16 MEI 2025. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2018 tot uitvoering van het klimaatplan met betrekking tot de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, wat betreft de invoering van de energielening en andere maatregelen
Art. 1-20
Afdeling 1. Energieleningen
Art. 9/27, 9/28, 9/29
Afdeling 2. Procedure
Art. 9/30, 9/31, 9/32, 9/33, 9/34, 9/35
Hoofdstuk 2/5. Staatssteunbepalingen
Art. 9/36, 9/37, 9/38, 21-22
Artikel 1. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2018 tot uitvoering van het klimaatplan met betrekking tot de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 en 17 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 1° wordt tussen het woord "investeringssubsidie" en het woord "of" de zinsnede ", financieringstoezegging" ingevoegd;
2° er worden een punt 1° /0, punt 1° /0/1 en punt 1° /0/2 ingevoegd, die luiden als volgt:
"1° /0 Agentschap voor Vlaamse Sociale Bescherming: het Agentschap voor Vlaamse Sociale Bescherming, opgericht bij het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming;
1° /0/1 algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;
1° /0/2 energiebesparende maatregelen: maatregelen die ertoe bijdragen dat de energievraag van de voorziening volledig gedekt kan worden door hernieuwbare energie met een optimale CO2-reductie en een goed binnenmilieucomfort;";
3° punt 2° wordt vervangen door wat volgt:
"2° energieprestatiediagnose: een potentieelscan op maat, met als focus de CO2-doelstellingen van 2030, of een potentieelaudit, met als focus klimaatneutraliteit tegen 2050, en een actieplan met mogelijke energiebesparende maatregelen met een toelichting over het besparingspotentieel ervan op vlak van energieverbruik en CO2-uitstoot, hun terugverdientijd, het binnenmilieucomfort waaronder ventilatie en hun investeringskost, opgesteld in opdracht van het Vlaams Energiebedrijf;";
4° er worden een punt 3° /0/1 en een punt 3° /0/2 ingevoegd, die luiden als volgt:
"3° /0/1 financieringstoezegging: de principiële goedkeuring van energieleningen voor een leningproject aan een aanvrager ten belope van een bepaald bedrag;
3° /0/2 gedeelde infrastructuur: infrastructuur waarvan de aanvrager een bepaald percentage inneemt, die meerdere organisaties huisvest en desgevallend combineerbaar en multi-inzetbaar is zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 houdende het faciliteren van een multifunctionele infrastructuur van voorzieningen van het beleidsdomen Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en tot wijziging van sectorale regelgeving, wat betreft infrastructuurnormen;";
5° er wordt een punt 4° /3 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"4° /3 leningproject: de realisatie van een energiebesparende maatregel als vermeld in de energieprestatiediagnose, die is opgenomen in een financieringstoezegging;".
Art.2. In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 en 6 mei 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden een punt 4° /1 en een punt 4° /2 ingevoegd, die luiden als volgt:
"4° /1 als de energieprestatiediagnose een potentieelaudit omvat, werkt de aanvrager binnen drie jaar na de oplevering van de energieprestatiediagnose een masterplan uit dat het energieverbruik monitort in het kader van een routepad naar de klimaatdoelstellingen van 2050;
4° /2 de aanvraag wordt ingediend via het platform dat het Fonds aanwijst;";
2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt:
"Als het kortetermijnproject door omstandigheden buiten de wil van de aanvrager om niet tijdig kan worden opgeleverd, kan de leidend ambtenaar van het Fonds de aanvrager twee jaar uitstel geven op de termijn. De aanvrager bezorgt daarvoor een omstandig gemotiveerd verzoek aan het Fonds.";
3° er wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Als het kortetermijnproject door de uitvoering van een langetermijnproject, een langetermijnproject uitgebreid dossier of een leningproject, door de instap in een energieprestatiecontract of door de vervreemding of de afbraak van het gebouw waarop de energieprestatiediagnose betrekking heeft, irrelevant is geworden of zal worden, kan de leidend ambtenaar van het Fonds de aanvrager vrijstellen van de verplichting van uitvoering. De aanvrager bezorgt daarvoor een omstandig gemotiveerd verzoek aan het Fonds.".
Art.3. In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018, 17 mei 2019 en 6 mei 2022, worden een artikel 3/1 en 3/2 ingevoegd, die luiden als volgt:
"Art. 3/1. De aanvrager kan per gebouw eenmalig een energieprestatiediagnose aanvragen.
In afwijking van het eerste lid kan de aanvrager die een energieprestatiediagnose heeft aangevraagd vóór 1 januari 2020, een bijkomende energieprestatiediagnose vragen als de tweede energieprestatiediagnose ten minste vijf jaar na de aanvraag van de eerste energieprestatiediagnose wordt aangevraagd en als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
1° het kortetermijnproject uit de eerste energieprestatiediagnose is volledig uitgevoerd en elektronisch geregistreerd, met uitzondering van een eventuele vrijstelling, verleend met toepassing van artikel 3, derde lid;
2° minstens een van de energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van langer dan vijf jaar is uitgevoerd;
3° een masterplan is opgestart dat het energieverbruik monitort in het kader van een routepad naar de klimaatdoelstellingen van 2050;
4° in de koppeling met de EAN-gegevens om verbruiksmonitoring te kunnen realiseren, is voorzien in het platform dat het Fonds aanwijst.
