadsman; het kan daar ingekeken worden, zonder verplaatsing ervan, gedurende de vijftien dagen die aan de zitting voorafgaan. Het met redenen omklede advies van de kamer wordt aan de Minister medegedeeld en binnen de dertig dagen ter kennis gebracht van de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde bij aangetekende brief tegen ontvangstbewijs. De beoefenaar van de tandheelkunde die geen afdoende verantwoording aflegt voor de bevoegde kamer van de erkenningscommissie, moet zich voegen naar de criteria voor het behoud van de erkenning binnen een termijn medegedeeld door de erkenningscommissie, met een maximum van twee jaar. § 5. Indien de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde, binnen de hem toegestane termijn, niet voldoet aan de criteria voor het behoud van de erkenning, kan de Minister, op voorstel van de bevoegde kamer van de erkenningscommissie, zijn erkenning intrekken. Na de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde gehoord te hebben overeenkomstig de procedure voorzien in § 4, tweede lid, spreekt de bevoegde kamer van de erkenningscommissie zich uit. Het met redenen omklede voorstel van de kamer wordt aan de Minister medegedeeld en binnen dertig dagen aan de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde kenbaar gemaakt per aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging.]1 ---------- (1)<Ingevoegd bij KB 2009-06-30/03, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 13-07-2009> Art. 24bis_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [2 ...]2 ---------- (1)<Ingevoegd bij KB 2009-06-30/03, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 13-07-2009> (2)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 24bis_FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 24bis_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 25.[1 § 1.]1 De beoefenaar van de tandheelkunde die niet langer erkend wenst te blijven, moet de Minister daarvan schriftelijk op de hoogte brengen. In dat geval trekt de Minister de erkenning in. [1 § 2. Een beoefenaar van de tandheelkunde kan vragen aan de Minister om zijn erkenning gedurende een periode van maximum zes jaar opeenvolgend op te schorten. De Minister legt dit verzoek voor advies voor aan de bevoegde kamer van de erkenningscommissie. Dit verzoek kan eenmalig worden verlengd voor drie opeenvolgende jaren vanaf de eerste aanvraag. Ongeacht deze verlenging mag de totale duur van de opschorting de zes jaar niet overschrijden. Artikel 12 is van toepassing op het advies van de bevoegde kamer van de erkenningscommissie. Het met redenen omklede advies van de kamer wordt aan de Minister medegedeeld en binnen dertig dagen aan de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde kenbaar gemaakt per aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging. § 3. De beoefenaar van de tandheelkunde waarvan de erkenning opgeschort wordt overeenkomstig § 2, eerste en tweede lid, en die voor het einde van de toegekende opschortingstermijn geen schriftelijke aanvraag om zijn erkenning weer in werking te stellen indiende bij de Minister, kan zijn erkenning zien ingetrokken worden door de Minister op voorstel van de bevoegde kamer van de erkenningscommissie. De bevoegde kamer van de erkenningscommissie spreekt zich uit na de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde gehoord te hebben overeenkomstig de procedure voorzien in artikel 24, § 4, tweede lid. Het met redenen omklede voorstel van de kamer wordt medegedeeld aan de Minister en binnen de dertig dagen ter kennis gebracht van de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde bij aangetekende brief tegen ontvangstbewijs.]1 ---------- (1)<KB 2009-06-30/03, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-07-2009> Art. 25_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [2 ...]2 ---------- (1)<KB 2009-06-30/03, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 13-07-2009> (2)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 25_FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 25_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 26.