Details





Titel:

15 SEPTEMBER 2023. - Besluit van de Vlaamse Regering over de regeling voor de toekenning van investeringssubsidies voor strategische cultuur- en jeugdinfrastructuur



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Voorwaarden
Art. 3-7
HOOFDSTUK 3. - Procedure
Afdeling 1. - Aanvraag van investeringssubsidies
Art. 8-9
Afdeling 2. - Beoordelingscommissie
Art. 10-14
Afdeling 3. - Beoordeling
Art. 15-17
Afdeling 4. - Uitbetaling van de subsidie
Art. 18-19
Afdeling 5. - Toezicht
Art. 20-22
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 2022 over de regeling voor de toekenning van sectorale investeringssubsidies aan cultuur- en jeugdinfrastructuur met bovenlokaal belang
Art. 23-25
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 26-28



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2012036249  2022032277 



Uitvoeringsbesluit(en):

2024007029 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° administratie: het Departement Cultuur, Jeugd en Media, vermeld in artikel 24, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
  2° bouwheer: de organisatie die als opdrachtgever optreedt voor de werken waarvoor een subsidie wordt aangevraagd;
  3° cultuur- en jeugdinfrastructuur: onroerende accommodaties of roerende accommodaties die vast zijn door de bestemming ervan, die bestemd zijn voor activiteiten van een of meer sectoren binnen de culturele aangelegenheden, vermeld in artikel 4, 1°, 3°, 4°, 5°, 7° en 8°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen;
  4° decreet van 18 december 2020: het Programmadecreet van 18 december 2020 bij de begroting 2021;
  5° huishoudelijk reglement: een reglement dat de dagelijkse, interne en externe aangelegenheden over de werking van een commissie regelt, en dat ook de deontologische code voor de experten bevat;
  6° Inter: het agentschap Toegankelijk Vlaanderen, opgericht bij het decreet van 28 maart 2014 houdende machtiging tot oprichting van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Toegankelijk Vlaanderen in de vorm van een private stichting;
  7° investeringssubsidie: een subsidie als vermeld in artikel 2;
  8° project: het infrastructuurproject waarvoor de investeringssubsidie wordt aangevraagd;
  9° rapport van de toegankelijkheidsdoorlichting: een rapport dat door Inter wordt opgemaakt en vermeldt in welke mate het infrastructuurproject integraal toegankelijk is, en advies levert over te nemen maatregelen om eventuele knelpunten met betrekking tot toegankelijkheid weg te werken;
  10° strategische cultuur- en jeugdinfrastructuur: de grote cultuur- en jeugdinfrastructuren, vermeld in artikel 6, § 3, van het decreet van 18 december 2020, waarin een of meer cultuur- of jeugdorganisaties hun werking hebben en die een of meer van de volgende kenmerken hebben:
  a) de schaal van de cultuur- of jeugdinfrastructuur is van uitzonderlijke omvang;
  b) de cultuur- of jeugdwerking die in de infrastructuur plaatsvindt, richt zich op de Vlaamse Gemeenschap of ruimer;
  c) de infrastructuur vervult een specifieke cultuur- of jeugdfunctie van strategisch belang voor de Vlaamse Gemeenschap;
  d) de infrastructuur heeft een uitzonderlijk cultureel belang door haar architecturale of historische waarde;
  11° subsidieaanvrager: de organisatie die als bouwheer de aanvraag indient voor de investeringssubsidie;
  12° subsidiebeslissing: de beslissing van de Vlaamse Regering, vermeld in artikel 17, derde lid;
  13° subsidieontvanger: de organisatie die als bouwheer een investeringssubsidie toegekend krijgt.

Art.2. Conform artikel 6, § 1, van het decreet van 18 december 2020 kunnen binnen de perken van de goedgekeurde begroting investeringssubsidies als vermeld in artikel 6, § 1, van het voormelde decreet, worden toegekend.
  Het maximale subsidiepercentage bedraagt 60% van de kosten die in aanmerking komen, vermeld in artikel 3. De investeringssubsidies, vermeld in het eerste lid, bedragen minimaal 150.000 euro.

