2 JUNI 2010. - Wet houdende bepalingen van het sociaal strafrecht(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-07-2010 en tekstbijwerking tot 21-06-2024)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Bedoelde aangelegenheid
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Bepalingen van het sociaal strafrecht
Beroep tegen de dwangmaatregelen die genomen zijn door de sociaal inspecteurs
Art. 2
Vorm, termijn en omvang van het beroep
Art. 3
HOOFDSTUK 3. - Bepaling tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 4
HOOFDSTUK 4. - Slotbepaling
Slotbepaling
Art. 5
HOOFDSTUK 5. - Bepaling betreffende de inwerkingtreding
Bepaling betreffende de inwerkingtreding
Art. 6
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Bedoelde aangelegenheid
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. - Bepalingen van het sociaal strafrecht
Beroep tegen de dwangmaatregelen die genomen zijn door de sociaal inspecteurs
Art.2.§ 1. Eenieder die van oordeel is dat zijn rechten worden geschaad door de inbeslagnemingen en verzegelingen verricht ter uitvoering van artikelen 35 en 38 van het Sociaal Strafwetboek of door de maatregelen genomen ter uitvoering van artikelen 31, 37 en 43 tot [2 49/3]2 van hetzelfde Wetboek, kan beroep instellen bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank.
Eenieder die van oordeel is dat zijn rechten worden geschaad door de in artikel 28, § 3 van voornoemd Wetboek, bedoelde opsporings- en onderzoeksmaatregelen kan tevens beroep instellen bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank.
De vordering wordt ingesteld en behandeld zoals in kort geding overeenkomstig de artikelen 1035 tot 1038, 1040 en 1041 van het Gerechtelijk Wetboek.
§ 2. De voorzitter van de arbeidsrechtbank doet uitspraak over het beroep na het openbaar ministerie te hebben gehoord.
§ 3. De voorzitter van de arbeidsrechtbank oefent een controle uit over de wettelijkheid van de inbeslagnemingen en verzegelingen verricht ter uitvoering van de artikelen 35 en 38 van het voornoemd Wetboek en de maatregelen genomen ter uitvoering van de artikelen 28, § 3, 31, 37 en 43 tot [2 49/3]2 van hetzelfde Wetboek.
Zijn controle heeft ook betrekking op de wenselijkheid van het behoud van de inbeslagnemingen en verzegelingen verricht ter uitvoering van de artikelen 35 en 38 van het voornoemd Wetboek en de maatregelen genomen ter uitvoering van de artikelen 37 en 43 tot [1 49/2]1 van hetzelfde Wetboek.
Hij kan een gehele, gedeeltelijke of voorwaardelijke opheffing toestaan.
§ 4. Het vonnis uitgesproken door de voorzitter van de arbeidsrechtbank is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande elk rechtsmiddel en zonder borgstelling, indien de rechter deze niet heeft bevolen.
§ 5. De inbeslagnemingen, de verzegelingen of de maatregelen verricht in strijd met de artikelen 28, § 3, 31, 35, 37, 38 en 43 tot [2 49/3]2 van hetzelfde Wetboek zijn nietig.
----------
(1)<W 2013-07-30/22, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 06-10-2013>
(2)<W 2016-12-11/03, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
Vorm, termijn en omvang van het beroep
Art.3.De overtreder die de beslissing van de bevoegde administratie bedoeld in artikel 84 van het Sociaal Strafwetboek [1 of de beslissing tot schuldigverklaring]1 betwist, tekent op straffe van verval binnen een termijn van drie maanden vanaf de kennisgeving van de beslissing beroep aan bij de arbeidsrechtbank bij wege van een verzoekschrift.
[1 Wanneer de overtreder in België noch een woonplaats, noch een verblijfplaats, noch een gekozen woonplaats heeft, wordt de hem verleende termijn verlengd als volgt:
1° vijftien dagen, wanneer hij in een aangrenzend land of in het Verenigd Koninkrijk verblijft;
2° dertig dagen, wanneer hij in een ander land van Europa verblijft;
3° tachtig dagen, wanneer hij in een ander werelddeel verblijft.]1
Dit beroep schorst de uitvoering van de beslissing.
Het beroep tegen de beslissing van de bevoegde administratie maakt het geschil zelf aanhangig bij de arbeidsrechtbank zonder dat deze laatste het bedrag van de administratieve geldboete mag verhogen.
----------
(1)<W 2024-05-15/19, art. 137, 006; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
HOOFDSTUK 3. - Bepaling tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek
Art.4. Artikel 582 van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd door de wet van 27 juni 1969, de wet van 30 juni 1971, de wet van 23 april 1998, de Programmawet van 22 december 2002, de wet van 17 september 2005 en het koninklijk besluit nr. 424 van 1 augustus 1986, wordt aangevuld als volgt :
" 3° betwistingen betreffende Hoofdstuk IX van de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid. ".
HOOFDSTUK 4. - Slotbepaling
Slotbepaling
Art.5.[1 De Koning kan de bepalingen van deze wet in het Sociaal Strafwetboek invoeren.
Daartoe kan Hij :
1° de volgorde, de nummering en, in het algemeen, de ordening van de bepalingen van deze wet en van het Sociaal Strafwetboek wijzigen;
2° de verwijzingen die voorkomen in de bepalingen van deze wet en van het Sociaal Strafwetboek, wijzigen om ze met de nieuwe nummering in overeenstemming te brengen;
3° de redactie van de bepalingen van deze wet en van het Sociaal Strafwetboek wijzigen om ze onderling te doen overeenstemmen en eenheid in de terminologie te brengen, zonder afbreuk te doen aan de beginselen die in deze bepalingen vervat zijn.]1
----------
(1)<W 2016-02-29/09, art. 99, 004; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
HOOFDSTUK 5. - Bepaling betreffende de inwerkingtreding
Bepaling betreffende de inwerkingtreding
Art. 6.De Koning bepaalt voor elk artikel van deze wet de dag waarop het in werking treedt.
(NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 01-07-2011 door KB 2011-07-01/02, art. 14)