21 APRIL 2024. - Wet tot uitvoering van Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG, houdende wijzigingen van boek XII en boek XV van het Wetboek van economisch recht en houdende wijzigingen van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Wetboek van economisch recht
Art. 2-5
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector
Art. 6-14
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het Wetboek van strafvordering
Art. 15
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 16
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van de wet van 5 mei 2017 betreffende de audiovisuele mediadiensten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad
Art. 17-18
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Wetboek van economisch recht
Art.2. In artikel XI.228/3, § 3, van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij de wet van 19 juni 2022, worden de woorden "XII.19, § 1" vervangen door de woorden "8, lid 1, van Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG".
Art.3. In boek XII, titel 1, hoofdstuk 6, van hetzelfde Wetboek worden de afdelingen 1, 2 en 3, die respectievelijk de artikelen XII.17, XII.18 en XII.19 bevatten, ingevoegd bij de wet van 15 december 2013, opgeheven.
Art.4. Artikel XII.20 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 15 december 2013, wordt vervangen als volgt:
"Art. XII.20. § 1. Onverminderd andere wettelijke of reglementaire bepalingen, wanneer door een bevoegde gerechtelijke of administratieve autoriteit een inbreuk met betrekking tot specifieke inhoud wordt vastgesteld, maken de verleners van de in artikel 3, onder g), i) en j), van Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG bedoelde diensten de inhoud waarop de vastgestelde inbreuk betrekking heeft en die via hun tussenkomst is gepleegd, ontoegankelijk.
De bevelen uitgevaardigd door de in het eerste lid bedoelde autoriteiten voldoen ten minste aan de voorwaarden die zijn opgesomd in artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG.
§ 2. Onverminderd andere wettelijke of reglementaire bepalingen delen de verleners van de in artikel 3, onder g), i) en j), van Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG bedoelde diensten, aan de bevoegde gerechtelijke of administratieve autoriteiten, op hun verzoek, alle specifieke informatie mee waarover zij beschikken en die nuttig is voor het opsporen en vaststellen van inbreuken gepleegd door een specifieke afnemer van hun tussenhandeldienst.
De bevelen die worden uitgevaardigd door de autoriteiten bedoeld in het eerste lid voldoen ten minste aan de voorwaarden die zijn opgesomd in artikel 10, lid 2, van Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG."
Art.5. In artikel XV.118 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 15 december 2013, wordt de bepaling onder 3° vervangen als volgt:
"3° de dienstverleners die weigeren hun medewerking te verlenen, zoals vereist door artikel XII.20, § 1, of door artikel XII.20, § 2.".
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector
Art.6. Artikel 2, eerste lid, van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, gewijzigd bij de wetten van 25 april 2007 en 20 juli 2022, wordt aangevuld met de bepalingen onder 7° en 8°, luidende:
"7° digitaledienstenverordening: Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG;
8° tussenhandeldienst: een van de diensten bedoeld in artikel 3, onder g), i) en j), van de digitale-dienstenverordening."
Art.7. In artikel 14 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 20 juli 2005 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 december 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in de inleidende zin worden de woorden "met betrekking tot de tussenhandeldiensten," ingevoegd tussen de woorden "inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud," en de woorden "met betrekking tot artikel XI.216/2, § 2, van het Wetboek van economisch recht";
b) in de bepaling onder 1° worden de woorden ", van de minister bevoegd voor Economie en van het regeringslid bevoegd voor de Digitale Agenda, binnen het kader van hun respectieve bevoegdheden," ingevoegd tussen de woorden "van de minister" en de woorden "of van de Kamer";
c) in de bepaling onder 3° worden de volgende wijzigingen aangebracht
i) in de bepaling onder d) worden de woorden ", 15/1" ingevoegd tussen de woorden "de artikelen 14, § 2, 2°, 15" en de woorden "en 21";
ii) het eerste lid wordt aangevuld met de bepaling onder m), luidende:
"m) de digitaledienstenverordening.";
d) een paragraaf 1/1 wordt ingevoegd, luidende:
" § 1/1. Wat de federale bevoegdheden betreft, is het Instituut een bevoegde autoriteit in de zin van artikel 49 van de digitaledienstenverordening.";
2° in paragraaf 2, 3°, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in de bepaling onder a) worden de woorden "en aan Berec" vervangen door de woorden ", Berec en aan de Europese Raad voor digitale diensten";
