Details





Titel:

15 MEI 2024. - Wet houdende wijziging van het sociaal strafrecht en diverse arbeidsrechtelijke bepalingen



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Bepalingen tot wijziging van het Sociaal Strafwetboek
Art. 2-130
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector
Art. 131
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden
Art. 132
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers
Art. 133-134
HOOFDSTUK 6. - Wijziging van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie
Art. 135
HOOFDSTUK 7. - Wijziging van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen
Art. 136
HOOFDSTUK 8. - Wijzigingen van de wet van 2 juni 2010 houdende bepalingen van het sociaal strafrecht
Art. 137
HOOFDSTUK 9. - Inwerkingtreding
Art. 138
HOOFDSTUK 10. - Bevordering van de inzetbaarheid van de ontslagen werknemer bedoeld in artikel 39ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten
Art. 139-143
HOOFDSTUK 11. - Organisatie van de aannemingsketen en de hoofdelijke aansprakelijkheid voor loonschulden
Afdeling 1. - Inleidende bepaling
Art. 144
Afdeling 2. - Definities en finaliteit
Art. 145
Afdeling 3. - Toepassingsgebied
Art. 146
Afdeling 4. - Organisatie van de onderaannemingsketen
Art. 147-148
Afdeling 5. - Wijzigingen van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers
Art. 149-161
Afdeling 6. - Wijzigingen van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen
Art. 162-163
Afdeling 7. - Sancties
Onderafdeling 1. - Toezicht
Art. 164
Onderafdeling 2. - Wijzigingen van het Sociaal Strafwetboek
Art. 165-178
Afdeling 8. - Slotbepalingen
Art. 179
HOOFDSTUK 12. - Verhuisactiviteiten
Afdeling 1. - Aanwezigheidsregistratie voor verhuisactiviteiten
Onderafdeling 1. - Definities
Art. 180
Onderafdeling 2. - Toepassingsgebied
Art. 181
Onderafdeling 3. - Elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem
Art. 182
Onderafdeling 4. - Registratiegegevens en verwerking ervan
Art. 183-197
Onderafdeling 5. - Sancties
Art. 198-200
Afdeling 2. - Hoofdelijke aansprakelijkheid voor de sociale bijdragen
Art. 201-204
HOOFDSTUK 13. - Wijziging van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders
Art. 205-206
HOOFDSTUK 14. - Wijziging van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken
Art. 207-208





Uitvoeringsbesluit(en):

2024205691  2024206073 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Bepalingen tot wijziging van het Sociaal Strafwetboek
Art.2. In artikel 1 van het Sociaal Strafwetboek, vervangen door de wet van 21 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het opschrift van het artikel en in paragraaf 2 worden de woorden "Het beleid van de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude" telkens vervangen door de woorden "Het beleid van de strijd tegen de sociale fraude, de illegale arbeid, en de sociale dumping";
  2° in paragraaf 1 worden de woorden "sociale fraude en illegale arbeid "vervangen door de woorden "sociale fraude, illegale arbeid en sociale dumping".

Art.3. In boek 1, titel 1, hoofdstuk 1, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 1/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 1/1. De sociale dumping
  Onder voorbehoud van andersluidende bepalingen wordt voor de toepassing van deze titel verstaan onder "sociale dumping": een brede waaier aan opzettelijke misbruikpraktijken en de omzeiling van bestaande Europese en/of nationale wetgeving, met inbegrip van wetten en algemeen toepasselijke collectieve overeenkomsten, die oneerlijke concurrentie mogelijk maken door de arbeids- en werkingskosten op illegale wijze te minimaliseren, en resulteren in de schending van de rechten en de uitbuiting van werknemers.".

Art.4. In artikel 2 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 21 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het opschrift wordt vervangen als volgt: "Strategisch plan en operationeel actieplan voor de bestrijding van sociale fraude, illegale arbeid en sociale dumping";
  2° in het eerste lid worden de woorden "Het beleid van de strijd tegen de sociale fraude en de illegale arbeid" vervangen door de woorden "Het beleid van de strijd tegen de sociale fraude, de illegale arbeid en de sociale dumping" en de woorden "een strategisch plan voor de bestrijding van sociale fraude" worden vervangen door de woorden "een strategisch plan voor de bestrijding van sociale fraude, illegale arbeid en sociale dumping";
  3° in het derde lid wordt het woord "jaarlijks" vervangen door het woord "tweejaarlijks";
  4° het vijfde lid wordt vervangen als volgt:
  "Het operationeel actieplan wordt ter validatie voorgelegd aan het strategisch comité en ter goedkeuring voorgelegd aan het Ministerieel Comité voor de Fraudebestrijding. Het Ministerieel Comité voor de Fraudebestrijding keurt het plan ten laatste op 1 januari van de periode waarop het betrekking heeft.";
  5° het wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst zorgt elk kwartaal voor een verslag over de opbrengsten uit de strijd tegen de sociale fraude, de illegale arbeid en de sociale dumping.".

Art.5. In artikel 3 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 21 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  "1° in het tweede lid, in het derde lid en in het vierde lid, 13° en 14°, worden de woorden "sociale fraude" telkens vervangen door de woorden "de illegale arbeid, de sociale fraude en de sociale dumping";
  2° in het vierde lid, 1° en 6°, worden de woorden "de sociale fraude" vervangen door de woorden "de illegale arbeid, de sociale fraude en de sociale dumping";
  3° in het vierde lid, 3°, worden de woorden "illegale arbeid en sociale fraude" vervangen door de woorden "illegale arbeid, sociale fraude en sociale dumping";
  4° in het vierde lid, 7°, worden de woorden "de illegale arbeid en de sociale fraude" vervangen door de woorden "de sociale fraude, de illegale arbeid en de sociale dumping";"
  5° in de bepaling onder 4° wordt het woord "jaarlijks" opgeheven;
  6° in de bepaling onder 11° worden de woorden "artikel 15" vervangen door de woorden "artikel 15/1";
  7° in de Franse tekst van de bepaling onder 15° worden de woorden "et d'en assurer le suivi." vervangen door de woorden "et en assurer le suivi;";
  8° een bepaling onder 16° wordt ingevoegd, luidende:
  "16° onverminderd de bevoegdheden van de Adviesraad van het sociaal strafrecht, het verlenen van adviezen inzake de strijd tegen sociale fraude, illegale arbeid, en sociale dumping op vraag van een lid van de federale regering, een lid van één van de Gewest- of Gemeenschapsregeringen, met betrekking tot het federale en het gefedereerde beleid;";
  "9° een bepaling onder 17° en een lid worden ingevoegd, luidende:
  "17° het ontvangen, verzamelen, coördineren en verwerken van informatie, die hen rechtstreeks worden meegedeeld door burgers, ondernemingen en organisaties, met het oog op het overmaken van deze informatie aan de openbare instellingen van sociale zekerheid bedoeld in artikel 16, 8°, aan de sociaal inspecteurs van de inspectiediensten, alsook aan alle ambtenaren belast met het toezicht op een andere wetgeving of met de toepassing van een andere wetgeving, in de mate dat die inlichtingen voor laatstgenoemden noodzakelijk zijn voor de strijd tegen de illegale arbeid, de sociale fraude en de sociale dumping, of bij de uitoefening van het toezicht waarmee zij belast zijn of voor de toepassing van een andere wetgeving.
  Voor het eerste lid, 17°, zijn de volgende regels van toepassing:
  1° deze opdracht zal worden uitgevoerd in samenwerking met de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid;
  2° de directeur van de SIOD bedoeld in artikel 8 of de door hem aangewezen vertegenwoordiger, is verantwoordelijk voor de verwerking van deze gegevens;
  3° de personen die betrokken zijn bij de verwerkingen van persoonsgegevens door de SIOD, zijn de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die informatie bezorgde aan het Meldpunt voor een Eerlijke Concurrentie, evenals elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die ervan wordt verdacht een inbreuk, die het voorwerp uitmaakt van de verstrekte informatie, te hebben gepleegd;
  4° de gegevens die worden verzameld in het kader van de bovenvermelde verwerkingen, zijn de volgende:
  a) de naam, de voornaam, de hoofdverblijfplaats of de juridische vorm, de maatschappelijke benaming, en de maatschappelijke zetel, het KBO-nummer en/ of het rijksregisternummer en, bij ontstentenis ervan, het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid of een ander identificatienummer van elke persoon die ervan verdacht wordt de (mede)dader te zijn van een inbreuk;
  b) de naam, de voornaam, de hoofdverblijfplaats of de juridische vorm, de maatschappelijke benaming en de maatschappelijke zetel, het KBO-nummer en/ of het rijksregisternummer en, bij ontstentenis ervan, het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid of een ander identificatienummer van elke persoon die beschouwd wordt als burgerrechtelijk aansprakelijk voor een inbreuk;
  c) in voorkomend geval, de naam, de voornaam, de hoofdverblijfplaats, en de nationaliteit en het rijksregisternummer en, bij ontstentenis ervan, het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid of een ander identificatienummer van elke werknemer of elke persoon die betrokken is of kan zijn bij een inbreuk;
  d) de kwalificatie van de vermeende inbreuk(en);
  e) de datum en de plaats van de feiten;
  5° de gegevens die worden verzameld van de natuurlijke persoon die de klacht indient, zijn de namen, de voornamen, het rijksregisternummer, het telefoonnummer en het e-mailadres;
  6° de gegevens die het resultaat zijn van de bovenvermelde verwerkingen, kunnen worden overgemaakt aan:
  a) de openbare instellingen van sociale zekerheid, bedoeld in artikel 16, 8°;
  b) de sociaal inspecteurs van de inspectiediensten;
  c) alle ambtenaren belast met het toezicht op een andere wetgeving of met de toepassing van een andere wetgeving, in de mate dat die inlichtingen voor laatstgenoemden noodzakelijk zijn bij de uitoefening van het toezicht waarmee zij belast zijn of voor de toepassing van een andere wetgeving;
  d) de leden van de arrondissementscel zoals deze werd samengesteld overeenkomstig artikel 13 van dit wetboek;
  e) de leden van de overlegplatformen zoals deze werden samengesteld overeenkomstig artikel 15/2 of artikel 15/3 van dit Wetboek;
  7° de maximale bewaartermijn van de gegevens die het resultaat zijn van de bovenvermelde verwerkingen, is zeven jaar, vanaf de ontvangst ervan. De bewaartermijn van deze gegevens voor uitsluitend statistische doeleinden is twintig jaar.".

Art.6. In de Franse tekst van artikel 6, 6°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 21 december 2018, worden de woorden "un secrétariat" vervangen door de woorden "d'un secrétariat".

Art.7. In artikel 10 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 21 december 2018, wordt de zin "De Koning bepaalt het administratief en geldelijk statuut van de leden van de staf bedoeld in artikel 6, eerste lid, 5°." vervangen door de zin "De Koning bepaalt het administratief en geldelijk statuut van de leden van de staf bedoeld in artikel 6, eerste lid, 4° en 5°.".

Art.8. In artikel 12 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 21 december 2018, worden de afkortingen "NAR" en "ABC" respectievelijk vervangen door de woorden "Nationale Arbeidsraad" en "Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen van het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen".

Art.9. In artikel 13 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 21 december 2018, worden het derde en het vierde lid vervangen als volgt:
  "Als dit aangewezen is met het oog op een efficiëntere organisatie van het werk, kan een cel meerdere arbeidsauditoraten omvatten.
  Als dit aangewezen is met het oog op een efficiëntere organisatie van het werk, kunnen binnen een arbeidsauditoraat meerdere arrondissementscellen worden opgericht.
  In de gevallen bedoeld in de twee vorige leden, wordt om de fusie of splitsing van de arrondissementscellen gevraagd door de oorspronkelijke arrondissementscellen die dit voorstel voorleggen aan het strategisch comité dat het moet goedkeuren.".

Art.10. In artikelen 14, eerste lid, en 15/4, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 21 december 2018, worden de woorden "illegale arbeid en sociale fraude" en de woorden "de sociale fraude" vervangen door de woorden "sociale fraude, illegale arbeid, en sociale dumping".

Art.11. In boek 1, titel 1, van hetzelfde Wetboek, wordt een hoofdstuk 5 ingevoegd, met als opschrift "Het wetenschappelijk Comité van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst".

Art.12. In hoofdstuk 5 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 11, wordt een artikel 15/5 ingevoegd, luidende:
  "Art. 15/5. Het wetenschappelijk Comité
  Bij de SIOD wordt een wetenschappelijk Comité opgericht, dat samengesteld is uit leden die gespecialiseerd zijn in de materies die pertinent zijn voor de strijd tegen de sociale fraude, tegen de illegale arbeid of tegen de sociale dumping.
  Onverminderd de bevoegdheden van de Adviesraad van het sociaal strafrecht, bedoeld in artikel 96, verricht dit wetenschappelijk Comité op verzoek van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst of op eigen initiatief onderzoeken, verricht het studies, geeft het adviezen of aanbevelingen over de materies die verband houden met sociale fraude, illegale arbeid of sociale dumping, met als doel de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst te helpen studies op dit gebied uit te voeren, de te voeren acties gerichter te maken en strategieën voor te bereiden om die fenomenen te tegen te gaan.
  Dit Comité oefent zijn opdrachten in volledige onafhankelijkheid uit.
  De Koning bepaalt de samenstelling van het Wetenschappelijk Comité evenals de regels in verband met de werking ervan.
  De Koning bepaalt de onverenigbaarheden met betrekking tot de uitoefening van het beroep van de deskundigen.
  De Koning benoemt de leden van het Comité.".

Art.13. In artikel 16 van het hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 29 maart 2012 en 15 januari 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt:
  "1° sociaal inspecteurs:
  a) de ambtenaren die onder het gezag staan van de ministers tot wiens bevoegdheid de werkgelegenheid en arbeid, de sociale zekerheid, de sociale zaken en volksgezondheid, de zelfstandigen behoren of die onder het gezag staan van de openbare instellingen die ervan afhangen, en die zijn belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit Wetboek, van de wetten bedoeld in boek 2 van dit Wetboek en van de andere wetten waarvoor zij belast zijn met het toezicht op de naleving ervan, alsmede met het toezicht op de naleving van de bepalingen van de uitvoeringsbesluiten van dit Wetboek en van voormelde wetten;
  b) de personeelsleden die stagiair zijn, na afloop van het eerste trimester van de stage en na gunstig advies van hun hiërarchische overste en die onder het gezag staan van de ministers tot wiens bevoegdheid de werkgelegenheid en arbeid, de sociale zekerheid, de sociale zaken en volksgezondheid, de zelfstandigen behoren of die onder het gezag staan van de openbare instellingen die ervan afhangen, en die zijn belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit Wetboek, van de wetten bedoeld in boek 2 van dit Wetboek en van de andere wetten waarvoor zij belast zijn met het toezicht op de naleving ervan, alsmede met het toezicht op de naleving van de bepalingen van de uitvoeringsbesluiten van dit Wetboek en van voormelde wetten;
  c) de aangeduide leden van de dienst van het Ministerie van Landsverdediging die belast is met het toezicht op het welzijn op het werk en die onder het gezag staat van de minister tot wiens bevoegdheid de defensie behoort, wanneer zij toezicht uitoefenen over de wetgeving inzake het welzijn op het werk;";
  2° de bepaling onder 3°, c, wordt aangevuld met een streepje, luidende:
  "- degenen met wie een werknemer in contact komt als kandidaat voor een job.";
  3° in de bepaling onder 6° wordt het woord "natuurlijke" ingevoegd tussen het woord "een" en het woord "persoon";
  4° in de bepaling onder 7° worden de woorden ", met uitzondering van de louter administratieve of boekhoudkundige gegevens betreffende de geneeskundige behandelingen of verzorgingen" opgeheven.

Art.14. In boek 1, titel 2, hoofdstuk 2, afdeling 1, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 21/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 21/1. Onafhankelijkheid
  Onverminderd het vorderingsrecht van het openbaar ministerie en van de onderzoeksrechter, bedoeld in de artikelen 28ter, § 3, en 56, § 2, van het Wetboek van strafvordering, zijn de sociaal inspecteurs onafhankelijk in de uitoefening van hun opdrachten.".

Art.15. Artikel 23 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Indien nodig kunnen de sociaal inspecteurs een beroep doen op de politiediensten om de in het eerste lid bedoelde plaatsen te betreden.".

Art.16. Artikel 24 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende:
  " § 5. Indien nodig kunnen de sociaal inspecteurs een beroep doen op de politiediensten om een machtiging tot visitatie uit te voeren.".

Art.17. In artikel 28, § 1/1, § 2 en § 3, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "of zijn lasthebber" en de woorden "of lasthebber" telkens vervangen door de woorden ", zijn lasthebber of de zelfstandige".

Art.18. In artikel 31, § 1 en § 3, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "of lasthebbers" vervangen door de woorden ", zijn lasthebbers of de zelfstandige".

Art.19. In artikel 32 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "of lasthebbers" vervangen door de woorden ", zijn lasthebbers of de zelfstandige".

Art.20. In artikel 33 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "of lasthebbers" vervangen door de woorden ", zijn lasthebbers of de zelfstandige".

Art.21. In artikel 34 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "of lasthebbers" telkens vervangen door de woorden ", zijn lasthebbers of de zelfstandige" en de woorden "ongeacht de dragers," worden ingevoegd tussen de woorden "in welke vorm ook," en de woorden "van de informatiedragers,";
  2° in het tweede lid worden de woorden "of lasthebbers" vervangen door de woorden ", zijn lasthebbers of de zelfstandige" en de woorden "ongeacht de dragers," worden ingevoegd tussen de woorden "in de door hen gewenste vorm," en de woorden "van het geheel of een deel van voormelde gegevens".

Art.22. In artikel 35, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "of lasthebbers" vervangen door de woorden ", zijn lasthebbers of de zelfstandige".

Art.23. In artikel 39 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid van de eerste en de tweede paragrafen, worden de woorden "ongeacht de drager ervan" vervangen door de woorden "ongeacht het technisch hulpmiddel of de drager ervan.";
  2° in paragraaf 2, wordt het woord "enkel" opgeheven;
  2° in paragraaf 3, 1°, wordt de zin van het zesde streepje "- een afdruk van het beeldmateriaal of, indien dit onmogelijk is, een kopie ervan op een drager als bijlage bij het proces-verbaal, alsmede een volledige opgave van alle nodige technische specificaties om de kopie van dit beeldmateriaal te kunnen bekijken;" vervangen door de zin "- het beeldmateriaal als bijlage bij het proces-verbaal;";
  3° in paragraaf 3, 1°, wordt de zin van het zevende streepje "- wanneer er meerdere afdrukken of meerdere dragers zijn, een nummering van deze afdrukken of deze dragers, die eveneens moet voorkomen in de ermee overeenstemmende beschrijving, in het proces-verbaal, van wat op het beeldmateriaal is te zien;" vervangen door de zin "- wanneer er meerdere beelden of meerdere dragers zijn, een nummering van dit beelden of deze dragers, die eveneens moet voorkomen in de ermee overeenstemmende beschrijving, in het proces-verbaal, van wat op de beelden is te zien;";
  4° paragraaf 3, 2°, wordt opgeheven.

Art.24. In artikel 42/2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 1 april 2022, wordt het volgend opschrift ingevoegd "Bevoegdheden inzake discriminatie, in geval van daden die, zonder strafbaar te zijn, verboden zijn".

Art.25. Artikel 45 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende:
  " § 4. De sociaal inspecteurs mogen bevelen om concrete preventiemaatregelen te treffen, organisatorische maatregelen inbegrepen, die door een verzekeringsonderneming of een preventie-instituut voorgesteld zijn in een actieplan met concrete preventiemaatregelen teneinde een herhaling van arbeidsongevallen die aanleiding hebben gegeven tot de toepassing van het koninklijk besluit van 23 december 2008 tot uitvoering van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 in verband met de onevenredig verzwaarde risico's, te voorkomen, wanneer zij vaststellen dat de werkgever de in dit actieplan voorgestelde concrete preventiemaatregelen niet of slechts gedeeltelijk uitvoert, en dat hij, ingevolge deze nalatigheid, de reglementering i.v.m. het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk overtreedt.".

Art.26. Artikel 51 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "De sociaal inspecteurs met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie behouden de in artikel 21 bedoelde beoordelingsbevoegdheid wanneer ze buiten de door de rechterlijke overheid opgelegde taken optreden.".

Art.27. In de Franse tekst van artikel 54, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "de sécurité sociale" ingevoerd tussen de woorden "aux institutions publiques" en het woord "et".

Art.28. Artikel 58 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Hij die het eerste lid schendt, zelfs voor de rechtbanken, wordt gestraft met de straffen bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek.".

Art.29. In boek 1, titel 2, hoofdstuk 5, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 58/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 58/1. Het geheim van het administratief onderzoek
  Behoudens de wettelijke uitzonderingen is het administratief onderzoek geheim.
  Eenieder die beroepshalve zijn medewerking dient te verlenen aan het administratief onderzoek, is tot geheimhouding verplicht.
  Hij die dit geheim schendt, wordt gestraft met de straffen bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek.".

Art.30. In artikel 59 van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het opschrift wordt het woord "Geheimhoudingsplicht" vervangen door de woorden "Geheimhoudingsplicht in geval van een klacht of een aangifte";
  2° het wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Hij die deze geheimhoudingsplicht schendt, zelfs voor de rechtbanken, wordt gestraft met de straffen bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek.".

Art.31. In artikel 61 van hetzelfde Wetboek wordt het tweede lid vervangen als volgt:
  "Overeenkomstig artikel 14ter, tweede lid, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel bepalen de ministers, onder wiens bevoegdheid de sociaal inspecteurs vallen, de aanvullende deontologische regels van de sociaal inspecteurs, met het respect voor het deontologische kader voor de ambtenaren van het federaal administratief openbaar ambt, na advies van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, zoals bedoeld in artikel 3.".

Art.32. Artikel 65 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met twee leden, luidende:
  "Evenwel, in geval van ernstige en uitzonderlijke omstandigheden kan het openbaar ministerie, met een met redenen omklede beslissing, het tijdstip van deze mededeling uitstellen voor een eenmaal hernieuwbare termijn van ten hoogste drie maanden. Deze beslissing wordt opgenomen in het dossier.
  In geval van toepassing van het vierde lid, begint de in artikel 66 vermelde termijn van veertien dagen te lopen op de dag na die waarop de termijn van uitstel waartoe het openbaar ministerie heeft besloten afloopt.".

Art.33. Artikel 68 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt:
  "Onverminderd de rechten van de burgerlijke partij, kunnen de inbreuken vastgesteld bij proces-verbaal die bestraft worden met een sanctie van niveau 2, 3 of 4 en bedoeld in boek 2 op initiatief van het openbaar ministerie aanleiding geven tot strafvervolging voor de correctionele rechtbank, tot het verval van de strafvordering door de betaling van een geldsom bedoeld bij artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering, tot het verval van de strafvordering door de uitvoering van maatregelen en de naleving van voorwaarden bedoeld bij artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering of ten slotte ook tot de in artikel 138bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde rechtsvordering".

Art.34. Artikel 69 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt:
  " § 1. Voor de inbreuken vastgesteld bij proces-verbaal die bestraft worden met een sanctie van niveau 1 en bedoeld in boek 2, kan de bevoegde administratie, op eigen initiatief, beslissen tot het opleggen van een administratieve geldboete, een schuldigverklaring of een klassering zonder gevolg.
  § 2. Voor de inbreuken vastgesteld bij proces-verbaal die bestraft worden met een sanctie van niveau 2, 3 of 4 en bedoeld in boek 2, kan de bevoegde administratie beslissen tot het opleggen van een administratieve geldboete, een schuldigverklaring of een klassering zonder gevolg wanneer het openbaar ministerie afziet van strafvervolging van die inbreuken.".

Art.35. In artikel 71 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het tweede lid worden de woorden "De minnelijke schikking" vervangen door de woorden "Het verval van de strafvordering door de betaling van een geldsom bedoeld bij artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering" en de woorden "de bemiddeling in strafzaken bedoeld bij artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering" worden vervangen door de woorden "het verval van de strafvordering door de uitvoering van maatregelen en de naleving van voorwaarden bedoeld in artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering";
  2° in de Franse tekst van het tweede lid, worden de woorden "L'extinction de l'action publique moyennant le paiement d'une somme d'argent, la médiation pénale visée à l'article 216ter du Code d'instruction criminelle" vervangen door de woorden "L'extinction de l'action publique moyennant le paiement d'une somme d'argent, visée à l'article 216bis du Code d'instruction criminelle, l'extinction de l'action publique moyennant l'exécution de mesures et le respect des conditions visée à l'article 216ter du Code d'instruction criminelle".

