9 AUGUSTUS 1980. - Gewone wet tot hervorming der instellingen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-01-1989 en tekstbijwerking tot 31-01-2014)
EERSTE TITEL. FINANCIELE MIDDELEN.
Eerste afdeling. Algemene bepalingen.
Art. 1
Afdeling 2. Eigen niet-fiscale middelen.
Art. 2
Afdeling 3. Begrotingskrediet.
Art. 3-8
Afdeling 4. Ristorno's op belastingen en heffingen.
Art. 9-11
Afdeling 5. - Eigen fiscaliteit.
Art. 12-16
TITEL II. VOORKOMING EN REGELING VAN DE CONFLICTEN.
HOOFDSTUK I. Bevoegdheidsconflicten.
Eerste afdeling. Voorkoming van de bevoegdheidsconflicten.
Art. 17-23
Afdeling 2. Regeling van de bevoegdheidsconflicten.
Art. 24-30
HOOFDSTUK II. (Overleg en samenwerking tussen de Staat, de Gemeeschappen en de Gewesten.) <W 1989-06-16/30, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 1989-06-17>
Eerste afdeling. Het Overlegcomité.
Art. 31, 31/1
(Afdeling 2. - Interministeriële conferenties.) <W 1989-06-16/30, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 1989-06-17>
Art. 31bis
Afdeling 2bis. [1 - Werking van het Overlegcomité]1
Art. 31ter
Afdeling 3. Voorkoming en regeling van de belangenconflicten. <W 1989-06-16/30, art. 28, 003; Inwerkingtreding : 1989-06-17>
Art. 32-33, 33bis
TITEL III. GEBRUIK DER TALEN.
HOOFDSTUK I. De Ministeries van de Gemeenschap en het Gewest.
Art. 34
HOOFDSTUK II. De diensten van de Executieven van de Gemeenschap en van het Gewest.
Eerste afdeling. Diensten van de Executieven waarvan de werkkring het gehele ambtsgebied van de Vlaamse Gemeenschap, van de Franse Gemeenschap of van het Waalse Gewest bestrijkt.
Art. 35-36
Afdeling 2. Diensten van de Executieven waarvan de werkkring niet het gehele ambtsgebied van de Vlaamse Gemeenschap,van de Franse Gemeenschap of van het Waalse Gewest bestrijkt.
Art. 37-41
Afdeling 3. Sancties en toezicht.
Art. 42-44
TITEL IV. BESTUREN ONDER VOOGDIJ EN ONDERGESCHIKTE BESTUREN.
Art. 45-47
TITEL V. SLOTBEPALINGEN.
Art. 48-50
1981000703 1982000596 1982000597 1982000834 1982000839 1983023371 1985014109 1986027189 1987027846 1992021045 1994021309 1994021311 1994030850 1994030851 1994030852 1994030854 1994030855 1995021287 1995021352 1995021438 1995100550 1995801695 1998021270 1999021413 2002021386 2003021149 2004021120 2005021150 2008200115 2008201112 2008201667 2009015096 2009035825 2009200130 2009203690 2009204028 2009205596 2011206488 2012206269 2013201664 2014206941 2015A31428 2017204116 2019200226 2019203500 2019205362 2021A20821
EERSTE TITEL. _ FINANCIELE MIDDELEN.
Eerste afdeling. _ Algemene bepalingen.
Artikel 1. <opgeheven, behoudens in de mate dat het van toepassing is op de Duitstalige Gemeenschap en in de mate dat het noodzakelijk is voor de door de Staat op 31 december 1988 verschuldigde ristorno's; W 1989-01-16/30, art. 69, § 1, 1°, 002; Inwerkingtreding : 1989-01-01>
§ 1. De financiering van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap, van de Franse Gemeenschap, van het Vlaamse Gewest en van het Waalse Gewest gebeurt door :
1° eigen niet-fiscale middelen;
2° een krediet ten laste van de Rijksbegroting;
3° ristorno's van de opbrengst van sommige bij de wet vastgestelde belastingen en heffingen;
4° een eigen fiscaliteit;
5° leningen.
§ 2. De Vlaamse Raad mag alle hem krachtens de bepalingen van deze Titel toekomende financiële middelen aanwenden voor de financiering zowel van de begroting voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet als van de begroting voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 59bis van de Grondwet.
Indien de Franse Gemeenschapsraad de bevoegdheden uitoefent van de Waalse Gewestraad, in de in artikel 1, § 4, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen bepaalde voorwaarden, mag deze Raad alle hem krachtens de bepalingen van deze Titel toekomende financiële middelen aanwenden voor de financiering zowel van de begroting voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet als van de begroting voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 59bis van de Grondwet.
Afdeling 2. _ Eigen niet-fiscale middelen.
Art.2. <opgeheven, behoudens in de mate dat het van toepassing is op de Duitstalige Gemeenschap en in de mate dat het noodzakelijk is voor de door de Staat op 31 december 1988 verschuldigde ristorno's; W 1989-01-16/30, art. 69, § 1, 1°, 002; Inwerkingtreding : 1989-01-01>
De niet-fiscale inkomsten verbonden aan de uitoefening van de in de artikelen 4, 5 en 6 van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen bedoelde bevoegdheden komen aan de bevoegde overheid toe.
Afdeling 3. _ Begrotingskrediet.
Art.3. <opgeheven, behoudens in de mate dat het van toepassing is op de Duitstalige Gemeenschap en in de mate dat het noodzakelijk is voor de door de Staat op 31 december 1988 verschuldigde ristorno's; W 1989-01-16/30, art. 69, § 1, 1°, 002; Inwerkingtreding : 1989-01-01>
§ 1. In de Rijksbegroting voor het jaar 1982 zal het totale krediet (niet gesplitst krediet) voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet gelijk zijn aan het krediet op de begroting 1980, dat conventioneel voor de toepassing van deze wet wordt vastgelegd op vijftien miljard frank in Titel I van de Rijksbegroting en vierentwintig miljard frank in Titel II, met dien verstande dat deze bedragen zullen worden aangepast op grond van de procentuele verandering van de geraamde gemiddelde index van de consumptieprijzen voor het jaar 1981.
