Details





Titel:

3 NOVEMBER 1993. - Koninklijk besluit van 3 november 1993 tot uitvoering van artikel 37 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. (KB 1995-05-15/38, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 06-10-1995) (NOTA : dit besluit houdt op uitwerking te hebben voor de verstrekkingen die zijn verricht sinds 1 januari 2002; er zijn evenwel uitzonderingen. Zie W 2002-06-05/42, art. 5.) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-02-1994 en tekstbijwerking tot 04-07-2002.)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Aanpassing van de verzekeringstegemoetkoming.
Art. 2-6
HOOFDSTUK III. - Betrekkingen tussen de algemeen geneeskundigen en hun patiënten.
Art. 7-13
BIJLAGE.
Art. N1



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. <Zie NOTA onder TITEL>Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :
  1° (" De wet " : de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;) <KB 1997-01-15/32, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
  2° " De Minister " :
  de Minister tot wiens bevoegdheid de sociale voorzorg behoort;
  3° " Persoonlijk aandeel " :
  persoonlijk aandeel van de rechthebbende in de kostprijs van een in (artikel 34) van de wet opgenomen geneeskundige verstrekking, zoals ze blijkt uit de reglementering en rekening houdende met de overeenkomsten, akkoorden en als zodanig geldende documenten of met de honoraria die door de Koning zijn vastgesteld ter uitvoering van artikel 52 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel. (Het gedeelte van de kostprijs van de farmaceutische specialiteiten van de categorieën A en B als bedoeld bij artikel 2, 2°, a), eerste en tweede streepjes, van het koninklijk besluit van 7 mei 1991 tot vaststelling van het persoonlijk aandeel van de rechthebbenden in de kosten van de in het raam van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen vergoedbare farmaceutische verstrekkingen, dat ingevolge artikel 35bis van de wet door de rechthebbenden wordt gedragen, wordt voor de toepassing van dit besluit als persoonlijk aandeel aangemerkt.) <KB 1997-01-15/32, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1997> <KB 2001-10-19/32, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2001>

