Details





Titel:

30 MAART 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het klimaatplan met betrekking tot de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-05-2018 en tekstbijwerking tot 16-06-2025)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Energieprestatiediagnose
Afdeling 1. - Voorwaarden
Art. 3, 3/1, 3/2, 4
Afdeling 2. - Procedure
Art. 5-9
HOOFDSTUK II/1. [1 - Energieprestatiecontract]1
Art. 9/1, 9/2, 9/3, 9/4, 9/5, 9/6
HOOFDSTUK II/2. [1 - Langetermijnproject]1
Art. 9/7, 9/8, 9/9, 9/9/1, 9/10, 9/11, 9/12, 9/13, 9/14, 9/15, 9/16
HOOFDSTUK II/3. [1 - Langetermijnproject uitgebreid dossier]1
Afdeling 1. [1 - Klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier]1
Art. 9/17, 9/18, 9/19
Afdeling 2. [1 - Procedure]1
Art. 9/20, 9/21, 9/22, 9/23, 9/24, 9/25, 9/26
HOOFDSTUK II/4. [1 Leningproject]1
Afdeling 1. [1 Energieleningen]1
Art. 9/27, 9/28, 9/29
Afdeling 2. [1 Procedure]1
Art. 9/30, 9/31, 9/32, 9/33, 9/34, 9/35
HOOFDSTUK II/5. [1 Staatssteunbepalingen]1
Art. 9/36, 9/37, 9/38
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 10-11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2018031934  2019014291  2019014719 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° aanvrager: rechtspersoon die erkend is of die voldoet aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden en die een aanvraag tot het verkrijgen van een investeringssubsidie [3 , financieringstoezegging]3 of investeringswaarborg indient;
  [3 1А /0 Agentschap voor Vlaamse Sociale Bescherming: het Agentschap voor Vlaamse Sociale Bescherming, opgericht bij het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming;
   1А /0/1 algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieыn steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;
   1А /0/2 energiebesparende maatregelen: maatregelen die ertoe bijdragen dat de energievraag van de voorziening volledig gedekt kan worden door hernieuwbare energie met een optimale CO2-reductie en een goed binnenmilieucomfort;]3
  [1 1° /1 energieprestatiecontract: een overeenkomst met een looptijd van minstens vijf jaar die energiebesparing als een dienst tot voorwerp heeft, waarin een geplande energiebesparing wordt vastgelegd en krachtens dewelke die jaarlijks wordt opgevolgd en gesanctioneerd;]1
  [1 1° /2 energieprestatiecontractsubsidie: een subsidie als bijdrage in de financiering van een energieprestatiecontract door de aanvrager;]1
  2° [3 energieprestatiediagnose: een potentieelscan op maat, met als focus de CO2-doelstellingen van 2030, of een potentieelaudit, met als focus klimaatneutraliteit tegen 2050, en een actieplan met mogelijke energiebesparende maatregelen met een toelichting over het besparingspotentieel ervan op vlak van energieverbruik en CO2-uitstoot, hun terugverdientijd, het binnenmilieucomfort waaronder ventilatie en hun investeringskost, opgesteld in opdracht van het Vlaams Energiebedrijf;]3
  3° Fonds: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, opgericht bij het decreet tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;
  [3 3° /0/1 financieringstoezegging: de principiыle goedkeuring van energieleningen voor een leningproject aan een aanvrager ten belope van een bepaald bedrag;
   3° /0/2 gedeelde infrastructuur: infrastructuur waarvan de aanvrager een bepaald percentage inneemt, die meerdere organisaties huisvest en desgevallend combineerbaar en multi-inzetbaar is zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 houdende het faciliteren van een multifunctionele infrastructuur van voorzieningen van het beleidsdomen Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en tot wijziging van sectorale regelgeving, wat betreft infrastructuurnormen;]3
  [1 3° /1 klimaatinvesteringssubsidie: een subsidie als bijdrage in de financiering van het langetermijnproject door de aanvrager;]1
  [2 3° /2 klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier: een subsidie als bijdrage in de financiering van het langetermijnproject uitgebreid dossier dat de aanvrager heeft ingediend;]2
  4° kortetermijnproject: de realisatie van de energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van maximaal vijf jaar, vermeld in de energieprestatiediagnose;
  [1 4° /1 langetermijnproject: de realisatie van een energiebesparende maatregel met een terugverdientijd van meer dan vijf jaar, vermeld in de energieprestatiediagnose;]1
  [2 4° /2 langetermijnproject uitgebreid dossier: de realisatie van een energiebesparende maatregel met een terugverdientijd van meer dan vijf jaar, vermeld in de energieprestatiediagnose;]2
  [3 4° /3 leningproject: de realisatie van een energiebesparende maatregel als vermeld in de energieprestatiediagnose, die is opgenomen in een financieringstoezegging;]3
  5° masterplan: globale en beschrijvende schets van alle mogelijke energiebesparende maatregelen per gebouw van een voorziening met per maatregel vermelding van de absolute en relatieve energiebesparing, de CO2-reductie, de investering, de bijhorende terugverdientijd en het jaar van de investering;
  [1 5° /1 minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid;]1
  6° onderneming: een onderneming in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
  [1 6° /1 regeling voor de-minimissteun aan ondernemingen belast met diensten van algemeen economisch belang: verordening (EU) nr. 360/2012 van de Commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (Publicatieblad van 24 april 2002, L 114, 8-13), en de latere wijzigingen ervan;]1
  [1 6° /2 terugverdientijd: het aantal jaar waarbinnen men de kostprijs, exclusief btw, van een lange termijnproject terugverdient door middel van de besparing op de energiekost. Daarbij worden voor de berekening van de kostprijs de voorhanden zijnde premies voor energiebesparende maatregelen van de Vlaamse overheid en van de elektriciteitsnetbeheerders in mindering gebracht;]1
  7° Vlaams Energiebedrijf: het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap NV Vlaams Energiebedrijf, opgericht krachtens het decreet van 15 juli 2011 houdende machtiging tot oprichting van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap NV Vlaams Energiebedrijf.
  ----------
  (1)<BVR 2018-07-20/23, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
  (2)<BVR 2019-05-17/67, art. 35, 003; Inwerkingtreding : 19-09-2019>
  (3)<BVR 2025-05-16/10, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2023>

Art.2. Het Fonds en het Vlaams Energiebedrijf sluiten een overeenkomst over de regeling van de kosten voor de uitgevoerde prestaties op grond van het besluit.

HOOFDSTUK II. - Energieprestatiediagnose
Afdeling 1. - Voorwaarden
Art.3.Binnen de beschikbare begrotingskredieten kan het Fonds een subsidie in natura onder de vorm van een energieprestatiediagnose toekennen aan aanvragers als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
  1° de aanvrager vraagt voor minstens één gebouw een energieprestatiediagnose aan;
  2° per gebouw wordt de energieprestatiediagnose uitgevoerd voor de hele bestaande infrastructuur;
  3° de aanvrager realiseert het kortetermijnproject uiterlijk drie jaar na de oplevering van de energieprestatiediagnose [2 behalve als hij naar aanleiding van de energieprestatiediagnose beslist om het gebouw uiterlijk vijf jaar na de oplevering van de energieprestatiediagnose af te breken]2;
  4° na de realisatie van het kortetermijnproject blijft de infrastructuur voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden;
  [3 4° /1 als de energieprestatiediagnose een potentieelaudit omvat, werkt de aanvrager binnen drie jaar na de oplevering van de energieprestatiediagnose een masterplan uit dat het energieverbruik monitort in het kader van een routepad naar de klimaatdoelstellingen van 2050;
   4° /2 de aanvraag wordt ingediend via het platform dat het Fonds aanwijst;]3
  5° indien de aanvrager een onderneming is, zal [1 die, met inbegrip van de energieprestatiediagnose, niet meer de-minimissteun ontvangen dan de regeling voor de-minimissteun aan ondernemingen belast met diensten van algemeen economisch belang toelaat]1.
  [3 Als het kortetermijnproject door omstandigheden buiten de wil van de aanvrager om niet tijdig kan worden opgeleverd, kan de leidend ambtenaar van het Fonds de aanvrager twee jaar uitstel geven op de termijn. De aanvrager bezorgt daarvoor een omstandig gemotiveerd verzoek aan het Fonds.]3
  [3 Als het kortetermijnproject door de uitvoering van een langetermijnproject, een langetermijnproject uitgebreid dossier of een leningproject, door de instap in een energieprestatiecontract of door de vervreemding of de afbraak van het gebouw waarop de energieprestatiediagnose betrekking heeft, irrelevant is geworden of zal worden, kan de leidend ambtenaar van het Fonds de aanvrager vrijstellen van de verplichting van uitvoering. De aanvrager bezorgt daarvoor een omstandig gemotiveerd verzoek aan het Fonds.]3
  ----------
  (1)<BVR 2018-07-20/23, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
  (2)<BVR 2022-05-06/08, art. 21, 004; Inwerkingtreding : 12-08-2021>
  (3)<BVR 2025-05-16/10, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Art. 3/1. [1 De aanvrager kan per gebouw eenmalig een energieprestatiediagnose aanvragen.
   In afwijking van het eerste lid kan de aanvrager die een energieprestatiediagnose heeft aangevraagd vѓѓr 1 januari 2020, een bijkomende energieprestatiediagnose vragen als de tweede energieprestatiediagnose ten minste vijf jaar na de aanvraag van de eerste energieprestatiediagnose wordt aangevraagd en als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
   1А het kortetermijnproject uit de eerste energieprestatiediagnose is volledig uitgevoerd en elektronisch geregistreerd, met uitzondering van een eventuele vrijstelling, verleend met toepassing van artikel 3, derde lid;
   2А minstens een van de energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van langer dan vijf jaar is uitgevoerd;
   3А een masterplan is opgestart dat het energieverbruik monitort in het kader van een routepad naar de klimaatdoelstellingen van 2050;
   4А in de koppeling met de EAN-gegevens om verbruiksmonitoring te kunnen realiseren, is voorzien in het platform dat het Fonds aanwijst.
   In afwijking van het eerste lid kan de aanvrager een energieprestatiediagnose aanvragen om maatregelen die volgen uit een eerdere energieprestatiediagnose, te actualiseren of te optimaliseren als uit de marktconsultatie tot realisatie van die maatregelen blijkt dat de actualisatie of optimalisatie zich opdringt. De nieuwe energieprestatiediagnose vermeldt geen nieuwe maatregelen.
   Aanvragers die deelnemen aan het pilootproject ventilatie in woonzorgcentra, vermeld in de beslissing van de Vlaamse Regering van 17 december 2021 betreffende het Relanceplan Vlaamse Veerkracht, het inzetten op kwaliteit en good governance van woonzorgcentra en de financiering van een kwaliteitskader voor ventilatie in woonzorgcentra, komen in aanmerking voor de aanvraag van een bijkomende energieprestatiediagnose.
   Aanvragers die conform het eerste lid niet in aanmerking komen voor een energieprestatiediagnose, of die niet voldoen aan de voorwaarde, vermeld in artikel 3, eerste lid, 5А, kunnen een energieprestatiediagnose laten uitvoeren voor eigen rekening.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2025-05-16/10, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2024>