HOOFDSTUK 2. - Voorwaarden
Art.3. De volgende kosten komen in aanmerking voor investeringssubsidies voor strategische cultuur- en jeugdinfrastructuur:
  1° het ereloon voor de opstellers van het ontwerp, de kosten voor het plaatsen en het uitvoeren van de overheidsopdrachten, de kosten van een energieaudit, een toegankelijkheidsdoorlichting of andere specifieke studiekosten en de kosten voor het toezicht op de bouwplaats. De voormelde kosten worden beschouwd als algemene kosten van de opdracht en worden forfaitair vastgesteld op maximaal 15% van het bedrag van de raming van de goedgekeurde bouwwerken bij de toekenning van de subsidie;
  2° de kosten voor de uitvoering van de bouwopdracht;
  3° de kosten voor de aankoop of verwerving van een grond of van een gebouw als de voormelde aankoop of verwerving een duidelijke, ondersteunende functie heeft voor het strategische belang van de werking of de infrastructuur.
  De volgende werken, investeringen en kosten worden uitgesloten van subsidiëring:
  1° horecavoorzieningen;
  2° investeringen in kantoorruimtes;
  3° de belasting over de toegevoegde waarde, met uitzondering van de niet-aftrekbare belasting over de toegevoegde waarde;
  4° omgevings- en rioleringswerken op publiek domein die geen directe link hebben met de infrastructuur of met de cultuur- of jeugdwerking die in de infrastructuur plaatsvindt;
  5° kosten die reeds door andere inkomsten of subsidies worden gedekt.

Art.4. Een aanvraag van investeringssubsidies die conform artikel 9 is ingediend, is ontvankelijk.

Art.5. De volgende algemene subsidievoorwaarden zijn van toepassing om in aanmerking te komen voor investeringssubsidies voor strategische cultuur- en jeugdinfrastructuur:
  1° het project betreft een strategische cultuur- of jeugdinfrastructuur;
  2° het project omvat een transformatie van de infrastructuur;
  3° het project ligt in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;
  4° de subsidieaanvrager is een rechtspersoon zonder winstgevend doel;
  5° de organisatie waarvan de culturele of jeugdwerking gevestigd is in de infrastructuur waar de werken plaatsvinden, beschikt over een aantoonbaar beschikkingsrecht voor de infrastructuur, dat niet kan eindigen binnen twintig jaar na de datum van de subsidiebeslissing;
  6° het aanvraagdossier bevat de nodige informatie voor een gedegen inhoudelijke beoordeling;
  7° het project is financieel haalbaar en de financiering van het project is gegarandeerd, rekening houdend met de eventuele toekenning van een subsidie. Minstens 40% van de financiering voor de kosten, vermeld in artikel 3, eerste lid, wordt aangetoond door inbreng van eigen middelen of middelen van andere overheden of derden. De voormelde inbreng kan bestaan uit investeringen, subsidies, kredieten of het leveren van materialen in natura. De investeringssubsidie bedraagt nooit meer dan 60% van de kosten, vermeld in artikel 3, eerste lid. Subsidiebeloftes die uitsluitend afhankelijk gemaakt zijn van subsidiëring door de Vlaamse Gemeenschap, worden aanvaard;
  8° het project is haalbaar op stedenbouwkundig vlak: de subsidieaanvrager zorgt ervoor dat de nodige vergunningen conform het omgevingsrecht verkregen worden;
  9° de overheidsopdracht voor werken wordt op zijn vroegst verzonden of gepubliceerd op de datum van de subsidiebeslissing en nadat de vereiste documenten, vermeld in artikel 18, eerste lid, zijn voorgelegd aan de administratie;
  10° de subsidieaanvrager respecteert de termijn, vermeld in artikel 19;
  11° het project kan voorlopig opgeleverd worden en de laatste betaalaanvraag kan worden ingediend binnen tien jaar vanaf de datum van de subsidiebeslissing;
  12° de subsidieaanvrager verklaart zich te houden aan de principes van goed bestuur, vermeld in de Bestuurscode Cultuur van 26 juni 2020.
  In het eerste lid wordt verstaan onder:
  1° transformatie van de infrastructuur: infrastructuurprojecten die een ingrijpende nieuwbouw, renovatie of herbestemming omvatten die verder gaat dan louter klimatologische renovaties of maatregelen voor onderhoud en herstelling;
  2° rechtspersoon zonder winstgevend doel: een privaatrechtelijke rechtspersoon waarvan de uitkering van vermogensvoordelen aan de leden of vennoten wettelijk of statutair is uitgesloten, of een publiekrechtelijke rechtspersoon.
  Indien de investeringssubsidies zijn bestemd voor de aankoop of verwerving van een grond of een gebouw, is de volgende bijkomende subsidievoorwaarde van toepassing:
  1° in de akte van aankoop moet een conventioneel voorkooprecht voor de Vlaamse Gemeenschap worden voorzien.