HOOFDSTUK II. - Aanpassing van de verzekeringstegemoetkoming.
Art.2. <Zie NOTA onder TITEL> § 1. Voor de in § 2 bedoelde rechthebbenden wordt de verzekeringstegemoetkoming voor de in (artikel 34) van de wet bedoelde verstrekkingen vastgesteld op 100 % van de vergoedingsbasis, zodra het geheel van de persoonlijke aandelen die tijdens het lopende kalenderjaar door hen en de personen te hunnen laste daadwerkelijk ten laste zijn genomen en betrekking hebben op de vergoede verstrekkingen, (450 EUR (18 000 frank tot en met 31 december 2001)) bereikt. <KB 1997-01-15/32, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1997> <KB 2001-10-19/32, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
  ( (De verzekeringstegemoetkoming voor de in artikel 34, 5°, van de wet bedoelde verstrekkingen, met uitzondering van de farmaceutische specialiteiten van de categorieën A en B en de aangenomen specialiteiten bestemd voor in een verplegingsinrichting of een psychiatrische inrichting opgenomen rechthebbende), blijft evenwel ongewijzigd, alsook de huisvestingskosten, gemoeid met de in artikel 34, 11° en 18°, van de wet bedoelde verstrekkingen, alsook de persoonlijke aandelen betreffende de in artikel 34, 6°, van de wet bedoelde opnemingen, vanaf de 91ste dag opneming in een algemeen ziekenhuis en vanaf de 366ste dag opneming in een psychiatrische instelling; de totalisering van het aantal ligdagen geschiedt in ononderbroken periodes van opneming in de zin van het artikel 2, §§ 2 en 3, van het koninklijk besluit van 20 augustus 1980 tot vaststelling van het bedrag van de vermindering van de verzekeringstegemoetkoming in geval van opneming in een ziekenhuis of van verblijf in een revalidatiecentrum.) <KB 1997-01-15/32, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1997> <KB 2001-10-19/32, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
  § 2. De in § 1 bedoelde rechthebbenden zijn :
  1° de rechthebbenden die hetzij recht hebben op een gewaarborgd inkomen met toepassing van de wet van 1 april 1969 tot instelling van de een gewaarborgd inkomen voor bejaarden of met toepassing van artikel 21, § 2, van dezelfde wet recht behouden op rentebijslag, hetzij recht hebben op een bestaansminimum met toepassing van de wet van 7 augustus 1974, tot instelling van het recht op een bestaansminimum alsmede de personen die te hunnen laste zijn;
  (2° de rechthebbenden op de verhoogde tegemoetkoming van de verzekering die zijn bedoeld in artikel 37, §§ 1 en 19 van de bovenvermelde gecoördineerde wet en de personen die te hunnen laste zijn;) <KB 1997-04-17/38, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1997>
  3° de (rechthebbenden) die een van de in de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten bedoelde tegemoetkomingen toegekend krijgen en de personen die te hunnen laste zijn; <KB 1997-04-17/38, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1997>
  4° de gerechtigden die voor het toepassen van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecontroleerde werklozen zijn die sedert ten minste zes maanden de hoedanigheid van volledig werkloze hebben als bedoeld in de reglementering betreffende de werkloosheid en de personen die te hunnen laste zijn. Deze bepaling betreft enkel de werklozen die in de zin van laatstgenoemde reglementering, de hoedanigheid hebben van werknemer met gezinslast of van alleenstaande.
  De rechthebbenden moeten zich uiterlijk op 1 oktober van het refertejaar in een van de onder 1° tot 4° bedoelde situaties bevinden.
  (5° de rechthebbenden aan wie een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn steun verleent die geheel of gedeeltelijk door de federale staat ten laste wordt genomen op grond van de artikelen 4 en 5 van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun, verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, en de personen te hunnen laste;) <KB 1997-04-17/38, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1997>
  (6° de rechthebbenden op verhoogde kinderbijslag overeenkomstig artikel 47, § 1, van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders of overeenkomstig artikel 20 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslagen ten voordele van de zelfstandigen en van de personen die te hunnen laste zijn.) <KB 1997-04-17/38, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1997>
  § 3. Indien een zelfde gezin verscheidene in § 2 bedoelde rechthebbenden omvat, wordt de som van de persoonlijke aandelen welke door al die rechthebbenden samen ten laste worden genomen, in aanmerking genomen om uit te maken of het in § 1 bedoeld bedrag wordt bereikt.

Art.3. <Zie NOTA onder TITEL> De rechthebbenden moeten bewijzen dat ze de in het artikel 2, § 2, bedoelde voorwaarden vervullen, volgens de door de Minister vastgelegde modaliteiten. De bevoegde organen kunnen erom worden verzocht de attesten ad hoc af te leveren.

Art.4. <Zie NOTA onder TITEL> <KB 1997-01-15/32, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1997> Voor de toepassing van artikel 2 worden, voor de berekening van het bedrag van de persoonlijke aandelen die daadwerkelijk ten laste zijn genomen door de rechthebbenden en de personen te hunnen laste, niet in aanmerking genomen :
  1° (de persoonlijke aandelen betreffende de in artikel 34, 5°, van de wet bedoelde verstrekkingen, met uitzondering van :
  a) de farmaceutische specialiteiten van de categorieën A en B;
  b) het forfaitair persoonlijk aandeel voor de aangenomen specialiteiten bestemd voor de in een verplegingsinrichting opgenomen rechthebbende, zoals bedoeld in artikel 2, 2°, b), van het koninklijk besluit van 7 mei 1991 tot vaststelling van het persoonlijk aandeel van de rechthebbenden in de kosten van de in het raam van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen vergoedbare farmaceutische verstrekkingen;
  c) het forfaitair persoonlijk aandeel voor de aangenomen specialiteiten bestemd voor de in een psychiatrische inrichting opgenomen rechthebbende, zoals bedoeld in artikel 4, § 5, tweede lid, van de Nationale overeenkomst van 12 maart 1999 tussen de psychiatrische inrichtingen en diensten en de verzekeringsinstellingen.) <KB 2001-10-19/32, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
  2° de persoonlijke aandelen betreffende de in artikel 34, 6°, van de wet bedoelde opnemingen vanaf de 91ste dag opneming in een algemeen ziekenhuis en vanaf de 366ste dag opneming in een psychiatrische instelling; de totalisering van het aantal ligdagen geschiedt in ononderbroken periodes van opneming in de zin van het artikel 2, §§ 2 en 3, van het koninklijk besluit van 20 augustus 1980 tot vaststelling van het bedrag van de vermindering van de verzekeringstegemoetkoming in geval van opneming in een ziekenhuis of van verblijf in een revalidatiecentrum;
  3° de huisvestingskosten, gemoeid met de in artikel 34, 11° en 18°, van de wet bedoelde verstrekkingen.

