Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

27 FEBRUARI 1989. - Koninklijk besluit tot uitvoering van Afdeling 2 - instelling van een bijdrage aan het Tewerkstellingsfonds - van Hoofdstuk VIII van Titel III van de programmawet van 30 december 1988. - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-04-1989 en tekstbijwerking tot 28-01-1997.)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - De bevordering van de tewerkstellingsinitiatieven.
Art. 2-9
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art. 10-12, N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1989012416  1990012060  1991012014  1995012009  1997012831 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Artikel 1. De volgende werkgevers worden onttrokken aan het toepassingsgebied van Afdeling 2 van Hoofdstuk VIII van Titel III van de programmawet van 30 december 1988 :
  a) het Rijk, met daarin begrepen de rechterlijke macht, de Raad van State, het Leger, de Rijkswacht;
  b) de Gemeenschappen en de Gewesten;
  c) de instellingen van openbaar nut en de openbare instellingen met uitzondering van de openbare kredietinstellingen;
  d) de gesubsidieerde vrije onderwijsinrichtingen, met daarin begrepen het universitair onderwijs;
  e) de diensten voor school- en beroepsoriëntering en de vrije psycho-medico-sociale centra;
  f) de wateringen en de polders;
  g) de provincies, verenigingen van provincies, de instellingen ondergeschikt aan de provincies;
  h) de gemeenten, de verenigingen, agglomeraties en federaties van gemeenten, de instellingen ondergeschikt aan de gemeenten, de instellingen van openbaar nut die afhangen van de verenigingen, agglomeraties en federaties van gemeenten, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de intercommunale openbare centra voor maatschappelijk welzijn alsook de verenigingen van openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
  i) de Franse Commissie voor de Cultuur, de Nederlandse Commissie voor de Cultuur, en de Verenigde Commissies voor de Cultuur van de Brusselse agglomeratie.
  De Minister van Tewerkstelling en Arbeid kan in overleg met de Minister van Sociale Zaken en de ter zake bevoegde Minister bijzondere modaliteiten voorzien voor de hierna vermelde erkende of betoelaagde instellingen en diensten, voor zover ze zonder winstoogmerk werken :
  - de ziekenhuizen;
  - de rust- en verzorgingsinstellingen;
  - de rustoorden;
  - de diensten voor gezins- en bejaardenhulp;
  - de voorzieningen en diensten voor gehandicapte personen ten laste van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten;
  - de beschermde werkplaatsen en revalidatiecentra die afhangen van het Rijksfonds voor de sociale reclassering van de mindervaliden;- de voorzieningen of diensten voor minderjarigen waarop de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming van toepassing is;
  - de diensten voor geestelijke gezondheidszorg;
  - de diensten voor thuisverpleging en thuisverzorging;
  - de instellingen en diensten vermeld in de bijlage bij dit besluit en die bijstand verlenen aan personen zoals omschreven in artikel 5, § 1, II, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.

HOOFDSTUK II. - De bevordering van de tewerkstellingsinitiatieven.
Art.2. <KB 1991-09-23/33, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1991> Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
  1° de wet : de programmawet van 30 december 1988;
  2° de Minister : de Minister van Tewerkstelling en Arbeid;
  3° de werkgever : elke publieke of privépersoon bedoeld bij artikel 137, § 1, van de wet, die een werknemer of een leerling tewerkstelt, in het kader van een tewerkstellingsinitiatief;
  4° de indiener : de onderneming, de groep van ondernemingen, de organisatie, de vereniging zonder winstoogmerk of de instelling die een samenwerkingsverband heeft opgezet met een onderneming, een groep van ondernemingen of een organisatie in het kader van een overeenkomst tot beroepsinschakeling, met het oog op de tewerkstelling van mensen uit de risicogroepen;
  5° de groep van ondernemingen : alle of verschillende ondernemingen uit de privé-sector behorend tot eenzelfde activiteitstak, gegroepeerd in een verbond, een vereniging of een beroepsvereniging;
  6° de organisatie : een fonds voor bestaanszekerheid ingesteld overeenkomstig de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, een vereniging opgericht door één of meer representatieve werknemersorganisaties en één of meer representatieve werknemersorganisaties, met het oog op het verzekeren van de vorming van de werknemers;
  7° de instelling : elke dienst, administratie, organisme of onderneming van de openbare sector;
  8° de overeenkomst tot beroepsinschakeling : de overeenkomst gesloten tussen de Minister en de werkgever of de indiener;
  9° de werkzoekende : de werkzoekende ingeschreven bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, die behoort tot één der categorieën bedoeld in het koninklijk besluit van 2 februari 1989 tot uitvoering van artikel 138 van de programmawet van 30 december 1988, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 mei 1991;
  10° het Tewerkstellingsfonds : het Fonds opgericht bij het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 181 van 30 december 1982 tot oprichting van een Fonds ter aanwending van de bijkomende loonmatiging voor de tewerkstelling.

