Details





Titel:

29 APRIL 2022. - Besluit van de Vlaamse Regering over de regeling voor de toekenning van sectorale investeringssubsidies aan cultuur- en jeugdinfrastructuur met bovenlokaal belang(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-07-2022 en tekstbijwerking tot 16-07-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-3
HOOFDSTUK 2. - Prioriteiten
Art. 4-5
HOOFDSTUK 3. - Voorwaarden
Art. 6-10
HOOFDSTUK 4. - Procedure
Afdeling 1. - Aanvraag
Art. 11-12
Afdeling 2. - Beoordeling
Art. 13-14
Afdeling 3. - Uitbetaling van de subsidie
Art. 15
Afdeling 4. - Toezicht
Art. 16
HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012 betreffende het verlenen van investeringssubsidies voor culturele infrastructuur met bovenlokaal belang
Art. 17-19
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 20-22



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2012036249 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° administratie: het Departement Cultuur, Jeugd en Media, vermeld in artikel 24, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
  2° cultuur- en jeugdinfrastructuur: onroerende accommodaties of roerende accommodaties die vast zijn door de bestemming ervan, bestemd voor activiteiten van een of meer sectoren binnen het jeugd-, kunst- en cultuurbeleid, vermeld in artikel 4, 1°, 3°, 4°, 5°, 7° en 8°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen;
  3° cultuur- en jeugdinfrastructuur met bovenlokaal belang: cultuur- en jeugdinfrastructuur waarin een of meer organisaties gehuisvest zijn die op die locatie een werking ontplooien die het lokale en het interlokale niveau duidelijk overstijgt;
  4° decreet van 18 december 2020: het Programmadecreet van 18 december 2020 bij de begroting 2021;
  5° integrale toegankelijkheid: de kwaliteit van een ruimte, omgeving, object en dienstverlening die het mogelijk maakt dat iedereen die ruimte, dat object of die dienstverlening op een gelijkwaardige en onafhankelijke manier kan bereiken, betreden, gebruiken en begrijpen;
  6° Inter: het agentschap Toegankelijk Vlaanderen, opgericht bij het decreet van 28 maart 2014 tot oprichting van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Toegankelijk Vlaanderen, in de vorm van een private stichting;
  7° interlokaal niveau: een of meer gemeenten;
  8° investeringssubsidie: een subsidie om cultuur- en jeugdinfrastructuur met bovenlokaal belang te bouwen, uit te breiden of te verbouwen;
  9° prioriteiten: de prioriteiten, vermeld in artikel 4;
  10° project: het infrastructuurproject waarvoor de investeringssubsidie wordt aangevraagd en al of niet wordt toegekend;
  11° sectorale investeringssubsidie: een subsidie als vermeld in artikel 6, § 4, van het decreet van 18 december 2020;
  12° subsidieaanvrager: de organisatie die als bouwheer de aanvraag indient voor de investeringssubsidie;
  13° subsidiebeslissing: de beslissing van de minister, vermeld in artikel 14, vierde lid.

Art.2. Conform artikel 6, § 1, van het decreet van 18 december 2020 en binnen de perken van de goedgekeurde begroting kan de Vlaamse Gemeenschap sectorale investeringssubsidies verlenen.
  De sectorale investeringssubsidies bedragen voor een of voor een combinatie van de prioriteiten:
  1° minimaal 10.000 euro voor jeugdinfrastructuur;
  2° minimaal 30.000 euro voor cultuurinfrastructuur;
  3° maximaal 500.000 euro voor cultuur- en jeugdinfrastructuur.
  Het maximale subsidiepercentage bedraagt 60% van de kosten die in aanmerking komen, vermeld in artikel 6.