Art. 3/2. [1 Het Fonds kent alleen subsidies toe voor het percentage van de gedeelde infrastructuur dat toekomt aan de aanvragers.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2025-05-16/10, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2024>


Art.4.Indien de aanvrager een onderneming is, valt de subsidie, vermeld in artikel 2, onder de toepassing van de regeling voor de-minimissteun aan ondernemingen belast met diensten van algemeen economisch belang [1 ...]1.
  ----------
  (1)<BVR 2018-07-20/23, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>

Afdeling 2. - Procedure
Art.5. De aanvrager dient de aanvraag van een energieprestatiediagnose op elektronische wijze in bij het Vlaams Energiebedrijf.

Art.6.De aanvraag van een energieprestatiediagnose bevat:
  1° een ingevuld identificatieformulier op basis van een model dat het Vlaams Energiebedrijf ter beschikking stelt. Dat identificatieformulier bevat de volgende rubrieken:
  a) de identificatiegegevens van de aanvrager, waaronder het ondernemingsnummer uit de Kruispuntbank van Ondernemingen;
  b) de identificatiegegevens van de voorziening;
  c) de identificatiegegevens van de contactpersoon voor het dossier;
  d) de locatie van de infrastructuur: adres en kadastergegevens;
  e) het engagement om bij de realisatie van het kortetermijnproject de regelgeving omtrent overheidsopdrachten te respecteren, als die van toepassing is;
  f) het engagement om het kortetermijnproject uiterlijk drie jaar na de definitieve energieprestatiediagnose te realiseren;
  2° een kopie van de ondertekende beslissing van het bevoegde orgaan van de aanvrager met de beslissing om een energieprestatiediagnose aan te vragen;
  3° indien de aanvrager een onderneming is, een verklaring op erewoord dat die [1 , met inbegrip van de energieprestatiediagnose, niet meer de-minimissteun zal hebben ontvangen dan de regeling voor de-minimissteun aan ondernemingen belast met diensten van algemeen economisch belang toelaat]1.
  Het aanvraagformulier dat het Vlaams Energiebedrijf ter beschikking stelt, vermeldt een raming van de geldelijke waarde van energieprestatiediagnose.
  ----------
  (1)<BVR 2018-07-20/23, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>

Art.7. § 1. Het Vlaams Energiebedrijf onderzoekt of de aanvraag, vermeld in artikel 4, voldoet aan de voorwaarden.
  § 2. Het Vlaams Energiebedrijf maakt binnen zestig dagen na de ontvangst van de aanvraag een ontwerp van beslissing op en legt dat voor aan het Fonds.
  Het Vlaams Energiebedrijf houdt het dossier van de aanvraag ter beschikking van het Fonds en bezorgt dat op verzoek aan het Fonds.
  § 3. Het Fonds beslist over de toekenning van de energieprestatiediagnose. De beslissing vermeldt de geldelijke waarde van de energieprestatiediagnose.
  § 4. Het Vlaams Energiebedrijf brengt de aanvrager op de hoogte van de toekenning van de energieprestatiediagnose of van de negatieve beslissing.

Art.8. Uiterlijk zes maanden na de oplevering van de energieprestatiediagnose bezorgt de aanvrager al de volgende stukken aan het Fonds:
  1° het masterplan, dat wordt opgesteld op basis van de energieprestatiediagnose;
  2° een overzicht van de geplande werkzaamheden in het kortetermijnproject;
  3° een kopie van de ondertekende beslissing van het bevoegde orgaan van de aanvrager waarin het masterplan en de geplande werkzaamheden in het kortetermijnproject zijn goedgekeurd.
  Uiterlijk drie jaar na de oplevering van de energieprestatiediagnose bezorgt de aanvrager aan het Fonds een overzicht van de gerealiseerde werkzaamheden uit het masterplan.
  De aanvrager houdt vanaf het bevel tot aanvang van de werkzaamheden de eindafrekeningen van de uitgevoerde werkzaamheden in het kader van energiebesparende maatregelen ter beschikking van het Fonds en bezorgt die op verzoek aan het Fonds.

Art.9.Indien de aanvrager niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel [1 3]1, eerste lid, of het toezicht daarop verhindert, vordert het Fonds het bedrag, vermeld in [2 artikel 7, § 3]2, terug van de aanvrager.
  ----------
  (1)<BVR 2018-07-20/23, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
  (2)<BVR 2019-05-17/67, art. 36, 003; Inwerkingtreding : 19-09-2019>

HOOFDSTUK II/1. [1 - Energieprestatiecontract]1   ----------   (1)   Afdeling 1. - Energieprestatiecontractsubsidies
Art. 9/1. [1 Binnen de beschikbare begrotingskredieten kan het Fonds een energieprestatiecontractsubsidie toekennen aan aanvragers als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
   1° de aanvrager heeft een energieprestatiecontract gesloten dat de realisatie van een energiebesparing van ten minste 10 % tot voorwerp heeft en dat ten minste de realisatie omvat van een pakket energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van meer dan vijf jaar, vermeld in de energieprestatiediagnose;
   2° na de realisatie van de energiebesparende maatregelen die in het kader van het energieprestatiecontract worden genomen, blijft de infrastructuur voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden;
   3° als de aanvrager een onderneming is, ontvangt die, met inbegrip van de energieprestatiecontractsubsidie, niet meer de-minimissteun dan de regeling voor de-minimissteun aan ondernemingen belast met diensten van algemeen economisch belang toelaat.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-07-20/23, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>


Art. 9/2.[1 De energieprestatiecontractsubsidie bedraagt [3 25%]3 van de totale facilitatiekost, met een maximum van [3 10.000 euro]3.
   [2 In het eerste lid wordt onder facilitatiekost de kost van een facilitatiecontract verstaan. Dat facilitatiecontract is het contract om tot een aanbesteding van een energieprestatiecontract te komen.]2]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-07-20/23, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
  (2)<BVR 2019-05-17/67, art. 37, 003; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
  (3)<BVR 2025-05-16/10, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Art. 9/3. [1 Als de aanvrager een onderneming is, valt de energieprestatiecontractsubsidie, vermeld in artikel 9/1 van dit besluit, onder de toepassing van de regeling voor de-minimissteun aan ondernemingen belast met diensten van algemeen economisch belang.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-07-20/23, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>

  Afdeling 2. - Procedure

Art. 9/4. [1 Aanvragers dienen een aanvraag van een energieprestatiecontractsubsidie op elektronische wijze in bij het Fonds.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-07-20/23, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>


Art. 9/5.[1 De aanvraag van een energieprestatiecontractsubsidie bevat:
   1° een ingevuld identificatieformulier op basis van een model dat het Fonds ter beschikking stelt. Dat identificatieformulier bevat de volgende rubrieken:
   a) de identificatiegegevens van de aanvrager, waaronder het ondernemingsnummer uit de Kruispuntbank van Ondernemingen;
   b) de identificatiegegevens van de [2 voorziening]2;
   c) de identificatiegegevens van de contactpersoon voor het dossier;
   d) de locatie van het gebouw waarop het energieprestatiecontract betrekking heeft: het adres en de kadastergegevens;
   e) de EAN-nummers van de elektriciteits- en gasaansluitingen waarover het gebouw waarop het energieprestatiecontract betrekking heeft, beschikt;
   2° een kopie van de ondertekende beslissing van het bevoegde orgaan van de aanvrager met de beslissing om een energieprestatiecontractsubsidie aan te vragen;
   3° een kopie van het energieprestatiecontract;
   4° als de aanvrager een onderneming is, een verklaring op erewoord dat die, met inbegrip van de energieprestatiecontractsubsidie, niet meer de-minimissteun zal hebben ontvangen dan de regeling voor de-minimissteun aan ondernemingen belast met diensten van algemeen economisch belang toelaat.
   Door de aanvraag van een energieprestatiecontractsubsidie in te dienen, verleent de aanvrager het Fonds de toelating om het energieverbruik van het gebouw waarop het energieprestatiecontract betrekking heeft, te monitoren voor de periode die loopt van 1 januari 2015 tot 31 december 2031.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-07-20/23, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
  (2)<BVR 2019-05-17/67, art. 38, 003; Inwerkingtreding : 19-09-2019>