Zodra de definitieve index van de consumptieprijzen voor het jaar 1981 is gekend, wordt het totale krediet aangepast in functie van het eventueel verschil tussen de geraamde en de effectieve procentuele verandering van de index der consumptieprijzen.
§ 2. Het totale krediet voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet zal voor ieder daaropvolgend begrotingsjaar gelijk zijn aan het in § 1 bedoelde krediet, aangepast aan de procentuele verandering van de geraamde gemiddelde index van de consumptieprijzen voor het voorgaande jaar.
Zodra de definitieve index van de consumptieprijzen voor het voorgaande jaar is gekend, wordt het totale krediet aangepast in functie van het eventueel verschil tussen de geraamde en de effectieve procentuele verandering van de index der consumptieprijzen.
Art.4. <opgeheven, behoudens in de mate dat het van toepassing is op de Duitstalige Gemeenschap en in de mate dat het noodzakelijk is voor de door de Staat op 31 december 1988 verschuldigde ristorno's; W 1989-01-16/30, art. 69, § 1, 1°, 002; Inwerkingtreding : 1989-01-01>
§ 1. In de Rijksbegroting voor het jaar 1982 zal het totale krediet (niet gesplitst krediet) voor de culturele en persoonsgebonden aangelegenheden gelijk zijn aan het krediet op de begroting 1980, dat conventioneel voor de toepassing van deze wet wordt vastgelegd op veertig miljard frank in Titel I van de Rijksbegroting en zeven miljard frank in Titel II, met dien verstande dat deze bedragen zullen worden aangepast op grond van de procentuele verandering van de geraamde gemiddelde index van de consumptieprijzen voor het jaar 1981.
Zodra de definitieve index van de consumptieprijzen voor het jaar 1981 is gekend, wordt het totale krediet aangepast in functie van het eventueel verschil tussen de geraamde en de effectieve procentuele verandering van de index der consumptieprijzen.
§ 2. Het totale krediet voor de culturele en persoonsgebonden aangelegenheden zal voor ieder daaropvolgend begrotingsjaar gelijk zijn aan het in § 1 bedoelde krediet, aangepast aan de procentuele verandering van de geraamde gemiddelde index van de consumptieprijzen voor het voorgaande jaar.
Zodra de definitieve index van de consumptieprijzen voor het voorgaande jaar is gekend, wordt het totale krediet aangepast in functie van het eventueel verschil tussen de geraamde en de effectieve procentuele verandering van de index der consumptieprijzen.
Art.5. <opgeheven, behoudens in de mate dat het van toepassing is op de Duitstalige Gemeenschap en in de mate dat het noodzakelijk is voor de door de Staat op 31 december 1988 verschuldigde ristorno's; W 1989-01-16/30, art. 69, § 1, 1°, 002; Inwerkingtreding : 1989-01-01>
Het totale krediet bedoeld in artikel 3, wordt jaarlijks verdeeld, onder de Vlaamse Gemeenschap enerzijds en het Waalse Gewest anderzijds, als volgt :
1° één derde in verhouding tot het bevolkingscijfer van elk Gewest;
2° één derde in verhouding tot de oppervlakte van elk Gewest;
3° één derde in verhouding tot de opbrengst van de personenbelastingen in elk Gewest.
Hierbij wordt jaarlijks de volgende methode gebruikt :
Een eerste verdeling wordt opgemaakt op basis van artikel 7 van de wet tot oprichting van voorlopige Gemeenschaps- en Gewestinstellingen, zoals gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 20 juli 1979. Vervolgens wordt aan de hand hiervan de verdeling tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Waalse Gewest bepaald.
Voor ieder begrotingsjaar zal de berekening gedaan worden op grond van de laatst gekende cijfers, die bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit zijn vastgesteld.
De verdeelsleutel bedoeld in het eerste lid van dit artikel zal worden herzien wanneer het belastbaar inkomen per hoofd, berekend op basis van de personenbelasting, in het Waalse Gewest gelijk of hoger is dan in het Vlaamse Gewest.
Art.6. <opgeheven, behoudens in de mate dat het van toepassing is op de Duitstalige Gemeenschap en in de mate dat het noodzakelijk is voor de door de Staat op 31 december 1988 verschuldigde ristorno's; W 1989-01-16/30, art. 69, § 1, 1°, 002; Inwerkingtreding : 1989-01-01>
Het totale krediet bedoeld in artikel 4 wordt jaarlijks verdeeld in een verhouding van vijfenvijftig ten honderd voor de Vlaamse Gemeenschap en van vijfenveertig ten honderd voor de Franse Gemeenschap.
Art.7. <opgeheven, behoudens in de mate dat het van toepassing is op de Duitstalige Gemeenschap en in de mate dat het noodzakelijk is voor de door de Staat op 31 december 1988 verschuldigde ristorno's; W 1989-01-16/30, art. 69, § 1, 1°, 002; Inwerkingtreding : 1989-01-01>
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 4 en 6, wordt jaarlijks, voor respectievelijk de Vlaamse en de Franse Gemeenschap, op de Rijksbegroting een krediet uitgetrokken voor de culturele uitgaven _ nationale opvoeding. Dit krediet wordt vastgesteld op basis van de behoeften.
Art.8. <opgeheven, behoudens in de mate dat het van toepassing is op de Duitstalige Gemeenschap en in de mate dat het noodzakelijk is voor de door de Staat op 31 december 1988 verschuldigde ristorno's; W 1989-01-16/30, art. 69, § 1, 1°, 002; Inwerkingtreding : 1989-01-01>
Transferten van de kredieten op Titel II van de begrotingen van respectievelijk de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest, naar Titel I van diezelfde begrotingen, zijn slechts mogelijk na overleg tussen de Regering en de Executieven in het Overlegcomité bedoeld in artikel 31 van deze wet.
