Details





Titel:

29 JUNI 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 4, 7, 10, 22, 24, 31, 41, 44 en 56 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde



Inhoudstafel:


Art. 1-35



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1969122905  1970091501  1987003130  1992003823  1992003826  1992003833  1992003843  2002003195  2009003462  2012003213 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Dit koninklijk besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn (EU) 2017/2455 van de Raad van 5 december 2017 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG en Richtlijn 2009/132/EG wat betreft bepaalde btw-verplichtingen voor diensten en afstandsverkopen van goederen.
  Het koninklijk besluit voorziet eveneens in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn (EU) 2019/1995 van de Raad van 21 november 2019 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de bepalingen inzake afstandsverkopen en bepaalde binnenlandse leveringen van goederen.
  Ten slotte voorziet het koninklijk besluit in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.

Art.2. Artikel 16, § 1, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 december 2012 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 januari 2015, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 16. § 1. De in België gevestigde belastingplichtigen die in artikel 15, § 2, tweede lid, van het Wetboek bedoelde leveringen van goederen of in artikel 21bis, § 2, 9°, tweede lid, van het Wetboek bedoelde diensten verrichten, delen op elk moment ten behoeve van de ambtenaren van de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde, per kalenderjaar het totale bedrag mee van hun leveringen van goederen en van hun diensten die in aanmerking komen voor de berekening van de in de artikelen 15, § 2, tweede lid, 3°, en 21bis, § 2, 9°, tweede lid, c), van het Wetboek bedoelde drempels.
  Tenzij ze het voorwerp uitmaken van een factuur, worden de handelingen bedoeld in het eerste lid afzonderlijk ingeschreven in het in artikel 14, § 2, eerste lid, 3°, bedoelde dagboek van ontvangsten, met aanduiding van de aard van de verkochte goederen of diensten, de maatstaf van heffing, het bedrag van de verschuldigde belasting en de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen of die waar de ontvanger is gevestigd of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.".

Art.3. In artikel 18, § 7, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 juli 2015, wordt het eerste lid vervangen als volgt:
  " § 7. De belastingplichtigen gehouden tot de indiening van de in de artikelen 58ter, § 6, 58quater, § 6 en 58quinquies, § 6, van het Wetboek bedoelde aangifte, gebruiken de aangifteformulieren die bestaan uit een elektronisch bericht waarvan de inhoud is bepaald in de artikelen 58ter, § 6, tweede en derde lid, 58quater, § 6, tweede tot en met achtste lid en 58quinquies, § 6, tweede en derde lid, van het Wetboek. Zij sturen dat bericht naar het elektronisch adres dat te dien einde door de minister van Financiën of zijn gemachtigde werd gecreëerd.".

Art.4. Artikel 26bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 juli 2003 en vervangen bij het koninklijk besluit van 5 juli 2015, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 26bis. § 1. De in de artikelen 58ter en 58quater van het Wetboek bedoelde belastingplichtigen, met uitsluiting van de in artikel 54ter van het Wetboek bedoelde belastingplichtigen, voeren een boekhouding in de vorm van registers van de handelingen die in het kader van deze bijzondere regelingen worden verricht, overeenkomstig paragraaf 7 van die bepalingen.
  In de in het eerste lid bedoelde registers vermeldt de belastingplichtige voor elke handeling de gegevens bedoeld in artikel 63 quater, lid 1, van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.
  § 2. De in artikel 58quinquies van het Wetboek bedoelde belastingplichtigen, met uitsluiting van de in artikel 54ter van het Wetboek bedoelde belastingplichtigen, voeren een boekhouding in de vorm van een register van de handelingen die in het kader van deze bijzondere regeling worden verricht overeenkomstig paragraaf 7 van die bepaling.
  In het in het eerste lid bedoelde register vermeldt de belastingplichtige voor elke handeling de gegevens bedoeld in artikel 63 quater, lid 2, van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.
  Wanneer een in artikel 58quinquies, § 1, tweede lid, 2°, van het Wetboek bedoelde tussenpersoon handelt in naam en voor rekening van één of meer belastingplichtigen, houdt hij een dergelijk register bij voor elk van de belastingplichtigen die hij vertegenwoordigt.
  § 3. De in artikel 58sexies van het Wetboek bedoelde personen voeren een boekhouding in de vorm van een register van de handelingen die in het kader van deze bijzondere regeling worden verricht, overeenkomstig paragraaf 4 van die bepaling.
  In het in eerste lid bedoelde register neemt de persoon die voor rekening van de persoon voor wie de goederen zijn bestemd de goederen bij de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen aanbrengt, voor elke handeling op:
  1° een volgnummer;
  2° de datum van invoer of de periode waarin de invoer heeft plaatsgevonden;
  3° de naam en het adres van de geadresseerde van de ingevoerde goederen bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit nr. 7 van 29 december 1992 met betrekking tot de invoer van goederen voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde;
  4° de omschrijving van de ingevoerde goederen;
  5° de vermelding van het toepasselijke tarief, van de maatstaf van heffing en van het bedrag van de verschuldigde belasting voor elk goed in de zending;
  6° in voorkomend geval, de vermelding van de toepasselijke bepaling van de richtlijn of van de overeenkomstige nationale bepaling, of een andere vermelding dat de levering van goederen of de dienstverrichting is vrijgesteld;
  7° de intrinsieke waarde van de zending waarin de ingevoerde goederen zich bevinden;
  8° in voorkomend geval, de datum waarop de douaneaangifte werd geannuleerd en de bestemming van de goederen die werden opgenomen in die geannuleerde aangifte.
  Het in het eerste lid bedoelde register wordt op verzoek aan de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde ter inzage voorgelegd op het elektronische adres aangeduid door de minister van Financiën of zijn gemachtigde.".

