Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

20 JULI 1990. - Wet ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-07-1997 en tekstbijwerking tot 12-06-2003)



Inhoudstafel:


Art. 1, 1bis, 2, 2bis, 2ter, 3-5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Artikel 1.In de zin van onderhavige wet wordt onder " adviesorgaan " verstaan, alle raden, commissies, comités, werkgroepen en andere organen onder gelijk welke benaming, die bij wet, bij koninklijk besluit of bij ministerieel besluit zijn opgericht en die, in hoofdzaak, onder hun bevoegdheden tot taak hebben uit eigen beweging of op verzoek, advies te verlenen aan de Wetgevende Kamers, de Ministerraad, één of meerdere ministers, (federale overheidsdiensten, programmatorische federale overheidsdiensten en de diensten die ervan afhangen, het Ministerie van Landsverdediging of aan openbare instellingen). <W 2003-05-03/51, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2003>
  (De Koning stelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van de commissie zoals bedoeld in artikel 1bis, een lijst op van de adviesorganen die onder het toepassingsgebied van deze wet vallen.
  De Koning bepaalt de nadere regelen voor het vaststellen, het vervolledigen en het actualiseren van deze lijst. Daartoe stelt de Koning een aanmeldingsprocedure in die verplicht is voor alle organen die, op het moment van hun oprichting, onder hun opdrachten deze van het verlenen van advies hebben. De organen die de aanmeldingsprocedure niet gerespecteerd hebben brengen geen rechtsgeldig advies uit.) <W 2003-05-03/51, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 12-02-2010>

Art. 1bis. <Ingevoegd bij W 2003-05-03/51, art. 3; Inwerkingtreding : 12-06-2003> Er wordt bij de minister bevoegd voor het beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen een commissie ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in adviesorganen opgericht, hierna "de commissie" genoemd, die als taak heeft advies te verlenen betreffende de bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid.
  Deze commissie heeft inzonderheid als opdracht :
  1° de Koning advies verlenen om te bepalen welke bestaande, nieuw op te richten of samen te stellen adviesorganen op de lijst bedoeld in artikel 1 dienen opgenomen te worden;
  2° de Koning advies verlenen bij het vaststellen van de onmogelijkheid, zoals bedoeld in artikel 2bis, § 2, om te voldoen aan de voorwaarde gesteld in § 1 van datzelfde artikel;
  3° de Koning advies geven betreffende de uitvoering van artikel 3.
  De commissie brengt de adviezen bedoeld in het vorige lid uit binnen een termijn van twee maanden. In geval van gemotiveerde hoogdringendheid wordt het advies uitgebracht binnen een termijn van één maand.
  De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de samenstelling en de werking van de commissie.

Art.2. § 1. Telkens in een adviesorgaan één of meerdere mandaten ten gevolge van een voordrachtprocedure te begeven zijn, dient per mandaat, door elke voordragende instantie, de kandidatuur van minstens één man en één vrouw voorgedragen te worden.
  (§ 1bis. Wanneer niet wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld onder § 1, stuurt de Minister onder wiens bevoegdheid het betreffende adviesorgaan ressorteert, de kandidaturen terug naar de voordragende instantie. Zolang niet aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan, blijft het te begeven mandaat vacant.) <W 1997-07-17/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 10-08-1997>
  § 2. Indien onmogelijk kan voldaan worden aan de voorwaarden gesteld onder paragraaf 1, kan ervan afgeweken worden mits bijzondere motivering opgenomen in het voordrachtdocument, en vermeld in de benoemingsakte.

