8 APRIL 1993. - Ordonnantie houdende oprichting van het Brussels Gewestelijk Herfinancieringsfonds van de gemeentelijke thesaurieën. - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-05-2002 en tekstbijwerking tot 07-12-2011)
Art. 1-11
1994031222 1994031223 1994031345 1994051953 1996031152 2006031504 2012031030 2018015364 2019015317 2019015318 2019015319 2020041954 2020042521 2021032843
Artikel 1. Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet.
Art.2.[§ 1.] Er wordt een Brussels Gewestelijk Herfinancieringsfonds van de gemeentelijke thesaurieën opgericht, hierna het Fonds te noemen. <ORD 2002-05-02/34, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2002>
[§ 2.] Onder de voorwaarden en binnen de grenzen aangegeven in deze ordonnantie heeft het Fonds tot taak : <ORD 2002-05-02/34, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2002>
1. Het uitoefenen van de rechten en het nakomen van de verplichtingen waarin krachtens het koninklijk besluit van 21 september 1989 tot uitvoering van artikel 75, § 3, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest treedt.
2. Het uitoefenen van de rechten en het nakomen van de verplichtingen waarin het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest treedt krachtens artikel 9 van de koninklijke besluiten van 28 januari 1977 en van 15 december 1978 tot vaststelling van de regelen inzake omslag van het deel van het Gemeentefonds dat aan de gemeenten van het Brusselse Gewest toevalt en artikel 4 van het koninklijk besluit van 10 november 1982 tot vaststelling van de regelen inzake omslag van het deel van het Gemeentefonds dat aan de gemeenten van het Brusselse Gewest toevalt, en krachtens het koninklijk besluit nr. 43 van 20 april 1982 houdende machtiging voor een lening die het de gemeenten van het Brusselse Gewest mogelijk maakt de wedden van hun personeelsleden en de subsidies aan hun openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn te vereffenen.
3. Het terugbetalen van de sanerings- en consolidatieleningen die toegekend werden in het raam van de wet van 5 juli 1983 betreffende een saneringslening ten voordele van de ondergeschikte besturen van het Brusselse Gewest en van de wet van 13 augustus 1984 betreffende een lening om de thesaurieproblemen van de plaatselijke en ondergeschikte besturen van het Brusselse Gewest op te lossen, volgens de voorwaarden bepaald in artikel 6.
4. Het terugbetalen van het gedeelte van de opbrengst van de saneringslening toegekend aan de Brusselse Agglomeratie in het raam van voornoemde wet van 5 juli 1983.
5. Het deelnemen aan het herfinancieren van de verplichtingen die door het koninklijk besluit nr. 208 van 23 september 1983 tot oprichting van een Hulpfonds tot financieel herstel van de gemeenten ten laste van de gemeenten uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werden gelegd door het verstrekken van leningen of door overname van lasten, als raadgever of als borg.
6. Het deelnemen aan de financiering van de lasten in uitvoering van de door de gemeenten afgesloten overeenkomsten met het oog op een betere coördinatie en rationalisering van hun activiteiten, door het verstrekken van leningen of door overname van lasten, als raadgever of als borg.
7. Het toestaan van kaskredieten aan de gemeenten om ze in staat te stellen een gebrek aan likwiditeiten op te vangen.
[§ 3. Tegen de voorwaarden en binnen de grenzen bepaald door de onderhavige ordonnantie, heeft het Fonds eveneens tot opdracht, op basis van een financieringsbeleid vastgesteld in gemeenschappelijk akkoord tussen de gemeente en het Fonds en indien een gemeente hierom verzoekt :
1. de rechten en plichten over te nemen van de volledige of een gedeelte van de schuld op lange termijn van de gemeente;
2. de volledige of een gedeelte van de lange termijnleningen toe te kennen in het kader van de financiering van de investeringen van de gemeente;
3. de volledige of een gedeelte van de korte termijnleningen in het kader van de financiering van de kredietopening toekennen;
4. de verrichtingen sluiten voor het beheer van de schuld;
5. de gemeente adviseren inzake alle aspecten betreffende het beheer van de thesaurie en de schuld.
