Details





Titel:

30 JULI 2022. - Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-08-2022 en tekstbijwerking tot 16-01-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het Wetboek van strafvordering
Art. 2-3
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het Strafwetboek
Art. 4-8
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 9-11
HOOFDSTUK 5. - Opheffing van het koninklijk besluit van 24 augustus 1970 tot invoering van een afwijking van de voorwaarde van nationaliteit gesteld bij artikel 428 van het Gerechtelijk Wetboek betreffende het voeren van de titel en de uitoefening van het beroep van advocaat
Art. 12
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek
Art. 13-31
HOOFDSTUK 7. - Wijziging van de wet van 28 april 2022 houdende boek 1 "Algemene bepalingen" van het Burgerlijk Wetboek"
Art. 32
HOOFDSTUK 8. - Wijzigingen van de wet van 28 april 2022 houdende boek 5 "Verbintenissen" van het Burgerlijk Wetboek
Art. 33-34
HOOFDSTUK 9. - Wijzigingen van het Wetboek van 13 april 2019 van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen
Art. 35-36, 36/1, 37-39
HOOFDSTUK 10. - Wijzigingen van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers
Art. 40-41
HOOFDSTUK 11. - Wijzigingen van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
Art. 42-54
HOOFDSTUK 12. - Wijzigingen van de programmawet (I) van 29 maart 2012
Art. 55, 55/1, 56-59
HOOFDSTUK 13. - Wijziging van de wet van 5 mei 2019 tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en het Gerechtelijk Wetboek wat de bekendmaking van de vonnissen en arresten betreft
Art. 60
HOOFDSTUK 14. - Wijzigingen ingevolge het nieuwe artikel 4.59 van het Burgerlijk Wetboek
Art. 61-62
HOOFDSTUK 15. - Tijdelijke maatregel tot vermindering van de overbevolking in de gevangenissen
Art. 63-66
HOOFDSTUK 16. - Wijziging van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden
Art. 67
HOOFDSTUK 17. - Wijziging van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden
Art. 68
HOOFDSTUK 18. - Wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade
Art. 69
HOOFDSTUK 19. - Inwerkingtreding
Art. 70-71





Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het Wetboek van strafvordering
Art.2. In het Wetboek van strafvordering wordt een artikel 258/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 258/1. § 1. De voorzitter kan beslissen, in het belang van een goede rechtsbedeling, hetzij door de onevenredigheid tussen de fysieke onthaalcapaciteit van het hof van assisen en het aantal procespartijen, hetzij door het groot aantal slachtoffers met een woonplaats in het buitenland, dat het verloop van de terechtzitting het voorwerp zal uitmaken van een geluidsopname of van een audiovisuele opname die de uitgestelde uitzending ervan mogelijk maakt, door middel van een telecommunicatiemiddel dat de vertrouwelijkheid van de verzending garandeert, voor de slachtoffers en hun advocaten die om de toegang tot de uitzending hebben verzocht. Hij motiveert zijn beslissing rekening houdend met de voormelde criteria.
  § 2. De voorzitter kan evenwel verbieden om alle of een deel van de debatten uit te zenden om de sereniteit van de debatten te garanderen of om de verstoring van de openbare orde te voorkomen en kan om die reden de uitzending ten allen tijde onderbreken.
  § 3. Het opnemen van deze opname of het uitzenden ervan aan derden wordt bestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar en met geldboete van tweehonderd euro tot tienduizend euro of met een van die straffen alleen.
  § 4. Wanneer de voorzitter beslist om dit artikel toe te passen, wordt dit met alle passende middelen meegedeeld aan de gekende slachtoffers en hun advocaten. De slachtoffers en hun advocaten moeten ten minste acht dagen voor aanvang van de zitting aan de griffie of aan het parket meedelen dat zij de uitzending van de geluidsopname of van de audiovisuele opname van de terechtzittingen willen ontvangen.
  § 5. Wanneer de slachtoffers en hun advocaten worden geïnformeerd over de praktische modaliteiten van toegang tot de uitzending van de debatten worden zij expliciet op de hoogte gebracht van de bepaling in paragraaf 3.
  § 6. Het gebruik van het systeem vereist de verwerking van de volgende gegevens:
  1° Voor elke verschijnende natuurlijke persoon:
  a) de naam en voornamen;
  b) in voorkomend geval, de geboortedatum en -plaats;
  c) in voorkomend geval, de woonplaats;
  d) in voorkomend geval, het rijksregisternummer;
  e) in voorkomend geval, het ondernemingsnummer van de onderneming die hij vertegenwoordigt;
  f) in voorkomend geval, het adres van maatschappelijke zetel van de onderneming die hij vertegenwoordigt.
  2° voor elke gebruiker, de metagegevens gegenereerd door de connectie met het systeem;
  3° de stem en, in voorkomend geval, de afbeelding van de personen die deelnemen aan de zitting;
  4° de gegevens, met inbegrip van de persoonsgegevens, meegedeeld in de loop van de zitting.
  § 7. De gegevens worden bewaard voor de duur van het proces en de opnames kunnen in geen geval langer dan een jaar worden bewaard.".

Art.3. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 258/2 ingevoegd, luidende:
  "Art. 258/2. Onverminderd hetgeen bepaald is in artikel 258/1 kan de voorzitter beslissen dat het verloop van de terechtzitting het voorwerp zal uitmaken van een geluidsopname of van een audiovisuele opname wanneer deze opname van belang is voor het aanleggen van historische justitiearchieven.
  In geval van geluidsopname of audiovisuele opname, zoals voorzien in het eerste lid en in artikel 258/1, wordt de digitale drager met de volledige opname van de debatten, na het sluiten van de debatten, bij het strafdossier gevoegd.".

HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het Strafwetboek
Art.4. Artikel 417/42 van het Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 21 maart 2022, wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Ze kan ook worden toegepast op de tegenwaarde van de in het eerste of het tweede lid bedoelde roerende of onroerende goederen die werden vervreemd tussen het tijdstip waarop het misdrijf werd gepleegd en de definitieve rechterlijke beslissing.".

Art.5. In artikel 417/46, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 21 maart 2022, worden de woorden "opsluiting van" opgeheven.

Art.6. In artikel 433quater/4, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 21 maart 2022, worden de woorden "De boete wordt" vervangen door de woorden "In het geval van misbruik van prostitutie, zoals bedoeld in artikel 433quater/1, wordt de boete".

Art.7. In hetzelfde Wetboek wordt tussen artikel 433quater/7 en artikel 433quater/8, dat artikel 433quater/9 wordt, een nieuw artikel 433quater/8 ingevoegd, luidende:
  "Art. 433quater/8. Verbeurdverklaring van het instrument van het misdrijf
  In afwijking van artikel 42, 1°, worden de zaken die gediend hebben of bestemd waren tot het plegen van de misdrijven omschreven in deze onderafdeling verbeurd verklaard, ook al zijn ze geen eigendom van de veroordeelde, zonder dat deze verbeurdverklaring evenwel afbreuk doet aan de rechten die derden kunnen laten gelden op die goederen.
  De verbeurdverklaring wordt eveneens toegepast, onder dezelfde voorwaarden, op de onroerende goederen of gedeelten ervan die gediend hebben of bestemd waren tot het plegen van het misdrijf.
  Ze kan ook worden toegepast op de tegenwaarde van de in het eerste of het tweede lid bedoelde roerende of onroerende goederen die werden vervreemd tussen het tijdstip waarop het misdrijf werd gepleegd en de definitieve rechterlijke beslissing.".