In afwijking van het eerste lid kan de aanvrager een energieprestatiediagnose aanvragen om maatregelen die volgen uit een eerdere energieprestatiediagnose, te actualiseren of te optimaliseren als uit de marktconsultatie tot realisatie van die maatregelen blijkt dat de actualisatie of optimalisatie zich opdringt. De nieuwe energieprestatiediagnose vermeldt geen nieuwe maatregelen.
Aanvragers die deelnemen aan het pilootproject ventilatie in woonzorgcentra, vermeld in de beslissing van de Vlaamse Regering van 17 december 2021 betreffende het Relanceplan Vlaamse Veerkracht, het inzetten op kwaliteit en good governance van woonzorgcentra en de financiering van een kwaliteitskader voor ventilatie in woonzorgcentra, komen in aanmerking voor de aanvraag van een bijkomende energieprestatiediagnose.
Aanvragers die conform het eerste lid niet in aanmerking komen voor een energieprestatiediagnose, of die niet voldoen aan de voorwaarde, vermeld in artikel 3, eerste lid, 5°, kunnen een energieprestatiediagnose laten uitvoeren voor eigen rekening.
"Art. 3/2. Het Fonds kent alleen subsidies toe voor het percentage van de gedeelde infrastructuur dat toekomt aan de aanvragers.".
Art.4. In artikel 9/2, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het percentage "10%" wordt vervangen door het percentage "25%";
2° het bedrag "8000 euro" wordt vervangen door het bedrag "10.000 euro".
Art.5. In artikel 9/7 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° er worden een punt 3° /1 en een punt 3° /2 ingevoegd, die luiden als volgt:
"3° /1 in de periode van vijftien jaar vóór de aanvraag heeft de aanvrager geen klimaatinvesteringssubsidie of klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier ontvangen voor een gelijkaardige maatregel als de energiebesparende maatregel in het langetermijnproject;
3° /2 op het moment van de aanvraag is de energieprestatiediagnose niet ouder dan 5 jaar";
2° in punt 5° wordt het woord "vijfentwintig" vervangen door het woord "vijftien";
3° in punt 7° worden na de woorden "aangetoond moeten kunnen worden" de woorden "en waarbij, als de oproep om aanvragen van een klimaatinvesteringssubsidie in te dienen werd gelanceerd na 1 april 2025, het langetermijnproject niet de installatie omvat van met fossiele brandstoffen gestookte energie-uitrusting, met inbegrip van aardgas" toegevoegd.
4° in punt 7° wordt de zin "Langetermijnprojecten rond het verhogen van de efficiëntie van het elektriciteitsverbruik of openbare verlichting worden niet gesubsidieerd." opgeheven;
5° er worden een tweede en een derde lid toegevoegd, die luiden als volgt:
"Langetermijnprojecten waarvoor de klimaatinvesteringssubsidies volledig of gedeeltelijk worden betaald uit het Klimaatfonds, omvatten geen maatregelen die tot doel hebben de efficiëntie van het elektriciteitsverbruik of de openbare verlichting te verbeteren.
Het Fonds kan bijkomende voorwaarden hanteren voor de toekenning van klimaatinvesteringssubsidies als die rechtstreeks voortvloeien uit de voorwaarden waaronder de middelen die daarvoor zijn aangewend, aan het Fonds ter beschikking worden gesteld.".
Art.6. Aan hoofdstuk 2/2, afdeling 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019, wordt een artikel 9/9/1 toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 9/9/1. Als het langetermijnproject de realisatie van collectieve warmte- of energieopwekking omvat, subsidieert het Fonds binnen de beschikbare begrotingskredieten maximaal het percentage van de klimaatinvesteringssubsidie dat overeenkomt met het aandeel van de rechtspersonen binnen het collectief die erkend zijn of die voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
1° het langetermijnproject wordt uitgevoerd op de site van de aanvrager of een van de andere rechtspersonen in het collectief die erkend zijn of die voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden;
2° de realisatie van collectieve warmte- of energieopwekking maakt voor de andere rechtspersonen in het collectief die erkend zijn of die voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden, geen deel uit van een nieuwbouwproject;
3° de deelnemers aan het collectief die de collectieve warmte- of energieopwekking zullen gebruiken, engageren zich om hun aandeel in die maatregel te financieren.
Het aandeel van de klimaatinvesteringssubsidie van de rechtspersonen binnen het collectief die erkend zijn of die voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden en die geen aanvrager zijn, wordt gestort op de rekening van die rechtspersonen.".