Art.3.In dit artikel wordt verstaan onder:
  algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) 651/2014: verordening
  1° (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
  2° Hostels: een toeristisch logies dat erkend is door Toerisme Vlaanderen als hostel binnen het kader van het decreet van 5 februari 2016 houdende het toeristische logies of als hostel in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ligt en geregistreerd is als toeristisch logies bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
  De sectorale investeringssubsidies die op grond van dit besluit worden toegekend aan organisaties die een economische activiteit uitvoeren, worden beschouwd als staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Deze steun wordt verleend binnen de grenzen en de voorwaarden vermeld in de algemene groepsvrijstellingsverordening, met uitzondering van de steun aan hostels,[1 die wordt verleend binnen de grenzen en voorwaarden, vermeld in verordening (EU) nr. 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen]1.
  Conform de algemene groepsvrijstellingsverordening komen de volgende organisaties niet in aanmerking voor subsidiëring:
  1° organisaties ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat door een eerder besluit van de Europese Commissie waarbij de steun onrechtmatig en onverenigbaar is verklaard met de interne markt;
  2° organisaties die onderneming in moeilijkheden zijn als vermeld in artikel 2, 18., van de voormelde verordening.
  [1 "De sectorale investeringssubsidies die op grond van dit besluit worden toegekend aan hostels, vormen een compensatie voor diensten van algemeen economisch belang. De voormelde dienst van algemeen economisch belang bestaat uit het verschaffen van duurzame, veilige en toegankelijke jeugdinfrastructuur met bovenlokaal belang]1.
  ----------
  (1)<BVR 2024-05-24/03, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 26-07-2024>

HOOFDSTUK 2. - Prioriteiten
Art.4. Tijdens de jaren 2022 tot en met 2026 wordt voor de sectorale investeringssubsidies prioriteit gegeven aan infrastructuuruitgaven ter bevordering van:
  1° duurzaamheid van cultuur- en jeugdinfrastructuur;
  2° veiligheid van cultuur- en jeugdinfrastructuur;
  3° integrale toegankelijkheid van cultuur- en jeugdinfrastructuur.

Art.5. In de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap wordt een totaalbedrag per jaar ingeschreven voor de sectorale investeringssubsidies. De investeringssubsidies worden verdeeld tussen de verschillende subsidieaanvragers conform dit besluit.

HOOFDSTUK 3. - Voorwaarden
Art.6.De volgende kosten komen in aanmerking voor sectorale investeringssubsidies:
  1° [2 het ereloon voor de opstellers van het ontwerp, de kosten voor het plaatsen en het uitvoeren van de overheidsopdrachten, de kosten van een energieaudit, een toegankelijkheidsdoorlichting of andere specifieke studiekosten en de kosten voor het toezicht op de bouwplaats. De voormelde kosten worden beschouwd als algemene kosten van de opdracht en worden forfaitair vastgesteld op maximaal 15% van het bedrag van de raming van de goedgekeurde bouwwerken bij de toekenning van de subsidie]2;
  2° [2 de kosten voor de uitvoering van de bouwopdracht]2.
  De volgende werken, investeringen en kosten worden uitgesloten van subsidiëring:
  1° horecavoorzieningen;
  2° investeringen in kantoorruimtes;
  3° de belasting over de toegevoegde waarde, met uitzondering van de niet-aftrekbare belasting over de toegevoegde waarde.
  [1 4° [2 kosten die al door andere inkomsten of subsidies worden gedekt.]2.]1
  ----------
  (1)<BVR 2023-09-15/33, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 27-11-2023>
  (2)<BVR 2024-05-24/03, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 26-07-2024>

Art.7. Een subsidieaanvraag is ontvankelijk als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
  1° de subsidieaanvraag is conform de artikelen 11 en 12 tijdig en correct ingediend via de webtoepassing die de administratie ter beschikking stelt;
  2° de subsidieaanvraag is volledig conform artikel 12.