Art.8. In artikel 433novies, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 2005 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 maart 2022, wordt het cijfer "417/58," ingevoegd tussen de woorden "in de artikelen" en de woorden "417/59, § 2".

HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art.9. Artikel 76 van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 30 juli 2013 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 november 2021, wordt aangevuld met een paragraaf 7, luidende:
  " § 7. Indien buitengewone omstandigheden zulks rechtvaardigen, kan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, in samenspraak met de minister bevoegd voor Justitie, op schriftelijke of mondelinge vordering van de procureur des Konings of deze magistraat gehoord, en desgevallend in overleg met de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg of de eerste voorzitter van het hof van beroep van het betrokken rechtsgebied, gelasten dat de correctionele rechtbank in een bepaalde zaak een of meerdere zittingen houdt in een zittingsplaats die hij daartoe aanwijst en, zo daartoe grond bestaat, dat die zaak aldaar berecht wordt.".

Art.10. Artikel 101 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 13 juli 2013 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 juli 2020, wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende:
  " § 5. Indien buitengewone omstandigheden zulks rechtvaardigen, kan de eerste voorzitter van het hof van beroep, in samenspraak met de minister bevoegd voor Justitie, op schriftelijke of mondelinge vordering van de procureur-generaal of deze magistraat gehoord, en desgevallend in overleg met de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg of de eerste voorzitter van het hof van beroep van het betrokken rechtsgebied, gelasten dat een correctionele kamer in het hof van beroep in een bepaalde zaak een of meerdere zittingen houdt in een zittingsplaats die hij daartoe aanwijst en, zo daartoe grond bestaat, dat die zaak aldaar berecht wordt.".

Art.11. In artikel 428 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 2 juli 1975 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 november 2001 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) het eerste lid wordt vervangen als volgt:
  "Niemand kan de titel van advocaat voeren of het beroep van advocaat uitoefenen indien hij:
  1° niet in het bezit is van het Belgische diploma van doctor, licentiaat of master in de rechten;
  2° niet de eed heeft afgelegd bedoeld in artikel 429 en;
  3° niet is ingeschreven op het tableau van de Orde of op de lijst van de stagiairs.";
  b) het tweede lid wordt vervangen als volgt:
  "De Koning kan, op advies van de Orde van Vlaamse balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone, de in het eerste lid, 1°, bedoelde voorwaarde tot andere Belgische of buitenlandse diploma's uitbreiden, op voorwaarde dat deze diploma's een voldoende kennis van het Belgisch recht garanderen.".

HOOFDSTUK 5. - Opheffing van het koninklijk besluit van 24 augustus 1970 tot invoering van een afwijking van de voorwaarde van nationaliteit gesteld bij artikel 428 van het Gerechtelijk Wetboek betreffende het voeren van de titel en de uitoefening van het beroep van advocaat
Art.12. Het koninklijk besluit van 24 augustus 1970 tot invoering van een afwijking van de voorwaarde van nationaliteit gesteld bij artikel 428 van het Gerechtelijk Wetboek betreffende het voeren van de titel en de uitoefening van het beroep van advocaat wordt opgeheven.

HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek
Art.13. In artikel 2.3.42 van het Burgerlijk Wetboek wordt het derde lid vervangen als volgt:
  "Zij moet opgemaakt worden binnen drie maanden na het overlijden, na de melding van de echtscheiding of van de scheiding van tafel en bed op de huwelijksakte of na de opmaak van de akte van echtscheiding, of na de inschrijving in het centraal register voor huwelijksovereenkomsten van de beslissing die de scheiding van goederen uitspreekt.".

Art.14. In de Franse tekst van artikel 2.3.58, tweede lid, van hetzelfde Wetboek wordt het woord "supérieur" dat zich tussen de woorden "patrimoine commun" en de woorden "est considérée" bevindt, opgeheven.

Art.15. In artikel 2.3.84, § 1, 1°, b), van hetzelfde Wetboek wordt het woord "rijksregisternummer" vervangen door de woorden "identificatienummer van het Rijksregister of het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid".

Art.16. In boek 2, titel 3, ondertitel 2, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 2.3.89 ingevoegd, luidende:
  "Art. 2.3.89. De Koning kan de nadere regels inzake het beheer alsook de vorm en modaliteiten van de inschrijving in, en kennisgeving aan, het centraal register voor huwelijksovereenkomsten bepalen.".

Art.17. In de Franse tekst van artikel 4.4, tweede lid, 2°, van hetzelfde Wetboek, wordt het woord "n'" ingevoegd tussen de woorden "l'enfant qui" en "est pas né viable".

Art.18. In artikel 4.49, § 4, tweede lid, b), van hetzelfde Wetboek wordt het woord "rijksregisternummer" vervangen door de woorden "identificatienummer van het Rijksregister of het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid".

Art.19. Het opschrift van boek 4, titel 1, ondertitel 6, hoofdstuk 6, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt:
  "Hoofdstuk 6. Bewijs van erfrechtelijke hoedanigheid".