Indien in dit Overlegcomité geen akkoord wordt bereikt, is de transfert slechts mogelijk voor zover het vastleggingsprogramma van de betrokken begroting verminderd wordt met een bedrag gelijk aan vijfmaal het bedrag van de getransfereerde ordonnanceringskredieten.
Afdeling 4. _ Ristorno's op belastingen en heffingen.
Art.9. <opgeheven, behoudens in de mate dat het van toepassing is op de Duitstalige Gemeenschap en in de mate dat het noodzakelijk is voor de door de Staat op 31 december 1988 verschuldigde ristorno's; W 1989-01-16/30, art. 69, § 1, 1°, 002; Inwerkingtreding : 1989-01-01>
§ 1. De totale bedragen van de ristorno's op de in artikel 10 bedoelde belastingen en heffingen voor de financiering van de uitgaven inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet enerzijds, en van de ristorno's voor de financiering van de uitgaven inzake culturele en persoonsgebonden aangelegenheden anderzijds, worden gevormd door een percentage van het in artikel 3 of 4 bedoelde totale krediet voor lopende uitgaven (titel I) dat voor het vorige begrotingsjaar voor elk van die materies werd toegekend.
Dit percentage is ten minste gelijk aan het verschil tussen :
_enerzijds, de groeivoet van het totaal bedrag van de kredieten voor lopende uitgaven (titel I) van het Rijk, andere dan die voor werkloosheid en rampen;
_anderzijds de procentuele verandering van de geraamde gemiddelde index der consumptieprijzen voor het voorgaande jaar.
Zodra de definitieve index der consumptieprijzen van het voorgaande jaar is gekend, wordt dit percentage aangepast in functie van het eventueel verschil tussen de geraamde en de effectieve procentuele verandering van de index der consumptieprijzen.
§ 2. Vanaf 1982 bepaalt de Rijksmiddelenbegroting de in § 1 van dit artikel bedoelde totale ristornobedragen. Ze bepaalt tevens welke van de hierna in artikel 10 genoemde belastingen en heffingen geheel of gedeeltelijk toegewezen worden voor de vorming van elk van die ristornobedragen.
Het ontwerp houdende de Rijksmiddelenbegroting is, op dit punt, voorwerp van voorafgaand overleg tussen de nationale Regering en de Gemeenschaps- en Gewestexecutieven.
Art.10. <opgeheven, behoudens in de mate dat het van toepassing is op de Duitstalige Gemeenschap en in de mate dat het noodzakelijk is voor de door de Staat op 31 december 1988 verschuldigde ristorno's; W 1989-01-16/30, art. 69, § 1, 1°, 002; Inwerkingtreding : 1989-01-01>
§ 1. De in artikel 9, § 2, van deze wet bedoelde belastingen en heffingen zijn :
_ het kijk- en luistergeld;
_ de verkeersbelasting op de autovoertuigen;
_ de belasting op de spelen en weddenschappen;
_ de belasting op de automatische ontspanningstoestellen;
_ de onroerende voorheffing;
_ de openingsbelasting op de slijterijen van gegiste dranken;
_ het registratierecht op de overdrachten van onroerende goederen;
_ (...) <KB 1984-03-05, art. 5, 1°>
§ 2. Indien de in de § 1 van dit artikel genoemde middelen niet volstaan, kan voor de vorming van de in artikel 9 bedoelde ristornobedragen een deel van de opbrengst van de personenbelasting worden toegewezen.
Art.11. <opgeheven, behoudens in de mate dat het van toepassing is op de Duitstalige Gemeenschap en in de mate dat het noodzakelijk is voor de door de Staat op 31 december 1988 verschuldigde ristorno's; W 1989-01-16/30, art. 69, § 1, 1°, 002; Inwerkingtreding : 1989-01-01>
1. De in artikel 9 van deze wet bedoelde totale ristornobedragen worden verdeeld op basis van de localisatie van de belastingen en heffingen waaruit die ristorno's geput worden.
§ 2. Voor de toepassing van § 1 van dit artikel worden de betrokken belastingen en heffingen geacht als volgt gelocaliseerd te zijn :
_ voor het kijk- en luistergeld : op de plaats waar de houder van het toestel gevestigd is;
_ voor de verkeersbelasting op de autovoertuigen : op de plaats waar de belastingschuldige gevestigd is;
_ voor de belasting op de spelen en weddenschappen : op de plaats waar de spelen plaatsvinden of weddenschappen worden aangegaan;
_ voor de belasting op de automatische ontspanningstoestellen : op de plaats waar het toestel opgesteld is;
_ voor de onroerende voorheffing : op de plaats waar het onroerend goed gelegen is;
_ voor de openingsbelasting op de slijterijen van gegiste dranken : op de plaats waar het lokaal dienende tot slijting gelegen is;
_ voor het registratierecht op de overdrachten van onroerende goederen : op de plaats waar het onroerend goed gelegen is;
_ (...) <KB 1984-03-05, art. 5, 2°>
_ voor de personenbelasting : op de plaats waar de belastingschuldige zijn woonplaats gevestigd heeft.
§ 3. De ristorno's van belastingen en heffingen die aan de Gemeenschappen worden toegewezen en die krachtens dit artikel geacht worden gelocaliseerd te zijn in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, worden onder de Gemeenschappen verdeeld in een verhouding, vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.
§ 4. Het bedrag van de in artikel 9 bedoelde ristorno's, dat aan de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest overeenkomstig de in dit artikel bepaalde verdelingscriteria wordt toegewezen, wordt vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit na raadpleging van het Overlegcomité bedoeld in artikel 31.
Afdeling 5. - Eigen fiscaliteit.
Art.12. <opgeheven, behoudens in de mate dat het van toepassing is op de Duitstalige Gemeenschap en in de mate dat het noodzakelijk is voor de door de Staat op 31 december 1988 verschuldigde ristorno's; W 1989-01-16/30, art. 69, § 1, 1°, 002; Inwerkingtreding : 1989-01-01>
§ 1. Vanaf 1 januari 1982 zijn de Raden gemachtigd tot het heffen van opcentiemen, respectievelijk tot het toekennen van kortingen voor zover zij slaan op ristorno's, op de in artikel 10 genoemde belastingen en heffingen, op basis van de localisatie van die belastingen en heffingen.