Art.6. Een aanvraag van investeringssubsidies voor strategische cultuur- en jeugdinfrastructuur wordt beoordeeld op basis van de volgende inhoudelijke beoordelingscriteria:
  1° impact. Dit criterium wordt beoordeeld op basis van al de volgende criteria:
  a) innovatie: de manier waarop binnen het project aandacht wordt geschonken aan infrastructurele, technologische en digitale inzichten, met het oog op de realisatie of exploitatie van de infrastructuur;
  b) delen van infrastructuur: de mate waarin de fysieke ruimtes multifunctioneel zijn en flexibel gebruik toelaten, en de mogelijkheden om de infrastructuur te delen met organisaties binnen de cultuur- en jeugdsector en daarbuiten;
  c) kennisdeling:
  1) het actief opnemen van een voorbeeldrol binnen de cultuur- en jeugdsector door te communiceren over de infrastructuur, de exploitatie, het bouwproject en de resultaten ervan;
  2) de wijze waarop andere organisaties met cultuur- of jeugdinfrastructuur worden geïnspireerd om gelijkaardige maatregelen te nemen als vermeld in punt 1);
  d) geografische spreiding: het project vervult de behoefte aan een specifieke cultuur- of jeugdfunctie in een bredere Vlaamse regio of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, of is complementair aan de functies van cultuur- en jeugdinfrastructuur in die regio of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad;
  2° kwaliteit van de maatregelen. Dit criterium wordt beoordeeld op basis van al de volgende criteria:
  a) duurzaamheid: de mate waarin het project voldoet aan de ambities op het vlak van duurzaamheid;
  b) veiligheid: de mate waarin het project een verbetering is van een bestaande infrastructuur op het vlak van brandveiligheid, toegangsbeveiliging en de gezondheid van bezoekers en personeel. Dit criterium wordt beoordeeld op basis van de documentatie over de huidige problematiek, de adviezen van de relevante instanties en het vastgelegde keurings- en onderhoudstraject, als dat van toepassing is;
  c) toegankelijkheid: de mate waarin wordt tegemoetgekomen aan de prioritaire ingrepen die in het rapport van de toegankelijkheidsdoorlichting worden geadviseerd, om op die manier de integrale toegankelijkheid van de functionele ruimtes en de keten van toegankelijkheid in de infrastructuur te waarborgen;
  3° projectplanning. Dit criterium wordt beoordeeld op basis van de volgende criteria:
  a) de financiële haalbaarheid van het project;
  b) de langetermijnvisie, de visie op de exploitatie en het beheer van de infrastructuur na de afronding van het project;
  c) het plan van aanpak voor het bouwproces en het participatietraject met de stakeholders van het project.
  In het eerste lid wordt verstaan onder:
  1° duurzaamheid: de mate waarin het project inzet op duurzame vestiging, drempelverlaging, renovatie of hergebruik van bestaande infrastructuur, toekomstgericht bouwen, gezonde en comfortabele ruimtes, het reduceren en verduurzamen van de energievraag, de monitoring van de energievraag, duurzaam materiaalgebruik, het behoud van grondstoffen en hergebruik van restmaterialen, waterbesparing en biodiversiteit;
  2° integrale toegankelijkheid: de kwaliteit van een ruimte, omgeving, object en dienstverlening die het mogelijk maakt dat iedereen die ruimte, dat object of die dienstverlening op een gelijkwaardige en onafhankelijke manier kan bereiken, betreden, gebruiken en begrijpen.