Art.20.Artikel 4.59 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt:
  "Art. 4.59. [1 Akten of attesten van erfopvolging]1
  § 1. [1 Zonder afbreuk te doen aan de andere bewijsmiddelen, kan al]1 wie als erfgerechtigde tot een nalatenschap geroepen is of daarin de hoedanigheid van erfgenaam heeft, dan wel als bijzondere legataris daarin gerechtigd is, [1 ...]1 deze hoedanigheid bewijzen door een akte of attest van erfopvolging voor te leggen.
  [1 Zonder afbreuk te doen aan de andere bewijsmiddelen, kan de langstlevende echtgenoot]1 door voorlegging van een akte of attest van erfopvolging bewijzen welke rechten hij krachtens zijn huwelijksstelsel verkrijgt als gevolg van de ontbinding ervan door het overlijden, zelfs indien de akte of attest de devolutie van de nalatenschap van zijn overleden echtgenoot niet vermeldt.
  Een testamentuitvoerder en een gerechtelijk aangewezen beheerder van de nalatenschap kunnen hun bevoegdheden om de goederen van de nalatenschap te beheren of om daarover te beschikken, bewijzen door een akte of een attest van erfopvolging voor te leggen.
  § 2. De akte of het attest van erfopvolging wordt opgemaakt en afgeleverd op verzoek van een of meer van de in de paragraaf 1 bedoelde personen, of, desgevallend, hun rechtsopvolgers.
  Bij gebreke van erfgenamen en na het vervullen van de in artikel 4.33, tweede lid, bedoelde formaliteiten, kan de akte van erfopvolging ook opgemaakt en afgeleverd worden op verzoek van de Staat.
  De akte of het attest van erfopvolging wordt opgesteld door een notaris.
  Indien de nalatenschap van de erflater uitsluitend wordt vererfd overeenkomstig ondertitel 4, indien er geen onbekwame erfgenamen of erfgerechtigden zijn en indien er geen uiterste wilsbeschikking, geen erfovereenkomst, geen contractuele erfstelling of geen huwelijksovereenkomst is in hoofde van de erflater, kan een akte of een attest van erfopvolging ook worden opgemaakt en afgeleverd door een ambtenaar van het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.
  Indien de nalatenschap van de erflater vervalt aan de Staat overeenkomstig de bepalingen van ondertitel 5, en indien er geen uiterste wilsbeschikking, geen erfovereenkomst, geen contractuele erfstelling of geen huwelijksovereenkomst in hoofde van de erflater is, wordt de akte van erfopvolging opgemaakt door een ambtenaar van het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.
  De notaris of het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie schrijft zijn akten en attesten van erfopvolging in het centraal erfrechtregister in overeenkomstig artikel 4.126.
  § 3. Iedere akte en ieder attest van erfopvolging vermeldt de volgende gegevens:
  1° van de erflater: de naam, voornamen, plaats en datum van geboorte, adres en datum van overlijden; in voorkomend geval, het identificatienummer van het Rijksregister, het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid of het identificatienummer bij de Kruispuntbank van Ondernemingen;
  2° het op de nalatenschap toepasselijk recht.
  § 4. Voor zover vereist door de wet, vermeldt de akte of het attest van erfopvolging ook de volgende gegevens, voor zover ze redelijkerwijze konden worden achterhaald:
  1° van alle personen vermeld in paragraaf 1: de naam, voornamen, plaats en datum van geboorte, adres, eventueel de datum van overlijden, en in voorkomend geval het identificatienummer van het Rijksregister, het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid of het identificatienummer bij de Kruispuntbank van Ondernemingen;
  2° van de personen vermeld in paragraaf 1, eerste lid: of, en in voorkomend geval hoe en wanneer ze hun erfkeuze hebben uitgeoefend, de omvang van het erfdeel, de omschrijving van de goederen die hen toekomen, de aard van hun rechten, en de beperkingen op de uitoefening van die rechten die het gevolg zijn van onbekwaamheid, van een beschermingsmaatregel of van een testamentaire beschikking;
  3° in voorkomend geval van de langstlevende echtgenoot: de gegevens over hun huwelijk en hun huwelijksstelsel, de omschrijving van de goederen die hem toekomen, de aard van zijn rechten, en de beperkingen op de uitoefening van die rechten die het gevolg zijn van onbekwaamheid, van een beschermingsmaatregel of van een testamentaire beschikking; tevens of hij een keuze heeft uitgeoefend omtrent de rechten vermeld in paragraaf 1, tweede lid, en in voorkomend geval hoe en wanneer hij die keuze heeft uitgeoefend, evenals de gevolgen daarvan voor wat de overgang van goederen betreft;
  4° van de legatarissen: of en, in voorkomend geval, hoe en wanneer ze in het bezit van hun legaat zijn gesteld, dan wel dat ze van rechtswege in dat bezit zijn getreden;
  5° van de testamentuitvoerder of de gerechtelijk aangestelde beheerder van de nalatenschap: de omvang van zijn bevoegdheden en de gegevens met betrekking tot de beschikking die hem deze bevoegdheden verlenen;
  6° van de Staat: de vervulling van de in artikel 4.33, tweede lid, bedoelde formaliteiten.
  De notaris of het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie kan, wanneer een akte van erfopvolging voor verschillende doeleinden wordt opgesteld, een letterlijk uittreksel van de akte afleveren voor een bepaald doel. Het uittreksel bevat alle informatie die vereist is om de beoogde doelstelling te bereiken.
  De akte of het attest van erfopvolging bestemd voor de vrijgave van tegoeden moet ofwel een afzonderlijke akte of attest zijn, ofwel het onderwerp zijn van een in het tweede lid bedoelde uittreksel, uitsluitend voor deze doelstelling opgemaakt of afgeleverd, met de door de wet vereiste vermeldingen. Het bevat de gegevens van de personen vermeld in het eerste lid, 1° tot 5°, enkel voor zover deze personen op deze tegoeden gerechtigd zijn.
  In de mate waarin een akte van erfopvolging de verkrijging van zakelijke rechten ter zake des doods vaststelt met betrekking tot onroerende goederen zoals bedoeld in artikel 3.30, § 1, 7°, mag de notaris of het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van die akte een letterlijk uittreksel afleveren dat zal worden overgeschreven op het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van het rechtsgebied waarbinnen de goederen gelegen zijn, op de wijze en binnen de termijnen bedoeld in artikel 3.31.
  § 5. De notaris en het kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie kunnen de aflevering van een akte of een attest van erfopvolging weigeren indien zij aan de hand van de door de verzoekende belanghebbende voorgelegde stukken, de gedane verklaringen en de door hen verrichte opzoekingen, niet met zekerheid de gegevens kunnen vaststellen die vereist zijn door paragraaf 3 of die overeenkomstig paragraaf 4 nodig zijn omwille van de doeleinden waarvoor de akte of het attest zou worden afgegeven.
  § 6. Alle personen die in de akte of het attest van erfopvolging zijn vermeld, worden geacht de in de akte of het attest vermelde hoedanigheid te hebben, en de daaraan verbonden rechten en bevoegdheden te kunnen uitoefenen.
  Eenieder die te goeder trouw handelt op grond van de in de akte of het attest van erfopvolging vermelde informatie met een persoon die in de akte of het attest wordt vermeld, wordt geacht te handelen met een persoon die de in de akte of het attest vermelde hoedanigheid heeft.
  Behoudens andersluidende wettelijke bepaling, is de betaling van tegoeden van de erflater bevrijdend, indien de schuldenaar daar te goeder trouw toe overgaat, ofwel aan of op instructie van de personen die in de akte of het attest van erfopvolging zijn aangewezen als degene die op deze tegoeden gerechtigd zijn, ofwel aan of op instructie van een gerechtsmandataris.
  De naleving van de regels in deze paragraaf vermeld, ontslaat de schuldenaar niet van eventuele andere wettelijke verplichtingen voorgeschreven voor de deblokkering van deze tegoeden.
  § 7. De Koning kan voor de akten van erfopvolging opgesteld door een ambtenaar van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie:
  1° de materiële vormen van de akte bepalen;
  2° de nadere regels inzake de aflevering van uitgiften en uittreksels van de akte bepalen;
  3° de nadere regels inzake de legalisatie van de akte bepalen;
  4° bijkomende modaliteiten bepalen die nodig zijn om de onveranderlijkheid, de vertrouwelijkheid en de bewaring van de akten te waarborgen;
  5° de materiële vormen en de inhoud bepalen van iedere aanvraag om een akte van erfopvolging. Hij kan het gebruik voorschrijven van formulieren waarvan Hij het model bepaalt en bepalen of de aanvraag op een gedematerialiseerde wijze kan of moet worden ingediend alsmede de nadere regels van haar indiening.
  De bepalingen van het eerste lid, 1°, 2°, 4° en 5°, gelden eveneens voor de attesten van erfopvolging opgesteld door het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie overeenkomstig dit artikel. De Koning kan bepalen dat deze attesten op een gedematerialiseerde wijze kunnen of moeten worden afgeleverd, alsmede de nadere regels van hun aflevering.".
  ----------
  (1)<W 2022-12-06/02, art. 62, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2023>

Art.21. In artikel 4.125 van hetzelfde Wetboek wordt de bepaling onder 1° /1 ingevoegd, luidende:
  "1° /1 binnen de perken van de bepalingen van deze ondertitel, op geautomatiseerde wijze de vaststelling van de hoedanigheid van erfgenaam mogelijk te maken zoals bedoeld in artikel 14, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 18 maart 2020 houdende de invoering van de Notariële Aktebank;".