Gedurende een periode van vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet, mogen deze opcentiemen geen aanleiding geven tot een verhoging van de globale fiscale druk. Te dien einde zal hun invoering, gedurende deze periode, het voorwerp uitmaken van een voorafgaand overleg tussen de nationale Regering en de Gemeenschaps- en Gewestexecutieven.
Deze opcentiemen mogen voor de in artikel 10, § 2, genoemde belasting geen afbreuk doen aan het recht van de gemeenten en van de agglomeraties en federaties van gemeenten om opcentiemen te heffen.
§ 2. De Raden zijn niet gemachtigd tot het heffen van opcentiemen noch tot het toekennen van kortingen op andere belastingen en heffingen ten behoeve van het Rijk.
Art.13. <opgeheven, behoudens in de mate dat het van toepassing is op de Duitstalige Gemeenschap en in de mate dat het noodzakelijk is voor de door de Staat op 31 december 1988 verschuldigde ristorno's; W 1989-01-16/30, art. 69, § 1, 1°, 002; Inwerkingtreding : 1989-01-01>
Zo de opbrengst van één of meer van de in artikel 10, § 1, genoemde belastingen en heffingen volledig toegewezen is aan de Gemeenschap of het Gewest, kan deze, met ingang van het eerstvolgend begrotingsjaar :
1° de aanslagvoet van die belastingen en heffingen wijzigen;
2° de belastbare materie, de heffingsgrondslag en de vrijstellingen wijzigen, behoudens wat betreft de verkeersbelasting op de autovoertuigen, de belasting op de automatische ontspanningstoestellen (...). <KB 1984-03-05, art. 5, 3°>
Art.14. <opgeheven, behoudens in de mate dat het van toepassing is op de Duitstalige Gemeenschap en in de mate dat het noodzakelijk is voor de door de Staat op 31 december 1988 verschuldigde ristorno's; W 1989-01-16/30, art. 69, § 1, 1°, 002; Inwerkingtreding : 1989-01-01>
Het Ministerie van Financiën staat in voor de dienst van de belastingen voor rekening van en in overleg met de Gemeenschap of het Gewest.
Art.15. <opgeheven, behoudens in de mate dat het van toepassing is op de Duitstalige Gemeenschap en in de mate dat het noodzakelijk is voor de door de Staat op 31 december 1988 verschuldigde ristorno's; W 1989-01-16/30, art. 69, § 1, 1°, 002; Inwerkingtreding : 1989-01-01>
De opbrengst van de belasting op de meerwaarden bedoeld in artikel 67, 7°, c, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, wordt toegewezen aan de Vlaamse Gemeenschap en het Waalse Gewest, op basis van de localisatie van die belasting. Deze middelen dienen te worden gereserveerd om de vergoedingen te betalen van planschade zoals voorzien in artikel 37 van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw gewijzigd bij de wet van 22 december 1970.
De in het eerste lid bedoelde belasting wordt geacht gelocaliseerd te zijn op de plaats waar het ongebouwd onroerend goed gelegen is.
Art.16. <W 9-7-1982, enig art.>
§ 1. Van 1 januari 1982 af kunnen de provincies geen belastingen meer vestigen, noch heffen. Van deze datum af zal het inkomen uit belastingen voor elke provincie jaarlijks vervangen worden door andere inkomensbronnen en dit voor eenzelfde bedrag als de opbrengst van hun belastingen in het jaar 1981; dit bedrag zal jaarlijks worden aangepast aan de evolutie van de gemiddelde index der consumptieprijzen van het voorgaande jaar.
§ 2. De vervanging van de provinciale belastingen door andere inkomensbronnen, zoals bedoeld in § 1, zal bij wet worden geregeld. Deze wet moet vóór 31 juli 1981 worden aangenomen.
§ 3. Ingeval de wet bedoeld in § 2 niet wordt aangenomen vóór 31 juli 1981, worden op dat ogenblik bestaande provinciale reglementen verlengd met 1 jaar, te rekenen van 1 januari 1982. Vóór 30 juni van dat jaar voorziet de wet in de vervanging door andere inkomensbronnen zoals bedoeld in § 1.
§ 4. Indien vóór 30 juni 1982 geen wet is aangenomen als bedoeld in de laatste zin van § 3, herkrijgen de provincies de bevoegdheid tot het vestigen en heffen van belastingen en dit zolang bij de wet niet is voorzien in de vervanging van de inkomensbronnen, als bedoeld in § 1.
TITEL II. _ VOORKOMING EN REGELING VAN DE CONFLICTEN.
HOOFDSTUK I. _ Bevoegdheidsconflicten.
Eerste afdeling. _ Voorkoming van de bevoegdheidsconflicten.
Art.17. <Wijzigingsbepaling van artikel 2 van de wetten op de Raad van State, gecoordineerd op 12 januari 1973, CN : 1973-01-12/02>
Art.18. <Wijzigingsbepaling van artikel 3 van dezelfde wetten, CN : 1973-01-12/02>
Art.19. <Wijzigingsbepaling van artikel 4 van dezelfde wetten, CN : 1973-01-12/02>
Art.20. <Wijzigingsbepaling van artikel 6 van dezelfde wetten, CN : 1973-01-12/02>
Art.21. <Wijzigingsbepaling van artikel 9 van dezelfde wetten, CN : 1973-01-12/02>
Art.22. <Wijzigingsbepaling van artikelen 47 tot 50 van dezelfde wetten, CN : 1973-01-12/02>
Art.23. <Invoeging van een artikel 51bis in dezelfde wetten, CN : 1973-01-12/02>
Afdeling 2. _ Regeling van de bevoegdheidsconflicten.