Art. 2bis. <Ingevoegd bij W 1997-07-17/31, art. 3; Inwerkingtreding : 10-08-1997> § 1. Ten hoogste twee derden van de leden van een adviesorgaan is van hetzelfde geslacht.
  (Dit quotum is afzonderlijk van toepassing op de effectieve leden, op de plaatsvervangende leden en op iedere structurele onderverdeling van het adviesorgaan, met uitzondering van tijdelijke werkgroepen.
  De Koning kan bepalingen vaststellen die toelaten om de uitvoering van de bepalingen bedoeld in de vorige twee leden te verifiëren.
  De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepalen dat dit quotum wordt gewijzigd zodat de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen nog wordt verbeterd.) <W 2003-05-03/51, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2003>
  § 2. Wanneer niet werd voldaan aan de in § 1 gestelde voorwaarde, kan het betrokken adviesorgaan niet op rechtsgeldige wijze advies uitbrengen, behalve wanneer de Minister onder wiens bevoegdheid het betrokken adviesorgaan ressorteert, de onmogelijkheid om te voldoen aan de in § 1 gestelde voorwaarde, met voldoende redenen omkleed, aan de Minister bevoegd voor het Beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen (en aan de commissie) meedeelt. In geval van nieuw op te richten of samen te stellen adviesorganen, dient de bedoelde motivering te worden gegeven voor de benoeming van de leden van het betrokken adviesorgaan. <W 2003-05-03/51, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2003>
  (De commissie geeft een gemotiveerd advies over het aanvaarden of weigeren van de motivering bedoeld in het eerste lid, aan de minister bevoegd voor het beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen. Deze minister licht vervolgens de Ministerraad in omtrent het advies van de commissie.
  Het advies van de commissie wordt beschouwd als bevestigd door de Ministerraad, behoudens bij diens andersluidende beslissing binnen de twee maanden na de mededeling. Indien de beslissing van de Ministerraad dit toelaat verleent de minister bevoegd voor het beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen een afwijking op de in § 1 bedoelde voorwaarde.
  Indien een afwijking op de in § 1 bedoelde voorwaarde wordt verleend, geldt deze voor een duur van één jaar die, in voorkomend geval, kan hernieuwd worden voor eenzelfde termijn. Wanneer geen afwijking wordt verleend heeft de minister onder wiens bevoegdheid het betrokken adviesorgaan ressorteert, vanaf de datum van de weigering van de afwijking, een termijn van drie maanden om te voldoen aan de voorwaarde gesteld in § 1. Indien bij het verstrijken van deze termijn niet is voldaan aan de voorwaarde gesteld in § 1 kan het adviesorgaan geen rechtsgeldig advies meer uitbrengen.) <W 2003-05-03/51, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2003>
  In de betrokken adviezen van dit adviesorgaan dient melding te worden gemaakt van de afwijking van § 1, met inachtneming van de procedure beschreven in onderhavige paragraaf, evenals van de afdoende motivering.

Art. 2ter. <Ingevoegd bij W 2003-05-03/51, art. 5; Inwerkingtreding : 12-06-2003> Op verzoek van de commissie, kan de minister bevoegd voor het beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen, aan de ministers die raadgevende organen onder hun bevoegdheid hebben informatie vragen die nuttig is voor het vervullen van de opdracht van de commissie.

Art.3. <W 2003-05-03/51, art. 6, 003; Inwerkingtreding : onbepaald > De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na raadpleging van de commissie, een orgaan vrijstellen van het naleven van de voorwaarden die gesteld worden in artikel 2, § 1, en in artikel 2bis, § 1, omwille van functionele redenen of om redenen die verband houden met zijn bijzondere aard.

Art.4. <W 2003-05-03/51, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2003> De commissie brengt om de twee jaar verslag uit over haar werking aan de minister bevoegd voor het beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen die de Ministerraad hierover inlicht en het verslag overzendt aan de federale Kamers.
  Om de twee jaar en voor de eerste maal in 2004, bevat het verslag aan de Federale Kamers uitgebracht ter uitvoering van artikel 2 van de wet van 6 maart 1996 strekkende tot controle op de toepassing van de resoluties van de Wereldvrouwenconferentie die van 4 tot 14 september 1995 in Peking heeft plaatsgehad, een toelichting over de uitvoering van deze wet.
  Naar aanleiding van de in §§ 1 en 2 bedoelde verslagen, gaan de Federale Kamers over tot een evaluatie van de invloed van deze wet op de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid.

Art. 5. <W 2003-05-03/51, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 12-06-2003> Voor de adviesorganen die voor de inwerkingtreding van dit artikel werden opgericht, passen de ministers onder wiens bevoegdheid de betreffende adviesorganen ressorteren, hun samenstelling, overeenkomstig de bepalingen van artikel 2bis, § 1, tweede lid, aan bij de eerstvolgende hernieuwing van de mandaten en uiterlijk tegen 31 december 2003.