b) de bepaling onder i) wordt vervangen als volgt:
"i) de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie;
De Koning kan, na raadpleging van het Instituut en op gezamenlijk voorstel van de minister bevoegd voor Economie en van de minister, de nadere regels vastleggen van de samenwerking, raadpleging en uitwisseling van informatie tussen de in het eerste lid bedoelde Federale Overheidsdienst en het Instituut;";
c) de bepaling onder k), ingevoegd bij de wet van 17 december 2023, die aanvangt met de woorden "de sociaal inspecteurs" en eindigt met de woorden "der zelfstandigen", wordt opgeheven;
d) de bepaling onder l), ingevoegd bij de wet van 17 december 2023, wordt vervangen als volgt:
"l) de sociaal inspecteurs van de Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, de sociaal inspecteurs van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, de sociaal inspecteurs van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en de sociaal inspecteurs van het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen;";
e) de bepaling onder 3° wordt aangevuld met de bepaling onder m), luidende:
"m) de digitaledienstencoördinatoren en de andere bevoegde autoriteiten in de zin van artikel 49 van de digitaledienstenverordening.";
3° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende:
" § 4. Op voorstel van het Instituut of op gezamenlijk voorstel van de minister bevoegd voor Economie, van het regeringslid bevoegd voor de Digitale Agenda en van de minister, na advies van het Instituut, kan de Koning de nadere regels vaststellen van de samenwerking, raadpleging en uitwisseling van informatie tussen het Instituut en de andere sectorale overheden die nog niet onder paragraaf 2, 3°, vallen, wanneer dit nuttig is voor een doeltreffende toepassing van de digitaledienstenverordening."
Art.8. In hoofdstuk III van dezelfde wet wordt een afdeling 2/1 ingevoegd, luidende "Afdeling 2/1. -Onderzoeksbevoegdheden in het kader van de digitaledienstenverordening".
Art.9. In afdeling 2/1, ingevoegd bij artikel 8, wordt een artikel 15/1 ingevoegd, luidende:
"Art. 15/1. § 1. In het kader van artikel 51, lid 1, onder b), van de digitaledienstenverordening voert het Instituut zelf inspecties van gebouwen uit.
Deze inspectie kan slechts plaatsvinden na een besluit van de Raad of, indien het onmogelijk is een buitengewone zitting van de Raad bijeen te roepen, na een besluit van de voorzitter namens de Raad. Het besluit van de voorzitter wordt door de Raad bevestigd binnen vier werkdagen na de aanneming ervan. Bij gebrek aan bevestiging binnen deze termijn wordt dat besluit zonder gevolg.
Het besluit van de Raad of zijn voorzitter bevat het voorwerp en het doel van de inspectie, legt de datum vast waarop de inspectie begint, en vermeldt de sancties die van toepassing zijn bij niet-naleving.
Artikel 19, eerste lid, is niet van toepassing op deze paragraaf.
Het Instituut kan in een privéwoning een inspectie uitvoeren door ten minste twee ambtenaren die gezamenlijk handelen:
1° wanneer er redenen zijn om te vermoeden dat informatie over een inbreuk op de digitaledienstenverordening wordt bewaard in een geheel of gedeeltelijk aan de privéwoning toegewezen ruimte, en;
2° na toestemming van een onderzoeksrechter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg van Brussel of van een onderzoeksrechter van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg van Brussel, die, voor de toepassing van deze paragraaf, ook bevoegd is buiten zijn arrondissement.
Enkel personeelsleden van het Instituut die beschikken over een legitimatiekaart waarvan het model door de Koning is vastgesteld, mogen tussen acht en achttien uur inspecties ter plaatse uitvoeren.
Indien nodig kan het Instituut een beroep doen op de openbare macht.
§ 2. In het kader van artikel 51, lid 1, onder c), van de digitaledienstenverordening wordt het verzoek om uitleg ingediend door een of meer personeelsleden van het Instituut, die de volmacht hebben gekregen van de Raad.
De uitleg wordt opgenomen in een verslag dat wordt ondertekend door de ondervraagde persoon of personen."
Art.10. In artikel 17 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "op voorstel van de minister" vervangen door de woorden "op gezamenlijk voorstel van de minister en van de minister bevoegd voor Economie";
2° in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden "en/of de tussenhandeldiensten" ingevoegd tussen de woorden "markt van de telecommunicatie en/of de postdiensten" en de woorden ", noch direct of indirect, gratis of bezoldigd, voor deze ondernemingen enige functie uitoefenen";
3° in paragraaf 5, eerste lid, worden de woorden "op voorstel van de minister" vervangen door de woorden "op gezamenlijk voorstel van de minister en van de minister bevoegd voor Economie".