Art. 9/6.[1 Het Fonds onderzoekt of de aanvraag, vermeld in artikel 9/4, voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 9/1. Het Fonds kan aanvullende inlichtingen vragen aan de aanvrager.
   Het Fonds beslist over de energieprestatiecontractsubsidies. Het kan de aangevraagde energieprestatiecontractsubsidie goedkeuren, afwijzen of verminderen. De beslissing van het Fonds wordt uiterlijk zestig dagen na de ontvangst van de aanvraag, vermeld in artikel 9/4, aan de aanvrager meegedeeld met een aangetekende brief, [2 op elektronische wijze]2 of op een andere wijze die de minister bepaalt.
   Na de goedkeuring of de vermindering betaalt het Fonds de energieprestatiecontractsubsidie aan de aanvrager.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-07-20/23, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
  (2)<BVR 2019-05-17/67, art. 39, 003; Inwerkingtreding : 19-09-2019>

HOOFDSTUK II/2. [1 - Langetermijnproject]1   ----------   (1)   Afdeling 1. - Klimaatinvesteringssubsidie
Art. 9/7.[1 Binnen de beschikbare begrotingskredieten kan het Fonds een klimaatinvesteringssubsidie voor de realisatie van een langetermijnproject toekennen aan aanvragers als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
   1° het langetermijnproject creëert geen technische lock-in-effecten die toekomstige energiebesparende maatregelen op substantiële wijze hinderen;
   2° na de realisatie van het langetermijnproject blijft de infrastructuur voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden;
   3° voor de energiebesparende maatregel in het langetermijnproject worden geen investeringssubsidies als vermeld in artikel 6 van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, en geen alternatieve vorm van investeringssubsidies als vermeld in [2 artikel 7bis van het voormelde decreet]2, verleend;
  [3 3° /1 in de periode van vijftien jaar voor de aanvraag heeft de aanvrager geen klimaatinvesteringssubsidie of klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier ontvangen voor een gelijkaardige maatregel als de energiebesparende maatregel in het langetermijnproject;
   3° /2 op het moment van de aanvraag is de energieprestatiediagnose niet ouder dan 5 jaar;]3
   4° de aanvrager levert het langetermijnproject op uiterlijk vijf jaar na de goedkeuring van de klimaatinvesteringssubsidie;
   5° de aanvrager beschikt over een genotsrecht van minstens [3 vijftien]3 jaar op het langetermijnproject;
   6° als de aanvrager een onderneming is, ontvangt die, met inbegrip van de energieprestatiecontractsubsidie, niet meer de-minimissteun dan de regeling voor de-minimissteun aan ondernemingen belast met diensten van algemeen economisch belang toelaat, met inbegrip van de energieprestatiecontractsubsidie;
   7° het langetermijnproject helpt de lokale en Vlaamse broeikasgasemissiereductiedoelstellingen te realiseren waarbij de broeikasgasreducties, uitgedrukt in CO2-equivalenten, aangetoond moeten kunnen worden [3 en waarbij, als de oproep om aanvragen van een klimaatinvesteringssubsidie in te dienen werd gelanceerd na 1 april 2025, het langetermijnproject niet de installatie omvat van met fossiele brandstoffen gestookte energie-uitrusting, met inbegrip van aardgas.]3 [3 ...]3.
  [3 Langetermijnprojecten waarvoor de klimaatinvesteringssubsidies volledig of gedeeltelijk worden betaald uit het Klimaatfonds, omvatten geen maatregelen die tot doel hebben de efficiыntie van het elektriciteitsverbruik of de openbare verlichting te verbeteren.
   Het Fonds kan bijkomende voorwaarden hanteren voor de toekenning van klimaatinvesteringssubsidies als die rechtstreeks voortvloeien uit de voorwaarden waaronder de middelen die daarvoor zijn aangewend, aan het Fonds ter beschikking worden gesteld.]3
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-07-20/23, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
  (2)<BVR 2019-05-17/67, art. 40, 003; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
  (3)<BVR 2025-05-16/10, art. 5,5°, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2023>

Art. 9/8.[1 De klimaatinvesteringssubsidie wordt voorlopig bepaald op maximaal 60 % van de geraamde kostprijs, exclusief btw, van het langetermijnproject en bedraagt niet meer dan vereist is om de terugverdientijd van het langetermijnproject voor de aanvrager te herleiden tot 5 jaar.
   [2 ...]2]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-07-20/23, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
  (2)<BVR 2019-05-17/67, art. 41, 003; Inwerkingtreding : 19-09-2019>

Art. 9/9. [1 Als de aanvrager een onderneming is, valt de klimaatinvesteringssubsidie, vermeld in artikel 9/7 van dit besluit, onder de toepassing van de regeling voor de-minimissteun aan ondernemingen belast met diensten van algemeen economisch belang.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-07-20/23, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>

  Afdeling 2. - Procedure

Art. 9/9/1. [1 Als het langetermijnproject de realisatie van collectieve warmte- of energieopwekking omvat, subsidieert het Fonds binnen de beschikbare begrotingskredieten maximaal het percentage van de klimaatinvesteringssubsidie dat overeenkomt met het aandeel van de rechtspersonen binnen het collectief die erkend zijn of die voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
   1А het langetermijnproject wordt uitgevoerd op de site van de aanvrager of een van de andere rechtspersonen in het collectief die erkend zijn of die voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden;
   2А de realisatie van collectieve warmte- of energieopwekking maakt voor de andere rechtspersonen in het collectief die erkend zijn of die voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden, geen deel uit van een nieuwbouwproject;
   3А de deelnemers aan het collectief die de collectieve warmte- of energieopwekking zullen gebruiken, engageren zich om hun aandeel in die maatregel te financieren.
   Het aandeel van de klimaatinvesteringssubsidie van de rechtspersonen binnen het collectief die erkend zijn of die voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden en die geen aanvrager zijn, wordt gestort op de rekening van die rechtspersonen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2025-05-16/10, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2024>


Art. 9/10.[1 Het Fonds lanceert een oproep om aanvragen van een klimaatinvesteringssubsidie in te dienen. [2 De oproep vermeldt of de klimaatinvesteringssubsidies volledig of gedeeltelijk zullen worden betaald uit het Klimaatfonds. De oproep vermeldt eventuele bijkomende voorwaarden die het Fonds hanteert ter uitvoering van artikel 9/7, derde lid.]2
   Aanvragers dienen een aanvraag van een klimaatinvesteringssubsidie op elektronische wijze in bij het Fonds, uiterlijk op de datum die vermeld is in de oproep.]1
  [2 De aanvraag van een klimaatinvesteringssubsidie omvat geen energiemaatregelen die besteld zijn vѓѓr de oplevering van de energieprestatiediagnose.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-07-20/23, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
  (2)<BVR 2025-05-16/10, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Art. 9/11.[1 De aanvraag van een klimaatinvesteringssubsidie bevat:
   1° een ingevuld identificatieformulier op basis van een model dat het Fonds ter beschikking stelt. Dat identificatieformulier bevat de volgende rubrieken:
   a) de identificatiegegevens van de aanvrager, waaronder het ondernemingsnummer uit de Kruispuntbank van Ondernemingen;
   b) de identificatiegegevens van de [2 voorziening]2;
   c) de identificatiegegevens van de contactpersoon voor het dossier;
   d) de locatie van het langetermijnproject: het adres en de kadastergegevens;
   e) het juridische statuut van de gebouwen waarin het langetermijnproject wordt gerealiseerd;
   f) de beschikbare verwarmde vloeroppervlakte in het gebouw waarin het langetermijnproject wordt gerealiseerd;
   g) een korte beschrijving van het langetermijnproject;
   h) de EAN-nummers van de elektriciteits- en gasaansluitingen waarover het gebouw waarop het langetermijnproject betrekking heeft, beschikt;
   2° een kopie van de ondertekende beslissing van het bevoegde orgaan van de aanvrager met de beslissing om een klimaatinvesteringssubsidie aan te vragen;
   3° een korte beschrijving van de begeleidende maatregelen die naast het langetermijnproject worden genomen om te voldoen aan de voorwaarde, vermeld in artikel 9/7, 2°, van dit besluit, als die nodig zijn;
   4° een verklaring op erewoord dat voor de energiebesparende maatregelen in het langetermijnproject geen investeringssubsidies als vermeld in artikel 6 van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, en geen alternatieve vorm van investeringssubsidies als vermeld in [2 artikel 7bis van het voormelde decreet]2, worden verleend;
   5° het engagement om het langetermijnproject uiterlijk vijf jaar na de toekenning van de klimaatinvesteringssubsidie op te leveren;
  [3 5° /1 het engagement van de deelnemers aan het collectief die de collectieve warmte- of energieopwekking zullen gebruiken en die geen aanvrager zijn, om hun aandeel in de maatregel te financieren;
   5° /2 voor elke rechtspersoon binnen het collectief die erkend is of die voldoet aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden en die geen aanvrager is, een ingevuld vereenvoudigd identificatieformulier op basis van een model dat het Fonds ter beschikking stelt. Dat vereenvoudigde identificatieformulier bevat al de volgende rubrieken:
   a) de identificatiegegevens van de rechtspersoon, waaronder het ondernemingsnummer uit de Kruispuntbank van Ondernemingen;
   b) de identificatiegegevens van de voorziening;
   c) de identificatiegegevens van de contactpersoon voor het dossier;]3
   6° een verklaring op erewoord dat de aanvrager over een genotsrecht beschikt als vermeld in artikel 9/7, 5°, van dit besluit;
   7° als de aanvrager een onderneming is, een verklaring op erewoord dat die, met inbegrip van de klimaatinvesteringssubsidie, niet meer de-minimissteun zal hebben ontvangen dan de regeling voor de-minimissteun aan ondernemingen belast met diensten van algemeen economisch belang toelaat;
   8° een ingevuld projectformulier, waarvan het Fonds het model vaststelt en ter beschikking stelt. Dat formulier bevat al de volgende rubrieken:
   a) de geraamde kostprijs van het langetermijnproject;
   b) de voorziene CO2-impact van het langetermijnproject;
   c) de terugverdientijd van de energiebesparende maatregel;
   d) het jaarlijkse besparingspotentieel;
   e) de geplande start van de werkzaamheden;
   9° de jaarrekening als die niet neergelegd wordt bij de Nationale Bank;
   10° het engagement om bij de realisatie van het langetermijnproject de regelgeving over overheidsopdrachten te respecteren, als die van toepassing is.
   Door de aanvraag van een klimaatinvesteringssubsidie in te dienen, verleent de aanvrager het Fonds de toelating om het energieverbruik van het gebouw waarop het langetermijnproject betrekking heeft of zou hebben, te monitoren voor de periode die loopt van [3 1 januari 2018 tot en met 31 december 2031 in geval van een potentieelscan en van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2051 in geval van een potentieelaudit en om de monitoringdata te delen met het Fonds via een masterplan.]3]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-07-20/23, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
  (2)<BVR 2019-05-17/67, art. 42, 003; Inwerkingtreding : 19-09-2019>
  (3)<BVR 2025-05-16/10, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Art. 9/12. [1 Het Fonds onderzoekt of de aanvraag, vermeld in artikel 9/10, volledig is. Het Fonds kan aanvullende inlichtingen vragen aan de aanvrager.
   Binnen dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag stuurt het Fonds een bewijs van ontvangst naar de aanvrager, met de vermelding dat de aanvraag ontvankelijk of niet ontvankelijk is, en in voorkomend geval met de vermelding van de datum van ontvankelijkheid. De ontvankelijkheid houdt in dat de aanvraag volledig is.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-07-20/23, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>