Art.24. <Wijzigingsbepaling van artikel 17 can de wetten op de Raad van State, gecoordineerd op 12 januari 1973, CN : 1973-01-12/02>
Art.25. <Wijzigingsbepaling van artikel 18 van dezelfde wetten, CN : 1973-01-12/02>
Art.26. <Wijzigingsbepaling van artikel 37 van dezelfde wetten, CN : 1973-01-12/02>
Art.27. <Wijzigingsbepaling van artikel 40, van dezelfde wetten, CN : 1973-01-12/02>
Art.28. <Wijzigingsbepaling van artikel 45 van dezelfde wetten, CN : 1973-01-12/02>
Art.29. <Wijzigingsbepaling van artikel 46 van dezelfde wetten, CN : 1973-01-12/02>
Art.30. <Wijzigingsbepaling van artikel 95 van dezelfde wetten, CN : 1973-01-12/02>
HOOFDSTUK II. _ (Overleg en samenwerking tussen de Staat, de Gemeeschappen en de Gewesten.)
Eerste afdeling. _ Het Overlegcomité.
Art.31. <W 1989-06-16/30, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 1989-06-17> § 1. Er wordt een Overlegcomité opgericht dat, met inachtneming van de taalpariteit, bestaat uit :
1) de Regering vertegenwoordigd door de Eerste Minister en vijf van haar leden aangeduid bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit;
2) de Vlaamse Executieve vertegenwoordigd door haar Voorzitter en één van haar leden;
3) de Franse Gemeenschapsexecutieve vertegenwoordigd door haar Voorzitter;
4) de Waalse Gewestexecutieve vertegenwoordigd door haar Voorzitter;
5) de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve vertegenwoordigd door haar Voorzitter en één van haar leden, die tot de andere taalgroep behoort.
§ 2. Indien echter in toepassing van artikel 1, § 4, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, de bevoegdheden van de Waalse Gewestexecutieve worden uitgeoefend door de Franse Gemeenschapsexecutieve, wordt deze laatste in het Overlegcomité vertegenwoordigd door haar Voorzitter en door één van haar leden.
(§ 3. Onverminderd de in § 1 bepaalde samenstelling, heeft de Voorzitter van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap zitting met stemrecht in het Overlegcomité ter voorkoming en regeling van de belangenconflicten als bedoeld in de artikelen 32 en 33, waarin hetzij het Parlement, hetzij de Regering van de Duitstalige Gemeenschap betrokken is.) <W 2007-03-20/51, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 23-06-2007>
Art. 31/1. [1 Het Overlegcomité is het centraal punt voor overleg, samenwerking en coördinatie tussen de Staat, de gemeenschappen en de gewesten, om met naleving van eenieders bevoegdheden, individuele of gezamenlijke doelstellingen te verwezenlijken.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-01-06/54, art. 61, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(Afdeling 2. - Interministeriële conferenties.)
Art. 31bis. <ingevoegd door W 1989-06-16/30, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 1989-06-17> Het Overlegcomité kan, met het oog op het bevorderen van het overleg en de samenwerking tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten, gespecialiseerde comités oprichten, " interministeriële conferenties " genoemd en samengesteld uit leden van de Regering en van de Executieven van de Gemeenschappen en de Gewesten.
(In ieder geval richt het Overlegcomité een Interministeriële Conferentie voor het buitenlands beleid op. In deze Interministeriële Conferentie informeert de Regering de Executieven regelmatig over het buitenlands beleid, hetzij uit eigen beweging, hetzij op verzoek van een Executieve.) <W 1993-05-05/66, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 18-05-1993>
Afdeling 2bis. [1 - Werking van het Overlegcomité]1
----------
(1)
Art. 31ter. [1 Het Overlegcomité stelt een huishoudelijk reglement op waarin de nadere werkingsregels van het Comité zijn vermeld.
Met naleving van de door elk van de regeringen vastgestelde uitvoeringsmodaliteiten bepaalt dit huishoudelijk reglement ten minste :
- de mededelingsmodaliteiten van de agenda en de beslissingen van het Comité aan de verschillende Parlementen;
- de formalisering van de procedures opdat de regeringen tijdig de standpunten kunnen voorbereiden die ze in het Overlegcomité zullen verdedigen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-01-06/54, art. 63, 010; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Afdeling 3. _ Voorkoming en regeling van de belangenconflicten.
Art.32. <W 1989-06-16/30, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 1989-06-17> § 1. (In dit artikel wordt onder Wetgevende Kamer verstaan : de Senaat en de Kamer van volksvertegenwoordigers, (en onder Parlement : het Vlaams Parlement, het Parlement van de Franse Gemeenschap, het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, het Waals Parlement, het Brussels Hoofdstedelijk Parlement) en de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie wanneer artikel 138 van de Grondwet is toegepast. <W 2006-03-27/33, art. 23, A, 002; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
§ 1bis. Indien een Wetgevende Kamer of (een Parlement) oordeelt ernstig te kunnen worden benadeeld door een in (een andere Parlement) of, naar gelang van het geval, in de Verenigde Vergadering bedoeld in artikel 60 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen ingediend ontwerp of voorstel van decreet of ordonnantie of door een amendement op deze ontwerpen of voorstellen of door een in een Wetgevende Kamer ingediend ontwerp of voorstel van wet of door een amendement op deze ontwerpen of voorstellen, kan (de betrokken Wetgevende Kamer of het betrokken Parlement), naar gelang van het geval, met drie vierde van de stemmen om schorsing van de procedure vragen met het oog op overleg. <W 2006-03-27/33, art. 23, B, 002; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Indien de Verenigde Vergadering bedoeld in artikel 60 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, hierna " de Verenigde Vergadering " genoemd, oordeelt dat ze ernstig kan worden benadeeld door een in een Wetgevende Kamer ingediend ontwerp of voorstel van wet of door een in (een ander Parlement) ingediend ontwerp of voorstel van decreet of door een amendement op deze ontwerpen of voorstellen, kan zij de meerderheid van de stemmen in elk van haar beide taalgroepen, om schorsing van de procedure vragen met het oog op overleg. <W 2006-03-27/33, art. 23, B, 002; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
§ 1ter. In dat geval wordt de procedure geschorst gedurende zestig dagen. De schorsing neemt eerst aanvang na de indiening van het verslag en in elk geval vóór de eindstemming in de plenaire vergadering over het ontwerp of het voorstel.