Art.36. Artikel 72 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt:
  "Het openbaar ministerie bezorgt aan de bevoegde administratie een kennisgeving van:
  - zijn beslissing om al dan niet strafvervolging in te stellen;
  - zijn beslissing om het verval van de strafvordering bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering voor te stellen;
  - het mislukken van het voorstel van het verval van de strafvordering bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering;
  - het verval van de strafvordering bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering;
  - zijn beslissing om het verval van de strafvordering bedoeld in artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering voor te stellen;
  - het mislukken van het voorstel van het verval van de strafvordering bedoeld in artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering;
  - het verval van de strafvordering bedoeld in artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering;
  - of zijn beslissing om de in artikel 138bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde rechtsvordering in te stellen.
  De bevoegde administratie beslist of de administratieve procedure moet worden opgestart:
  - wanneer het openbaar ministerie afziet van het instellen van strafvervolging;
  - desgevallend in geval van het mislukken van het voorstel van het verval van de strafvordering bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering;
  - desgevallend in geval van mislukken van het voorstel van het verval van de strafvordering bedoeld in artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering;
  - desgevallend wanneer het openbaar ministerie afziet van het instellen van de in artikel 138bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde rechtsvordering;
  - of wanneer het openbaar ministerie geen beslissing heeft genomen binnen een termijn van zes maanden te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk.".

Art.37. In artikel 73 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het opschrift wordt vervangen als volgt:
  "Afschrift van het administratief onderzoek, van het aanvullend opsporingsonderzoek en van het gerechtelijk onderzoek";
  2° het eerste lid wordt vervangen als volgt:
  "Het openbaar ministerie verstuurt een afschrift van de procedurestukken van het administratief onderzoek, van het aanvullend opsporingsonderzoek en van het gerechtelijk onderzoek, desgevallend, aan de bevoegde administratie:
  - indien het afziet van het instellen van strafvervolging;
  - desgevallend in geval van het mislukken van het voorstel van het verval van de strafvordering door de betaling van een geldsom bedoeld bij artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering;
  - desgevallend in geval van het mislukken van het verval van de strafvordering door de uitvoering van maatregelen en de naleving van voorwaarden bedoeld bij artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering;
  - desgevallend wanneer het openbaar ministerie afziet van het instellen van de in artikel 138bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde rechtsvordering.
  Indien stukken binnenkomen na de gevallen bedoeld in het eerste lid, bij het openbaar ministerie, zendt het ze onverwijld door naar de bevoegde administratie.".

Art.38. Artikel 88 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "In geval van beroep tegen de beslissing van de bevoegde administratie tot oplegging van een administratieve geldboete kunnen de arbeidsgerechten op verzoek van de overtreder en onder dezelfde voorwaarden als de bevoegde administratie een langere termijn voor de betaling van de geldboete toestaan.".

Art.39. In artikel 89, tweede lid en derde lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 11 december 2016, worden de woorden "de administratie van het kadaster, registratie en domeinen" vervangen door de woorden "de administratie van de FOD Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen.".

Art.40. In artikel 93 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 7 november 2011 en 17 december 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt:
  " § 1. De inspectiedienst die het proces-verbaal opgesteld heeft, wordt ingelicht over elke beslissing over de strafvordering uit hoofde van de inbreuk op de wetgeving waarop hij toezicht uitoefent, en ontvangt een afschrift van deze beslissing.
  Deze inlichting en het afschrift worden meegedeeld binnen de maand nadat de beslissing genomen werd, naargelang van het geval, door het openbaar ministerie of door de griffier van de rechtbank van eerste aanleg of van het hof van beroep die de beslissing heeft uitgesproken.";
  2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt:
  " § 2. Elke beslissing over de strafvordering uit hoofde van een inbreuk op de bepalingen van dit Wetboek maakt ook het voorwerp uit van een inlichting aan de bevoegde administratie en zij ontvangt een afschrift van deze beslissing.
  Deze inlichting en het afschrift worden meegedeeld binnen de maand nadat de beslissing genomen werd, naar gelang van het geval, door het openbaar ministerie of door de griffier van de rechtbank van eerste aanleg of van het hof van beroep die de beslissing heeft uitgesproken.";
  3° in paragraaf 3, eerste lid, wordt het woord "175/1," ingevoegd tussen de woorden "175," en "181".

Art.41. In artikel 94, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 7 november 2011, worden de woorden ", het openbaar ministerie en de Rijksdienst voor sociale zekerheid" vervangen door de woorden "en het openbaar ministerie.".

Art.42. In artikel 95 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "de administratie van het kadaster, registratie en domeinen" vervangen door de woorden "De administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen".

Art.43. In artikel 97 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid, 4°, worden de woorden "op verzoek van de Koning" vervangen door de woorden "uit eigen beweging of op verzoek van één van de in 1° bedoelde ministers";
  2° de bestaande tekst van het eerste lid, 1° tot en met 4°, en van het tweede lid, die paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende:
  " § 2. Behalve in speciaal gemotiveerde gevallen van hoogdringendheid waarin het niet mogelijk is om te wachten op het bekomen van het advies binnen de verkorte termijn voorzien door de Koning, is elk wetsontwerp tot invoeging, schrapping of wijziging van een bepaling van het Sociaal Strafwetboek, elk in de Kamercommissie geagendeerd wetsvoorstel tot invoeging, schrapping of wijziging van een bepaling van het Sociaal Strafwetboek of elk ontwerp van uitvoeringsbesluit in verband met het sociaal strafrecht onderworpen aan het voorafgaandelijk advies van de Adviesraad. Dit advies wordt uitgebracht binnen de termijnen en volgens de voorwaarden bepaald door de Koning.";
  3° het eerste lid, 5°, wordt opgeheven;
  4° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende:
  " § 3. De Adviesraad coördineert de opstelling van het in artikel 99 bedoelde jaarverslag.".

Art.44. In artikel 100 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "artikel 15" vervangen door de woorden "artikel 15/1" en de woorden "in de procedures met betrekking tot illegale arbeid en sociale fraude" worden vervangen door de woorden "in de procedures met betrekking tot sociale fraude, illegale arbeid, en sociale dumping".

Art.45. Artikel 101 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt:
  "Art. 101. De sanctieniveaus
  De inbreuken bedoeld in Boek 2 worden bestraft met een sanctie van niveau 1, niveau 2, niveau 3 of niveau 4.
  De sanctie van niveau 1 bestaat uit een administratieve geldboete van 10 tot 100 euro.
  De sanctie van niveau 2 bestaat uit hetzij een strafrechtelijke geldboete van 50 tot 500 euro, hetzij een administratieve geldboete van 25 tot 250 euro.
  De sanctie van niveau 3 bestaat uit hetzij een strafrechtelijke geldboete van 200 tot 2.000 euro, hetzij een administratieve geldboete van 100 tot 1.000 euro.
  De sanctie van niveau 4 bestaat uit hetzij een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 7.000 euro of uit één van die straffen alleen, hetzij uit een administratieve geldboete van 300 tot 3.500 euro.".

Art.46. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 101/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 101/1. De strafrechtelijke geldboeten op rechtspersonen toepasselijk
  De strafrechtelijke geldboeten toepasselijk op inbreuken gepleegd door rechtspersonen, zijn:
  - voor niveau 4: geldboete van minimum vijfhonderd euro vermenigvuldigd met het getal van de maanden van de minimumvrijheidsstraf, doch niet lager dan de minimumgeldboete op het feit gesteld; met als maximum tweeduizend euro vermenigvuldigd met het getal van de maanden van de maximumvrijheidsstraf, doch niet lager dan het dubbele van de maximumgeldboete op het feit gesteld;
  - voor niveau 2 en 3: minimum en maximum als door het boek 2 van dit Wetboek op het feit gesteld.".

Art.47. Artikel 105 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt:
  "De administratieve geldboete kan alleen aan de overtreder worden opgelegd, zelfs indien de inbreuk is begaan door een aangestelde of een lasthebber, behalve als de overtreder kan aantonen dat hij geen fout heeft begaan, omdat hij naar zijn vermogen alle maatregelen heeft genomen om te verhinderen dat het materieel element van de inbreuk zich voordoet.
  De administratieve beslissing tot schuldigverklaring kan slechts worden genomen ten aanzien van de overtreder, zelfs indien de inbreuk is begaan door een aangestelde of een lasthebber, behalve als de overtreder kan aantonen dat hij geen fout heeft begaan, omdat hij naar zijn vermogen alle maatregelen heeft genomen om te verhinderen dat het materiële element van de inbreuk zich voordoet.".

Art.48. In artikel 106 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt:
  " § 1. Voor de inbreuken van niveau 3 en 4, en op voorwaarde dat de wet dit voorziet, kan de rechter de veroordeelde het verbod opleggen om gedurende een periode van één maand tot drie jaar, zelf of via een tussenpersoon, een onderneming of een inrichting geheel of gedeeltelijk uit te baten of bij de onderneming of inrichting waar de inbreuk is begaan onder gelijk welke hoedanigheid te worden tewerkgesteld.";
  2° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Voor de inbreuk bedoeld in artikel 235 kan de rechter enkel exploitatieverbod of een bedrijfssluiting opleggen indien de inbreuk werd begaan door de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber.".

Art.49. In artikel 107 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt:
  "Voor de inbreuken van niveau 3 en 4, en op voorwaarde dat de wet dit voorziet, kan de rechter de veroordeelde verbieden om zijn beroep rechtstreeks of onrechtstreeks en in welke hoedanigheid ook uit te oefenen, gedurende een periode van één maand tot drie jaar, als hij ernstig misbruik gemaakt heeft van zijn beroep om de inbreuk te plegen.";
  2° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Voor de inbreuk bedoeld in artikel 235 kan de rechter enkel exploitatieverbod of een bedrijfssluiting opleggen indien de inbreuk werd begaan door de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber.".

Art.50. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 107/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 107/1. De uitsluiting om deel te nemen aan overheidsopdrachten of concessies
  Voor de inbreuken van niveau 3 en 4, kan de uitsluiting van het recht in te schrijven voor overheidsopdrachten of om concessies te verkrijgen door de rechter worden uitgesproken, gedurende een periode van drie jaar tot ten hoogste vijf jaar, wanneer de dader veroordeeld werd uit hoofde van een van deze inbreuken behalve in de bij wet bepaalde gevallen.
  De duur van de in toepassing van de in het eerste lid opgelegde straf loopt vanaf de dag waarop de veroordeelde zijn straf zal uitgezeten hebben of zijn straf zal verjaard zijn, en, als hij voorwaardelijk vrijgelaten werd, vanaf de dag van zijn vrijlating voor zover deze niet herroepen werd.
  De kandidaat of de inschrijver kan het bewijs leveren dat hij maatregelen genomen heeft om zijn betrouwbaarheid aan te tonen, meer bepaald door aan te tonen dat hij in voorkomend geval een vergoeding heeft betaald tot herstel van de schade die door de strafrechtelijke inbreuk veroorzaakt werd, dat hij de feiten of de omstandigheden volledig opgehelderd heeft en actief met de met het onderzoek belaste overheden samengewerkt heeft, en dat hij concrete maatregelen genomen heeft om zijn situatie te regulariseren en om een nieuwe strafrechtelijke inbreuk te voorkomen.
  Rekening houdend met de ernst en de specifieke omstandigheden van de strafrechtelijke inbreuk, evalueert de rechter deze maatregelen vooraleer de in het eerste lid bedoelde straf uit te spreken.".

Art.51. Artikel 108 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt:
  "Bij herhaling binnen de drie jaar die volgen op een veroordeling voor een inbreuk op de bepalingen van boek 2, kan de strafrechtelijke geldboete op het dubbele van het maximum worden gebracht.
  Hoofdstuk V. van boek 1 van het Strafwetboek is niet van toepassing op de inbreuken bedoeld in boek 2.".

Art.52. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 110/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 110/1. Verzwarende factor
  Wanneer de inbreuk bestraft wordt met een sanctie van niveau 4, maakt de omstandigheid dat hij wetens en willens gepleegd werd, een verzwarende factor uit die de rechter in overweging moet nemen bij de keuze van de sanctie onder de sancties van niveau 4 en bij de keuze van de bijzondere strafsancties.".

Art.53. Artikel 111 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt:
  "In geval van herhaling binnen de drie jaar die volgen op een administratieve of gerechtelijke beslissing tot schuldigverklaring, op een administratieve beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete van niveau 1, 2, 3 of 4 of op een gerechtelijke beslissing tot veroordeling tot een sanctie van niveau 1, 2, 3 of 4, kan het bedrag van de administratieve geldboete op het dubbele van het maximum worden gebracht.
  Deze termijn van drie jaar gaat in op de dag waarop de administratieve beslissing niet meer vatbaar is voor beroep of op de dag waarop de gerechtelijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.
  De termijn wordt van de zoveelste tot de dag vóór de zoveelste berekend, vanaf de dag na de handeling of gebeurtenis die er aanleiding toe geeft.
  Deze regels zijn ook van toepassing in geval van herhaling binnen de voormelde termijn van drie jaar die volgt op een administratieve beslissing tot schuldigverklaring of tot het opleggen van een administratieve geldboete van een overheid die afhangt van de gefedereerde entiteiten, voor inbreuken van sociaal strafrecht, of op gerechtelijke beslissingen tot veroordeling of tot schuldigverklaring met betrekking tot deze inbreuken.".

Art.54. Artikel 113 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met twee leden, luidende:
  "Wanneer de bevoegde administratie vaststelt dat inbreuken die reeds het voorwerp waren van een gerechtelijke beslissing tot veroordeling tot een definitieve straf, en andere feiten die bij haar aanhangig zijn, en die, in de veronderstelling dat zij bewezen zouden zijn, aan die beslissing voorafgaan en samen met de eerste inbreuken de opeenvolgende en voortgezette uitvoering zijn van hetzelfde misdadig opzet, houdt zij voor de vaststelling van de administratieve geldboete rekening met de reeds uitgesproken straf. Indien deze haar voor een juiste bestraffing van al de inbreuken voldoende lijkt, spreekt zij zich uit over de schuldvraag en verwijst zij in haar beslissing naar de reeds uitgesproken straf. Het totaal van de administratieve geldboeten opgelegd met toepassing van dit artikel mag het maximum van de zwaarste administratieve geldboete niet te boven gaan.
  Om het bedrag van de zwaarste administratieve geldboete te bepalen, wordt het niveau van de administratieve geldboete tot bestraffing van de nieuwe inbreuk vergeleken met het niveau van de administratieve geldboete die voorzien is in het sanctieniveau waarvoor er een gerechtelijke beslissing tot veroordeling tot een definitieve straf geweest is.".

Art.55. In artikel 114 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "drie jaar" telkens vervangen door de woorden "vijf jaar".

Art.56. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 115/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 115/1 Verzwarende factor
  Wanneer de inbreuk bestraft wordt met een sanctie van niveau 4, maakt de omstandigheid dat hij wetens en willens gepleegd werd, een verzwarende factor uit die de bevoegde administratie in overweging moet nemen bij de keuze van het bedrag van de administratieve geldboete van de sanctie van niveau 4.".

Art.57. In artikel 116 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 11 november 2013, worden de volgende wijzigen meegebracht:
  1° paragraaf 1 wordt aangevuld met twee leden, luidende:
  "De bevoegde administratie mag ook besluiten dat de beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete niet of slechts gedeeltelijk zal worden ten uitvoer gelegd, voor zover aan de overtreder geen administratieve geldboete werd opgelegd door een overheid van de gefedereerde entiteiten, die hoger is dan het maximum van niveau 1 na de toepassing van de vermenigvuldiging met opdeciemen en opgelegd werd tijdens de vijf jaren die de nieuwe inbreuk voorafgaan, voor inbreuken op het sociaal strafrecht.
  Nochtans vormt een administratieve geldboete die vroeger werd opgelegd door een overheid van de gefedereerde entiteiten voor feiten die voortvloeien uit eenzelfde misdadig opzet, geen beletsel voor het verlenen van een uitstel.";
  2° paragraaf 4 wordt aangevuld met een lid, luidende;
  "Het uitstel wordt eveneens van rechtswege herroepen ingeval gedurende de proeftijd een nieuwe inbreuk begaan werd en de toepassing meebrengt van een administratieve geldboete van een hoger niveau dan de administratieve geldboete die tevoren gepaard ging met uitstel en werd opgelegd door een overheid van de gefedereerde entiteiten voor inbreuken op het sociaal strafrecht.";
  3° paragraaf 5 wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Het uitstel kan eveneens herroepen worden ingeval gedurende de proeftijd een nieuwe inbreuk is begaan die de toepassing meebrengt van een administratieve geldboete van een gelijk of lager niveau dan de administratieve geldboete die tevoren gepaard ging met uitstel en werd opgelegd door een overheid van de gefedereerde entiteit voor inbreuken op het sociaal strafrecht.";
  3° paragraaf 9 wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "De arbeidsgerechten kunnen uitstel verlenen onder dezelfde voorwaarden en volgens dezelfde nadere regels als deze die in de vorige paragrafen zijn bepaald voor de bevoegde administratie.".

Art.58. In artikel 118 van hetzelfde Wetboek, worden de woorden ", van niveau 2" vervangen door de woorden "van niveau 1" en de woorden ", zijn aangestelde of zijn lasthebber" worden opgeheven.

Art.59. In artikel 122/2, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 29 februari 2016, worden de woorden "van niveau 2" vervangen door de woorden "van niveau 3".

Art.60. In artikel 122/3 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 29 februari 2016, worden de woorden ", van niveau 2" vervangen door de woorden" van niveau 3".

Art.61. In artikel 126 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 29 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het eerste lid wordt aangevuld met de bepaling onder 6°, luidende:
  "6° de werkneemsters niet heeft ingelicht over de resultaten van de evaluatie en over de te treffen algemene maatregelen, bedoeld in de bepaling onder 1, 1°;
  2° paragraaf 2, 2°, wordt opgeheven.

Art.62. Het opschrift van afdeling 3/2 van hoofdstuk 1 van boek 2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 november 2022, wordt vervangen door wat volgt: "De melders" en in artikel 133/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 november 2022, wordt het volgende opschrift "De melders" ingevoegd.

Art.63. Artikel 136 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt:
  " § 1. Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de vader, de moeder of de voogd die, in strijd met de arbeidswet van 16 maart 1971:
  a) een kind een werkzaamheid buiten de context van zijn opvoeding of opleiding heeft doen of laten uitvoeren of vooraleer daartoe een individuele afwijking van de bevoegde ambtenaar werd verkregen;
  b) een kind een werkzaamheid heeft doen of laten uitvoeren zonder daarbij de wettelijke of door de Koning of de bevoegde ambtenaar vastgestelde regels na te leven waaraan de individuele afwijking moet beantwoorden;
  c) over de geïndividualiseerde spaarrekening op naam van het kind heeft beschikt, zowel wat de hoofdsom als de intresten betreft, behalve in de door de Koning bepaalde gevallen.
  Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken kinderen.
  § 2. Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft:
  1° de aanvrager van de individuele afwijking, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de arbeidswet van 16 maart 1971:
  a) een in § 1, 1°, a) en b), bedoelde inbreuk heeft begaan;
  b) de schriftelijke individuele afwijking op het ogenblik dat of op de plaats waar het kind de werkzaamheid uitvoert, niet heeft vertoond aan de officieren van gerechtelijke politie of aan de door de Koning aangewezen ambtenaren;
  c) het loon in geld van het kind niet heeft gestort op een geïndividualiseerde spaarrekening geopend op naam van het kind bij een financiële instelling, uiterlijk op de vierde werkdag van de maand volgend op de maand waarin de werkzaamheid door het kind werd uitgevoerd;
  d) naar aanleiding van de uitvoering van een werkzaamheid door het kind, ongebruikelijke geschenken heeft gegeven, die niet aan de leeftijd, de ontwikkeling en de vorming van het kind zijn aangepast.
  2° eenieder die, als tussenpersoon of bemiddelaar, al dan niet tegen vergoeding, voorstellen doet, rechtshandelingen verricht of reclame maakt, teneinde werkzaamheden verricht door kinderen te bevorderen of mee tot stand te helpen te brengen waarvoor geen individuele afwijking werd gevraagd.
  Voor de in het eerste lid, 1°, bedoelde inbreuken, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken kinderen.".

Art.64. In artikel 137/5 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 2023, worden de woorden" van niveau 5" vervangen door de woorden "van niveau 4".

Art.65. In artikel 143 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "van niveau 2" vervangen door de woorden "van niveau 1" en de woorden ", zijn aangestelde of lasthebber" worden opgeheven.

Art.66. Artikel 146, eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt:
  "Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met de arbeidswet van 16 maart 1971, een werknemer of een jeugdige werknemer werk heeft doen of laten verrichten buiten de arbeidstijd vastgesteld in het arbeidsreglement of in het bericht aangeplakt in de lokalen van de inrichting om het hoofd te bieden aan een buitengewone toename van het werk of in de overeenkomst bedoeld in artikel 20quater van de voormelde wet of buiten de stamtijd en glijtijd in geval van toepassing van artikel 20ter van de voormelde wet, behalve in de bij wet toegestane gevallen.".

Art.67. In boek 2, hoofdstuk 2, afdeling 1, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 146/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 146/1. De glijdende uurroosters
  Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met de arbeidswet van 16 maart 1971, in geval van toepassing van een glijdend uurrooster:
  1° niet heeft voorzien in een systeem van tijdsopvolging dat voor elke betrokken werknemer de door de wet opgelegde gegevens bevat;
  2° niet heeft voorzien in een systeem van tijdsopvolging dat toelaat de door de wet opgelegde gegevens gedurende de lopende referteperiode bij te houden;
  3° niet de nodige maatregelen heeft genomen opdat het systeem van tijdsopvolging kan worden geconsulteerd door elke werknemer die wordt tewerkgesteld op basis van een glijdend uurrooster, evenals door de ambtenaar aangewezen door de Koning;
  4° de gegevens die opgetekend worden door het systeem van tijdsopvolging, niet heeft bewaard gedurende een periode van vijf jaar na afloop van de dag waarop de gegevens betrekking hebben;
  5° niet ervoor heeft gezorgd dat de werknemer kennis kan nemen van het precieze aantal uren dat hij binnen de referteperiode, op basis van een glijdend uurrooster, meer of minder heeft gepresteerd dan de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van het glijdend uurrooster.
  Wat de in het eerste lid bedoelde inbreuken betreft, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.".

Art.68. Artikel 151 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt:
  " § 1. Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met de programmawet van 22 december 1989:
  1° de individuele werkroosters, in geval van een variabel deeltijds werkrooster, niet ter kennis heeft gebracht van de werknemers middels een schriftelijk en gedateerd bericht, op de door het arbeidsreglement bepaalde betrouwbare, geschikte en toegankelijke wijze en binnen de door het arbeidsreglement vermelde termijn;
  2° de individuele werkroosters, in geval van een variabel deeltijds werkrooster, niet ter kennis heeft gebracht van de werknemers die tewerkgesteld zijn op grond van een variabel werkrooster bedoeld in artikel 11bis, derde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, en die niet vallen onder het toepassingsgebied van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementenmiddels een schriftelijk en gedateerd bericht, ten minste zeven werkdagen vooraf op een betrouwbare, geschikte en toegankelijke wijze of binnen de termijn die is vastgesteld door een door de Koning besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst;
  3° niet de nodige maatregelen heeft genomen opdat het onder 1° of 2° bedoelde bericht met de individuele werkroosters of een afschrift ervan, zich, hetzij in elektronische vorm, hetzij in papieren vorm, bevindt op de plaats waar het arbeidsreglement kan worden geraadpleegd, van zodra en zolang het werkrooster van kracht is.
  Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.
  § 2. Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met de programmawet van 22 december 1989:
  1° op de plaats waar het arbeidsreglement kan worden ingezien, geen afschrift van de arbeidsovereenkomst van de deeltijdse werknemer noch een uittreksel van die arbeidsovereenkomst met het werkrooster en met de identiteit van de deeltijdse werknemer in kwestie, diens handtekening en die van de werkgever hetzij in papieren vorm, hetzij in elektronische vorm, heeft bewaard;
  2° niet de nodige maatregelen heeft genomen opdat de onder 1°, vermelde documenten zich op een gemakkelijk toegankelijke plaats bevinden, zodat de met het toezicht erop belaste ambtenaren en beambten er te allen tijde kennis zouden kunnen van nemen;
  3° het onder § 1, 1° of 2°, bedoelde bericht of een afschrift ervan niet heeft bewaard gedurende een jaar, te rekenen vanaf de dag waarop het werkrooster ophoudt van kracht te zijn.
  Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.".

