Details





Titel:

20 DECEMBER 2024. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de inwerkingtreding van de wet van 2 juni 2024 houdende wijziging van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten, veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst en de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, tot uitvoering van sommige bepalingen van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, de veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst en tot opheffing van hoofdstuk IIIbis van het koninklijk besluit van 24 maart 2000 tot uitvoering van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definitie
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Overheden bedoeld in artikel 24, § 1, tweede lid van de wet
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Het algemene voorafgaande verzoek
Afdeling 1. - De indiening van het algemene voorafgaande verzoek om toelating tot het vragen van veiligheidsadviezen
Art. 3-6
Afdeling 2. - Ontvankelijkheid van het algemene voorafgaande verzoek om een veiligheidsverificatie
Art. 7-10
Afdeling 3. - Dreigingsanalyse
Art. 11-12
Afdeling 4. - Goedkeuring of weigering van het algemene voorafgaande verzoek om toelating tot het vragen van veiligheidsadviezen
Art. 13-15
HOOFDSTUK IV. - Het individuele verzoek
Afdeling 1. - De beheerder van de veiligheidsadviezen
Art. 16-17
Afdeling 2. - De voorafgaande toestemming om te worden onderworpen aan een veiligheidsverificatie
Art. 18-23
HOOFDSTUK V. - De aflevering van veiligheidsadviezen
Afdeling 1. - Kennisgeving van de veiligheidsadviezen afgeleverd door de Federale Politie op basis van artikel 24 van de wet
Art. 24-26
Afdeling 2. - Kennisgeving van de veiligheidsadviezen afgeleverd door de in de artikelen 25 en 26 van de wet bedoelde overheden
Art. 27-28
HOOFDSTUK VI. - Opheffingsbepaling
Art. 29
HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepaling
Art. 30
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art. 31-33
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1999021596  2024006220 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definitie
Artikel 1. Voor de toepassing van dit koninklijk besluit wordt verstaan onder "de wet": de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, de veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst.

HOOFDSTUK II. - Overheden bedoeld in artikel 24, § 1, tweede lid van de wet
Art.2. De publieke overheden bedoeld in artikel 24, § 1, tweede lid, zijn de volgende:
  * De Minister van Justitie;
  * De Minister van Binnenlandse Zaken;
  * De Minister van Defensie;
  * De provinciegouverneurs en de Hoge ambtenaar van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad of hun gedelegeerde;
  * De burgemeesters of hun gedelegeerde;
  * De gerechtelijke overheden die bevoegd zijn voor de handhaving van de orde ter terechtzittingen van de hoven en rechtbanken;
  * De Directeur-generaal van het Nationaal Crisiscentrum, of zijn gedelegeerde.

HOOFDSTUK III. - Het algemene voorafgaande verzoek
Afdeling 1. - De indiening van het algemene voorafgaande verzoek om toelating tot het vragen van veiligheidsadviezen
Art.3. Het algemene voorafgaande verzoek bedoeld in artikel 27 van de wet wordt gericht aan de Federale Politie op initiatief van de administratieve overheid bepaald in artikel 24, § 2 van de wet, via haar veiligheidsofficier.

Art.4. Dit verzoek, waarvan het model in de bijlagen 1 en 2 is bijgevoegd, moet minstens de volgende informatie bevatten:
  1° De identificatie van de betrokken activiteitensector en de bevoegde administratieve overheid, op basis van het koninklijk besluit van 8 mei 2018 tot vaststelling van de activiteitensectoren en de bevoegde administratieve overheden, of in het kader van een evenement bedoeld in artikel 24, § 1, tweede lid van de wet, de publieke overheid aangewezen door artikel 3 van huidig koninklijk besluit en de dienst belast met de operationele organisatie van het evenement;
  2° De gedetailleerde uitleg over de activiteitensector waarvoor het algemene voorafgaande verzoek wordt ingediend, met inbegrip van een beschrijving van de opdrachten en activiteiten van deze sector, of in het kader van een evenement bedoeld in artikel 24, § 1, tweede lid van de wet, de kenmerken van het evenement die het gebruik van veiligheidsverificaties rechtvaardigen;
  3° De risicoanalyse uitgevoerd voor de activiteitensector, zoals bedoeld in artikel 24, § 2, 1° van de wet of voor de toegang tot een evenement bedoeld in artikel 24, § 1, tweede lid van de wet en waarvan de inhoud wordt toegelicht in de artikelen 5 en 6;
  4° Het geschatte aantal personen dat aan een veiligheidsverificatie onderworpen zou worden;
  5° De noodzakelijke geldigheidsduur van de gevraagde veiligheidsadviezen;
  6° De eventuele analyse van het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse met betrekking tot de sector, in het kader van de wet van 1 juli 2011 betreffende de beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren;
  7° De volledige contactgegevens van de veiligheidsofficier(en) van de bevoegde administratieve overheid en van de beheerder van de veiligheidsadviezen van de betrokken publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon of, in voorkomend geval, zijn veiligheidsofficier, of in het kader van een evenement bedoeld in artikel 24, § 1, tweede lid van de wet, de volledige contactgegevens van de dienst of diensten belast met de operationele organisatie van het evenement.
  Al deze elementen samen vormen het dossier voor een algemeen voorafgaand verzoek om toelating tot het vragen van veiligheidsadviezen.