Art.11. In artikel 19, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden "en aan de minister meegedeeld" vervangen door de woorden ", aan de minister alsook aan de minister bevoegd voor Economie meegedeeld, binnen het kader van hun respectieve bevoegdheden".
Art.12. In artikel 20 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in de eerste zin worden de woorden "kan de Raad alle passende voorlopige maatregelen aannemen en bepaalt hij de duur ervan zonder dat deze initieel drie maanden, verlengbaar met een nieuwe termijn van maximaal drie maanden indien de uitvoeringsprocedures nog niet voltooid zijn mag overschrijden" vervangen door de woorden ", kan hij alle passende voorlopige maatregelen aannemen";
b) tussen de eerste en de tweede zin wordt een zin ingevoegd, luidende:
"Hij bepaalt de duur ervan, zonder dat deze initieel drie maanden, verlengbaar met een nieuwe termijn van maximaal drie maanden indien de uitvoeringsprocedures nog niet voltooid zijn, mag overschrijden.";
2° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende:
" § 3. In het kader van artikel 51, lid 2, onder e), van de digitaledienstenverordening neemt de Raad, wanneer hij prima facie een inbreuk vaststelt, de voorlopige maatregelen aan overeenkomstig dit artikel, met uitzondering van paragraaf 1, eerste lid, eerste zin."
Art.13. In artikel 21 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 18 mei 2009 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 november 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 5, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) een bepaling onder 1° /2 wordt ingevoegd, luidende:
"1° /2 in het kader van de digitaledienstenverordening, de door de aanbieder van een tussenhandeldienst voorgestelde beloften aanvaarden en ze bindend maken;";
b) de bepaling onder 2° wordt aangevuld met de volgende zin:
"Wat de inbreuken op de digitaledienstenverordening betreft, is het maximumbedrag van de administratieve boete het in artikel 52, lid 3, van die verordening bedoelde bedrag;";
c) de bepaling onder 2° /1 wordt aangevuld met de volgende zin:
"Wat de inbreuken op de digitaledienstenverordening betreft, is het maximumbedrag van de dwangsom het in artikel 52, lid 4, van die verordening bedoelde bedrag;";
2° de paragrafen 7/2 en 7/3 worden ingevoegd, luidende:
" § 7/2. De paragrafen 6 tot 7/1 zijn niet van toepassing in geval van inbreuk op de digitaledienstenverordening.
§ 7/3. Wat betreft artikel 51, lid 3, eerste alinea, b), van de digitaledienstenverordening, maakt het Instituut de zaak aanhangig bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in kort geding om de in dit artikel bedoelde beperking te doen bevelen."
Art.14. In artikel 27 van dezelfde wet worden de woorden "en/of de tussenhandeldiensten" ingevoegd tussen de woorden "de markt voor telecommunicatie en/of postdiensten" en de woorden ", noch direct of indirect, bezoldigd of gratis, voor deze ondernemingen enige functie uitoefenen".
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het Wetboek van strafvordering
Art.15. In artikel 39ter, § 1, van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 25 december 2016 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 mei 2019, worden de woorden "XII.17, XII.18, XII.19 en XII.20 van het Wetboek van Economisch Recht" vervangen door de woorden "4, 5, 6 en 8 van Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG".
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van het Gerechtelijk Wetboek
Art.16. In artikel 584, vijfde lid, 7°, van het Gerechtelijk Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 juli 2023, worden de woorden "XII.17 of XII.19 van het Wetboek van economisch recht" vervangen door de woorden "4 of 6 van Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG".
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van de wet van 5 mei 2017 betreffende de audiovisuele mediadiensten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad
Art.17. In artikel 29 van de wet van 5 mei 2017 betreffende de audiovisuele mediadiensten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, ingevoegd bij de wet van 21 juli 2021, worden de woorden "en XII.17 tot XII.20 van het Wetboek van economisch recht" vervangen door de woorden "van het Wetboek van economisch recht en de artikelen 4, 5, 6 en 8 van Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG".
Art. 18. In de artikelen 29/1, § 1, 29/2, § 1, en 29/4 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 21 juli 2021, worden de woorden "XII.17 tot XII.20 van het Wetboek van economisch recht" telkens vervangen door de woorden "4, 5, 6 en 8 van Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG".