22 DECEMBER 2023. - Wet houdende diverse fiscale bepalingen
TITEL 1. - ALGEMENE BEPALING
Art. 1
TITEL 2. - WIJZIGINGEN VAN HET WETBOEK DIVERSE RECHTEN EN TAKSEN
Art. 2
TITEL 3. - WIJZIGING VAN DIVERSE WETTELIJKE BEPALINGEN MET BETREKKING TOT HYPOTHECAIRE FORMALITEITEN
HOOFDSTUK 1. - Wijziging van de wet van 16 maart 1803 op het notarisambt
Art. 3
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering
Art. 4-5
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van de hypotheekwet van 16 december 1851
Art. 6
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het Strafwetboek
Art. 7
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening
Art. 8
HOOFDSTUK 6. - Wijziging van de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV)
Art. 9
HOOFDSTUK 7. . - Wijziging van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen
Art. 10
TITEL 4. - WIJZIGING VAN DE WET VAN 31 JULI 2023 HOUDENDE WIJZIGINGEN VAN HET WETBOEK DER SUCCESSIERECHTEN EN VAN HET WETBOEK DER REGISTRATIE-, HYPOTHEEK- EN GRIFFIERECHTEN BETREFFENDE DE AFLEVERING VAN INLICHTINGEN DOOR DE AMBTENAREN VAN DE ALGEMENE ADMINISTRATIE VAN DE PATRIMONIUMDOCUMENTATIE
Art. 11
TITEL 5. - WIJZIGINGEN BETREFFENDE DE INKOMSTENBELASTINGEN
HOOFDSTUK 1. - Fiscale bepalingen van het Fietsplan
Afdeling 1. - Wijzigingen met betrekking tot de vrijstelling van de fietsvergoeding en de bedrijfsfiets en met betrekking tot de beroepskosten voor verplaatsingen met de fiets in het kader van het woon-werkverkeer
Art. 12-16
Afdeling 2. - Belastingkrediet voor de facultatieve verhoging van de fietskilometervergoeding
Art. 17-22
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen met betrekking tot personen ten laste
Art. 23-27
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de programmawet van 10 augustus 2015
Art. 28
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
Art. 29-38
HOOFDSTUK 5. - Uitstel van de overdracht van de inning van de Algemene administratie van de patrimoniumdocumentatie aan de Algemene administratie van de inning en de invordering
Art. 39
TITEL 6. - WIJZIGINGEN BETREFFENDE ACCIJNZEN
Art. 40-41
TITEL 7. - WIJZIGINGEN BETREFFENDE DE BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE
Art. 42-43
TITEL 8. - BEKRACHTIGING VAN KONINKLIJKE BESLUITEN
Art. 44
1803031601 1808111701 1808111901 1851121650 1867060850 1927030201 1969070305 1998003047 2006023149 2007201376 2015203736 2016011092 2022032714 2023042851 2023044201 2023044412
TITEL 1. - ALGEMENE BEPALING
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
TITEL 2. - WIJZIGINGEN VAN HET WETBOEK DIVERSE RECHTEN EN TAKSEN
Art.2. In artikel 1261 van het Wetboek diverse rechten en taksen, ingevoegd bij de wet van 13 augustus 1947 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 maart 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in de bepaling onder 2°, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014, worden de woorden "2, § 1, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen" vervangen door de woorden "6 van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen";
b) de bepaling onder 14°, ingevoegd bij de wet van 4 april 1995, wordt vervangen als volgt:
"14° de verrichtingen die het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten, als bedoeld in artikel 3 van de wet van 17 december 1998 tot oprichting van een beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten en tot reorganisatie van de beschermingsregelingen voor deposito's en financiële instrumenten doet uitvoeren in het kader van het beheer van door dit fonds ingestelde of beheerde beleggers- of depositobeschermingsregelingen;".
TITEL 3. - WIJZIGING VAN DIVERSE WETTELIJKE BEPALINGEN MET BETREKKING TOT HYPOTHECAIRE FORMALITEITEN
HOOFDSTUK 1. - Wijziging van de wet van 16 maart 1803 op het notarisambt
Art.3. In artikel 16, tweede lid, van de wet van 16 maart 1803 op het notarisambt, ingevoegd bij de wet van 21 december 2013 en gewijzigd bij de wet van 22 november 2022, worden de woorden "overschrijving van de akte op het kantoor rechtszekerheid" vervangen door de woorden "hypothecaire overschrijving van de akte".
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering
Art.4. In artikel 35bis van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 20 mei 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het tweede lid, gewijzigd bij de wet van 11 juli 2018, worden de woorden "het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de plaats waar de goederen gelegen zijn" vervangen door de woorden "de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën";
2° in het derde lid wordt het woord "bewaarder" vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën".
Art.5. In artikel 197bis, § 1, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 5 februari 2016 en 11 juli 2018, worden de woorden "het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de plaats waar het goed is gelegen" vervangen door de woorden "de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën".
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van de hypotheekwet van 16 december 1851
Art.6. In artikel 82 van de hypotheekwet van 16 december 1851, gewijzigd bij de wet van 11 juli 2018, wordt het eerste lid vervangen als volgt: "De inschrijvingen geschieden op de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën.".
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het Strafwetboek
Art.7. In artikel 433quaterdecies van het Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 2005 en gewijzigd bij de wet van 11 juli 2018, worden de woorden "het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de plaats waar het goed gelegen is" vervangen door de woorden "de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën".
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening
Art.8. In artikel 120, § 2, zesde lid, van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt het woord "hypotheekbewaarders" vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën".
HOOFDSTUK 6. - Wijziging van de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV)
Art.9. In artikel 76, eerste lid, van de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV), gewijzigd bij de wet van 15 januari 2014, worden de woorden "het kantoor van de hypotheekbewaarder van het arrondissement waar het goed gelegen is" vervangen door de woorden "de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën".
HOOFDSTUK 7. . - Wijziging van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen
Art.10. In artikel 514, § 1, 6°, van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, wordt het woord "hypotheekbewaarders" vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën".
TITEL 4. - WIJZIGING VAN DE WET VAN 31 JULI 2023 HOUDENDE WIJZIGINGEN VAN HET WETBOEK DER SUCCESSIERECHTEN EN VAN HET WETBOEK DER REGISTRATIE-, HYPOTHEEK- EN GRIFFIERECHTEN BETREFFENDE DE AFLEVERING VAN INLICHTINGEN DOOR DE AMBTENAREN VAN DE ALGEMENE ADMINISTRATIE VAN DE PATRIMONIUMDOCUMENTATIE
Art.11. In artikel 14, eerste lid, van de wet van 31 juli 2023 houdende wijziging van het Wetboek der successierechten en van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten betreffende de aflevering van inlichtingen door de ambtenaren van de Algemene administratie van de patrimoniumdocumentatie, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de woorden "artikel 4, 1°, a)" worden vervangen door de woorden "artikel 4";
2° de woorden "artikel 6, 1°, a)" worden vervangen door de woorden "artikel 6".
TITEL 5. - WIJZIGINGEN BETREFFENDE DE INKOMSTENBELASTINGEN
HOOFDSTUK 1. - Fiscale bepalingen van het Fietsplan
Afdeling 1. - Wijzigingen met betrekking tot de vrijstelling van de fietsvergoeding en de bedrijfsfiets en met betrekking tot de beroepskosten voor verplaatsingen met de fiets in het kader van het woon-werkverkeer
Art.12. In artikel 38, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 juli 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid, 14°, wordt een inleidende zin ingevoegd, luidende:
"voor de werknemer of bedrijfsleider wiens beroepskosten overeenkomstig artikel 51 forfaitair worden bepaald:";
2° in het eerste lid, 14°, a), worden de woorden "ten belope van maximum 1.285 euro per belastbaar tijdperk," ingevoegd voor de woorden "de kilometervergoeding";
3° in het eerste lid, 14°, a), worden de woorden "0,145 euro" vervangen door de woorden "0,177 euro";
4° de paragraaf wordt aangevuld met een lid, luidende:
"De Koning wijzigt, in voorkomend geval, het in het eerste lid, 14°, a), bedoelde bedrag van de kilometervergoeding zodat het na toepassing van artikel 178 gelijk is aan 0,35 euro voor de in 2024 toegekende vergoedingen. Onverminderd de toepassing van artikel 178 blijft het aldus gewijzigde bedrag van toepassing op de vergoedingen die vanaf 1 januari 2024 worden toegekend.".
Art.13. In artikel 66bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 2001 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 oktober 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het derde lid, worden de woorden "0,145 euro" vervangen door de woorden "0,177 euro";
2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende:
"De Koning wijzigt, in voorkomend geval, het in het derde lid vermelde bedrag zodat het na toepassing van artikel 178 gelijk is aan 0,35 euro voor de kosten met betrekking tot de in 2024 gemaakte verplaatsingen. Onverminderd de toepassing van artikel 178 blijft het aldus gewijzigde bedrag van toepassing voor de kosten met betrekking tot de verplaatsingen die vanaf 1 januari 2024 worden gemaakt.".
Art.14. In artikel 129/1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de programmawet van 25 december 2017 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 december 2022, worden de woorden "38, § 1, eerste lid, 9°, c, en 17°, " vervangen door de woorden "38, § 1, eerste lid, 9°, c, 14°, a, en 17°, ".
Art.15. In artikel 178, § 2, derde lid, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 20 december 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de eerste zin worden de woorden "met uitzondering van die vermeld in de artikelen 21, eerste lid, 14°, 38, § 1, eerste lid, 14°, a, 66bis, derde lid, 14535, zesde lid," vervangen door de woorden "met uitzondering van die vermeld in de artikelen 21, eerste lid, 14°, 66bis, derde lid, 14535, zesde lid, van het in artikel 38, § 1, eerste lid, 14°, a, vermelde bedrag van de kilometervergoeding";
2° in de tweede zin worden de woorden "De bedragen vermeld in de artikelen 38, § 1, eerste lid, 14°, a, 66bis, derde lid," vervangen door de woorden "Het bedrag van de kilometervergoeding vermeld in artikel 38, § 1, eerste lid 14°, a, het bedrag vermeld in artikel 66bis, derde lid,".
Art.16. Deze afdeling treedt in werking op 31 december 2023 en is van toepassing vanaf het belastbaar tijdperk dat aanvangt vanaf 1 januari 2024.
Afdeling 2. - Belastingkrediet voor de facultatieve verhoging van de fietskilometervergoeding
Art.17. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
1° fiets: een rijwiel, een gemotoriseerd rijwiel of een speed pedelec, zoals gedefinieerd in het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, met dien verstande dat de gemotoriseerde rijwielen en de speed pedelecs enkel in aanmerking worden genomen wanneer ze elektrisch worden aangedreven;
2° fietskilometervergoeding: het bedrag van de kilometervergoeding die een werkgever aan een werknemer toekent en betaalt om tegemoet te komen in de kosten van de werknemer voor de werkelijke per fiets afgelegde kilometers tussen de woonplaats van de werknemer en zijn plaats van tewerkstelling;
3° referentiefietskilometervergoeding: de fietskilometervergoeding toegekend voor verplaatsingen op 1 juni 2023, met een minimum van 0,18 euro;
4° verhoging van de fietskilometervergoeding: een bedrag per kilometer gelijk aan het positieve verschil tussen het bedrag van de fietskilometervergoeding toegekend voor de verplaatsingen op een bepaald tijdstip en de referentiefietskilometervergoeding;
5° Wetboek: het Wetboek van de inkomsten-belastingen 1992;
6° indexeringscoëfficiënt: de indexeringscoëfficiënt als bedoeld in artikel 178, § 3, eerste lid, 2° van het Wetboek;
7° geïndexeerde referentiefietskilometervergoeding: de referentiefietskilometervergoeding gedeeld door de indexeringscoëfficiënt voor het aanslagjaar 2024 en vermenigvuldigd met:
a) voor de berekening van het belastingkrediet voor de fietskilometervergoedingen voor verplaatsingen in 2024: de indexeringscoëfficiënt voor het aanslagjaar 2025;
b) voor de berekening van het belastingkrediet voor de fietskilometervergoedingen voor verplaatsingen in 2025: de indexeringscoëfficiënt voor het aanslagjaar 2026;
c) voor de berekening van het belastingkrediet voor de fietskilometervergoedingen voor verplaatsingen in 2026: de indexeringscoëfficiënt voor het aanslagjaar 2027.
Dit bedrag per kilometer wordt afgerond tot de hogere of lagere eurocent, naargelang het bedrag van de duizendsten al dan niet 5 bereikt;
8° facultatieve verhoging van de fietskilometervergoeding: een bedrag per kilometer gelijk aan het positieve verschil tussen het bedrag van de fietskilometervergoeding toegekend voor de verplaatsingen op een bepaald tijdstip en de geïndexeerde referentiefietskilometervergoeding, waarbij dit verschil niet meer kan bedragen dan 0,05 euro per kilometer.
Art.18. § 1. Aan de belastingplichtigen die onderworpen zijn aan de personenbelasting, de vennootschapsbelasting, de rechtspersonenbelasting of de belasting van niet-inwoners en een werkgever zijn als bedoeld in het tweede lid, wordt onder de in het derde lid vermelde voorwaarden een belastingkrediet verleend voor de facultatieve verhoging van de fietskilometervergoeding die zij toekennen voor de verplaatsingen gedaan in de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2026.
Het in het eerste lid bedoelde belastingkrediet wordt verleend aan:
1° de werkgevers die onderworpen zijn aan de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;
2° de volgende autonome overheidsbedrijven: de naamloze vennootschap van publiek recht Proximus en de naamloze vennootschap van publiek recht bpost;
3° de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail met uitzondering van het door haar ter beschikking gesteld personeel aan de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS en de naamloze vennootschap van publiek recht Infrabel in het kader van hun activiteiten van openbare dienstverlening.
Het belastingkrediet wordt:
1° verleend voor zover de verhoging van de fietskilometervergoeding niet door derden wordt vergoed;
2° niet verleend voor de verhoging van de fietskilometervergoeding waarvoor de toepassing van het belastingkrediet als bedoeld in de artikelen 30 tot 35 van de wet van 28 december 2023 houdende diverse fiscale bepalingen wordt gevraagd;
3° niet verleend voor de verhoging van de fietskilometervergoeding die ten laste is van een buitenlandse inrichting van de belastingplichtige;
4° wat de aan de belasting van niet-inwoners onderworpen belastingplichtigen betreft, enkel verleend voor de verhoging die, de toepassing van paragraaf 4 buiten beschouwing gelaten, drukt op de in België behaalde of verkregen inkomsten die aan één van de in het eerste lid vermelde belastingen zijn onderworpen;
5° enkel verleend wanneer de verhoging van de fietskilometervergoeding is vastgelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst, arbeidsreglement of individuele arbeidsovereenkomst en geldt zonder beperking in de tijd.
§ 2. Het bedrag van het belastingkrediet voor de facultatieve verhoging van de fietskilometervergoeding is gelijk aan de facultatieve verhoging van de fietskilometervergoeding vermenigvuldigd met het aantal kilometers waarvoor de fietskilometervergoeding is toegekend.
§ 3. Het belastingkrediet wordt verleend voor elk belastbaar tijdperk dat verbonden is met de aanslagjaren 2024, 2025, 2026, 2027 of 2028 waarin de belastingplichtige een verhoging van de fietskilometervergoeding voor in de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2026 gedane verplaatsingen toekent.
§ 4. In afwijking van de artikelen 49, 183 en 235 van het Wetboek, is de facultatieve verhoging van de fietskilometervergoeding waarvoor het belastingkrediet wordt verleend, niet als beroepskost aftrekbaar.
Art.19. § 1. Het in deze afdeling bedoelde belastingkrediet wordt volledig met de personenbelasting, vennootschapsbelasting, rechtspersonenbelasting of belasting van niet-inwoners verrekend.
Het belastingkrediet wordt tevens verrekend met de in titel VIII van het Wetboek bedoelde aanvullende belastingen op de personenbelasting.
Het gedeelte van het belastingkrediet dat niet kan worden verrekend, wordt terugbetaald indien het tenminste 2,50 euro bedraagt.
