4 OKTOBER 1867. - Wet op de verzachtende omstandigheden. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 21-07-1994 en tekstbijwerking tot 26-01-2024)
Art. 1-7
Artikel 1.<W 23-08-1919, art. 3> De beoordeeling van de verzachtende omstandigheden, in de gevallen bij hoofdstuk IX, 1ste boek van het Strafwetboek voorzien, [1 en van de verschoningsgronden,]1 berust bij het rechtsprekende college en zoals hierna is bepaald, bij de rechtsmachten belast met het onderzoek (en bij het openbaar ministerie). <W 1994-07-11/33, art. 46, 1°, 002; Inwerkingtreding : 31-07-1994>
Die verzachtende omstandigheden [1 en verschoningsgronden]1 worden in (de) arresten en vonnissen medegedeeld. <W 1994-07-11/33, art. 46, 2°, 002; Inwerkingtreding : 31-07-1994>
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 229, 007; Inwerkingtreding : 01-05-2010>
Art.2.[1 In de gevallen waarin er grond mocht zijn om alleen een correctionele straf uit te spreken wegens verzachtende omstandigheden of om reden van verschoning, kan de raadkamer of de kamer van inbeschuldigingstelling, bij een met redenen omklede beschikking, de verdachte naar de correctionele rechtbank verwijzen.
Evenzo kan het openbaar ministerie, [6 met het oog op de toepassing van de snelrechtprocedure of]6 indien geen gerechtelijk onderzoek is gevorderd, de beklaagde rechtstreeks voor de correctionele rechtbank dagvaarden of oproepen met mededeling van de verzachtende omstandigheden of van de reden van verschoning, wanneer het van oordeel is dat er wegens verzachtende omstandigheden of om reden van verschoning geen grond is om een hogere straf te vorderen dan een correctionele straf.
[4 ... 1° als de in de wet bepaalde straf twintig jaar opsluiting niet te boven gaat; 2° als het gaat om een poging tot misdaad strafbaar met levenslange opsluiting; 3° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 216, tweede lid, van het Strafwetboek; 4° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 347bis, §§ 2 en 4, van het Strafwetboek; 5° [5 als het gaat om een misdaad bedoeld in de artikelen 417/15, vijfde streepje, 417/16, vijfde streepje, 417/18, tweede lid, vijfde streepje, en 417/37 van het Strafwetboek;]5 [2 5° /1. als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 405quater, 6°, van het Strafwetboek;]2 6° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 408 van het Strafwetboek; [3 6° /1 als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 410bis, derde lid, 5°, van het Strafwetboek;]3 7° als het gaat om een misdaad bedoeld in de artikelen, 428, § 5, en 429 van het Strafwetboek; 8° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 473, laatste lid, van het Strafwetboek; 9° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 474 van het Strafwetboek; 10° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 476 van het Strafwetboek. 11° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 477sexies van het Strafwetboek; 12° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 513, tweede lid, van het Strafwetboek, waarvoor de straf in voorkomend geval met toepassing van artikel 514bis van hetzelfde Wetboek kan worden verhoogd; 13° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 518, tweede lid, van het Strafwetboek; 14° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 530, laatste lid, van het Strafwetboek, die met toepassing van artikel 531 van hetzelfde Wetboek wordt gestraft, waarvoor de straf in voorkomend geval met toepassing van artikel 532bis van hetzelfde Wetboek kan worden verhoogd.]4.]1
----------
(1)<W 2009-12-21/14, art. 230, 007; Inwerkingtreding : 01-05-2010>
(2)<W 2013-01-14/06, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 10-02-2013>
(3)<W 2012-12-27/29, art. 21, 009; Inwerkingtreding : 10-02-2013>
(4)<W 2016-02-05/11, art. 121, 010; Inwerkingtreding : 29-02-2016. Zie ook art. 143, derde lid> (NOTA : bij arrest nr.148/2017 van 21-12-2017 (B.St. 12-01-2018, p. 1393), heeft het Grondwettelijk Hof het artikel 121 vernietigd)
(5)<W 2022-07-30/03, art. 68, 011; Inwerkingtreding : 18-08-2022>
(6)<W 2024-01-18/06, art. 45, 012; Inwerkingtreding : 05-02-2024>
Art.3.<W 01-02-1977, art. 2> De correctionele rechtbank naar welke de verdachte is verwezen, kan zich niet onbevoegd verklaren ten aanzien van de verzachtende omstandigheden of de reden van verschoning.