Art.69. Artikel 152 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt:
  " § 1. Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met de programmawet van 22 december 1989:
  1° een deeltijdse werknemer tewerkstelt buiten het werkrooster dat het voorwerp is van de bekendmaking die is voorgeschreven door de voornoemde wet van 22 december 1989, zonder een document bij te houden met alle afwijkingen van het normale werkrooster van die werknemer, noch gebruik te maken van een evenwaardig controlemiddel dat is toegestaan bij voornoemde wet van 22 december 1989 of door de Koning;
  2° een deeltijdse werknemer arbeidsprestaties heeft doen of laten verrichten buiten het werkrooster dat het voorwerp is van de bekendmaking die is voorgeschreven door de voornoemde wet van 22 december 1989, zonder vermelding ervan in het document of de controlemiddelen vermeld onder 1°.
  Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.
  § 2. Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met de programmawet van 22 december 1989:
  1° het onder § 1, 1°, vermelde document of de controlemiddelen niet bijhoudt op een plaats die gemakkelijk toegankelijk is opdat de ambtenaren en de beambten die belast met het toezicht zijn, er op ieder ogenblik kennis kunnen van nemen;
  2° het onder § 1, 1°, bedoelde document of de controlemiddelen niet bijhoudt gedurende de hele periode die aanvangt op de datum van de aantekening van de laatste verplichte vermelding en die eindigt vijf jaar na afloop van de maand die volgt op het kwartaal waarin die inschrijving is verricht, hetzij op het adres waaronder hij in België ingeschreven is bij een instelling belast met de inning van de bijdragen voor sociale zekerheid, hetzij in zijn woonplaats of op de maatschappelijke zetel, indien die in België gevestigd zijn en, bij ontstentenis daarvan, in de in België gelegen woonplaats van een natuurlijke persoon die ze in zijn hoedanigheid van lasthebber of aangestelde van de werkgever bewaart.
  Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuk, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.".

Art.70. In artikel 152/2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 16 november 2015 en gewijzigd bij de wetten van 7 oktober 2022 en 22 december 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het opschrift "Flexi-jobwerknemers" wordt ingevoegd;
  2° eerste paragraaf wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuk wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.".

Art.71. In boek 2, hoofdstuk 2, van hetzelfde Wetboek, wordt afdeling 6, die artikel 158, gewijzigd bij de wet van 29 februari 2016, en artikel 159 bevat, opgeheven.

Art.72. In artikel 160/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 12 december 2010, wordt het volgend opschrift ingevoegd "De arbeidstijd van de geneesheren, tandartsen, dierenartsen, kandidaat-geneesheren in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding en studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen".

Art.73. In boek 2, hoofdstuk 2, afdeling 8, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door de wet van 12 december 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het opschrift van de afdeling 8 wordt vervangen door wat volgt:
  "De arbeidstijd van de geneesheren, tandartsen, dierenartsen, kandidaat-geneesheren in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding en studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen en de minimale voorwaarden in de opleidingsovereenkomsten";
  2° een artikel 160/1/1 wordt ingevoegd, luidende:
  "Art. 160/1/1. Minimale voorwaarden in de opleidingsovereenkomsten artsen-specialisten
  Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die een opleidingsovereenkomst met artsenspecialisten in opleiding heeft gesloten in strijd met de door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst over de minimale voorwaarden die moeten opgenomen worden in de opleidingsovereenkomsten die met artsen-specialisten in opleiding worden afgesloten.
  Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken artsen-specialisten in opleiding.".

Art.74. In de Franse tekst van artikel 160/2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 12 juni 2020, worden de woorden "la loi du mai 2003" vervangen door de woorden "la loi du 3 mai 2003".

Art.75. In artikel 161, § 1, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "van niveau 2" vervangen door de woorden "van niveau 3".

Art.76. In artikel 162 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de bepalingen onder 1° en 3° opgeheven;
  2° een lid wordt tussen het eerste lid en het tweede lid ingevoegd, luidende:
  "Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die:
  1° het loon van de werknemer niet heeft uitbetaald of het niet geheel of gedeeltelijk heeft uitbetaald op de datum dat het loon invorderbaar is;
  2° de vrijheid van de werknemer om naar goeddunken over zijn loon te beschikken, op enigerlei wijze heeft beperkt;
  3° het verschuldigd vakantiegeld niet geheel of gedeeltelijk heeft uitbetaald of het niet heeft uitbetaald binnen de termijn en volgens de reglementaire voorschriften opgelegd bij de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971.";
  3° het vroegere tweede lid, dat het derde lid wordt, wordt vervangen als volgt:
  "De sanctie is van niveau 4 wanneer enerzijds het in de betrokken sector toepasselijk minimumloon niet wordt uitbetaald aan de werknemer - of in geval van deeltijdse arbeid het gedeelte van het minimumloon dat in verhouding is verschuldigd - of niet wordt uitbetaald op de datum dat het loon invorderbaar is, en er, anderzijds, samenloop is met twee of meerdere inbreuken bedoeld bij de artikelen 138, 140 tot 142, 156, 157, 163, tweede lid, 165 tot 167, 169, 181, 181/1, 182, 184/1, 184/1/1, 184/1/2, 188/2, 188/2/1, 188/2/3, 226 of 233, § 1, 1°.".

Art.77. In artikel 163 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 13 april 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid, 1°, worden de woorden "met de wet van 1 april 1936 op de arbeidsovereenkomst wegens dienst op binnenschepen," en de woorden ", of met de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers" opgeheven;
  2° in het eerste lid wordt de bepaling onder 2° opgeheven;
  3° en lid wordt tussen het eerste lid en het tweede lid ingevoegd, luidende:
  "Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers:
  a) inhoudingen heeft verricht op het loon van de werknemer, met uitzondering van de wettelijk toegestane inhoudingen;
  b) wettelijk toegestane inhoudingen heeft verricht op het loon van de werknemer zonder de beperkingen terzake te respecteren;
  c) inhoudingen heeft verricht op het loon van de werknemer ter uitvoering van een overdracht van loon vastgelegd bij een onderhandse akte in de zin van artikelen 28 en volgende van de voornoemde wet van 12 april 1965, wanneer de werknemer zich heeft verzet tegen de overdracht van loon en hij zijn werkgever in kennis heeft gesteld van zijn verzet tegen de procedure inzake overdracht van loon;
  d) de geheel of gedeeltelijk met fooien of bedieningsgeld betaalde werknemer, onder welke benaming ook en voor welk doel ook, stortingen heeft opgelegd op te zijnen behoeve overhandigde fooien of bedieningsgeld of andere dan in c) bedoelde inhoudingen heeft verricht.";
  4° het vroegere tweede lid, dat het derde lid wordt, wordt vervangen als volgt:
  "Voor de in dit artikel bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.".

Art.78. In artikel 164, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 13 april 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de woorden "van niveau 2" worden vervangen door de woorden "van niveau 3";
  2° de bepaling onder 1° wordt aangevuld met de bepaling onder d), luidende:
  "d) geen loonafrekening heeft overhandigd aan de werknemer bij elke definitieve betaling van het loon;";
  3° de bepaling onder 1° wordt aangevuld met de bepaling onder e), luidende:
  "e) de werknemer niet heeft ingelicht, hetzij in papieren vorm, hetzij in elektronische vorm, over de staat van zijn prestaties met betrekking tot de dagelijkse en de wekelijkse arbeidsduur die hij moet verrichten;".

Art.79. In artikelen 165 en 166 van hetzelfde Wetboek, worden de woorden ", van niveau 2" vervangen door de woorden "van niveau 3".

Art.80. In boek 2, hoofdstuk 3, afdeling 2, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 166/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 166/1. Ecocheques
  Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die heeft nagelaten de werknemer de ecocheques toe te kennen die hij verschuldigd is, of die heeft nagelaten de ecocheques toe te kennen op de datum waarop dit moet gebeuren.
  Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.".

Art.81. In boek 2, hoofdstuk 3, afdeling 2, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 166/2 ingevoegd, luidende:
  "Art. 166/2. De werkkledij
  Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met een door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst, aan de werknemer geen vergoeding voor de levering, het onderhoud of de reiniging van de werkkledij heeft betaald.
  De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.".

Art.82. In boek 2, hoofdstuk 3, afdeling 2, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 166/3 ingevoegd, luidende:
  "Art. 166/3. Het werkmateriaal
  Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met een door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst, aan de werknemer het arbeidsgereedschap niet heeft bezorgen of geen materiaalvergoedingen heeft betaald.
  De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.".

Art.83. In artikelen 167 tot en met 171 van hetzelfde Wetboek, worden de woorden ", van niveau 2" vervangen door de woorden "van niveau 3".

Art.84. In artikel 171/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 29 maart 2012 en gewijzigd bij de wet van 11 februari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het volgend opschrift van het artikel wordt ingevoegd: "Uitbetaling van het loon door de hoofdelijk aansprakelijke";
  2° de woorden "van niveau 2" worden vervangen door de woorden "van niveau 3";
  3° de woorden "afdeling van van de wet" worden vervangen door de woorden "afdeling van de wet".

Art.85. In artikel 171/2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 29 maart 2012 en gewijzigd bij de wetten van 11 februari 2013 en 11 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het volgend opschrift van het artikel wordt ingevoegd: "De verplichting tot aanplakking";
  2° de woorden "van niveau 2" worden vervangen door de woorden "van niveau 3".

Art.86. In artikel 171/2/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 december 2016, worden de woorden "van niveau 2" vervangen door de woorden "van niveau 3".

Art.87. In artikel 171/3 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 februari 2013, worden de woorden "van niveau 2" vervangen door de woorden "van niveau 3".

Art.88. In artikel 171/4 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 25 december 2017, worden de woorden "van niveau 2" vervangen door de woorden "van niveau 3".

Art.89. In artikelen 171/5, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 12 juni 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de woorden "de loon" worden vervangen door de woorden "het loon";
  2° de woorden "en eveneens" worden vervangen door het woord "of".

Art.90. Artikel 174 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

Art.91. In artikel 176 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 29 februari 2016 en 12 juni 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 1 wordt opgeheven;
  2° een paragraaf 1/1 wordt ingevoegd, luidende:
  " § 1/1. Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, het uitzendbureau, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers:
  1° voor de periodes zonder uitzendopdracht aan de uitzendkracht, die op grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt tewerkgesteld, niet het minimum gewaarborgd uurloon betaald heeft voor elk uur van een voltijdse werkdag of -week dat hij niet wordt ter beschikking gesteld van een gebruiker;
  2° aan een uitzendkracht een loon betaald heeft dat lager is dan dat waarop hij recht zou gehad hebben als hij onder dezelfde voorwaarden als vaste werknemer aangeworven was door de gebruiker, buiten de gevallen die toegelaten zijn door een binnen het Paritair Comité voor de uitzendarbeid afgesloten en door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst.
  Wat de in het eerste lid bedoelde inbreuken betreft, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.".

Art.92. In artikel 176/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 29 februari 2016, worden de woorden "de bepalingen inzake het toezicht op de prestaties van de flexi-jobwerknemers zoals bepaald in artikel 24 van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken, de bepalingen inzake het bijhouden van een register voor werktijdregeling in de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf ressorteren, de bepalingen inzake het bijhouden van de overeenkomst voor tewerkstelling van studenten die men tewerkstelt op de plaats waar de student is tewerkgesteld en inzake het treffen van de nodige maatregelen opdat de overeenkomst voor tewerkstelling van deze studenten te allen tijde ter beschikking van de met het toezicht belaste ambtenaren en beambten wordt gehouden," ingevoegd tussen de woorden "de deeltijdse werknemers," en de woorden "de gezondheid".

Art.93. In artikel 177, § 1, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 12 juni 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° een lid wordt tussen het eerste lid en het tweede lid ingevoegd, luidende:
  "De sanctie is van niveau 4 wanneer enerzijds het in de betrokken sector toepasselijk minimumloon niet wordt uitbetaald aan de werknemer - of in geval van deeltijdse arbeid het gedeelte van het minimumloon dat in verhouding is verschuldigd - of niet wordt uitbetaald op de datum dat het loon invorderbaar is, en er, anderzijds, samenloop is met twee of meerdere inbreuken bedoeld bij de artikelen 138, 140 tot 142, 156, 157, 163, tweede lid, 165 tot 167, 169, 181, 181/1, 182, 184/1, 184/1/1, 184/1/2, 188/2, 188/2/1, 188/2/3, 226 of 233, § 1, 1°.";
  2° het vroegere derde lid, dat het vierde lid wordt, wordt vervangen als volgt:
  "Voor de in het eerste lid en het tweede lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.".

Art.94. In artikel 181 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 29 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, eerste lid, 2°, worden de woorden "in de artikelen 5bis, § 2, 2°, en 6, 6°, 2°, van voormeld koninklijk besluit van 5 november 2002" vervangen door de woorden "in het artikel 5bis, § 2,2°, en § 3, eerste lid, 1°, het artikel 6, 6°, 2°, en het artikel 7/1, tweede lid, van voormeld koninklijk besluit van 5 november 2002,";
  2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "in de artikelen 5bis, § 2, 2°, en 6, 6°, 2°, van voormeld koninklijk besluit van 5 november 2002" vervangen door de woorden "in het artikel 5bis, § 2, 2°, en § 3, eerste lid, 1°, het artikel 6, 6°, 2°, en het artikel 7/1, tweede lid, van voormeld koninklijk besluit van 5 november 2002.";
  3° in paragraaf 2, eerste lid, wordt het woord "gelegenheidswerknemer" vervangen door het woord "werknemer".

Art.95. In artikel 182 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 11 november 2013 en 19 juni 2022, wordt paragraaf 1 aangevuld met de bepaling onder 4°, luidende:
  "4° de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, vóór het einde van de aangegeven duur, geen nieuwe melding bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid gedaan heeft wanneer de detachering langer duurt dan de oorspronkelijk aangegeven duur;".

Art.96. In artikel 183/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 29 februari 2016, de woorden "van niveau 1" worden vervangen door de woorden "van niveau 3".

Art.97. In artikel 184 van hetzelfde Wetboek wordt, tussen het eerste en het tweede lid, een lid ingevoegd, luidende:
  "Wanneer de inbreuk wetens en willens is gepleegd is de sanctie van niveau 4.".

Art.98. In artikel 185 van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "van niveau 2" vervangen door de woorden "van niveau 1".

Art.99. In artikel 187 van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "of de individuele rekening onvolledig of onjuist opstelt" ingevoegd na de woorden "geen individuele rekening opstelt";
  2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de bepaling onder 2° en 3° opgeheven;
  3° er wordt een paragraaf 3 ingevoegd, luidende:
  § 3. Met een sanctie van niveau 1 wordt bestraft, de werkgever die, in strijd met het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten, niet de nodige voorzieningen treft opdat de individuele rekening te allen tijde ter beschikking van de met het toezicht belaste ambtenaren en beambten wordt gehouden.
  Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuk, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.".

Art.100. Artikel 188 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt:
  " § 1. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten:
  1° geen algemeen personeelsregister, geen aanwezigheidsregister of geen register voor werktijdregeling opstelt;
  2° het algemeen personeelsregister, het aanwezigheidsregister of het register voor werktijdregeling onvolledig of onjuist opmaakt;
  3° in het aanwezigheidsregister of in het register voor werktijdregeling niet de tijdstippen van begin en einde van de arbeidsdag van de werknemer bij het begin en het einde van de dag vermeldt.
  Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met het voormelde koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978:
  1° het algemeen personeelsregister, het aanwezigheidsregister of het register voor werktijdregeling niet te allen tijde ter beschikking van de met het toezicht belast ambtenaren en beambten houdt;
  2° het aanwezigheidsregister of het register voor werktijdregeling niet bijhoudt op de plaats waar de werknemers zijn tewerkgesteld;
  3° het eerste dubbel van het aanwezigheidsformulier in deel B van het aanwezigheidsregister van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf ressorteren, niet per post of per fax terugstuurt aan het Waarborg en Sociaal Fonds Horeca en Aanverwante Bedrijven uiterlijk op de laatste werkdag van de kalendermaand volgend op die waarop het formulier betrekking heeft.
  Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met het voormelde koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978, het algemeen personeelsregister, het aanwezigheidsregister of het register voor werktijdregeling niet gedurende het voorgeschreven tijdperk bewaart.
  Met een sanctie van niveau 1 wordt bestraft, de werkgever die, in strijd met het voormelde koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978, het algemeen personeelsregister en het aanwezigheidsregister niet op de aangegeven plaats opbergt of bewaart.
  Voor de in het eerste, tweede, derde en vierde lid bedoelde inbreuken, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.
  § 2. Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten:
  1° geen speciaal personeelsregister opstelt;
  2° het speciaal personeelsregister onvolledig of onjuist opmaakt;
  3° het speciaal personeelsregister niet bijhoudt op de plaats waar de werknemers zijn tewerkgesteld.
  Met een sanctie van niveau 1 wordt bestraft de werkgever die, in strijd met het voormelde koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978:
  1° het speciaal personeelsregister niet gedurende het voorgeschreven tijdperk bewaart;
  2° het speciaal personeelsregister niet te allen tijde ter beschikking van de met het toezicht belast ambtenaren en beambten houdt;
  3° het speciaal personeelsregister niet op de aangegeven plaats opbergt of bewaart.
  Voor de in het eerste en tweede lid bedoelde inbreuken, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.".

Art.101. In artikel 188/2, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 december 2016, worden de woorden "van niveau 2" vervangen door de woorden "van niveau 4".

Art.102. In boek 2, hoofdstuk 6, van hetzelfde Wetboek wordt een afdeling 7 ingevoegd met als opschrift "Het vakantieattest".

Art.103. In de afdeling 7, ingevoerd door artikel 122, wordt een artikel 188/5 ingevoegd, luidende:
  "Art. 188/5. Het vakantieattest
  Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971 en de uitvoeringsbesluiten ervan:
  1° nalaat het vakantieattest aan de werknemer af te geven;
  2° het vakantieattest onvolledig of onnauwkeurig opstelt.
  Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.".

Art.104. In artikel 193, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "van niveau 2" vervangen door de woorden "van niveau 3".

Art.105. Artikel 194 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt:
  "Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen en de uitvoeringsbesluiten ervan, de werknemers en de ondernemingsraad en, bij gebreke daaraan, de vakbondsafvaardiging niet, voorafgaandelijk aan de sluiting van de onderneming, heeft ingelicht over zijn beslissing om over te gaan tot de sluiting van een onderneming of van een afdeling van een onderneming overeenkomstig de procedures tot voorafgaande informatie en de modaliteiten die voorzien zijn door collectieve arbeidsovereenkomsten die door de Koning algemeen verbindend verklaard werden of door de koninklijke besluiten tot uitvoering zelf.
  Voor de in het eerste lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.".

Art.106. In artikel 197 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 29 februari 2016, worden de woorden "van niveau 1" vervangen door de woorden "van niveau 3" en de woorden ", zijn aangestelde of zijn lasthebber," worden ingevoegd tussen de woorden "de werkgever" en het woord "die".

Art.107. In artikel 201 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 29 februari 2016 en 7 oktober 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1 worden de woorden "van niveau 2" vervangen door de woorden "van niveau 1" en de woorden ", zijn aangestelde of zijn lasthebber" worden opgeheven;
  2° in paragraaf 1, 4°, worden de woorden "of de dienst voor preventie en bescherming op het werk waarvoor deze adviseur zijn opdrachten uitoefent" ingevoegd tussen de woorden "van het werk" en de woorden "en, in voorkomend geval";
  3° in paragraaf 2 wordt een 1°/1 ingevoegd, luidende:
  "1°/1 De door de voormelde wet van 8 april 1965 opgelegde vermeldingen in verband met de wijze, het tijdstip en de plaats van betaling van het loon;";
  4° er wordt een paragraaf 3 ingevoegd, luidende:
  " § 3. Met een sanctie van niveau 1 wordt bestraft de werkgever die, in geval van een glijdend uurrooster voorzien in artikel 20ter van de arbeidswet van 16 maart 1971, de vermeldingen die opgelegd worden door de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen, niet heeft opgenomen in het arbeidsreglement.".

Art.108. In artikel 204, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "niveau 3" vervangen door de woorden "niveau 4" en in § 2 worden de woorden "niveau 2" vervangen door de woorden "niveau 1" en de woorden ", zijn aangestelde of lasthebber" worden opgeheven.

Art.109. Artikel 205 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt:
  " § 1. Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die in overtreding met de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid en de uitvoeringsbesluiten ervan:
  1° de sociale balans niet heeft bezorgd aan de ondernemingsraad, of bij ontstentenis van een ondernemingsraad, aan de vakbondsafvaardiging;
  2° bij ontstentenis van een ondernemingsraad en van een vakbondsafvaardiging, de sociale balans niet op een makkelijk toegankelijke plaats heeft bewaard zodat iedere werknemer op elk ogenblik en zonder tussenpersoon, er inzage van kan hebben.
  § 2. Met een sanctie van niveau 1 wordt bestraft, de werkgever die, in overtreding met de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid en de uitvoeringsbesluiten ervan, de sociale balans niet aan de Nationale Bank van België heeft overgezonden, volgens de door de Koning bepaalde nadere regels.".

Art.110. In artikel 206 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid, worden de woorden "van niveau 2 "vervangen door de woorden "van niveau 3";
  2° in het tweede lid, worden de woorden ", van niveau 3" vervangen door de woorden "van niveau 4".

Art.111. In artikel 207 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "van niveau 2" vervangen door de woorden "van niveau 3".

Art.112. In artikel 209 van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het vierde lid worden de woorden "wordt vermenigvuldigd" vervangen door de woorden "kan vermenigvuldigd worden";
  2° het wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Fysiek of psychologisch geweld of bedreiging van een sociaal inspecteur is een verzwarende factor die in overweging moet genomen worden door de rechter bij de keuze van de sanctie in de sanctie van niveau 4 bij de keuze van de bijzondere strafsancties of door de bevoegde administratie bij de keuze van het bedrag van de administratieve geldboete in de sanctie van niveau 4.".

Art.113. In de Franse tekst van artikel 211, eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordt het woord "juni" vervangen door het woord "juin".

Art.114. In artikel 213, 1°, b), en 2°, c), van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "de bepalingen van artikel 22 van de voormelde wet van 15 januari 1990" en "de bepalingen van artikel 23, eerste lid, van de voormelde wet van 15 januari 1990" vervangen door de woorden "de voorwaarden opgelegd door artikel 5 van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van de Richtlijn 95/46/EG".

Art.115. In artikel 214 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in 3°, b), worden de woorden "de bepalingen van artikel 23, tweede lid, van de voormelde wet van 15 januari 1990" vervangen door de woorden "de voorwaarden opgelegd door artikel 5 van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van de Richtlijn 95/46/EG";
  2° in 3°, b), worden de woorden ", en die niet de voorwaarden en nadere regels hebben nageleefd volgens welke de Koning, op basis van artikel 23, derde lid, van de voormelde wet van 15 januari 1990, de bewaring van die gegevens toestaat, na de termijn die nodig is voor de toepassing van de sociale zekerheid" opgeheven.

Art.116. In artikel 215 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 5 september 2018, wordt de bepaling onder 3° van paragraaf 3 opgeheven.

Art.117. In artikel 217 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "van niveau 1" vervangen door de woorden "van niveau 4".

Art.118. In artikel 218, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de woorden "van niveau 2" worden vervangen door de woorden "van niveau 3";
  2° het wordt aangevuld met de bepalingen onder 7° tot 10°, luidende:
  "7° in strijd met het koninklijk besluit van 23 december 1996 houdende maatregelen met het oog op de invoering van een solidariteitsbijdrage op de tewerkstelling van studenten die niet onderworpen zijn aan het stelsel van sociale zekerheid van de werknemers, met toepassing van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, de solidariteitsbijdrage op het loon van studenten, bedoeld in artikel 17bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, niet heeft gestort binnen de door de Koning vastgestelde termijnen in uitvoering van de voormelde wet van 26 juli 1996;
  8° de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid die verschuldigd is krachtens de artikelen 106 tot 112 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, niet gestort heeft;
  9° heeft nagelaten de bijzondere bijdrage te betalen die verschuldigd is krachtens artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 november 1996 tot instelling van een bijzondere werkgeversbijdrage ter financiering van het stelsel van de tijdelijke werkloosheid en de anciënniteitstoeslag voor oudere werklozen, in toepassing van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie;
  10° heeft nagelaten de bijdragen bedoeld in artikel 38 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers te storten.".