Art.22. In artikel 4.126 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, 1°, worden de woorden "door een notaris" opgeheven;
  2° paragraaf 2, eerste lid, wordt aangevuld met de volgende zin:
  "Het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie schrijft de akten en de attesten van erfopvolging bedoeld in paragraaf 1 die het heeft opgemaakt, in.".

Art.23. In artikel 4.127, § 1, van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in de bepaling onder 1°, b), wordt het woord "rijksregisternummer" vervangen door de woorden "identificatienummer van het Rijksregister of het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid";
  b) er wordt een bepaling onder 1° /1 ingevoegd, luidende:
  "1° /1 van de erfgenamen:
  a) de naam en voorna(a)m(en);
  b) het identificatienummer van het Rijksregister of het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid;";
  c) in de bepaling onder 2°, c), wordt het woord "rijksregisternummer" vervangen door de woorden "identificatienummer van het Rijksregister, het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid";
  d) in de bepaling onder 4° worden de woorden "of door een bevoegd kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie" ingevoegd tussen de woorden "door een notaris" en de woorden ", met aanduiding van";
  e) in de bepaling onder 6° worden de woorden "van het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie dat de akte of het attest van erfopvolging heeft opgemaakt," ingevoegd tussen de woorden "het attest of de Europese erfrechtverklaring heeft opgemaakt," en de woorden "van het rechtscollege dat de Europese";
  f) de bepaling onder 7° wordt aangevuld met de woorden "van de notaris of van het bevoegd kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimonium-documentatie".

Art.24. In artikel 4.128 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° wordt het opschrift aangevuld met de woorden "en mededeling in het Belgisch Staatsblad";
  2° het lid wordt aangevuld met de woorden "en de nadere regels en de kosten van de mededeling in het Belgisch Staatsblad van de verklaringen van aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving".

Art.25. In artikel 4.131, § 1, van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de eerste zin wordt vervangen als volgt:
  "Met uitzondering van de gegevens bedoeld onder artikel 4.127, § 1, 1° /1, zijn de gegevens opgenomen in het centraal erfrechtregister toegankelijk voor:";
  2° de paragraaf wordt aangevuld met een lid luidend:
  "De gegevens bedoeld in artikel 4.127, § 1, 1° /1, zijn enkel toegankelijk voor de beheerder van de Notariële Aktebank bedoeld in artikel 18 van de wet van 25 Ventôse Jaar XI op het notarisambt, teneinde de toegang van de erfgenamen tot de akten van hun rechtsvoorganger mogelijk te maken.".

Art.26. In boek 4, titel 1, ondertitel 11, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 4.131/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 4.131/1. De Koning kan de nadere regels inzake het beheer alsook de vorm en nadere regels van de inschrijving in, en kennisgeving aan, het centraal erfrechtregister bepalen.".

Art.27. In de Franse tekst van artikel 4.143, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "autorisées ou approuvées" vervangen door de woorden "autorisés ou approuvés".

Art.28. In de Franse tekst van het opschrift van artikel 4.167 van hetzelfde Wetboek wordt het woord "protégés" opgeheven.

Art.29. In artikel 4.258, tweede lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "de eerste paragraaf" vervangen door de woorden "het eerste lid".

Art.30. In artikel 4.262, § 1, van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in de bepaling onder 1°, b), wordt het woord "rijksregisternummer" vervangen door de woorden "identificatienummer van het Rijksregister of het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid";
  b) in de bepaling onder 2°, b), wordt het woord "rijksregisternummer" vervangen door de woorden "identificatienummer van het Rijksregister of het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid";
  c) in de bepaling onder 3°, b), wordt het woord "rijksregisternummer" vervangen door de woorden "identificatienummer van het Rijksregister of het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid";
  d) in de bepaling onder 4°, b), wordt het woord "rijksregisternummer" vervangen door de woorden "identificatienummer van het Rijksregister of het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid".

Art.31. In boek 4, titel 2, ondertitel 11, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 4.267 ingevoegd, luidende:
  "Art. 4.267. De Koning kan de nadere regels inzake het beheer alsook de vorm en modaliteiten van de inschrijving in, en kennisgeving aan, het centraal register van testamenten bepalen.".

HOOFDSTUK 7. - Wijziging van de wet van 28 april 2022 houdende boek 1 "Algemene bepalingen" van het Burgerlijk Wetboek"
Art.32. In artikel 2 van de wet van 28 april 2022 houdende boek 1 "Algemene bepalingen" van het Burgerlijk Wetboek, in de Franse tekst van artikel 1.7 van het Burgerlijk Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 3, eerste lid, wordt het woord "legaux" ingevoegd tussen de woorden "les jours fériés" en de woorden ", les dimanches et les samedis";
  2° in paragraaf 4, eerste lid, wordt het woord "légal" ingevoegd tussen de woorden "un jour férié" en de woorden ", un dimanche ou un samedi".

HOOFDSTUK 8. - Wijzigingen van de wet van 28 april 2022 houdende boek 5 "Verbintenissen" van het Burgerlijk Wetboek
Art.33. In artikel 2 van de wet van 28 april 2022 houdende boek 5 "Verbintenissen" van het Burgerlijk Wetboek, in de Franse tekst van artikel 5.211 van het Burgerlijk Wetboek, wordt het woord "dûe" vervangen door het woord "due".

Art.34. In artikel 2 van dezelfde wet, in de Franse tekst van artikel 5.245, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, wordt het woord "par" opgeheven.

HOOFDSTUK 9. - Wijzigingen van het Wetboek van 13 april 2019 van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen
Art.35. In het opschrift van titel 3, hoofdstuk 3, afdeling 3, onderafdeling 2, van het Wetboek van 13 april 2019 van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, gewijzigd bij de wet van 19 januari 2022, wordt het cijfer "4.59" vervangen door de woorden "4.59, § 4, derde lid,".

