21 JANUARI 1994. - Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 3 november 1993 tot uitvoering van artikel 25 van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.
Art. 1-6
Artikel 1. De in artikel 2, § 2, 1°, van het koninklijk besluit van 3 november 1993 tot uitvoering van artikel 25 van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen bedoelde rechthebbenden bewijzen dat ze zich in één van de daarin omschreven situaties bevinden aan de hand van een getuigschrift dat is afgeleverd door de Rijksdienst voor pensioenen of door het bevoegd Openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, waaruit hun recht blijkt en waarin de ingangsdatum is vastgesteld.
Het hierboven bedoelde getuigschrift moet niet worden geëist als het reeds voorhanden is in het dossier dat is bedoeld in artikel 171 van het koninklijk besluit van 4 november 1963 tot uitvoering van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, voor zover het betrekking heeft op het lopend kalenderjaar.
Art.2. De in artikel 2, § 2, 2°, van het hiervoren bedoelde koninklijk besluit van 3 november 1993 bedoelde rechthebbenden bewijzen dat ze zich in de daarin beschreven situatie bevinden overeenkomstig de modaliteiten waarin is voorzien in het koninklijk besluit van 1 april 1981 ter bepaling van het jaarbedrag van de inkomsten welke bedoeld zijn in artikel 25, §§ 1, 2 en 3, en tot uitvoering van artikel 33, § 5, derde lid, van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering.
Art.3. De in artikel 2, § 2, 3°, van het hiervoren bedoelde koninklijk besluit van 3 november 1993 bedoelde rechthebbenden bewijzen dat ze zich in de daarin beschreven situatie bevinden aan de hand van een getuigschrift dat is afgeleverd door het Ministerie van Sociale Voorzorg, waaruit hun recht blijkt en waarin de ingangsdatum is vastgesteld.
Art.4. De in artikel 2, § 2, 4°, van het hiervoren bedoelde koninklijk besluit van 3 november 1993 bedoelde rechthebbenden bewijzen dat ze zich in de daarin beschreven situatie bevinden aan de hand van een getuigschrift dat is afgeleverd door de Kas die de werkloosheidsuitkeringen uitbetaalt.
Uit dat getuigshrift blijkt dat het gaat om een volledig werkloze die gezinshoofd of alleenstaande is als bedoeld in de reglementering betreffende de werkloosheid en dat de betrokkene die hoedanigheid reeds sedert ten minste zes maanden heeft.
Art.5. Het model van de in de vorige artikelen bedoelde getuigschriften wordt vastgelegd door de Dienst voor administratieve controle van het R.I.Z.I.V.
Art. 6. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1994.