Art.8.§ 1. De volgende algemene subsidievoorwaarden zijn van toepassing om in aanmerking te komen voor sectorale investeringssubsidies:
  1° het project betreft een cultuur- of jeugdinfrastructuur met bovenlokaal belang;
  2° het project ligt in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;
  3° de subsidieaanvrager is een rechtspersoon zonder winstgevend doel;
  4° de organisatie waarvan de culturele of jeugdwerking gevestigd is in de infrastructuur waar de werken plaatsvinden, beschikt over een aantoonbaar beschikkingsrecht voor de infrastructuur, dat niet kan eindigen binnen twintig jaar na de toekenning van de investeringssubsidie;
  5° het aanvraagdossier is van voldoende kwaliteit en bevat de nodige informatie voor een gedegen inhoudelijke beoordeling;
  6° het project is financieel haalbaar en de financiering van het project is gegarandeerd, rekening houdend met de eventuele toekenning van een subsidie. Minstens 40% van de financiering voor de kosten, vermeld in artikel 6, eerste lid, wordt aangetoond door een inbreng van eigen middelen of middelen door andere overheden en/of derden. De inbreng kan bestaan uit investeringen, subsidies, kredieten of het leveren van (bouw)materialen in natura. De investeringssubsidie van de Vlaamse Gemeenschap bedraagt nooit meer dan 60% van de kosten, vermeld in artikel 6. Onvoorwaardelijke subsidiebeloftes die afhankelijk gemaakt zijn van subsidiëring door de Vlaamse Gemeenschap, worden aanvaard;
  7° het project is haalbaar op stedenbouwkundig vlak: de subsidieaanvrager zorgt er zodoende voor dat de nodige vergunningen conform het omgevingsrecht verkregen worden;
  8° [1 de overheidsopdracht voor werken]1 wordt op zijn vroegst verzonden of gepubliceerd op de datum van de subsidiebeslissing, en nadat de procedure, vermeld in artikel 15 van dit besluit, is gevolgd;
  9° het project kan voorlopig opgeleverd worden en de laatste betaalaanvraag kan worden ingediend binnen zes jaar vanaf de datum van het ministerieel besluit tot toekenning van de investeringssubsidie;
  10° de subsidieaanvrager verklaart zich te houden aan de principes van goed bestuur; de principes van goed bestuur zijn bepaald in de Bestuurscode Cultuur van 26 juni 2020;
  11° voor projecten met een gevraagd subsidiebedrag lager dan 150.000 euro: het project betreft geen jeugdverblijf of hostel met erkenning bij Toerisme Vlaanderen of jeugdverblijf of hostel in aanloop naar erkenning bij Toerisme Vlaanderen.
  In het eerste lid wordt verstaan onder:
  1° andere overheid: lokale besturen, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, het Vlaamse Gewest, de federale overheid of de Europese Unie;
  2° rechtspersoon zonder winstgevend doel: een privaatrechtelijke rechtspersoon waarvan de uitkering van vermogensvoordelen aan de leden of vennoten wettelijk of statutair is uitgesloten, of een publiekrechtelijke rechtspersoon;
  3° Toerisme Vlaanderen: het agentschap, opgericht bij het decreet van 19 maart 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid "Toerisme Vlaanderen".
  § 2. Naast de algemene subsidievoorwaarden, vermeld in paragraaf 1, zijn per prioriteit al de volgende specifieke voorwaarden van toepassing om in aanmerking te komen voor sectorale investeringssubsidies:
  1° voor de prioriteit, vermeld in artikel 4, eerste lid, 1° :
  a) het project betreft een verduurzaming van een bestaande infrastructuur door vernieuwbouw of nieuwbouw in het kader van de vervanging van oude infrastructuur;
  b) de geplande maatregelen hebben een terugverdientijd langer dan vijf jaar;
  c) de geplande maatregelen hebben betrekking op duurzaam ontwerp, een verbetering van de energie-efficiëntie, duurzaam materiaal- en grondstoffengebruik of ingrepen rond water, ecosystemen en biodiversiteit;
  2° voor de prioriteit, vermeld in artikel 4, eerste lid, 2° :
  a) het project betreft:
  1) een verbetering van de veiligheid van een bestaande infrastructuur op het vlak van brandveiligheid;
  2) de vernieuwing van bestaande theatertrekken;
  3) het in orde stellen van de toegangsbeveiliging om in aanmerking te komen voor een waarborg conform het Indemniteitsdecreet van 21 januari 2022;
  4) maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren en te monitoren;
  b) het project is conform de bepalingen van de wetgeving over welzijn op het werk;
  3° voor de prioriteit, vermeld in artikel 4, eerste lid, 3° : een toegankelijkheidsdoorlichting, die Inter heeft opgemaakt, wordt bij de aanvraag gevoegd.
  ----------
  (1)<BVR 2024-05-24/03, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 26-07-2024>

