29 MEI 1989. - Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 1, tweede lid van het koninklijk besluit van 27 februari 1989 tot uitvoering van afdeling 2 - instelling van een bijdrage aan het Tewerkstellingsfonds - van hoofdstuk VIII van titel III van de programmawet van 30 december 1988.
Art. 1-5
Artikel 1. De volgende werkgevers worden voorzover ze zonder winstoogmerk werken van 1 januari 1989 tot en met 30 juni 1989 vrijgesteld van de bijdrage bedoeld in artikel 137 van de programmawet van 30 december 1988 :
- de ziekenhuizen;
- de rust- en verzorgingsinstellingen;
- de rustoorden;
- de diensten voor gezins- en bejaardenhulp;
- de voorzieningen en diensten voor gehandicapte personen ten laste van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten;
- de voorzieningen of diensten voor minderjarigen waarop de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming van toepassing is;
- de diensten voor geestelijke gezondheidszorg;
- de diensten voor thuisverpleging en thuisverzorging;
- de instellingen en diensten vermeld in de bijlage bij het koninklijk besluit van 27 februari 1989 tot uitvoering van afdeling 2 - instelling van een bijdrage aan het Tewerkstellingsfonds - van hoofdstuk VIII van titel III van de programmawet van 30 december 1988 en die bijstand verlenen aan personen zoals omschreven in artikel 5, § 1, II, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
Art.2. § 1. De werkgevers vernoemd in artikel 1 worden, voor zover ze zonder winstoogmerk werken, vanaf 1 juli 1989 vrijgesteld van de bijdrage bedoeld in artikel 137 van de programmawet van 30 december 1988 op voorwaarde dat zij ingevolge een nieuwe of voortgezette collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in een paritair orgaan of gesloten voor een onderneming of een groep van ondernemingen of ingevolge een collectief akkoord initiatieven genomen hebben tot bevordering van de tewerkstelling van de in artikel 138 van de programmawet van 30 december 1988 bedoelde groepen die door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid als voldoende worden bevonden.
De collectieve arbeidsovereenkomst of het collectief akkoord moet de bedoelde initiatieven omschrijven met betrekking tot de berekening van de inspanning en de inhoud ervan.
Deze inspanning moet per jaar minstens 0,18 % van de loonmassa aangegeven aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid bedragen.
§ 2. De collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in § 1 moet overeenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités gesloten worden.
De collectieve arbeidsovereenkomst of het collectief akkoord moeten neergelegd worden tegen uiterlijk 31 augustus 1989.
Art.3. De beschermde werkplaatsen en revalidatiecentra die afhangen van het Rijksfonds voor de sociale reclassering van de mindervaliden worden met ingang van 1 januari 1989 vrijgesteld van de bijdrage bedoeld in artikel 137 van de programmawet van 30 december 1988.
Art.4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1989.
Art. 5. De Minister van Tewerkstelling en Arbeid en de Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.