Art.7. De subsidieontvanger voldoet aan de volgende subsidievereisten:
  1° gedurende tien jaar na de voltooiing van de werken worden de volgende elementen jaarlijks opgevolgd:
  a) de infrastructuurgegevens. De opvolging van de infrastructuurgegevens gebeurt op basis van de gegevens die worden ingevuld in de monitoringstool die de administratie ter beschikking stelt;
  b) het energieverbruik. De opvolging van het energieverbruik gebeurt op basis van de gegevens die worden ingevuld in de energiemonitoringstool die de administratie ter beschikking stelt;
  2° de begunstigde gebruikt de duurzaamheidsmeter die door de administratie ter beschikking wordt gesteld, en legt de resultaten minimaal één keer per jaar voor aan de administratie, en ook na de oplevering;
  3° de bepalingen van het decreet van 1 maart 2019 houdende de realisatie van kunstopdrachten voor gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest behoren, worden nageleefd;
  4° de regelgeving over de overheidsopdrachten wordt toegepast bij alle werken, diensten en leveringen waarvoor een investeringssubsidie is verleend. Elke subsidieontvanger houdt zich als aanbestedende overheid aan de bepalingen over de gunning van de opdracht en de uitvoering ervan, vermeld in de regelgeving over overheidsopdrachten;
  5° het project zet in op de volgende duurzaamheidsambities:
  a) duurzaam ontwerp:
  1) geïntegreerd ontwerpen met visie op lange termijn;
  2) aandacht voor duurzame vestiging en toegankelijkheid;
  3) aandacht voor toekomstgericht en klimaatadaptief bouwen met lage milieu-impact;
  4) aandacht voor meervoudig gebruik;
  5) aandacht voor gezonde en comfortabele ruimtes;
  6) ontwerpen voor optimaal onderhoud en beheer met kwaliteitsvolle, robuuste en veilige materialen;
  b) energie-efficiëntie:
  1) het verminderen en beheersen van de energievraag;
  2) werken met hernieuwbare energie;
  3) beperken van het gebruik van fossiele brandstoffen;
  c) duurzaam materiaal- en grondstoffengebruik:
  1) het hergebruik van materialen;
  2) het beperken van de milieu-impact van materialen;
  3) het werken met hernieuwbare materialen;
  d) water, ecosystemen en biodiversiteit:
  1) rationeel watergebruik;
  2) waterzuivering;
  3) integratie van groen;
  4) aanvullen van de grondwaterspiegel;
  6° het project voldoet na het nemen van de gesubsidieerde maatregelen aan de wettelijke bepalingen over welzijn op het werk, brandveiligheid en binnenluchtkwaliteit;
  7° na de uitvoering van het project voldoet de infrastructuur aan alle prioritaire ingrepen die in het rapport van de toegankelijkheidsdoorlichting worden geadviseerd;
  8° de subsidieontvanger aanvaardt de toezichtregeling, vermeld in afdeling 5, op:
  a) de besteding van de subsidie;
  b) de instandhouding van de gesubsidieerde infrastructuur;
  c) de renovatie en het onderhoud van de gesubsidieerde infrastructuur;
  9° de subsidieontvanger erkent het belang van het gebruik van het Nederlands.
  In het eerste lid, 1°, a), worden onder infrastructuurgegevens al de volgende gegevens verstaan:
  1° de bestemming van het gebouw;
  2° het energie- en waterverbruik van de infrastructuur en de aanwezige technische installaties;
  3° het bouw- en renovatiejaar;
  4° de bruikbare vloeroppervlakte.
  Bij een vervreemding van de infrastructuur of bij een bestemmingswijziging ervan, zonder het akkoord van de administratie, betaalt de subsidieontvanger de investeringssubsidie terug. Het bedrag van de terugbetaling wordt berekend, met een jaarlijkse afschrijving van 5% vanaf de datum van de subsidiebeslissing. In voorkomend geval betaalt de subsidieaanvrager 60% van de verwezenlijkte meerwaarde terug. Om de terugbetaling te waarborgen, kan de administratie de Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de jeugd, adviseren een zakelijke zekerheid te vragen.
  Bij een vervreemding van een grond die niet wordt afgeschreven, of bij een bestemmingswijziging ervan, zonder het akkoord van de administratie, betaalt de subsidieontvanger de investeringssubsidie terug. In voorkomend geval betaalt de subsidieontvanger ook 60% van de verwezenlijkte meerwaarde terug.