Art.36.[1 In artikel 43, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 23 april 2020 en 19 januari 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
   1° de woorden "legatarissen of de begunstigden" worden vervangen door de woorden "legatarissen, de begunstigden";
   2° de woorden "of de langstlevende echtgenoot bedoeld in artikel 4.59, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek" worden ingevoegd tussen de woorden "contractuele erfstelling" en de woorden "verschuldigd zijn";
   3° het cijfer "4.59" wordt vervangen door de woorden "4.59, § 4, derde lid,";
   4° de woorden "attest, of de begunstigden" worden vervangen door de woorden "attest, de begunstigden";
   5° de woorden "of de langstlevende echtgenoot bedoeld in artikel 4.59, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek" worden ingevoegd tussen de woorden "contractuele erfstelling" en de woorden ", verschuldigde sommen".]1
  ----------
  (1)<W 2022-12-06/02, art. 63, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2023>

Art.36/1. [1 In artikel 43, § 5, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 20 december 2021, wordt het eerste lid vervangen als volgt:
   "Het bericht vermeldt de identiteit van de erflater, van zijn erfgenamen of legatarissen, van de eventuele begunstigde van een contractuele erfstelling of van de langstlevende echtgenoot bedoeld in artikel 4.59, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-12-06/02, art. 64, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2023>


Art.37. In artikel 45 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "of het uittreksel" ingevoegd tussen de woorden "onderaan de afgeleverde uitgifte" en de woorden "van de akte van erfopvolging";
  2° in het eerste lid worden de woorden "of de uitgifte" vervangen door de woorden ", de uitgifte of het uittreksel";
  3° in het derde lid worden de woorden "of een uitgifte" vervangen door de woorden ", een uitgifte of een uittreksel".

Art.38.In artikel 46, § 1, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 19 januari 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "of uit de uitgifte" vervangen door de woorden ", de uitgifte of het uittreksel";
  2° in het tweede lid worden de woorden "of een uitgifte" vervangen door de woorden ", een uitgifte of een uittreksel";
  [1 2° /1 in het tweede lid, in de inleidende zin, worden de woorden "contractuele erfstelling of" vervangen door de woorden "contractuele erfstelling, de langstlevende echtgenoot bedoeld in artikel 4.59, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek of";
   2° /2 in het tweede lid, a), worden de woorden "legataris of de begunstigde van een contractuele erfstelling" vervangen door de woorden "legataris, de begunstigde van een contractuele erfstelling of de langstlevende echtgenoot bedoeld in artikel 4.59, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek";
   2° /3 in het tweede lid, b), worden de woorden "contractuele erfstelling of" vervangen door de woorden "contractuele erfstelling, de langstlevende echtgenoot bedoeld in artikel 4.59, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek of";]1
  3° het cijfer "4.59" wordt telkens vervangen door de woorden "4.59, § 4, derde lid,".
  ----------
  (1)<W 2022-12-06/02, art. 65, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2023>

Art.39. In artikel 48 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 19 januari 2022, wordt het cijfer "4.59" vervangen door de woorden "4.59, § 4, derde lid,".

HOOFDSTUK 10. - Wijzigingen van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers
Art.40. In artikel 55 van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 april 2003 en bij de wet van 10 januari 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
  "De commissie is de verwerkingsverantwoordelijke van het systeem van informatieverwerking bedoeld in het eerste lid.";
  2° in het vroegere vierde lid, dat het vijfde lid wordt, worden de woorden "het derde lid" vervangen door de woorden "het vierde lid";
  3° in het vroegere vijfde lid, dat het zesde lid wordt, worden de woorden "de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer" vervangen door de woorden "de Gegevensbeschermingsautoriteit" en worden de woorden "het vierde lid" vervangen door de woorden "het vijfde lid".

Art.41.In artikel 62 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 januari 2010 en bij artikel 31 van de wet van 7 mei 2019, zelf vernietigd onder bepaalde voorwaarden bij het arrest nr. 177/2021 van het Grondwettelijk Hof, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het eerste lid wordt aangevuld met de volgende zin: "Bij elk bezoek van de betrokken persoon wordt een foto van die persoon genomen en bewaard in het register.";
  2° tussen het eerste en het tweede lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
  "De doelstelling van dit register is de commissie in staat te stellen a posteriori na te gaan of de raadplegingen van het systeem van informatieverwerking, bedoeld in artikel 55, wel degelijk gedaan zijn met betrekking tot de spelers die kansspelinrichtingen klasse I, II of een vaste kansspelinrichting klasse IV bezoeken.
  De persoonsgegevens die opgenomen zijn in het register worden bewaard gedurende een termijn van tien jaar, te rekenen vanaf de laatste deelneming aan een kansspel door de betrokkene.";
  3° in het vroegere derde lid, dat het vijfde lid wordt, worden de woorden "gedurende ten minste vijf jaar" vervangen door de woorden "gedurende een termijn van maximum tien jaar".

  (NOTA : art. 41,1° en 3° vernietigt door AGH 2023-11-23/42, art. M; Inwerkingtreding : 30-07-2022)HOOFDSTUK 11. - Wijzigingen van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten

Art.42. In artikel 6, § 1, van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, wordt het woord "driemaal" vervangen door het woord "viermaal".
Art.43. In artikel 10, § 2, vierde lid, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 november 2021, worden de woorden "van een eerste uitgaansvergunning, bedoeld in artikel 4, § 3," ingevoegd tussen de woorden "van de toekenning" en de woorden "van een eerste penitentiair verlof" en worden de woorden "en, in voorkomend geval, van de voorwaarden die in zijn belang zijn opgelegd, of van de plaatsing in een transitiehuis" vervangen door de woorden ", van de plaatsing in een transitiehuis".

Art.44. In artikel 14, derde lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 15 december 2013 en 11 juli 2018, worden de woorden "inzake een penitentiair verlof of een plaatsing in een transitiehuis" vervangen door de woorden "inzake een uitgaansvergunning, bedoeld in artikel 4, § 3, een penitentiair verlof of een plaatsing in een transitiehuis."

Art.45. In artikel 28 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 1, eerste lid, eerste zin, wordt aangevuld met de woorden "waaraan men niet tegemoet kan komen door het opleggen van bijzondere voorwaarden";
  2° paragraaf 2, enig lid, eerste zin, wordt aangevuld met de woorden "waaraan men niet tegemoet kan komen door het opleggen van bijzondere voorwaarden".

Art.46. In artikel 30, § 3, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 juni 2021, worden de woorden "strafuitvoeringsmodaliteit en de evaluatie door de strafuitvoeringsrechter" vervangen door de woorden "strafuitvoeringsmodaliteit en voor de evaluatie door de strafuitvoeringsrechter".

Art.47. In artikel 39 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 28 november 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de bepaling onder 2° worden de woorden "en de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied,"ingevoegd tussen de woorden "de beperkte detentie" en de woorden "een vast adres";
  2° het artikel wordt aangevuld met de bepaling onder 4°, luidende:
  "4° voor de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied, de verplichting om het grondgebied effectief te verlaten en het verbod om tijdens de proeftijd terug te keren naar België zonder in orde te zijn met de wetgeving en de reglementering betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf of de vestiging in het Rijk en zonder de voorafgaande toelating van de strafuitvoeringsrechter.".