De mogelijkheden voor de gemeenten worden uitgebreid naar de O.C.M.W.'s, een intercommunale of een vereniging beoogd in hoofdstuk XII van de organieke wet op de O.C.M.W.'s van 8 juli 1976.] <ORD 2002-05-02/34, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2002>
[1 § 4. Tegen de voorwaarden en binnen de grenzen bepaald door deze ordonnantie heeft het Fonds eveneens als opdracht op grond van een financieringsbeleid vastgesteld door de Regering :
1. volledige of gedeeltelijke lange-termijnleningen toe te kennen aan de gemeenten voor de financiering van hun investeringen.]1
----------
(1)<ORD 2011-11-24/02, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-2011>
Art.3.§ 1. Het Fonds heeft rechtspersoonlijkheid.
In artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, categorie A, worden de volgende woorden ingevoegd : " Brussels Gewestelijk Herfinancieringsfonds voor de gemeentelijke thesaurieën ".
De bepalingen van deze wet zijn erop van toepassing voor zover daarvan niet wordt afgeweken door deze ordonnantie.
§ 2. Het Fonds wordt beheerd door de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve. Ze kan het dagelijks beheer van het Fonds delegeren aan een publiekrechtelijke rechtspersoon of aan een maatschappij waarvan de meerderheid der aandelen in handen is van één of meer publiekrechtelijke rechtspersonen.
Elk jaar beslist de Executieve welke bedragen van de leningen die de gemeenten hebben aangegaan, [1 gedeeltelijk of volledig]1 oninvorderbaar worden verklaard voor het desbetreffende jaar en eventueel voor de door haar te bepalen volgende jaren.
De Executieve brengt jaarlijks bij de Brusselse Hoofdstedelijke Raad verslag uit over de werking van het Fonds.
§ 3. Om de opdrachten uit te voeren die krachtens (artikel 2, § 2, 1°), 3° en 5° tot 7° aan het Fonds toevertrouwd zijn, beschikt het Fonds over gewestelijke inspecteurs. De Executieve stelt het administratief en geldelijk statuut evenals het organiek kader van dit personeel vast. Om de goede werking van het Fonds te waarborgen kan de Executieve afwijkende en overgangsmaatregelen vastleggen, voor de eerste benoemingen voor deze betrekkingen. <ORD 2002-05-02/34, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2002>
[§ 4. Het Fonds is samengesteld uit zoveel afdelingen als er gemeenten zijn die een beroep doen op het Fonds. Elke afdeling wordt toegekend aan een gemeente.
De aangegane leningen door het Fonds en de verrichtingen van beheer van deze leningen en van deze rechtstreeks aangegaan door de gemeente worden geboekt per afdeling.
De toegekende leningen door het Fonds aan de gemeente worden per afdeling geboekt.
In het geval dat er verrichtingen van beheer van de schuld zouden gebeuren op leningen niet aangegaan bij het Fonds, moet deze beschikken over alle kenmerken van de schuld van de gemeente.
Een afdeling wordt in voorkomend geval bestemd voor een plaatselijk openbaar bestuur, een intercommunale of een vereniging beoogd in hoofdstuk XII van de organieke wet op de O.C.M.W.'s van 8 juli 1976.
§ 5. Een afdeling toegekend aan een gemeente kan worden verdeeld in meerdere onderafdelingen die melding maken van de gesloten financiële verrichtingen met andere openbare plaatselijk besturen die rechtstreeks afhangen van de betrokken gemeente, met name de O.C.M.W.'s, de grondregies of andere.
Een financiële operatie gerealiseerd door het Fonds kan, bovenop de gewestelijke waarborg, de uitdrukkelijke waarborg genieten van een openbaar plaatselijk bestuur (gemeente, O.C.M.W. of andere) voor de welke deze financiële operatie werd afgesloten.
§ 6. Elke afdeling wordt gezamenlijk beheerd door de vertegenwoordigers van het Fonds.
Onverminderd de regels inzake administratief toezicht worden de vertegenwoordigers van het Fonds belast met de uitvoering van de instructies van de gemeente. De technische uitvoering van deze instructies moet worden vastgesteld in gemeenschappelijk akkoord tussen de gemeente en het Fonds.
Het financieringsbeleid wordt vastgesteld volgens de financiële situatie van de gemeente, meer bepaald de bestaande schuld, de uitgevoerde investeringen binnen de gemeente, de investeringsbegroting die door de gemeente is goedgekeurd en de financiële markten.
Het financieringsbeleid is eigen aan elke afdeling of onderafdeling in voorkomend geval. Het financieringsbeleid van een onderafdeling of van een afdeling bestemd voor verschillende gemeenten wordt bepaald volgens de financiële situatie en met de vertegenwoordigers van het gefinancierde plaatselijke openbare bestuur, van een intercommunale of een vereniging beoogd in hoofdstuk XII van de organieke wet op de O.C.M.W.'s van 8 juli 1976.