Art.7. In artikel 9/10 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan het eerste lid worden de volgende zinnen toegevoegd:
"De oproep vermeldt of de klimaatinvesteringssubsidies volledig of gedeeltelijk zullen worden betaald uit het Klimaatfonds. De oproep vermeldt eventuele bijkomende voorwaarden die het Fonds hanteert ter uitvoering van artikel 9/7, derde lid.";
2° er wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De aanvraag van een klimaatinvesteringssubsidie omvat geen energiemaatregelen die besteld zijn vóór de oplevering van de energieprestatiediagnose.".
Art.8. In artikel 9/11 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden een punt 5° /1 en een punt 5° /2 ingevoegd, die luiden als volgt:
"5° /1 het engagement van de deelnemers aan het collectief die de collectieve warmte- of energieopwekking zullen gebruiken en die geen aanvrager zijn, om hun aandeel in de maatregel te financieren;
5° /2 voor elke rechtspersoon binnen het collectief die erkend is of die voldoet aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden en die geen aanvrager is, een ingevuld vereenvoudigd identificatieformulier op basis van een model dat het Fonds ter beschikking stelt. Dat vereenvoudigde identificatieformulier bevat al de volgende rubrieken:
a) de identificatiegegevens van de rechtspersoon, waaronder het ondernemingsnummer uit de Kruispuntbank van Ondernemingen;
b) de identificatiegegevens van de voorziening;
c) de identificatiegegevens van de contactpersoon voor het dossier;";
2° in het tweede lid wordt de zinsnede "1 januari 2015 tot 31 december 2031" vervangen door de zinsnede "1 januari 2018 tot en met 31 december 2031 in geval van een potentieelscan en van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2051 in geval van een potentieelaudit en om de monitoringdata te delen met het Fonds via een masterplan".
Art.9. In artikel 9/13 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 2 wordt tussen de woorden "over de klimaatinvesteringssubsidie" en de woorden "Het kan" de zinsnede ", na advies te hebben ingewonnen van de Inspectie van Financiën" ingevoegd;
2° er wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt:
" § 3. Uiterlijk negentig dagen vóór de aanvang van de werkzaamheden van het langetermijnproject kan de aanvrager bij het Fonds een wijziging van de klimaatinvesteringssubsidie aanvragen als de kostprijs van de energiebesparende maatregel in het langetermijnproject na marktconsultatie minstens 15% hoger blijkt dan is ingeschat in de energieprestatiediagnose.".
Art.10. In artikel 9/14 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan paragraaf 2 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De aanvrager vraagt de betaling van de tweede schijf uiterlijk zeven jaar na de toekenning van de klimaatinvesteringssubsidie. De leidend ambtenaar van het Fonds kan bij overmacht een afwijking van die termijn toestaan.";
2° er wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt:
" § 3. Als een ingediende factuur op naam staat van een andere partij dan de aanvrager, voegt die het bewijs toe dat die partij de factuur voor de aanvrager heeft betaald.".
Art.11. Aan artikel 9/16 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Als het genotsrecht, vermeld in artikel 9/7, eerste lid, 5°, vroegtijdig wordt afgebroken, betaalt de aanvrager de klimaatinvesteringssubsidies naar evenredigheid terug.".
Art.12. In artikel 9/17 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° er worden een punt 1° /1 en een punt 1° /2 ingevoegd, die luiden als volgt:
"1° /1 als het langetermijnproject uitgebreid dossier de renovatie van een bestaand gebouw betreft, verbetert het de energieprestatie van het gebouw dat wordt gemeten in primaire energie, met ten minste 20% ten opzichte van de situatie vóór de investering;
1° /2 als het langetermijnproject uitgebreid dossier renovatiemaatregelen voor de installatie of vervanging van maar één type onderdeel van een gebouw betreft als vermeld in artikel 2, lid 9, van Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen, verbetert het de energieprestatie van het gebouw dat wordt gemeten in primaire energie, met ten minste 10% ten opzichte van de situatie vóór de investering;";
2° er worden een punt 3° /1 en een punt 3° /2 ingevoegd, die luiden als volgt:
"3° /1 in de periode van vijftien jaar vóór de aanvraag heeft de aanvrager geen klimaatinvesteringssubsidie of klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier ontvangen voor een gelijkaardige maatregel als de energiebesparende maatregel in het langetermijnproject uitgebreid dossier;
3° /2 op het moment van de aanvraag is de energieprestatiediagnose niet ouder dan 5 jaar;";
3° in punt 5° wordt het woord "vijfentwintig" vervangen door het woord "vijftien";
4° aan punt 5° worden de woorden "uitgebreid dossier" toegevoegd;
5° punt 6° en punt 7° worden opgeheven;
6° aan punt 8° wordt de zinsnede "en waarbij het langetermijnproject uitgebreid dossier niet de installatie omvat van met fossiele brandstoffen gestookte energie-uitrusting, met inbegrip van aardgas" toegevoegd;
7° er worden een tweede en een derde lid toegevoegd, die luiden als volgt:
"Langetermijnprojecten uitgebreid dossier waarvoor de klimaatinvesteringssubsidies uitgebreid dossier volledig of gedeeltelijk worden betaald uit het Klimaatfonds, omvatten geen maatregelen die tot doel hebben de efficiëntie van het elektriciteitsverbruik of de openbare verlichting te verbeteren.