Art.48. Artikel 40 van dezelfde wet, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met de paragrafen 2 en 3, luidende:
  " § 2. Ingeval het een toekenning van een voorwaardelijke invrijheidsstelling betreft, bepaalt de strafuitvoeringsrechter in zijn vonnis eveneens of de veroordeelde tijdens de voorwaardelijke invrijheidsstelling al dan niet het grondgebied van het Rijk mag verlaten.
  Ingeval de veroordeelde het grondgebied van het Rijk mag verlaten, bepaalt de strafuitvoeringsrechter in zijn vonnis de maximumperiode voor dewelke de veroordeelde dit kan en de frequentie ervan en, in voorkomend geval, of en op welke wijze de veroordeelde het openbaar ministerie hierover moet inlichten voor hij het grondgebied van het Rijk verlaat.
  § 3. In geval van een veroordeling wegens feiten bedoeld in boek II, titel Iter, van het Strafwetboek, of in geval er concrete elementen bestaan van gewelddadig extremisme, zoals gedefinieerd in artikel 32, § 2, tweede lid, moet de strafuitvoeringsrechter zijn overeenkomstig paragraaf 2 gegeven toestemming om het grondgebied van het Rijk te verlaten, met bijzondere redenen omkleden.".

Art.49. In artikel 43, § 3, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 5 februari 2016, wordt het woord "driemaal" vervangen door het woord "viermaal.

Art.50. In artikel 60 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 27 december 2006, 15 maart 2012 en 5 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het vierde lid worden de woorden "van de strafuitvoeringsrechtbank" ingevoegd tussen de woorden "op de beslissingen" en de woorden "tot toekenning van";
  2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op de beslissingen van de strafuitvoeringsrechter tot toekenning van een voorlopige invrijheidstelling met het oog op de verwijdering van het grondgebied. In dat geval is het vonnis uitvoerbaar op het ogenblik van effectieve verwijdering of van overbrenging naar een plaats die valt onder de bevoegdheid van de minister die bevoegd is voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen of, van zodra de veroordeelde voldoet aan de door deze wet bepaalde tijdsvoorwaarden, op het ogenblik van de kennisgeving door de Dienst Vreemdelingenzaken dat de verwijdering of overbrenging niet zal plaats vinden, en dit ten laatste twintig dagen nadat de veroordeelde voldoet aan de door deze wet bepaalde tijdsvoorwaarden en nadat het vonnis in kracht van gewijsde is getreden. Indien de verwijdering, overbrenging of kennisgeving niet heeft plaats gevonden bij het verstrijken van voormelde termijn, wordt de veroordeelde in vrijheid gesteld.".

Art.51. Artikel 65 van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "De strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank kan, mits akkoord van de veroordeelde, een andere strafuitvoeringsmodaliteit toekennen."

Art.52. In artikel 66 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 2/1 worden de woorden "tenzij op grond van een advies van de Dienst Vreemdelingenzaken blijkt dat de veroordeelde niet toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf in het Rijk" opgeheven;
  2° in paragraaf 3 worden de woorden ", in welk geval hij of zij, overeenkomstig artikel 65, derde lid, een andere strafuitvoeringsmodaliteit kan toekennen," ingevoegd tussen de woorden "herroept de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank de strafuitvoeringsmodaliteit" en de woorden "of heft hij of zij de schorsing".

Art.53. In artikel 67 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, tweede zin, worden de woorden "of een andere strafuitvoeringsmodaliteit toekennen" opgeheven;
  2° in paragraaf 1, derde zin, worden de woorden "of met de nieuwe strafuitvoeringsmodaliteit" opgeheven;
  3° in paragraaf 2, worden de woorden "of een andere strafuitvoeringsmodaliteit toe te kennen" opgeheven.

Art.54. In artikel 95/18, § 2, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 april 2007 en vervangen bij de wet van 5 mei 2019, worden de woorden "achtste en negende lid" vervangen door de woorden "tiende en elfde lid".

HOOFDSTUK 12. - Wijzigingen van de programmawet (I) van 29 maart 2012

Art.55.[1 In artikel 157, § 1, eerste lid, van de programmawet (I) van 29 maart 2012, vervangen bij de wet van 23 april 2020 en gewijzigd bij de wet van 19 januari 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:    1° de woorden "legatarissen, of de begunstigden" worden vervangen door de woorden "legatarissen, de begunstigden";    2° de woorden "of de langstlevende echtgenoot bedoeld in artikel 4.59, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek" worden ingevoegd tussen de woorden "contractuele erfstelling" en de woorden ", zijn de notarissen";    3° het cijfer "4.59" wordt vervangen door de woorden "4.59, § 4, derde lid,";    4° de woorden "attest, of de begunstigden" worden vervangen door de woorden "attest, de begunstigden";    5° de woorden "of de langstlevende echtgenoot bedoeld in artikel 4.59, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek" worden ingevoegd tussen de woorden "contractuele erfstelling" en de woorden ", mits die schulden".]1   ----------   (1)
Art.55/1. [1 In artikel 157, § 5, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 23 april 2020, wordt het eerste lid vervangen als volgt:
   "Het bericht vermeldt de identiteit van de erflater, van zijn erfgenamen of legatarissen, van de eventuele begunstigde van een contractuele erfstelling of van de langstlevende echtgenoot bedoeld in artikel 4.59, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-12-06/02, art. 67, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2023>


Art.56. In artikel 157/1, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 23 april 2020 en gewijzigd bij de wet van 19 januari 2022, wordt het cijfer "4.59" vervangen door de woorden "4.59, § 4, derde lid,".

Art.57. In artikel 159 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 13 december 2012 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 april 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "of het uittreksel" ingevoegd tussen de woorden "voet van de uitgifte" en de woorden "van de akte van erfopvolging";
  2° in het eerste lid worden de woorden "of de uitgifte" vervangen door de woorden ", de uitgifte of het uittreksel";
  3° in het derde lid worden de woorden "of een uitgifte" vervangen door de woorden ", een uitgifte of een uittreksel".

Art.58.In artikel 160 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 januari 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1 worden de woorden "of uit de uitgifte" vervangen door de woorden ", de uitgifte of het uittreksel";
  [1 1° /1 in paragraaf 2 worden de woorden "legataris of een begunstigde" vervangen door de woorden "legataris, een begunstigde";
   1° /2 in paragraaf 2 worden de woorden ", aan de langstlevende echtgenoot bedoeld in artikel 4.59, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek" ingevoegd tussen de woorden "contractuele erfstelling" en de woorden "of aan een gerechtsmandataris";]1
  2° in paragraaf 2 worden de woorden "of een uitgifte" vervangen door de woorden ", een uitgifte of een uittreksel";
  [1 2° /1 in paragraaf 2, a), worden de woorden "legataris of de begunstigde" vervangen door de woorden "legataris, de begunstigde";
   2° /2 in paragraaf 2, a), worden de woorden "of de langstlevende echtgenoot bedoeld in artikel 4.59, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek" ingevoegd tussen de woorden "contractuele erfstelling" en de woorden "bestaande schulden";
   2° /3 in paragraaf 2, b), worden de woorden ", de langstlevende echtgenoot als bedoeld in artikel 4.59, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek" ingevoegd tussen de woorden "contractuele erfstelling" en de woorden "of de gerechtsmandataris";]1
  3° het cijfer "4.59" wordt telkens vervangen door het cijfer "4.59, § 4, derde lid,".
  ----------
  (1)<W 2022-12-06/02, art. 68, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2023>

Art.59. In artikel 163 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 13 december 2012 en 19 januari 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het cijfer "4.59" wordt vervangen door de woorden "4.59, § 4, derde lid,".
  2° de woorden "akte of" worden ingevoegd tussen het woord "bedoelde" en het woord "attest".