Art.119. In artikel 219 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 mei 2018 en 6 september 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de bepalingen onder 1°, b) en c), 2° en 3° opgeheven;
  2° een lid wordt tussen het eerste lid en het tweede lid ingevoegd, luidende:
  "Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft:
  1° de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die:
  a) de bijdragen en premies verschuldigd met toepassing van de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 niet heeft gestort aan Fedris binnen de door de Koning vastgestelde termijn;
  b) de solidariteitsbijdrage niet heeft gestort aan Fedris, die hij verschuldigd is in toepassing van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970;
  2° de reder, zijn aangestelde of zijn lasthebber die:
  a) hetzij de volledige verplichte bijdrage niet heeft betaald hetzij niet binnen de termijnen heeft betaald aan het Fonds voor scheepsjongens, met toepassing van de wet van 23 september 1931 op de aanwerving van het personeel der zeevisserij;
  b) de socialezekerheidsbijdragen aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid niet heeft gestort binnen de door de Koning vastgestelde termijn, met toepassing van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en de uitvoeringsbesluiten ervan;
  3° de natuurlijke of rechtspersonen die als hoofdzakelijke of bijkomstige bedrijvigheid de diamanthandel of de diamantnijverheid hebben en de personen die ruwe diamant invoeren, die respectievelijk de bijdrage en de compensatiebijdrage niet hebben betaald aan het Intern compensatiefonds voor de diamantsector volgens de nadere regels en de termijnen bepaald door de Koning, met toepassing van de wet van 12 april 1960 tot oprichting van een Intern compensatiefonds voor de diamantsector.";
  3° het vroegere tweede lid, dat het derde lid wordt, wordt vervangen als volgt:
  "Wat de in dit artikel bedoelde inbreuken betreft wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.".

Art.120. In artikel 220 van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "van niveau 2" vervangen door de woorden "van niveau 3".

Art.121. In boek 2, hoofdstuk 9, afdeling 4, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 220/1/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 220/1/1. De inning van socialezekerheidsbijdragen
  Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft eenieder die, al wie zonder erkend te zijn als sociaal secretariaat, socialezekerheidsbijdragen int bij werkgevers.
  Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, het sociaal secretariaat, de aangestelde of de lasthebber ervan dat werkgeversbijdragen anders dan in giraal geld int.".

Art.122. In artikel 223 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 29 februari 2016 en bij het koninklijk besluit van 15 mei 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "van niveau 2" vervangen door de woorden "van niveau 3";
  2° in paragraaf 1 wordt tussen de bepalingen onder 1° en 2° een bepaling onder 1°/1 ingevoegd, luidende:
  "1°/1 de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die geen verklaring tot verantwoording van het bedrag van de socialezekerheidsbijdragen die verschuldigd zijn in toepassing van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, opgesteld heeft;";
  3° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "van niveau 3" vervangen door de woorden "van niveau 4".

Art.123. In artikel 226 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 29 februari 2016, wordt het tweede lid vervangen als volgt:
  "Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die wetens en willens onjuiste of onvolledige verklaringen heeft afgelegd in verband met de tijdelijke werkloosheid van een werknemer.
  Voor de in het eerste en tweede lid bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.".

Art.124. In boek 2, hoofdstuk 9, van hetzelfde Wetboek, wordt het opschrift van afdeling 11 vervangen als volgt:
  "De ISI+-kaarten".

Art.125. Artikel 227 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt:
  "Art. 227. Het misbruik en de vervalsing van de ISI+-kaarten
  Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, eenieder die de ISI+-kaart zonder toelating heeft gebruikt of die ervan gebruik heeft gemaakt met een ander doel dan hetgeen waartoe hij gemachtigd is krachtens de wet van 29 januari 2014 houdende bepalingen inzake de sociale identiteitskaart en de ISI+-kaart.".

Art.126. Artikel 228 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt:
  "Art. 228. De fabricage, het bezit en het in omloop brengen van de ISI+-kaarten
  Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, eenieder die ISI+-kaarten heeft gefabriceerd, in bezit gehad of in omloop gebracht in overtreding met voormelde wet van 29 januari 2014.".

Art.127. In artikel 233 van hetzelfde Wetboek, wordt een paragraaf 3 ingevoegd, luidende:
  " § 3. De paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing wanneer de in deze paragrafen bedoelde inbreuken werden gepleegd door een sociaal verzekerde die, om die redenen, door de instelling die hem een voordeel toekende, reeds werd uitgesloten van dit sociaal voordeel waarop hij geen recht heeft, en die bovendien werd uitgesloten van het recht op dat voordeel gedurende een bepaalde periode.".

Art.128. In artikel 235, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "constructies van ondernemingen" ingevoegd tussen de woorden "valse adressen," en de woorden "of enige andere frauduleuze handeling".

Art.129. In artikel 236 van hetzelfde Wetboek, vervangen door de wet van 29 februari 2016 en gewijzigd bij de programmawet van 25 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het opschrift wordt vervangen als volgt:
  "Ambtshalve veroordeling tot de betaling van het loon, van bijdragen of tot de terugbetaling van sociale voordelen";
  2° in het eerste lid worden de woorden "de straf uitspreekt voorzien in de artikelen 171/4, 218, 219, 220, 223, § 1, eerste lid, 1°, en 234, § 1, 3°," vervangen door de woorden "de straf uitspreekt voorzien in de artikelen 162, tweede lid en derde lid, 171/1, 171/2/1, 171/3,171/4, 181, 181/1, 218, 219, 220, 223, § 1, eerste lid, 1°, en 234, § 1 en § 2" en worden de woorden "de schuldenaar van onbetaalde of gedeeltelijk onbetaalde bijdragen ambtshalve tot" vervangen door de woorden "de schuldenaar van het onbetaalde loon of de schuldenaar van onbetaalde of gedeeltelijk onbetaalde bijdragen ambtshalve tot het betalen van het loon vermeerderd met de verwijlinteresten en".

Art.130. In boek 2, hoofdstuk 11, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 236/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 236/1. De niet terugbetaling van de betaalde bijdragen aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid in geval van bedrieglijke onderwerping
  In geval van veroordeling tot de straf voorzien in artikel 221, zullen de bijdragen die in het kader van deze bedrieglijke onderwerping aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid betaald werden, niet terugbetaald worden aan de veroordeelde en zullen ze tot de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid blijven toebehoren.".

HOOFDSTUK 3. - Wijziging van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector
Art.131. In artikel 20septies, tweede lid, van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, ingevoegd bij de wet van 17 mei 2007, worden de woorden "de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie." vervangen door de woorden "het Sociaal Strafwetboek.".

HOOFDSTUK 4. - Wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden
Art.132. Artikel 34 van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden, gewijzigd bij de wet van 6 juni 2010, wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Ze beschikken over de in de artikelen 23 tot 39, 42/1 en 42/2 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde bevoegdheden wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.".

HOOFDSTUK 5. - Wijziging van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers
Art.133. In de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 juni 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het artikel 19, tweede lid, worden de woorden "de bepalingen inzake het toezicht op de prestaties van de flexi-jobwerknemers zoals bepaald in artikel 24 van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken, de bepalingen inzake het bijhouden van een register voor werktijdregeling in de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf ressorteren, de bepalingen inzake het bijhouden van de overeenkomst voor een tewerkstelling van student die men tewerkstelt op de plaats waar de student is tewerkgesteld en inzake het treffen van de nodige maatregelen opdat de overeenkomst voor tewerkstelling van deze student te allen tijde ter beschikking van de met het toezicht belaste ambtenaren en beambten wordt gehouden" ingevoegd tussen de woorden "en van de programmawet van 22 december 1989," en de woorden "de gezondheid".

Art.134. In het artikel 39bis worden de woorden "de gebruiker," ingevoegd tussen de woorden "of 4" en de woorden "zijn aangestelde".

HOOFDSTUK 6. - Wijziging van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie
Art.135. Artikel 32, § 1, van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, gewijzigd bij de wetten van 6 juni 2010 en 29 februari 2016, wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Ze beschikken over de in de artikelen 23 tot 39, 42/1 en 42/2 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde bevoegdheden wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.".

HOOFDSTUK 7. - Wijziging van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen
Art.136. Artikel 38, § 1, van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen, gewijzigd bij de wetten van 6 juni 2010 en 29 februari 2016, wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Ze beschikken over de in de artikelen 23 tot 39, 42/1 en 42/2 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde bevoegdheden wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.".

HOOFDSTUK 8. - Wijzigingen van de wet van 2 juni 2010 houdende bepalingen van het sociaal strafrecht
Art.137. In artikel 3 van de wet van 2 juni 2010 houdende bepalingen van het sociaal strafrecht worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "of de beslissing tot schuldigverklaring" ingevoegd tussen het woord "Strafwetboek" en het woord "betwist";
  2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
  "Wanneer de overtreder in België noch een woonplaats, noch een verblijfplaats, noch een gekozen woonplaats heeft, wordt de hem verleende termijn verlengd als volgt:
  1° vijftien dagen, wanneer hij in een aangrenzend land of in het Verenigd Koninkrijk verblijft;
  2° dertig dagen, wanneer hij in een ander land van Europa verblijft;
  3° tachtig dagen, wanneer hij in een ander werelddeel verblijft.".

HOOFDSTUK 9. - Inwerkingtreding
Art.138. Artikel 101/1, ingevoegd bij artikel 46 van deze wet, treedt in werking op de dag van de inwerkingtreding van de wet tot invoering van boek 1 van het Strafwetboek.

HOOFDSTUK 10. - Bevordering van de inzetbaarheid van de ontslagen werknemer bedoeld in artikel 39ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten
Art.139. Artikel 39ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 3 oktober 2022, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 39ter. § 1. Wanneer een werknemer bij ontslag gegeven door de werkgever recht heeft op een opzeggingstermijn die, berekend overeenkomstig de bepalingen van deze wet, theoretisch minstens 30 weken bedraagt op het ogenblik van het door de werkgever gegeven ontslag, heeft hij recht op een eenmalig forfaitair budget van 1.800 euro met het oog op het volgen en bekostigen van inzetbaarheidsbevorderende maatregelen.
  Onder inzetbaarheidsbevorderende maatregelen verstaat men elke maatregel, inzonderheid de opleiding en de begeleiding waaraan de werknemer deelneemt, die wordt verstrekt door een professionele dienstverlener en die bedoeld is om de werknemer in staat te stellen zelf binnen een zo kort mogelijke termijn een betrekking bij een nieuwe werkgever te vinden of een beroepsbezigheid als zelfstandige te ontplooien. Tot die maatregelen behoren met name doch niet uitsluitend: bijkomend outplacement bovenop het outplacement waarop de werknemer reeds recht heeft op grond van de bepalingen van de wet van 5 september 2001 tot verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers, een door de bevoegde overheden erkende opleiding of omscholing, loopbaancoaching of -begeleiding.
  De Koning kan bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het bedrag van het in het eerste lid bedoelde budget verhogen of verlagen.
  § 2. Het in dit artikel bedoelde budget wordt gefinancierd door middel van de werkgeversbijdragen die verschuldigd zijn op het theoretische gedeelte van de opzeggingstermijn dat meer bedraagt dan twee derden van de opzeggingstermijn, met een minimum evenwel van 26 weken, of op de met dat gedeelte overeenstemmende opzeggingsvergoeding. De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid houdt deze werkgeversbijdragen in en stort deze door naar de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening overeenkomstig artikel 38, § 3vicies bis van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers.
  In geval een opzeggingstermijn wordt toegepast, worden de werkgeversbijdragen die overeenstemmen met het theoretische gedeelte van de opzeggingstermijn dat meer bedraagt dan twee derden van de opzeggingstermijn, met een minimum evenwel van 26 weken, vanaf het begin van de lopende opzeggingstermijn ingehouden op het loon.
  § 3. De werknemer die het budget wil opnemen waarop hij overeenkomstig dit artikel recht heeft, dient daartoe een aanvraag in bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening overeenkomstig de door de Koning vastgestelde modaliteiten.
  Wanneer de werknemer is ontslagen met toepassing van een opzeggingstermijn heeft hij vanaf het begin van de opzeggingstermijn het recht om, met behoud van loon, van het werk afwezig te zijn om de inzetbaarheidsverhogende maatregelen te volgen waarop hij overeenkomstig dit artikel recht heeft.
  In afwijking van het tweede lid, heeft de werknemer die in toepassing van artikel 37/13 een transitietraject volgt, tijdens de duurtijd van dit transitietraject niet het recht om met behoud van loon van het werk afwezig te zijn om inzetbaarheidsbevorderende maatregelen te volgen.
  Wanneer de werknemer is ontslagen met toepassing van een opzeggingsvergoeding, dient hij zich beschikbaar te houden om de inzetbaarheidsbevorderende maatregelen te volgen die hem worden voorgesteld. Deze verplichting voor de werknemer vervalt van zodra de werknemer een nieuwe arbeidsrelatie aangaat of een zelfstandige beroepsbezigheid ontplooit.
  § 4. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op de werknemers die worden ontslagen in het kader van een herstructurering, bedoeld bij artikel 31 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact.
  § 5. De bepalingen van dit artikel maken het voorwerp uit van een evaluatie door de Nationale Arbeidsraad en door het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening binnen een termijn van twee jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding ervan.".

Art.140. In artikel 131, tweede lid, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 november 2023, worden de woorden ", evenals het budget bepaald door of krachtens artikel 39ter, § 1," ingevoegd tussen de woorden "de loonbedragen bepaald bij de artikelen 22bis, 29, 65, 69, 86 en 104" en de woorden "aangepast aan het indexcijfer van de conventionele lonen".

Art.141. In artikel 7 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 7 oktober 2022, worden volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in § 1, derde lid, worden de bepalingen onder zh) ingevoegd, luidende:
  "de terugbetaling verzekeren, onder de voorwaarden en modaliteiten bepaald door de Koning, van het bedrag van de effectief gemaakte kosten van de inzetbaarheidsbevorderende maatregelen, bedoeld in artikel 39ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten tot een maximumbedrag dat overeenstemt met het eenmalig forfaitair budget zoals vermeld in § 1 van dat artikel.";
  2° er wordt een § 1nonies ingevoegd, luidende:
  " § 1nonies. Voor de toepassing van § 1, derde lid, zh), wordt onder inzetbaarheidsbevorderende maatregelen verstaan elke maatregel, inzonderheid de opleiding en de begeleiding waaraan de werknemer deelneemt, die wordt verstrekt door een professionele dienstverlener en die bedoeld is om de werknemer in staat te stellen zelf binnen een zo kort mogelijke termijn een betrekking bij een nieuwe werkgever te vinden of een beroepsbezigheid als zelfstandige te ontplooien. Tot die maatregelen behoren met name doch niet uitsluitend: bijkomend outplacement bovenop het outplacement waarop de werknemer reeds recht heeft op grond van de bepalingen van de wet van 5 september 2001 tot verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers, een door de bevoegde overheden erkende opleiding of omscholing, loopbaancoaching of -begeleiding.
  Worden uitgesloten van het toepassingsgebied van de terugbetaling bedoeld in § 1, derde lid, zh):
  1° kosten met betrekking tot maatregelen die werden gevolgd door werknemers die werden ontslagen in het kader van een herstructurering, bedoeld bij artikel 31 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact;
  2° kosten die ten laste worden genomen door een andere publieke instelling overeenkomstig een bepaling voorzien bij of krachtens een wet, decreet of ordonnantie;
  3° de kosten met betrekking tot een procedure van outplacement bedoeld in artikel 6, § 1, IX, 12° van de besluitwet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
  De terugbetaling bedoeld in § 1, derde lid, zh), wordt voor de toepassing van § § 11 en 13, tweede, derde en vierde lid, gelijkgesteld met een werkloosheidsregeling.
  De Koning bepaalt de periode waarin de inzetbaarheidsbevorderende maatregelen moeten zijn gevolgd, de procedure volgens dewelke en de termijnen waarbinnen de terugbetaling wordt aangevraagd, berekend en toegekend. De Koning bepaalt in het bijzonder de nodige stukken opdat de aanvraag tot terugbetaling volledig zou zijn.
  De Koning bepaalt de redenen op grond waarvan de Rijksdienst de terugbetaling kan weigeren en de wijze waarop deze beslissing wordt meegedeeld.
  De Koning bepaalt de procedure die de Rijksdienst zal volgen om de terugvordering te bevelen van de onverschuldigd betaalde terugbetaling en de voorwaarden voor de terugvordering.".

Art.142. In artikel 38 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, wordt paragraaf 3vicies bis, ingevoegd bij de wet van 3 oktober 2022 houdende diverse arbeidsbepalingen, vervangen als volgt:
  " § 3vicies bis. Uit de opbrengst van de werkgeversbijdragen ter financiering van de inzetbaarheidsbevorderende maatregelen bedoeld in artikel 39ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, maakt de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, overeenkomstig de modaliteiten bepaald door de Koning, het gedeelte over waarvan het bedrag overeenstemt met het product van:
  1° het eenmalig forfaitair budget bedoeld in artikel 39ter, § 1, eerste lid, van de voormelde wet van 3 juli 1978; en
  2° het aantal werknemers voor wie tijdens de door de Koning te bepalen periode de eerste keer werkgeversbijdragen ter financiering van de inzetbaarheidsbevorderende maatregelen in artikel 39ter van de voormelde wet van 3 juli 1978 bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid werden aangegeven.
  Het gedeelte van de werkgeversbijdragen ter financiering van de inzetbaarheidsbevorderende maatregelen bedoeld in artikel 39ter van voormelde wet van 3 juli 1978 dat overblijft na de in het eerste lid bedoelde storting aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, wordt in voorkomend geval door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, overgemaakt aan de RSZ-Globaal Beheer bedoeld in artikel 5, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid van de werknemers, overeenkomstig de modaliteiten bepaald door de Koning.
  Het gedeelte van het aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening gestorte bedrag dat niet voor zijn wettelijk doel wordt aangewend, wordt door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening overgemaakt aan de RSZ-Globaal Beheer bedoeld in artikel 5, 2°, van de voormelde wet van 27 juni 1969, overeenkomstig de modaliteiten bepaald door de Koning.
  De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid deelt bij iedere storting aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening de volgende persoonsgegevens mee van iedere beëindigde arbeidsovereenkomst waarop de storting betrekking heeft:
  1° het ondernemingsnummer van de werkgever;
  2° het identificatienummer bedoeld in artikel 8, § 1, 1° of 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid van de werknemer;
  3° de naam en voornaam van de werknemer.

Art.143. Dit hoofdstuk treedt in werking op de door de Koning te bepalen datum en uiterlijk op 1 april 2025, en is van toepassing op de ontslagen die zich voordoen vanaf die datum.

HOOFDSTUK 11. - Organisatie van de aannemingsketen en de hoofdelijke aansprakelijkheid voor loonschulden
Afdeling 1. - Inleidende bepaling
Art.144. Dit hoofdstuk voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake de handhaving van richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten en tot wijziging van verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het informatiesysteem interne markt ("de IMI-verordening").

Afdeling 2. - Definities en finaliteit
Art.145. Voor de toepassing van de afdelingen 1 tot en met 4 en 7 wordt verstaan onder:
  1° werkzaamheden in de bouwsector: de werken bedoeld in artikel 30bis, § 1, 1°, a), van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
  2° werkzaamheden van de vleesnijverheid: de werken of diensten bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 december 2007 tot uitvoering van het artikel 53 van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen en van de artikelen 12, 30bis en 30ter van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en van artikel 6ter van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;
  3° werkzaamheden in de verhuissector: de activiteiten bepaald in artikel 4/2, eerste, tweede en derde lid, van het koninklijk besluit van 22 januari 2010 tot oprichting van de paritaire subcomités voor het vervoer en de logistiek en tot vaststelling van hun benaming en bevoegdheid evenals de activiteiten die in het kader van voornoemde activiteiten worden uitgevoerd met hef- of hijsmiddelen of goederenbehandeling van allerlei aard;
  4° opdrachtgever: eenieder die aan een aannemer de opdracht geeft tot het uitvoeren of doen uitvoeren van werkzaamheden tegen betaling;
  5° aannemer: eenieder die zich rechtstreeks ten opzichte van een opdrachtgever verbindt om tegen betaling werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren ten behoeve van deze opdrachtgever;
  6° intermediaire aannemer: elke onderaannemer ten opzichte van de onmiddellijk na hem volgende onderaannemer;
  7° onderaannemer: eenieder die zich rechtstreeks, in welk stadium dan ook, ten opzichte van, naar gelang het geval, de aannemer of de intermediaire aannemer verbindt om tegen betaling werkzaamheden die aan voornoemde aannemer of intermediaire aannemer toevertrouwd zijn, uit te voeren of te doen uitvoeren;
  8° loon dat verschuldigd is: het loon in de zin van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers dat aan de werknemer verschuldigd is, maar dat nog niet betaald werd, noch door zijn werkgever, noch door degene die gehouden is om het te betalen voor rekening van deze werkgever, met uitzondering van de vergoedingen waarop de werknemer recht heeft als gevolg van de verbreking van zijn arbeidsovereenkomst.

Afdeling 3. - Toepassingsgebied
Art.146. Behoudens uitdrukkelijke afwijking zijn afdelingen 1 tot en met 4 en 7 van toepassing op de werkzaamheden in de bouw, werkzaamheden van de vleesnijverheid en de werkzaamheden in de verhuissector.

Afdeling 4. - Organisatie van de onderaannemingsketen
Art.147. Het is verboden voor een onderaannemer om het geheel van de uitvoering van de overeenkomst die hij gesloten heeft met zijn eigen medecontractant, in onderaanneming te geven. Het is eveneens verboden voor een onderaannemer om alleen de coördinatie van de uitvoering van de overeenkomst te behouden.

Art.148. Voor de werkzaamheden in de verhuissector, die uitgevoerd worden in opdracht van de opdrachtgever, mag de onderaannemingsketen uit niet meer dan drie niveaus bestaan, te weten de rechtstreekse onderaannemer van de aannemer, de onderaannemer van het tweede niveau en de onderaannemer van het derde niveau.
  Elke onderaannemer die een deel van de uitvoering van de overeenkomst die hij met zijn eigen medecontractant heeft gesloten, in onderaanneming geeft, moet zijn eigen onderaannemer(s) schriftelijk op de hoogte brengen van het niveau waarop hij zich in de onderaannemingsketen bevindt.
  De Koning bepaalt, na advies van het bevoegde paritaire comité of paritaire subcomité, de situaties waarin een bijkomend niveau van onderaanneming mogelijk is.
  De Koning kan, na advies van de bevoegde paritaire comité of paritaire subcomité, het aantal niveaus van de onderaannemingsketen nog verder beperken.
  Worden niet beschouwd als onderaannemers voor de toepassing van dit artikel:
  1° de partijen in een combinatie zonder rechtspersoonlijkheid, met inbegrip van de tijdelijke maatschap;
  2° de organismen of instellingen die controle of certificatie uitvoeren;
  3° uitzendkantoren in de zin van wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers.

Afdeling 5. - Wijzigingen van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers
Art.149. In hoofdstuk VI/1 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers wordt tussen afdeling 1/1 en afdeling 2 een afdeling 1/2 ingevoegd, luidende: "Afdeling 1/2. Bijzondere regeling die uitsluitend betrekking heeft op de hoofdelijke aansprakelijkheid in geval van werkzaamheden in de verhuissector.".