HOOFDSTUK 3. - Procedure
Afdeling 1. - Aanvraag van investeringssubsidies
Art.8. Aanvragen van investeringssubsidies kunnen het hele jaar worden ingediend bij de administratie.

Art.9. De aanvraag van investeringssubsidies wordt ingediend via de webtoepassing die de administratie ter beschikking stelt.
  De aanvraag, vermeld in het eerste lid, bevat al de volgende informatie:
  1° de adresgegevens van het project;
  2° een identificatie en situering van de subsidieaanvrager, inclusief een geconsolideerde versie van de statuten, als dat van toepassing is;
  3° het bewijs dat de organisatie beschikkingsrecht heeft of zal krijgen over de infrastructuur waar het project plaatsvindt. Het voormelde recht mag niet kunnen eindigen binnen twintig jaar na de ingebruikname van het project;
  4° de volgende plannen, die gebundeld zijn in het formaat dat in de webtoepassing, vermeld in het eerste lid, gevraagd wordt, op een gebruikelijke relevante schaal:
  a) een inplantingsplan van de volledige site met aanduiding van het geplande project binnen de site;
  b) grondplannen;
  c) bij een verbouwing, een plan waarop de werken van de verbouwing ten opzichte van de bestaande situatie aangeduid zijn;
  d) gevels en sneden;
  5° kostenraming: een eenduidige omschrijving van de geplande werken binnen het project, met de bijbehorende raming per kostenpost. Er wordt duidelijk aangegeven of de belasting over de toegevoegde waarde al dan niet gedeeltelijk gerecupereerd kan worden;
  6° een gedetailleerd financieel plan van het project, met de nodige formele documenten en intentieverklaringen over de financiering;
  7° de meest recente goedgekeurde jaarrekening van de bouwheer;
  8° een beknopte evaluatie van de bestaande infrastructuur waarover de subsidieaanvrager beschikt, met duiding van de voorgeschiedenis en de functionaliteit;
  9° een beschrijving van het architecturale en functionele programma van eisen van de geplande werken, als dat van toepassing is, met eventueel een opdeling in deelprojecten en fasering, en eventueel verkregen vergunningen of een verslag van het overleg met de stedenbouwkundige dienst in kwestie;
  10° een toegankelijkheidsdoorlichting, die Inter opmaakt;
  11° een motivering van het strategische belang van de infrastructuur, gerelateerd aan een subsidievoorwaarde als vermeld in artikel 5, eerste lid;
  12° een motivering van de impact van het project, gerelateerd aan een inhoudelijk beoordelingscriterium als vermeld in artikel 6;
  13° een toelichting bij de duurzaamheids-, veiligheids- en toegankelijkheidsmaatregelen, gerelateerd aan de inhoudelijke beoordelingscriteria, vermeld in artikel 6;
  14° een situering van de werking en het beheer van de organisatie binnen de langetermijnvisie voor de infrastructuur, gerelateerd aan een inhoudelijk beoordelingscriterium als vermeld in artikel 6;
  15° een ingevuld sjabloon van de duurzaamheidsmeter, die door de administratie ter beschikking wordt gesteld;
  16° een nulmeting van het energieverbruik op basis van het werkingsjaar vóór het jaar waarin de aanvraag is ingediend. Om de nulmeting te bepalen, wordt de CO2-calculator gebruikt die de administratie ter beschikking stelt.

Afdeling 2. - Beoordelingscommissie
Art.10. De Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de jeugd, stellen samen een pool van experten samen, waarin deskundigen uit de sectoren in kwestie zijn vertegenwoordigd.
  De administratie bezorgt een indicatieve lijst aan de ministers, vermeld in het eerste lid, voor de benoeming van de pool, rekening houdend met de aanwezigheid van inhoudelijke expertise over de cultuur- en jeugdsector, expertise over grootschalige infrastructuurprojecten of specifieke expertise over een of meerdere van de beoordelingscriteria, vermeld in artikel 6.
  De ministers, vermeld in het eerste lid, benoemen samen de leden van de pool. Een benoeming in de pool van experten geldt voor een periode van vijf jaar.
  Tijdens de vijfjarige periode, vermeld in het derde lid, kunnen de ministers, vermeld in het eerste lid, samen de pool opnieuw samenstellen of bijkomende leden benoemen. De voormelde leden worden benoemd tot het einde van de vijfjarige periode, vermeld in het derde lid.
  De benoeming van de leden van de pool blijft gelden zolang er geen nieuwe pool is benoemd.