Art.5. De risicoanalyse bestaat uit het identificeren en inventariseren van de kwetsbaarheden, de risicofactoren en de bestaande beschermingsmaatregelen op basis van relevante scenario's van potentiële bedreigingen om te beoordelen of de veiligheidsverificaties noodzakelijk, passend en proportioneel zijn.
  Deze risicoanalyse is gebaseerd op de risicocategorieën die geïdentificeerd worden op basis van de belangen bedoeld in artikel 12, eerste lid van de wet, en, wat de evenementen beschreven in artikel 24, § 1, tweede lid van de wet, betreft, de potentiële bedreigingen in de zin van artikel 8, 1° van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Art.6. De risicoanalyse moet:
  1° Het volgende identificeren en beschrijven:
  a. De beroepen, functies, opdrachten of mandaten,
  b. De lokalen, gebouwen, terreinen of zones,
  c. De vergunningen, licenties of toestemmingen,
  d. In het kader van een evenement bedoeld in artikel 24, § 1, tweede lid van de wet, de verschillende categorieën personen en dienstverleners die deelnemen aan het evenement;
  2° De bestaande risicocategorie(ën) en de gevolgen voor de fundamentele belangen van de Belgische Staat nauwkeurig omschrijven en identificeren;
  3° Alle bestaande veiligheidsmaatregelen omschrijven in volgorde van prioriteit en de beperkingen van deze maatregelen die veiligheidsverificaties absoluut noodzakelijk maken.

Afdeling 2. - Ontvankelijkheid van het algemene voorafgaande verzoek om een veiligheidsverificatie
Art.7. De Federale Politie beschikt over een termijn van 30 dagen om te controleren of het verzoek volledig en ontvankelijk is.

Art.8. Indien het verzoek onvolledig is, deelt de Federale Politie, via haar veiligheidsofficier aan de bevoegde administratieve overheid die het verzoek heeft ingediend, de lijst mee van de ontbrekende elementen en de bijkomende informatie die nuttig is voor de analyse van het verzoek. Dit verzoek schort de in artikel 7 bedoelde termijn op.
  Deze bevoegde administratieve overheid beschikt dan over een termijn van 15 dagen om de ontbrekende elementen en de door de Federale Politie gevraagde bijkomende informatie te bezorgen.
  Indien de ontbrekende elementen na deze termijn niet aan de Federale Politie zijn overgemaakt, wordt het algemene voorafgaande verzoek als onontvankelijk beschouwd.

Art.9. Indien het verzoek als onontvankelijk wordt beschouwd, brengt de Federale Politie, via haar veiligheidsofficier, de bevoegde administratieve overheid die het verzoek heeft ingediend op de hoogte van de redenen van de onontvankelijkheid.

Art.10. Wanneer het algemene voorafgaande verzoek als volledig en ontvankelijk wordt beschouwd, stuurt de Federale Politie, via haar veiligheidsofficier, een ontvangstbevestiging naar de bevoegde administratieve overheid die het verzoek heeft ingediend.

Afdeling 3. - Dreigingsanalyse
Art.11. Na de ontvangstbevestiging van het algemene voorafgaande verzoek laat de Federale Politie de dreiging analyseren door haar diensten, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en door het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse met betrekking tot de risico's bedoeld in artikel 8, 1°, van de organieke wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Art.12. Deze dreigingsanalyse wordt uitgevoerd binnen een termijn van 60 dagen vanaf de datum van de ontvangstbevestiging bedoeld in artikel 10.