Het Fonds kan bijkomende voorwaarden hanteren voor de toekenning van klimaatinvesteringgsubsidies uitgebreid dossier als die rechtstreeks voortvloeien uit de voorwaarden waaronder de middelen die daarvoor worden aangewend, aan het Fonds ter beschikking worden gesteld.".
Art.13. Artikel 9/18 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019, wordt vervangen door wat volgt:
"Art. 9/18. De klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier bedraagt niet meer dan vereist is om de terugverdientijd van het langetermijnproject uitgebreid dossier voor de aanvrager te herleiden tot vijf jaar en niet meer dan het steunpercentage dat wordt bepaald met toepassing van artikel 9/38.".
Art.14. Artikel 9/19 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019, wordt vervangen door wat volgt:
"Art. 9/19. Als het langetermijnproject uitgebreid dossier de realisatie van collectieve warmte- of energieopwekking omvat, subsidieert het Fonds binnen de beschikbare begrotingskredieten maximaal het percentage van de klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier dat overeenkomt met het aandeel van de rechtspersonen binnen het collectief die erkend zijn of die voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
1° het langetermijnproject uitgebreid dossier wordt uitgevoerd op de site van de aanvrager of een van de andere rechtspersonen in het collectief die erkend zijn of die voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden;
2° de realisatie van collectieve warmte- of energieopwekking maakt voor de andere rechtspersonen in het collectief die erkend zijn of die voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden, geen deel uit van een nieuwbouwproject;
3° de deelnemers aan het collectief die de collectieve warmte- of energieopwekking zullen gebruiken, engageren zich om hun aandeel in de maatregel te financieren.
Het aandeel van de klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier van de rechtspersonen binnen het collectief die erkend zijn of die voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden en die geen aanvrager zijn, wordt gestort op de rekening van die rechtspersonen.".
Art.15. In artikel 9/20 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan het eerste lid worden de volgende zinnen toegevoegd:
"De oproep vermeldt of de klimaatinvesteringssubsidies uitgebreid dossier volledig of gedeeltelijk zullen worden betaald uit het Klimaatfonds. De oproep vermeldt eventuele bijkomende voorwaarden die het Fonds hanteert ter uitvoering van artikel 9/17, derde lid.";
2° er worden een derde en een vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt:
"De aanvraag van een klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier omvat geen energiemaatregelen die besteld zijn vóór de oplevering van de energieprestatiediagnose.
In afwijking van het eerste en tweede lid kunnen aanvragers die een energieprestatiecontract hebben gesloten, altijd een aanvraag van een klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier op elektronische wijze indienen bij het Fonds.".
Art.16. In artikel 9/21 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden een punt 5° /1 en een punt 5° /2 ingevoegd, die luiden als volgt:
"5° /1 het engagement van de deelnemers aan het collectief die de collectieve warmte- of energieopwekking zullen gebruiken en geen aanvrager zijn, om hun aandeel in de maatregel te financieren;
5° /2 voor elke rechtspersoon binnen het collectief die erkend is of die voldoet aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden en die geen aanvrager is, een ingevuld vereenvoudigd identificatieformulier op basis van een model dat het Fonds ter beschikking stelt. Dat vereenvoudigde identificatieformulier bevat al de volgende rubrieken:
a) de identificatiegegevens van de rechtspersoon, waaronder het ondernemingsnummer uit de Kruispuntbank van Ondernemingen;
b) de identificatiegegevens van de voorziening;
c) de identificatiegegevens van de contactpersoon voor het dossier;";
2° in het eerste lid, 7°, wordt de zinsnede "artikel 9/17, 6° of 7° " vervangen door de zinsnede "artikel 9/37, 1° of 2° ";
3° in het eerste lid, 8°, f), wordt de zinsnede ", eerste, tweede of derde lid" opgeheven;
4° aan het eerste lid wordt een punt 12° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"12° de EAN-nummers van de elektriciteits- en gasaansluitingen waarover het gebouw beschikt waarop het langetermijnproject uitgebreid dossier betrekking heeft.";
5° in het tweede lid wordt de zinsnede "1 januari 2015 tot en met 31 december 2031" vervangen door de zinsnede "1 januari 2018 tot en met 31 december 2031 in geval van een potentieelscan of van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2051 in geval van een potentieelaudit en om de monitoringdata te delen met het Fonds via een masterplan".