Art.11. De administratie legt een voorstel van huishoudelijk reglement ter goedkeuring voor aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de jeugd.
  Alle experten die in een beoordelingscommissie zitten als vermeld in artikel 14, leven het huishoudelijk reglement, vermeld in het eerste lid, na.

Art.12. De deskundigen uit de pool van experten, vermeld in artikel 10, die worden aangesteld in een beoordelingscommissie als vermeld in artikel 14, kunnen aanspraak maken op een vergoeding die kan bestaan uit al de volgende elementen:
  1° een presentiegeld;
  2° een forfaitaire vergoeding voor de voorbereiding van een dossier;
  3° een reiskostenvergoeding.
  De hoogte van de vergoedingen, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 3°, wordt bepaald in het huishoudelijk reglement, vermeld in artikel 11.

Art.13. De Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de jeugd, kunnen samen het mandaat van een deskundige uit de pool van experten, vermeld in artikel 10, beëindigen in een van de volgende gevallen:
  1° op verzoek van de mandaathouder;
  2° als de mandaathouder het huishoudelijk reglement, vermeld in artikel 11, niet naleeft;
  3° bij het verrichten van functies die onverenigbaar zijn met het mandaat van deskundige uit de pool van experten, vermeld in artikel 10, of die een strijdigheid van belangen tot gevolg hebben;
  4° als de pool opnieuw wordt samengesteld als vermeld in artikel 10, vierde lid.
  Onder functies die onverenigbaar zijn met het mandaat van deskundige uit de pool van experten, vermeld in artikel 10, of functies die een strijdigheid van belangen tot gevolg hebben als vermeld in het eerste lid, 3°, worden de volgende functies verstaan:
  1° een verkozen politiek mandaat;
  2° een functie als medewerker van een parlementaire fractie of een kabinet, ongeacht het bestuursniveau;
  3° een functie als personeelslid van de administratie dat in het kader van zijn functie betrokken is bij de uitvoering van dit besluit;
  4° een functie als personeelslid of lid van het bestuursorgaan van een steunpunt binnen de cultuur- of jeugdsector;
  5° een functie als personeelslid of lid van het bestuursorgaan van een belangenbehartiger binnen de cultuur- of jeugdsector;
  6° een mandaat als lid van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, die is opgericht bij het decreet van 30 november 2007 houdende de oprichting van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media.

Art.14. De administratie stelt op basis van het te beoordelen subsidiedossier een beoordelingscommissie van vier leden aan, waarvan drie uit de betrokken administraties en één uit de pool van deskundigen, vermeld in artikel 10.
  Iedere beoordelingscommissie is samengesteld uit:
  1° een voorzitter, een dossierbeheerder van de administratie;
  2° een inhoudelijke expert van de administratie;
  3° een technische expert uit een van de betrokken administraties van de Vlaamse Gemeenschap, namelijk:
  a) Het Facilitair Bedrijf, opgericht bij artikel 17, § 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
  b) het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap, opgericht bij artikel 29, § 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
  c) de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij, opgericht bij artikel 29, § 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
  d) het Agentschap voor Natuur en Bos, opgericht bij artikel 29, § 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie
  e) het Departement Omgeving, opgericht bij artikel 29, § 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
  f) het Agentschap Digitaal Vlaanderen, opgericht bij artikel 17, § 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
  4° een inhoudelijke expert uit de sector in kwestie.
  De voorzitter, vermeld in het tweede lid, 1°, heeft geen stemrecht en vervult een neutrale rol.
  De administratie organiseert het secretariaat van de beoordelingscommissie.