Afdeling 4. - Goedkeuring of weigering van het algemene voorafgaande verzoek om toelating tot het vragen van veiligheidsadviezen
Art.13. Op basis van het dossier voor een algemeen voorafgaand verzoek alsook de dreigingsanalyse beslist de Federale Politie, in overleg met de diensten vermeld in artikel 27, § 2 van de wet, om dit verzoek geheel of gedeeltelijk in te willigen of te weigeren.

Art.14. De Federale Politie beschikt over een termijn van 30 dagen die ingaat na het verstrijken van de termijn van 60 dagen bedoeld in artikel 12 om haar beslissing te nemen.

Art.15. De Federale Politie deelt haar gemotiveerde beslissing mee aan de bevoegde administratieve overheid bedoeld in artikel 24, § 2, 1°, via haar veiligheidsofficier, die op zijn beurt de beslissing onmiddellijk meedeelt aan de betrokken activiteitensector.
  In het kader van een evenement bedoeld in artikel 24, § 1, tweede lid van de wet deelt de Federale Politie haar gemotiveerde beslissing mee aan de bevoegde administratieve overheid bedoeld in artikel 24, § 2, 2°, via haar veiligheidsofficier, die op zijn beurt de beslissing onmiddellijk tegelijkertijd meedeelt aan de door artikel 3 aangewezen publieke overheid alsook aan de dienst belast met de operationele organisatie van dat evenement.

HOOFDSTUK IV. - Het individuele verzoek
Afdeling 1. - De beheerder van de veiligheidsadviezen
Art.16. De beheerder van de veiligheidsadviezen is het aanspeekpunt van zijn organisatie voor de overheid die de veiligheidsadviezen aflevert en voor de bevoegde administratieve overheid bedoeld in artikel 24, § 2, 1°. Hij is in het bijzonder belast met:
  1° Het informeren van de betrokken persoon over het feit dat hij onderworpen is aan de verplichting, bedoeld in artikel 29 van de wet, om een veiligheidsverificatie te ondergaan;
  2° Het indienen van de verzoeken om veiligheidsverificaties van de leden van zijn organisatie na de relevantie ervan te hebben gecontroleerd;
  3° Het controleren van de juistheid en de volledigheid van de vereiste informatie in het toestemmingsformulier bedoeld in artikel 18 ;
  4° Het beantwoorden van elk verzoek om bijkomende informatie van de overheid die de veiligheidsadviezen aflevert;
  5° De opvolging van de veiligheidsadviezen in zijn organisatie, met inbegrip van:
  a. Het informeren van de publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon waarvoor hij werkt en de betrokken persoon over de beslissingen die de bevoegde administratieve overheid naar aanleiding van de veiligheidsverificatie heeft genomen;
  b. Het informeren van de overheid die de veiligheidsadviezen aflevert over elke verandering in verband met de personen die houder zijn van een veiligheidsadvies en die het afgeleverde veiligheidsadvies zou kunnen beïnvloeden;
  c. Het informeren van diezelfde overheid over de noodzaak om de geldigheid van een afgeleverd veiligheidsadvies te beëindigen;
  d. Het up-to-date houden van de lijst van het personeel met een geldig veiligheidsadvies en het toezicht op de vernieuwing van de individuele verzoeken.

Art.17. De publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon moet de overheid die de veiligheidsadviezen aflevert informeren over de identiteit van de beheerder van de veiligheidsadviezen die hij aanwijst en ervoor zorgen dat hij te allen tijde in het bezit is van een geldig positief veiligheidsadvies.
  Hij informeert de overheid die de veiligheidsadviezen aflevert en de veiligheidsofficier van de bevoegde administratieve overheid zo spoedig mogelijk over elke wijziging van aanwijzing van de beheerder van de veiligheidsadviezen.
  Als de publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon al een veiligheidsofficier heeft, neemt deze, overeenkomstig artikel 30 van de wet, de opdrachten van de beheerder van de veiligheidsadviezen beschreven in artikel 16 op zich.

Afdeling 2. - De voorafgaande toestemming om te worden onderworpen aan een veiligheidsverificatie
Art.18. Het in artikel 31, § 1, van de wet bedoelde model van toestemmingsformulier is als bijlage 3 en 4 bijgevoegd.