Art.17. In artikel 9/23 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan paragraaf 1 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Het Fonds waakt erover dat het aandeel van de klimaatinvesteringssubsidies uitgebreid dossier die renovatiemaatregelen voor de installatie of vervanging van maar één type onderdeel van een gebouw betreft als vermeld in artikel 2, lid 9, van Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen, niet meer dan 30% bedraagt van het totale budget aan klimaatinvesteringssubsidies uitgebreid dossier die het toekent.";
2° aan paragraaf 2, eerste lid, wordt tussen de woorden "de klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier" en de woorden "Het kan" de zinsnede ", na advies te hebben ingewonnen van de Inspectie van Financiën" ingevoegd;
3° er wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt:
" § 3. Uiterlijk negentig dagen vóór de aanvang van de werkzaamheden van het langetermijnproject uitgebreid dossier kan de aanvrager bij het Fonds een wijziging van de klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier aanvragen als de kostprijs van de energiebesparende maatregel in het langetermijnproject uitgebreid dossier na marktconsultatie minstens 15% hoger blijkt dan is ingeschat in de energieprestatiediagnose.".
Art.18. In artikel 9/24, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt de zin "De uitbetaalde klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier mag niet meer bedragen dan 30% van de werkelijke kostprijs, exclusief btw, van het langetermijnproject uitgebreid dossier en bedraagt niet meer dan vereist is om de terugverdientijd van het langetermijnproject uitgebreid dossier voor de aanvrager te herleiden tot vijf jaar." vervangen door de zin "De uitbetaalde klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier bedraagt niet meer dan de steunintensiteit die wordt bepaald met toepassing van artikel 9/18.";
2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt:
"De aanvrager vraagt de betaling van de tweede schijf uiterlijk zeven jaar na de toekenning van de klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier. De leidend ambtenaar van het Fonds kan bij overmacht een afwijking van die termijn toestaan. De aanvrager bezorgt daarvoor een omstandig gemotiveerd verzoek aan het Fonds.";
3° het derde lid wordt opgeheven.
Art.19. Aan artikel 9/26 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Als het genotsrecht, vermeld in artikel 9/17, eerste lid, 5°, vroegtijdig wordt afgebroken, betaalt de aanvrager de klimaatinvesteringssubsidies naar evenredigheid terug.".
Art.20. In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018, 17 mei 2019 en 6 mei 2022, worden een hoofdstuk 2/4, dat bestaat uit artikel 9/27 tot en met 9/35, en een hoofdstuk 2/5, dat bestaat uit artikel 9/36 tot en met artikel 9/38, ingevoegd, die luiden als volgt:
"Hoofdstuk 2/4. Leningproject
Afdeling 1. Energieleningen
Art. 9/27. Binnen de middelen die daarvoor ter beschikking staan in de beleggingsportefeuille van het Agentschap voor Vlaamse Sociale Bescherming, kan het Fonds energieleningen voor de realisatie van een leningproject toekennen aan aanvragers. Voor oproepen gelanceerd in 2023 en 2024 betreft het renteloze leningen. Voor oproepen gelanceerd in andere jaren betreft het leningen tegen minstens de OLO 10 jaar verhoogd met de marge die wordt aangerekend wanneer de Vlaamse Gemeenschap zelf leent. Deze marge wordt vastgelegd door de minister bevoegd voor het budgettair beleid. In onderling akkoord tussen de minister bevoegd voor de zorginfrastructuur en de minister bevoegd voor het budgettair beleid kan een afwijkend rentetarief worden bepaald waarbij het verschil binnen kredieten van het VIPA wordt gecompenseerd.
Het Fonds kan energieleningen toekennen als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
1° de aanvrager is financieel gezond;
2° de energieprestatiediagnose is op het moment van de aanvraag niet ouder dan 5 jaar en vermeldt de energiebesparende maatregelen uit het leningproject;
3° de aanvrager blijft tijdens de looptijd van de energieleningen voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden;
4° na de realisatie van het leningproject blijft de infrastructuur voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden;
5° de aanvrager beschikt tot op het moment van de volledige terugbetaling van alle energieleningen onder de financieringstoezegging over een genotsrecht op de infrastructuur waarop het leningproject betrekking heeft;
6° het leenbedrag van elke energielening is niet hoger dan de kostprijs van de energiebesparende maatregel of maatregelen, inclusief niet-aftrekbare btw, na aftrek van eventuele premies en subsidies voor de energiebesparende maatregel of maatregelen en na aftrek van het aandeel dat door andere gesubsidieerde energieleningen wordt gedekt;
7° de financieringstoezegging omvat ten minste 60.000 euro aan energieleningen per voorziening;
8° het leenbedrag voor elke energielening bedraagt ten minste 10.000 euro;
9° de aanvrager heeft de werkzaamheden voor het leningproject nog niet opgestart vóór het Fonds over de aanvraag heeft beslist;
10° het leningproject omvat geen installatie van met fossiele brandstoffen gestookte energie-uitrusting, met inbegrip van aardgas.