Art. 9/13.[1 § 1. Het Fonds onderzoekt of een klimaatinvesteringssubsidie voor het langetermijnproject voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 9/7, en past binnen de beschikbare begrotingskredieten. Het Fonds kan aanvullende inlichtingen vragen aan de aanvrager. Als de totale som van aangevraagde klimaatinvesteringssubsidies hoger ligt dan de beschikbare begrotingskredieten, rangschikt het Fonds de ingediende langetermijnprojecten aan de hand van de formule die de minister bepaalt. De minister houdt daarbij rekening met de CO2-reductie van het langetermijnproject, de CO2-reductie van het langetermijnpakket, het CO2-reductiepotentieel in het gebouw en de levensduur van het langetermijnproject.
   In dit artikel wordt verstaan onder:
   1° CO2-reductie van het langetermijnproject: de CO2-reductie van het langetermijnproject, vermeld in de energieprestatiediagnose;
   2° CO2-reductie van het langetermijnpakket: de CO2-reductie van alle langetermijnprojecten waarvoor de aanvrager binnen dezelfde oproep een aanvraag van een klimaatinvesteringssubsidie indient;
   3° CO2-reductiepotentieel in het gebouw: het totale potentieel aan CO2-reducties in het gebouw, zoals vermeld in de energieprestatiediagnose;
   4° levensduur van het langetermijnproject: de levensduur van het langetermijnproject, uitgedrukt in jaren, die voor maatregelen met betrekking tot de gebouwschil geacht wordt 35 jaar te bedragen, en voor maatregelen met betrekking tot installaties geacht wordt 15 jaar te bedragen.
   § 2. Het Fonds beslist over de klimaatinvesteringssubsidie [3 , na advies te hebben ingewonnen van de Inspectie van Financiën]3. Het kan de aangevraagde klimaatinvesteringssubsidie goedkeuren, afwijzen of, met akkoord van de aanvrager in kwestie, verminderen. De beslissing van het Fonds wordt aan de aanvrager meegedeeld uiterlijk zestig dagen na de uiterste indieningsdatum, met een aangetekende brief, [2 op elektronische wijze]2 of op een andere wijze die de minister bepaalt.]1
  [3 § 3. Uiterlijk negentig dagen voor de aanvang van de werkzaamheden van het langetermijnproject kan de aanvrager bij het Fonds een wijziging van de klimaatinvesteringssubsidie aanvragen als de kostprijs van de energiebesparende maatregel in het langetermijnproject na marktconsultatie minstens 15% hoger blijkt dan is ingeschat in de energieprestatiediagnose.]3
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-07-20/23, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
  (2)<BVR 2019-05-17/67, art. 43, 003; Inwerkingtreding : 19-09-2019>
  (3)<BVR 2025-05-16/10, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Art. 9/14.[1 § 1. Na de ontvangst van de eerste factuur van de aannemer kan de aanvrager de betaling van de eerste schijf van de klimaatinvesteringssubsidie aanvragen bij het Fonds.
   [3 ...]3. Bij zijn aanvraag voegt hij een scan van de eerste factuur en vermeldt hij de startdatum van de werken.
   Na goedkeuring betaalt het Fonds 50 % van de geraamde klimaatinvesteringssubsidie.
   § 2. Na de eindafrekening kan de aanvrager de betaling van de tweede schijf van de [4 klimaatinvesteringssubsidie]4 aanvragen bij het Fonds. De uitbetaalde klimaatinvesteringssubsidie mag niet meer bedragen dan 60 % van de werkelijke kostprijs, exclusief btw, van het langetermijnproject en bedraagt niet meer dan vereist is om de terugverdientijd van het langetermijnproject voor de aanvrager te herleiden tot 5 jaar.
   [2 ...]2
   [5 ...]5. Bij zijn aanvraag voegt hij een scan van de eindafrekening, die de totale kostprijs van het langetermijnproject vermeldt, en vermeldt hij de einddatum van de werken.
   Het Fonds gaat na of voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 9/7, en betaalt de tweede schijf van de klimaatinvesteringssubsidie.]1
  [6 De aanvrager vraagt de betaling van de tweede schijf uiterlijk zeven jaar na de toekenning van de klimaatinvesteringssubsidie. De leidend ambtenaar van het Fonds kan bij overmacht een afwijking van die termijn toestaan.]6
  [6 § 3. Als een ingediende factuur op naam staat van een andere partij dan de aanvrager, voegt die het bewijs toe dat die partij de factuur voor de aanvrager heeft betaald.]6
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-07-20/23, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
  (2)<BVR 2019-05-17/67, art. 44,3°, 003; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
  (3)<BVR 2019-05-17/67, art. 44,1°, 003; Inwerkingtreding : 19-09-2019>
  (4)<BVR 2019-05-17/67, art. 44,2°, 003; Inwerkingtreding : 19-09-2019>
  (5)<BVR 2019-05-17/67, art. 44,4°, 003; Inwerkingtreding : 19-09-2019>
  (6)<BVR 2025-05-16/10, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Art. 9/15. [1 Tijdens de werkzaamheden en tot de oplevering van het langetermijnproject houdt de aanvrager de volgende stukken ter beschikking en bezorgt die op verzoek aan het Fonds:
   1° een overzicht van de uitgevoerde en geplande werkzaamheden;
   2° de planning van de oplevering van het langetermijnproject;
   3° een overzicht van de aanbestedingen dat is opgemaakt op basis van een model dat het Fonds ter beschikking stelt;
   4° als de regelgeving over overheidsopdrachten van toepassing is, het gunningsdossier per aanbesteding, dat bestaat uit:
   a) de bestekken;
   b) het proces-verbaal van de opening van de inschrijvingen;
   c) alle biedingen;
   d) de verslagen van de controle van de biedingen;
   e) de door de aanvrager gemotiveerde keuze van aannemer of leverancier;
   f) het proces-verbaal van voorlopige of definitieve oplevering;
   g) de door de aannemer bezorgde facturen, vorderingsstaten en eindstaat;
   5° als de regelgeving over overheidsopdrachten niet van toepassing is, de stukken, vermeld in punt 4°, a), f) en g).
   Vanaf de oplevering van het langetermijnproject houdt de aanvrager de volgende stukken ter beschikking en bezorgt die op verzoek aan het Fonds:
   1° het stuk waaruit blijkt dat de aanvrager over een genotsrecht beschikt als vermeld in artikel 9/7, 5°. Als een authentieke akte vereist is conform het gemeen recht, betreft het een authentieke akte, anders betreft het een geregistreerde onderhandse akte;
   2° als de regelgeving over overheidsopdrachten van toepassing is, het gunningsdossier per aanbesteding, dat bestaat uit al de volgende elementen:
   a) de bestekken;
   b) het proces-verbaal van de opening van de inschrijvingen;
   c) alle biedingen;
   d) de verslagen van de controle van de biedingen;
   e) de door de aanvrager gemotiveerde keuze van aannemer of leverancier;
   f) het proces-verbaal van voorlopige of definitieve oplevering;
   g) de door de aannemer bezorgde facturen, vorderingsstaten en eindstaat;
   3° als de regelgeving over overheidsopdrachten niet van toepassing is, de stukken, vermeld in punt 2°, a), f) en g).]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-07-20/23, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>