De inhoud van het financieringsbeleid mag de gemeentelijke begrotingen die door de toezichthoudende overheid zijn goedgekeurd niet op de helling zetten.
§ 7. Behoudens de algemene boekhouding van het Fonds, houdt deze een boekhouding per (onder-)afdeling die een totale doorzichtigheid toelaat betreffende de objectivering van de kostprijs van de financiering van elke (onder-)afdeling.
De bedrijfsrevisor zal zich jaarlijks uitspreken over de boekhouding van het Fonds, evenals over de boekhouding van elke (onder-)afdeling.
§ 8. Een driemaandelijks verslag over de evolutie van de schuld en van de kostprijs van de financiering, evenals alle gegevens betreffende de samenstelling van de begroting van de gemeente, een ander plaatselijk openbaar bestuur, een intercommunale of een vereniging beoogd in hoofdstuk XII van de organieke wet op de O.C.M.W.'s van 8 juli 1976, worden door het Fonds aan de gemeente of dit openbaar plaatselijk bestuur verschaft.] <ORD 2002-05-02/34, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2002>
----------
(1)<ORD 2011-11-24/02, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 07-12-2011>
Art.4.§ 1. Voor elke bijdrage van het fonds wordt een overeenkomst gesloten tussen het Fonds en de begunstigde gemeente.
De Executieve keurt de overeenkomsten tussen het Fonds en de gemeenten goed.
Van het besluit van de gemeenteraad tot goedkeuring van de overeenkomst met het Fonds wordt binnen vijftien dagen een afschrift gezonden aan de Executieve.
De beslissing die ter goedkeuring is voorgelegd, is van rechtswege uitvoerbaar indien er aan die beslissing binnen vijftig dagen na ontvangst geen goedkeuring is onthouden. Die termijn kan worden verlengd bij een met redenen omklede beslissing van de Executieve, die de nieuwe termijn vaststelt binnen welke zij een beslissing zal nemen.
Iedere niet-goedkeuring wordt met redenen omkleed.
§ 2. De tussenkomst van het Fonds zoals bedoeld in (artikel 2, § 2, 6°), zijn afhankelijk van de indiening door de gemeente van een financieel plan met betrekking tot de coördinatie- en rationaliseringsovereenkomsten. <ORD 2002-05-02/34, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2002>
[§ 3. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering stelt de standaardovereenkomst vast die zal worden gesloten tussen het Gewestelijk Herfinancieringsfonds van de Gemeentelijke Thesaurieën en de gemeenten, O.C.M.W.'s, intercommunales of verenigingen bedoeld in hoofdstuk XII van de wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van 8 juli 1976 en waarbij de wederzijdse rechten en plichten worden bepaald voor elke dienstverlening van het Fonds zoals bedoeld in artikel 2, § 3.] <ORD 2002-05-02/34, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2002>
[1 § 4. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering stelt de type-overeenkomst vast die het Brussels Gewestelijk Herfinancieringsfonds van de Gemeentelijke Thesaurieën en de gemeenten moeten sluiten met betrekking tot de interventies van het Fonds bedoeld in artikel 2, § 4.]1
----------
(1)<ORD 2011-11-24/02, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 07-12-2011>
Art.5. § 1. Het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest kent aan het Fonds jaarlijks een dotatie toe om het in staat te stellen de verplichtingen vermeld in artikel 2 na te komen en de lasten te dragen die het op zich neemt in het raam van de overeenkomsten gesloten met de gemeenten.
Het Fonds voert een afzonderlijke boekhouding voor de bedragen waarover het in het raam van artikel 6 de beschikking krijgt en het voegt daar de gewestelijke financiële middelen aan toe die eventueel worden toegekend na de toetreding tot het Fonds.
Het Fonds moet de dotaties die het van de gemeenten ontvangt in het kader van de in (artikel 2, § 2, 3°), omschreven taken, gebruiken voor de terugbetaling van de eerste vervallen termijnen, verschuldigd door deze gemeenten ter uitvoering van voornoemde wetten van 5 juli 1983 en 13 augustus 1984. <ORD 2002-05-02/34, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2002>
Het Fonds mag leningen afsluiten ten belope van een jaarlijks door de Brusselse Hoofdstedelijke Raad vast te stellen bedrag.