Art.150. In afdeling 1/2, ingevoegd bij art. 149, wordt een artikel 35/6/6 ingevoegd, luidende:
  "Art. 35/6/6. § 1. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
  1° werkzaamheden in de verhuissector: de activiteiten bepaald in artikel 4/2, eerste, tweede en derde lid, van het koninklijk besluit van 22 januari 2010 tot oprichting van de paritaire subcomités voor het vervoer en de logistiek en tot vaststelling van hun benaming en bevoegdheid evenals de activiteiten die in het kader van voornoemde activiteiten worden uitgevoerd met hef- of hijsmiddelen of goederenbehandeling van allerlei aard;
  2° opdrachtgever: eenieder die aan een aannemer de opdracht geeft tot het uitvoeren of doen uitvoeren van werkzaamheden tegen betaling;
  3° aannemer: eenieder die zich rechtstreeks t.o.v. een opdrachtgever verbindt om tegen betaling werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren ten behoeve van deze opdrachtgever;
  4° intermediaire aannemer: elke onderaannemer ten opzichte van de onmiddellijk na hem volgende onderaannemer;
  5° onderaannemer: eenieder die zich rechtstreeks, in welk stadium dan ook, ten opzichte van, naar gelang van het geval, de aannemer of de intermediaire aannemer verbindt om tegen betaling werkzaamheden die aan voornoemde aannemer of intermediaire aannemer toevertrouwd zijn, uit te voeren of te doen uitvoeren;
  6° gemelde werkgever: de werkgever aannemer of de werkgever onderaannemer waarop de schriftelijke kennisgeving bedoeld in artikel 49/4 van het Sociaal Strafwetboek betrekking heeft;
  7° verschuldigd loon: het loon dat verschuldigd is aan de werknemer maar dat nog niet werd betaald, noch door zijn werkgever, noch door degene die gehouden is om het te betalen voor rekening van deze werkgever, met uitzondering van de vergoedingen waarop de werknemer recht heeft ingevolge de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst.".

Art.151. In afdeling 1/2, ingevoegd bij artikel 149, wordt een artikel 35/6/7 ingevoegd, luidende:
  "Art. 35/6/7. In afwijking van afdeling 1 wordt de hoofdelijke aansprakelijkheid in geval van werkzaamheden in de verhuissector uitsluitend geregeld door deze afdeling.".

Art.152. In afdeling 1/2, ingevoegd bij artikel 149, wordt een artikel 35/6/8 ingevoegd, luidende:
  "Art. 35/6/8. § 1. De opdrachtgever die, voor werkzaamheden in de verhuissector, rechtstreeks of onrechtstreeks een beroep doet op een aannemer of een onderaannemer waarvan de identificatiegegevens, vóór het begin van uitvoering van die werkzaamheden zijn ingevoerd in de databank bedoeld in artikel 35/15 is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van het loon dat verschuldigd is aan de werknemer tewerkgesteld door deze aannemer of een onderaannemer en dat overeenstemt met alle arbeidsprestaties die door deze werknemer ten behoeve van die hoofdelijk aansprakelijke persoon uitgevoerd werden sinds het begin van de voormelde werkzaamheden.
  In het geval bedoeld in het vorige lid waarbij de identificatiegegevens van de aannemer die rechtstreeks met de opdrachtgever een overeenkomst heeft gesloten, vóór het begin van uitvoering van die werkzaamheden zijn ingevoerd in de databank bedoeld in artikel 35/15, is de opdrachtgever eveneens verplicht om de bedragen in te houden van bestaande onbetaalde facturen en toekomstige van zijn rechtstreekse aannemer te ontvangen facturen, die betrekking hebben op de werken of diensten die werden uitgevoerd na het begin van uitvoering van die werkzaamheden en dit ten belope van:
  - 65 procent van het factuurbedrag als er ten aanzien van de onderaannemer geen verplichting tot inhouding bestaat voor sociale schulden in de zin van artikel 30quinquies van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, of
  - 50 procent van het factuurbedrag als er ten aanzien van de onderaannemer wel een verplichting tot inhouding bestaat voor sociale schulden in de zin van artikel 30quinquies van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
  De opdrachtgever moet de ingehouden bedragen doorstorten aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers bedoeld in artikel 27 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen.
  De Koning bepaalt de wijze waarop de in het derde lid bedoelde bedragen worden doorgestort aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers.
  De Koning bepaalt binnen welke termijn de overeenkomstig het tweede lid ingehouden bedragen worden aangerekend op het aan de betrokken werknemers verschuldigd loonbedrag, alsook de termijn en de nadere regels van terugbetaling van het eventuele saldo aan de opdrachtgever in de mate dat de stortingen het bedrag van dit verschuldigd loon overschrijden.
  Het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers brengt de in het tweede lid bedoelde aannemer onverwijld op de hoogte van de uitbetaling van de bedragen aan de werknemer(s) van deze aannemer.
  In geval de opdrachtgever bedragen doorstort aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, betaalt dit Fonds aan de betrokken werknemers de sommen uit die hun verschuldigd zijn. De Koning kan de nadere regels vaststellen met betrekking tot deze doorstorting.
  Als de opdrachtgever bedragen heeft doorgestort aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, maar de aannemer geheel of gedeeltelijk het aan zijn werknemers verschuldigde loon heeft uitbetaald voordat het Fonds aan die werknemers de in het vorige lid bedoelde sommen heeft uitbetaald, betaalt het Fonds aan de opdrachtgever een bedrag terug ten belope van het door de aannemer aan zijn werknemers betaalde loonbedrag. De Koning kan nadere modaliteiten vaststellen met betrekking tot deze terugbetaling.
  § 2. De opdrachtgever die, voor werkzaamheden in de verhuissector, rechtstreeks of onrechtstreeks een beroep doet op een aannemer of onderaannemer waarvan de identificatiegegevens na het begin van de uitvoering door deze aannemer of onderaannemer van de voormelde werkzaamheden zijn ingevoerd in de databank bedoeld in artikel 35/15, is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van het loon dat verschuldigd is aan de werknemer tewerkgesteld door deze aannemer of onderaannemer, en dat overeenstemt met de arbeidsprestaties die door deze werknemer ten behoeve van deze hoofdelijk aansprakelijke persoon uitgevoerd werden sinds de datum van kennisgeving bedoeld in artikel 49/4 van het Sociaal Strafwetboek.
  In het geval bedoeld in het vorige lid waarbij de identificatiegegevens van de aannemer die rechtstreeks met de opdrachtgever een overeenkomst heeft gesloten, na het begin van uitvoering van de betrokken werkzaamheden zijn ingevoerd in de databank bedoeld in artikel 35/15, is de opdrachtgever verplicht om de bedragen in te houden van bestaande onbetaalde facturen en toekomstige van zijn rechtstreekse aannemer te ontvangen facturen, die betrekking hebben op de werken of diensten die werden uitgevoerd na het begin van uitvoering van die werkzaamheden en de ingehouden bedragen doorstorten aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, zoals voorzien in § 1.
  In geval de opdrachtgever bedragen doorstort aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, betaalt dit Fonds aan de betrokken werknemers de sommen uit die hun verschuldigd zijn. De Koning kan nadere regels vaststellen met betrekking tot deze doorstorting.
  De Koning bepaalt de wijze waarop de overeenkomstig het tweede lid ingehouden bedragen worden doorgestort aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers.
  De Koning bepaalt binnen welke termijn de overeenkomstig het tweede lid ingehouden bedragen worden aangerekend op het aan de betrokken werknemers verschuldigd loonbedrag, alsook de termijn en de nadere regels van terugbetaling van het eventuele saldo aan de opdrachtgever in de mate dat de stortingen het bedrag van dit verschuldigd loon overschrijden.
  Het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers brengt de in het tweede lid bedoelde aannemer onverwijld op de hoogte van de uitbetaling van de bedragen aan de werknemer(s) van deze aannemer.
  Als de opdrachtgever bedragen heeft doorgestort aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, maar de aannemer geheel of gedeeltelijk het aan zijn werknemers verschuldigde loon heeft uitbetaald voordat het Fonds aan die werknemers de in het derde lid bedoelde sommen heeft uitbetaald, betaalt het Fonds aan de opdrachtgever een bedrag terug ten belope van het door de aannemer aan zijn werknemers betaalde loonbedrag. De Koning kan nadere regels vaststellen met betrekking tot deze terugbetaling.
  § 3. De aannemer en de intermediaire aannemer die, voor werkzaamheden in de verhuissector, rechtstreeks of onrechtstreeks een beroep doen op een onderaannemer waarvan de identificatiegegevens vóór het begin van uitvoering van die werkzaamheden zijn opgenomen in de databank bedoeld in artikel 35/15, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van het loon dat verschuldigd is aan de werknemer tewerkgesteld door deze onderaannemer, en dat overeenstemt met alle arbeidsprestaties die door deze werknemer ten behoeve van deze hoofdelijk aansprakelijke personen uitgevoerd werden sinds het begin van de voormelde werkzaamheden.
  In het geval bedoeld in het vorige lid waarbij de identificatiegegevens van de onderaannemer die rechtstreeks met de aannemer of de intermediaire aannemer een overeenkomst heeft gesloten, vóór het begin van uitvoering van die werkzaamheden zijn ingevoerd in de databank bedoeld in artikel 35/15, zijn de aannemer en de intermediaire aannemer verplicht om de bedragen in te houden van bestaande onbetaalde facturen en toekomstige van hun rechtstreekse onderaannemer te ontvangen facturen, die betrekking hebben op de werken of diensten die werden uitgevoerd na het begin van uitvoering van die werkzaamheden en dit ten belope van:
  - 65 procent van het factuurbedrag als er ten aanzien van de onderaannemer geen verplichting tot inhouding bestaat voor sociale schulden in de zin van artikel 30quinquies van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, of
  - 50 procent van het factuurbedrag als er ten aanzien van de onderaannemer wel een verplichting tot inhouding bestaat voor sociale schulden in de zin van artikel 30quinquies van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
  De aannemer en de intermediaire aannemer moeten de ingehouden bedragen doorstorten aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers bedoeld in artikel 27 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen. De Koning kan nadere regels vaststellen met betrekking tot deze doorstorting.
  De Koning bepaalt de wijze waarop de overeenkomstig het tweede lid ingehouden bedragen worden doorgestort aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers.
  De Koning bepaalt binnen welke termijn de overeenkomstig het tweede lid ingehouden bedragen worden aangerekend op het aan de betrokken werknemers verschuldigd loonbedrag, alsook de termijn en de nadere regels van terugbetaling van het eventuele saldo aan de aannemer of aan de intermediaire aannemer in de mate dat de stortingen het bedrag van dit verschuldigd loon overschrijden.
  In geval de aannemer en/of de intermediaire aannemer bedragen doorstorten aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, betaalt dit Fonds aan de betrokken werknemers de sommen uit die hun verschuldigd zijn. De Koning kan de nadere regels vaststellen met betrekking tot deze doorstorting.
  Het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers brengt de in het tweede lid bedoelde onderaannemer onverwijld op de hoogte van de uitbetaling van de bedragen aan de werknemer(s) van deze onderaannemer.
  Als de aannemer en de intermediaire aannemer bedragen hebben doorgestort aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, maar de onderaannemer geheel of gedeeltelijk het aan zijn werknemers verschuldigde loon heeft uitbetaald voordat het Fonds aan die werknemers de in het zesde lid bedoelde sommen heeft uitbetaald, betaalt het Fonds aan de aannemer en/of de intermediaire aannemer een bedrag terug ten belope van het door de onderaannemer aan zijn werknemers betaalde loonbedrag. De Koning kan nadere regels vaststellen met betrekking tot deze terugbetaling.
  § 4. De aannemer en de intermediaire aannemer die, voor werkzaamheden in de verhuissector, rechtstreeks of onrechtstreeks een beroep doen op een onderaannemer waarvan de identificatiegegevens na het begin van de uitvoering door deze onderaannemer van de voormelde werkzaamheden zijn ingevoerd in de databank bedoeld in artikel 35/15, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van het loon dat verschuldigd is aan de werknemer tewerkgesteld door deze rechtstreekse of onrechtstreekse onderaannemer en dat overeenstemt met de arbeidsprestaties die door deze werknemer ten behoeve van deze hoofdelijk aansprakelijke personen uitgevoerd werden sinds de datum van de schriftelijke kennisgeving bedoeld in artikel 49/4 van het Sociaal Strafwetboek.
  In het geval bedoeld in het vorige lid waarbij de identificatiegegevens van de rechtstreekse onderaannemer na het begin van uitvoering van de betrokken werkzaamheden zijn ingevoerd in de databank bedoeld in artikel 35/15, zijn de aannemer en de intermediaire aannemer verplicht om de bedragen in te houden van bestaande onbetaalde facturen en toekomstige van hun rechtstreekse onderaannemer te ontvangen facturen, die betrekking hebben op de werken of diensten die werden uitgevoerd na het begin van uitvoering van die werkzaamheden en de ingehouden bedragen door te storten aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, voorzien in § 3.
  In geval de aannemer en/of de intermediaire aannemer bedragen doorstorten aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, betaalt dit Fonds aan de betrokken werknemers de sommen uit die hun verschuldigd zijn. De Koning kan de nadere regels vaststellen met betrekking tot deze doorstorting.
  De Koning bepaalt de wijze waarop de overeenkomstig het tweede lid ingehouden bedragen worden doorgestort aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers.
  De Koning bepaalt binnen welke termijn de overeenkomstig het tweede lid ingehouden bedragen worden aangerekend op het aan de betrokken werknemers verschuldigd loonbedrag, alsook de termijn en de nadere regels van terugbetaling van het eventuele saldo aan de aannemer of aan de intermediaire aannemer in de mate dat de stortingen het bedrag van dit verschuldigd loon overschrijden.
  Het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers brengt de in het tweede lid bedoelde onderaannemer onverwijld op de hoogte van de uitbetaling van de bedragen aan de werknemer(s) van deze onderaannemer.
  Als de aannemer en de intermediaire aannemer bedragen hebben doorgestort aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, maar de onderaannemer geheel of gedeeltelijk het aan zijn werknemers verschuldigde loon heeft uitbetaald voordat het Fonds aan die werknemers de in het vorige lid bedoelde sommen heeft uitbetaald, betaalt het Fonds aan de aannemer en/of de intermediaire aannemer een bedrag terug ten belope van het door de onderaannemer aan zijn werknemers betaalde loonbedrag. De Koning kan nadere regels vaststellen met betrekking tot deze terugbetaling.
  § 5. Voor de toepassing van de artikelen 3 tot 6, 10, 13 tot 15, 16, 18 en 23 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers worden de in dit artikel bedoelde hoofdelijk aansprakelijke personen gelijkgesteld met de werkgever.
  § 6. De artikelen 5.160 tot 5.165 van het Burgerlijk Wetboek zijn van toepassing op de in de vorige paragrafen bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid.
  § 7. Deze afdeling is niet van toepassing op de opdrachtgever die een natuurlijke persoon is en die werkzaamheden in de verhuissector uitsluitend voor privédoeleinden doet uitvoeren.".

Art.153. In afdeling 1/2, ingevoegd bij artikel 149, wordt een artikel 35/6/9 ingevoegd, luidende:
  "Art. 35/6/9. § 1. De aannemer die zich contractueel ertoe verbonden heeft om werkzaamheden in de verhuissector uit te voeren, en waarvan, vóór het begin van de uitvoering van die werkzaamheden, de identificatiegegevens zijn opgenomen in de databank bedoeld in artikel 35/15, brengt zijn opdrachtgever hiervan schriftelijk of langs elektronische weg op de hoogte nog vóór het begin van de uitvoering van die werkzaamheden.
  De aannemer die de in het eerste lid bedoelde informatie heeft meegedeeld aan zijn opdrachtgever, moet hem een ontvangstbevestiging laten ondertekenen waarin de mededeling van deze informatie wordt bevestigd.
  § 2. Bij ontstentenis van een reeds bestaande keten van onderaannemers moet de aannemer, die rechtstreeks een beroep doet op een onderaannemer voor het uitvoeren van werkzaamheden in de verhuissector die de aannemer zelf rechtstreeks had toegezegd te verrichten voor de opdrachtgever, vóór het begin van uitvoering van die werkzaamheden de databank bedoeld in artikel 35/15 raadplegen om na te gaan of de identificatiegegevens van deze onderaannemer al dan niet voorkomen in voornoemde databank.
  Indien de aannemer bij de in het eerste lid bedoelde raadpleging vaststelt dat de identificatiegegevens van zijn rechtstreekse onderaannemer in de databank bedoeld in artikel 35/15 voorkomen, stelt hij de betrokken opdrachtgever onverwijld en vóór het begin van de uitvoering van de bovenbedoelde werkzaamheden schriftelijk of elektronisch in kennis van deze vaststelling en van het feit dat zijn hoofdelijke aansprakelijkheid kan ontstaan overeenkomstig artikel 35/6/8 en deelt hij hem de identificatiegegevens van de bedoelde rechtstreekse onderaannemer mee.
  Wanneer er een keten van onderaannemers bestaat, moet elke aannemer en elke intermediaire aannemer die deel uitmaakt van deze keten en die rechtstreeks een beroep doet op een onderaannemer voor het uitvoeren van werkzaamheden in de verhuissector, vóór het begin van uitvoering van die werkzaamheden de databank bedoeld in artikel 35/15 raadplegen om na te gaan of de identificatiegegevens van zijn rechtstreekse onderaannemer al dan niet voorkomen in voornoemde databank.
  Indien naargelang het geval de aannemer of de intermediaire aannemer bij de in het derde lid bedoelde raadpleging vaststelt dat de identificatiegegevens van de rechtstreekse onderaannemer in de databank bedoeld in artikel 35/15 voorkomen, stelt de aannemer of de intermediaire aannemer, elk wat hem betreft, de opdrachtgever, de aannemer en naargelang het geval elke intermediaire aannemer die voor hem tussenkomt in de onderaannemingsketen, vóór het begin van de uitvoering van de bovenbedoelde werkzaamheden schriftelijk of elektronisch in kennis van deze vaststelling en van het feit dat hun hoofdelijke aansprakelijkheid kan ontstaan overeenkomstig artikel 35/6/8 en deelt hij hen de identificatiegegevens van de bedoelde rechtstreekse onderaannemer mee.
  De aannemer of de intermediaire aannemer die onderworpen zijn aan de informatieverplichting in de zin van artikel 30quinquies, § 8, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, raadpleegt de databank die is ingesteld overeenkomstig bovenvermeld artikel 30quinquies, teneinde de personen te kunnen identificeren aan wie de informatie, bedoeld in het tweede en het vierde lid, in voorkomend geval, moet worden toegezonden.
  § 3. De identificatiegegevens van de aannemer bedoeld in paragraaf 1 en van de rechtstreekse onderaannemer bedoeld in paragraaf 2 zijn de volgende:
  - wanneer het gaat om een in de Kruispuntbank van ondernemingen geregistreerde entiteit, zijn onder nemingsnummer;
  - wanneer het gaat om een buitenlandse onderneming die niet is geregistreerd in de Kruispuntbank van ondernemingen, het identificatienummer van het land van oorsprong of, bij gebrek daaraan, de naam van de onderneming, zijn rechtsvorm en zijn adres.
  De aannemer en de intermediaire aannemer die de in paragraaf 2 bedoelde informatie schriftelijk hebben meegedeeld aan, naargelang het geval, de opdrachtgever, de aannemer of de intermediaire aannemer die rechtstreeks vóór hen komt, moeten hen een ontvangstbevestiging laten ondertekenen waarin zij bevestigen dat deze informatie schriftelijk is medegedeeld.".

Art.154. In afdeling 1/2, ingevoegd bij artikel 149, wordt een artikel 35/6/10 ingevoegd, luidende:
  "Art. 35/6/10. § 1. De aannemer van wie de identificatiegegevens zijn opgenomen in de databank bedoeld in artikel 35/15, maakt, voor elke aannemingsovereenkomst gesloten vanaf de datum waarop die identificatiegegevens in de databank zijn ingevoerd en krachtens dewelke de voormelde aannemer werkzaamheden in de verhuissector uitvoert, aan de sociaal inspecteurs van de Algemene Directie Toezicht op de sociale wetten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, onmiddellijk schriftelijk of elektronisch het volgende over:
  - hetzij:
  1° de datum van aanvang van die werkzaamheden, en
  2° een lijst met de identificatiegegevens van de opdrachtgever ten behoeve van wie die werkzaamheden worden uitgevoerd;
  - hetzij het identificatienummer van de aangifte gedaan in toepassing van artikel 30quinquies, § 8, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
  De onderaannemer van wie de identificatiegegevens zijn opgenomen in de databank bedoeld in artikel 35/15, maakt, voor elke aannemingskomst gesloten vanaf de datum waarop die identificatiegegevens in de databank zijn ingevoerd en krachtens dewelke de voormelde onderaannemer werkzaamheden in de verhuissector uitvoert, aan de sociaal inspecteurs van de Algemene Directie Toezicht op de sociale wetten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, onmiddellijk schriftelijk of elektronisch het volgende over:
  - hetzij:
  1° de datum van aanvang van die werkzaamheden, en
  2° een lijst met de identificatiegegevens van de opdrachtgever en de aannemer die betrokken zijn bij de uitvoering van die werkzaamheden, evenals, in voorkomend geval, van elke andere intermediaire aannemer die vóór de genoemde onderaannemer in de onderaannemingsketen tussenkomt met het oog op de uitvoering van diezelfde werkzaamheden;
  - hetzij het identificatienummer van de aangifte gedaan in toepassing van artikel 30quinquies, § 8, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
  § 2. De identificatiegegevens van de contractanten die moeten worden opgenomen in de lijst bedoeld in paragraaf 1, eerste en tweede lid, zijn de volgende:
  - wanneer het gaat om een in de Kruispuntbank van ondernemingen geregistreerde entiteit, zijn ondernemingsnummer;
  - wanneer het gaat om een buitenlandse onderneming die niet is geregistreerd in de Kruispuntbank van ondernemingen, het identificatienummer van het land van oorsprong of, bij gebrek daaraan, de naam van de onderneming, zijn rechtsvorm en zijn adres.
  § 3. De Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg is verantwoordelijk voor de verwerking van de gegevens die overeenkomstig paragraaf 1 worden toegezonden aan de sociaal inspecteurs van zijn Algemene Directie Toezicht op de sociale wetten.
  De toezending van de in paragraaf 1 bedoelde gegevens heeft tot doel de sociaal inspecteurs bedoeld in paragraaf 1 in staat te stellen de personen te identificeren die hoofdelijk aansprakelijk zijn bedoeld in artikel 35/6/8 aan wie zij de kennisgeving bedoeld in artikel 49/4 van het Sociaal Strafwetboek moeten richten.
  De in het eerste lid bedoelde gegevens worden door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg bewaard zolang de identificatiegegevens van, naar gelang het geval, de in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde aannemer of de in paragraaf 1, tweede lid, bedoelde onderaannemer in de in artikel 35/15 bedoelde databank zijn opgenomen, zonder dat deze bewaring evenwel langer kan duren dan vijf jaar te rekenen vanaf de opneming ervan in dezelfde databank.".

Art.155. In afdeling 1/2, ingevoegd bij artikel 149, wordt een artikel 35/6/11 ingevoegd, luidende:
  "Art. 35/6/11. § 1. De opdrachtgever die beroep doet op een aannemer om werkzaamheden in de verhuissector te laten uitvoeren, deelt onverwijld, schriftelijk of op elektronische wijze, aan deze aannemer zijn eigen identificatiegegevens mee.
  De aannemer die beroep doet op een rechtstreekse onderaannemer om werkzaamheden in de verhuissector te laten uitvoeren, en die zichzelf tot uitvoering verbonden had voor een opdrachtgever, deelt onverwijld, schriftelijk of op elektronische wijze, aan deze rechtstreekse onderaannemer zijn eigen identificatiegegevens en die van deze opdrachtgever mee.
  De intermediaire aannemer, die zelf tussenkomt als rechtstreekse onderaannemer van de aannemer en die rechtstreeks beroep doet op een onderaannemer om de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden uit te voeren, deelt onverwijld, schriftelijk of op elektronische wijze, aan deze rechtstreekse onderaannemer zijn eigen identificatiegegevens en die van de opdrachtgever en de aannemer mee.
  Elke onderaannemer die na de in het derde lid bedoelde intermediaire aannemer tussenkomt in de keten van onderaanneming en die rechtstreeks beroep doet op een onderaannemer om de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden uit te voeren, deelt onverwijld, schriftelijk of op elektronische wijze, aan deze rechtstreekse onderaannemer zijn eigen identificatiegegevens mee, evenals die van de opdrachtgever, de aannemer en, in voorkomend geval, van elke andere onderaannemer die voor hem tussenkomt in de keten van onderaanneming.
  De aannemer, de intermediaire aannemer en de onderaannemer die, overeenkomstig de leden 1 tot 4, de in die leden bedoelde identificatiegegevens schriftelijk meedelen aan, in voorkomend geval, hun aannemer of aan hun rechtstreekse onderaannemer, laten die aannemer of die rechtstreekse onderaannemer een ontvangstbewijs ondertekenen waarin die mededeling wordt bevestigd.
  De in het eerste tot vijfde lid bedoelde identificatiegegevens zijn de volgende:
  - wanneer het gaat om een in de Kruispuntbank van ondernemingen geregistreerde entiteit, zijn ondernemingsnummer;
  - wanneer het gaat om een buitenlandse onderneming die niet is geregistreerd in de Kruispuntbank van ondernemingen, het identificatienummer van het land van oorsprong of, bij gebrek daaraan, de naam van de onderneming, zijn rechtsvorm en zijn adres;
  § 2. Indien de aannemer, de intermediaire aannemer of de onderaannemers die zich contractueel hebben verbonden tot het uitvoeren van werkzaamheden in de verhuissector, voldoen aan hun verplichting tot aangifte van de werken bedoeld in artikel 30quinquies, § 8, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, vervangt dit de verplichtingen bedoeld in paragraaf 1.".