Art. 9/16.[1 Als het langetermijnproject door omstandigheden buiten de wil van de aanvrager om, niet tijdig kan worden opgeleverd, kan het Fonds twee jaar uitstel geven op de termijn, vermeld in artikel 9/7, 4°. De aanvrager bezorgt daarover een omstandig gemotiveerd verzoek aan het Fonds.]1
  [2 Als het genotsrecht, vermeld in artikel 9/7, eerste lid, 5А, vroegtijdig wordt afgebroken, betaalt de aanvrager de klimaatinvesteringssubsidies naar evenredigheid terug.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-07-20/23, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
  (2)<BVR 2025-05-16/10, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

HOOFDSTUK II/3. [1 - Langetermijnproject uitgebreid dossier]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 - Klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier]1   ----------   (1)
Art. 9/17.[1 Binnen de beschikbare begrotingskredieten kan het Fonds een klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier voor de realisatie van een langetermijnproject uitgebreid dossier toekennen aan aanvragers als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
   1° het langetermijnproject uitgebreid dossier creëert geen technische lock-ineffecten die toekomstige energiebesparende maatregelen op substantiële wijze hinderen;
  [2 1° /1 als het langetermijnproject uitgebreid dossier de renovatie van een bestaand gebouw betreft, verbetert het de energieprestatie van het gebouw dat wordt gemeten in primaire energie, met ten minste 20% ten opzichte van de situatie vѓѓr de investering;
   1° /2 als het langetermijnproject uitgebreid dossier renovatiemaatregelen voor de installatie of vervanging van maar щщn type onderdeel van een gebouw betreft als vermeld in artikel 2, lid 9, van Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen, verbetert het de energieprestatie van het gebouw dat wordt gemeten in primaire energie, met ten minste 10% ten opzichte van de situatie vѓѓr de investering;]2
   2° na de realisatie van het langetermijnproject uitgebreid dossier blijft de infrastructuur voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden;
   3° voor de energiebesparende maatregel in het langetermijnproject uitgebreid dossier worden geen van de volgende subsidies verleend:
   a) investeringssubsidies als vermeld in artikel 6 van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;
   b) een alternatieve vorm van investeringssubsidies als vermeld in artikel 7bis van het voormelde decreet;
   c) klimaatinvesteringssubsidies als vermeld in hoofdstuk 2/2 van dit besluit;
  [2 3° /1 in de periode van vijftien jaar vѓѓr de aanvraag heeft de aanvrager geen klimaatinvesteringssubsidie of klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier ontvangen voor een gelijkaardige maatregel als de energiebesparende maatregel in het langetermijnproject uitgebreid dossier;
   3° /2 op het moment van de aanvraag is de energieprestatiediagnose niet ouder dan 5 jaar;]2
   4° de aanvrager levert het langetermijnproject op uiterlijk vijf jaar na de goedkeuring van de klimaatinvesteringssubsidie;
   5° de aanvrager beschikt over een genotsrecht van minstens [2 vijftien]2 jaar op het langetermijnproject [2 uitgebreid dossier]2;
   6° [2 ...]2;
   7° [2 ...]2;
   8° het langetermijnproject uitgebreid dossier helpt de lokale en Vlaamse broeikasgasemissiereductiedoelstellingen te realiseren, waarbij de broeikasgasreducties, uitgedrukt in CO2-equivalenten, aangetoond moeten kunnen worden [2 en waarbij het langetermijnproject uitgebreid dossier niet de installatie omvat van met fossiele brandstoffen gestookte energie-uitrusting, met inbegrip van aardgas]2;
   9° de aanvrager heeft de werkzaamheden voor het langetermijnproject uitgebreid dossier nog niet opgestart voor het Fonds over de aanvraag heeft beslist.]1
  [2 Langetermijnprojecten uitgebreid dossier waarvoor de klimaatinvesteringssubsidies uitgebreid dossier volledig of gedeeltelijk worden betaald uit het Klimaatfonds, omvatten geen maatregelen die tot doel hebben de efficiыntie van het elektriciteitsverbruik of de openbare verlichting te verbeteren.
   Het Fonds kan bijkomende voorwaarden hanteren voor de toekenning van klimaatinvesteringgsubsidies uitgebreid dossier als die rechtstreeks voortvloeien uit de voorwaarden waaronder de middelen die daarvoor worden aangewend, aan het Fonds ter beschikking worden gesteld.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2019-05-17/67, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 19-09-2019>
  (2)<BVR 2025-05-16/10, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Art. 9/18.[1 De klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier bedraagt niet meer dan vereist is om de terugverdientijd van het langetermijnproject uitgebreid dossier voor de aanvrager te herleiden tot vijf jaar en niet meer dan het steunpercentage dat wordt bepaald met toepassing van artikel 9/38.]1
  ----------
  (1)<BVR 2025-05-16/10, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2023>

Art. 9/19.[1 Als het langetermijnproject uitgebreid dossier de realisatie van collectieve warmte- of energieopwekking omvat, subsidieert het Fonds binnen de beschikbare begrotingskredieten maximaal het percentage van de klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier dat overeenkomt met het aandeel van de rechtspersonen binnen het collectief die erkend zijn of die voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
   1А het langetermijnproject uitgebreid dossier wordt uitgevoerd op de site van de aanvrager of een van de andere rechtspersonen in het collectief die erkend zijn of die voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden;
   2А de realisatie van collectieve warmte- of energieopwekking maakt voor de andere rechtspersonen in het collectief die erkend zijn of die voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden, geen deel uit van een nieuwbouwproject;
   3А de deelnemers aan het collectief die de collectieve warmte- of energieopwekking zullen gebruiken, engageren zich om hun aandeel in de maatregel te financieren.
   Het aandeel van de klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier van de rechtspersonen binnen het collectief die erkend zijn of die voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden en die geen aanvrager zijn, wordt gestort op de rekening van die rechtspersonen.]1
  ----------
  (1)<BVR 2025-05-16/10, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Afdeling 2. [1 - Procedure]1   ----------   (1)
Art. 9/20.[1 Het Fonds lanceert een oproep om aanvragen van een klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier in te dienen. [2 De oproep vermeldt of de klimaatinvesteringssubsidies uitgebreid dossier volledig of gedeeltelijk zullen worden betaald uit het Klimaatfonds. De oproep vermeldt eventuele bijkomende voorwaarden die het Fonds hanteert ter uitvoering van artikel 9/17, derde lid.]2
   Aanvragers dienen een aanvraag van een klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier op elektronische wijze in bij het Fonds, uiterlijk op de datum, vermeld in de oproep.]1
  [2 De aanvraag van een klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier omvat geen energiemaatregelen die besteld zijn vѓѓr de oplevering van de energieprestatiediagnose.
   In afwijking van het eerste en tweede lid kunnen aanvragers die een energieprestatiecontract hebben gesloten, altijd een aanvraag van een klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier op elektronische wijze indienen bij het Fonds.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2019-05-17/67, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 19-09-2019>
  (2)<BVR 2025-05-16/10, art. 15,1°, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2023>