Art.9. Het algemene inhoudelijke beoordelingscriterium voor sectorale investeringssubsidies is de mate waarin het project een relevante en positieve impact kan bewerkstelligen in de cultuur- en jeugdsector. Speciale aandacht gaat daarbij naar impact op het vlak van verduurzaming en innovatie door te werken met duurzame materialen, een voorbeeldrol op te nemen of kennis te delen binnen de sector wat betreft infrastructuur, infrastructuur te delen, ontmoetingsplekken te creëren, in te spelen op trends wat betreft infrastructuur, of nieuwe technologieën te gebruiken bij de realisatie of exploitatie, zoals circulariteit, levenscyclusanalyse (LCA), product as a service.
  Naast het algemene inhoudelijke beoordelingscriterium, vermeld in het eerste lid, gelden per prioriteit de volgende specifieke inhoudelijke beoordelingscriteria voor sectorale investeringssubsidies:
  1° voor de prioriteit, vermeld in artikel 4, eerste lid, 1° : de mate waarin het project beantwoordt aan de volgende ambities over duurzaamheid:
  a) duurzaam ontwerp: geïntegreerd ontwerp met visie op lange termijn, duurzame vestiging en toegankelijkheid, aandacht voor toekomstgericht en klimaat adaptief bouwen met lage milieu-impact, meervoudig gebruik, aandacht voor gezonde en comfortabele ruimtes, ontwerpen voor optimaal onderhoud en beheer met kwaliteitsvolle, robuuste en veilige materialen;
  b) energie-efficiëntie: het verminderen en beheersen van de energievraag, werken met hernieuwbare energie of beperken van het gebruik van fossiele brandstoffen;
  c) duurzaam materiaal- en grondstoffengebruik: het hergebruik van materialen, het beperken van de milieu-impact van materialen, het werken met hernieuwbare materialen;
  d) water, ecosystemen en biodiversiteit: rationeel watergebruik, waterzuivering, integratie van groen, aanvullen grondwaterspiegel;
  2° voor de prioriteit, vermeld in artikel 4, eerste lid, 2° : de documentatie van de huidige problematiek, inclusief onderbouwing met adviezen van de relevante instanties, en de mate waarin het project daaraan beantwoordt, en ook informatie over het voorziene keurings- en onderhoudstraject, als dat van toepassing is;
  3° voor de prioriteit, vermeld in artikel 4, eerste lid, 3° : de mate waarin wordt tegemoetgekomen aan de prioritaire ingrepen die in het rapport van de toegankelijkheidsdoorlichting geadviseerd worden. Op basis van het rapport worden ook de subsidieerbare ingrepen bepaald.
  Voor de prioriteit, vermeld in artikel 4, eerste lid, 1°, kunnen de subsidieaanvragers inzetten op een of meer van de ambities, vermeld in het tweede lid, 1°.

Art.10. De ontvanger van sectorale investeringssubsidies voldoet aan volgende subsidievereisten:
  1° gedurende tien jaar na de voltooiing van de werken worden de volgende elementen jaarlijks opgevolgd:
  a) de infrastructuurgegevens. De opvolging gebeurt op basis van de gegevens die worden ingevuld in de monitoringstool die de administratie ter beschikking stelt;
  b) het energieverbruik. De opvolging gebeurt op basis van de gegevens die worden ingevuld in de energiemonitoringstool die de administratie ter beschikking stelt;
  2° het decreet van 1 maart 2019 houdende de realisatie van kunstopdrachten voor gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest behoren, wordt nageleefd;
  3° de regelgeving over de overheidsopdrachten wordt toegepast bij alle werken, diensten en leveringen waarvoor een investeringssubsidie is verleend. Elke subsidieontvanger houdt zich als aanbestedende overheid aan de bepalingen over de gunning van de opdracht en de uitvoering ervan, vermeld in de regelgeving over overheidsopdrachten;
  4° de ontvanger aanvaardt de toezichtregeling op de besteding van de subsidie, de instandhouding, de renovatie en het onderhoud van de gesubsidieerde infrastructuur.
  Onder infrastructuurgegevens, vermeld in art. 10 1° a), wordt onder andere verstaan: de bestemming van het gebouw, het energie- en waterverbruik van de infrastructuur en de aanwezige technische installaties, het bouw- en renovatiejaar en de bruikbare vloeroppervlakte.
  Bij een vervreemding van de infrastructuur of bij een bestemmingswijziging ervan, zonder het akkoord van de administratie, betaalt de subsidieontvanger de sectorale investeringssubsidie terug. Het bedrag van de terugbetaling wordt berekend, rekening houdend met een jaarlijkse afschrijving van 5% vanaf de datum van de subsidiebeslissing. Bij vervreemding betaalt de subsidieaanvrager bovendien 60% van de verwezenlijkte meerwaarde terug. Om de terugbetaling te waarborgen, kan de administratie een zakelijke zekerheid vragen.