Art. 9/28. § 1. Het bedrag van de financieringstoezegging stemt overeen met de optelsom van de goedgekeurde bedragen aan energieleningen voor het leningproject volgens de formule :
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 16-06-2025, p. 53380)
1° FT (bedrag): het bedrag in euro van de financieringstoezegging voor een voorziening;
2° RLi: het maximale bedrag in euro aan energielening voor energiebesparende maatregelen i van de voorziening;
3° i: de energiebesparende maatregel 1 tot n waarvoor een energielening zal worden toegestaan in de financieringstoezegging.
§ 2. Alle energieleningen in de financieringstoezegging hebben een looptijd die overeenstemt met de gewogen gemiddelde terugverdientijd van de energiebesparende maatregelen in het leenproject. De looptijd bedraagt maximaal tien jaar.
De terugverdientijd van een energiebesparende maatregel wordt gewogen op basis van het relatieve aandeel van het bedrag van de energielening in het totale bedrag van de financieringstoezegging volgens de formule
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 16-06-2025, p. 53380)
1° RL1...n(looptijd): de looptijd van de leningen 1 tot n die behoren tot de financieringstoezegging, met een maximum van tien jaar;
2° RLi: het maximale bedrag aan energielening voor energiebesparende maatregel i;
3° FT (bedrag): het maximale bedrag financieringstoezegging per voorziening;
4° TVTi: de terugverdientijd van energiebesparende maatregel i.
Als de gewogen gemiddelde terugverdientijd meer dan tien jaar bedraagt, wordt de looptijd van de energieleningen beperkt tot tien jaar.
Art. 9/29. De som van de bruto-subsidie-equivalenten van alle energieleningen die onder de financieringstoezegging worden verleend, bedraagt niet meer dan het steunpercentage dat wordt bepaald met toepassing van artikel 9/38.
Het bruto-subsidie-equivalent van elke energielening wordt berekend aan de hand van de formule:
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 16-06-2025, p. 53381)
1° Ki: het uitstaande kapitaal op het einde van tijdstip i;
2° t: de looptijd van de lening, in maanden;
3° R: de intrestvoet op jaarbasis op basis van het referentiepercentage conform mededeling 2008/C 14/02 van de Europese Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld, aangepast met een marge in functie van het risicoprofiel en de looptijd en bepaald volgens het interne model van het Fonds.
Afdeling 2. Procedure
Art. 9/30. Het Fonds lanceert een oproep om aanvragen van een financieringstoezegging in te dienen.
Aanvragers dienen een aanvraag van een financieringstoezegging op elektronische wijze in bij het Fonds uiterlijk op de datum, vermeld in de oproep.
Art. 9/31. De aanvraag van een financieringstoezegging, vermeld in artikel 9/30, bevat al de volgende elementen:
1° een ingevuld identificatieformulier op basis van een model dat het Fonds ter beschikking stelt. Dat identificatieformulier bevat al de volgende rubrieken:
a) de identificatiegegevens van de aanvrager, waaronder het ondernemingsnummer uit de Kruispuntbank van Ondernemingen;
b) de identificatiegegevens van de voorziening;
c) de identificatiegegevens van de contactpersoon voor het dossier;
d) de locatie van het leningproject: het adres en de kadastergegevens;
e) het juridische statuut van de gebouwen waarin het leningproject wordt gerealiseerd;
f) de beschikbare vloeroppervlakte in het gebouw waarin het leningproject wordt gerealiseerd;
g) de aard van de investering en een korte beschrijving van het leningproject;
2° een kopie van de ondertekende beslissing van het bevoegde orgaan van de aanvrager om een financieringstoezegging aan te vragen;
3° een korte beschrijving van de begeleidende maatregelen die naast het leningproject worden genomen om te voldoen aan de voorwaarde, vermeld in artikel 9/27, tweede lid, 4°, als die maatregelen nodig zijn;
4° de ondertekende verklaring op erewoord dat:
a) het gevraagde bedrag van de energielening rekening houdt met de aftrek van andere energieleningen en subsidies;
b) de aanvrager over een genotsrecht beschikt als vermeld in artikel 9/27, tweede lid, 5° ;
c) de aanvrager, als hij een onderneming is, zich niet in een situatie als vermeld in artikel 9/37, 1° of 2°, bevindt;
5° een ingevuld projectformulier op basis van een model dat het Fonds ter beschikking stelt. Dat formulier bevat al de volgende rubrieken:
a) de geraamde kostprijs van de energiebesparende maatregelen;
b) de voorziene CO2-impact van de energiebesparende maatregelen;
c) de terugverdientijd van de energiebesparende maatregelen;
d) het jaarlijkse besparingspotentieel;
e) de geplande start van de werkzaamheden;
6° de jaarrekening, als die niet neergelegd wordt bij de Nationale Bank;
7° het engagement om bij de realisatie van het langetermijnproject uitgebreid dossier de regelgeving over overheidsopdrachten te respecteren, als die van toepassing is;
8° de EAN-nummers van de elektriciteits- en gasaansluitingen waarover het gebouw beschikt waarop het langetermijnproject uitgebreid dossier betrekking heeft.