Art. 9/21.[1 De aanvraag van een klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier bevat:
   1° een ingevuld identificatieformulier op basis van een model dat het Fonds ter beschikking stelt. Dat identificatieformulier bevat al de volgende rubrieken:
   a) de identificatiegegevens van de aanvrager, waaronder het ondernemingsnummer uit de Kruispuntbank van Ondernemingen;
   b) de identificatiegegevens van de voorziening;
   c) de identificatiegegevens van de contactpersoon voor het dossier;
   d) de locatie van het langetermijnproject uitgebreid dossier: het adres en de kadastergegevens;
   e) het juridische statuut van de gebouwen waarin het langetermijnproject uitgebreid dossier wordt gerealiseerd;
   f) de beschikbare vloeroppervlakte in het gebouw waarin het langetermijnproject uitgebreid dossier wordt gerealiseerd;
   g) de aard van de investering en een korte beschrijving van de uit te voeren werkzaamheden;
   2° een kopie van de ondertekende beslissing van het bevoegde orgaan van de aanvrager om een klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier aan te vragen;
   3° een korte beschrijving van de begeleidende maatregelen die naast het langetermijnproject uitgebreid dossier worden genomen om te voldoen aan de voorwaarde, vermeld in artikel 9/17, 2°, als die maatregelen nodig zijn;
   4° een verklaring op erewoord dat voor de energiebesparende maatregelen in het langetermijnproject uitgebreid dossier geen van de volgende subsidies wordt verleend:
   a) investeringssubsidies als vermeld in artikel 6 van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;
   b) een alternatieve vorm van investeringssubsidies als vermeld in artikel 7bis van het voormelde decreet;
   c) klimaatinvesteringssubsidies;
   5° het engagement om het langetermijnproject uitgebreid dossier uiterlijk vijf jaar na de toekenning van de klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier op te leveren;
  [2 5° /1 het engagement van de deelnemers aan het collectief die de collectieve warmte- of energieopwekking zullen gebruiken en geen aanvrager zijn, om hun aandeel in de maatregel te financieren;
   5° /2 voor elke rechtspersoon binnen het collectief die erkend is of die voldoet aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden en die geen aanvrager is, een ingevuld vereenvoudigd identificatieformulier op basis van een model dat het Fonds ter beschikking stelt. Dat vereenvoudigde identificatieformulier bevat al de volgende rubrieken:
   a) de identificatiegegevens van de rechtspersoon, waaronder het ondernemingsnummer uit de Kruispuntbank van Ondernemingen;
   b) de identificatiegegevens van de voorziening;
   c) de identificatiegegevens van de contactpersoon voor het dossier;]2
   6° een verklaring op erewoord dat de aanvrager over een genotsrecht beschikt als vermeld in artikel 9/17, 5° ;
   7° de verklaring op erewoord dat de aanvrager, als hij een onderneming is, zich niet in een situatie als vermeld in [2 artikel 9/37, 1° of 2°]2, bevindt;
   8° een ingevuld projectformulier, waarvan het Fonds het model vaststelt en ter beschikking stelt. Dat formulier bevat al de volgende rubrieken:
   a) de geraamde kostprijs van het langetermijnproject uitgebreid dossier;
   b) de voorziene CO2-impact van het langetermijnproject uitgebreid dossier;
   c) de terugverdientijd van de energiebesparende maatregel;
   d) het jaarlijkse besparingspotentieel;
   e) de geplande start van de werkzaamheden;
   f) het gevraagde steunpercentage, vermeld in artikel 9/18 [2 ...]2;
   9° in voorkomend geval een verklaring op erewoord dat de aanvrager zich in een situatie bevindt als vermeld in artikel 9/18, tweede of derde lid;
   10° de jaarrekening als die niet neergelegd wordt bij de Nationale Bank;
   11° het engagement om bij de realisatie van het langetermijnproject uitgebreid dossier de regelgeving over overheidsopdrachten te respecteren, als die van toepassing is;
  [2 12° de EAN-nummers van de elektriciteits- en gasaansluitingen waarover het gebouw beschikt waarop het langetermijnproject uitgebreid dossier betrekking heeft;]2
   Door de aanvraag van een klimaatinvesteringssubsidie in te dienen, verleent de aanvrager het Fonds de toelating om het energieverbruik van het gebouw waarop het langetermijnproject uitgebreid dossier betrekking heeft of zou hebben, te monitoren voor de periode die loopt van [2 1 januari 2018 tot en met 31 december 2031 in geval van een potentieelscan of van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2051 in geval van een potentieelaudit en om de monitoringdata te delen met het Fonds via een masterplan]2]1.
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2019-05-17/67, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 19-09-2019>
  (2)<BVR 2025-05-16/10, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Art. 9/22. [1 Het Fonds onderzoekt of de aanvraag, vermeld in artikel 9/21, volledig is. Het Fonds kan aanvullende inlichtingen vragen aan de aanvrager.
   Binnen dertig dagen na de dag waarop het Fonds de aanvraag heeft ontvangen, stuurt het Fonds een bewijs van ontvangst naar de aanvrager, met de vermelding dat de aanvraag ontvankelijk of niet ontvankelijk is, en in voorkomend geval met de vermelding van de datum van ontvankelijkheid. De ontvankelijkheid houdt in dat de aanvraag volledig is.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2019-05-17/67, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 19-09-2019>


Art. 9/23.[1 § 1. Het Fonds onderzoekt of een klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier voor het langetermijnproject uitgebreid dossier voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 9/17, en past binnen de beschikbare begrotingskredieten. Het Fonds kan aanvullende inlichtingen vragen aan de aanvrager. Als de totale som van aangevraagde klimaatinvesteringssubsidies uitgebreid dossier hoger ligt dan de beschikbare begrotingskredieten, rangschikt het Fonds de ingediende langetermijnprojecten uitgebreid dossier aan de hand van de formule die de minister bepaalt. De minister houdt daarbij rekening met al de volgende elementen:
   1° de CO2-reductie van het langetermijnproject uitgebreid dossier;
   2° de CO2-reductie van het langetermijnpakket uitgebreid dossier;
   3° het CO2-reductiepotentieel in het gebouw;
   4° de levensduur van het langetermijnproject uitgebreid dossier.
   In het eerste lid wordt verstaan onder:
   1° CO2-reductie van het langetermijnproject uitgebreid dossier: de CO2-reductie van het langetermijnproject uitgebreid dossier, vermeld in de energieprestatiediagnose;
   2° CO2-reductie van het langetermijnpakket uitgebreid dossier: de CO2-reductie van alle langetermijnprojecten uitgebreid dossier waarvoor de aanvrager binnen dezelfde oproep een aanvraag van een klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier indient;
   3° CO2-reductiepotentieel in het gebouw: het totale potentieel aan CO2-reducties in het gebouw, vermeld in de energieprestatiediagnose;
   4° levensduur van het langetermijnproject uitgebreid dossier: de levensduur van het langetermijnproject uitgebreid dossier, uitgedrukt in jaren, die voor maatregelen voor de gebouwschil geacht wordt 35 jaar te bedragen, en voor maatregelen voor installaties geacht wordt 15 jaar te bedragen.
  [2 Het Fonds waakt erover dat het aandeel van de klimaatinvesteringssubsidies uitgebreid dossier die renovatiemaatregelen voor de installatie of vervanging van maar щщn type onderdeel van een gebouw betreft als vermeld in artikel 2, lid 9, van Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen, niet meer dan 30% bedraagt van het totale budget aan klimaatinvesteringssubsidies uitgebreid dossier die het toekent.]2
   § 2. Het Fonds beslist over de klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier [2 , na advies te hebben ingewonnen van de Inspectie van Financiën]2. Het kan de aangevraagde klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier goedkeuren, afwijzen of, met het akkoord van de aanvrager in kwestie, verminderen. De beslissing van het Fonds wordt aan de aanvrager meegedeeld uiterlijk zestig dagen na de uiterste indieningsdatum, met een aangetekende brief, op elektronische wijze of op een andere wijze die de minister bepaalt.
   Na de beslissing van het Fonds kan de aanvrager de werkzaamheden voor het langetermijnproject uitgebreid dossier opstarten.]1
  [2 § 3. Uiterlijk negentig dagen voor de aanvang van de werkzaamheden van het langetermijnproject uitgebreid dossier kan de aanvrager bij het Fonds een wijziging van de klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier aanvragen als de kostprijs van de energiebesparende maatregel in het langetermijnproject uitgebreid dossier na marktconsultatie minstens 15% hoger blijkt dan is ingeschat in de energieprestatiediagnose.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2019-05-17/67, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 19-09-2019>
  (2)<BVR 2025-05-16/10, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Art. 9/24.[1 § 1. Nadat de aanvrager de eerste factuur van de aannemer heeft ontvangen, kan de aanvrager de betaling van de eerste schijf van de klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier aanvragen bij het Fonds.
   Bij de aanvraag voegt de aanvrager een scan van de eerste factuur en vermeldt hij de startdatum van de werken.
   Nadat het Fonds heeft goedgekeurd, betaalt het Fonds 50% van de geraamde klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier.
   § 2. Na de eindafrekening kan de aanvrager de betaling van de tweede schijf van de klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier aanvragen bij het Fonds. [2 De uitbetaalde klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier bedraagt niet meer dan de steunintensiteit die wordt bepaald met toepassing van artikel 9/18.]2
   [2 De aanvrager vraagt de betaling van de tweede schijf uiterlijk zeven jaar na de toekenning van de klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier. De leidend ambtenaar van het Fonds kan bij overmacht een afwijking van die termijn toestaan. De aanvrager bezorgt daarvoor een omstandig gemotiveerd verzoek aan het Fonds.]2
   [2 ...]2.
   Bij de aanvraag voegt de aanvrager een scan van de eindafrekening, die de totale kostprijs van het langetermijnproject uitgebreid dossier vermeldt, en vermeldt hij de einddatum van de werken.
   Het Fonds gaat na of voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 9/17, en betaalt de tweede schijf van de klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2019-05-17/67, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 19-09-2019>
  (2)<BVR 2025-05-16/10, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2023>

Art. 9/25. [1 Tijdens de werkzaamheden en tot de oplevering van het langetermijnproject uitgebreid dossier houdt de aanvrager de volgende stukken ter beschikking en bezorgt die op verzoek aan het Fonds:
   1° een overzicht van de uitgevoerde en geplande werkzaamheden;
   2° de planning van de oplevering van het langetermijnproject uitgebreid dossier;
   3° een overzicht van de aanbestedingen, dat is opgemaakt op basis van een model dat het Fonds ter beschikking stelt;
   4° als de regelgeving over overheidsopdrachten van toepassing is, het gunningsdossier per aanbesteding, dat bestaat uit al de volgende elementen:
   a) de bestekken;
   b) het proces-verbaal van de opening van de inschrijvingen;
   c) alle biedingen;
   d) de verslagen van de controle van de biedingen;
   e) de door de aanvrager gemotiveerde keuze van aannemer of leverancier;
   f) het proces-verbaal van voorlopige of definitieve oplevering;
   g) de facturen, de vorderingsstaten en de eindstaat die de aannemer bezorgd heeft;
   5° als de regelgeving over overheidsopdrachten niet van toepassing is, de stukken, vermeld in punt 4°, a), f) en g).
   Vanaf de oplevering van het langetermijnproject uitgebreid dossier houdt de aanvrager de volgende stukken ter beschikking en bezorgt die op verzoek aan het Fonds:
   1° het stuk waaruit blijkt dat de aanvrager over een genotsrecht beschikt als vermeld in artikel 9/17, 5°. Als een authentieke akte vereist is conform het gemeen recht, betreft het een authentieke akte, anders betreft het een geregistreerde onderhandse akte;
   2° als de regelgeving over overheidsopdrachten van toepassing is, het gunningsdossier per aanbesteding, dat bestaat uit al de volgende elementen:
   a) de bestekken;
   b) het proces-verbaal van de opening van de inschrijvingen;
   c) alle biedingen;
   d) de verslagen van de controle van de biedingen;
   e) de door de aanvrager gemotiveerde keuze van aannemer of leverancier;
   f) het proces-verbaal van voorlopige of definitieve oplevering;
   g) de facturen, de vorderingsstaten en de eindstaat die de aannemer bezorgd heeft;
   3° als de regelgeving over overheidsopdrachten niet van toepassing is, de stukken, vermeld in punt 2°, a), f) en g).]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2019-05-17/67, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 19-09-2019>