Art.5. In hetzelfde besluit wordt een artikel 26ter ingevoegd, luidende:
  "Art. 26ter. § 1. De in artikel 54ter van het Wetboek bedoelde belastingplichtige neemt in de in dat artikel bedoelde registers, voor elke levering waarvoor hij handelt overeenkomstig de voorwaarden van artikel 13bis van het Wetboek en voor elke langs elektronische weg verrichte dienst waarvoor hij handelt overeenkomstig artikel 9 bis van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, de in artikel 63 quater, lid 1 of 2, van de voormelde Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 bedoelde gegevens op, indien hij ervoor gekozen heeft één van de bijzondere regelingen bedoeld in de artikelen 58ter, 58quater en 58quinquies van het Wetboek toe te passen.
  § 2. De in artikel 54ter van het Wetboek bedoelde belastingplichtige neemt in de in dat artikel bedoelde registers, voor elke levering waarvoor hij handelt overeenkomstig de voorwaarden van artikel 13bis van het Wetboek en voor elke langs elektronische weg verrichte dienst waarvoor hij handelt overeenkomstig artikel 9 bis van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde de volgende gegevens op, indien hij er niet voor gekozen heeft één van de bijzondere regelingen bedoeld in de artikelen 58ter, 58quater en 58quinquies van het Wetboek toe te passen:
  1° de lidstaat van verbruik waar de leveringen van goederen of diensten worden verricht;
  2° het soort verrichte dienst of de omschrijving en de hoeveelheid van de geleverde goederen;
  3° de datum waarop de levering van de goederen of de dienst is verricht;
  4° de maatstaf van heffing met vermelding van de gebruikte munteenheid;
  5° latere verhogingen of verlagingen van de maatstaf van heffing;
  6° het toegepaste btw-tarief;
  7° het verschuldigde btw-bedrag met vermelding van de gebruikte munteenheid;
  8° de datum en het bedrag van de ontvangen betalingen;
  9° eventuele ontvangen vooruitbetalingen voordat de levering van de goederen of de dienst is verricht;
  10° indien een factuur wordt uitgereikt, de op de factuur vermelde gegevens;
  11° met betrekking tot diensten, de gegevens om de plaats te bepalen waar de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, en met betrekking tot goederen, de gegevens om de plaats te bepalen waar de verzending of het vervoer van de goederen naar de afnemer begint en eindigt;
  12° enig bewijs van eventueel retourneren van goederen, met inbegrip van de maatstaf van heffing en het toegepaste btw-tarief;
  13° het ordernummer of het uniek nummer van de levering van goederen;
  14° het uniek verzendingsnummer wanneer die belastingplichtige rechtstreeks betrokken is bij de levering.
  § 3. De in artikel 54ter van het Wetboek bedoelde belastingplichtige neemt, voor elke andere handeling dan bedoeld in de paragrafen 1 en 2, de in artikel 54 quater, lid 2, van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde bedoelde gegevens op.
  § 4. Elk lid van een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek houdt de in de paragrafen 1 tot en met 3 bedoelde registers bij voor de handelingen die hem betreffen.
  § 5. De in paragrafen 1 tot en met 3 bedoelde registers worden op verzoek langs elektronische weg voorgelegd aan de belastingadministratie van de lidstaten waar de handelingen plaatsvinden.".

Art.6. In artikel 9 van het koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969 met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 mei 1984 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 juli 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt:
  " § 2. Wanneer de rechthebbende op teruggaaf een buiten de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige is die in België niet voor btw-doeleinden is geïdentificeerd of een niet-belastingplichtige rechtspersoon die niet in België is gevestigd en er geen belastbare handelingen verricht andere dan de intracommunautaire verwerving van nieuwe vervoermiddelen als bedoeld in artikel 8bis, § 2, van het Wetboek, moet hij een aanvraag tot teruggaaf indienen bij het KMO Centrum Specifieke Materies. De aanvraag moet bij die ambtenaar toekomen, in drie exemplaren, uiterlijk op 30 september van het kalenderjaar volgend op het tijdvak waarop het teruggaafverzoek betrekking heeft. Op de aanvraag tot teruggaaf wordt niet ingegaan indien zij betrekking heeft op een bedrag van minder dan 50 euro.";
  2° paragraaf 3 wordt opgeheven.

Art.7. In hetzelfde besluit wordt een artikel 9bis ingevoegd, luidende:
  "Art. 9bis. § 1. In afwijking van artikel 9 mag elke belastingplichtige die gebruikmaakt van één van de bijzondere regelingen bedoeld in titel XII, hoofdstuk 6, van de Richtlijn 2006/112/EG, met uitsluiting van de belastingplichtigen gehouden tot indiening van de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde aangifte, de belastingen geheven van de aan hem geleverde goederen en verstrekte diensten die verband houden met zijn onder die bijzondere regeling vallende handelingen, recupereren bij wijze van teruggaaf volgens de in dit artikel vastgestelde modaliteiten.
  § 2. Wanneer de rechthebbende op de in paragraaf 1 bedoelde teruggaaf in België is gevestigd, dient hij een aanvraag tot teruggaaf in bij de bevoegde dienst van de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde waaronder hij ressorteert. De aanvraag wordt in twee exemplaren naar deze dienst toegestuurd vóór het verstrijken van het derde kalenderjaar volgend op dat waarin de oorzaak van de teruggaaf zich heeft voorgedaan.
  Wanneer de rechthebbende op de in paragraaf 1 bedoelde teruggaaf niet in België maar in een andere lidstaat is gevestigd, dient hij een aanvraag tot teruggaaf in overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 56 van 9 december 2009 met betrekking tot de teruggaaf inzake belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen gevestigd in een andere lidstaat dan de lidstaat van teruggaaf.
  Wanneer de rechthebbende op de in paragraaf 1 bedoelde teruggaaf niet in de Gemeenschap is gevestigd, dient hij een aanvraag tot teruggaaf in bij het KMO Centrum Specifieke Materies. De aanvraag wordt in drie exemplaren naar deze dienst toegestuurd uiterlijk op 30 september van het kalenderjaar volgend op het tijdvak waarop het teruggaafverzoek betrekking heeft. Op de aanvraag tot teruggaaf wordt niet ingegaan wanneer zij betrekking heeft op een bedrag van minder dan 50 euro.
  § 3. De minister van Financiën of zijn gemachtigde bepaalt de vorm van de aanvragen tot teruggaaf, de over te leggen stukken en de modaliteiten van de teruggaven.".

Art.8. In artikel 5, § 1, van het koninklijk besluit nr. 7 van 29 december 1992 met betrekking tot de invoer van goederen voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 juni 2013, worden de woorden "artikel 58sexies van het Wetboek en" ingevoegd tussen de woorden "het bepaalde in" en de woorden "de paragrafen 2 en 3".

Art.9. In artikel 6, § 2, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 februari 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "of overnemer" telkens opgeheven;
  2° in het tweede lid worden de woorden "verkoper of overdrager" telkens vervangen door het woord "leverancier";
  3° de paragraaf wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "In afwijking van het eerste en het tweede lid is de geadresseerde:
  1° de leverancier voor de invoer van andere goederen dan accijnsproducten, in zendingen met een intrinsieke waarde van meer dan 150 euro, verricht ten behoeve van een afstandsverkoop van uit derdelandsgebieden of derde landen ingevoerde goederen die plaatsvindt in een andere lidstaat dan België;
  2° de verkrijger voor de invoer van andere goederen dan accijnsproducten, in zendingen met een intrinsieke waarde van niet meer dan 150 euro, verricht ten behoeve van een afstandsverkoop van uit derdelandsgebieden of derde landen ingevoerde goederen wanneer de persoon die voor rekening van de persoon voor wie de goederen zijn bestemd de goederen bij de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen aanbrengt, gebruikmaakt van de bijzondere regeling bedoeld in artikel 58sexies van het Wetboek;
  3° de leverancier voor de invoer van andere goederen dan accijnsproducten, in zendingen met een intrinsieke waarde van niet meer dan 150 euro, verricht voor een afstandsverkoop van uit derdelandsgebieden of derde landen ingevoerde goederen wanneer de persoon die voor rekening van de persoon voor wie de goederen zijn bestemd de goederen bij de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen aanbrengt geen gebruikmaakt van de bijzondere regeling bedoeld in artikel 58sexies van het Wetboek en wanneer de bijzondere regeling bedoeld in artikel 58quinquies van het Wetboek niet wordt toegepast.".

Art.10. Artikel 7, § 1, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 januari 2015, wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "In de situaties bedoeld in artikel 58sexies van het Wetboek maakt de toepassing van de in die bepaling bedoelde bijzondere regeling het voorwerp uit van een vermelding aangebracht met het elektronisch systeem voor de indiening van douaneaangiften dat de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen gebruikt om aangiften voor het verbruik te aanvaarden.".

Art.11. In artikel 9, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "in artikel 7, § 2" vervangen door de woorden "in artikel 7, § 1, derde lid of § 2".

Art.12. Artikel 18 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 juni 2015, wordt opgeheven.

Art.13. In het opschrift van het koninklijk besluit nr. 10 van 29 december 1992 met betrekking tot de uitoefeningsmodaliteiten van de keuzen, bedoeld in de artikelen 15, § 2, derde lid, 21bis, § 2, 9°, vierde lid, 25ter, § 1, tweede lid, 2°, tweede lid en 44, § 3, 2°, d), van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, de aangiften van aanvang, wijziging, stopzetting van activiteit en de voorafgaande kennisgevingen inzake de belasting over de toegevoegde waarde, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 november 2019, worden de woorden "15, § 2, derde lid" vervangen door de woorden "15, § 2, vierde lid".

Art.14. Artikel 7 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 juni 2019, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 7. § 1. Iedere uitsluitend in België gevestigde belastingplichtige, die gebruikmaakt van de in artikel 58quater van het Wetboek bedoelde bijzondere regeling en die vanuit België intracommunautaire afstandsverkopen van goederen verricht, waarvan het totale bedrag, exclusief btw, samen met het totale bedrag, exclusief btw, van de diensten bedoeld in artikel 21bis, § 2, 9°, tweede lid, b), van het Wetboek, tijdens het voorgaande en lopende kalenderjaar de drempel van 10.000 euro niet heeft overschreden, wordt geacht ervoor te kiezen de plaats van de door hem vanuit België verrichte intracommunautaire afstandsverkopen van goederen te bepalen in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen.
  De in het eerste lid bedoelde keuze gaat in:
  1° wanneer de belastingplichtige de bijzondere regeling bedoeld in artikel 58quater nog niet gebruikt: op de dag dat de bijzondere regeling van toepassing is overeenkomstig artikel 57 quinquies van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde;
  2° wanneer de belastingplichtige de bijzondere regeling bedoeld in artikel 58quater van het Wetboek al gebruikt: vanaf de eerste door de belastingplichtige vanuit België verrichte intracommunautaire afstandsverkoop van goederen of de eerste door de belastingplichtige verrichte dienst bedoeld in artikel 21bis, § 2, 9°, tweede lid, b), van het Wetboek.
  In de gevallen dat de belastingplichtige die bijzondere regeling al toepast vóór 1 juli 2021, gaat de keuze in op die datum.
  De in het eerste lid bedoelde keuze geldt tot 31 december van het tweede jaar volgend op de in het tweede of derde lid bedoelde datum. De keuze blijft evenwel van toepassing zolang de belastingplichtige van de in artikel 58quater van het Wetboek bedoelde regeling gebruikmaakt en neemt een einde op de dag dat de belastingplichtige niet langer van de bijzondere regeling gebruikmaakt.
  Deze keuze geldt eveneens om de plaats van de diensten bedoeld in artikel 21bis, § 2, 9°, tweede lid, b), van het Wetboek te bepalen in de lidstaat waar de ontvanger van de dienst is gevestigd of waar hij zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.
  § 2. Iedere uitsluitend in België gevestigde belastingplichtige, die geen gebruikmaakt van de in artikel 58quater van het Wetboek bedoelde bijzondere regeling, die vanuit België intracommunautaire afstandsverkopen van goederen verricht, waarvan het totale bedrag, exclusief btw, samen met het totale bedrag, exclusief btw, van de diensten bedoeld in artikel 21bis, § 2, 9°, tweede lid, b), van het Wetboek, tijdens het voorafgaande en het lopende kalenderjaar de drempel van 10.000 euro niet heeft overschreden en die ervoor kiest de plaats van de door hem verrichte intracommunautaire afstandsverkopen te bepalen in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen, stelt de dienst van de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde waaronder hij ressorteert bij aangetekende zending van die keuze op de hoogte.
  Deze zending vermeldt:
  1° de naam of de maatschappelijke benaming van de belastingplichtige en het adres van zijn administratieve hoofdzetel of de maatschappelijke zetel alsook het identificatienummer dat hem door de lidstaat van identificatie werd toegekend voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde;
  2° de lidstaten van aankomst van de verzonden of vervoerde goederen ter bestemming waarvan de belastingplichtige de in het eerste lid bedoelde handelingen verricht;
  3° de datum alsook de naam en de hoedanigheid van de ondertekenaar.
  De overeenkomstig het eerste lid gemaakte keuze gaat in op de datum van de aangetekende zending en geldt tot 31 december van het tweede jaar dat op die datum volgt.
  Deze keuze geldt eveneens om de plaats van de diensten bedoeld in artikel 21bis, § 2, 9°, tweede lid, b), van het Wetboek te bepalen in de lidstaat waar de ontvanger is gevestigd of waar hij zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.
  § 3. De in paragraaf 2 bedoelde belastingplichtige doet aangifte volgens de modaliteiten van de mededeling van de keuze bedoeld in de paragraaf 2, eerste en tweede lid, van de overschrijding van de drempel van 10.000 euro, bedoeld in artikel 15, § 2, tweede lid, 3°, van het Wetboek, vanaf de eerste handeling, in haar geheel beschouwd, waardoor de drempel is overschreden en van de datum vanaf wanneer die overschrijding plaatsvond.
  De belastingplichtige is evenwel van die verklaring ontslagen wanneer een dergelijke verklaring in de loop van het voorafgaande kalenderjaar werd ingediend of wanneer hij in de loop van één van de twee voorafgaande kalenderjaren of in het lopende kalenderjaar de keuze bedoeld in dit artikel heeft gemaakt.
  De minister van Financiën of zijn gemachtigde bepaalt de vorm en de manier waarop de verklaring wordt gedaan.".

Art.15. Artikel 7ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 7 november 2019, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 7ter § 1. Iedere uitsluitend in België gevestigde belastingplichtige, die gebruikmaakt van de in artikel 58quater van het Wetboek bedoelde bijzondere regeling en die in artikel 21bis, § 2, 9°, tweede lid, b), van het Wetboek bedoelde diensten verricht, waarvan het totale bedrag, exclusief btw, samen met het totale bedrag, exclusief btw, van de intracommunautaire afstandsverkopen van goederen vanuit België, in het vorige en lopende kalenderjaar de drempel van 10.000 euro niet heeft overschreden, wordt geacht ervoor te kiezen de plaats van die diensten te bepalen in de lidstaat waar de afnemer van de dienst gevestigd is of waar die zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.
  De in het eerste lid bedoelde keuze gaat in:
  1° wanneer de belastingplichtige de bijzondere regeling bedoeld in artikel 58quater nog niet gebruikt: op de dag dat de bijzondere regeling van toepassing is overeenkomstig artikel 57 quinquies van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde;
  2° wanneer de belastingplichtige de bijzondere regeling bedoeld in artikel 58quater van het Wetboek al gebruikt: vanaf de eerste door de belastingplichtige verrichte dienst bedoeld in artikel 21bis, § 2, 9°, tweede lid, b), van het Wetboek of de eerste door de belastingplichtige vanuit België verrichte intracommunautaire afstandsverkoop van goederen.
  In de gevallen dat de belastingplichtige die bijzondere regeling al toepast vóór 1 juli 2021, gaat de keuze in op die datum.
  De in het eerste lid bedoelde keuze geldt tot 31 december van het tweede jaar volgend op de in het tweede of derde lid bedoelde datum. De keuze blijft evenwel van toepassing zolang de belastingplichtige van de in artikel 58quater van het Wetboek bedoelde regeling gebruikmaakt en neemt een einde op de dag dat de belastingplichtige niet langer van de bijzondere regeling gebruikmaakt.
  Deze keuze geldt eveneens om de plaats van de door de belastingplichtige vanuit België verrichte intracommunautaire afstandsverkopen van goederen te bepalen in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen.
  § 2. Iedere uitsluitend in België gevestigde belastingplichtige die geen gebruikmaakt van de in artikel 58quater van het Wetboek bedoelde bijzondere regeling, die diensten bedoeld in artikel 21bis, § 2, 9°, tweede lid, b), van het Wetboek verricht, waarvan het totale bedrag, exclusief btw, samen met het totale bedrag, exclusief btw, van de intracommunautaire afstandsverkopen van goederen vanuit België, in het vorige en lopende kalenderjaar de drempel van 10.000 euro niet heeft overschreden en die ervoor kiest de plaats van deze diensten te bepalen in de lidstaat waar de ontvanger van de dienst is gevestigd of waar die zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, stelt de dienst van de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde waaronder hij ressorteert bij aangetekende zending van die keuze op de hoogte.
  Deze zending vermeldt:
  1° de naam of de maatschappelijke benaming van de belastingplichtige en het adres van zijn administratieve hoofdzetel of maatschappelijke zetel alsook het identificatienummer dat hem werd toegekend voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde krachtens artikel 50 van het Wetboek;
  2° de lidstaat of de lidstaten waar de diensten plaatsvinden overeenkomstig artikel 21bis, § 2, 9°, eerste lid, van het Wetboek;
  3° de datum alsook de naam en de hoedanigheid van de ondertekenaar.
  De overeenkomstig het eerste lid gemaakte keuze gaat in op de datum van de aangetekende zending en geldt tot 31 december van het tweede jaar dat op die datum volgt.
  Deze keuze geldt eveneens om de plaats van de door de belastingplichtige verrichte intracommunautaire afstandsverkopen van goederen vanuit België te bepalen in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen.
  § 3. De belastingplichtige bedoeld in paragraaf 2 die diensten verricht bedoeld in artikel 21bis, § 2, 9°, tweede lid, b), van het Wetboek, doet aangifte volgens de modaliteiten van de mededeling van de keuze bedoeld in paragraaf 2, eerste en tweede lid, van de overschrijding van de drempel van 10.000 euro bedoeld in artikel 21bis, § 2, 9°, tweede lid, c), van het Wetboek, vanaf de eerste handeling, in haar geheel beschouwd, waardoor de drempel is overschreden en van de datum vanaf wanneer die overschrijding plaatsvond.
  De belastingplichtige is evenwel van die verklaring ontslagen wanneer een dergelijke verklaring in de loop van het voorafgaande kalenderjaar werd ingediend of wanneer hij in de loop van één van de twee voorafgaande kalenderjaren of in het lopende kalenderjaar de keuze bedoeld in dit artikel heeft gemaakt, met inbegrip van de keuze gemaakt krachtens dit artikel in de vóór 1 juli 2021 toepasselijke versie.
  De minister van Financiën of zijn gemachtigde bepaalt de vorm en de manier waarop de verklaring wordt gedaan.".

Art.16. In artikel 2, § 3, van het koninklijk besluit nr. 22 van 15 september 1970 met betrekking tot de bijzondere regeling voor landbouwondernemers inzake belasting over de toegevoegde waarde, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 april 1993 en vervangen bij het koninklijk besluit van 30 april 2013, worden de woorden "leveringen van goederen verricht onder de voorwaarden van artikel 15, §§ 2 en 3," vervangen door de woorden "intracommunautaire afstandsverkopen van goederen verricht onder de voorwaarden van artikel 15, § 2,".

Art.17. Artikel 4ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 april 1993 en vervangen bij het koninklijk besluit van 30 april 2013, wordt opgeheven.

Art.18. In artikel 5bis, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 april 1993 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 december 2009, worden de woorden "9, §§ 2 en 3," vervangen door de woorden "9, § 2, 9bis".

Art.19. In het koninklijk besluit nr. 24 van 29 december 1992 met betrekking tot de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, laatstelijk gewijzigd door het koninklijk besluit van 9 december 2019, wordt het opschrift van afdeling 1 vervangen als volgt:
  "Afdeling 1. - Betalingen op de rekeningen van "Btw-Ontvangsten" Brussel, "Inning en Invordering", "Inning NETP" en "Mini One Stop Shop - VAT BE"".

Art.20. In afdeling 1 van hetzelfde besluit, wordt het opschrift van onderafdeling 3, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 juli 2003 en waarvan het opschrift is vervangen bij het koninklijk besluit van 5 juli 2015, vervangen als volgt:
  "Onderafdeling 3. - Betaling op de postrekening "Inning NETP"".

Art.21. Artikel 13bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 juli 2003 en vervangen bij het koninklijk besluit van 5 juli 2015, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 13bis. De betaling van de belasting bedoeld in de artikelen 58ter, § 6, vierde lid, 58quater, § 6, vierde lid en 58quinquies, § 6, vierde lid, van het Wetboek waarvan de opeisbaarheid blijkt uit de aangifte bedoeld in de artikelen 58ter, § 6, 58quater, § 6 en 58quinquies, § 6, van het Wetboek wordt gedaan op de postrekening BE32 6792 0036 3402 van "Inning NETP".
  De betaling door de schuldenaar van de belasting op de postrekening wordt gedaan door storting of overschrijving met vermelding van de gestructureerde mededeling die hem werd ter kennis gebracht door de administratie. Zij heeft uitwerking op de datum bepaald overeenkomstig artikel 4, § 1.".

Art.22. In afdeling 1 van hetzelfde besluit, wordt het opschrift van onderafdeling 4, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 5 juli 2015, vervangen als volgt:
  "Onderafdeling 4. - Betaling op de postrekening van "Mini One Stop Shop - VAT BE"".

Art.23. Artikel 13ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 5 juli 2015, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 13ter. De betaling van de belasting bedoeld in de artikelen 58ter, § 5, derde lid en 58quater, § 5, vierde lid, van het Wetboek waarvan de opeisbaarheid blijkt uit de aangifte bedoeld in de artikelen 58ter, § 5 en 58quater, § 5, van het Wetboek, zoals deze bepalingen van toepassing zijn tot en met 30 juni 2021, met betrekking tot een tijdvak voorafgaand aan 1 juli 2021, wordt gedaan op de postrekening BE78 6792 0036 2186 van "Mini One Stop Shop - VAT BE".
  Wanneer een aangifte bedoeld in de artikelen 58ter, § 5 en 58quater, § 5, van het Wetboek, zoals deze bepalingen van toepassing zijn tot en met 30 juni 2021, wordt ingediend vanaf 1 juli 2021 en betrekking heeft op een tijdvak dat deze datum voorafgaat, wordt de betaling van de belasting gedaan op de in het eerste lid vermelde postrekening.
  Wanneer verbeteringen worden aangebracht aan een aangifte met betrekking tot een tijdvak voorafgaand aan 1 juli 2021, waardoor belasting aan de Schatkist wordt gestort, wordt de betaling eveneens gedaan op de in het eerste lid daartoe voorziene postrekening.".

Art.24. Artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 31 van 2 april 2002 met betrekking tot de toepassingsmodaliteiten van de belasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van de handelingen verricht door niet in België gevestigde belastingplichtigen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 november 2019, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 1. § 1. De niet in België gevestigde belastingplichtige die overeenkomstig artikel 55, § 1 of § 2, van het Wetboek een aansprakelijke vertegenwoordiger laat erkennen, richt een verzoek aan het KMO Centrum Specifieke Materies waarin hij de volledige identiteit vermeldt van de aansprakelijke vertegenwoordiger die hij de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde ter erkenning voorstelt.
  Het verzoek wordt ingediend op een formulier dat bij het KMO Centrum Specifieke Materies ter beschikking wordt gesteld van de betrokkenen en waarvan het model wordt bepaald door de minister van Financiën of zijn afgevaardigde.
  Dit verzoek vergezelt de aangifte van aanvang van werkzaamheid voorgeschreven door artikel 53, § 1, eerste lid, 1°, van het Wetboek, tenminste indien de niet in België gevestigde belastingplichtige niet reeds in België voor btw-doeleinden zou zijn geïdentificeerd.
  Het KMO Centrum Specifieke Materies geeft de niet in België gevestigde belastingplichtige en de aansprakelijke vertegenwoordiger kennis van de erkenning. Tegelijkertijd, in de mate waarin de belastingplichtige niet reeds voor btw-doeleinden is geïdentificeerd in België, deelt het KMO Centrum Specifieke Materies hem, evenals aan zijn aansprakelijke vertegenwoordiger, ook het identificatienummer voor de belasting over de toegevoegde waarde mee dat hem is toegekend.
  § 2. Wanneer een niet in België gevestigde belastingplichtige aan wie een identificatienummer is toegekend, de erkenning van zijn aansprakelijke vertegenwoordiger wil schrappen maar zijn werkzaamheid hier te lande voortzet, of zijn aansprakelijke vertegenwoordiger wil vervangen door een andere, doet hij daarvan aangifte bij het KMO Centrum Specifieke Materies.
  De aansprakelijkheid van de aansprakelijke vertegenwoordiger wiens erkenning is ingetrokken of die wordt vervangen, is onder die omstandigheden beperkt tot de handelingen verricht door de niet in België gevestigde belastingplichtige tot de datum van aanvaarding door de administratie van het verzoek dat het voorwerp uitmaakt van die aangifte.".

Art.25. In artikel 2, § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden "Centraal btw-kantoor voor buitenlandse belastingplichtigen" telkens vervangen door de woorden "KMO Centrum Specifieke Materies".

Art.26. In hetzelfde besluit wordt een artikel 2bis ingevoegd, luidende:
  "Art. 2bis. Voorafgaand aan zijn identificatie, verkrijgt de tussenpersoon bedoeld in artikel 58quinquies, § 3, eerste lid, van het Wetboek, op basis van de aangifte bedoeld in deze bepaling een erkenning van het KMO Centrum Specifieke Materies.
  Het KMO Centrum Specifieke Materies geeft de in het eerste lid bedoelde tussenpersoon kennis van de erkenning en deelt hem tegelijkertijd het identificatienummer voor de belasting over de toegevoegde waarde mee dat hem is toegekend, alsook het nummer dat is toegekend aan de belastingplichtige of belastingplichtigen voor wie hij is aangesteld, overeenkomstig artikel 58quinquies, § 4, tweede en derde lid, van het Wetboek.".

Art.27. Artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 17 maart 2019, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 3. § 1. De in artikel 1 bedoelde aansprakelijke vertegenwoordiger of de in artikel 2 bedoelde vooraf erkende persoon is bekwaam om contracten aan te gaan, is in België gevestigd en aanvaardt de belastingplichtige te vertegenwoordigen.
  De in artikel 2bis bedoelde tussenpersoon is bekwaam om contracten aan te gaan, is in België gevestigd en aanvaardt om in naam en voor rekening van de belastingplichtige de verplichtingen na te komen waarin de in artikel 58quinquies van het Wetboek bedoelde bijzondere regeling voorziet.
  § 2. Tot waarborg van de invordering van alle bedragen die respectievelijk ten laste van de vertegenwoordigde belastingplichtige(n) of van de tussenpersoon opeisbaar zouden kunnen worden aan belastingen, geldboeten, nalatigheidsinteresten en kosten, wordt een zekerheid gevraagd.
  De zekerheid kan bestaan uit een borgtocht in speciën, een borgtocht in effecten of een persoonlijke borgstelling van een verzekeringsonderneming, van een bank of een private spaarkas die hun activiteiten in België mogen uitoefenen.
  § 3. Het bedrag van de zekerheid bedoeld in paragraaf 2 wordt vastgesteld op tien pct. van het saldo van de verschuldigde belasting voor een periode van twaalf kalendermaanden dat voortvloeit uit de in artikelen 53, § 1, eerste lid, 2°, 58ter, § 6, 58quater, § 6 en 58quinquies, § 6, van het Wetboek bedoelde aangiften die zijn ingediend tijdens het voorafgaande kalenderjaar:
  1° door de niet in België gevestigde belastingplichtige wat de aansprakelijke vertegenwoordiger bedoeld in artikel 1 betreft;
  2° voor het geheel van de vertegenwoordigde belastingplichtigen wat de vooraf erkende persoon bedoeld in artikel 2 betreft;
  3° door de tussenpersoon bedoeld in artikel 2bis wat die tussenpersoon betreft.
  Wanneer een dergelijke referentie naar de in het eerste lid bedoelde verschuldigde belasting ontbreekt, wordt het bedrag van de zekerheid door de administratie voorlopig vastgesteld op basis van de ramingen van de aansprakelijk vertegenwoordiger, van de vooraf erkende persoon of van de tussenpersoon. Ze wordt definitief vastgesteld ten laatste op 30 april van het daaropvolgende jaar overeenkomstig de modaliteiten bedoeld in het eerste lid.
  Wanneer een vooraf erkende persoon beschikt over twee globale nummers, wordt het bedrag van de zekerheid volgens de in het eerste en tweede lid bedoelde toepassingsmodaliteiten bepaald voor het geheel van de verrichte handelingen onder de twee nummers en kan het zonder onderscheid, geheel of gedeeltelijk, worden gebruikt om de invordering te waarborgen van de verschuldigde bedragen voor de handelingen verricht onder het ene of het andere van deze twee nummers.
  Het bedrag van de overeenkomstig het eerste tot derde lid vastgestelde zekerheid mag niet lager zijn dan 7.500 euro en niet hoger dan een miljoen euro.
  Het bedrag van de zekerheid wordt vastgesteld voor een periode die eindigt op 31 december van het tweede jaar dat volgt op het jaar waarin de zekerheid werd vastgesteld.
  § 4. De in artikel 1 bedoelde aansprakelijke vertegenwoordiger, de in artikel 2 bedoelde vooraf erkende persoon of de in artikel 2bis bedoelde tussenpersoon kan aan het einde van de in paragraaf 3, vijfde lid, bedoelde periode om een herziening verzoeken van het bedrag van de zekerheid, in functie van het saldo van de verschuldigde belasting bedoeld in paragraaf 3, eerste lid, wanneer het vastgestelde verschil in dat saldo een verlaging van het bedrag van die zekerheid met zich meebrengt.
  De administratie herziet het bedrag van deze zekerheid aan het einde van de in paragraaf 3, vijfde lid, bedoelde periode, in functie van het saldo van de verschuldigde belasting bedoeld in paragraaf 3, eerste lid, wanneer het vastgestelde verschil in dat saldo een verhoging van het bedrag van deze zekerheid met zich meebrengt.
  Het bedrag van de zekerheid wordt niet herzien wanneer het verschil tussen de in aanmerking te nemen bedragen minder dan 10 pct. bedraagt.".

Art.28. Artikel 7 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 maart 2010, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 7. § 1. De niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige die in België niet voor btw-doeleinden dient te worden geïdentificeerd overeenkomstig artikel 50, § 1, eerste lid, 3°, a), van het Wetboek, kan teruggaaf verkrijgen van de belasting geheven van de hem geleverde goederen, van de hem verstrekte diensten en van de door hem verrichte invoeren in het binnenland, mits een aanvraag tot teruggaaf wordt ingediend bij het KMO Centrum Specifieke Materies. Hij kan evenwel geen teruggaaf verkrijgen van de belasting geheven van de handelingen die hij heeft verricht of die hem werden verstrekt in het binnenland onder het btw-identificatienummer dat overeenkomstig artikel 50, § 3, van het Wetboek, werd toegekend aan een vooraf erkende persoon bedoeld in artikel 2, § 1.
  § 2. Iedere niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige die in België voor btw-doeleinden is geïdentificeerd overeenkomstig artikel 50, § 1, eerste lid, 3°, a), van het Wetboek ingevolge het feit dat hij gebruikmaakt van de bijzondere regeling bedoeld in artikel 58quater van het Wetboek, kan teruggaaf verkrijgen van de belasting geheven van de aan hem geleverde goederen, van de hem verstrekte diensten en van de door hem verrichte invoeren in het binnenland, mits een aanvraag tot teruggaaf wordt ingediend bij het KMO Centrum Specifieke Materies.
  § 3. De aanvraag wordt in drie exemplaren naar de in de paragrafen 1 en 2 bedoelde dienst toegestuurd, uiterlijk op 30 september van het kalenderjaar volgend op het tijdvak waarop het teruggaafverzoek betrekking heeft.
  De minister van Financiën of zijn gemachtigde bepaalt de vorm van de aanvraag tot teruggaaf, de over te leggen stukken en de modaliteiten van de teruggaaf.
  § 4. De teruggaaf geschiedt rekening houdend met de bankgegevens vermeld in de aanvraag bedoeld in de paragrafen 1 en 2. De bankkosten voor de verrichting van de teruggaaf worden in voorkomend geval in mindering gebracht van het voor teruggaaf vatbare bedrag.
  De teruggaaf die niet kan worden uitgevoerd op de in het eerste lid beschreven wijze, geschiedt door middel van een postassignatie gesteld op naam van de rechthebbende op teruggaaf.
  § 5. Op de aanvraag tot teruggaaf wordt niet ingegaan indien zij betrekking heeft op een bedrag van minder dan 50 euro.".

Art.29. In afdeling 1 van tabel G van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 41 van 30 januari 1987 tot vaststelling van het bedrag van de proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 oktober 1993 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 maart 2021, wordt het opschrift van rubriek Ibis vervangen als volgt:
  "Ibis. Gehele of gedeeltelijke niet-betaling of niet-tijdige betaling van de verschuldigde belasting waarvan de opeisbaarheid blijkt uit de ingediende aangifte bedoeld in de artikelen 58ter, § 6, 58quater, § 6 en 58quinquies, § 6, van het Wetboek die nog verschuldigd blijft de tiende dag van de tweede maand die volgt op het kalenderkwartaal waarvoor de voormelde aangifte werd ingediend.".

Art.30. In afdeling 2 van tabel G van de bijlage bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 oktober 1993 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 maart 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in rubriek VIII, wordt het vijfde punt vervangen als volgt:
  "5. Inbreuken in verband met het onrechtmatig toepassen of inroepen van de verleggingsregeling bedoeld in artikel 5, § 3, van het koninklijk besluit nr. 7 van 29 december 1992 met betrekking tot de invoer van goederen voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde.


 Het bedrag van de verschuldigde belasting voor een gecontroleerde periode van één jaar (10) is:
5 pct. van de belasting waarvoor de verleggingsregeling onrechtmatig werd toegepast of ingeroepen- minder dan of gelijk aan 1.250 EUR
10 pct. van de belasting waarvoor de verleggingsregeling onrechtmatig werd toegepast of ingeroepen'';- meer dan 1.250 EUR
 (10) Indien de controleperiode korter of langer is dan één jaar wordt het bedrag van 1.250 EUR proportioneel verminderd of verhoogd.
2° het opschrift van rubriek IX wordt vervangen als volgt:
  "IX. Overtredingen met betrekking tot de vrijstellingen bedoeld in artikel 40, § 1, 1°, 1° bis en 2°, en § 4, van het Wetboek";
  3° een rubriek IXbis wordt ingevoegd, luidende:


''IXbis. Gehele of gedeeltelijke niet-betaling of niet-tijdige betaling van de verschuldigde belasting waarvan de opeisbaarheid blijkt uit de ingediende aangifte bedoeld in artikel 58sexies, § 3, van het Wetboek en die nog verschuldigd blijft op de zeventiende dag van de maand die volgt op het tijdvak waarop de aangifte betrekking heeft.10 pct. van de verschuldigde belasting''.
Art.31. In afdeling 1 van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 44 van 9 juli 2012 tot vaststelling van het bedrag van de niet-proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 december 2019, wordt het opschrift van rubriek II vervangen als volgt:
  "II. Aangiften bedoeld in de artikelen 53ter, 1°, 58ter, § 6, 58quater, § 6, en 58quinquies, § 6, van het Wetboek en in artikel 18, § 7, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 1 en artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 14".

Art.32. Artikel 2, § 1, 2°, van het koninklijk besluit nr. 56 van 9 december 2009 met betrekking tot de teruggaaf inzake belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen gevestigd in een andere lidstaat dan de lidstaat van teruggaaf wordt aangevuld met de bepaling onder c), luidende:
  "c) leveringen van goederen of diensten waarvoor de belastingplichtige gebruikmaakt van de bijzondere regeling bedoeld in titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 3 of 4, van de Richtlijn 2006/112/EG.".

Art.33. Artikel 25, § 1, 5°, van hetzelfde besluit, wordt aangevuld met de bepaling onder c), luidende:
  "c) leveringen van goederen of diensten waarvoor de belastingplichtige gebruikmaakt van één van de bijzondere regelingen bedoeld in de artikelen 58quater of 58quinquies van het Wetboek;".

Art.34. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2021.
  In afwijking van het eerste lid treedt artikel 27 van het huidige besluit in werking op 1 oktober 2021.

Art. 35. De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.