§ 2. Het in deze afdeling bedoelde belastingkrediet wordt:
1° voor de toepassing van artikel 158 van het Wetboek aangemerkt als een belastingkrediet dat betrekking heeft op de in dat artikel vermelde inkomsten;
2° voor de toepassing van artikel 245, eerste lid, van het Wetboek gelijkgesteld met het in artikel 289ter van het Wetboek bedoelde belastingkrediet;
3° voor de toepassing van artikel 413/1, § 1, tweede lid, eerste en derde streepje, van het Wetboek gelijkgesteld met het in artikel 289ter van het Wetboek bedoelde belastingkrediet;
4° voor de toepassing van artikel 413/1, § 1, tweede lid, tweede en vierde streepje, van het Wetboek gelijkgesteld met de in de artikelen 289quater tot 295 van het Wetboek bedoelde voorafbetalingen, voorheffingen en andere elementen.
Art.20. De bepalingen van de artikelen 17 tot 19 worden voor de toepassing van artikel 344, § 1, van het Wetboek gelijkgesteld met een bepaling van dat Wetboek.
Art.21. De Koning kan de nadere modaliteiten vastleggen voor het leveren van het bewijs dat aan de voorwaarden voor de toepassing van het in deze afdeling bedoelde belastingkrediet is voldaan.
Art.22. Deze afdeling is van toepassing op de fietskilometervergoedingen die worden toegekend voor verplaatsingen afgelegd vanaf 1 januari 2024.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen met betrekking tot personen ten laste
Art.23. In artikel 140 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 juni 2002, wordt het tweede lid opgeheven.
Art.24. In artikel 141 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 10 augustus 2001 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 juni 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de woorden "De in de artikelen 136 en 140 vermelde bedragen van 1.800 EUR worden" worden vervangen door de woorden "Het in artikel 136 vermelde bedrag van 1.800 euro wordt";
2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende:
"In afwijking van het eerste lid wordt voor de aanslagjaren 2024 en 2025 het in artikel 136 vermelde bedrag van 1.800 euro gebracht op 3.300 euro voor kinderen ten laste.";
3° het tweede lid, ingevoegd bij het huidige artikel, wordt opgeheven.
Art.25. In artikel 174/1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de programmawet van 25 december 2017 en laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 26 december 2022, worden de woorden "140, tweede lid," opgeheven.
Art.26. In artikel 178, § 3, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 juli 2022, worden in de inleidende zin de woorden "en 140 tot 143" vervangen door de woorden "en 141 tot 143".
Art.27. De artikelen 23, 24, 1° en 2°, 25 en 26 treden in werking op 31 december 2023 en zijn van toepassing vanaf aanslagjaar 2024.
Artikel 24, 3°, is van toepassing vanaf aanslagjaar 2026.
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de programmawet van 10 augustus 2015
Art.28. In artikel 67 van de programmawet van 10 augustus 2015, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 maart 2019, worden in de bepaling onder 1° de woorden "artikel 1, 4°, van het koninklijk besluit van 30 april 2004 houdende maatregelen betreffende het toezicht op de diamantsector" vervangen door de woorden "artikel 1, 9°, van het koninklijk besluit van 20 november 2019 houdende maatregelen betreffende het toezicht op in de diamantsector".
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
Art.29. In artikel 22, § 1, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 juli 2022, wordt het woord "en" ingevoegd tussen de woorden "de roerende voorheffing" en de woorden "met de fictieve roerende voorheffing".
Art.30. In artikel 31, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 mei 1999, worden de woorden "leden van de bestendige deputatie" vervangen door de woorden "gedeputeerden van de provincie".
Art.31. In artikel 47, § 4, van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° voor het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
"Wanneer wordt herbelegd in een gebouwd onroerend goed, een vaartuig of een vliegtuig, verstrijkt voor meerwaarden vermeld in § 1, 1° de herbeleggingstermijn ten vroegste na 5 jaar vanaf de eerste dag van het belastbare tijdperk waarin de meerwaarde is verwezenlijkt.";
2° in het tweede lid, dat het derde lid wordt, worden de woorden "en het tweede" ingevoegd tussen de woorden "in het eerste" en de woorden "lid, de meerwaarde".
Art.32. In artikel 53, 17°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 maart 2002 en gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007, worden de woorden "de bestendige deputatie" vervangen door de woorden "de deputatie van de provincie".