(Zij kan zich nochtans onbevoegd verklaren ten aanzien van de verzachtende omstandigheden of de grond van verschoning wanneer zij geadieerd is met toepassing van artikel 2, tweede lid.) <W 1994-07-11/33, art. 48, 002; Inwerkingtreding : 31-07-1994>
(Zij kan zich bevoegd verklaren door de verzachtende omstandigheden of de verschoningsgrond aan te nemen wanneer zij vaststelt dat de bij haar aanhangig gemaakte misdaad niet is gecorrectionaliseerd [1 ... en daarvoor in aanmerking komt op grond van artikel 2, derde lid.]1.) <W 2008-06-08/32, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
----------
(1)<W 2016-02-05/11, art. 122, 010; Inwerkingtreding : 29-02-2016> (NOTA : bij arrest nr.148/2017 van 21-12-2017 (B.St. 12-01-2018, p. 1393), heeft het Grondwettelijk Hof het artikel 122 vernietigd)
Art.4. <W 01-02-1977, art. 3> Wanneer het ten laste gelegde feit strafbaar is met gevangenisstraf of met geldboete en de raadkamer op het verslag van de onderzoeksrechter of op de vordering van het openbaar ministerie van oordeel is dat er grond is om die straffen tot politiestraffen te verminderen, kan zij de verdachte naar de bevoegde politierechtbank verwijzen, met vermelding van de verzachtende omstandigheden.
(Evenzo kan het openbaar ministerie, indien geen gerechtelijk onderzoek is gevorderd, de beklaagde rechtstreeks voor de bevoegde politierechtbank dagvaarden of oproepen met mededeling van de verzachtende omstandigheden wanneer het van oordeel is dat er wegens verzachtende omstandigheden geen grond is om een hogere straf te vorderen dan een politiestraf.) <W 1994-07-11/33, art. 49, 002; Inwerkingtreding : 31-07-1994>
Art.5.De politierechtbank waar de beklaagde naar verwezen wordt, kan haar bevoegdheid, wat de verzachtende omstandigheden betreft, niet afwijzen, en zij kan de politiestraffen uitspreken.
[1 ... (Zij kan zich nochtans onbevoegd verklaren ten aanzien van de verzachtende omstandigheden indien zij geadieerd is met toepassing van artikel 4, tweede lid.) <W 1994-07-11/33, art. 50, 002; Inwerkingtreding : 31-07-1994>]1.
(Zij kan zich bevoegd verklaren door de verzachtende omstandigheden aan te nemen die de raadkamer, de kamer van inbeschuldigingstelling of het openbaar ministerie hebben verzuimd te vermelden bij de aanhangigmaking van het in artikel 4, eerste lid, omschreven feit.) <W 2008-06-08/32, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
----------
(1)<W 2016-02-05/11, art. 123, 010; Inwerkingtreding : 29-02-2016> (NOTA : bij arrest nr.148/2017 van 21-12-2017 (B.St. 12-01-2018, p. 1393), heeft het Grondwettelijk Hof het artikel 123 vernietigd)
Art.6. <opgeheven bij W 1967-10-10/34, art. 2>
Art. 7. Artikel 4 van de wet van 1 mei 1849 en de artikelen 3, 4, 5 en 6 van de wet van 15 mei 1849 zijn opgeheven.