Wanneer de tekst waarover het belangenconflict opgeworpen is, na de aanhangigmaking van het conflict geamendeerd wordt, moet de Wetgevende Kamer, (het Parlement) of de Verenigde Vergadering, na de indiening van het verslag en in elk geval vóór de eindstemming in de plenaire vergadering over het ontwerp of het voorstel, bevestigen dat hij nog steeds van oordeel is ernstig te worden benadeeld. De procedure wordt geschorst tot de Wetgevende Kamer, (het Parlement) of de Verenigde Vergadering zich uitspreekt en dit gedurende ten hoogste vijftien dagen. <W 2006-03-27/33, art. 23, C, 002; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
In dat geval neemt de schorsing met het oog op het overleg een aanvang de dag waarop de Wetgevende Kamer, (het Parlement) of de Verenigde Vergadering bevestigt ernstig benadeeld te worden. <W 2006-03-27/33, art. 23, C, 002; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Deze procedure kan slechts eenmaal toegepast worden door eenzelfde assemblée ten aanzien van eenzelfde ontwerp of eenzelfde voorstel. Indien het voorstel of het ontwerp waarover het belangenconflict aanhangig is gemaakt, geamendeerd wordt, kan een nieuw belangenconflict alleen maar opgeworpen worden over het amendement of de amendementen.
§ 1quater. Indien het overleg binnen de termijn van zestig dagen tot geen oplossing leidt, wordt het geschil aanhangig gemaakt bij de Senaat die binnen dertig dagen een gemotiveerd advies uitbrengt aan het in artikel 31 bedoeld Overlegcomité dat binnen dertig dagen volgens de procedure van de consensus beslist.
Het voorgaande lid is niet van toepassing wanneer de in § 1bis bedoelde procedure door een Wetgevende Kamer is ingeleid. In dat geval neemt het in artikel 31 bedoeld Overlegcomité een beslissing binnen zestig dagen volgens de procedure van de consensus.) <W 1999-05-07/43, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 1995-05-30>
§ 2. Indien de (federale Regering), een (Gemeenschaps- of Gewestregering) of het Verenigd College bedoeld in artikel 60 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen oordeelt ernstig te kunnen worden benadeeld door een ontwerp van beslissing of een beslissing van de (federale Regering), van een (Gemeenschaps- of Gewestregering), van het Verenigd College of van één hunner leden, kan de Eerste Minister, de Voorzitter van de (Gemeenschaps- of Gewestregering) of van het Verenigd College de zaak met het oog op overleg aanhangig maken bij het in artikel 31 bedoeld Overlegcomité, dat binnen zestig dagen volgens de procedure van de consensus beslist. In dit geval wordt de betwiste beslissing of de uitvoering ervan gedurende deze termijn geschorst.
(Deze procedure kan slechts eenmaal worden ingesteld met betrekking tot eenzelfde beslissing of eenzelfde ontwerp van beslissing.) <W 1999-05-07/43, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 1995-05-30>
§ 3. Indien de (federale Regering), een (Gemeenschaps- of Gewestregering) of het Verenigd College of één hunner leden oordeelt ernstig te kunnen worden benadeeld door de afwezigheid van een beslissing van de (federale Regering), van een (Gemeenschaps- of Gewestregering), van het Verenigd College of van één hunner leden, kan de Eerste Minister, de Voorzitter van de (Gemeenschaps- of Gewestregering) of van het Verenigd College de zaak aanhangig maken bij het in artikel 31 bedoeld Overlegcomité met het oog op overleg.
Wanneer de (federale Regering), een (Gemeenschaps- of Gewestregering), het Verenigd College of één hunner leden verplicht is een beslissing te nemen, is de in het eerste lid van deze paragraaf bedoelde procedure van toepassing, met dien verstande dat het Overlegcomité binnen zestig dagen volgens de procedure van de consensus beslist. <W 2006-03-27/33, art. 23, D, 002; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
§ 4. De Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke (regering) kan, in toepassing van de §§ 2 en 3, een belangenconflict slechts aanhangig maken bij het Overlegcomité als het betrekking heeft op aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de Staat of van de Gewesten vallen. <W 2006-03-27/33, art. 23, E, 002; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Wat de aangelegenheden betreft die krachtens artikel 63 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen tot de bevoegdheid van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie behoren, kan hij daarenboven dezelfde bevoegdheid alleen uitoefenen op aanvraag van het Verenigd College.
§ 5. Wanneer een procedure in verband met een bevoegdheidsconflict is of wordt ingeleid, wordt elke procedure tot regeling van een belangenconflict over eenzelfde aangelegenheid geschorst.
§ 6. De Regering, het in artikel 31 bedoeld Overlegcomité, een (regering) van een Gemeenschap of een Gewest of het Verenigd College kan de afdeling wetgeving van de Raad van State, zitting houdend in de samenstelling voorgeschreven door artikel 85bis van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, verzoeken om binnen een termijn van (vijf werkdagen, in de zin van artikel 84, § 2, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State) een gemotiveerd advies uit te brengen over de vraag of het met toepassing van de §§ 1 tot en met 3 aan het Overlegcomité voorgelegde conflict al dan niet vrij is van een bevoegdheidsconflict. <W 2003-04-02/40, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 14-06-2003> <W 2006-03-27/33, art. 23, E, 002; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Indien er, volgens het advies van de afdeling wetgeving, een bevoegdheidsconflict is, wordt de procedure in het Overlegcomité definitief afgesloten.
§ 7. De bepalingen van § 6 zijn niet van toepassing wanneer de afdeling wetgeving van de Raad van State over een betwist ontwerp of voorstel van beslissing reeds een gemotiveerd advies heeft uitgebracht wat de bevoegdheidsconflicten betreft, ingeroepen voor het Overlegcomité.