[1 § 1. De beoefenaar van de tandheelkunde wiens erkenning werd opgeschort in toepassing van artikel 25, § 2, en die daartoe voor het einde van de toegekende opschortingstermijn een schriftelijke aanvraag indient bij de Minister, ziet zijn erkenning opnieuw in werking gesteld onder de voorwaarden door de Minister vastgelegd overeenkomstig artikel 35sexies van voornoemd koninklijk besluit nr. 78. § 2. De beoefenaar van de tandheelkunde wiens erkenning werd ingetrokken overeenkomstig artikel 24, 24bis of 25, § 1 of 3, en die bij de Minister een schriftelijke aanvraag indient om zijn erkenning terug toegekend te krijgen, verkrijgt deze overeenkomstig de voorwaarden vastgelegd door de Minister overeenkomstig artikel 35sexies van voornoemd koninklijk besluit nr. 78. § 3. De Minister legt de aanvragen bedoeld in §§ 1 en 2, ter advies voor aan de bevoegde kamer van de erkenningscommissie. Artikel 12 is van toepassing op het advies van de bevoegde kamer van de erkenningscommissie. De met redenen omklede adviezen worden medegedeeld aan de Minister en binnen de dertig dagen ter kennis gebracht aan de belanghebbende beoefenaar van de tandheelkunde, bij aangetekende brief tegen ontvangstbewijs.]1 ---------- (1)<KB 2009-06-30/03, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 13-07-2009> Art. 26_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [2 ...]2 ---------- (1)<KB 2009-06-30/03, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 13-07-2009> (2)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 26_FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 26_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 27. Indien binnen de in artikel 29 vastgestelde termijn geen beroep wordt ingesteld tegen het advies van de kamer met betrekking tot de erkenning of de intrekking van de erkenning als houder van een bijzondere beroepstitel, neemt de Minister een beslissing. Indien de kamer geen advies heeft verstrekt binnen de gestelde termijn, kan de Minister een beslissing nemen zonder dat advies. De beslissing van de Minister wordt aan de belanghebbende meegedeeld. Indien die beslissing afwijkt van het door de belanghebbende ingediende plan, geschiedt de mededeling bij aangetekend schrijven tegen ontvangbewijs. Art. 27_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1 ---------- (1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 27_FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 27_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Afdeling III. - De beroepsprocedure. Afdeling III. DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1 ---------- (1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Afdeling III. FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Afdeling III. VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 28. Wanneer de Minister oordeelt een advies van de kamer van de Erkenningscommissie niet te kunnen volgen, deelt hij dat mee aan de belanghebbende met vermelding van de redenen en deelt hem mee dat hij, alvorens een beslissing te treffen, het dossier voor advies voorlegt aan de bevoegde kamer van de Raad. Art. 28_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1 ---------- (1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 28_FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 28_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 29. De beoefenaar van de tandheelkunde kan beroep instellen tegen elk advies van de kamer van de Erkenningscommissie dat op hem betrekking heeft. Om ontvankelijk te zijn moet het beroep met redenen worden omkleed en binnen dertig dagen na kennisgeving van het advies per aangetekend schrijven aan de Minister worden toegezonden. De Minister legt het dossier voor advies voor aan de bevoegde kamer van de Raad. Art. 29_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1 ---------- (1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 29_FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 29_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 30. § 1. In geval van beroep of in geval van toepassing van artikel 28, wordt de beoefenaar van de tandheelkunde door de bevoegde kamer van de Raad gehoord. De belanghebbende wordt, behoudens in geval van spoed, ten minste vijftien dagen vóór de vergadering waarop