Door de aanvraag van een financieringstoezegging in te dienen, verleent de aanvrager het Fonds de toelating om het energieverbruik van het gebouw waarop het leningproject betrekking heeft of zou hebben, te monitoren voor de periode die loopt van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2031 in geval van een potentieelscan, of van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2051 in geval van een potentieelaudit, en om de monitoringdata te delen met het Fonds via een masterplan.
Art. 9/32. Het Fonds onderzoekt of de aanvraag van een financieringstoezegging, vermeld in artikel 9/30, conform artikel 9/31 volledig is. Het Fonds kan aanvullende inlichtingen vragen aan de aanvrager.
Binnen dertig dagen na de dag waarop het Fonds de aanvraag van een financieringstoezegging, vermeld in artikel 9/30, heeft ontvangen, stuurt het Fonds een bewijs van ontvangst naar de aanvrager, met de vermelding dat de aanvraag ontvankelijk of niet ontvankelijk is. Als de aanvraag ontvankelijk is, vermeldt het bewijs van ontvangst de datum van ontvankelijkheid.
Art. 9/33. § 1. Het Fonds onderzoekt of een financieringstoezegging voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 9/27, tweede lid, en past binnen de middelen die daarvoor ter beschikking staan in de beleggingsportefeuille van het Agentschap voor Vlaamse Sociale Bescherming. Het Fonds kan aanvullende inlichtingen vragen aan de aanvrager.
De voorstellen van leningprojecten die hoger scoren op de volgende formule, krijgen voorrang: [10 x (CO2-reductie/m2/0,020 ton)] + [90 x (CO2 reductie*levensduur energiebesparende maatregel/euro energielening)/0,30;P[ton/euro)], waarbij:
1° CO2-reductie van de energiebesparende maatregel: de CO2-reductie van de energiebesparende maatregel, vermeld in de energieprestatiediagnose waarvoor een energielening wordt aangevraagd;
2° levensduur van de energiebesparende maatregel: de levensduur van de energiebesparende maatregel, uitgedrukt in jaren, die voor maatregelen voor de gebouwschil geacht wordt 35 jaar te bedragen, en voor maatregelen voor installaties geacht wordt 15 jaar te bedragen.
De score die wordt bepaald conform het derde lid, wordt verhoogd met vijftien basispunten als het voorstel van leningproject innovatieve energiebesparende maatregelen omvat.
In het vierde lid wordt verstaan onder innovatieve energiebesparende maatregel: een energiebesparende maatregel die gebruikmaakt van een vernieuwende en weinig gebruikte technologie die een katalyserende rol kan spelen in de transitie naar een onafhankelijkheid van fossiele brandstoffen.
De score die wordt bepaald conform het derde lid, wordt verhoogd met tien basispunten als de aanvrager aantoont dat het gebouw waarop het voorstel van leningproject betrekking heeft, uiterlijk zes maanden na de oplevering zal voldoen aan de richtnormen, vermeld in de bijlage van het Binnenmilieubesluit van 11 juni 2004.
§ 2. Het Fonds beslist over de aanvraag van de financieringstoezegging en de samenstelling van het leningproject. Het kan de aangevraagde financieringstoezegging goedkeuren of afwijzen of het leningproject met het akkoord van de aanvrager wijzigen op basis van de kostprijs van de energiebesparende maatregelen. De beslissing van het Fonds wordt aan de aanvrager meegedeeld uiterlijk zestig dagen nadat het dossier ontvankelijk is verklaard met een aangetekende brief, op elektronische wijze of op een andere wijze die de minister bepaalt.
De financieringstoezegging bepaalt het maximale leenbedrag voor elke energiebesparende maatregel uit het leningproject.
Art. 9/34. Het Agentschap voor Vlaamse Sociale Bescherming stelt de aanvrager een leningsovereenkomst voor, die minstens de volgende elementen bepaalt:
1° de wijze van geldopname en de documenten die daarvoor moeten worden voorgelegd;
2° de datum vanaf wanneer de lening moet worden terugbetaald;
3° de afbetalingsregeling en de verwijlinteresten die verschuldigd zijn als die niet wordt gerespecteerd.
Art. 9/35. § 1. De werken voor het leningproject worden aangevat binnen twee jaar na de financieringstoezegging en worden opgeleverd binnen drie jaar na de aanvatting van de werken.
De leidend ambtenaar van het Fonds kan bij overmacht een afwijking van de termijnen, vermeld in het eerste lid, toestaan. De aanvrager bezorgt daarvoor een omstandig gemotiveerd verzoek aan het Fonds.
§ 2. Uiterlijk negentig dagen vóór de aanvang van de werkzaamheden van het leningproject kan de aanvrager bij het Fonds een wijziging van de financieringstoezegging aanvragen als de kostprijs van de energiebesparende maatregel in het leningproject na marktconsultatie hoger blijkt dan is ingeschat in de energieprestatiediagnose.