§ 2. Het Fonds kan waarborgen geven voor een jaarlijks, door de Brusselse Hoofdstedelijke Raad te bepalen, bedrag.
Het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest staat borg voor het Fonds.
§ 3. Het Fonds beheert de financiële middelen die het ter beschikking krijgt.
Het mag slechts de beleggingen doen en andere beheersdaden stellen die strikt noodzakelijk zijn in het kader van zijn wettelijke taken.
Art.6. Het Fonds neemt alle verplichtingen over die betrekking hebben op de consolidatieleningen, aangegaan in het raam van voornoemde wetten van 5 juli 1983 en 13 augustus 1984, van de gemeenten die, in uitvoering van (artikel 2, § 2, 3°), en onder de voorwaarden vermeld in artikel 9, een dotatie zullen overmaken ten belope van 60 % van het kapitaal dat ze op 30 juli 1992, voor diezelfde leningen, nog verschuldigd zijn. <ORD 2002-05-02/34, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2002>
Deze dotatie zal ten belope van tenminste 5/60e samengesteld zijn uit eigen middelen, met uitzondering van de door gewestelijke dotatie gekapitaliseerde reserves. De gemeenten die niet aan deze laatste voorwaarden voldoen, zullen onderworpen zijn aan de in artikel 7, § 1 bepaalde voorwaarden.
Art.7. § 1. De gemeenten die een beroep doen op het Fonds handelend ter uitvoering van de taken die het opgedragen krijgt door (artikel 2, § 2, 5°), 6°, 7°, moeten aan de volgende voorwaarden voldoen : <ORD 2002-05-02/34, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2002>
1. tot staving van hun aanvraag een financieel plan voorleggen dat overeenkomstig artikel 252 van de nieuwe gemeentewet, een sluitende begroting waarborgt en door de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve is goedgekeurd;
2. de verbintenis aangaan de door het Fonds toegekende leningen of met de waarborg van het Fonds verkregen leningen enkel te gebruiken voor het doel waarvoor ze werden toegekend;
3. de verbintenis aangaan de toegekende leningen onmiddellijk terug te betalen of het Fonds toestemming geven om zijn waarborg in te trekken zodra de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve zal hebben vastgesteld, in een aangetekende brief gericht aan de burgemeester van de betrokken gemeente, dat het plan niet korrekt uitgevoerd wordt of dat de verkregen leningen gebruikt werden voor andere uitgaven.
In elke overeenkomst die met het Fonds wordt gesloten wordt bepaald dat het Fonds het opeisbare bedrag van zijn schuldvorderingen van ambtswege geheel of gedeeltelijk mag opnemen bij het Gemeentefonds.
De Executieve keurt het in het 1° bedoelde financiële plan goed, overeenkomstig de bepalingen van artikel 4, § 1, tweede tot vierde lid.
§ 2. De Brusselse Hoofdstedelijke Executieve duidt, bij elke gemeente die toegang heeft tot het Fonds in het raam van de opdrachten vermeld in artikel 2, tweede lid, 5°, 6° en 7°, een gewestelijke inspecteur aan voor de controle op het uitvoeren van de verplichtingen vervat in deze ordonnantie en in de overeenkomsten die werden gesloten bij het toetreden van de gemeente.
In het kader van artikel 2, tweede lid, 6°, brengt de gewestelijke inspecteur jaarlijks rapport uit aan de Executieve omtrent de naleving van het financieel plan zoals bedoeld in artikel 4, § 2. Hiertoe krijgt hij alle stukken met betrekking tot de uitoefening van deze opdracht.
§ 3. Bij het vervullen van zijn taak kan het Fonds het tempo waarin uitvoering wordt gegeven aan het oorspronkelijk goedgekeurde tijdschema van zijn tegemoetkomingen tijdelijk staken of wijzigen, als het bijzondere financieel plan bedoeld in artikel 4, § 2, niet wordt nagekomen.
(§ 4. De gemeenten die een beroep doen op het Fonds, handelend in de uitvoering van de opdrachten die hen worden toevertrouwd door artikel 2, § 2, moeten voldoen aan de volgende voorwaarden :
1. zich ertoe verbinden het Fonds alle gegevens te verschaffen betreffende de bestaande schuld en alle wijzigingen die zouden worden aangebracht aan de door de gemeente rechtstreeks aangegane schuld;
2. zich ertoe verbinden de toegestane leningen door het Fonds uitsluitend te gebruiken voor het voorwerp waarvoor ze werden toegekend;
3. zich ertoe verbinden de inlichtingen te verschaffen betreffende de bestaande en toekomstige investeringen, evenals betreffende de kredietopening.