HOOFDSTUK 4. - Procedure
Afdeling 1. - Aanvraag
Art.11. Subsidieaanvragen van sectorale investeringssubsidies worden ingediend bij de administratie uiterlijk op 1 april van het lopende kalenderjaar voor subsidiëring in het daaropvolgende kalenderjaar.

Art.12.De aanvraag wordt ingediend via de webtoepassing die de administratie ter beschikking stelt.
  Voor een project met een gevraagd subsidiebedrag tot en met 150.000 euro bevat een aanvraag al de volgende informatie:
  1° de adresgegevens van het project;
  2° een identificatie en situering van de subsidieaanvrager, inclusief een geconsolideerde versie van de statuten als dat van toepassing is;
  3° het bewijs dat de organisatie beschikkingsrecht heeft of zal krijgen over de infrastructuur waar het infrastructuurproject plaatsvindt. Dat recht mag niet kunnen eindigen binnen twintig jaar na de ingebruikname van het project;
  4° de visie van de subsidieaanvrager over de inpassing in het bovenlokale cultuur- of jeugdlandschap;
  5° een beknopte beschrijving van de geplande werken, inclusief een minimum aan plannen en schetsen ter illustratie en aanduiding van het project binnen de bestaande situatie op het plan;
  6° een kostenraming, namelijk een eenduidige omschrijving van de voorziene werken binnen het project, met de bijbehorende raming per kostenpost. Er wordt duidelijk aangegeven of de btw al dan niet of gedeeltelijk gerecupereerd kan worden;
  7° een gedetailleerd financieel plan voor het project met de nodige formele documenten en intentieverklaringen over de financiering;
  8° de meest recent goedgekeurde jaarrekening van de subsidieaanvrager;
  9° de planning en de termijn voor de geplande werken;
  10° een motivering van de impact van het project, gerelateerd aan het algemene inhoudelijke beoordelingscriterium, vermeld in artikel 9;
  11° in functie van de gekozen prioriteit of prioriteiten:
  a) een motivering van de duurzaamheid en een prognose voor de energiebesparing per jaar door de geplande maatregelen wordt bij de aanvraag gevoegd. Om de prognose te berekenen, worden de berekeningsformules gebruikt die de administratie ter beschikking stelt. In geval van specifieke maatregelen voor waterbesparing of -recuperatie en materiaalrecuperatie wordt een prognose van besparing bijgevoegd;
  b) een motivering van de veiligheid, inclusief een advies van de bevoegde dienst als dat van toepassing is;
  c) een toegankelijkheidsdoorlichting van Inter mét opgave van prioritaire maatregelen, en motivering over het respecteren van de keten van toegankelijkheid en de integrale toegankelijkheid van de functionele ruimten in de infrastructuur;
  12° een nulmeting van het energieverbruik op basis van het werkingsjaar voorafgaand aan de aanvraag. Voor aanvragen die in 2022 ingediend zijn, wordt een nulmeting van het energieverbruik op basis van het werkingsjaar 2019 bij de aanvraag gevoegd. Om de nulmeting te bepalen, wordt de CO2-calculator gebruikt die de administratie ter beschikking stelt.
  Voor een project met een gevraagd subsidiebedrag tussen 150.000 euro en 500.000 euro bevat een aanvraag al de volgende informatie:
  1° de adresgegevens van het project;
  2° een identificatie en situering van de subsidieaanvrager, inclusief een geconsolideerde versie van de statuten als dat van toepassing is;