Afdeling 3. - Beoordeling
Art.15. De administratie onderzoekt of een aanvraag van investeringssubsidies voldoet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 4. De administratie meldt aan de subsidieaanvrager binnen dertig dagen na de dag waarop de aanvraag is ingediend, of de aanvraag ontvankelijk is.
  De administratie onderzoekt of de aanvraag van investeringssubsidies voldoet aan de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 5.

Art.16. Binnen zestig dagen nadat de administratie heeft beslist dat de aanvraag van investeringssubsidies voldoet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 4, en voldoet aan de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 5, wordt een projectvoorstelling georganiseerd.
  Tijdens de projectvoorstelling, vermeld in het eerste lid, geeft de subsidieaanvrager een presentatie over het project. De beoordelingscommissie, vermeld in artikel 14, komt voor de voormelde presentatie bij voorkeur ter plaatse op het adres waar de werken zullen plaatsvinden en kan op dat moment een bijkomende toelichting vragen over de ingediende aanvraag van investeringssubsidies. In voorkomend geval kan de projectvoorstelling ook plaatsvinden in de kantoren van de administratie.

Art.17. Binnen zestig dagen nadat de administratie heeft beslist dat de aanvraag van investeringssubsidies voldoet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 4, en voldoet aan de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 5, beoordeelt de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 14, de projecten inhoudelijk op basis van de inhoudelijke beoordelingscriteria, vermeld in artikel 6.
  De beoordelingscommissie, vermeld in artikel 14, verleent, op basis van de aanvraag van investeringssubsidies en de projectvoorstelling, vermeld in artikel 16, een gemotiveerd advies aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, wat de cultuurinfrastructuur betreft, en aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de jeugd, wat de jeugdinfrastructuur betreft.
  De Vlaamse Regering beslist op voordracht van de Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, wat de cultuurinfrastructuur betreft, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de jeugd, wat de jeugdinfrastructuur betreft, over de toekenning van de subsidie.

Afdeling 4. - Uitbetaling van de subsidie
Art.18. Voor de subsidieontvanger overgaat tot de procedure voor de plaatsing van een opdracht voor diensten, leveringen of werken, legt hij de volgende documenten ter advies voor aan de administratie:
  1° het ontwerp;
  2° het lastenboek;
  3° de plannen en de gedetailleerde raming;
  4° de vereiste vergunningen.
  Voor de werken gegund worden, legt de subsidieontvanger het resultaat van de plaatsingsprocedure ter goedkeuring voor aan de administratie.
  De administratie betaalt de subsidie uit op basis van de vorderingsstaten, eventuele noodzakelijke bewijsstukken en de bijbehorende facturen op naam van de subsidieontvanger die de administratie goedkeurt.
  De aanvraag tot uitbetaling kan ingediend worden tot tien jaar na de datum van de subsidiebeslissing.
  De administratie kan op gemotiveerd verzoek van de begunstigde uitstel verlenen op de termijn voor de aanvraag tot uitbetaling, vermeld in het vierde lid.

Art.19. De Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de jeugd, bepalen in de subsidiebeslissing, ieder wat hen of haar betreft, de maximale termijn voor de aanvang van de werken. De voormelde bepaling gebeurt op basis van de inhoud van het project en de geplande vergunningsprocedures.
  De bevoegde minister kan op gemotiveerd verzoek van de subsidiebegunstigde uitstel verlenen op de termijn, vermeld in het eerste lid. De subsidieontvanger motiveert dat het niet respecteren van de termijn niet verwijtbaar is aan zichzelf.

Afdeling 5. - Toezicht
Art.20. De administratie controleert steekproefsgewijs de subsidievereisten, vermeld in artikel 7. De steekproeftrekking is gebaseerd op een risicoanalyse.

Art.21. Als de plaatsingsprocedure nog niet is opgestart, is een jaarlijkse rapportage over de voortgang van het project verplicht.