Art.156. In afdeling 1/2, ingevoegd bij artikel 149, wordt een artikel 35/6/12 ingevoegd, luidende:
  "Art. 35/6/12. De gemelde werkgever moet een afschrift van de schriftelijke kennisgeving bedoeld in artikel 49/4 van het Sociaal Strafwetboek ophangen op de plaats of de plaatsen bedoeld in artikel 49/4, tweede lid, 4°.
  De in artikel 35/6/8 bedoelde hoofdelijk aansprakelijke personen hangen op dezelfde plaats(en) een afschrift van de schriftelijke kennisgeving op indien de gemelde werkgever de ophanging bedoeld in het eerste lid niet heeft verricht.".

Art.157. In afdeling 1/2, ingevoegd bij artikel 149, wordt een artikel 35/6/13 ingevoegd, luidende:
  "Art. 35/6/13. De volgende organisaties kunnen in de rechtsgeschillen waartoe de toepassing van deze afdeling aanleiding kan geven, in rechte optreden ter verdediging van de rechten van de werknemers, met toestemming van deze laatsten:
  1° de representatieve werknemers- en werkgeversorganisaties bedoeld in artikel 3 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;
  2° de representatieve vakorganisaties bedoeld in de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;
  3° de representatieve vakorganisaties in het aangewezen orgaan van vakbondsoverleg voor de administraties, diensten of instellingen waarop de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel niet van toepassing is.
  Het optreden van deze organisaties doet geen afbreuk aan het recht van de werknemers om zelf op te treden, zich bij de vordering aan te sluiten of in het geding tussen te komen.".

Art.158. In hoofdstuk VI/1 van dezelfde wet wordt artikel 35/8 vervangen als volgt:
  "Art. 35/8. In afwijking van de afdelingen 1, 1/1 en 1/2 van dit hoofdstuk, wordt de hoofdelijke aansprakelijkheid in geval van tewerkstelling van een illegaal verblijvende onderdaan van een derde land in België door deze afdeling geregeld.
  De artikelen 5.160 tot 5.165 van het Burgerlijk Wetboek zijn van toepassing op de door deze afdeling bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid.
  Voor de toepassing van de artikelen 3 tot 6, 10, 13 tot 15, 16, 18 en 23 van deze wet wordt de hoofdelijk aansprakelijke gelijkgesteld met de werkgever.
  De post- of banktaks mag door de hoofdelijk aansprakelijke bedoeld in deze afdeling niet worden afgetrokken van het nog verschuldigd loon.".

Art.159. In hoofdstuk VI/1 van dezelfde wet wordt een afdeling 3 ingevoegd, luidende:
  "Afdeling 3. Databank voor de controle op loonschulden.".

Art.160. In afdeling 3, ingevoegd bij artikel 159, wordt een artikel 35/14 ingevoegd, luidende:
  "Art. 35/14. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
  1° werkzaamheden in de verhuissector: de activiteiten bepaald in artikel 4/2, eerste, tweede en derde lid, van het koninklijk besluit van 22 januari 2010 tot oprichting van de paritaire subcomités voor het vervoer en de logistiek en tot vaststelling van hun benaming en bevoegdheid evenals de activiteiten die in het kader van voornoemde activiteiten worden uitgevoerd met hef- of hijsmiddelen of goederenbehandeling van allerlei aard;
  2° opdrachtgever: eenieder die aan een aannemer de opdracht geeft tot het uitvoeren of doen uitvoeren van werkzaamheden tegen betaling;
  3° aannemer: eenieder die zich rechtstreeks t.o.v. een opdrachtgever verbindt om tegen betaling werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren ten behoeve van deze opdrachtgever;
  4° intermediaire aannemer: elke onderaannemer ten opzichte van de onmiddellijk na hem volgende onderaannemer;
  5° onderaannemer: eenieder die zich rechtstreeks, in welk stadium dan ook, ten opzichte van, naar gelang van het geval, de aannemer of de intermediaire aannemer verbindt om tegen betaling werkzaamheden die aan voornoemde aannemer of intermediaire aannemer toevertrouwd zijn, uit te voeren of te doen uitvoeren;
  6° verschuldigd loon: het loon in de zin van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers dat aan de werknemer verschuldigd is, maar dat nog niet betaald werd, noch door zijn werkgever, noch door degene die gehouden is om het te betalen voor rekening van deze werkgever, met uitzondering van de vergoedingen waarop de werknemer recht heeft als gevolg van de verbreking van zijn arbeidsovereenkomst;
  7° de databank loonschulden: de databank opgericht bij de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg om opdrachtgevers, aannemers en intermediaire aannemers in een keten van onderaanneming in staat te stellen om na te gaan of de aannemers en onderaannemers op wie ze een beroep doen voor de uitvoering van werkzaamheden in de verhuissector, hun verplichting naleven om aan hun werknemers tijdig het loon te betalen waarop deze recht hebben.".

Art.161. In afdeling 3, ingevoegd bij artikel 159, wordt een artikel 35/15 ingevoegd, luidende:
  "Art. 35/15. § 1. Er wordt door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg een databank loonschulden opgericht bij de Algemene Directie Toezicht op de sociale wetten.
  § 2. De databank loonschulden vermeldt:
  - de identificatiegegevens van de ondernemingen die werkzaamheden in de verhuissector uitvoeren, en waarvoor één of meerdere recente inbreuken i.v.m. de niet-betaling van het verschuldigd loon tijdens een onderzoek, in hoofde van deze ondernemingen, vastgesteld werden door de sociaal inspecteurs van de Algemene Directie Toezicht op de sociale wetten door middel van een in artikel 64 van het Sociaal Strafwetboek bedoeld proces-verbaal tot vaststelling van inbreuken, en
  - in voorkomend geval, in geval van beroep tegen een rechterlijke beslissing waarbij de onderneming wordt veroordeeld of tegen een beslissing waarbij aan de onderneming een administratieve geldboete wordt opgelegd, naar aanleiding van het in het eerste streepje bedoelde proces-verbaal, het bestaan van een dergelijk beroep.
  De in het eerste lid bedoelde identificatiegegevens zijn de volgende:
  - wanneer het gaat om een in de Kruispuntbank van ondernemingen geregistreerde entiteit, zijn ondernemingsnummer;
  - wanneer het gaat om een buitenlandse onderneming die niet is geregistreerd in de Kruispuntbank van ondernemingen, het identificatienummer van het land van oorsprong of, bij gebrek daaraan, de naam van de onderneming, zijn rechtsvorm en zijn adres.
  De Koning bepaalt wat moet verstaan worden onder recente inbreuk in de zin van deze paragraaf zonder dat een dergelijke inbreuk evenwel betrekking kan hebben op feiten die voorafgaan aan de datum van inwerkingtreding van deze afdeling.
  De registratie van de in de eerste alinea bedoelde gegevens heeft enerzijds tot doel een correcte toepassing van de hoofdelijke aansprakelijkheid en van de in artikel 35/6/8 bedoelde inhoudingen op facturen mogelijk te maken, en anderzijds de in paragraaf 3 van dit artikel bedoelde raadpleging mogelijk te maken.
  § 3. De databank loonschulden kan enkel geraadpleegd worden door de rechtspersonen of natuurlijke personen die door een aannemer werkzaamheden in de verhuissector doen uitvoeren of overwegen deze te doen uitvoeren, of die als gevolg van de tussenkomst van een onderaannemer voor het uitvoeren van de bovenvermelde werkzaamheden en die niet hun rechtstreekse aannemer is, hoofdelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld in de zin van het artikel 35/6/8. Deze raadpleging heeft tot doel de voormelde natuurlijke of rechtspersonen op de hoogte te brengen, enerzijds, van het feit dat de onderneming vermeld in de databank loonschulden, waarmee zij een aannemingsovereenkomst hebben afgesloten of overwegen af te sluiten met het oog op het uitvoeren van deze werkzaamheden of die als onrechtstreekse onderaannemer tussenkomt met het oog op het uitvoeren van dezelfde werkzaamheden, niet voldoet aan de in België toepasselijke loonvoorwaarden, en anderzijds van het risico voor diezelfde rechtspersonen of natuurlijke personen om als gevolg van die vermelding hoofdelijk aansprakelijk te worden gesteld in de zin van het artikel 35/6/8.
  De Koning kan specifieke voorwaarden voorzien voor het raadplegen van deze databank loonschulden.
  Elke onderneming die de databank loonschulden raadpleegt, is verantwoordelijk voor de verwerking die zij uitvoert telkens wanneer zij de databank loonschulden raadpleegt. Zij moet deze raadpleging, die een andere onderneming betreft, kunnen verantwoorden met inachtneming van de wetgeving inzake gegevensbescherming en voor de in eerste lid genoemde doeleinden.
  Het gebruik van deze databank loonschulden is onderworpen aan de naleving van het beleid inzake het gebruik van de databank loonschulden.
  Voor bewijsdoeleinden krijgt de onderneming die de databank loonschulden raadpleegt een login toegewezen. Haar verbindingsgegevens worden opgeslagen in de databank loonschulden en daar bewaard voor een periode van vijf jaar vanaf de datum van invoer.
  In afwijking van het eerste lid, kan de databank loonschulden niet geraadpleegd worden door de natuurlijke persoon die werkzaamheden in de verhuissector uitsluitend voor privédoeleinden doet uitvoeren of overweegt te doen uitvoeren.
  § 4. De in paragraaf 2 bedoelde identificatiegegevens worden in de databank loonschulden ingevoerd door de sociaal inspecteurs van de Algemene Directie Toezicht op de sociale wetten volgens de door de Koning bepaalde nadere regels.
  Onder voorbehoud van de door de sociaal inspecteurs van de Algemene Directie Toezicht op de sociale wetten overeenkomstig paragraaf 7 uitgevoerde schrapping en voor de doeleinden bedoeld in paragraaf 3, worden de in dezelfde paragraaf 2 bedoelde identificatiegegevens gedurende een maximale periode van vijf jaar, te rekenen vanaf hun invoering, in de databank loonschulden bewaard.
  § 5. De onderneming waarvan de identificatiegegevens voorkomen in de in paragraaf 2 bedoelde databank loonschulden, wordt daarvan schriftelijk op de hoogte gebracht door de sociaal inspecteurs van de Algemene Directie Toezicht op de sociale wetten.
  § 6. De onderneming waarvan de in paragraaf 2 bedoelde identificatiegegevens in de databank loonschulden werden ingevoerd en die, als aannemer in de zin van deze wet, werkzaamheden in de verhuissector uitvoert, brengt haar werknemers op de hoogte van deze invoer en deelt hen onverwijld, schriftelijk of op elektronische wijze, een lijst mee met de identificatiegegevens van de opdrachtgever voor wie deze werkzaamheden worden uitgevoerd.
  De onderneming waarvan de in paragraaf 2 bedoelde identificatiegegevens in de databank loonschulden werden ingevoerd en die, als rechtstreekse of onrechtstreekse onderaannemer, werkzaamheden in de verhuissector uitvoert, brengt haar werknemers op de hoogte van deze invoer en deelt hen onverwijld, schriftelijk of op elektronische wijze, een lijst mee met de identificatiegegevens van de opdrachtgever en de aannemer die betrokken zijn bij de uitvoering van deze werkzaamheden, evenals, in voorkomend geval, van elke andere onderaannemer die eventueel vóór haar tussenkomt in de keten van onderaanneming om dezelfde werkzaamheden uit te voeren.
  De identificatiegegevens van de contractanten die moeten vermeld worden in de lijst bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn de volgende:
  - als genoemde contractanten rechtspersonen zijn, hun benaming en het adres van hun maatschappelijke zetel;
  - als genoemde contractanten natuurlijke personen zijn, hun naam en voornaam en hun fysiek adres.
  De in het eerste en tweede lid bedoelde onderneming laat haar werknemers een ontvangstbewijs ondertekenen waarin de mededeling van de in die leden bedoelde lijst wordt bevestigd.
  § 7. Op verzoek van een in paragraaf 2 bedoelde onderneming gaan de sociaal inspecteurs van de Algemene Directie Toezicht op de sociale wetten over tot de schrapping, in de in dit artikel bedoelde databank loonschulden, van de identificatiegegevens die op deze onderneming betrekking hebben, onder de volgende hypotheses en volgens de volgende voorwaarden:
  - voornoemde onderneming bezorgt aan de sociaal inspecteurs van de Algemene Directie Toezicht op de sociale wetten het bewijs van betaling van het verschuldigd loon binnen een termijn van 10 dagen na de invoering van de identificatiegegevens in de databank loonschulden maar uiterlijk vóór de twintigste van de lopende maand. In dat geval gaan de sociaal inspecteurs van de Algemene Directie Toezicht op de sociale wetten over tot de schrapping van de identificatiegegevens in de databank loonschulden op de eerste dag van de maand die volgt op die waarin voornoemd betalingsbewijs door de onderneming bezorgd werd;
  - voornoemde onderneming bezorgt aan de sociaal inspecteurs van de Algemene Directie Toezicht op de sociale wetten het bewijs van betaling van het verschuldigd loon na de in het eerste streepje vermelde termijn of na de twintigste van de lopende maand. In dat geval gaan de sociaal inspecteurs van de Algemene Directie Toezicht op de sociale wetten over tot de schrapping van de identificatiegegevens in de databank loonschulden op de eerste dag van de tweede maand die volgt op die waarin voornoemd betalingsbewijs door de onderneming bezorgd werd.
  De Koning bepaalt de wijze waarop het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt gedaan.
  Op verzoek van een in paragraaf 2 bedoelde onderneming gaan de sociaal inspecteurs van de Algemene Directie Toezicht op sociale wetten over tot de verbetering in de in dit artikel bedoelde databank loonschulden van de identificatiegegevens die op deze onderneming betrekking hebben, volgens de voorwaarden en onder de modaliteiten bepaald door de Koning.
  § 8. De Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg is verantwoordelijk voor de verwerking van het beheer van de databank loonschulden. Het beheer van de databank loonschulden omvat het verzamelen, registreren, verspreiden, corrigeren, archiveren en wissen van de gegevens.".

Afdeling 6. - Wijzigingen van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen
Art.162. In hoofdstuk II van titel IV van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen wordt een afdeling 10 ingevoegd met als opschrift "Betaling van sommen en informatieverstrekking bedoeld in artikel 35/6/8 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers".

Art.163. In hoofdstuk II van titel IV van dezelfde wet wordt een artikel 55/1 ingevoegd luidende:
  "Art. 55/1. Het Fonds:
  1° ontvangt de sommen bedoeld in artikel 35/6/8 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers en betaalt overeenkomstig dezelfde bepaling deze sommen aan de betrokken werknemers;
  2° betaalt aan de opdrachtgever bedoeld in artikel 35/6/8, § 1, achtste lid, en § 2, zevende lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers en, naar gelang het geval, aan de aannemer of intermediaire aannemer bedoeld in artikel 35/6/8, § 3, achtste lid, en § 4, zevende lid, van dezelfde wet, de sommen bedoeld door deze bepalingen overeenkomstig deze laatste bepalingen;
  3° brengt de aannemer bedoeld in artikel 35/6/8, § 1, tweede lid, en § 2, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers en de onderaannemer bedoeld in artikel 35/6/8, § 3, tweede lid, en § 4, tweede lid, van dezelfde wet op de hoogte van de betaling van de bedragen die zijn uitgekeerd aan de werknemers van die aannemer en onderaannemer overeenkomstig, naargelang het geval, de paragrafen 1 tot 4 van dit artikel 35/6/8;
  4° betaalt het eventuele saldo, bedoeld in artikel 35/6/8, § 1, vijfde lid, § 2, vijfde lid, § 3, vijfde lid, en § 4, vijfde lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, terug binnen de termijn en volgens de modaliteiten die krachtens dezelfde bepalingen zijn vastgesteld.".

Afdeling 7. - Sancties
Onderafdeling 1. - Toezicht
Art.164. De inbreuken op de bepalingen van "Afdeling 4. Organisatie van de onderaannemingsketen" en van de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.
  De sociaal inspecteurs beschikken over de in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde bevoegdheden wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze afdeling en de uitvoeringsbesluiten ervan.

Onderafdeling 2. - Wijzigingen van het Sociaal Strafwetboek
Art.165. In Boek 1, titel 2, hoofdstuk 2, van het Sociaal Strafwetboek, wordt een afdeling 3/4 ingevoegd met als opschrift:
  "Afdeling 3/4. De bijzondere bevoegdheid van de sociaal inspecteurs in verband met de hoofdelijke aansprakelijkheid in geval van werkzaamheden in de verhuissector".

Art.166. In afdeling 3/4, ingevoegd bij artikel 165, wordt een artikel 49/4 ingevoegd, luidende:
  "Art. 49/4. De schriftelijke kennisgeving van de invoering van de identificatiegegevens van een onderneming in de databank bedoeld in artikel 35/15 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers
  De sociaal inspecteurs brengen de hoofdelijk aansprakelijke personen bedoeld in artikel 35/6/8 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers schriftelijk ervan op de hoogte dat, naargelang van het geval, de identificatiegegevens van hun aannemer of van de onderaannemer die na hem volgt, ingevoerd werden in de databank bedoeld in artikel 35/15 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.
  Deze kennisgeving vermeldt:
  1° de identificatiegegevens van de aannemer werkgever of van de onderaannemer werkgever, zoals vastgesteld in artikel 35/15 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers;
  2° de datum waarop voormelde identificatiegegevens ingevoerd werden in de databank bedoeld in het artikel 35/15 van de voormelde wet van 12 april 1965;
  3° de identiteit en het adres van de hoofdelijk aansprakelijke personen bedoeld in artikel 35/6/8 van de voormelde wet van 12 april 1965, die de ontvangers zijn van deze kennisgeving;
  4° de plaats(en) waar, naar gelang van het geval, de werkzaamheden in de verhuissector in de zin van artikel 35/6/6, § 1, 1°, van de wet van 12 april 1965, uitgevoerd worden door de werknemers van, naar gelang van het geval, de aannemer werkgever of de onderaannemer werkgever ten behoeve van de hoofdelijk aansprakelijke personen bedoeld in artikel 35/6/8 van dezelfde wet van 12 april 1965.
  Een afschrift van de in het tweede lid bedoelde kennisgeving wordt overgemaakt aan de aannemer of de onderaannemer waarop deze kennisgeving betrekking heeft.
  De Koning kan aan de in het tweede lid opgenomen lijst andere vermeldingen toevoegen.
  De Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg is verantwoordelijk voor de verwerking van de gegevens bedoeld in paragraaf 2 en de gegevens die krachtens paragraaf 4 worden toegevoegd.
  De in het tweede lid bedoelde gegevens en deze toegevoegd krachtens het vierde lid worden door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg bewaard zolang de identificatiegegevens van de werkgever aannemer of de werkgever onderaannemer, bedoeld in artikel 35/15 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, in de databank bedoeld in datzelfde artikel 35/15 zijn opgenomen, zonder dat deze bewaring evenwel langer kan duren dan vijf jaar te rekenen vanaf de verzending van de kennisgeving aan de hoofdelijk aansprakelijke personen bedoeld in artikel 35/6/8 van dezelfde wet van 12 april 1965.".

Art.167. In artikel 171/2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 29 maart 2012 en laatst gewijzigd door de wet van 11 december 2016, worden de woorden "artikel 35/4, 35/6/4 en 35/12" vervangen door de woorden "artikel 35/4, 35/6/4, 35/6/12 en 35/12.".

Art.168. In boek 2, hoofdstuk 3, afdeling 2, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 171/2/2 ingevoegd, luidende:
  "Art. 171/2/2. De niet-betaling van het loon door de hoofdelijk aansprakelijke
  Met een sanctie van niveau 3 worden bestraft, de opdrachtgever, de aannemer en de intermediaire aannemer, hoofdelijk aansprakelijke personen bedoeld door afdeling 1/2 van hoofdstuk VI/1 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, die het verschuldigd loon voor de betaling waarvan zij hoofdelijk aansprakelijk zijn overeenkomstig dezelfde afdeling, niet betaald hebben.".

Art.169. In boek 2, hoofdstuk 3, afdeling 2, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 171/2/3 ingevoegd, luidende:
  "Art. 171/2/3. De niet-inhouding en doorstorting van de bedragen in geval van werkzaamheden in de verhuissector
  Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, de opdrachtgever, de aannemer en de intermediaire aannemer die rechtstreeks, in voorkomend geval, met een aannemer of een onderaannemer, een overeenkomst heeft gesloten en die zich niet heeft gehouden aan de inhoudings- en doorstortingsplicht bedoeld door afdeling 1/2 van hoofdstuk VI/1 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.".

Art.170. In boek 2, hoofdstuk 3, afdeling 2, van het hetzelfde Wetboek wordt een artikel 171/2/4 ingevoegd, luidende:
  "Art. 171/2/4. De niet-mededeling door de aannemer bedoeld in artikel 35/6/9, § 1, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, aan de opdrachtgever bedoeld in genoemd artikel 35/6/9, § 1, van de door deze bepaling voorziene informatie
  Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, de aannemer bedoeld in artikel 35/6/9, § 1, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, zijn aangestelde of zijn lasthebber, die aan de opdrachtgever bedoeld in artikel 35/6/9, § 1, van dezelfde wet, niet de informatie bedoeld in ditzelfde artikel 35/6/9, § 1, meegedeeld heeft, overeenkomstig deze laatste bepaling.".

Art.171. In boek 2, hoofdstuk 3, afdeling 2, van het hetzelfde Wetboek wordt een artikel 171/2/5, ingevoegd luidende:
  "Art. 171/2/5. De niet-mededeling door de aannemer en de onderaannemer bedoeld in artikel 35/6/10 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, aan de in genoemd artikel 35/6/10 bedoelde personen van door dezelfde bepalingen voorziene informatie
  Met een sanctie van niveau 3 worden bestraft, de aannemer en de onderaannemer bedoeld in artikel 35/6/10 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, hun aangestelde of hun lasthebber, die niet de informatie bedoeld in genoemd artikel 35/6/10, aan de aangeduide sociaal inspecteurs overgemaakt hebben, overeenkomstig deze laatste bepaling.".

Art.172. In boek 2, hoofdstuk 3, afdeling 2, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 171/2/6, ingevoegd, luidende:
  "Art. 171/2/6. De niet-mededeling door de opdrachtgever, de aannemer, de intermediaire aannemer en de onderaannemer, bedoeld in artikel 35/6/11 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, van de in deze bepalingen bedoelde informatie aan hun contractant
  Met een sanctie van niveau 3 worden bestraft, de opdrachtgever, de aannemer, de intermediaire aannemer en de onderaannemer, bedoeld in artikel 35/6/11 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, hun aangestelde of hun lasthebber, die de in deze bepalingen bedoelde informatie niet aan hun aannemer hebben meegedeeld, overeenkomstig deze laatste bepalingen.".

Art.173. In boek 2, hoofdstuk 3, afdeling 2, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 171/2/7, ingevoegd luidende:
  "Art. 171/2/7. Het niet-mededelen door de onderneming in de zin van artikel 35/15 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, aan haar werknemer van de in artikel 35/15, paragraaf 6, van dezelfde wet bedoelde informatie
  Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, de onderneming in de zin van artikel 35/15, paragraaf 2, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, haar aangestelde of haar lasthebber, die niet de in artikel 35/15, paragraaf 6, van voornoemde wet bedoelde informatie, overeenkomstig deze laatste bepaling, aan haar werknemer meegedeeld heeft.".