Art.3. <KB 1991-09-23/33, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1991> Onder tewerkstellingsinitiatief, wordt verstaan ofwel :
  a) elke aktie waar tewerkstelling en vorming samengaan of enkel tewerkstelling, opgezet door een werkgever, in het kader van een overeenkomst tot beroepsinschakeling;
  b) elk nieuw of bijkomend tewerkstellings- en/of vormingsproject afkomstig van een indiener, in het kader van een overeenkomst tot beroepsinschakeling.
  (De overeenkomst tot beroepsinschakeling wordt ondertekend door de Minister, na advies van de Evaluatiecommissie, bedoeld in artikel 4. Deze overeenkomst heeft een duurtijd van minimum één jaar en maximum twee jaar.) <KB 1997-01-10/38, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1991>
  De overeenkomst tot beroepsinschakeling bevat ten minste de volgende vermeldingen :
  1° de verbintenis van de werkgever of de indiener om de aktie of het project op te zetten overeenkomstig de elementen vermeld in het aanvraagformulier voor tussenkomst van het Twerkinstellingsfonds;
  2° het aantal werkzoekenden die in dienst zullen worden genomen of zullen worden ingeschakeld in de aktie of het project;
  3° de duur van de aktie;
  4° het bedrag van de financiële tussenkomst toegekend en ten laste van het Tewerkstellingsfonds;
  5° de modaliteiten van de periodieke- en de eindevaluatie van de aktie;
  6° de controlemodaliteiten op haar goede uitvoering.
  De periodieke- en eindevaluatieverslagen betreffende de aktie worden voorgelegd aan de Evaluatiecommissie.

Art.4. <KB 1991-09-23/33, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1991> Een Evaluatiecommissie wordt ingesteld bij het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
  Ze is samengesteld uit een gelijk aantal werkgeversvertegenwoordigers en werknemersvertegenwoordigers. Ze kan eveneens vertegenwoordigers van de Gemeenschapsministers bevoegd voor tewerkstelling, vorming en onderwijs bevatten.
  De Evaluatiecommissie wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Minister.
  De voorzitter, de ondervoorzitter, de secretarissen en de leden worden benoemd door de Minister.
  De leden zijn stemgerechtigd.
  De vertegenwoordigers van de Gemeenschapsministers bevoegd voor tewerkstelling, vorming en onderwijs hebben raadgevende stem.
  De Minister geeft een andere omschrijving van de samenstelling van de Evaluatiecommissie en bepaalt de werkingsmodaliteiten ervan.

Art.5. <KB 1991-09-23/33, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1991> § 1. Binnen de perken van de middelen, voortspruitend uit de bijdrage bedoeld bij Afdeling 2, van Hoofdstuk VIII, van Titel III van de wet komt het Tewerkstellingsfonds financieel tussen bij de werkgever of de indiener in het kader van een tewerkstellingsinitiatief.
  De tewerkstellingsinitiatieven waarvoor in uitvoering van artikel 139 van de wet vrijstelling verleend wordt van de bijdrage bedoeld in artikel 137 van de wet komen niet in aanmerking voor deze financiële tussenkomst.
  De werkzoekende moet in dienst worden genomen :
  1° ofwel met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd, voltijds of deeltijds;
  2° ofwel met een leerovereenkomst bedoeld bij de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst;
  3° ofwel met stagecontract bedoeld bij het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces;
  De in het derde lid bedoelde overeenkomst dient gesloten te worden :
  - van zodra de aktie aanvangt, bij een tewerkstellingsinitiatief bedoeld in artikel 3, a);
  - van zodra de opleidingsfase eindigt, bij een tewerkstellingsinitiatief bedoeld in artikel 3, b).
  (De aanwerving of de opleiding bedoeld in het derde en vierde lid mag geen aanvang nemen voor het sluiten van de overeenkomst tot beroepsinschakeling maar mag wel een aanvang nemen gedurende de volledige duur van deze overeenkomst.) <KB 1997-01-10/38, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1991>
  De financiële tussenkomst kan evenwel worden toegekend wanneer de werkgever of de indiener begonnen is met de aanwerving of met de opleiding van de werkzoekende en dit ten vroegste vanaf de datum van de ontvangst door het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, van het aanvraagformulier voor de financiële tussenkomst.
  § 2. De financiële tussenkomst bedoeld in § 1 wordt uitbetaald volgens de modaliteiten vastgesteld door de Minister.
  (Ze wordt toegekend voor elke persoon voor elke maand van tewerkstelling of opleiding voor een periode van maximum twaalf maanden te beginnen vanaf zijn indiensttreding of vanaf het begin van zijn opleiding.) <KB 1997-01-10/38, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1991>
  Ze is niet verschuldigd gedurende de periodes van schorsing van de overeenkomst, die niet met arbeidsdagen gelijk gesteld zijn door de wetten en reglementen betreffende de sociale zekerheid der werknemers, de mijnwerkers, en ermee gelijkgestelden en de zeelieden ter koopvaardij en/of die geen aanleiding geven tot de betaling van individuele of patronale sociale zekerheidsbijdragen.
  § 3. Het bedrag van de financiële tussenkomst bedoeld in § 1 wordt vastgesteld door de Minister.
  Deze mag evenwel in geen geval hoger zijn dan :
  1° 30 000 F of 15 000 F per maand, per werkzoekende, naargelang deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt of niet, in geval van een aktie bepaald in artikel 3, a);
  2° 406 224 F per jaar, per werkzoekende in geval van een project bepaald in artikel 3, b).