§ 3. Uiterlijk zes maanden na de oplevering van de energiebesparende maatregelen die door de energielening worden gefinancierd, deelt de aanvrager het Fonds de effectieve kostprijs, inclusief niet-aftrekbare btw, van de maatregelen mee aan de hand van een gedetailleerde eindafrekening.
Hoofdstuk 2/5. Staatssteunbepalingen
Art. 9/36. Als de aanvrager een onderneming is, wordt de volgende steun verleend met toepassing van artikel 36bis, 38bis en 41 van de algemene groepsvrijstellingsverordening:
1° de steun aan een langetermijnproject uitgebreid dossier;
2° de steun aan een leningproject.
Art. 9/37. Als de aanvrager een onderneming is, voldoet die op de datum van de toekenning van de klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier of de financieringstoezegging aan al de volgende voorwaarden:
1° de aanvrager is geen onderneming in moeilijkheden als vermeld in artikel 2, punt 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;
2° ten aanzien van de aanvrager staat geen bevel tot terugvordering uit door een eerder besluit van de Commissie waarbij steun die een Belgische overheid heeft toegekend, onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard als vermeld in artikel 1, lid 4, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
Art. 9/38. § 1. De steun die krachtens dit besluit wordt verleend aan een langetermijnproject uitgebreid dossier of een leningproject, bedraagt maximaal 30% van de kostprijs, exclusief btw, van het respectieve project.
In afwijking van het eerste lid bedraagt de steun maximaal 25% van de geraamde kostprijs, exclusief btw, van het project als het renovatiemaatregelen voor de installatie of vervanging van maar één type onderdeel van een gebouw betreft als vermeld in artikel 2, lid 9, van Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen.
§ 2. De steunintensiteiten, vermeld in paragraaf 1, worden met twintig procentpunten verhoogd als de aanvrager een kleine entiteit is, en met tien procentpunten als de aanvrager een middelgrote entiteit is, in de zin van bijlage I bij de algemene groepsvrijstellingsverordening, met dien verstande dat het woord "onderneming" wordt gelezen als het woord "entiteit".
De steunintensiteiten, vermeld in paragraaf 1, worden met vijf procentpunten verhoogd als het project in een steungebied ligt dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, punt c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
De steunintensiteiten, vermeld in paragraaf 1, worden met vijftien procentpunten verhoogd als het project de energie-efficiëntie van het gebouw dat wordt gemeten in primaire energie, verbetert met ten minste 40% ten opzichte van de situatie vóór de investering.
§ 3. In afwijking van paragraaf 1 gelden andere steunintensiteiten als vermeld in het tweede lid, als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
1° de maatregel uit het project omvat de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen, uit hernieuwbare waterstof en uit hoogrenderende warmte-krachtkoppeling, met uitzondering van elektriciteit die uit hernieuwbare waterstof geproduceerd is;
2° als de maatregel uit het project elektriciteitsopslag omvat, wordt hij gecombineerd met projecten voor hernieuwbare energie en opslag achter de meter, waarbij beide elementen deel uitmaken van één investering of waarbij de opslag gekoppeld wordt aan een bestaande installatie voor de opwekking van hernieuwbare energie. De opslagcomponent haalt op jaarbasis ten minste 75% van zijn energie uit rechtstreeks aangesloten installaties voor de opwekking van hernieuwbare energie. Bij verificatie van de naleving van de drempelwaarden, vermeld in artikel 4 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, worden de investeringscomponenten opwekking en opslag als één geïntegreerd project beschouwd. Die regels zijn ook van toepassing op thermische opslag die rechtstreeks is aangesloten op een installatie voor de productie van hernieuwbare energie.
Als aan al de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, is voldaan, bedraagt de steun:
1° maximaal 45% van de kosten die in aanmerking komen, als de maatregel uit het langetermijnproject uitgebreid dossier de investering omvat in de productie van hernieuwbare energiebronnen, met inbegrip van warmtepompen die voldoen aan bijlage VII bij Richtlijn 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, hernieuwbare waterstof en hoogrenderende warmte-krachtkoppeling op basis van hernieuwbare energiebronnen;
2° maximaal 30% van de kosten die in aanmerking komen voor elke andere investering.
De steunintensiteiten, vermeld in het tweede lid, worden met twintig procentpunten verhoogd als de aanvrager een kleine entiteit is, en met tien procentpunten als de aanvrager een middelgrote entiteit is, in de zin van bijlage I bij de algemene groepsvrijstellingsverordening, met dien verstande dat het woord "onderneming" wordt gelezen als het woord "entiteit".".
Art.21. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 mei 2024, met uitzondering van artikel 1, artikel 5, 5°, artikel 12, 1°, 6° en 7°, artikel 13, artikel 15, 1°, artikel 17, 1°, artikel 18, 1°, 2° en 3°, en artikel 20, die uitwerking hebben met ingang van 1 juli 2023.
Art. 22. De Vlaamse minister, bevoegd voor de zorginfrastructuur, is belast met de uitvoering van dit besluit.