Art.174. In boek 2, hoofdstuk 3, afdeling 2, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 171/2/8, ingevoegd luidende:
  "Artikel 171/2/8. De niet-raadpleging van de databank bedoeld in artikel 35/15 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers en de niet-mededeling van de informatie voorzien door artikel 35/6/9, § 2, van dezelfde wet
  § 1. Met een sanctie van niveau 3 wordt, bij ontstentenis van een reeds bestaande keten van onderaannemers, bestraft, de aannemer die rechtstreeks een beroep gedaan heeft op een onderaannemer voor het uitvoeren van werkzaamheden in de verhuissector in de zin van artikel 35/6/6, § 1, 1°, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, en die rechtstreeks toegezegd had om deze werkzaamheden te verrichten voor de opdrachtgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber, die de databank bedoeld in artikel 35/15 van de voormelde wet van 12 april 1965 niet geraadpleegd heeft om na te gaan of de identificatiegegevens van deze onderaannemer al dan niet voorkwamen in voornoemde databank, alvorens de uitvoering van voornoemde werkzaamheden aan te vatten.
  Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, de aannemer, die, bij de raadpleging bedoeld in artikel 35/6/9, § 2, eerste lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers vastgesteld heeft dat de identificatiegegevens van zijn rechtstreekse onderaannemer in de databank bedoeld in artikel 35/15 van de voormelde wet van 12 april 1965 voorkwamen, maar die de betrokken opdrachtgever niet onverwijld en vóór het begin van de uitvoering van de bovenbedoelde werkzaamheden schriftelijk of elektronisch in kennis gesteld heeft van deze vaststelling en van het feit dat zijn hoofdelijke aansprakelijkheid kon ontstaan overeenkomstig artikel 35/6/8, en die hem niet de identificatiegegevens van de bedoelde rechtstreekse onderaannemer meegedeeld heeft.
  § 2. Met een sanctie van niveau 3 worden, wanneer er een keten van een onderaannemers bestaat, bestraft, elke aannemer en elke intermediaire aannemer die deel uitmaakt van deze keten en die rechtstreeks een beroep gedaan hebben op een onderaannemer voor het uitvoeren van werkzaamheden in de verhuissector in de zin van artikel 35/6/6, § 1, 1°, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, die de databank bedoeld in artikel 35/15 van de voormelde wet van 12 april 1965 niet geraadpleegd hebben om na te gaan of de identificatiegegevens van hun rechtstreekse onderaannemer al dan niet voorkwamen in voornoemde databank alvorens de uitvoering van voornoemde werkzaamheden aan te vatten.
  Met een sanctie van niveau 3 worden bestraft, de aannemer of de intermediaire aannemer, die bij de raadpleging bedoeld in artikel 35/6/9, § 2, derde lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers vastgesteld hebben dat de identificatiegegevens van de rechtstreekse onderaannemer in de databank bedoeld in artikel 35/15 van de voormelde wet van 12 april 1965 voorkwamen, maar die niet, elk wat hem betreft, de opdrachtgever, de aannemer en naargelang het geval elke intermediaire aannemer die voor hen tussenkomt in de onderaannemingsketen, vóór het begin van de uitvoering van de bovenbedoelde werkzaamheden schriftelijk of elektronisch in kennis gesteld hebben van deze vaststelling en van het feit dat hun hoofdelijke aansprakelijkheid kon ontstaan overeenkomstig artikel 35/6/8 van de voormelde wet van 12 april 1965, en die hen niet de identificatiegegevens van de bedoelde rechtstreekse onderaannemer meegedeeld hebben.".

Art.175. In het boek 2 van hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk 5/3 ingevoegd, met als opschrift "De organisatie van de onderaanneming".

Art.176. In het voornoemde hoofdstuk 5/3 wordt een artikel 184/1/3 ingevoegd, luidende:
  "Art. 184/1/3. De organisatie van de onderaanneming in het kader van overheidsopdrachten
  § 1. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, de onderaannemer, zijn aangestelde of zijn lasthebber, die, in strijd met het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten, het geheel van de uitvoering van de overeenkomst die hij gesloten heeft met zijn eigen medecontractant, in onderaanneming heeft gegeven aan een andere onderaannemer, of alleen de coördinatie van de uitvoering van deze overeenkomst heeft behouden.
  § 2. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft de onderaannemer van het derde niveau, elke onderaannemer in de onderaannemingsketen na de onderaannemer van het derde niveau, hun aangestelde of hun lasthebber, die, in strijd met het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten, in strijd met het verbod op onderaanneming op een bijkomend niveau, de in artikel 12/3, § 2, 1°, van het voormelde koninklijk besluit, bedoelde werken, toegewezen door de aanbestedende overheid aan de aanbesteder, in onderaanneming hebben gegeven, buiten de door de Koning toegestane situaties.
  § 3. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft de onderaannemer van het tweede niveau, elke onderaannemer in de onderaannemingsketen na de onderaannemer van het tweede niveau, hun aangestelde of hun lasthebber, die, in strijd met het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten, in strijd met het verbod op onderaanneming op een bijkomend niveau, de in artikel 12/3, § 2, 2° of 3°, van het voormelde koninklijk besluit, bedoelde werken of diensten, toegewezen door de aanbestedende overheid aan de aanbesteder, in onderaanneming hebben gegeven, buiten de door de Koning toegestane situaties.".

Art.177. In het voornoemde hoofdstuk 5/3 wordt een artikel 184/1/4 ingevoegd, luidende:
  "Art. 184/1/4. De organisatie van de onderaanneming in het kader van concessieovereenkomsten
  § 1. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, de onderaannemer, zijn aangestelde of zijn lasthebber, die, in strijd met het koninklijk besluit van 25 juni 2017 betreffende de plaatsing en de algemene uitvoeringsregels van de concessieovereenkomsten, het geheel van de uitvoering van de concessie die hij gesloten heeft met zijn eigen medecontractant, in onderaanneming heeft gegeven aan een andere onderaannemer, of alleen de coördinatie van de uitvoering van deze concessie heeft behouden.
  § 2. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft de onderaannemer van het derde niveau, elke onderaannemer in de onderaannemingsketen na de onderaannemer van het derde niveau, hun aangestelde of hun lasthebber, die, in strijd met het koninklijk besluit van 25 juni 2017 betreffende de plaatsing en de algemene uitvoeringsregels van de concessieovereenkomsten, in strijd met het verbod op onderaanneming op een bijkomend niveau, een in artikel 53, § 2, 1°, van het voormelde koninklijk besluit, bedoelde concessie voor werken, toegewezen door de aanbestedende overheid aan de aanbesteder, in onderaanneming hebben gegeven, buiten de door de Koning toegestane situaties.
  § 3. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft de onderaannemer van het tweede niveau, elke onderaannemer in de onderaannemingsketen na de onderaannemer van het tweede niveau, hun aangestelde of hun lasthebber, die, in strijd met het koninklijk besluit van 25 juni 2017 betreffende de plaatsing en de algemene uitvoeringsregels van de concessieovereenkomsten, in strijd met het verbod op onderaanneming op een bijkomend niveau, een in artikel 53, § 2, 2°, van het voormelde koninklijk besluit, bedoelde concessie voor werken of een in artikel 53, § 2, 3°, van het voormelde koninklijk besluit, bedoelde concessie voor diensten, toegewezen door de aanbestedende overheid aan de aanbesteder, in onderaanneming hebben gegeven, buiten de door de Koning toegestane situaties.".

Art.178. In het voornoemde hoofdstuk 5/3, wordt een artikel 184/1/5 ingevoegd, luidende:
  "Art. 184/1/5. De organisatie van de onderaanneming buiten het kader van overheidsopdrachten
  § 1. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft, de onderaannemer, zijn aangestelde of zijn lasthebber, die, in strijd met de wet van 15 mei 2024 houdende wijziging van het sociaal strafrecht en diverse arbeidsrechtelijke bepalingen, het geheel van de uitvoering van de overeenkomst die hij gesloten heeft met zijn eigen medecontractant, in onderaanneming heeft gegeven aan een andere onderaannemer, of alleen de coördinatie van de uitvoering van deze overeenkomst heeft behouden.
  § 2. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft de onderaannemer van het derde niveau, elke onderaannemer in de onderaannemingsketen na de onderaannemer van het derde niveau, hun aangestelde of hun lasthebber, die, in strijd met de wet van 15 mei 2024 houdende wijziging van het sociaal strafrecht en diverse arbeidsrechtelijke bepalingen, in strijd met het verbod op onderaanneming op een bijkomend niveau, de werkzaamheden in de verhuissector, uitgevoerd in opdracht van de opdrachtgever, in onderaanneming hebben gegeven, buiten de door de Koning toegestane situaties.".

Afdeling 8. - Slotbepalingen
Art.179. De artikelen 149 tot 174 van dit hoofdstuk treden in werking op een door de Koning bepaalde datum, die echter niet later mag zijn dan 1 juli 2025.
  De artikelen 175 tot 177 van dit hoofdstuk treden in werking één maand na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
  De afdelingen 2, 3 en 4, en artikel 178 van dit hoofdstuk treden in werking op een door de Koning bepaalde datum, die echter niet later mag zijn dan 1 januari 2025.

HOOFDSTUK 12. - Verhuisactiviteiten
Afdeling 1. - Aanwezigheidsregistratie voor verhuisactiviteiten
Onderafdeling 1. - Definities
Art.180. Voor de toepassing van dit hoofdstuk, wordt verstaan onder:
  1° "natuurlijke persoon": elke natuurlijke persoon bedoeld in artikel 181 van dit hoofdstuk;
  2° "verhuisactiviteiten": de activiteiten bepaald in artikel 4/2, eerste, tweede en derde lid, van het koninklijk besluit van 22 januari 2010 tot oprichting van de paritaire subcomités voor het vervoer en de logistiek en tot vaststelling van hun benaming en bevoegdheid evenals de activiteiten die in het kader van voornoemde activiteiten worden uitgevoerd met hef- of hijsmiddelen of goederenbehandeling van allerlei aard en die onderworpen zijn aan een verklaring in toepassing van artikel 30quinquies, § 8, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
  3° "arbeidsplaats": de plaats waar de verhuisactiviteiten aanvangen en de plaats waar de verhuisactiviteiten eindigen;
  4° "registratiesysteem": elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem;
  5° "aannemer":
  - eenieder die zich ertoe verbindt om tegen een prijs voor een opdrachtgever verhuisactiviteiten uit te voeren of te laten uitvoeren;
  - iedere onderaannemer ten overstaan van de na hem komende onderaannemers;
  6° "onderaannemer": eenieder die zich ertoe verbindt, hetzij rechtstreeks, hetzij onrechtstreeks, in welke fase ook, tegen een prijs de aan de aannemer toevertrouwde verhuisactiviteit of een onderdeel ervan uit te voeren of te laten uitvoeren of daartoe tewerkgestelden ter beschikking te stellen;
  7° "opdrachtgever": eenieder die opdracht geeft om tegen een prijs verhuisactiviteiten uit te voeren of laten uit te voeren.".

Onderafdeling 2. - Toepassingsgebied
Art.181. Dit hoofdstuk is van toepassing op:
  1° de werknemers die activiteiten uitvoeren voor de in 2° bedoelde werkgevers;
  Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden gelijkgesteld met de werknemers:
  a) de personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon, met inbegrip van de personen die prestaties leveren tot het verkrijgen van de vergoeding overeenkomstig artikel 90, eerste lid, 1°bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;
  b) de gedetacheerde werknemers en zelfstandigen bedoeld in artikel 139 en volgende van de programmawet van 27 december 2006;
  c) de personen die een beroepsopleiding volgen waarvan het studieprogramma voorziet in een vorm van arbeid die al dan niet in de opleidingsinstelling wordt verricht;
  d) de personen verbonden door een leerovereenkomst;
  e) de stagiairs;
  f) de leerlingen en studenten die een studierichting volgen waarvan het opleidingsprogramma voorziet in een vorm van arbeid die in de onderwijsinstelling wordt verricht;
  g) de zelfstandigen en hun helpers bedoeld in het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen;
  2° de werkgevers en de daarmee gelijkgestelde personen die in de hoedanigheid van aannemer of onderaannemer verhuisactiviteiten verrichten;
  3° de aannemers en onderaannemers;
  Dit hoofdstuk is van toepassing op de arbeidsplaatsen waar verhuisactiviteiten worden uitgevoerd die onderworpen zijn aan een verklaring in toepassing van artikel 30quinquies, § 8, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders worden verricht.

Onderafdeling 3. - Elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem
Art.182. § 1. Voor elke arbeidsplaats waar verhuisactiviteiten worden verricht, wordt de aanwezigheid van elke natuurlijke persoon, geregistreerd:
  1° door middel van een elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem, of;
  2° door een andere automatische registratiewijze, indien dit apparaat of deze apparaten gelijkwaardige waarborgen bieden als het registratiesysteem bedoeld in 1° en het bewijs geleverd wordt van het feit dat het begin en het einde van de activiteiten van de natuurlijke personen op de arbeidsplaats daadwerkelijk worden geregistreerd.
  De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de gelijkwaardige waarborgen waaraan de in het eerste lid, 2°, bedoelde registratie ten minste moet beantwoorden.
  § 2. Het registratiesysteem bedoeld in § 1, 1°, omvat:
  1° een gegevensbank beheerd door de overheid die bepaalde gegevens verzamelt met het oog op de controle en de exploitatie van deze gegevens;
  2° een registratieapparaat waarin de gegevens kunnen geregistreerd worden en dat toelaat om deze gegevens door te zenden naar de gegevensbank of een systeem dat toelaat om de voormelde gegevens te registreren en door te zenden naar de gegevensbank.

Onderafdeling 4. - Registratiegegevens en verwerking ervan
Art.183. § 1. Het registratiesysteem bedoeld in artikel 182, § 1, eerste lid, 1°, en de registratiewijze, bedoeld in artikel 182, § 1, eerste lid, 2°, geven de volgende gegevens weer:
  1° het identificatienummer van de natuurlijke persoon bedoeld in artikel 8, § 1, 1° of 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid;
  2° al naargelang het geval, het adres of de geografische omschrijving van de arbeidsplaats waar de verhuisactiviteiten worden verricht;
  3° de hoedanigheid waarin een natuurlijke persoon prestaties verricht op de arbeidsplaats waar verhuisactiviteiten worden verricht;
  4° de identificatiegegevens van de werkgever, wanneer de natuurlijke persoon een werknemer is;
  5° wanneer de natuurlijke persoon een zelfstandige is, de identificatiegegevens van de natuurlijke persoon of rechtspersoon in wiens opdracht een werk wordt verricht;
  6° het tijdstip van de registratie van aankomst op de arbeidsplaats en dat van vertrek van de arbeidsplaats.
  § 2. De gegevens bedoeld in § 1 zijn sociale gegevens van persoonlijke aard bedoeld in artikel 2, eerste lid, 6°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid.
  § 3. Na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, bepaalt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden en de nadere regels waaraan het registratiesysteem, bedoeld in artikel 182 moet beantwoorden met name:
  1° de eigenschappen van het systeem;
  2° de nadere regels betreffende het bijhouden van het systeem;
  3° de inlichtingen die het systeem moet bevatten betreffende de op te nemen gegevens;
  4° de nadere regels voor het doorsturen van de gegevens, inzonderheid het tijdstip van doorsturen;
  5° de verschillende registratiemiddelen en hun technische specificaties die toegelaten zijn om zich te registreren;
  6° welke gegevens niet moeten geregistreerd worden indien ze reeds op elektronische wijze elders beschikbaar zijn voor de overheid en gebruikt kunnen worden in het kader van dit hoofdstuk.

Art.184. De gegevens worden doorgestuurd naar een gegevensbank die bijgehouden wordt door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
  De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid is de verwerkingsverantwoordelijke bedoeld in artikel 4, 7), van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees parlement en de raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) van de gegevens waarover zij beschikken of die haar worden meegedeeld krachtens artikel 5, paragraaf 1, van dezelfde verordening met betrekking tot de verwerking van de in artikel 41, § § 1 en 2, genoemde gegevens voor de in artikel 185 genoemde doeleinden.

Art.185. De in artikel 182 bedoelde aanwezigheidsregistratie heeft tot doel de veiligheid van de natuurlijke personen te verbeteren, zwartwerk en sociale fraude te bestrijden.
  De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en de voor het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk bevoegde inspectiediensten kunnen in overeenstemming met de bepalingen van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid de in toepassing van deze wet verwerkte gegevens verder verwerken om hun andere wettelijke bevoegdheden uit te oefenen met het oog op de preventie, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van de inbreuken op de reglementering die tot hun bevoegdheden behoren en met het oog op de inning en invordering van de bedragen die tot hun bevoegdheden behoren.

Art.186. Voor de doeleinden bedoeld in artikel 185, worden de in artikel 183 bedoelde persoonsgegevens niet langer bewaard dan noodzakelijk, met een maximale bewaartermijn die één jaar na de verjaring van alle vorderingen die tot de bevoegdheid van de verwerkingsverantwoordelijke behoren en die, in voorkomend geval, de integrale betaling van alle hiermee verbonden bedragen niet mag overschrijden.

Art.187. Onverminderd de toepassing van artikel 14 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid mogen de sociale inspecteurs en de instellingen van sociale zekerheid, op voorwaarde van een voorafgaande beraadslaging vanwege de kamer sociale zekerheid en gezondheid van het informatieveiligheidscomité bedoeld in artikel 39 van de voornoemde wet, de gegevens die opgenomen zijn in het registratiesysteem raadplegen, onderling uitwisselen en gebruiken in het kader van de uitoefening van de hun krachtens de wet toegewezen opdrachten.

Art.188. De sociale inspecteurs mogen, op eigen initiatief of op verzoek, de in artikel 187 bedoelde gegevens meedelen aan buitenlandse inspectiediensten.

Art.189. § 1. De Koning bepaalt, na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit en bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden en de nadere regels waaronder de gegevens in de gegevensbank kunnen geraadpleegd en rechtgezet worden door:
  1° elke werknemer bedoeld in artikel 181, 1°, voor zijn eigen prestaties;
  2° elke aannemer en elke onderaannemer voor zijn eigen werknemers die optreden op de arbeidsplaats waar hij zelf tewerkgesteld is om de in artikel 180, 2° bedoelde activiteiten uit te oefenen.
  § 2. De gegevens inzake tijdregistratie worden uiterlijk op het tijdstip van aanvang van de verhuisactiviteit geregistreerd. Deze tijdregistratie kan gewijzigd worden uiterlijk binnen de periode van acht uur die op het in de initiële registratie voorziene einduur volgt. Wanneer het initieel geregistreerde einduur tussen 20 en 24 uur valt, kan de tijdsregistratie gewijzigd worden tot uiterlijk 8u 's morgens de volgende kalenderdag. De tijdregistratie kan worden geannuleerd tot het einde van de kalenderdag waarop deze betrekking heeft. Wanneer de tijdsregistratie betrekking heeft op een periode van twee of meer kalenderdagen, dan dient deze te worden geannuleerd uiterlijk op het einde van de eerste kalenderdag waarop de tijdregistratie betrekking heeft.

Art.190. De Koning kan bepalen op welke wijze en onder welke voorwaarden de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid verplicht is om de informatieplicht overeenkomstig artikelen 36 en 37 van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens na te leven zodat elke persoon wordt ingelicht wanneer gegevens die op hem betrekking hebben, worden opgeslagen of wanneer het voornemen bestaat deze gegevens aan derden door te geven. In de verstrekte mededeling moet de identiteit van de voor de verwerking van de gegevens verantwoordelijke instantie worden gepreciseerd, alsook het type verwerkte gegevens en de redenen voor zulke verrichtingen.

Art.191. De verwerkingsverantwoordelijke treft de passende technische en organisatorische maatregelen die nodig zijn voor de bescherming van de persoonsgegevens tegen toevallige of ongeoorloofde vernietiging, tegen toevallig verlies, evenals tegen de wijziging van of de toegang tot, en iedere andere niet toegelaten verwerking van persoonsgegevens.
  Deze maatregelen verzekeren een passend beveiligingsniveau, rekening houdend, enerzijds, met de stand van de techniek ter zake en de kosten voor het toepassen van de maatregelen en, anderzijds, met de aard van de te beveiligen persoonsgegevens en de potentiële risico's.
  Het registratiesysteem waarborgt dat de gegevens niet meer onmerkbaar gewijzigd kunnen worden na het doorsturen ervan en dat hun integriteit gehandhaafd wordt.
  De Koning kan, na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, de maatregelen bedoeld in dit artikel nader bepalen.

Art.192. De aannemer stelt het registratiesysteem ter beschikking van de onderaannemers op wie hij een beroep doet, tenzij er onderling werd overeengekomen dat de aannemer en zijn eventuele onderaannemers een andere gelijkwaardige registratiewijze bedoeld in artikel 182, § 1, eerste lid, 2°, toepassen.
  Elke aannemer op wie een opdrachtgever een beroep doet voor verhuisactiviteiten is ertoe gehouden het registratiesysteem te gebruiken.
  Elke onderaannemer op wie een aannemer bedoeld in het tweede lid een beroep doet is ertoe gehouden het hem door de aannemer ter beschikking gestelde registratiesysteem te gebruiken en het ter beschikking te stellen van de onderaannemers waarop hij een beroep doet, of de registratiewijze bedoeld in artikel 182, § 1, eerste lid, 2°, toe te passen.
  Elke onderaannemer op wie een onderaannemer bedoeld in het derde lid beroep doet of op wie elke volgende onderaannemer een beroep doet is ertoe gehouden het hem door de onderaannemer waarmee hij een overeenkomst heeft gesloten ter beschikking gestelde registratiesysteem te gebruiken en het ter beschikking te stellen van de onderaannemers waarop hij een beroep doet, of de registratiewijze bedoeld in artikel 182, § 1, eerste lid, 2°, toe te passen.

Art.193. De in artikel 192 bedoelde personen, met uitzondering van de particulier, zijn verantwoordelijk voor de levering, de plaatsing en de goede werking van het registratieapparaat op de arbeidsplaats.
  De Koning kan, na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, de maatregelen bedoeld in dit artikel nader bepalen.

Art.194. Elke aannemer en elke onderaannemer zorgt ervoor dat de in artikel 183, § 2, eerste lid, bedoelde gegevens die betrekking hebben op zijn onderneming, daadwerkelijk en correct worden geregistreerd en doorgestuurd naar de gegevensbank.
  Elke aannemer en elke onderaannemer die een beroep doet op een onderaannemer, neemt maatregelen opdat zijn medecontractant alle gegevens daadwerkelijk en correct registreert en doorstuurt naar de gegevensbank.
  Elke aannemer en elke onderaannemer zorgt er voor dat elke natuurlijke persoon die in zijn opdracht activiteiten verricht, het begin en het einde van zijn activiteiten op de arbeidsplaats waar verhuisactiviteiten worden verricht, registreert op het ogenblik dat deze activiteiten beginnen en dat ze eindigen.
  De Koning kan, na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, de maatregelen bedoeld in het tweede lid nader bepalen.

Art.195. De werkgever is verantwoordelijk voor de aflevering van het registratiemiddel aan zijn werknemers, dat compatibel is met het op de arbeidsplaats gebruikte registratieapparaat.
  De aannemer of de onderaannemer die een beroep doet op een onderaannemer is verantwoordelijk voor de aflevering aan deze onderaannemer van het registratiemiddel, dat compatibel is met het op de arbeidsplaats gebruikte registratieapparaat.
  De Koning bepaalt, na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, wat er onder deze compatibiliteit wordt verstaan.

Art.196. Elke natuurlijke persoon bedoeld in artikel 180 die zich aanbiedt op een arbeidsplaats waar verhuisactiviteiten worden verricht, is ertoe gehouden het begin en het einde van zijn activiteiten op de arbeidsplaats te registreren.

Art.197. De verplichtingen in verband met de aanwezigheidsregistratie die in toepassing van deze afdeling berusten bij de werkgever, zijn, overeenkomstig artikel 19 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, ten laste van de gebruiker.

Onderafdeling 5. - Sancties
Art.198. De inbreuken op de bepalingen van de onderafdeling 4. Registratiegegevens en verwerking ervan en van de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.
  De sociaal inspecteurs beschikken over de in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde bevoegdheden wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze afdeling en de uitvoeringsbesluiten ervan.

Art.199. In boek 2, hoofdstuk 1, afdeling 5, van het Sociaal Strafwetboek, wordt een artikel 137/6 ingevoegd, luidende:
  "Art. 137/6. Aanwezigheidsregistratie op de plaatsen waar verhuisactiviteiten worden uitgevoerd
  Met een sanctie van niveau 3 worden bestraft:
  1° de aannemers en de onderaannemers, hun aangestelden of lasthebbers die een inbreuk hebben gepleegd op artikel 182, op artikel 192, tweede tot vierde lid, op artikel 193, op artikel 194 en op artikel 195, tweede en derde lid, van de wet van 15 mei 2024 houdende wijziging van het sociaal strafrecht en diverse arbeidsrechtelijke bepalingen;
  2° de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die een inbreuk heeft gepleegd op artikel 195, eerste lid, van de wet van 15 mei 2024 houdende wijziging van het sociaal strafrecht en diverse arbeidsrechtelijke bepalingen.
  Voor de inbreuken bedoeld in het eerste lid wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal bij de inbreuk betrokken personen.".

