Details





Titel:

27 DECEMBER 2021. - Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Vrijstelling voor politieke, syndicale, religieuze, levensbeschouwelijke, vaderlandslievende, filantropische of staatsburgerlijke instellingen
Art. 3
HOOFDSTUK 3. - Gemeubeld logies
Art. 4-5
HOOFDSTUK 4. - Aftrek van de belasting
Art. 6-7
HOOFDSTUK 5. - Mededeling van het btw-identificatienummer
Art. 8-9
HOOFDSTUK 6. - Bijzondere regelingen - Opheffing van de regeling van forfaitaire grondslagen van aanslag - Aanpassing van de regeling voor landbouwondernemingen
Art. 10-12
HOOFDSTUK 7. - Technische aanpassing met betrekking tot de nationale regelgeving
Art. 13-14
HOOFDSTUK 8. - Teruggaaf van belasting
Art. 15
HOOFDSTUK 9. - Verlaagd btw-tarief voor haarprothesen
Art. 16-17
HOOFDSTUK 10. - Verlaagd btw-tarief voor onroerende handelingen met betrekking tot privéwoningen voor gehandicapten
Art. 18-19
HOOFDSTUK 11. - Plaatsbepalingsregels voor afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of derde land ingevoerde goederen
Art. 20-22
HOOFDSTUK 12. - Afschaffing van het attest van de afnemer inzake werken in onroerende staat verricht aan privéwoningen
Art. 23-27
HOOFDSTUK 13. - Bijzondere regeling voor de deeleconomie
Art. 28-29
HOOFDSTUK 14. - Wijziging van het artikel 91 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde
Art. 30
HOOFDSTUK 15. - Bekrachtiging van koninklijke besluiten genomen in uitvoering van artikel 37, § 1, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde
Art. 31



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1969070305  1970072012  2021031266  2021033316  2021042511 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art.2. Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.
  De wet voorziet eveneens in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 86/560/EEG van de Raad van 17 november 1986 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting - Regeling voor de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen en van Richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling van nadere voorschriften voor de in Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat gevestigd zijn.
  Ten slotte voorziet deze wet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn (EU) 2017/2455 van de Raad van 5 december 2017 tot wijziging van richtlijn 2006/112/EG en Richtlijn 2009/132/EG wat betreft bepaalde btw-verplichtingen voor diensten en afstandsverkopen van goederen en van Richtlijn (EU) 2019/1995 van de Raad van 21 november 2019 tot wijziging van richtlijn 2006/112/EG wat betreft de bepalingen inzake afstandsverkopen en bepaalde binnenlandse leveringen van goederen.

HOOFDSTUK 2. - Vrijstelling voor politieke, syndicale, religieuze, levensbeschouwelijke, vaderlandslievende, filantropische of staatsburgerlijke instellingen
Art.3. In artikel 44, § 2, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juli 2018, wordt de bepaling onder 11° vervangen als volgt:
  "11° de diensten en de nauw daarmee samenhangende leveringen van goederen ten behoeve en in het gemeenschappelijk belang van hun leden, verricht tegen betaling van een krachtens de statuten bepaalde bijdrage, door instellingen die geen winst beogen en doeleinden van politieke, syndicale, religieuze, levensbeschouwelijke, vaderlandslievende, filantropische of staatsburgerlijke aard nastreven, op voorwaarde dat deze vrijstelling niet tot concurrentieverstoring kan leiden;".

HOOFDSTUK 3. - Gemeubeld logies
Art.4. In artikel 44, § 3, 2°, a), van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 14 oktober 2018, wordt de bepaling onder het derde streepje vervangen als volgt:
  "- het verschaffen, voor een periode van minder dan drie maanden, van gemeubeld logies in hotels, motels en inrichtingen met een soortgelijke functie waar gewoonlijk aan betalende gasten onderdak wordt verleend voor een periode van minder dan drie maanden, tenzij die inrichtingen geen van de volgende nauw samenhangende diensten verrichten: instaan voor het fysiek onthaal van de gasten, de terbeschikkingstelling van huishoudlinnen en, wanneer het gemeubeld logies wordt verstrekt voor een periode van meer dan een week, de vervanging ervan tenminste eenmaal per week, en het dagelijks verschaffen van het ontbijt, door de exploitant van het logies of door een derde voor zijn rekening;".

Art.5. Artikel 4 treedt in werking op 1 juli 2022.

HOOFDSTUK 4. - Aftrek van de belasting
Art.6. In artikel 46 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 28 december 1992, wordt paragraaf 2 vervangen als volgt:
  " § 2. In afwijking van paragraaf 1, kan de belastingplichtige, op grond van een voorafgaandelijke kennisgeving aan de administratie belast met de belasting op de toegevoegde waarde, het recht op aftrek uitoefenen met inachtneming van het werkelijk gebruik van de goederen en diensten of van een deel daarvan.
  De belastingplichtige kan worden verplicht om het recht op aftrek uit te oefenen met inachtneming van het werkelijk gebruik van de goederen en diensten of van een deel daarvan wanneer de aftrek naar verhouding van de in paragraaf 1 bedoelde breuk leidt tot ongelijkheid in de heffing van de belasting.
  De belastingplichtige die, op 31 december 2022, het recht op aftrek uitoefent met inachtneming van het werkelijk gebruik van de goederen en diensten of van een deel daarvan, doet de in het eerste lid bedoelde kennisgeving vóór 30 juni 2023.
  De Koning bepaalt de toepassingsmodaliteiten van deze paragraaf, wat de vorm van de voorafgaandelijke kennisgeving en de in het derde lid bedoelde kennisgeving betreft, de termijn waarin de voorafgaandelijke kennisgeving gebeurt en de procedure volgens dewelke de belastingplichtige kan worden verplicht om het recht op aftrek uit te oefenen met inachtneming van het werkelijk gebruik overeenkomstig het tweede lid.".

Art.7. Artikel 6 treedt in werking op 1 januari 2023.

HOOFDSTUK 5. - Mededeling van het btw-identificatienummer
Art.8. In artikel 50, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 26 november 2009 en gewijzigd bij de wet van 15 mei 2014, worden de woorden "van andere goederen dan accijnsproducten" opgeheven.

Art.9. In artikel 53quater van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992, vervangen bij de wet van 26 november 2009 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 april 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, derde lid, worden de woorden "van andere goederen dan accijnsproducten" opgeheven;
  2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt:
  " § 2. Zij die overeenkomstig artikel 50, § 1, eerste lid, 2°, voor btw-doeleinden zijn geïdentificeerd, delen hun btw-identificatienummer aan hun leveranciers mee wanneer zij krachtens artikel 51, § 1, 2°, of § 2, eerste lid, 1°, schuldenaar zijn van de belasting in België.
  Zij die overeenkomstig artikel 50, § 1, eerste lid, 4° en 5°, voor btw-doeleinden zijn geïdentificeerd, delen hun btw-identificatienummer aan hun leveranciers mee wanneer zij schuldenaar zijn van de belasting in België krachtens artikel 51, § 1, 2°, behalve in geval van intracommunautaire verwervingen van accijnsproducten of van in artikel 8bis, § 2, bedoelde nieuwe vervoermiddelen, of krachtens artikel 51, § 2, eerste lid, 1°. ";
  3° paragraaf 4, tweede lid, wordt vervangen als volgt:
  "De leden van de btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, delen aan hun leveranciers en hun klanten het in artikel 50, § 2, tweede lid, bedoelde sub-btw-identificatienummer mee, wanneer deze eenheid schuldenaar is van de belasting in België krachtens artikel 51, § 1, 2°, behalve in geval van intracommunautaire verwervingen van accijnsproducten of van in artikel 8bis, § 2, bedoelde nieuwe vervoermiddelen, of krachtens artikel 51, § 2, eerste lid, 1°, of wanneer de leden diensten verrichten die krachtens de communautaire bepalingen geacht worden plaats te vinden in een andere lidstaat en waarvan de belasting is verschuldigd door de ontvanger van de dienst.".

HOOFDSTUK 6. - Bijzondere regelingen - Opheffing van de regeling van forfaitaire grondslagen van aanslag - Aanpassing van de regeling voor landbouwondernemingen
Art.10. Artikel 56 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 30 juli 2018 en gewijzigd bij de wet van 17 maart 2019, wordt aangevuld met de paragrafen 6 en 7, luidende:
  " § 6. De aan de normale regeling van de belasting of aan de in artikel 56bis bedoelde vrijstellingsregeling van de belasting onderworpen belastingplichtige, kan de optie bedoeld in paragraaf 4, vierde lid, niet meer uitoefenen om vanaf 1 januari 2022 gebruik te maken van de forfaitaire grondslagen bedoeld in paragraaf 1.
  De belastingplichtige die zijn economische activiteit aanvangt vanaf 1 januari 2022, kan de in paragraaf 1 bedoelde forfaitaire grondslagen niet toepassen.
  § 7. Dit artikel treedt buiten werking op 1 januari 2028.".

Art.11. In artikel 57 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 maart 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "De forfaitaire compensatiepercentages worden bepaald aan de hand van de macro-economische gegevens over de laatste drie jaar betreffende uitsluitend de landbouwondernemers onderworpen aan de regeling bedoeld in dit artikel. De percentages worden afgerond op een half procent naar beneden. Ze mogen niet tot gevolg hebben dat aan de landbouwondernemers onderworpen aan de regeling bedoeld in dit artikel gezamenlijk bedragen worden terugbetaald die hoger zijn dan de belastingvoordruk.";
  b) paragraaf 6 wordt vervangen als volgt:
  " § 6. De landbouwondernemingen blijven evenwel onderworpen aan alle verplichtingen van belastingplichtigen:
  1° wanneer de activiteit wordt uitgeoefend onder de vorm van een vennootschap met rechtspersoonlijkheid die niet erkend is als landbouwonderneming bedoeld in artikel 8:2 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;
  2° wanneer ze reeds belastingplichtige zijn wegens de uitoefening van een andere werkzaamheid, behoudens wanneer ze, voor die werkzaamheid, onderworpen zijn aan de in artikel 56bis bedoelde bijzondere regeling.
  In afwijking van het eerste lid, 2°, mogen de landbouwondernemingen de in dit artikel vastgelegde regeling blijven toepassen ten aanzien van hun werkzaamheid die binnen het toepassingsgebied van deze regeling valt, wanneer ze daarnaast op bijkomstige wijze handelingen verrichten waarvoor ze aan de normale regeling of de in artikel 56 bedoelde regeling onderworpen zijn en die voldoen aan de volgende voorwaarden:
  1° die handelingen zijn uit hun aard verbonden met de hoofdactiviteit van de landbouwonderneming;
  2° de door die handelingen gerealiseerde omzet, exclusief btw, bedraagt in de loop van het kalenderjaar niet meer dan 30 pct. van het totale omzetcijfer van de landbouwondernemingen en heeft in de loop van het voorafgaande kalenderjaar dat percentage niet overschreden.
  De Koning bepaalt de lijst van de handelingen die voldoen aan de voorwaarde bedoeld in het tweede lid.";
  c) paragraaf 7, eerste lid, wordt vervangen als volgt:
  " § 7. De Koning bepaalt de toepassingsmodaliteiten van dit artikel met betrekking tot de definitie van de landbouwonderneming, de forfaitaire compensatiepercentages en de administratieve formaliteiten die noodzakelijk zijn om de toepassing van deze regeling doeltreffend te controleren.".

Art.12. Artikel 11 treedt in werking op 1 januari 2022.

HOOFDSTUK 7. - Technische aanpassing met betrekking tot de nationale regelgeving
Art.13. In artikel 58quater, § 6, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 december 2014 en vervangen bij de wet van 2 april 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het vierde lid worden de woorden "tweede lid" vervangen door de woorden "derde lid";
  2° in het vijfde lid, worden de woorden "tweede lid" vervangen door de woorden "derde lid".

Art.14. In artikel 58quinquies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 2 april 2021, wordt paragraaf 9 vervangen als volgt:
  " § 9. De Koning bepaalt de na te leven formaliteiten met betrekking tot de aangifte van de verrichte handelingen, de betaling van de verschuldigde belasting, het bijhouden van een gepaste boekhouding, de teruggaaf van de voorbelasting en de door de in paragraaf 3, eerste lid bedoelde tussenpersoon te vervullen formaliteiten om te kunnen worden aangewezen.".

HOOFDSTUK 8. - Teruggaaf van belasting
Art.15. In artikel 76 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in paragraaf 1 wordt het vierde lid vervangen als volgt:
  "Het voor teruggaaf vatbaar overschot, zonder onderscheid naargelang de belastingplichtige al dan niet geopteerd heeft voor de teruggaaf, wordt ingehouden:
  1° tot beloop van een aan te zuiveren belastingschuld van die belastingplichtige in het voordeel van de administratie, indien die belastingschuld geen schuldvordering vormt die geheel of gedeeltelijk zeker, opeisbaar en vaststaand is;
  2° wanneer er ernstige vermoedens of bewijzen bestaan dat de aangifte of de aangiften bedoeld in artikel 53, § 1, eerste lid, 2° voor daaraan voorafgaande perioden gegevens bevatten die onjuist zijn en een belastingschuld in het vooruitzicht stellen zonder dat een daadwerkelijke bepaling ervan voor het tijdstip van de ordonnancering ervan of de verrichting gelijkgesteld met een betaling kan gebeuren, om de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde toe te laten de waarachtigheid van die gegevens na te gaan.
  Voor de toepassing van de in het vierde lid bedoelde inhouding, wordt, behoudens tegenbewijs, de door artikel 1413 van het Gerechtelijk Wetboek opgelegde voorwaarde geacht vervuld te zijn.
  De in het vierde lid bedoelde inhouding geldt als bewarend beslag onder derden in de zin van artikel 1445 van het Gerechtelijk Wetboek. De Koning bepaalt de nadere regels voor de toepassing van deze inhouding.";
  b) paragraaf 2 wordt vervangen als volgt:
  " § 2. Onverminderd de toepassing van artikel 334 van de programmawet van 27 december 2004, wordt, wanneer het bedrag van de te regulariseren belasting meer bedraagt dan het bedrag van de verschuldigde belasting door de belastingplichtige of niet-belastingplichtige rechtspersoon die gehouden is tot het indienen van de aangifte bedoeld in artikel 53ter, 1°, het verschil teruggegeven binnen drie maanden.
  De Koning bepaalt de toepassingsvoorwaarden van deze paragraaf met betrekking tot de te volgen procedure, de in acht te nemen termijnen en de vormvoorwaarden.
  Het voor teruggaaf vatbaar overschot, zonder onderscheid naargelang de belastingplichtige al dan niet geopteerd heeft voor de teruggaaf, wordt ingehouden:
  1° tot beloop van een aan te zuiveren belastingschuld van die belastingplichtige in het voordeel van de administratie, indien die belastingschuld geen schuldvordering vormt die geheel of gedeeltelijk zeker, opeisbaar en vaststaand is;
  2° wanneer er ernstige vermoedens of bewijzen bestaan dat de aangifte bedoeld in artikel 53ter, 1°, gegevens bevat die onjuist zijn en een belastingschuld in het vooruitzicht stellen zonder dat een daadwerkelijke bepaling ervan vóór het tijdstip van de ordonnancering ervan of de verrichting gelijkgesteld met een betaling kan gebeuren, om de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde toe te laten de waarachtigheid van die gegevens na te gaan.
  Voor de toepassing van de in het derde lid bedoelde inhouding, wordt, behoudens tegenbewijs, de door artikel 1413 van het Gerechtelijk Wetboek opgelegde voorwaarde geacht vervuld te zijn.
  De in het derde lid bedoelde inhouding geldt als bewarend beslag onder derden in de zin van artikel 1445 van het Gerechtelijk Wetboek. De Koning bepaalt de nadere regels voor de toepassing van deze inhouding.";
  c) het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende:
  " § 3. De niet in de paragrafen 1 of 2 bedoelde belastingplichtige kan, bij wijze van teruggaaf, de belasting recupereren die geheven werd van de aan hem geleverde goederen en verstrekte diensten, en van de door hem ingevoerde goederen en verrichte intracommunautaire verwervingen van goederen, in de mate waarin die belasting voor aftrek in aanmerking komt overeenkomstig de artikelen 45 tot 48.
  De Koning bepaalt de toepassingsvoorwaarden van deze paragraaf met betrekking tot de te volgen procedure, de in acht te nemen termijnen, en de vormvoorwaarden.
  Wanneer de teruggaaf moet plaatsvinden overeenkomstig de bepalingen inzake teruggaaf van de Richtlijn 86/560/EEG of de Richtlijn 2008/9/EG, regelt de Koning de toepassingsmodaliteiten van deze paragraaf met betrekking tot het personele toepassingsgebied, de belasting waarvoor om teruggaaf kan verzocht worden, de te volgen procedure, de vormvoorwaarden, het teruggaaftijdvak, de minimumbedragen, de in acht te nemen termijnen en de correcties, met inachtneming van het feit dat de teruggaaf op grond van de Richtlijn 85/560/EEG, waar die richtlijn dat toelaat, wordt verleend onder dezelfde voorwaarden als die van toepassing voor de teruggaaf op grond van de Richtlijn 2008/9/EG. De Koning kan daarbij afwijken van het bepaalde in artikel 82bis.".

HOOFDSTUK 9. - Verlaagd btw-tarief voor haarprothesen
Art.16. Rubriek XXIII van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 maart 1998, bekrachtigd bij de wet van 5 augustus 2003 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 juni 2021, wordt aangevuld met de bepaling onder 13, luidende:
  "13. Haarprothesen bedoeld in deel 1, hoofdstuk 2, afdeling 5, § 1, van de bijlage gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 oktober 2002 tot vaststelling van de procedures, termijnen en voorwaarden waaronder de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen tegemoetkomt in de kosten van de verstrekkingen bedoeld in artikel 34, eerste lid, 20°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, op voorschrift van de behandelende arts of dermatoloog, wanneer ze bestemd zijn voor het verlichten van de gevolgen van een chronische of langdurige ziekte of van een beperking.".

Art.17. Artikel 16 treedt in werking op 1 januari 2022.

HOOFDSTUK 10. - Verlaagd btw-tarief voor onroerende handelingen met betrekking tot privéwoningen voor gehandicapten
Art.18. In paragraaf 1 van rubriek XXXII van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in de bepaling onder 1°, c, worden de woorden ", een stichting van openbaar nut" ingevoegd tussen de woorden "zonder winstoogmerk" en de woorden "of een coöperatieve vennootschap";
  b) in de bepaling onder 3°, worden de woorden ", stichting van openbaar nut" ingevoegd tussen de woorden "zonder winstoogmerk" en de woorden "of coöperatieve vennootschap".

Art.19. Hoofdstuk 10 treedt in werking op 1 januari 2022.

HOOFDSTUK 11. - Plaatsbepalingsregels voor afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of derde land ingevoerde goederen
Art.20. In artikel 15 van van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij de wet van 2 april 2021, wordt een paragraaf 2bis ingevoegd, luidende:
  " § 2bis. In afwijking van artikel 14, § 2, en met uitsluiting van de levering van goederen onderworpen aan de bijzondere regeling van belastingheffing bedoeld in de artikelen 312 tot 341 van de Richtlijn 2006/112/EG, worden geacht plaats te hebben in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen naar de afnemer:
  1° de afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde land ingevoerde goederen in zendingen met een intrinsieke waarde van meer dan 150 euro, wanneer de goederen zich op het tijdstip van de aankomst van de zending of van het vervoer van de goederen naar de afnemer in die lidstaat bevinden en de invoer in België plaatsvindt;
  2° de afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde land ingevoerde goederen wanneer de goederen zich in die lidstaat bevinden op het tijdstip van aankomst van de zending of het vervoer van de goederen naar de afnemer en de invoer in België plaatsvindt, mits de belasting op die goederen moet worden aangegeven in het kader van de bijzondere regeling bedoeld in titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4, van de Richtlijn 2006/112/EG.".

Art.21. In artikel 53, § 2, eerste lid, 2°, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij de wet van 2 april 2021, worden de woorden "bedoeld in artikel 15, §§ 1 of 2" vervangen door de woorden "bedoeld in artikel 15, §§ 1, 2 of 2bis".

Art.22. Hoofdstuk 11 treedt in werking op 1 januari 2022.
  In afwijking van het eerste lid, heeft artikel 20 uitwerking met ingang van 1 juli 2021.

HOOFDSTUK 12. - Afschaffing van het attest van de afnemer inzake werken in onroerende staat verricht aan privéwoningen
Art.23. In rubriek XXXI, § 1, van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 juli 1986 bekrachtigd bij de wet van 30 december 1988 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 april 2013 bekrachtigd bij de wet van 19 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt:
  "3° de handelingen worden verricht aan een woning waarvan de eerste ingebruikneming heeft plaatsgevonden in de loop van een kalenderjaar dat ten minste vijftien jaar voorafgaat aan de eerste factuur met betrekking tot die handelingen;";
  b) de bepaling onder 5° wordt vervangen als volgt:
  "5° de door de dienstverrichter uitgereikte factuur en het dubbel dat hij bewaart, maken melding van het voorhanden zijn van de elementen die de toepassing van het verlaagde tarief rechtvaardigen en bevatten de volgende vermelding:
  "Btw-tarief: Bij gebrek aan schriftelijke betwisting binnen een termijn van één maand vanaf de ontvangst van de factuur, wordt de klant geacht te erkennen dat (1) de werken worden verricht aan een woning waarvan de eerste ingebruikneming heeft plaatsgevonden in een kalenderjaar dat ten minste vijftien jaar voorafgaat aan de datum van de eerste factuur met betrekking tot die werken, (2) de woning, na uitvoering van die werken, uitsluitend of hoofdzakelijk als privéwoning wordt gebruikt en (3) de werken worden verstrekt en gefactureerd aan een eindverbruiker. Wanneer minstens één van die voorwaarden niet is voldaan, zal het normale btw-tarief van 21 pct. van toepassing zijn en is de afnemer ten aanzien van die voorwaarden aansprakelijk voor de betaling van de verschuldigde belasting, interesten en geldboeten.";";
  c) de paragraaf wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Behoudens samenspanning tussen de partijen, is de dienstverrichter ontslagen van de aansprakelijkheid ten aanzien van de in het eerste lid, 5°, bedoelde voorwaarden betreffende de vaststelling van het tarief, wanneer de afnemer de factuur niet schriftelijk betwist overeenkomstig het eerste lid, 5°. ".

Art.24. In de rubriek XXXII, van de tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 30 september 1992 bekrachtigd bij de wet van 28 december 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 juni 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in paragraaf 1, wordt de bepaling onder 4° vervangen als volgt:
  "4° de door de dienstverrichter uitgereikte factuur en het dubbel dat hij bewaart, maken melding van het voorhanden zijn van de elementen die de toepassing van het verlaagde tarief rechtvaardigen en bevatten de volgende vermelding:
  "Btw-tarief: Bij gebrek aan schriftelijke betwisting binnen een termijn van één maand vanaf de ontvangst van de factuur, wordt de klant geacht te erkennen dat (1) de werken worden verricht aan een woning die, in ieder geval na de uitvoering ervan, specifiek aangepast is om door een gehandicapte als privéwoning te worden gebruikt, (2) die woning bestemd is om te worden verhuurd, door één van de personen bedoeld in rubriek XXXII, § 1, 1°, van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven en (3) die werken worden verstrekt en gefactureerd aan één van de personen bedoeld in rubriek XXXII, § 1, 1°, van tabel A van de bijlage bij het voormelde koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970. Wanneer minstens één van die voorwaarden niet is voldaan, zal het normale btw-tarief van 21 pct. van toepassing zijn en is de afnemer ten aanzien van die voorwaarden aansprakelijk voor de betaling van de verschuldigde belasting, interesten en geldboeten.";
  b) paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Behoudens samenspanning tussen de partijen, is de dienstverrichter ontslagen van de aansprakelijkheid ten aanzien van de in het eerste lid, 4°, bedoelde voorwaarden betreffende de vaststelling van het tarief, wanneer de afnemer de factuur niet schriftelijk betwist overeenkomstig het eerste lid, 4°, ".
  c) in paragraaf 3, worden de woorden "paragraaf 1," vervangen door de woorden "paragraaf 1, eerste lid,";
  d) in paragraaf 4, worden de woorden " § 1," vervangen door de woorden "paragraaf 1, eerste lid,".

Art.25. In de rubriek XXXIII, van de tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 30 september 1992 bekrachtigd bij de wet van 28 december 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 juni 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in paragraaf 1, wordt de bepaling onder 3° vervangen als volgt:
  "3° de door de dienstverrichter uitgereikte factuur en het dubbel dat hij bewaart, maken melding van het voorhanden zijn van de elementen die de toepassing van het verlaagde tarief rechtvaardigen en bevatten de volgende vermelding:
  "Btw-tarief: Bij gebrek aan schriftelijke betwisting binnen een termijn van één maand vanaf de ontvangst van de factuur, wordt de klant geacht te erkennen dat de werken (1) worden verricht aan woningcomplexen bestemd om te worden gebruikt voor huisvesting van gehandicapten en (2) worden verstrekt en gefactureerd aan een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke persoon die een instelling beheert die op duurzame wijze, in dag- en nachtverblijf, personen met een handicap huisvest en die om deze reden een tegemoetkoming geniet van een fonds of een agentschap voor personen met een handicap dat door de bevoegde overheid is erkend. Wanneer minstens één van die voorwaarden niet is voldaan, zal het normale btw-tarief van 21 pct. van toepassing zijn en is de afnemer ten aanzien van die voorwaarden aansprakelijk voor de betaling van de verschuldigde belasting, interesten en geldboeten.".";
  b) paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Behoudens samenspanning tussen de partijen, is de dienstverrichter ontslagen van de aansprakelijkheid ten aanzien van de in het eerste lid, 3°, bedoelde voorwaarden betreffende de vaststelling van het tarief, wanneer de afnemer de factuur niet schriftelijk betwist overeenkomstig het eerste lid, 3°. ";
  c) in paragraaf 3, worden de woorden "paragraaf 1," vervangen door de woorden "paragraaf 1, eerste lid,";
  d) in paragraaf 4, worden de woorden " § 1," vervangen door de woorden "paragraaf 1, eerste lid,".

Art.26. In rubriek XXXVIII, § 1, van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, ingevoegd bij de programmawet van 4 juli 2001 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 januari 2016 bekrachtigd bij de wet van 22 oktober 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt:
  "3° de handelingen worden verricht aan een woning waarvan de eerste ingebruikneming heeft plaatsgevonden in de loop van een kalenderjaar dat ten minste tien jaar voorafgaat aan de eerste factuur met betrekking tot die handelingen;";
  b) de bepaling onder 5° wordt vervangen als volgt:
  "5° de door de dienstverrichter uitgereikte factuur en het dubbel dat hij bewaart, maken melding van het voorhanden zijn van de elementen die de toepassing van het verlaagde tarief rechtvaardigen en bevatten de volgende vermelding:
  "Btw-tarief: Bij gebrek aan schriftelijke betwisting binnen een termijn van één maand vanaf de ontvangst van de factuur, wordt de klant geacht te erkennen dat (1) de werken worden verricht aan een woning waarvan de eerste ingebruikneming heeft plaatsgevonden in een kalenderjaar dat ten minste tien jaar voorafgaat aan de datum van de eerste factuur met betrekking tot die werken, (2) de woning, na uitvoering van die werken, uitsluitend of hoofdzakelijk als privéwoning wordt gebruikt en (3) de werken worden verstrekt en gefactureerd aan een eindverbruiker. Wanneer minstens één van die voorwaarden niet is voldaan, zal het normale btw-tarief van 21 pct. van toepassing zijn en is de afnemer ten aanzien van die voorwaarden aansprakelijk voor de betaling van de verschuldigde belasting, interesten en geldboeten.".";
  c) de paragraaf wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Behoudens samenspanning tussen de partijen, is de dienstverrichter ontslagen van de aansprakelijkheid ten aanzien van de in het eerste lid, 5°, bedoelde voorwaarden betreffende de vaststelling van het tarief, wanneer de afnemer de factuur niet schriftelijk betwist overeenkomstig het eerste lid, 5°. ".

Art.27. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 januari 2022.
  In afwijking van het eerste lid, mogen belastingplichtigen tot 30 juni 2022, in plaats van de vermelding op de factuur, gebruik maken van de attesten bedoeld in de rubrieken XXXI, XXXII, XXXIII en XXXVIII, in hun versie van toepassing voor 1 januari 2022.

HOOFDSTUK 13. - Bijzondere regeling voor de deeleconomie
Art.28. De artikelen 13 en 14 van de wet van 27 juni 2021 houdende diverse bepalingen inzake belasting op de toegevoegde waarde worden opgeheven.

Art.29. Artikel 28 treedt in werking op 31 december 2021.

HOOFDSTUK 14. - Wijziging van het artikel 91 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde
Art.30. Artikel 91, § 1, eerste lid, 4°, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, ingevoegd bij de wet van 19 december 2014, wordt vervangen als volgt:
  "4° binnen de termijn vastgesteld in de artikelen 58ter, § 6, vierde lid, 58quater, § 6, negende lid, 58quinquies, § 6, vierde lid en 58sexies, § 3, tweede lid en in uitvoering van de artikelen 367, eerste lid, 369decies, eerste lid en 369tervicies, eerste lid, van de Richtlijn 2006/112/EG.".

HOOFDSTUK 15. - Bekrachtiging van koninklijke besluiten genomen in uitvoering van artikel 37, § 1, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde
Art. 31. Bekrachtigd worden met ingang van hun respectieve dag van inwerkingtreding:
  1° het koninklijk besluit van 27 april 2021 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven met betrekking tot de restaurant- en cateringdiensten;
  2° het koninklijk besluit van 29 september 2021 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven met betrekking tot mondmaskers en hydroalcoholische gels.