Art.5. <Zie NOTA onder TITEL> Met het oog op de toepassing van dit besluit bepaalt de Minister, na advies van het Verzekeringscomité en van het Comité van de Dienst voor administratieve controle, de modaliteiten inzake bewijs betreffende de effectieve betaling van het bedrag van de honoraria en van de persoonlijke aandelen door de rechthebbenden en de personen te hunnen laste.

Art.6. <Zie NOTA onder TITEL> <KB 1997-11-24/43, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-1997> Zodra het in artikel 5 bedoelde bewijs is geleverd aan de betrokken verzekeringsinstelling reikt deze een getuigschrift aan de rechthebbenden uit waarvan het model door de Minister zal worden vastgesteld op advies van de Dienst voor administratieve controle van het RIZIV. Deze getuigschriften bevatten bovendien alle vermeldingen van artikel 14, 5° en 6°, van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het handvest van de sociaal verzekerde. De kennisgeving bedoeld bij artikel 7 van de wet van 11 april 1995 is terzake niet vereist.
  Vanaf de op bovengenoemd getuigschrift vermelde dag is de in artikel 2, § 1, bedoelde tegemoetkoming tegen 100 %, in de vorm van een vrijstelling van het persoonlijk aandeel of in de vorm van een terugstorting, voor de rest van het lopend kalenderjaar verschuldigd voor de in § 2 van hetzelfde artikel bedoelde rechthebbenden alsmede voor de personen te hunnen laste.

HOOFDSTUK III. - Betrekkingen tussen de algemeen geneeskundigen en hun patiënten.
Art.7. <Zie NOTA onder TITEL> Iedere rechthebbende kan met een algemeen geneeskundige die hij als huisarts heeft gekozen, een overeenkomst sluiten volgens het model dat als bijlage bij dit besluit gaat.
  Die overeenkomst wordt gesloten voor een duur van één jaar en heeft uitwerking vanaf de datum waarop ze is ondertekend.
  Ze kan evenwel op elk ogenblik worden beëindigd, ofwel door uitdrukkelijke opzegging op verzoek van een van beide overeenkomstsluitende partijen waarvan aan de verzekeringsinstelling kennis wordt gegeven, ofwel door het ondertekenen van een nieuwe overeenkomst tussen de rechthebbende en een andere algemeen geneeskundige.
  Als de overeenkomst niet uitdrukkelijk is opgezegd of als geen nieuwe overeenkomst is ondertekend, worden de verstreken overeenkomsten stilzwijgend verlengd voor een nieuwe termijn van één jaar.
  Het feit dat een rechthebbende zich tijdens de looptijd van een overeenkomst tot een andere algemeen geneeskundige dan de medeondertekenaar wendt, heeft, behalve in de in artikel 10, § 1, bedoelde uitzonderingen, van ambtswege de verbreking van de overeenkomst tot gevolg.