§ 8. De Samenwerkingscommissie bedoeld in artikel 43 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen of de Brusselse Hoofdstedelijke (regering) kan de afdeling wetgeving van de Raad van State zitting houdend in de samenstelling voorgeschreven door artikel 85bis van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, verzoeken om binnen een termijn van (vijf werkdagen, in de zin van artikel 84, § 2, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State) een gemotiveerd advies uit te brengen over de vraag of het initiatief genomen door de Koning krachtens artikel 45, eerste lid, van voornoemde wet of door de Ministerraad krachtens artikel 46, eerste lid, van voornoemde wet, overeenkomstig deze bepalingen is genomen. <W 2003-04-02/40, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 14-06-2003>
Indien, volgens het advies van de afdeling wetgeving, het initiatief, naargelang van het geval, niet conform is met artikel 45 of met artikel 46 van voornoemde wet, wordt de door deze artikelen voorziene procedure definitief afgesloten.
Art.33. <W 1989-06-16/30, art. 30, 003; Inwerkingtreding : 1989-06-17> Bij het in artikel 31 bedoeld Overlegcomité wordt door de Eerste Minister, de Voorzitter van een Executieve of, in de gevallen en volgens de modaliteiten voorzien in artikel 32, § 4, door de Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve, elk ontwerp van beslissing of elke beslissing van een Minister, van een Executieve, van het Verenigd College of één hunner leden aanhangig gemaakt wegens het feit dat één der betrokken partijen de procedures van overleg, van betrokkenheid, van het geven van informatie, van advies, van eensluidend advies, van akkoord, van gemeenschappelijk akkoord, de samenwerkingsakkoorden bedoeld in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen uitgezonderd, en van voorstellen die de betrekkingen tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffen en die voorzien zijn door of krachtens de wetten tot uitvoering van de artikelen 59bis, 59ter, 107quater, 108ter en 115 van de Grondwet, niet heeft nageleefd.
In dat geval en in afwijking van artikel 32, § 6, wordt de betwiste beslissing of de uitvoering ervan geschorst tot op het ogenblik dat het Overlegcomité volgens de procedure van de consensus vaststelt dat de voorgeschreven procedureregels in acht genomen werden, zonder dat de schorsing een termijn van 120 dagen mag overschrijden.
Art. 33bis. <ingevoegd door W 1989-06-16/30, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 1989-06-17> Om te beletten dat de consensus bereikt wordt, in de gevallen waarin het Overlegcomité krachtens de wet volgens de procedure van de consensus dient te beslissen, dienen de twee leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve het voorstel te verwerpen dat aan het Overlegcomité voorgelegd werd.
TITEL III. _ GEBRUIK DER TALEN.
HOOFDSTUK I. _ De Ministeries van de Gemeenschap en het Gewest.
Art.34. <Invoeging van een artikel 43bis in de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken van 18 juli 1966, CN : 1966-07-18/31>
HOOFDSTUK II. _ De diensten van de Executieven van de Gemeenschap en van het Gewest.
Eerste afdeling. _ Diensten van de Executieven waarvan de werkkring het gehele ambtsgebied van de Vlaamse Gemeenschap, van de Franse Gemeenschap of van het Waalse Gewest bestrijkt.
Art.35. De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op de gecentraliseerde en gedecentraliseerde diensten van de Vlaamse Executieve, de Franse Gemeenschapsexecutieve en de Waalse Gewestexecutieve, waarvan de werkkring het gehele ambtsgebied van de Gemeenschap of het Gewest, al naar het geval, bestrijkt.
Art.36. § 1. Behoudens de bepalingen van § 2, gebruiken :
1° de diensten van de Vlaamse Executieve het Nederlands als bestuurstaal;
2° de diensten van de Franse Gemeenschapsexecutieve en die van de Waalse Gewestexecutieve, het Frans als bestuurstaal.
§ 2. Met betrekking tot de gemeenten met een speciale taalregeling uit hun ambtsgebied, is op de in § 1 bedoelde diensten de taalregeling van toepassing die door de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken is opgelegd aan de plaatselijke diensten van die gemeenten, voor de berichten, mededelingen en formulieren die bestemd zijn voor het publiek, voor de betrekkingen met particulieren en voor het opstellen van akten, getuigschriften, verklaringen en vergunningen.
Voor hun betrekkingen met de openbare besturen, waarvan de zetel gevestigd is in een gemeente van het Duits taalgebied, gebruiken de diensten van de Waalse Gewestexecutieve het Duits.
§ 3. In de in § 1 genoemde diensten kan niemand tot een ambt of betrekking benoemd of bevorderd worden, als hij niet een overeenkomstig artikel 15, § 1, van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, vastgestelde kennis heeft van de bestuurstaal.
Op voorwaarde dat ze een voldoende kennis van het Frans bewijzen, kunnen evenwel kandidaten die hun onderwijs genoten hebben in het Duitse taalgebied evenals de kandidaten die hun onderwijs in het buitenland hebben genoten in het Duits en zich op een bij de wet erkende gelijkwaardigheid van diploma's of getuigschriften kunnen beroepen, benoemd of bevorderd worden in de diensten van de Waalse Gewestexecutieve.
De diensten worden derwijze georganiseerd dat, zonder enige moeite, kan worden voldaan aan de bepalingen van § 2.
Afdeling 2. _ Diensten van de Executieven waarvan de werkkring niet het gehele ambtsgebied van de Vlaamse Gemeenschap,van de Franse Gemeenschap of van het Waalse Gewest bestrijkt.
Art.37. De bepalingen van deze afdeling zijn toepasselijk op de gecentraliseerde en gedecentraliseerde diensten van de Vlaamse Executieve, van de Franse Gemeenschapsexecutieve en van de Waalse Gewestexecutieve, waarvan de werkkring niet het gehele ambtsgebied van de Gemeenschap of het Gewest, al naar het geval, bestrijkt.
Art.38. Op de in artikel 37 bedoelde diensten, waarvan de werkkring uitsluitend gemeenten met een speciale taalregeling uit eenzelfde taalgebied omvat, is de taalregeling van toepassing die door de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken is opgelegd aan de plaatselijke diensten van die gemeenten.