  3° het bewijs dat de organisatie beschikkingsrecht heeft of zal krijgen over de infrastructuur waar het project plaatsvindt. Dat recht mag niet kunnen eindigen binnen twintig jaar na de ingebruikname van het project;
  4° de visie van de subsidieaanvrager over de inpassing in het bovenlokale cultuur- of jeugdlandschap;
  5° een beknopte evaluatie van de bestaande infrastructuur van de subsidieaanvrager, met duiding van de voorgeschiedenis en de functionaliteit;
  6° een beknopte beschrijving van het architecturale en functionele concept en programma van eisen met situering in de langetermijnvisie voor de infrastructuur en de aanpak van de werking en het beheer;
  7° plannen, gebundeld in het formaat dat in de webtoepassing gevraagd wordt, op een gebruikelijke relevante schaal:
  a) een inplantingsplan van de volledige site met aanduiding van het voorziene project binnen de site;
  b) grondplannen;
  c) bij een verbouwing wordt een plan toegevoegd met aanduiding van de werken van de verbouwing ten opzichte van de bestaande situatie;
  d) gevels en sneden;
  8° kostenraming: een eenduidige omschrijving van de voorziene werken binnen het project, met de bijbehorende raming per kostenpost. Er wordt duidelijk aangegeven of de btw al dan niet of gedeeltelijk gerecupereerd kan worden;
  9° een gedetailleerd financieel plan voor het project, met de nodige formele documenten en intentieverklaringen over de financiering;
  10° de meest recent goedgekeurde jaarrekening;
  11° de planning van de uitvoering van de voorziene werken, met eventueel een opdeling in deelprojecten en fasering, en eventueel verkregen vergunningen of een verslag van het overleg met de stedenbouwkundige dienst in kwestie;
  12° een motivering van de impact van het project, gerelateerd aan het algemene inhoudelijke beoordelingscriterium, vermeld in artikel 9;
  13° in functie van de gekozen prioriteit of prioriteiten:
  a) een motivering van de duurzaamheid en een prognose voor de energiebesparing per jaar door de geplande maatregelen. Om de prognose te berekenen, worden de berekeningsformules gebruikt die de administratie ter beschikking stelt. In geval van specifieke maatregelen voor waterbesparing of waterrecuperatie en materiaalrecuperatie wordt een prognose van besparing bijgevoegd;
  b) een motivering van de veiligheid, inclusief een advies van de bevoegde dienst als dat van toepassing is;
  c) een toegankelijkheidsdoorlichting van Inter met opgave van prioritaire maatregelen, en motivering over het respecteren van de keten van toegankelijkheid en de integrale toegankelijkheid van de functionele ruimten in de infrastructuur;
  14° een nulmeting van het energieverbruik op basis van het werkingsjaar voorafgaand aan de aanvraag. Voor aanvragen die in 2022 ingediend zijn, wordt een nulmeting van het energieverbruik op basis van het werkingsjaar 2019 bij de aanvraag gevoegd. Om de nulmeting te bepalen, wordt de CO2-calculator gebruikt die de administratie ter beschikking stelt.
  [1 15° als de aanvraag wordt ingediend door een hostel: een schriftelijke verklaring over alle de-minimissteun die gedurende de afgelopen periode van drie jaar is ontvangen.]1
  ----------
  (1)<BVR 2024-05-24/03, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 26-07-2024>