Art.22. In dit artikel wordt verstaan onder de algemene verordening gegevensbescherming: de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (Algemene Verordening Gegevensbescherming).
  De administratie treedt op als de verwerkingsverantwoordelijke van persoonsgegevens, vermeld in artikel 4, 7), van de Algemene Verordening Gegevensbescherming, voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de uitvoering van dit besluit, meer bepaald bij het ontvangen, beoordelen en verwerken van aanvragen tot subsidiëring, het toekennen van subsidies en het toezicht op toegekende subsidies.
  De volgende categorieën van personen hebben toegang tot de verwerkte persoonsgegevens, in het kader van de uitvoering van dit besluit:
  1° de personeelsleden van de administratie;
  2° externe deskundigen en experten.
  De verwerking van persoonsgegevens in het kader van dit besluit heeft betrekking op volgende categorieën van betrokkenen:
  1° personeelsleden van de bouwheer, de subsidieaanvrager en subsidieontvanger;
  2° vertegenwoordigers en contactpersonen bij de bouwheer, de subsidieaanvrager en subsidieontvanger;
  3° personen die worden vermeld in de aanvragen en de bijlagen ervan;
  4° leden van de beoordelingscommissies.
  De verwerking van persoonsgegevens in het kader van dit besluit heeft betrekking op volgende categorieën van persoonsgegevens:
  1° identificatiegegevens, waaronder het rijksregisternummer of identificatienummer van de sociale zekerheid;
  2° geboortedatum, geboorteplaats, geslacht, hoofdverblijfplaats, datum van overlijden;
  3° financiële gegevens;
  4° opleidingsgegevens;
  5° loon- en tewerkstellingsgegevens;
  6° gegevens over expertise en deskundigheid;
  7° mandaten.
  De uitwisseling van persoonsgegevens door de administratie vinden plaats met tussenkomst van de bevoegde dienstenintegratoren, vermeld in art. 3 van het Decreet houdende de oprichting en organisatie van een Vlaamse dienstenintegrator van 13 juli 2012.
  De persoonsgegevens die conform dit artikel door de administratie worden verwerkt, kunnen op basis van dit besluit uiterlijk bewaard worden tot tien jaar na afloop van de decretale taken vermeld in het tweede lid. Na afloop van die tien jaar wordt conform artikel III.87, § 1, 3°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 een definitieve bestemming toegewezen.
  De administratie kan de gegevens van experten bekendmaken. Bedoelde bekendmaking omvat de volgende informatie:
  1° de voornaam en de familienaam;
  2° de postcode van de hoofdverblijfplaats.

HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 2022 over de regeling voor de toekenning van sectorale investeringssubsidies aan cultuur- en jeugdinfrastructuur met bovenlokaal belang
Art.23. In artikel 6, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 2022 over de regeling voor de toekenning van sectorale investeringssubsidies aan cultuur- en jeugdinfrastructuur met bovenlokaal belang wordt een element ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "4° kosten die reeds door andere inkomsten of subsidies worden gedekt, kunnen niet worden ingebracht als aanvaardbare kosten."

Art.24. In artikel 15 van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 2022 over de regeling voor de toekenning van sectorale investeringssubsidies aan cultuur- en jeugdinfrastructuur met bovenlokaal belang wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "De administratie kan op gemotiveerd verzoek van de begunstigde uitstel verlenen op de termijn voor de aanvraag tot uitbetaling, vermeld in het vijfde lid.".

Art.25. In artikel 21 van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 2022 over de regeling voor de toekenning van sectorale investeringssubsidies aan cultuur- en jeugdinfrastructuur met bovenlokaal belang wordt een lid ingevoegd dat luidt als volgt:
  "De administratie kan op gemotiveerd verzoek van de begunstigde uitstel verlenen op de termijn voor de aanvraag tot uitbetaling, vermeld in artikel 10, derde lid van het voormelde besluit.".

HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art.26. Het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012 betreffende het verlenen van investeringssubsidies voor culturele infrastructuur met bovenlokaal belang, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 9 juni 2017, 5 maart 2021 en 29 april 2022, wordt opgeheven.
  De administratie kan op gemotiveerd verzoek van de begunstigde uitstel verlenen op de termijn voor de aanvraag tot uitbetaling, vermeld in artikel 10, derde lid van het voormelde besluit.

Art.27. Het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012 betreffende het verlenen van investeringssubsidies voor culturele infrastructuur met bovenlokaal belang, zoals van kracht op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, blijft van toepassing op de investeringssubsidies grote culturele infrastructuur waarvoor een beslissing is genomen op basis van het voormelde besluit.

Art. 28. De Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de jeugd, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.