Art.19. Dit modelformulier bevat minstens:
  1° De nuttige wettelijke verwijzingen en de informatie over het beroep;
  2° De identificatie van de persoon voor wie de veiligheidsverificatie wordt gevraagd:
  a. De naam, voorna(a)m(en), geboortedatum, geboorteplaats, nationaliteit, het rijksregisternummer voor de in België ingeschreven personen, een kopie van de identiteitskaart of het paspoort voor de anderen;
  b. De contactgegevens van de betrokken persoon;
  c. De gedetailleerde beschrijving van de (het) uitgeoefende functie/beroep/opdracht/mandaat;
  d. De volledige identiteit van de werkgever, zijn postadres alsook zijn btw-identificatienummer zoals bedoeld in artikel 50 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde;
  e. De identiteit alsook het post- en elektronische adres van de beheerder van de veiligheidsadviezen of van de veiligheidsofficier;
  3° De identificatie van de overheid die de veiligheidsverificatie oplegt:
  a. De bevoegde administratieve overheid zoals bedoeld in artikel 24, § 2 van de wet, de sector of het evenement waarvoor het veiligheidsadvies wordt gevraagd en de verwijzing naar de beslissing betreffende het algemene voorafgaande verzoek bedoeld in artikel 27, § 3 van de wet;
  b. De overheid die bevoegd is om het veiligheidsadvies op te leggen, zoals bedoeld in de artikelen 25 en 26 van de wet, alsook de verwijzing naar de beslissing over de verplichting om een positief veiligheidsadvies te hebben;
  4° De rechtvaardiging van het verzoek om verificatie:
  a. De uitoefening van een beroep, functie, opdracht of mandaat, de toegang tot de lokalen, gebouwen, of terreinen of zones, het beschikken over een vergunning, licentie of toestemming of de deelname aan een evenement;
  b. In voorkomend geval de betrokken data en plaatsen;
  c. De geldigheidsduur van het gevraagde veiligheidsadvies;
  5° De formele toestemming, gedateerd en ondertekend door de betrokkene.

Art.20. Dit formulier wordt handmatig of elektronisch ingevuld en ondertekend door de persoon onderworpen aan een veiligheidsverificatie.

Art.21. De persoon die toestemming heeft gegeven voor een veiligheidsverificatie deelt zijn intrekking van de toestemming mee via het formulier waarvan het model in bijlage 5 is opgenomen.
  Na ontvangst van deze intrekking van de toestemming beëindigt de overheid die de veiligheidsadviezen aflevert, in voorkomend geval, de lopende procedure voor een veiligheidsverificatie of de geldigheid van het reeds afgeleverde veiligheidsadvies.

Art.22. Het formulier voor de intrekking van de toestemming bevat minstens de volgende informatie:
  1° De identificatie van de persoon die zijn toestemming intrekt:
  a. De na(a)m(en), voorna(a)m(en), geboortedatum, geboorteplaats, nationaliteit, rijksregisternummer voor de in België ingeschreven personen, een kopie van de identiteitskaart of het paspoort voor de anderen;
  b. De contactgegevens van de betrokken persoon;
  c. De volledige identiteit van zijn werkgever, zijn adres en zijn btw-identificatienummer zoals bedoeld in artikel 50 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde;
  2° De gegevens van de ingetrokken toestemming, namelijk : het kader waarin die toestemming werd gegeven ;
  3° De gedateerde handtekening van de persoon die zijn toestemming intrekt.

Art.23. Wanneer de persoon ten aanzien van wie een veiligheidsverificatie moet worden uitgevoerd een niet-ontvoogde minderjarige is, moet zijn of een van zijn wettelijke vertegenwoordigers de formulieren bedoeld in de artikelen 18 en 22 medeondertekenen.

HOOFDSTUK V. - De aflevering van veiligheidsadviezen
Afdeling 1. - Kennisgeving van de veiligheidsadviezen afgeleverd door de Federale Politie op basis van artikel 24 van de wet
Art.24. De Federale Politie geeft de veiligheidsofficier van de bevoegde administratieve overheid die erom heeft gevraagd kennis van de "positieve" veiligheidsadviezen en de "positieve veiligheidsadviezen met administratieve waarschuwing". De bevoegde administratieve overheid neemt de definitieve beslissing binnen een termijn van maximaal acht dagen.
  De veiligheidsofficier zendt de beslissing van zijn administratieve overheid onmiddellijk naar de beheerder van de veiligheidsadviezen of, in voorkomend geval, naar de veiligheidsofficier van de betrokken publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon of, in het kader van een evenement bedoeld in artikel 24, § 1, tweede lid van de wet, naar de veiligheidsofficier van de publieke overheid bedoeld in artikel 2 en naar de dienst bevoegd voor de operationele organisatie van het evenement, die tegelijkertijd de werkgever en de betrokkene informeert.