Art.8. <Zie NOTA onder TITEL> De in artikel 7 bedoelde overeenkomst is niet vereist in het raam van de toepassing van (artikel 52) van de wet. <KB 1997-01-15/32, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.9. <Zie NOTA onder TITEL> § 1. De in artikel 7 bedoelde overeenkomst tussen de algemeen geneeskundige en de rechthebbenden wordt opgemaakt in drievoud; één exemplaar is bestemd voor de rechthebbende, één voor de geneesheer en één voor de verzekeringsinstelling waarbij de rechthebbende is aangesloten of ingeschreven.
  § 2. Het voor de verzekeringsinstelling bestemde exemplaar moet haar door de rechthebbende worden toegestuurd binnen de maand na de datum van de ondertekening ervan.

Art.10. <Zie NOTA onder TITEL> § 1. Bij het verstrijken van een periode van één jaar, referteperiode genoemd, na het ondertekenen van de in artikel 7 bedoelde overeenkomst en voor zover zo'n overeenkomst bestaat, wordt de verhoging van het persoonlijk aandeel dat voor de betrokken verstrekking verschuldigd is krachtens (artikel 37bis van de wet), onder de door Ons gestelde voorwaarden verminderd voor de rechthebbende die zich tijdens de referteperiode niet tot een andere algemeen geneeskundige dan de medeondertekenaar heeft gewend, behoudens door Ons, na advies binnen de 30 dagen van het Verzekeringscomité, bepaalde uitzonderingen. <KB 1997-01-15/32, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
  § 2. De in § 1 bedoelde vermindering van het persoonlijk aandeel blijft verworven zolang een in artikel 7 bedoelde overeenkomst loopt.
  § 3. De in § 1 bedoelde vermindering van het persoonlijk aandeel kan in geen geval betrekking hebben op de verstrekkingen die tijdens de referteperiode zijn verricht.

Art.11. <Zie NOTA onder TITEL> De rechthebbende op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming waarin is voorzien in (artikel 37, §§ 1 en 2), van de wet, die op 21 december 1993 de in artikel 7 bedoelde overeenkomst niet heeft gesloten, is vanaf 1 januari 1995 een aanvullend persoonlijk aandeel verschuldigd onder de door Ons gestelde voorwaarden. <KB 1997-01-15/32, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
  Om uit te maken vanaf wanneer het in het eerste lid bedoelde aanvullend persoonlijk aandeel verschuldigd is, worden de in artikel 10 vastgestelde regels toegepast op grond waarvan de vermindering van het persoonlijk aandeel kan worden toegekend.

Art.12. <Zie NOTA onder TITEL> <KB 1994-01-24/49, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1994> Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1994.
  De in artikel 10, § 1, bedoelde vermindering van het persoonlijk aandeel in de kostprijs van sommige geneeskundige verstrekkingen geldt vanaf 1 oktober 1994 en het in artikel 11, eerste lid, bedoeld aanvullend persoonlijk aandeel in de kostprijs van sommige geneeskundige verstrekkingen, geldt vanaf 1 januari 1995, onder de door Ons gestelde voorwaarden, en na advies van de Algemene Raad :
  - ofwel op grond van een systeem inzake accreditering van de geneesheren dat door een akkoord geneesheren-ziekenfondsen is georganiseerd, ten behoeve van de rechthebbenden die zich tot een geaccrediteerd geneesheer wenden;
  - ofwel op grond van de bepalingen van hoofdstuk III, na advies van de Commissie geneesheren-ziekenfondsen, indien een dergelijk akkoord niet in werking is getreden op 1 maart 1994 of ingeval dit akkoord niet kan worden toegepast waar het gaat om het accrediteringssysteem. Dat advies wordt geacht te zijn gegeven als het niet is uitgebracht binnen één maand nadat erom is verzocht. In dat geval worden, voor de eerste toepassing van het hiervoren bedoelde hoofdstuk III, de in artikel 7 bedoelde overeenkomsten die zijn gesloten tussen 1 oktober 1994 en 31 december 1994, geacht te zijn gesloten op 1 oktober 1993 voor de duur van de overeenkomst.

Art.13. <Zie NOTA onder TITEL> Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N1. <Zie NOTA onder TITEL> Bijlage 1. Overeenkomst betreffende de betrekkingen tussen de algemeen geneeskundigen en hun patiënten. <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 10/02/1994, p. 3495 tot 3496>