Art. 9/26.[1 Als het langetermijnproject uitgebreid dossier door omstandigheden buiten de wil van de aanvrager om niet tijdig kan worden opgeleverd, kan het Fonds twee jaar uitstel geven op de termijn, vermeld in artikel 9/17, 4°. De aanvrager bezorgt daarover een omstandig gemotiveerd verzoek aan het Fonds.]1
  [2 Als het genotsrecht, vermeld in artikel 9/17, eerste lid, 5А, vroegtijdig wordt afgebroken, betaalt de aanvrager de klimaatinvesteringssubsidies naar evenredigheid terug.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2019-05-17/67, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 19-09-2019>
  (2)<BVR 2025-05-16/10, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

HOOFDSTUK II/4. [1 Leningproject]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 Energieleningen]1   ----------   (1)
Art. 9/27. [1 Binnen de middelen die daarvoor ter beschikking staan in de beleggingsportefeuille van het Agentschap voor Vlaamse Sociale Bescherming, kan het Fonds energieleningen voor de realisatie van een leningproject toekennen aan aanvragers. Voor oproepen gelanceerd in 2023 en 2024 betreft het renteloze leningen. Voor oproepen gelanceerd in andere jaren betreft het leningen tegen minstens de OLO 10 jaar verhoogd met de marge die wordt aangerekend wanneer de Vlaamse Gemeenschap zelf leent. Deze marge wordt vastgelegd door de minister bevoegd voor het budgettair beleid. In onderling akkoord tussen de minister bevoegd voor de zorginfrastructuur en de minister bevoegd voor het budgettair beleid kan een afwijkend rentetarief worden bepaald waarbij het verschil binnen kredieten van het VIPA wordt gecompenseerd.
   Het Fonds kan energieleningen toekennen als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
   1А de aanvrager is financieel gezond;
   2А de energieprestatiediagnose is op het moment van de aanvraag niet ouder dan 5 jaar en vermeldt de energiebesparende maatregelen uit het leningproject;
   3А de aanvrager blijft tijdens de looptijd van de energieleningen voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden;
   4А na de realisatie van het leningproject blijft de infrastructuur voldoen aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden;
   5А de aanvrager beschikt tot op het moment van de volledige terugbetaling van alle energieleningen onder de financieringstoezegging over een genotsrecht op de infrastructuur waarop het leningproject betrekking heeft;
   6А het leenbedrag van elke energielening is niet hoger dan de kostprijs van de energiebesparende maatregel of maatregelen, inclusief niet-aftrekbare btw, na aftrek van eventuele premies en subsidies voor de energiebesparende maatregel of maatregelen en na aftrek van het aandeel dat door andere gesubsidieerde energieleningen wordt gedekt;
   7А de financieringstoezegging omvat ten minste 60.000 euro aan energieleningen per voorziening;
   8А het leenbedrag voor elke energielening bedraagt ten minste 10.000 euro;
   9А de aanvrager heeft de werkzaamheden voor het leningproject nog niet opgestart vѓѓr het Fonds over de aanvraag heeft beslist;
   10А het leningproject omvat geen installatie van met fossiele brandstoffen gestookte energie-uitrusting, met inbegrip van aardgas.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2025-05-16/10, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2023>


Art. 9/28. [1 § 1. Het bedrag van de financieringstoezegging stemt overeen met de optelsom van de goedgekeurde bedragen aan energieleningen voor het leningproject volgens de formule :

   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 16-06-2025, p. 53380)
   1А FT (bedrag): het bedrag in euro van de financieringstoezegging voor een voorziening;
   2А RLi: het maximale bedrag in euro aan energielening voor energiebesparende maatregelen i van de voorziening;
   3А i: de energiebesparende maatregel 1 tot n waarvoor een energielening zal worden toegestaan in de financieringstoezegging.
   § 2. Alle energieleningen in de financieringstoezegging hebben een looptijd die overeenstemt met de gewogen gemiddelde terugverdientijd van de energiebesparende maatregelen in het leenproject. De looptijd bedraagt maximaal tien jaar.
   De terugverdientijd van een energiebesparende maatregel wordt gewogen op basis van het relatieve aandeel van het bedrag van de energielening in het totale bedrag van de financieringstoezegging volgens de formule

   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 16-06-2025, p. 53380)
   1А RL1...n(looptijd): de looptijd van de leningen 1 tot n die behoren tot de financieringstoezegging, met een maximum van tien jaar;
   2А RLi: het maximale bedrag aan energielening voor energiebesparende maatregel i;
   3А FT (bedrag): het maximale bedrag financieringstoezegging per voorziening;
   4А TVTi: de terugverdientijd van energiebesparende maatregel i.
   Als de gewogen gemiddelde terugverdientijd meer dan tien jaar bedraagt, wordt de looptijd van de energieleningen beperkt tot tien jaar.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2025-05-16/10, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2023>


Art. 9/29. [1 De som van de bruto-subsidie-equivalenten van alle energieleningen die onder de financieringstoezegging worden verleend, bedraagt niet meer dan het steunpercentage dat wordt bepaald met toepassing van artikel 9/38.
   Het bruto-subsidie-equivalent van elke energielening wordt berekend aan de hand van de formule:

   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 16-06-2025, p. 53381)
   1А Ki: het uitstaande kapitaal op het einde van tijdstip i;
   2А t: de looptijd van de lening, in maanden;
   3А R: de intrestvoet op jaarbasis op basis van het referentiepercentage conform mededeling 2008/C 14/02 van de Europese Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld, aangepast met een marge in functie van het risicoprofiel en de looptijd en bepaald volgens het interne model van het Fonds.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2025-05-16/10, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2023>


Afdeling 2. [1 Procedure]1   ----------   (1)
Art. 9/30. [1 Het Fonds lanceert een oproep om aanvragen van een financieringstoezegging in te dienen.
   Aanvragers dienen een aanvraag van een financieringstoezegging op elektronische wijze in bij het Fonds uiterlijk op de datum, vermeld in de oproep.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2025-05-16/10, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2023>


Art. 9/31. [1 De aanvraag van een financieringstoezegging, vermeld in artikel 9/30, bevat al de volgende elementen:
   1А een ingevuld identificatieformulier op basis van een model dat het Fonds ter beschikking stelt. Dat identificatieformulier bevat al de volgende rubrieken:
   a) de identificatiegegevens van de aanvrager, waaronder het ondernemingsnummer uit de Kruispuntbank van Ondernemingen;
   b) de identificatiegegevens van de voorziening;
   c) de identificatiegegevens van de contactpersoon voor het dossier;
   d) de locatie van het leningproject: het adres en de kadastergegevens;
   e) het juridische statuut van de gebouwen waarin het leningproject wordt gerealiseerd;
   f) de beschikbare vloeroppervlakte in het gebouw waarin het leningproject wordt gerealiseerd;
   g) de aard van de investering en een korte beschrijving van het leningproject;
   2А een kopie van de ondertekende beslissing van het bevoegde orgaan van de aanvrager om een financieringstoezegging aan te vragen;
   3А een korte beschrijving van de begeleidende maatregelen die naast het leningproject worden genomen om te voldoen aan de voorwaarde, vermeld in artikel 9/27, tweede lid, 4А, als die maatregelen nodig zijn;
   4А de ondertekende verklaring op erewoord dat:
   a) het gevraagde bedrag van de energielening rekening houdt met de aftrek van andere energieleningen en subsidies;
   b) de aanvrager over een genotsrecht beschikt als vermeld in artikel 9/27, tweede lid, 5А ;
   c) de aanvrager, als hij een onderneming is, zich niet in een situatie als vermeld in artikel 9/37, 1А of 2А, bevindt;
   5А een ingevuld projectformulier op basis van een model dat het Fonds ter beschikking stelt. Dat formulier bevat al de volgende rubrieken:
   a) de geraamde kostprijs van de energiebesparende maatregelen;
   b) de voorziene CO2-impact van de energiebesparende maatregelen;
   c) de terugverdientijd van de energiebesparende maatregelen;
   d) het jaarlijkse besparingspotentieel;
   e) de geplande start van de werkzaamheden;
   6А de jaarrekening, als die niet neergelegd wordt bij de Nationale Bank;
   7А het engagement om bij de realisatie van het langetermijnproject uitgebreid dossier de regelgeving over overheidsopdrachten te respecteren, als die van toepassing is;
   8А de EAN-nummers van de elektriciteits- en gasaansluitingen waarover het gebouw beschikt waarop het langetermijnproject uitgebreid dossier betrekking heeft.
   Door de aanvraag van een financieringstoezegging in te dienen, verleent de aanvrager het Fonds de toelating om het energieverbruik van het gebouw waarop het leningproject betrekking heeft of zou hebben, te monitoren voor de periode die loopt van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2031 in geval van een potentieelscan, of van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2051 in geval van een potentieelaudit, en om de monitoringdata te delen met het Fonds via een masterplan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2025-05-16/10, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2023>