Art.25. § 1. De Federale Politie geeft de veiligheidsofficier van de administratieve overheid die erom heeft gevraagd kennis van de "negatieve" veiligheidsadviezen of de "positieve adviezen met individuele waarschuwing". De administratieve overheid neemt de definitieve beslissing binnen een termijn van maximaal acht dagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de motivering van het negatieve advies.
  § 2. Deze veiligheidsofficier deelt de definitieve beslissing van de administratieve overheid onmiddellijk mee aan de beheerder van de veiligheidsadviezen of, in voorkomend geval, aan de veiligheidsofficier van de betrokken publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon of, in het kader van een evenement bedoeld in artikel 24, § 1, tweede lid van de wet, aan de veiligheidsofficier van de publieke overheid bedoeld in artikel 2 en aan de dienst bevoegd voor de operationele organisatie van het evenement.
  Hij geeft tegelijkertijd de betrokken persoon kennis van het "negatieve" veiligheidsadvies of het "positieve advies met individuele waarschuwing" alsook van de definitieve beslissing van de administratieve overheid.
  § 3. In geen geval deelt de veiligheidsofficier van de betrokken administratieve overheid de redenen voor het "negatieve" advies of de inhoud van de individuele waarschuwing mee aan de beheerder van de veiligheidsadviezen of, in voorkomend geval, aan de veiligheidsofficier van de betrokken publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon of, in het kader van een evenement bedoeld in artikel 24, § 1, tweede lid van de wet, aan de veiligheidsofficier van de publieke overheid bedoeld in artikel 2, aan de dienst bevoegd voor de operationele organisatie van het evenement of aan de werkgever.

Art.26. In het geval bepaald in artikel 38, § 2 van de wet geeft de overheid die de veiligheidsadviezen aflevert een nieuw veiligheidsadvies en geeft ze hiervan kennis volgens de modaliteiten opgenomen in de artikelen 24 en 25.

Afdeling 2. - Kennisgeving van de veiligheidsadviezen afgeleverd door de in de artikelen 25 en 26 van de wet bedoelde overheden
Art.27. De in de artikelen 25 en 26 van de wet bedoelde overheden geven de beheerder van de veiligheidsadviezen of, in voorkomend geval, de veiligheidsofficier van de betrokken publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon kennis van de "positieve" veiligheidsadviezen en de "positieve veiligheidsadviezen met administratieve waarschuwing".
  Deze informeert onmiddellijk de betrokken persoon.

Art.28. De in de artikelen 25 en 26 van de wet bedoelde overheden geven de beheerder van de veiligheidsadviezen of, in voorkomend geval, de veiligheidsofficier van de publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon kennis van de "negatieve" veiligheidsadviezen of de "positieve veiligheidsadviezen met individuele waarschuwing", zonder enige vermelding van de redenen voor het negatieve advies of van de inhoud van de individuele waarschuwing.
  Dezelfde autoriteiten stellen de betrokkene in kennis van de redenen voor het negatieve advies of de inhoud van de individuele waarschuwing.

HOOFDSTUK VI. - Opheffingsbepaling
Art.29. Het hoofdstuk IIIbis van het koninklijk besluit van 24 maart 2000 tot uitvoering van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen wordt opgeheven.

HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepaling
Art.30. De veiligheidsattesten en -adviezen die zijn afgeleverd vóór de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit blijven geldig voor de hun verleende geldigheidsduur.
  Om de continuïteit van de ingevoerde procedures te verzekeren, blijven de verzoeken om toelating tot het vragen van veiligheidsadviezen die zijn ingediend en gevalideerd vóór de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit geldig en moeten niet het voorwerp uitmaken van de in Hoofdstuk III beschreven procedure.

HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art.31. Op 1 februari 2025 treden in werking:
  1° de wet van 2 juni 2024 "houdende wijziging van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten, veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst en de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens";
  2° dit besluit.

Art.32. Dit koninklijk besluit wordt ook "koninklijk besluit betreffende de veiligheidsadviezen" genoemd.

Art.33. De minister bevoegd voor Justitie, de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Defensie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.


BIJLAGE.
Art. N.
  {(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 22-01-2025, p. 4948)