In die diensten kan niemand tot een ambt of betrekking benoemd of bevorderd worden als hij niet een overeenkomstig artikel 15, § 1, van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, vastgestelde kennis heeft van de taal van het gebied.
De diensten worden derwijze georganiseerd dat, zonder enige moeite, kan worden voldaan aan de bepalingen van het eerste lid.
Art.39. Op de in artikel 37 bedoelde diensten, waarvan de werkkring zowel gemeenten zonder speciale taalregeling als gemeenten met een speciale taalregeling uit eenzelfde taalgebied omvat, is, met betrekking tot de gemeenten met een speciale taalregeling, de taalregeling van toepassing die door de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken is opgelegd aan de plaatselijke diensten van die gemeenten, voor de berichten, mededelingen en formulieren die bestemd zijn voor het publiek, voor de betrekkingen met particulieren en voor het opstellen van akten, getuigschriften, verklaringen, machtigingen en vergunningen.
De diensten worden derwijze georganiseerd dat, zonder enige moeite, kan worden voldaan aan de bepalingen van het eerste lid.
Art.40. De diensten van de Vlaamse Executieve en van de Franse Gemeenschapsexecutieve waarvan de werkkring gemeenten uit Brussel-Hoofdstad omvat, gebruiken respectievelijk het Nederlands of het Frans als bestuurstaal.
Als de werkkring van de in het eerste lid bedoelde diensten zich eveneens uitstrekt over gemeenten van het Nederlands respectievelijk Frans taalgebied met een speciale taalregeling, dan is op die diensten met betrekking tot die gemeenten de taalregeling van toepassing, die door de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken is opgelegd aan de plaatselijke diensten van die gemeenten, voor de berichten, mededelingen en formulieren die voor het publiek bestemd zijn, voor de betrekkingen met particulieren en voor het opstellen van akten, getuigschriften, verklaringen, machtigingen en vergunningen.
In die diensten kan niemand tot een ambt of betrekking benoemd of bevorderd worden als hij niet een overeenkomstig artikel 15, § 1, van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken vastgestelde kennis heeft van de taal van het gebied.
De diensten worden derwijze georganiseerd dat, zonder enige moeite, kan worden voldaan aan de bepalingen van het tweede lid.
Art.41. De diensten van de Waalse Gewestexecutieve waarvan de werkkring zowel gemeenten van het Frans als van het Duits taalgebied omvat, gebruiken het Frans of het Duits als bestuurstaal, naargelang hun zetel in het Frans of in het Duits taalgebied is gevestigd.
Voor de berichten, mededelingen en formulieren die voor het publiek bestemd zijn, voor de betrekkingen met particulieren en voor het opstellen van akten, getuigschriften, verklaringen, machtigingen en vergunningen, gebruiken die diensten de taal of talen die ter zake opgelegd zijn aan de plaatselijke diensten van hun ambtsgebied.
In die diensten kan niemand tot een ambt of betrekking benoemd of bevorderd worden als hij niet een overeenkomstig artikel 15, § 1, van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken vastgestelde kennis heeft van de taal van het gebied.
De diensten worden derwijze georganiseerd dat, zonder enige moeite, kan worden voldaan aan de bepalingen van het tweede lid.
Afdeling 3. _ Sancties en toezicht.
Art.42. De bepalingen van de hoofdstukken VII en VIII van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, zijn op de in afdelingen I en II bedoelde diensten van toepassing.
Art.43. De Vast Wervingssecretaris alleen is bevoegd om bewijzen omtrent de bij de afdelingen I en II vereiste taalkennis uit te reiken.
Slotbepaling
Art.44. De bepalingen van hoofdstuk II treden in werking op de dag van de in artikel 88, § 2, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen bedoelde overname van de Ministeries van de Vlaamse Gemeenschap, van de Franse Gemeenschap en van het Waalse Gewest door hun respectieve Executieven.
Op dezelfde dag houden de bepalingen van hoofdstuk I, die betreffende het Ministerie van het Brusselse Gewest uitgezonderd, op uitwerking te hebben.
TITEL IV. _ BESTUREN ONDER VOOGDIJ EN ONDERGESCHIKTE BESTUREN.
Art.45. § 1. De artikelen 8 tot 14 van de wet van 17 maart 1965 betreffende het Fonds der provinciën worden opgeheven.
§ 2. De artikelen 5, 6 en 7 van dezelfde wet worden als respectievelijk artikelen 6, 7 en 8 genummerd.
§ 3. <Invoeging van een artikel 5 in dezelfde wet>
§ 4. <Invoeging van een artikel 9 in dezelfde wet>
Art.46. De handelingen van de overheden van de provincies, de gemeenten, de agglomeraties en andere bestuursoverheden mogen niet in strijd zijn met de decreten en de reglementen van de Gemeenschappen of de Gewesten, welke die overheden met de uitvoering daarvan kunnen belasten.
De Koning brengt de wetten in overeenstemming met deze bepaling.
Art.47. <Wijzigingsbepaling van artikel 105 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, CN : 1976-07-08/01>
TITEL V. _ SLOTBEPALINGEN.
Art.48. De bepalingen van de wet tot oprichting van voorlopige Gemeenschaps- en Gewestinstellingen, (...), zoals gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 20 juli 1979, houden op uitwerking te hebben, voor wat betreft het Vlaamse en het Waalse Gewest en voor wat betreft de Vlaamse en de Franse Gemeenschap. <W 1989-01-16/30, art. 69, § 3, 002; Inwerkingtreding : 1989-01-01>
Art.49. De artikelen 3, 7 tot 9, 22 en 25 van de wet van 3 juli 1971 tot indeling van de leden van de Wetgevende Kamers in taalgroepen en houdende diverse bepalingen betreffende de Cultuurraden voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap en voor de Franse Cultuurgemeenschap worden opgeheven.
Art. 50. Deze wet treedt in werking op 1 oktober 1980.