Art. 9/32. [1 Het Fonds onderzoekt of de aanvraag van een financieringstoezegging, vermeld in artikel 9/30, conform artikel 9/31 volledig is. Het Fonds kan aanvullende inlichtingen vragen aan de aanvrager.
   Binnen dertig dagen na de dag waarop het Fonds de aanvraag van een financieringstoezegging, vermeld in artikel 9/30, heeft ontvangen, stuurt het Fonds een bewijs van ontvangst naar de aanvrager, met de vermelding dat de aanvraag ontvankelijk of niet ontvankelijk is. Als de aanvraag ontvankelijk is, vermeldt het bewijs van ontvangst de datum van ontvankelijkheid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2025-05-16/10, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2023>


Art. 9/33. [1 § 1. Het Fonds onderzoekt of een financieringstoezegging voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 9/27, tweede lid, en past binnen de middelen die daarvoor ter beschikking staan in de beleggingsportefeuille van het Agentschap voor Vlaamse Sociale Bescherming. Het Fonds kan aanvullende inlichtingen vragen aan de aanvrager.
   De voorstellen van leningprojecten die hoger scoren op de volgende formule, krijgen voorrang: [10 x (CO2-reductie/m2/0,020 ton)] + [90 x (CO2 reductie*levensduur energiebesparende maatregel/euro energielening)/0,30;P[ton/euro)], waarbij:
   1А CO2-reductie van de energiebesparende maatregel: de CO2-reductie van de energiebesparende maatregel, vermeld in de energieprestatiediagnose waarvoor een energielening wordt aangevraagd;
   2А levensduur van de energiebesparende maatregel: de levensduur van de energiebesparende maatregel, uitgedrukt in jaren, die voor maatregelen voor de gebouwschil geacht wordt 35 jaar te bedragen, en voor maatregelen voor installaties geacht wordt 15 jaar te bedragen.
   De score die wordt bepaald conform het derde lid, wordt verhoogd met vijftien basispunten als het voorstel van leningproject innovatieve energiebesparende maatregelen omvat.
   In het vierde lid wordt verstaan onder innovatieve energiebesparende maatregel: een energiebesparende maatregel die gebruikmaakt van een vernieuwende en weinig gebruikte technologie die een katalyserende rol kan spelen in de transitie naar een onafhankelijkheid van fossiele brandstoffen.
   De score die wordt bepaald conform het derde lid, wordt verhoogd met tien basispunten als de aanvrager aantoont dat het gebouw waarop het voorstel van leningproject betrekking heeft, uiterlijk zes maanden na de oplevering zal voldoen aan de richtnormen, vermeld in de bijlage van het Binnenmilieubesluit van 11 juni 2004.
   § 2. Het Fonds beslist over de aanvraag van de financieringstoezegging en de samenstelling van het leningproject. Het kan de aangevraagde financieringstoezegging goedkeuren of afwijzen of het leningproject met het akkoord van de aanvrager wijzigen op basis van de kostprijs van de energiebesparende maatregelen. De beslissing van het Fonds wordt aan de aanvrager meegedeeld uiterlijk zestig dagen nadat het dossier ontvankelijk is verklaard met een aangetekende brief, op elektronische wijze of op een andere wijze die de minister bepaalt.
   De financieringstoezegging bepaalt het maximale leenbedrag voor elke energiebesparende maatregel uit het leningproject.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2025-05-16/10, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2023>


Art. 9/34. [1 Het Agentschap voor Vlaamse Sociale Bescherming stelt de aanvrager een leningsovereenkomst voor, die minstens de volgende elementen bepaalt:
   1А de wijze van geldopname en de documenten die daarvoor moeten worden voorgelegd;
   2А de datum vanaf wanneer de lening moet worden terugbetaald;
   3А de afbetalingsregeling en de verwijlinteresten die verschuldigd zijn als die niet wordt gerespecteerd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2025-05-16/10, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2023>


Art. 9/35. [1 § 1. De werken voor het leningproject worden aangevat binnen twee jaar na de financieringstoezegging en worden opgeleverd binnen drie jaar na de aanvatting van de werken.
   De leidend ambtenaar van het Fonds kan bij overmacht een afwijking van de termijnen, vermeld in het eerste lid, toestaan. De aanvrager bezorgt daarvoor een omstandig gemotiveerd verzoek aan het Fonds.
   § 2. Uiterlijk negentig dagen vѓѓr de aanvang van de werkzaamheden van het leningproject kan de aanvrager bij het Fonds een wijziging van de financieringstoezegging aanvragen als de kostprijs van de energiebesparende maatregel in het leningproject na marktconsultatie hoger blijkt dan is ingeschat in de energieprestatiediagnose.
   § 3. Uiterlijk zes maanden na de oplevering van de energiebesparende maatregelen die door de energielening worden gefinancierd, deelt de aanvrager het Fonds de effectieve kostprijs, inclusief niet-aftrekbare btw, van de maatregelen mee aan de hand van een gedetailleerde eindafrekening.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2025-05-16/10, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2023>


HOOFDSTUK II/5. [1 Staatssteunbepalingen]1   ----------   (1)
Art. 9/36.[1 Als de aanvrager een onderneming is, wordt de volgende steun verleend met toepassing van artikel 36bis, 38bis en 41 van de algemene groepsvrijstellingsverordening:
   1А de steun aan een langetermijnproject uitgebreid dossier;
   2А de steun aan een leningproject.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2025-05-16/10, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2023>


Art. 9/37.[1 Als de aanvrager een onderneming is, voldoet die op de datum van de toekenning van de klimaatinvesteringssubsidie uitgebreid dossier of de financieringstoezegging aan al de volgende voorwaarden:
   1А de aanvrager is geen onderneming in moeilijkheden als vermeld in artikel 2, punt 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;
   2А ten aanzien van de aanvrager staat geen bevel tot terugvordering uit door een eerder besluit van de Commissie waarbij steun die een Belgische overheid heeft toegekend, onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard als vermeld in artikel 1, lid 4, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2025-05-16/10, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2023>


Art. 9/38.[1 Ї 1. De steun die krachtens dit besluit wordt verleend aan een langetermijnproject uitgebreid dossier of een leningproject, bedraagt maximaal 30% van de kostprijs, exclusief btw, van het respectieve project.
   In afwijking van het eerste lid bedraagt de steun maximaal 25% van de geraamde kostprijs, exclusief btw, van het project als het renovatiemaatregelen voor de installatie of vervanging van maar щщn type onderdeel van een gebouw betreft als vermeld in artikel 2, lid 9, van Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen.
   Ї 2. De steunintensiteiten, vermeld in paragraaf 1, worden met twintig procentpunten verhoogd als de aanvrager een kleine entiteit is, en met tien procentpunten als de aanvrager een middelgrote entiteit is, in de zin van bijlage I bij de algemene groepsvrijstellingsverordening, met dien verstande dat het woord "onderneming" wordt gelezen als het woord "entiteit".
   De steunintensiteiten, vermeld in paragraaf 1, worden met vijf procentpunten verhoogd als het project in een steungebied ligt dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, punt c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
   De steunintensiteiten, vermeld in paragraaf 1, worden met vijftien procentpunten verhoogd als het project de energie-efficiыntie van het gebouw dat wordt gemeten in primaire energie, verbetert met ten minste 40% ten opzichte van de situatie vѓѓr de investering.
   Ї 3. In afwijking van paragraaf 1 gelden andere steunintensiteiten als vermeld in het tweede lid, als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
   1А de maatregel uit het project omvat de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen, uit hernieuwbare waterstof en uit hoogrenderende warmte-krachtkoppeling, met uitzondering van elektriciteit die uit hernieuwbare waterstof geproduceerd is;
   2А als de maatregel uit het project elektriciteitsopslag omvat, wordt hij gecombineerd met projecten voor hernieuwbare energie en opslag achter de meter, waarbij beide elementen deel uitmaken van щщn investering of waarbij de opslag gekoppeld wordt aan een bestaande installatie voor de opwekking van hernieuwbare energie. De opslagcomponent haalt op jaarbasis ten minste 75% van zijn energie uit rechtstreeks aangesloten installaties voor de opwekking van hernieuwbare energie. Bij verificatie van de naleving van de drempelwaarden, vermeld in artikel 4 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, worden de investeringscomponenten opwekking en opslag als щщn geяntegreerd project beschouwd. Die regels zijn ook van toepassing op thermische opslag die rechtstreeks is aangesloten op een installatie voor de productie van hernieuwbare energie.
   Als aan al de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, is voldaan, bedraagt de steun:
   1А maximaal 45% van de kosten die in aanmerking komen, als de maatregel uit het langetermijnproject uitgebreid dossier de investering omvat in de productie van hernieuwbare energiebronnen, met inbegrip van warmtepompen die voldoen aan bijlage VII bij Richtlijn 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, hernieuwbare waterstof en hoogrenderende warmte-krachtkoppeling op basis van hernieuwbare energiebronnen;
   2А maximaal 30% van de kosten die in aanmerking komen voor elke andere investering.
   De steunintensiteiten, vermeld in het tweede lid, worden met twintig procentpunten verhoogd als de aanvrager een kleine entiteit is, en met tien procentpunten als de aanvrager een middelgrote entiteit is, in de zin van bijlage I bij de algemene groepsvrijstellingsverordening, met dien verstande dat het woord "onderneming" wordt gelezen als het woord "entiteit".]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2025-05-16/10, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2023>


HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art.10. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2017.

Art. 11. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.