21 JANUARI 1994. - Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 5 van het koninklijk besluit van 3 november 1993 tot uitvoering van artikel 25 van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-02-1994 en tekstbijwerking tot 26-11-1994).
Art. 1-4
Artikel 1. <MB 1994-11-22/31, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1995> Artikel 1. Bij de uitreiking van de getuigschriften van verzorging en van aflevering opgenomen in de bijlagen nrs 13, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 73 en 74 van het koninklijk besluit van 24 december 1963 houdende verordening op de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, dient de verzorgingsverstrekker in het daarop voorziene vak te vermelden :
- ofwel het bedrag van het honorarium dat de rechthebbende heeft betaald;
- ofwel het woord " JA " indien de rechthebbende het volledig reglementair persoonlijk aandeel heeft betaald of het woord " NEEN " indien de rechthebbende geen persoonlijk aandeel heeft betaald.
Art.2. Het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging legt het nieuwe model van de in artikel 1 bedoelde getuigschriften vast.
De getuigschriften die in gebruik zijn vóór de inwerkingtreding van deze verordening mogen worden gebruikt tot uitputting van de stock. De zorgenverstrekker moet er evenwel de vereiste vermeldingen op aanbrengen.
In afwachting van het op punt stellen van de modaliteiten opgenomen in de artikelen 1 en 2, wordt voor de periode tussen 1 januari 1994 en 30 september 1994, door de verzekeringsinstellingen het reglementair persoonlijk aandeel in rekening genomen, in de gevallen waarin de verzorgingsverstrekker het bedrag, zoals bedoeld in artikel 1, niet vermeldt. Indien de verzekeringsinstelling op basis van facturatiegegevens kennis ervan heeft dat er geen persoonlijk aandeel is betaald, brengt ze dit niet in rekening.
Art.3. <MB 1994-06-28/32, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-07-1994> In afwachting van het op punt stellen van de modaliteiten opgenomen in de artikelen 1 en 2, wordt voor de periode tussen 1 januari 1994 en (31 december 1994), door de verzekeringsinstellingen het reglementair persoonlijk aandeel in rekening genomen, in de gevallen waarin de verzorgingsverstrekker het bedrag, zoals bedoeld in artikel 1, niet vermeldt. Indien de verzekeringsinstelling op basis van facturatiegegevens kennis ervan heeft dat er geen persoonlijk aandeel is betaald, brengt ze dit niet in rekening. <MB 1994-09-26/31, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-10-1994>
Art. 4. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1994.