Deze verbintenissen worden uitgebreid naar andere openbare plaatselijke besturen, intercommunales of verenigingen beoogd in hoofdstuk XII van de organieke wet op de O.C.M.W.'s van 8 juli 1976, waarvoor de betrokken gemeenten zich borg stellen.
Elke gemeente die leningen krijgt toegekend van het Fonds of waarvoor het Fonds verrichtingen aangaat voor het beheer van de schuld verleent de toelating aan het Gewest om van rechtswege na ingebrekestelling op de algemene dotatie aan de gemeenten of iedere andere bron van fondsen betaald door het Hoofdstedelijk Gewest het volledige of een deel van het opeisbaar bedrag van zijn schuldvordering te innen in het geval deze haar verbintenissen niet nakomt.) <ORD 2002-05-02/34, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2002>
Art.8. De gemeenten kunnen uit het Fonds treden met een jaar opzegging en mits :
1. de leningen die het Fonds aan de gemeente heeft verstrekt volledig worden terugbetaald (of aan plaatselijke openbare besturen, intercommunales of verenigingen beoogd in hoofdstuk XII van de organieke wet op de O.C.M.W.'s van 8 juli 1976, waarvoor de betrokken gemeenten zich borg stelden); <ORD 2002-05-02/34, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2002>
2. de waarborgen die door het Fonds zijn gesteld voor de terugbetaling van de door derden aan de gemeente verstrekte leningen worden bevrijd.
Uiterlijk een jaar nadat de gemeenten zijn uitgetreden uit het Fonds, ontvangen zij het gedeelte van hun dotatie dat nog niet is gebruikt voor de afbetaling van de vervallen termijnen van de leningen die hen met toepassing van de eerdergenoemde wetten van 5 juli 1983 en 13 augustus 1984 zijn toegestaan.
Art.9. De gemeenten die een beroep wensen te doen op het Fonds in het raam van (artikel 2, § 2, 3°), kunnen vanaf de bekendmaking van deze ordonnantie gedurende een maand toetreden : de dotatie aan het Fonds dient binnen een maand na de toetredingsaanvraag te worden verleend. <ORD 2002-05-02/34, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2002>
Indien een gemeente wenst toe te treden tot het Fonds in het raam van (artikel 2, § 2, 3°), maar niet beschikt over het kapitaal bedoeld in artikel 6, kan het Fonds, onder de voorwaarden en volgens de regels bepaald door de Executieve, zijn waarborg geven of een lening toekennen, om de gemeente in staat te stellen aan de voorwaarden omschreven in artikel 6 te voldoen. In dat geval zullen de bepalingen van artikel 7, §§ 1 en 2, toepasbaar zijn op deze gemeenten. <ORD 2002-05-02/34, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2002>
De gemeenten die in uitvoering van artikel 2, tweede lid, 3°, de toetreding tot het Fonds aanvragen na de in het eerste lid bepaalde termijn moeten aan de voorwaarden vermeld in artikel 6 voldoen, en moeten bovendien reeds de sinds de goedkeuring van deze ordonnantie vervallen termijn en van de leningen aangegaan in het raam van de voornoemde wetten van 5 juli 1983 en 13 augustus 1984 terugbetaald hebben.
Art.10. Het bedrag van de in artikel 6 bedoelde dotatie wordt verminderd met het kapitaal dat terugbetaald werd voor de in artikel 9 bedoelde datum van toetreding.
Art. 11. Artikel 46 van de wet van 16 juni 1989 houdende diverse institutionele hervormingen en het koninklijk besluit van 22 juli 1987 betreffende de gewestelijke inspecteurs bij de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve worden opgeheven op de door de Executieve te bepalen datum.
Aangenomen door de Brusselse Hoofdstedelijke Raad.
Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 8 april 1993.
De Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve en Minister van Ruimtelijke Ordening, Ondergeschikte Besturen en Tewerkstelling,
Ch. PICQUE
De Minister van Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen,
J. CHABERT
De Minister van Huisvesting, Leefmilieu, Natuurbehoud en Waterbeleid,
D. GOSUIN
De Minister van Economie,
R. GRIJP
De Minister van Openbare Werken, Verkeer en Vernieuwing van Afgedankte Bedrijfsruimten,
J.-L. THYS