Art.200. In dezelfde afdeling 5, wordt een artikel 137/7 ingevoegd, luidende:
  "Art. 137/7. Aanwezigheidsregistratieplicht van de werknemers op de arbeidsplaatsen waar verhuisactiviteiten worden uitgevoerd
  Met een sanctie van niveau 1 wordt bestraft de werknemer bedoeld in artikel 181 van de wet van 15 mei 2024 houdende wijziging van het sociaal strafrecht en diverse arbeidsrechtelijke bepalingen die zich, in strijd met artikel 196 van diezelfde wet, aanbiedt op een arbeidsplaats en het begin en het einde van zijn activiteiten op de arbeidsplaats niet registreert op het ogenblik ze beginnen en eindigen.".

Afdeling 2. - Hoofdelijke aansprakelijkheid voor de sociale bijdragen
Art.201. In de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders wordt een artikel 30quinquies ingevoegd, luidende:
  "Art. 30quinquies. § 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
  1° activiteiten: de activiteiten bepaald in artikel 4/2, eerste, tweede en derde lid, van het koninklijk besluit van 22 januari 2010 tot oprichting van de paritaire subcomités voor het vervoer en de logistiek en tot vaststelling van hun benaming en bevoegdheid evenals de activiteiten die in het kader van voornoemde activiteiten worden uitgevoerd met hef- of hijsmiddelen of goederenbehandeling van allerlei aard.
  2° opdrachtgever: eenieder die de opdracht geeft om tegen een prijs werken uit te voeren of te laten uitvoeren;
  3° aannemer:
  - eenieder die er zich toe verbindt om tegen een prijs voor een opdrachtgever verhuisactiviteiten uit te voeren of te laten uitvoeren;
  - iedere onderaannemer ten overstaan van de na hem komende onderaannemers;
  4° onderaannemer: eenieder, met inbegrip van de particulier, die er zich toe verbindt, hetzij rechtstreeks, hetzij onrechtstreeks, in welk stadium ook, tegen een prijs het aan de aannemer toevertrouwde werk of een onderdeel ervan uit te voeren of te laten uitvoeren of daartoe werknemers ter beschikking te stellen.
  § 2. De opdrachtgever die voor de in § 1, 1°, vermelde activiteiten een beroep doet op een aannemer die sociale schulden heeft op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst, is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de sociale schulden van zijn medecontractant.
  De aannemer die voor de in § 1, 1°, vermelde activiteiten een beroep doet op een onderaannemer die sociale schulden heeft op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst, is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de sociale schulden van zijn medecontractant.
  De artikelen 5.160 tot en met 5.165 van het Burgerlijk Wetboek zijn toepasselijk op de in de vorige leden bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid.
  De hoofdelijke aansprakelijkheid wordt beperkt tot de totale prijs van de activiteiten toevertrouwd aan de aannemer of onderaannemer exclusief belasting over de toegevoegde waarde.
  De aannemer zonder personeel, die hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld bij toepassing van § § 2 en 3, wordt gelijkgesteld met een werkgever schuldenaar en is als dusdanig aangegeven in de databank die voor het publiek toegankelijk is, bedoeld in artikel 184 van deze wet, indien hij de geëiste bedragen niet vereffent binnen de dertig dagen na verzending van een aangetekende ingebrekestelling.
  De aannemer die bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid als werkgever zonder eigen sociale schulden is geïdentificeerd en die hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld bij toepassing van § 2, eerste en tweede lid, en § 3, is aangegeven als schuldenaar in de databank die voor het publiek toegankelijk is, bedoeld in artikel 12 van deze wet, indien hij de geëiste bedragen niet vereffent binnen de dertig dagen na verzending van een aangetekende ingebrekestelling.
  Men verstaat onder eigen sociale schulden, de sommen die verschuldigd kunnen zijn aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid. Wordt beschouwd een schuldenaar te zijn ten overstaan van de Rijksdienst voor sociale zekerheid, de werkgever die niet alle vereiste aangiften tot en met de aangiften betreffende het voorlaatste verlopen kwartaal heeft toegezonden aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid. De Koning stelt hiervan een lijst op. Hij kan een bedrag bepalen in bijdragen, opslagen, vaste vergoedingen, verwijlintresten of gerechtskosten onder hetwelk de werkgever niet wordt beschouwd als schuldenaar. Eveneens verduidelijkt Hij welke de gegevens zijn die in het bezit moeten zijn van de Rijksdienst voor sociale zekerheid.
  Als sociale schulden worden ook beschouwd de sommen die opgeëist worden in het kader van de hoofdelijke aansprakelijkheid in de situaties bedoeld in het vijfde en het zesde lid.
  De in deze paragraaf vermelde hoofdelijke aansprakelijkheid geldt ook voor de sociale schulden van de vennoten van een tijdelijke maatschap, een stille maatschap of een maatschap die optreedt als aannemer of onderaannemer.
  De in deze paragraaf vermelde hoofdelijke aansprakelijkheid is eveneens van toepassing op de sociale schulden van de aannemer of de onderaannemer die ontstaan in de loop van de uitvoering van de overeenkomst.
  § 3. Wanneer de betaling van de sommen die van een onderaannemer worden gevorderd bij toepassing van de hoofdelijke aansprakelijkheid bedoeld in § 2, eerste en tweede lid, niet of niet volledig werd verricht, zullen de opdrachtgever, de aannemer bedoeld in § 8, alsook iedere tussenkomende onderaannemer hiervoor hoofdelijk aansprakelijk zijn.
  De hoofdelijke aansprakelijkheid wordt in de eerste plaats toegepast in hoofde van de aannemer die een beroep heeft gedaan op de onderaannemer die de sommen die van hem in toepassing van § 2, eerste en tweede lid, worden gevorderd, niet of niet volledig heeft betaald.
  Vervolgens wordt een getrapte aansprakelijkheid toegepast ten opzichte van de in een voorafgaand stadium tussenkomende aannemers, wanneer de in het vorige lid vermelde aannemer nagelaten heeft de bij hem gevorderde sommen binnen dertig dagen na de verzending van een aangetekende ingebrekestelling te vereffenen.
  § 4. Voor de toepassing van paragraaf 2, zevende lid, wordt beschouwd geen schuldenaar te zijn ten overstaan van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, de werkgever die:
  - aan de genoemde Rijksdienst alle geëiste aangiften heeft toegezonden tot en met de aangiften betreffende het voorlaatste verlopen kwartaal;
  - niet meer dan 2.500 euro verschuldigd is als bijdragen, vermeerderingen, vaste vergoedingen, verwijlinteresten of gerechtskosten.
  § 5. De opdrachtgever die voor de in § 1, 1°, vermelde activiteiten een deel of het geheel van de prijs betaalt aan een aannemer die op het ogenblik van de betaling sociale schulden heeft, is verplicht bij die betaling 35 procent van het door hem verschuldigde bedrag, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde, in te houden en te storten aan voormelde Rijksdienst, volgens de modaliteiten bepaald door de Koning.
  De aannemer die, voor de in § 1, 1°, vermelde werken een deel of het geheel van de prijs betaalt aan een onderaannemer die op het ogenblik van de betaling sociale schulden heeft, is verplicht bij die betaling 35 procent van het door hem verschuldigde bedrag, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde, in te houden en te storten aan voormelde Rijksdienst, volgens de modaliteiten bepaald door de Koning.
  De in deze paragraaf bedoelde inhoudingen en stortingen worden in voorkomend geval beperkt tot het bedrag van de schulden van de aannemer of onderaannemer op het ogenblik van de betaling.
  Wanneer de in deze paragraaf bedoelde inhouding en storting correct zijn uitgevoerd bij elke betaling van een deel of het geheel van de prijs aan een aannemer of onderaannemer die op het ogenblik van de betaling sociale schulden heeft, wordt de in § 2 bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid niet toegepast.
  Wanneer de in deze paragraaf bedoelde inhouding en storting niet correct zijn uitgevoerd bij elke betaling van een deel of het geheel van de prijs aan een aannemer of onderaannemer die op het ogenblik van de betaling sociale schulden heeft, worden bij de toepassing van de in § 2 bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid de eventueel gestorte bedragen in mindering gebracht van het bedrag waarvoor de opdrachtgever of de aannemer aansprakelijk wordt gesteld.
  Wanneer de opdrachtgever of de aannemer, met behulp van de bij artikel 184 van deze wet bedoelde gegevensbank, vaststelt dat hij inhoudingen moet verrichten op de door zijn medecontractant voorgelegde facturen, en wanneer het bedrag van de factuur die hem is voorgelegd hoger is dan of gelijk aan 7.143 euro, nodigt hij zijn medecontractant uit om hem een attest over te leggen dat het bedrag van de schuld weergeeft als bijdrage, verhoging van bijdrage, burgerlijke sanctie, nalatigheidsinteresten en gerechtelijke kosten. Het bedoelde attest houdt rekening met de schuld op de dag waarop het is opgesteld. De Koning bepaalt de geldigheidstermijn van dit attest. Indien zijn medecontractant bevestigt dat de schulden hoger zijn dan de te verrichten inhoudingen of wanneer hij het bedoelde attest niet binnen de maand na de aanvraag overlegt, houdt de opdrachtgever of de aannemer 35 procent van het factuurbedrag in en stort het aan de voormelde Rijksdienst.
  De Koning kan het bedrag van 7.143 euro, bedoeld in het voorgaande lid, aanpassen.
  Wanneer de aannemer een niet in België gevestigde werkgever is, die geen sociale schulden in België heeft en waarvan alle werknemers in het bezit zijn van een geldig detacheringsbewijs, zijn de inhoudingen, bedoeld in deze paragraaf, niet van toepassing op de aan hem verschuldigde betaling.
  De Koning bepaalt de inhoud en de voorwaarden en nadere regels inzake de toezending van de inlichtingen die de personen, bedoeld in deze paragraaf, moeten verstrekken aan de voornoemde Rijksdienst.
  De Koning bepaalt de nadere regelen volgens welke de voormelde Rijksdienst de in toepassing van het eerste en tweede lid gestorte bedragen verdeelt, ter betaling aan de Rijksdienst van de bijdragen, de bijdrageopslagen, de burgerlijke sanctie, de verwijlintresten en de gerechtskosten die in welk stadium ook door de medecontractant verschuldigd zijn.
  De Koning bepaalt binnen welke termijn dit bedrag kan worden aangerekend, alsook de nadere regels van de terugbetaling of de aanwending van het eventueel saldo.
  De Koning bepaalt binnen welke termijn de medecontractant het gestorte bedrag recupereert in de mate dat de stortingen het bedrag van de schulden overschrijden.
  § 6. De opdrachtgever en de aannemer die de in § 5, eerste of tweede lid, bedoelde storting niet verricht hebben, zijn, benevens de betaling van het te storten bedrag, aan de voormelde Rijksdienst bovendien een bijslag verschuldigd gelijk aan het te betalen bedrag.
  In geval van toepassing van de hoofdelijke aansprakelijkheid bedoeld in paragraaf 2, mogen de gevorderde bedragen in het kader van deze hoofdelijke aansprakelijkheid en de bijslagen niet hoger zijn dan het bedrag van de schuld van de medecontractant voor dewelke de hoofdelijke aansprakelijkheid werd ingeroepen.
  De opdrachtgever of de aannemer, bedoeld in het eerste lid, kan zijn verweermiddelen indienen binnen dertig dagen na de kennisgeving van de beslissing.
  De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid kan in functie van de elementen van het dossier een vermindering tot 20 procent van het oorspronkelijke bedrag van de bijslag verlenen.
  De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid kan gehele vrijstelling van de bijslag verlenen ingeval van overmacht of wanneer de opdrachtgever en de aannemer of de aannemer en de onderaannemer geen sociale schulden hebben op het ogenblik van de toepassing van de bijslag.
  Het beroep tegen de beslissing van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid dient, op straffe van verval, te worden ingesteld binnen drie maanden na de kennisgeving van de beslissing.
  § 7. De vennoten van een tijdelijke maatschap, een stille maatschap of een maatschap zijn onderling hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de sommen die in uitvoering van dit artikel door de tijdelijke maatschap, de stille maatschap of de maatschap verschuldigd zijn.
  § 8. Alvorens de activiteiten, bedoeld in § 1, 1°, aan te vatten, moet de aannemer, op wie de opdrachtgever beroep heeft gedaan, volgens de door de Koning bepaalde modaliteiten, door middel van een registratiesysteem dat beschikbaar is op de portaalsite van de sociale zekerheid, aan voormelde Rijksdienst alle juiste inlichtingen verstrekken die nodig zijn om de aard en de belangrijkheid van de werken te ramen en er de opdrachtgever en, in voorkomend geval, in welk stadium ook, de onderaannemers van te identificeren. Indien tijdens de uitvoering van de werken andere onderaannemers tussenkomen, moet deze aannemer voorafgaandelijk de voormelde Rijksdienst hiervan verwittigen. Deze gegevens worden opgenomen in een databank.
  Daartoe moet iedere onderaannemer die op zijn beurt een beroep doet op een andere onderaannemer, voorafgaandelijk de aannemer daarvan schriftelijk in kennis stellen en hem alle juiste inlichtingen verstrekken, zoals bepaald door de Koning, die nodig zijn om de voormelde Rijksdienst in te lichten.
  De aannemer stelt voornoemde Rijksdienst in kennis van de datum van begin en einde van de werken. De Koning bepaalt wat wordt verstaan onder datum van begin en einde van de werken.
  Evenzo, wanneer de tussenkomst van een onderaannemer, die werd aangemeld bij voornoemde Rijksdienst, wordt geannuleerd, informeert de aannemer de Rijksdienst hiervan.
  De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid is de verwerkingsverantwoordelijke bedoeld in artikel 4, 7), van de Verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) met betrekking tot de verwerking van de in lid 6 en 7 van dit artikel genoemde gegevens voor de in lid 8 van dit artikel genoemde doeleinden.
  De gegevens met betrekking tot de opdrachtgever zijn
  - wanneer het gaat om een in de Kruispuntbank van ondernemingen geregistreerde entiteit, zijn KBO-nummer;
  - wanneer het gaat om een buitenlandse onderneming die is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie, het identificatienummer van het land van origine of, bij gebrek daaraan, de naam van de onderneming, zijn rechtsvorm en zijn adres;
  - wanneer het gaat om een particulier, natuurlijk persoon, één van de identificatienummers bedoeld in artikel 8, § 1, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid of, bij gebrek daaraan, naam, voornaam en adres;
  De gegevens met betrekking tot de arbeidsplaats zijn:
  - het adres van de plaats van waaruit de verhuisactiviteiten worden uitgevoerd of diens GPS-coördinaten;
  - het adres van de plaats waarnaar wordt verhuisd of de opslagplaats, bij gebrek daarvan diens GPS-coördinaten;
  De gegevens met betrekking tot de onderaannemer zijn:
  - wanneer het gaat om een in de Kruispuntbank van ondernemingen geregistreerde entiteit, zijn KBO-nummer;
  - wanneer het gaat om een buitenlandse onderneming die is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie, het identificatienummer van het land van origine of, bij gebrek daaraan, de naam van de onderneming, zijn rechtsvorm en zijn adres;
  - wanneer het gaat om een particulier, natuurlijk persoon, één van de identificatienummers bedoeld in artikel 8, § 1, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid of, bij gebrek daaraan, naam, voornaam en adres.
  De registratie van gegevens bedoeld in deze paragraaf heeft tot doel de veiligheid van de natuurlijke personen te verbeteren, zwartwerk en sociale fraude te bestrijden en de correcte toepassing van de hoofdelijke aansprakelijkheid en de inhouding op facturen bedoeld in de paragrafen 2 tot 6 van dit artikel, evenals de aanwezigheidsregistratie.
  Voor de doeleinden bedoeld in het achtste lid, worden de in deze paragraaf bedoelde persoonsgegevens niet langer bewaard dan noodzakelijk, met een maximale bewaartermijn die één jaar na de verjaring van alle vorderingen die tot de bevoegdheid van de verwerkingsverantwoordelijken behoren en, in voorkomend geval, de integrale betaling van alle hiermee verbonden bedragen niet mag overschrijden.
  Onverminderd de toepassing van artikel 14 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, mogen de sociale inspecteurs en de instellingen van sociale zekerheid, op voorwaarde van een voorafgaande beraadslaging vanwege de kamer sociale zekerheid en gezondheid van het informatieveiligheidscomité, bedoeld in artikel 41 van voormelde wet, de gegevens die opgenomen zijn in het registratiesysteem raadplegen, onderling uitwisselen en gebruiken in het kader van de uitoefening van de hun krachtens de wet toegewezen opdrachten.
  De sociale inspecteurs mogen, op eigen initiatief of op verzoek, de in het vorige lid bedoelde gegevens meedelen aan buitenlandse inspectiediensten.
  De Koning bepaalt, na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit en bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden en de nadere regels waaronder de eigen gegevens in de gegevensbank kunnen geraadpleegd en rechtgezet worden door elke natuurlijke persoon;
  De Koning kan, na het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, bepalen op welke wijze en onder welke voorwaarden de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid verplicht is om zijn informatieplicht overeenkomstig Hoofdstuk 2 van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens na te leven zodat elke persoon wordt ingelicht wanneer gegevens die op hem betrekking hebben, worden opgeslagen of wanneer het voornemen bestaat deze gegevens aan derden door te geven. In de verstrekte mededeling moet de identiteit van de voor de verwerking van de gegevens verantwoordelijke instantie worden gepreciseerd, alsook het type verwerkte gegevens en de redenen voor zulke verrichtingen.
  Deze meldingen worden ter beschikking gesteld van de inspectiediensten, bedoeld in artikel 16, 1°, van het Sociaal Strafwetboek, die erom vragen.
  § 9. De aannemer die zich niet schikt naar de verplichtingen van § 8, eerste lid, is aan voormelde Rijksdienst een som verschuldigd gelijk aan 5 procent van het totaalbedrag van de werken, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde, die niet aan de Rijksdienst werden gemeld. De som die bij de aannemer gevorderd wordt, wordt verminderd met het bedrag dat daadwerkelijk werd betaald aan de Rijksdienst door de onderaannemer met toepassing van de bepaling van het tweede lid.
  De onderaannemer die zich niet schikt naar de bepalingen van § 8, tweede lid, is aan de Rijksdienst een som verschuldigd gelijk aan 5 procent van het totaalbedrag van de werken, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde, die hij heeft toevertrouwd aan zijn onderaannemer of aan zijn onderaannemers.
  § 10. Dit artikel is niet van toepassing op de opdrachtgever-natuurlijke persoon die de in § 1 vermelde werken uitsluitend voor privédoeleinden laat uitvoeren.
  § 11. Dit artikel blijft van toepassing in geval van faillissement of elke andere samenloop van schuldeisers alsook bij cessie, beslag onder derden, inpandgeving, inbetalinggeving of de in artikel 1.798 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde rechtstreekse vordering.".

Art.202. In artikel 12 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders worden volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 2 worden de woorden ", waarvan hij de verwerkingsverantwoordelijke is," ingevoegd tussen de woorden "gegevensbanken" en de woorden "ter beschikking";
  2° het wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende:
  " § 4. De gegevensbanken bedoeld in paragraaf 2 kunnen enkel geraadpleegd worden door de rechtspersonen of natuurlijke personen die hoofdelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld in de zin van de bepalingen van deze wet. Deze raadpleging heeft tot doel de voormelde natuurlijke of rechtspersonen op de hoogte te brengen, enerzijds, van het feit dat de onderneming vermeld in de gegevensbank, waarmee zij een aannemingsovereenkomst hebben afgesloten of overwegen af te sluiten met het oog op het uitvoeren van werkzaamheden, niet voldoet aan de in België toepasselijke voorwaarden inzake betaling van sociale zekerheidsbijdragen, en anderzijds van het risico voor diezelfde rechtspersonen of natuurlijke personen om als gevolg van die vermelding hoofdelijk aansprakelijk te worden gesteld in de zin van de bepalingen van deze wet.
  De Koning kan specifieke voorwaarden voorzien voor het raadplegen van deze gegevensbanken.
  Elke onderneming die de gegevensbanken raadpleegt, is verantwoordelijk voor de verwerking die zij uitvoert telkens wanneer zij de gegevensbanken raadpleegt. Zij moet deze raadpleging, die een andere onderneming betreft, kunnen verantwoorden met inachtneming van de wetgeving inzake gegevensbescherming en voor de in eerste lid genoemde doeleinden.
  Het gebruik van deze gegevensbanken is onderworpen aan de naleving van het beleid inzake het gebruik van de gegevensbanken.
  Voor bewijsdoeleinden krijgt de onderneming die de gegevensbanken raadpleegt een login toegewezen. Haar verbindingsgegevens worden opgeslagen in de gegevensbanken en daar bewaard voor een periode van vijf jaar vanaf de datum van invoer.
  In afwijking van het eerste lid, kunnen de databanken niet geraadpleegd worden door de natuurlijke persoon die werkzaamheden uitsluitend voor privédoeleinden doet uitvoeren of overweegt te doen uitvoeren.".

Art.203. In artikel 30bis van voornoemde wet van 27 juni 1969 wordt een paragraaf 7/1 ingevoegd, luidende:
  " § 7/1. De verwerking van gegevens, bedoeld in § 7, waarvoor de Rijksdienst voor sociale zekerheid de verantwoordelijke is, heeft als voorwerp de identificatiegegevens van de opdrachtgevers, aannemers en onderaannemers, de aard van de uitgevoerde werken evenals de gegevens van de plaats waar deze werken worden uitgevoerd.
  De gegevens moeten worden verzameld en verwerkt voor de verschillende doeleinden die in dit artikel worden beschreven.
  Zij worden gedurende ten hoogste drie jaar bewaard, hetzij na voltooiing van de werkzaamheden, hetzij na beëindiging van de gerechtelijke procedure die is ingeleid wegens niet-nakoming van de diverse verplichtingen van dit artikel, hetzij na invordering van de verschuldigde bedragen uit hoofde van paragraaf 8.".

Art.204. Hoofdstuk 12 treedt in werking op een datum bepaald door de koning door middel van een besluit overlegd in ministerraad en ten laatste op 1 januari 2027.

HOOFDSTUK 13. - Wijziging van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders
Art.205. In artikel 30bis, § 7, vijfde lid, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, vervangen bij de wet van 27 april 2007 en gewijzigd bij de wetten van 23 december 2009, 8 december 2013 en 20 juli 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de bepaling onder b) worden de woorden ", met uitzondering van de Staat, de federale instellingen van openbaar nut, de Gewesten, de Gemeenschappen, de provincies, de gemeenten, de openbare instellingen van sociale zekerheid en andere publiekrechtelijke rechtspersonen die geen enkele economische activiteit uitoefenen," ingevoegd tussen de woorden "iedere aannemer" en de woorden "die de in § 1, 1°, a), bedoelde werken voor eigen rekening uitvoert";
  2° de bepaling onder b) wordt aangevuld met de woorden ", met uitzondering van de activiteiten van reiniging en/of onderhoud in de zin van artikel 1, § 1, zesde lid, van het koninklijk besluit van 9 februari 1971 tot oprichting van sommige paritaire comités en tot vaststelling van hun benaming en bevoegdheid die ook werk in onroerende staat zijn in de zin van artikel 19, § 2, 2°, derde lid, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde.".

Art.206. Dit hoofdstuk heeft uitwerking met ingang van 1 april 2022.

HOOFDSTUK 14. - Wijziging van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken
Art.207. In artikel 2 van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken de volgende wijzigingen aanbrengen:
  1° paragraaf 2 aanvullen met een nieuw lid, luidende:
  "Onder een gehele of gedeeltelijke toelating of uitsluiting naar de bedrijfstak bedoeld in het eerste lid, 1°, wordt verstaan het toelaten of uitsluiten van een gehele bedrijfstak, van een deel van een bedrijfstak of van een proportioneel deel van het totale arbeidsvolume bij een werkgever binnen de bedrijfstak.";
  2° in paragraaf 4, eerste lid 1, 1°, de woorden "van de bedrijfstakken" opheffen.

Art. 208. Artikel 207 treedt in werking op 1 juli 2024.