HOOFDSTUK 13. - Wijziging van de wet van 5 mei 2019 tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en het Gerechtelijk Wetboek wat de bekendmaking van de vonnissen en arresten betreft

Art.60. In artikel 9 van de wet van 5 mei 2019 tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en het Gerechtelijk Wetboek wat de bekendmaking van de vonnissen en arresten betreft, gewijzigd bij de wetten van 31 juli 2020 en 12 juli 2021, worden de woorden "op 1 september 2022" vervangen door de woorden "op 30 september 2023".
HOOFDSTUK 14. - Wijzigingen ingevolge het nieuwe artikel 4.59 van het Burgerlijk Wetboek

Art.61.In artikel 41sexies van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, ingevoegd bij de wet van 22 juni 2012 en gewijzigd bij de wet van 19 januari 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:   1° in paragraaf 1 wordt het cijfer "4.59" vervangen door de woorden "4.59, § 4, derde lid,";   [1 1° /1 in paragraaf 1, in de inleidende zin, worden de woorden "het attest, of door de" vervangen door de woorden "het attest, door de";    1° /2 in paragraaf 1 worden de woorden "of de langstlevende echtgenoot bedoeld in artikel 4.59, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek" ingevoegd tussen de woorden "contractuele erfstelling" en de woorden ", indien zij";    1° /3 in paragraaf 4 wordt de eerste zin aangevuld met de woorden "of de langstlevende echtgenoot bedoeld in artikel 4.59, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek";]1   2° in paragraaf 6, eerste lid, worden de woorden "of het uittreksel" ingevoegd tussen de woorden "voet van de uitgifte" en de woorden "van de akte van erfopvolging" en worden de woorden "of de uitgifte" vervangen door de woorden ", de uitgifte of het uittreksel";   3° in paragraaf 6, derde lid, worden de woorden "of een uitgifte" vervangen door de woorden ", een uitgifte of een uittreksel";   4° in paragraaf 7, tweede lid, worden de woorden "of een expeditie" vervangen door de woorden ", een expeditie of een uittreksel";   [1 4° /1 in paragraaf 7, tweede lid, in de inleidende zin, worden de woorden "of de langstlevende echtgenoot bedoeld in artikel 4.59, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek" ingevoegd tussen de woorden "contractuele erfstelling" en de woorden ", indien deze";    4° /2 in paragraaf 7, tweede lid, 1°, worden de woorden "legataris of begunstigde" vervangen door de woorden "legataris, begunstigde";    4° /3 in paragraaf 7, tweede lid, 1°, worden de woorden "of langstlevende echtgenoot bedoeld in artikel 4.59, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek" ingevoegd tussen de woorden "contractuele erfstelling" en de woorden "bestaande schulden";    4° /4 in paragraaf 7, tweede lid, 2°, worden de woorden "legataris of de begunstigde" vervangen door de woorden "legataris, de begunstigde";    4° /5 in paragraaf 7, tweede lid, 2°, worden de woorden "of de langstlevende echtgenoot bedoeld in artikel 4.59, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek" ingevoegd tussen de woorden "contractuele erfstelling" en de woorden "na de betaling";]1   5° in paragraaf 14 wordt het woord "bedoeld" vervangen door de woorden "bedoelde akte of";   6° het woord "1240bis" wordt telkens vervangen door de woorden "4.59, § 4, derde lid,".   ----------   (1)
Art.62.In artikel 23quater van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, ingevoegd bij de wet van 22 juni 2012 en gewijzigd bij de wetten van 20 september 2018, 7 mei 2019 en 19 januari 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt het cijfer "4.59" vervangen door de woorden "4.59, § 4, derde lid,";
  [1 1° /1 in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "het attest, of van de begunstigden" vervangen door de woorden "het attest, van de begunstigden";
   1° /2 in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "of van de langstlevende echtgenoot bedoeld in artikel 4.59, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek" ingevoegd tussen de woorden "heeft ingestemd" en de woorden ", indien zij";
   1° /3 in paragraaf 1, wordt het vijfde lid aangevuld met de woorden "of de langstlevende echtgenoot bedoeld in artikel 4.59, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek";";
   1° /4 in de inleidende zin van de Franse tekst, worden de woorden "du 27 juin 1967" vervangen door de woorden "du 27 juillet 1967";]1
  2° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden "of het uittreksel" ingevoegd tussen de woorden "onderaan het afschrift" en de woorden "van de akte van erfopvolging" en worden de woorden "of het afschrift" vervangen door de woorden ", het afschrift of het uittreksel";
  3° in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden "of het uittreksel" ingevoegd tussen de woorden "onderaan het afschrift" en de woorden "van de akte van erfopvolging";
  4° in paragraaf 3, derde lid, worden de woorden "of een afschrift" vervangen door de woorden ", een afschrift of een uittreksel";
  [1 4° /1 in paragraaf 4, tweede lid, in de inleidende zin, worden de woorden "legataris of de begunstigde" vervangen door de woorden "legataris, de begunstigde";
   4° /2 in paragraaf 4, tweede lid, in de inleidende zin, worden de woorden "of de langstlevende echtgenoot bedoeld in artikel 4.59, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek" ingevoegd tussen de woorden "contractuele erfstelling" en de woorden "die de akte";]1
  5° in paragraaf 4, tweede lid, worden de woorden ", het afschrift, het uittreksel" ingevoegd tussen de woorden "die de akte" en de woorden "of het attest" en worden de woorden "of een afschrift van de akte" opgeheven;
  [1 5° /1 in paragraaf 4, tweede lid, 1°, worden de woorden "legataris of de begunstigde" vervangen door de woorden "legataris, de begunstigde";
   5° /2 in paragraaf 4, tweede lid, 1°, worden de woorden "of de langstlevende echtgenoot bedoeld in artikel 4.59, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek" ingevoegd tussen de woorden "contractuele erfstelling" en de woorden "bestaande schulden";
   5° /3 in paragraaf 4, tweede lid, 2°, worden de woorden "legataris of de begunstigde" vervangen door de woorden "legataris, de begunstigde";
   5° /4 in paragraaf 4, tweede lid, 2°, worden de woorden "of de langstlevende echtgenoot bedoeld in artikel 4.59, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek" ingevoegd tussen de woorden "contractuele erfstelling" en de woorden "na betaling";]1
  6° in paragraaf 11 wordt het woord "bedoeld" vervangen door de woorden "bedoelde akte of";
  7° het woord "1240bis" wordt telkens vervangen door de woorden "4.59, § 4, derde lid,".
  ----------
  (1)<W 2022-12-06/02, art. 70, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2023>

HOOFDSTUK 15. - Tijdelijke maatregel tot vermindering van de overbevolking in de gevangenissen