Art.33. Artikel 194ter, § 7, zesde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 12 mei 2014 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 april 2019, wordt opgeheven.
Art.34. In artikel 194quinquies, § 1, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 9 februari 2017 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 juni 2021, worden de woorden "artikel 207, derde lid, derde streepje" vervangen door de woorden "artikel 207, derde lid, tweede streepje".
Art.35. In artikel 228, § 3, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 13 december 2012 en vervangen bij de wet van 18 december 2016, worden de woorden "27, eerste lid, 1° en 2°, " vervangen door de woorden "27, tweede lid, 1° en 2°, ".
Art.36. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 315quinquies ingevoegd, luidende:
"Art. 315quinquies. De platformexploitant bedoeld in artikel 321quater, 4° of 5°, moet de administratie op haar verzoek en op elektronische wijze alle informatie en documenten bezorgen die nodig zijn om na te gaan of de verplichtingen die krachtens de artikelen 321quinquies tot en met 321octies op hem rusten, worden nageleefd.
De platformexploitant die verklaart een uitgesloten platformexploitant te zijn in de zin van artikel 321quater, 3°, bezorgt de administratie op haar verzoek en op elektronische wijze alle informatie en documenten die nodig zijn om na te gaan of hij een uitgesloten platformexploitant is in de zin van artikel 321quater, 3°. ".
Art.37. In artikel 444, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 november 2022, wordt het zesde lid opgeheven.
Art.38. Artikel 31 is van toepassing vanaf aanslagjaar 2024.
Artikel 33 is van toepassing vanaf aanslagjaar 2024.
Artikel 34 is van toepassing op de belastbare tijdperken die worden afgesloten vanaf 31 december 2023.
HOOFDSTUK 5. - Uitstel van de overdracht van de inning van de Algemene administratie van de patrimoniumdocumentatie aan de Algemene administratie van de inning en de invordering
Art.39. In artikel 89, eerste lid, van de wet van 5 juli 2022 houdende diverse fiscale bepalingen, worden de woorden "1 januari 2024" vervangen door de woorden "1 januari 2028".
TITEL 6. - WIJZIGINGEN BETREFFENDE ACCIJNZEN
Art.40. In artikel 18, 2°, eerste lid, van de wet van 7 januari 1998 betreffende de structuur en de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 maart 2022, worden de woorden "volgens de Belgische voorschriften" vervangen door de woorden "volgens de voorgeschreven procedures".
Art.41. In artikel 18 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 maart 2022, wordt de bepaling onder 4° vervangen als volgt:
"4° wanneer zij worden gebruikt voor de vervaardiging van geneesmiddelen als omschreven in de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen voor menselijk gebruik en in de wet van 5 mei 2022 betreffende diergeneesmiddelen;".
TITEL 7. - WIJZIGINGEN BETREFFENDE DE BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE
Art.42. In artikel 76 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 maart 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, wordt het derde lid vervangen als volgt:
"Het in het eerste lid bedoelde overschot wordt evenwel slechts teruggegeven wanneer alle in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, bedoelde aangiften met betrekking tot de laatste zes maanden die voorafgaan aan het aangiftetijdvak van de aangifte die aanleiding heeft gegeven tot het overschot, alsmede die laatste aangifte, zijn ingediend binnen de termijn en volgens de modaliteiten, opgelegd in uitvoering van die bepaling.";
2° in paragraaf 2, wordt het derde lid aangevuld met de bepaling onder 3°, luidende:
"3° wanneer de belastingplichtige niet binnen de in artikel 62, tweede lid, 2°, bedoelde termijn de door de ambtenaren van de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde gevraagde inlichtingen heeft verstrekt die toelaten om de waarachtigheid van dat overschot te verantwoorden.".
Art.43. Artikel 42 treedt in werking op 1 januari 2025.
TITEL 8. - BEKRACHTIGING VAN KONINKLIJKE BESLUITEN
Art. 44. Worden bekrachtigd met ingang van hun respectieve datum van inwerkingtreding:
1° het koninklijk besluit van 23 juni 2023 tot wijziging van de bedrijfsvoorheffing;
2° het koninklijk besluit van 30 augustus 2023 tot wijziging van de bijlage III van het KB/WIB 92 op het stuk van de vermindering voor overwerk.