zijn dossier wordt onderzocht, bij een aangetekende brief tegen ontvangbewijs opgeroepen. Hij verschijnt persoonlijk en mag zich laten bijstaan door één of meer raadslieden. Indien de belanghebbende, behoorlijk opgeroepen, niet verschijnt, kan de kamer uitspraak doen op stukken, behalve bij gewettigde afwezigheid. § 2. Vanaf de dag van de oproeping wordt het dossier op het secretariaat ter beschikking gehouden van de belanghebbende of zijn raadsman, waar het kan worden ingekeken. Art. 30_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1 ---------- (1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 30_FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 30_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 31. § 1. Indien de kamer van de Raad zich moet uitspreken over het stageplan of over de erkenning als houder van een bijzondere beroepstitel dient ten minste één van haar leden, die een in desbetreffende discipline erkend beoefenaar van de tandheelkunde is, de beraadslaging bij te wonen. Wanneer de kamer geen lid telt dat in deze discipline erkend is, wijst de voorzitter een beoefenaar van de tandheelkunde aan die in deze discipline wel is erkend om de beraadslaging met raadgevende stem bij te wonen. [1 Een lid van de erkenningscommissie die het advies heeft gegeven waartegen een beroepsprocedure werd ingediend, wordt gevraagd om het dossier toe te lichten. Hij mag noch de debatten noch de beraadslaging bijwonen.]1 § 2. De bevoegde kamer spreekt zich uit binnen zestig dagen vanaf de datum waarop de zaak bij haar aanhangig werd gemaakt. Het advies moet met redenen worden omkleed en de door verzoeker voorgelegde conclusies beantwoorden. De kamer spreekt zich uit over de zaak in haar geheel. ---------- (1)<KB 2009-06-30/03, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 13-07-2009> Art. 31_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [2 ...]2 ---------- (1)<KB 2009-06-30/03, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 13-07-2009> (2)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 31_FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 31_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 32. De bevoegde kamer van de Raad deelt haar met redenen omklede advies mede aan de Minister. Indien de bevoegde kamer geen advies heeft verstrekt binnen de gestelde termijn, kan de Minister een beslissing nemen zonder dat advies. De beslissing van de Minister wordt per aangetekende brief ter kennis gebracht van de verzoeker en de voorzitter van de bevoegde kamer van de Erkenningscommissie tegen wier advies beroep was ingesteld. Art. 32_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1 ---------- (1)<BDG 2019-04-25/34, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 22-06-2019> Art. 32_FRANSE_GEMEENSCHAP. <Opgeheven bij BFG 2018-03-07/02, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 17-04-2018> Art. 32_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> HOOFDSTUK IV. - De erkenning van de stagemeesters en stagediensten. Art. 33. De aanvraag om erkenning als stagemeester wordt door de kandidaat-stagemeester per aangetekende brief ingediend bij de Minister bij middel van een formulier dat door het bestuur wordt bezorgd. De aanvraag bevat alle gegevens die de Raad en de Minister kunnen inlichten over de waarde van de kandidaat, zoals zijn titels, functies, publikaties, lezingen, actieve medewerking aan wetenschappelijke verenigingen en congressen. De aanvraag bevat eveneens de stukken die het bewijs leveren dat de aanvrager voldoet aan de erkenningscriteria. De aanvraag bevat eveneens de verbintenis van de kandidaat-stagemeester ervoor te zorgen : - dat de kandidaten voor wiens opleiding hij zal instaan (de vergoeding die door de Minister bevoegd voor de volksgezondheid wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 35sexies van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen) zullen ontvangen; <KB 2007-04-21/81, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 28-05-2007> - voor elke kandidaat een geïndividualiseerd opleidingsprogramma op te stellen dat in voorkomend geval overeenstemt met het door de bevoegde Erkenningscommissie vastgestelde model en waarvan hij de kandidaat en de bevoegde kamer van de Erkenningscommissie een kopie bezorgt; - zich op constructieve manier te onderwerpen aan de bezoeken van de stagediensten die door de Raad en de bevoegde kamer van de Erkenningscommissie in onderling overleg worden georganiseerd; - het maximum aantal opleidingsplaatsen, vastgesteld bij de erkenning als stagemeester, niet te overschrijden; dat aantal is de som van de kandidaten in opleiding en van de begunstigden van de bijzondere vrijstellingen verleend krachtens artikel 57 van het besluit van de Regent van 31 december 1949 tot coördinatie van de wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens. Art. 34. De aanvraag om erkenning als stagedienst wordt door de beoefenaar van de tandheelkunde of de verantwoordelijke geneesheer van de betrokken dienst per aangetekende brief ingediend bij de Minister bij middel van een formulier dat door het bestuur wordt bezorgd. De aanvraag wordt eventueel medeondertekend door de beheerder van de inrichting. De aanvraag bevat alle gegevens die de Raad en de Minister kunnen inlichten over de waarde van de dienst, zoals statistische en bibliografische gegevens en informatie over wetenschappelijke werkzaamheden en titels. De aanvraag bevat eveneens de stukken die het bewijs leveren dat de dienst voldoet aan de erkenningscriteria. Art. 35. De Minister stuurt de aanvraag om erkenning als stagemeester of als stagedienst samen met het dossier voor advies naar de Raad en naar de bevoegde Erkenningscommissie. De Raad kan, in overleg met de Erkenningscommissie, één of meer van hun leden gelasten een onderzoek te verrichten en daarover verslag uit te brengen. Dat onderzoek kan zo nodig ter plaatse plaatshebben. Art. 36. § 1. De Erkenningscommissie kan de Raad een met redenen omkleed advies verstrekken, binnen zestig dagen vanaf de datum waarop de zaak bij haar aanhangig werd gemaakt. § 2. De Raad doet uitspraak op stukken. Indien zijn advies niet gunstig is, wordt het in beraad gehouden. In dat geval, behalve in spoedgevallen, wordt de kandidaat-stagemeester of de verantwoordelijke van de te erkennen stagedienst ten minste vijftien dagen vooraf per aangetekend schrijven met ontvangbewijs in kennis gesteld van de dag en het uur van de vergadering van de Raad tijdens welke zijn dossier wordt onderzocht. De betrokkene mag vragen persoonlijk gehoord te worden door de Raad om alle nuttige inlichtingen te kunnen verstrekken. Hij mag zich laten bijstaan door één of meer raadslieden. Het dossier wordt neergelegd op het secretariaat, waar het kan worden geraadpleegd gedurende vijftien dagen voor de vergadering. Art. 37. § 1. Binnen honderdtwintig dagen na ontvangst van het dossier stuurt de Raad zijn met redenen omklede advies naar de Minister en naar de belanghebbende. § 2. De belanghebbende kan de Minister binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van het advies een nota met zijn met redenen omklede opmerkingen bezorgen. Indien de belanghebbende de Minister binnen die termijn een nota bezorgt met zijn met redenen omklede opmerkingen, zendt de Minister deze nota voor advies naar de Raad. De Raad spreekt zich uit binnen dertig dagen na ontvangst van die nota, volgens de procedure-voorschriften van artikel 36. Zijn met redenen omkleed advies over deze nota wordt medegedeeld aan de belanghebbende en aan de Minister. Na ontvangst van dit advies neemt de Minister een beslissing. Indien de Raad geen advies heeft gegeven binnen de gestelde termijn, kan de Minister een beslissing nemen zonder dat advies. § 3. In de beslissing van de Minister wordt vermeld : - het aantal kandidaten die in de dienst opgeleid kunnen worden, - de maximum duur van de opleiding in deze dienst, - het gedeelte van de stage waarvoor opleiding mag gegeven worden. Een afschrift van de beslissing wordt aan de belanghebbende gezonden per aangetekende brief tegen ontvangbewijs. Art. 38. De erkenning als stagemeester of als stagedienst wordt verleend voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar. De aanvraag tot hernieuwing moet zes maanden voor het verstrijken van de termijn worden ingediend. De procedurevoorschriften van de artikelen 33, 34, 35, 36 en 37 gelden ook voor de aanvraag tot hernieuwing. Indien bij het verstrijken van die periode geen beslissing is genomen, blijft de erkenning gelden tot de Minister over de aanvraag om hernieuwing heeft beslist. (Aan de kandidaat wordt de mogelijkheid geboden om een rapport op te stellen van zijn stagemeester en stagedienst. Dit rapport wordt aan de stagemeester meegedeeld. Dit rapport, onder voorbehoud van de verificatie van de elementen die erin zijn opgenomen, stelt de erkenningscommissie en de Raad van de Tandheelkunde in staat hun taken inzake selectie en controle van de stagemeesters en -plaatsen te vervullen.) <KB 2001-11-27/47, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-03-2002> Art. 39. § 1. Wanneer de stagemeester of de stagedienst niet langer aan de criteria voldoet, of wanneer de stagemeester maatregelen of sancties van strafrechtelijke, disciplinaire of administratieve aard heeft opgelopen, of wanneer hij de rechtmatige belangen van een kandidaat heeft geschaad, kan de Minister hetzij op eigen initiatief, hetzij op initiatief van de Raad, de erkenning intrekken. De Minister kan slechts op eigen initiatief handelen, nadat hij zijn voornemen aan de betrokkene kenbaar heeft gemaakt en het advies van de Raad heeft ingewonnen. § 2. In de gevallen bedoeld in § 1, moet de in de artikelen 36, § 2, en 37 vastgestelde procedure worden gevolgd. Art. 40. § 1. De stagemeester die de overeenkomstig dit besluit verleende erkenning niet langer wenst te genieten, moet hiervan de Minister schriftelijk op de hoogte brengen. In dat geval trekt de Minister de erkenning in. § 2. De Minister trekt de erkenning in van een stagedienst, indien de verantwoordelijke voor deze dienst, bij middel van een brief, eventueel medeondertekend door de beheerder van de inrichting, aan de Minister meedeelt dat hij wenst af te zien van de erkenning van deze dienst als stagedienst. Art. 41. § 1. In geval van overlijden van de stagemeester, wanneer de stagemeester niet langer de verleende erkenning geniet of wanneer hij zijn ambt van stagemeester niet kan vervullen en niet wordt verwacht dat hij het binnen een termijn van drie maanden terug zal kunnen uitoefenen, erkent de Raad een voorlopige verantwoordelijke voor de stage zodat de betrokken kandidaten hun opleiding kunnen voortzetten. Die erkenning kan worden verleend in afwijking van de erkenningscriteria en van de bepalingen van dit hoofdstuk. Zij eindigt, naar gelang van het geval, op het ogenblik dat de stagemeester wordt vervangen of de stagemeester zijn functie opnieuw uitoefent. § 2. Wanneer een stagedienst niet langer de verleende erkenning geniet, worden een opleidingsdienst en eventueel een verantwoordelijke voor de stage voorlopig erkend door de Raad zodat de betrokken kandidaten hun opleiding kunnen voortzetten. Die erkenningen kunnen worden verleend in afwijking van de erkenningscriteria en van de bepalingen van dit hoofdstuk. Zij eindigen op het ogenblik dat de Minister een beslissing neemt over de door de kandidaten voorgestelde verdere stage in erkende stagediensten. Art. 42. De lijst van de erkende stagemeesters en stagediensten wordt bijgehouden door het bestuur en op verzoek aan de belanghebbenden medegedeeld. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen. HOOFDSTUK V. VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 43. Wanneer de erkenningscriteria voor een discipline voor het eerst worden bepaald, kan de Minister, in afwijking van de bepalingen van artikel 6, § 2, op voordracht van de Scholen voor Tandheelkunde en de beroepsverenigingen van tandartsen, leden van de Erkenningscommissies van tandartsen benoemen die niet erkend zijn in de discipline in kwestie, maar van wie algemeen bekend is dat zij in deze discipline onderlegd zijn. Het mandaat van deze leden verstrijkt één jaar na hun benoeming, behalve indien zij inmiddels in deze discipline zijn erkend. Art. 43_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017> Art. 44. Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit. Art. 44_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1 ---------- (1)<BVR 2017-04-28/21, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2017>