Art.63. De in dit hoofdstuk bedoelde begrippen "directeur", "veroordeelde", en "slachtoffer" dienen te worden begrepen in de zin van artikel 2 van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtpositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten.
Art.64. § 1. De directeur kent een vervroegde invrijheidstelling toe aan de veroordeelde die zich in de tijdsvoorwaarden bevindt voor de toekenning van de voorwaardelijke invrijheidstelling, vanaf zes maanden voor het einde van het uitvoerbaar gedeelte van de vrijheidsstraf of van de vrijheidsstraffen waartoe hij is veroordeeld.
  In afwijking van het eerste lid, is de veroordeelde wiens strafuitvoeringsmodaliteit tijdens de geldigheidsduur van deze maatregel door de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank wordt herroepen gedurende zes maanden na de tenuitvoerlegging van het vonnis tot herroeping uitgesloten van de vervroegde invrijheidstelling.
  Indien de vervroegde invrijheidstelling niet wordt herroepen, loopt zij tot het bereiken van het strafeinde.
  Indien de vervroegde invrijheidstelling wordt herroepen, kan zij niet opnieuw worden toegekend.
  § 2. De volgende veroordeelden zijn uitgesloten van de vervroegde invrijheidstelling bedoeld in paragraaf 1:
  - de veroordeelden die een of meerdere vrijheidsbenemende straffen ondergaan waarvan het totaal meer dan tien jaar bedraagt;
  - de veroordeelden die een of meerdere gevangenisstraffen ondergaan voor de feiten bedoeld in boek II, titel Iter, van het Strafwetboek;
  - de veroordeelden die een of meerdere gevangenisstraffen ondergaan voor de feiten vermeld in de artikelen 417/7 tot 417/24, 417/50, 417/55, 417/56, 417/59 en 417/63 van het Strafwetboek;
  - de veroordeelden die het voorwerp uitmaken van een veroordeling met een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank overeenkomstig de artikelen 34ter of 34quater van het Strafwetboek;
  - de veroordeelden die geen recht hebben op verblijf;
  - de veroordeelden die worden opgevolgd door het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse in het kader van de gemeenschappelijke gegevensbanken bedoeld in de artikelen 44/11/3bis tot 44/11/3quinquies van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.

Art.65. § 1. De directeur neemt de beslissing tot toekenning van de vervroegde invrijheidstelling, na zich verzekerd te hebben van de haalbaarheid van de maatregel en na de volgende criteria getoetst te hebben:
  - de veroordeelde beschikt over onderdak;
  - de veroordeelde beschikt over voldoende middelen van bestaan.
  De procureur des Konings van het arrondissement waar de veroordeelde zijn woon- of verblijfplaats heeft en, indien de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank reeds gevat is, het openbaar ministerie bij de strafuitvoeringsrechtbank, worden zo snel mogelijk in kennis gesteld van de toekenning van de vervroegde invrijheidstelling en van de daaraan verbonden voorwaarden.
  Het slachtoffer wordt zo snel mogelijk en in elk geval binnen vierentwintig uur, via het snelst mogelijke schriftelijke communicatiemiddel, in kennis gesteld van de toekenning van de vervroegde invrijheidstelling en van de daaraan verbonden voorwaarden.
  § 2. De veroordeelde is tijdens de proeftermijn onderworpen aan de volgende algemene voorwaarden:
  1° geen strafbare feiten plegen;
  2° de slachtoffers niet lastig vallen en zich onmiddellijk verwijderen van de plaats waar hij een slachtoffer ontmoet.
  De proeftermijn is gelijk aan de duur van het nog resterende gedeelte van de vrijheidsstraffen op het ogenblik van de vervroegde invrijheidstelling.
  In geval van herroeping van de vervroegde invrijheidstelling op grond van paragraaf 3, wordt de periode tijdens dewelke hij in vervroegde invrijheidstelling was en die loopt tot aan de beslissing tot herroeping van de vervroegde invrijheidsstelling, afgetrokken van het op het ogenblik van de toekenning nog resterende gedeelte van de vrijheidsstraffen.
  § 3. De directeur kan de beslissing herroepen in volgende gevallen:
  - wanneer er ernstige aanwijzingen voorhanden zijn dat de veroordeelde het verbod op het plegen van strafbare feiten niet heeft nageleefd;
  - wanneer de veroordeelde de algemene voorwaarde vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 2° niet naleeft.
  Het slachtoffer wordt zo snel mogelijk en in elk geval binnen vierentwintig uur, via het snelst mogelijke schriftelijke communicatiemiddel, in kennis gesteld van de beslissing tot herroeping.
  § 4. Indien de veroordeelde de fysieke of psychische integriteit van derden ernstig in gevaar brengt gedurende de proeftermijn, kan de procureur des Konings bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de veroordeelde zich bevindt, zijn voorlopige aanhouding bevelen. Hij deelt onmiddellijk zijn beslissing mee aan de directeur.
  De directeur neemt een beslissing over de al dan niet herroeping van de vervroegde invrijheidstelling binnen zeven dagen volgend op de aanhouding van de veroordeelde. Deze met redenen omklede beslissing wordt binnen vierentwintig uur schriftelijk meegedeeld aan de veroordeelde en de procureur des Konings.
  Het slachtoffer wordt zo snel mogelijk en in elk geval binnen vierentwintig uur, via het snelst mogelijke schriftelijke communicatiemiddel, in kennis gesteld van de beslissing tot herroeping.

Art.66. Dit hoofdstuk is van toepassing tot 31 augustus 2023.
  De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de datum bedoeld in het eerste lid verlengen tot 31 december 2024.

HOOFDSTUK 16. - Wijziging van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden

Art.67. In artikel 18 van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden, gewijzigd bij de wet van 25 december 2016, wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, luidend:   " § 1/1. De in paragraaf 1 bedoelde ambtenaren kunnen bepalen dat de veroordeelde zich ter uitvoering van de beslissing tot plaatsing of overplaatsing zelfstandig begeeft naar de aangewezen gevangenis.".
HOOFDSTUK 17. - Wijziging van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden

Art.68. In artikel 2, derde lid, van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden, vervangen bij de wet van 21 december 2009 en laatstelijk gewijzigd bij artikel 121 van de wet van 5 februari 2016, zelf vernietigd bij arrest nr. 148/2017 van het Grondwettelijk Hof, wordt de bepaling onder 5° vervangen als volgt:   "5° als het gaat om een misdaad bedoeld in de artikelen 417/15, vijfde streepje, 417/16, vijfde streepje, 417/18, tweede lid, vijfde streepje, en 417/37 van het Strafwetboek;".
HOOFDSTUK 18. - Wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade

Art.69. In artikel 33, derde lid, 5°, van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, worden de woorden "artikel 746 van het Burgerlijk Wetboek" vervangen door de woorden "de bepalingen van boek 4, titel 1, ondertitel 4 "Wettelijke erfopvolging" van het Burgerlijk Wetboek".
HOOFDSTUK 19. - Inwerkingtreding

Art.70.[1 Hoofdstuk 6 van deze wet treedt in werking op 1 november 2022 met uitzondering van:    1° de artikelen 24 en 29 die in werking treden op de dag van de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad;    2° de artikelen 19, 20, 21, 22, 23 en 25 die in werking treden op de door de Koning bepaalde datum en uiterlijk op 1 april 2023.    De hoofdstukken 9, 12 en 14 van deze wet treden in werking op de door de Koning bepaalde datum en uiterlijk op 1 april 2023.]1   ----------   (1)
Art. 71. Hoofdstuk 11 van deze wet treedt in werking op 1 september 2022.