Art.6. <KB 1991-09-23/33, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1991> § 1. De werkgever stort aan het Tewerkstellingsfonds het volledige bedrag van de financiële tussenkomst terug :
  1° wanneer hij eenzijdig een einde stelt aan de overeenkomst van de werkzoekende zonder dat deze verbreking gerechtvaardigd is door ofwel :
  - overmacht, wanneer deze tot gevolg heeft dat de uitvoering van de overeenkomst voorgoed onmogelijk wordt en ze door een gemotiveerde beslissing van de Evaluatiecommissie erkend wordt;
  - motieven van economische aard erkend door het bevoegde paritaire comité;
  - het stopzetten van de activiteiten van de onderneming;
  - omstandigheden op voorhand vastgesteld door het bevoegde paritair leercomité, overeenkomstig artikel 35, 5°, van de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst, in geval van leerovereenkomst;
  - redenen die vooraf als voldoende zijn erkend bij gemotiveerde beslissing van de Evaluatiecommissie;
  2° wanneer de Evaluatiecommissie, bij gemotiveerde beslissing, vaststelt dat de werkgever de verplichtingen die hem werden opgelegd door de overeenkomst tot beroepsinschakeling, niet naleeft.
  § 2. De indiener stort aan het Tewerkstellingsfonds het volledig bedrag van de financiële tussenkomst terug :
  1° wanneer hij eenzijdig een einde stelt aan de vorming van de werkzoekende zonder dat deze verbreking gerechtvaarigd is door ofwel :
  - overmacht, wanneer deze tot gevolg heeft dat de voortzetting van de vorming voorgoed onmogelijk wordt en ze door een gemotiveerde beslissing van de Evaluatiecommissie erkend wordt;
  - redenen die vooraf als voldoende zijn erkend bij gemotiveerde beslissing van de Evaluatiecommissie;
  2° wanneer de Evaluatiecommissie, bij gemotiveerde beslissing, vaststelt dat de indiener de verplichtingen die hem werden opgelegd door de overeenkomst tot beroepsinschakeling, niet naleeft.

Art.7. <KB 1991-09-23/33, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1991> De werkgever of de indiener verliest het voordeel van de financiële tussenkomst voorzien in artikel 5, § 1, wanneer, bij gemotiveerde beslissing, de Evaluatiecommissie vaststelt dat de opgezette aktie of project niet meer tegemoetkomt aan de nagestreefde objectieven van beroepsinschakeling.

Art.8. <KB 1991-09-23/33, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1991> De Minister, na advies van de Evaluatiecommissie :
  1° bepaalt de toekenningsvoorwaarden van de financiële tussenkomst voorzien in artikel 5, § 1, alsmede de wijze waarop de werkgever of de indiener het bedrag van de financiële tussenkomst, overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, terugstort;
  2° stelt de vermeldingen op die verplicht moeten voorkomen op de overeenkomst;
  3° definieert de soorten akties of projecten die het voorwerp kunnen uitmaken van een overeenkomst tot beroepsinschakeling.

Art.9. <KB 1991-09-23/33, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1991> Voor de toepassing van de arbeidswet van 16 maart 1971 wordt de tijd door de werknemer besteed aan het volgen van vorming beschouwd als arbeidstijd.

HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art.10. <KB 1991-09-23/33, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1991> De opvolging van de akties en projecten die in het kader van dit besluit werden opgezet, wordt verzekerd door de beambten die voor dit specifieke doel door de Minister werden aangeduid in de schoot van de Dienst Inschakeling in het arbeidsproces van de Administratie van Tewerkstelling van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.

Art.11. <KB 1991-09-23/33, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1991> Worden aangewezen als ambtenaren en beambten belast met het toezicht over de uitvoering van dit besluit :
  1° de inspecteurs en de adjunct-inspecteurs van de Administratie van de Arbeidsbetrekkingen en -reglementering van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid;
  2° de mijningenieurs.

Art.12. (Opgeheven.) <KB 1991-09-23/33, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1991>

Art. N. Bijlage. Lijst van de instellingen en diensten bedoeld in artikel 1, tweede lid van het koninklijk besluit tot uitvoering van Afdeling 2 - Instelling van een bijdrage aan het Tewerkstellingsfonds - van Hoofdstuk VIII van Titel III van de programmawet van 30 december 1988.
  - de dienstencentra en voorzieningen voor bejaarden;
  - de kinderdagverblijven, de kinderopvangcentra, kribben, moedertehuizen, de kinderdag- en nachtverblijven, de diensten voor onthaalmoeders;
  - de centra voor teleonthaal;
  - de centra voor levens- en gezinsvragen;
  - de centra en diensten voor maatschappelijk werk;
  - de begeleidingsdiensten voor migranten;
  - de onthaal- en opvangcentra en onthaaltehuizen voor jongeren, thuislozen en ex-gedetineerden;
  - de diensten voor penitentiaire en post-penitentiaire sociale hulpverlening;