Afdeling 2. - Beoordeling
Art.13. De Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de jeugd, stellen een Adviescommissie Cultuur- en Jeugdinfrastructuur samen, waarin de betrokken administraties en deskundigen uit de betrokken sectoren vertegenwoordigd zijn. De Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de jeugd, wijzen de voorzitter aan. Het secretariaat wordt georganiseerd door de administratie.
  Aan de administratie die bevoegd is voor de coördinatie van het Vlaams Klimaat- en Energiepact wordt jaarlijks gerapporteerd over de naleving van de voorwaarden, vermeld in artikel 8, § 2, 1°.
  De Adviescommissie Cultuur- en Jeugdinfrastructuur, vermeld in het eerste lid, kan plaatsbezoeken organiseren.
  De Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de jeugd, kunnen een regeling bepalen voor de verplaatsingskosten en de vergoeding van de externe deskundigen.

Art.14.De administratie onderzoekt of een aanvraag voldoet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 7. De administratie meldt aan de subsidieaanvrager binnen dertig dagen na de uiterste indiendatum van de aanvraag, vermeld in artikel 11, of de aanvraag ontvankelijk of niet ontvankelijk is.
  De administratie onderzoekt of de aanvraag voldoet aan de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 8 van dit besluit,[1 ...]1.
  De projecten worden inhoudelijk beoordeeld door de Adviescommissie Cultuur- en Jeugdinfrastructuur, vermeld in artikel 13, op basis van de criteria, vermeld in artikel 9. De Adviescommissie Cultuur- en Jeugdinfrastructuur verleent een gemotiveerd advies aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, wat de cultuurinfrastructuur betreft, en aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de jeugd, wat de jeugdinfrastructuur betreft. In dat advies wordt een rangschikking opgemaakt op basis van het beschikbare subsidiebudget.
  Uiterlijk op 1 oktober van het jaar waarin de subsidieaanvraag is ingediend, beslist de Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, wat de cultuurinfrastructuur betreft, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de jeugd, wat de jeugdinfrastructuur betreft, over de toekenning van de subsidies.
  ----------
  (1)<BVR 2024-05-24/03, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 26-07-2024>

Afdeling 3. - Uitbetaling van de subsidie
Art.15.In dit artikel wordt verstaan onder subsidieontvanger: de organisatie die als bouwheer een investeringssubsidie toegekend krijgt.
  Voor de subsidieontvanger overgaat tot de procedure voor plaatsing van een opdracht voor diensten, leveringen of werken, legt hij de volgende documenten voor advies voor aan de administratie:
  1° het ontwerp;
  2° het lastenboek;
  3° de plannen en de gedetailleerde raming;
  4° de vereiste vergunningen.
  Voor de werken gegund worden, legt de subsidieontvanger het resultaat van de [2 plaatsingsprocedure]2 ter goedkeuring voor aan de administratie.
  De administratie betaalt de subsidie uit op basis van de vorderingsstaten, eventuele noodzakelijke bewijsstukken en de bijbehorende facturen op naam van de subsidieontvanger die goedgekeurd zijn door de administratie.
  De aanvraag tot uitbetaling kan ingediend worden tot zes jaar na de datum van de subsidiebeslissing.
  [1 De administratie kan op gemotiveerd verzoek van de begunstigde uitstel verlenen op de termijn voor de aanvraag tot uitbetaling, vermeld in het vijfde lid.]1
  ----------
  (1)<BVR 2023-09-15/33, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 27-11-2023>
  (2)<BVR 2024-05-24/03, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 26-07-2024>

Afdeling 4. - Toezicht
Art.16. De subsidievereisten, vermeld in artikel 10, worden steekproefsgewijs gecontroleerd door de administratie.

HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012 betreffende het verlenen van investeringssubsidies voor culturele infrastructuur met bovenlokaal belang
Art.17. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012 betreffende het verlenen van investeringssubsidies voor culturele infrastructuur met bovenlokaal belang, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 9 juni 2017 en 5 maart 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in punt 3° worden de woorden "of voor de sectorale prioriteiten" opgeheven;
  2° in punt 10° worden de woorden "of sectorale prioriteiten" opgeheven;
  3° punt 11° wordt opgeheven.

Art.18. In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de woorden "en op de sectorale prioriteiten" opgeheven.

Art.19. In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 9 juni 2017 en 5 maart 2021, wordt hoofdstuk 3, dat bestaat uit artikel 5 tot en met 9, opgeheven.

HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art.20. In afwijking van artikel 11 worden de aanvragen voor het jaar 2022 uiterlijk op 1 september 2022 ingediend.
  In afwijking van artikel 14, vierde lid, beslist de Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, wat de cultuurinfrastructuur betreft, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de jeugd, wat de jeugdinfrastructuur betreft, uiterlijk op 15 november 2022 over de toekenning van de subsidies voor de aanvragen van het jaar 2022.

Art.21.Het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012 betreffende het verlenen van investeringssubsidies voor culturele infrastructuur met bovenlokaal belang, blijft van toepassing op de sectorale investeringssubsidies waarvoor een beslissing is genomen op basis van het voormelde besluit.
  [1 De administratie kan op gemotiveerd verzoek van de begunstigde uitstel verlenen op de termijn voor de aanvraag tot uitbetaling, vermeld in artikel 10, derde lid van het voormelde besluit.]1
  ----------
  (1)<BVR 2023-09-15/33, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 27-11-2023>

Art. 22. De Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de jeugd, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.